Waar drijft de blokkade Frankrijk heen? m m Uit andere bladen éi té- wbêaal mm dm da Darlan's dreigen met de vloot He| Camera-mysterie wm DINSDAG 1 APRIL 1941 mm BEURS VAN NEW-YORK De opheffing van deviezengrens Lily Bouwmeester in „De Model echtgenoot" Tentoonstelling in de Bossche Leeszaal De Raad van Slate Cultuurtechnische Werken Tweede meisje 1 Fractioneele koerswinsten bij iets gunstiger ondertoon Koersen Ned. Clearinginstituut Distributie van terpentijn en lijnolie voor schilders 3'4 76% 3% 62% 20% 9% 133% 32% 42% 3% 26% 2% 12% 24% 4 DOOR PERCY KING (Van een corresporident te Parijs) Parijs, 15 Maart Frankrijk, dat in de eerste plaats een land- bouwland is, heeft nooit in zijn eigen voeding kunnen voorzien. Zelfs voor de broodvoorziening moest een ontzaglijke hoeveelheid graan uit Rus land, vroeger uit Canada vooral, worden inge voerd en ondanks een krachtige bescherming van den landbouw en bijna fabelachtige premies voor den bouw van bepaalde gewassen, kon daar geen verbetering in worden gebracht. Voor oliën en vetten was het op zijn koloniën aangewezen. We behoeven ons niet in statistieken te be geven om den omvang van den invoer van levensmiddelen te meten. Iedereen weet, dat zonder dien invoer de hongersnood dreigt. Zelfs in dezen tijl van tot op het uiterste doorgevoerde restricties kan Frankrijk niet buiten invoer van levensmiddelen. Wij eten wel dadels, maar dat schijnt zoo ongeveer alles te zijn wat uit de meest nabije koloniën komt, zoo ze niet te Marseille in voorraad waren. Olie wordt slechts buitengewoon schriel toegemeten. Maar het afsnijden van den invoer door de Brit- sche blokkade zou nog niet zulke noodtoestanden in het leven hebben geroepen, als niet de laat ste oogst mislukt was en alsop het oogenblik, dat de invoermoeilijkheden begonnen, Frankrijk zijn voorraad op peil had weten te houden. De regeering, die zoo roekeloos den oorlog onder nam, had niet alleen op militair gebied alle voor zorgen nagelaten, ook voor wat de voeding be treft, had zij niets voorzien. Die nalatigheid heeft er veel toe bijgedragen, dat men zoo snel is vastgeloopen. Sinds het roer werd omgeworpen en de kata- strophe de werkelijkheid heeft bloot gelegd, heeft men zich wel herinnerd, dat Frankrijk nog altijd een rijken bodem heeft en dat het land er ook politiek heel wat minder slecht aan toe zou zijn als men niet sinds een eeuw de dwaasheid had begaan het land te ontvolken. De machten, die het land regeeren, hadden siechts oog voor de rijkdom gevende nijverheid, die haar arbeidskrachten aan het land onttrok, en hoe groot de trek der landbouwers naar de groote steden ook was, hij kon nimmer vol doende zijn om de industrie van arbeiders te voorzien, waarom men honderdduizenden uit den «vreemde heeft laten komen. Of de landbouw daarmee ten gronde dreig de te gaan, daarnaar vroeg men niet, bereid als men was den landbouw, die de meeste kiezers opleverde, op de een of andere wijze te heipen. Dat helpen bestond uit niet veel meer dan een kunstmatige opdrijving der landbouwprijzen door middel van premies en beschermende rechten, die Juist nog in staat waren den landbouwer niet te doen omkomen, maar overigens de noodzaak van een grooten invoer lieten bestaan. Het ge volg was, dat steeds minder hektaren wer den bebouwd en Frankrijk het land werd der verlaten boerderijen en braak liggende akkers. Men heeft altijd wel gewaarschuwd, dat het op die manier mis zou loopen, maar er werd ondanks de vele mooie woorden niets aan gedaan. Eerst in den afgeloopen zomer is de „terugkeer naar het land" daadwerkelijk on dernomen. Dat schijnt nu werkelijk de hoek steen van de nieuwe politiek te zijn gewor den. Of deze slagen zal is een andere zaak. Ket schijnt nogal moeilijk van de boeren die stedelingen zijn geworden weer opnieuw land bewoners te maken. Voorloopig zal de honger daarbij wel helpen. Zoolang nog het aantal werkloozen over het millioen loopt, zullen er velen zijn, die den arbeid op het land boven de misère in de groote steden zullen verkiezen. Maar zullen zij werkelijk de stad willen ver geten als zij opnieuw den harden arbeid op het land hervatten? De hoop is gevestigd op de jongeren, dip nog wel te hervormen zijn, vooral als men kloek den weg op gaat van het modemiseeren van den landbouw, die hier voor het overgroote deel nog van aartsvaderlijke achterlijkheid is. Maar zeifs als die terugkeer naar het land mocht slagen, dan zullen de goede gevolgen daarvan eerst over eenige jaren zijn te be merken. Voorloopig zal Frankrijk nog niet in zijn eigen voeding kunnen voorzien, ook al zou het gelukken een aantal van zijn zeer ver minderde schepen het een en ander uit de naast- bijgelegen koloniën te laten halen en te doen aankomen. Er zijn echter nog honderd andere moeilijkheden, die de bevoorrading ontoereikend maken. Het had zelfs maar weinig gescheeld of de pogingen om den landbouw meer arbeids krachten te geven waren doelloos geweest. Duitschland is toen te hulp gekomen met za den en pootgoed, zooals het ook dezen winter aardig is bijgesprongen, toen de voedselvoorzie ning vastliep, nJ. door het beschikbaar stellen van aardappelen, die geheel ontbraken, door thans groote hoeveelheden graan te zenden, waardoor de broodkaart niet buitensporig verminderd behoeft te worden en door zelf nagenoeg geheel voor den leeftocht van het bezettingsleger te zorgen. Als Frankrijk dus op het oogenblik op in voer van voedingsmiddelen aandringt, dan is dat voor eigen, grooten nood en in elk geval voor hoeveelheden, die zeer klein zijn in verge lijking met wat anders normaal voor de voed selvoorziening werd aangevoerd. Van dien ge- vraagden invoer zou het nu eenmaal niets kunnen afstaan en daarom is er geen Fransch- man, die iets voor het argument kan voelen, dat ingevoerde voedingsmiddelen het oorlogvoe rende Duitschland ten goeden zouden komen. Hij begrijpt niet, dat Engeland, dat toch op de hoogte moet zijn van den waren stand van zaken, zich op de eischen van de blokkade durft te beroepen om den invoer van levensmiddelen in Frankrijl^ te bemoeilijkefi. Van het eerste oogenblik af dat Fransche vrachtschepen door de Britsche marine wer den opgebracht of getorpedeerd, is dan ook een storm van verontwaardiging door het land gegaan. En toen later ook de navycerts geweigerd werden zelfs voor de Amerikaan- sche zendingen van kindervoedsel, onder controle van het Roode Kruis in het onbe zette gebied te verdeelen, heeft men zich de vraag gesteld: wat wil Landen? Wil het Frankrijk uithongeren, dan zal Frankrijk zich weten te verdedigen. In de publieke opinie had men al langer op een energieke houding aangedrongen. Men keer de zich zelfs met veel wrevel tegen de regeering van Vichy, aan welke gevraagd werd, zoo het moest, de blokkade met geweld te breken. Men verloor daarbij zeker niet uit het oog, dat het gebruiken van geweld tot een conflict zou kun nen leiden. Er mogen nog lieden zijn, die in de illusie leven dat Engeland den loop van 'den oorlog zal kunnen wijzigen, er zijn er niet veel meer die nog sympathie voor Engeland gevoelen. Na de wijze, waarop Engeland in den strijd aan zijn bondgenootschappelijke plichten heeft vol daan, na de bejegening der Fransche marine- te Mers-el-Kebir en voor Dakar, na al wat, sinds daarover gesproken mag worden, bekend is geworden van de voogdij, die Londen over de Fransche buitenlandsche politiek voerde is het volk de Britsche houding wel wat anders gaan bekijken dan door de kunstmatige sym pathiebetuigingen, die het van boven af werden voorgehouden. Men hoopte op Amerika, maar ook van dien kant kwam slechts teleurstelling. Men weet wel dat een groot deel van de publieke opinie voor onmiddellijke hulp in de voedselvoorziening van Frankrijk is. Men heeft Amerika trouwens geen aalmoes gevraagd, maar alleen verzocht de voedingsmiddelen te kunnen koopen en men rekende er op, dat Amerika van zijn grooten invloed op Londen zou gebruik maken om de doorlating dier levensmiddelen te verkrijgen. Amerika toch zou eischend in Londen kunnen optreden. Men heeft echter de zwakke houding van Washington ondervonden en een tergend talmen in de onderhandelingen. Toen dan ook eindelijk Darlan met de mede- deeling kwam, dat voortaan de Fransche marine de vrachtschepen met levensmiddelen, voor Frankrijk bestemd, zou weten te verdedigen, vond dit den besten weerklank. Men toonde zich niet bevreesd voor de ge- witter:-! De jeugd leert de liefde voor de natuur. Op vier plaatsen in Amsterdam zijn Zaterdag de school-werktuinen officieel geopend. De eerste werkzaamheden onder deskundige leiding. (foto Pax-Holland) volgen, die zulk een maatregel na zich zouden kunnen sleepen, hoewel men zich goed voor oogen stelde, dat een dergelijke verdediging tot n gewapend conflict zou kunnen leiden. Als En geland het dan wil, nu, dan moet het t maar weten, zei men. En het is dan ook wel heel merkwaardig, dat men weer veel over de vloot spreekt, die ondanks de verliezen, die de Britsche overrompelingen haar toebrachten, nog altijd een respectabele macht vertegenwoordigt. Een geweldig „atout", waarvoor men in Amerika de oogen niet sluit. Vijftien slagvaardige kruisers, 24 torpedo jagers, 38 torpedobooten en een groot aantal onderzeeërs vormen nog altijd een kem voor een sterke marine en zijn een „argument" waarmee Londen ten slotte zelf ook rekening zal hebben te houden. Maarschalk Pétain is echter met dat argument maar schoor voetend voor den dag gekomen en heeft eerst de humane overredingen willen uitputten. Hij heeft een ontroerend beroep op Amerika gedaan, vooral in zijn toespraak tot de Ame- rikaansche journalisten, en men kan niet zeggen dat zijn beroep in Amerika niet ver staan werd, doch alleen het Witte Huis werd er niet door ontroerd. In toenemende spanning volgt nu de Fran sche publieke opinie de besprekingen te Washington en ook de actie van het Ameri- kaansche Roode Kruis en diens president Daves, maar men kent Londen wel voor zooveel, dat men nog niet al te gerust is op den afloop. Want het is alleen de Britsche onwil, die in het geding is. Frankrijk is tot alle verzekeringen bereid om te waarborgen, dat de levensmiddelen niet een andere bestemming zullen verkrijgen, dan die voor welke ze gekocht zijn. Met groote voldoening wordt erkend, dat Berlijn alle mede werking heeft getoond en gewaarborgd heeft, dat die levensmiddelen niet zullen worden op gevorderd. Frankrijk wil echter niet de distri butie geheel en al aan het Amerikaansche Roode Kruis overlaten, waardoor die distributie het karakter zou krijgen van een bedeeling. Trou wens, dezelfde moeilijkheden, die voor de Ame rikaansche leveringen bestaan, kunnen eiken dag voor andere transporten evenzeer een ener giek optreden noodzakelijk maken. Voor het oogenblik zijn reeds 108 Fransche schepen aan de Britten verloren gegaan. Ook dat verscherpt de verhoudingen met den dag. Voor het oogenblik is echter een mildere toe passing van de blokkade ten behoeve van de voedselvoorziening voor het onbezette gebied het actueele vraagstuk. Maar dan ook van een actualiteit, die geen uitstel van beslissing meer toelaat. Zou morgen bijvoorbeeld het bevel van Darlan ten uitvoer gelegd worden, dan kan men ei op rekenen, dat de vloot haar plicht zal doen en dat, wat er ook van komt-, de geheele pu blieke opinie haar steunt. Kr. Het gezelschap „De Nederlandsche Film spelers" onder leiding van Jan de Hartog en Lily Bouwmeester, heeft besloten het bekende stuk „De Modelechtgenoot", in de bewerking van J. C. v. d. Horst op te voeren. Lily Bouwmeester zal de vrouwelijke hoofd rol vervullen. Constant van Kerckhoven heeft de regie in handen en zal zelf ook een belang rijke rol in het stuk spelen, Wim Van der Plas te Udenhout houdt van 5 tot en met 20 April een tentoonstelling van schilderijen in de Openbare Leeszaal te 's-Her- togenbosch. Tonny Schifferstein en Theo Trimbos zullen deze tentoonstelling muzikaal inleiden op Za terdag 5 April te half vier des namiddags. Aan een artikel, dat prof. dr. F. C. Gerretson in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" schreef ter inleiding van een aantal beschouwingen over den Raad van State, ontleenen wij het vol gende: „Een bloeiende stad, door een aardbeving geteisterd, ligt in puin. De burgerij, na kort versagen, neemt een kloek besluit. Zij zal haar stad, schooner dan zij was, herbouwen. Maar volgens welk plan? Dient al het oude geslecht? Zal de nieuwe stad iets oneigens zijn, dat, hoe schoon en groot, even goed als aan den vaderlandschen stroom overal elders ter wereld zou kunnen liggen? Veel. zeker, is onherstelbaar vernield. Veel ook, dat staande bleef, is het herstellen niet waard, omdat het beter en schooner in den stijl van den eigen tijd kan worden opge trokken. Maar gelukkig! boven de puinen rijst in het hart der stad, machtig in zijn ontred dering, het massief van een toren, monu ment van den roem van het verleden, dat op zijn diepliggend fundament de aard beving heeft getrotseerd. En nu is het bouw plan, dat aller wenschen bevredigt, spoedig vastgesteld. Het oude bouwwerk, dat de aard beving heeft getrotseerd, zal, hersteld, de kem vormen van de nieuwe stad. Zoo zal de burgerij, in de nieuwe woonstede, haar oude stad kunnen liefhebben. Zoo wordt een groot verleden met een groote toekomst ver bonden. Urbs non omnis moritura! Zooals in die stad gaat het ook met onze staatsorde. Veel is verwoest. En velen zijn afkeerig van herbouw in nieuwen stijl, om' dat zij het verwoeste als kenmerkend Ne- derlandsch beschouwen. Maar vaak geschiedt dit ten onrechte. Veel was ons enkel lief, omdat wij het gewoon waren. En niet weinig daarvan zal bij rustig onderzoek blijken het herstellen in den ouden stijl niet waard te zijn, omdat het slechts schoon gepleisterde, doch innerlijk wrakke revolutie-bouw was. Wil men een voorbeeld? Hoe velen houden niet het „parlementaire stelsel" voor een wezenlijk bestanddeel van onze op volks invloed berustende staatsinstellingen! En toch is dit stelsel slechts een zeer re cente liberale vervorming van onze histo rische constitutie, die niet weinig tot ver zwakking van ons staatsbestel heeft bijge dragen. Maar ook zijn er instellingen die him levenskracht hebben bewezen. Tot deze behoort zonder twijfel de Raad van State, die ook onder de bezetting zijn belangrijke taak in stilte is blijven verrichten. Zou hij wellicht het aangewezen uitgangspunt voor Staatsherstel kunnen zijn?" Wij lezen in het laatste nummer van „De Unie": „Nu ons land goeddeels is afgesneden van de verbindingen over zee, moet de toestand van onzen landbouw nog meer dan in andere tijden de eerste zorg uitmaken van de Over heid. Want terwijl vroeger nog levensmid delen konden worden aangevoerd uit andere landen, is thans de voedselvoorziening van ons land bijna uitsluitend aangewezen op de binnenlandsche productie. En toch moet ons volk leven!' Koren en aardappels zijn er evenveel noodig als vroeger. „Alles dus, wat den toestand van onzen landbouw kan verbeteren, vraagt vooral nu de meest ernstige aandacht der bevoegde instanties. En daartoe behooren zeker niet in de laatste plaats de cultuurtechnische werken. „Hoe uitgebreid deze werken zijn, blijkt Uit de volgende gegevens. Voor het jaar 1941 is èoedgekeurd voor ontginning, herontgin ning en ruilverkaveling een oppervlakte van meer dan 60.000 H.A. Daarbij de verbetering door kanalen, dijken e. d. tot een lengte van meer dan 7000 K.M. In totaal voor een bedrag van meer dan 70 millioen guldens. Tienduizenden zouden hier kunnen wor den te werk gesteld en een eerlijk stuk brood verdienen. Tienduizenden kleine boe ren en landarbeiders zouden hierdoor van een kommervol bestaan kunnen worden gered. „En toch gebeurt er in werkelijkheid bijna niets. Uit Brabant, uit Overijsel, uit Drente, van overal komen de klachten binnen: Hier kan niet met een ontginning begonnen wor den, omdat er geen arbeidskrachten zijn. Elders moet een ontginning worden stil gelegd, omdat er geen arbeidskrachten zijn. Op een derde plaats kan niet in het ver- eischte tempo worden doorgewerkt, omdat er geen arbeidskrachten zijn. En toch gaan intusschen duizenden van onze landarbei ders naar Duitschland, omdat zij werkloos zijn. „Daar moet dus ergens iets niet kloppen En dat is inderdaad het geval. „De toestand is namelijk zoo. De gelden, die voor deze cultuurtechnische werken noodig zijn, worden verstrekt door het werk- loosheidssubsidiefonds, d. o. het departement van Sociale Zaken. Dit beteekent, dat onze landarbeiders in de ontginningen e. d. eerst kunnen worden te werk gesteld, als zij werkloos zijn. „Een eenvoudige overschrijving van So ciale Zaken naar Landbouw zou aan dezen toestand een einde maken. En zij zou een beteren toestand geven. In eerste instantie hoort het onderwerp immers bij Landbouw thuis. „Een vooruitziende regeeringtpolitiek moet weten, dat voorkomen beter is dan genezen. Dat het van sociaal oogpunt uit beter is ontginningen te laten verrichten door vol waardige krachten dan hetzelfde werk toch te moeten laten doen, maar nu door werk loozen in werkverschaffing. ,,Het is soms om radeloos te worden te zien, met hoe tragi n gang achter de regee- ringsbureaux zaken worden behandeld, waar aan het lot hangt van vele landgenooten, ja, van ons gansche volk. Want eenerzijds zouden tallooze kleine boeren en landarbei ders geholpen kunnen worden, anderzijds zou de voedselpositie van ons volk aanmer kelijk verbeterd kunnen worden. Twee vlie gen in één klap dus!" Willy was dienstmeisje bij mevrouw Hilcourt. j. weede meisje, voor het kleinere werk. Des avonds om zeven uur was haar dagtaak ten einde en ging zij naar huis om den volgenden morgen tegen acht uur weer terug te komen in het groote, mooie huis van de familie Hilcourt aan de Maerlantstraat, een breede, moderne laan met prettige villa's en fleurige plantsoenen. Zij was er nog slechts kort in betrekking, enkele maanden nog maar. Doch zij vond het er heerlijk; de vertrekken, smaakvol gemeubeld; de gangen en de trappen, met zware, dikke ta pijten belegd; en de keuken, die van alle ge makken /was voorzien. En ook de menschen in dit huis waren aardig en vriendelijk, van me vrouw af tot en met de kinderen, ja zelfs het eerste meisje, dat intern was en als haar on middellijke chef fungeerde. Nu moest zij enkele boodschappen doen, bijna aan den anderen kant van de stad. En daar in die winkelstraat, toen zij haar boodschappen al had gedaan en nog even langs de rijke etalages liep, ontmoette ze hem. Hem, dat was niemand anders dan Gerard Smolders. Voor het eerst had ze hem ont moet cp het par- tijtje van de fa milie Deel, en daarna nog een keer bij een van E E haar vriendinnen E E thuis. Hij was zoo vlot, zoo ongedwongen en zoo vroolijk, dat hij haar meteen aanstond. Er was dien avond ge danst, en zij had meer dan één dans met hem gemaakt Nu zag ze hem dan voor de derde maal. Veel wist ze nog niet van hem, en hij kende haar ook slechts half. Twee keeren hadden zij elkander ontmoet, en dan nog maar in gezelschap van vele anderen. Maar nu was er niemand die hun belette, ongestoord met elkaar te praten. Hij ontdekte haar temiaden van het gewoel der haastige voorbijgangers. Hij kwam op haar toe: „Willy!" zei hij verrast, „Jij hier? Wat een geluksvogel ben ik, jou hier te treffen!" En zij op haar beurt achtte zichzelf heel ge lukkig, omdat het toeval haar zoo gunstig was geweest. Samen liepen ze langs de winkels, tot de dichtstbijzijnde tramhalte. „Mag ik je naar huis brengen?" vroeg hij, en voordat zij het zich goed had gerealiseerd had ze geknikt: „Goed, ik moet naar de Maerlantstraat". Waar op hjj antwoordde: „Maerlantstraat? Hé, dat is toevallig, daar moet ik vandaag ook juist naar toe! Dat kan ik dus in één moeite door doen". Ze stapten op de tram. Zij deed alle moeite, haar zwarte katoenen jurkje en het witte kan ten schort te verbergen. „Wóón je in de Maer lantstraat?" vroeg hij. En opnieuw had zij voordat zij het wist beaamd: „Ja, nummer drie woon ik". Eerst later drong het tot haar door dat hij ongetwijfeld moeite zou doen, haar tot de deur te brengen, en dat hij dan merken zou dat zi) daar in het geheel niet woonde. Terwijl ze met hem sprak piekerde ze erover, hoe ze het zou aanleggen, oen het bedrog niet te doen uit komen, maar er schoot haar tijdens den tram rit niets te binnen. Haast tot haar spijt legde de tram in minder dan een kwartier den afstand af van de win kelstraat tot de halte die het dichtst bij de Maerlantstraat lag. Met een zucht stond ze op, sprong ze uit den wagen. Nu kwam het moei lijkste, wist zij. Opeens wist ze nu, 1« ze zich zou gedragen. Ze zou gewoon aanbellen, en als Annie kwam opendoen zou ze haastig naar binnen wippen, voordat Annie een aanmeiaing kon hebben gemaakt dat ze niet door het sous- terrain naar binnen was gekomen. Op die ma nier zou Gerard niets merken en geen oogen blik argwaan krijgen. Als ze zich maar goed hield en niet geagiteerd zou doen! Ze gaven elkaar een arm. Het leek haar een heerlijkheid. De vaste greep van z'n arm om den haren. Zijn stem zoo dichtbij. Alles zoo heel nieuw, zoo betoovcrend! Ja, het was een heer lijkheid. Jammer alleen dat alles te spoedig uit moest zijn, dat ze direct weer naar binnen moest en hem voor wie weet hoelang weer uit het oog zou verliezen. Voor de deur van nummer drie hield ze stil. .Woon je hier?" vroeg hij. „Ja!" antwoordde ze zacht, en ze kon het niet helpen, dat, in de portiek, opeens twee armen om haar heen sloe gen en eensklaps ziin srezioTV dicht- bii het hare was. En ook kon ze het al niet heipen dat hij in haar ooren fluisterde: „Jij lieve, kleine leuge naar. Dacht je nu heusch, dat ik het niet wist? Natuurlijk woon je hier niet, maar ben je hier alleen overdag maar, alsals..-." en nu kreeg ook hij een kleur. Toch ging hjj woort: „Tk begreep het allang, toen je zei dat je Maer lantstraat 3 woonde. Want Maerlantstraat 5 woont mijn tante, en aan haar moest ik van daag een bezoek brengen. En het spreekt van zelf dat ik wel wist, dat de buren van mijn tante geen dochter hebben die. Willy heet! Maar of jij hier nu woont of niet, dat verandert voor mij niets hoor. Ga jij nu maar binnen op num mer drie, dan ga ik naar nummer vijf! Enne mag ik dan nog eens vaker in deze straat ko menook als ik niet kom voor nummer vijf, maar voor iemand van nummer drie Ze knikte alleen maar! (Nadruk verboden) NEW-YORK, 31 Maart 1941. Op de New- Yorksche effectenbeurs was de ondertoon bij het begin der nieuwe week wat gunstiger. De iets verbeterde verstandhouding tusschen werk nemers en werkgevers werkten ten deele sti- muleerend, al bleef men over het algemeen nog terughoudendheid betrachten. De omzetten waren dan ook gedurende het verloop betrekkelijk klein, ofschoon er fractio neele koersverbeteringen vielen op te merken. Deze kwamen vooral voor bij staalwaarden, spoorwegfondsen en enkele specialiteiten. De handel in automobielwaarden was uiterst luste loos. Luchtvaartaandeelen waren prijshoudend. Met aandacht werden de politieke gebeurtenissen gevolgd, terwijl men tevens met opmerekzaam- heid kennis nam van de verdere contröle-maat- Koersen voor stortingen op 1 April 1941 te gen verplichtingen luidende in: Reichsmarken 75.36. Belga's 30.1432. Zwitsersche francs 43.56. Fransche francs 3.768. Lires 9.87. Deensche kronen 36.37. Noorsche kronen 42.82. Zweedsche kronen 44.85, Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42. Tsjechische kronen (nieuwe schulden) 7.54. Dinar (oude schulden) 3.43. Dinar (nieuwe schulden) 4.23. Turksche ponden 1.45 Lewa 2.30. Pengö (oude schulden) 36.519. Fengö (nieuwe schulden) 45.89. Zloty (oude schulden) 35. Zloty (nieuwe schulden) 37.68. regelen, die op het binnenlandsche bedrijfsleven worden toegepast, zooals bijv. het vaststellen van maximumprijzen voor zinkschroot. Het Amerikaansche ijzer- en staalinstituut raamt voor deze week de bedrijvigheid in de staalindustrie op 99.2 pet. tegen 99.8 pet, in de voorafgaande week en 61.7 pet. in de over eenkomstige week van het vorig jaar. Tijdens het laatste beursuur werden public utilities vrij levendig verhandeld en boekten fractioneele koerswinsten, als gevolg van de beslissing van de S.E.C., dat de bezitters der gewone aandeelen op voet van gelijkgerechtigd heid zullen worden behandeld, wanneer tot vrij willige reorganisatie der maatschappijen wordt overgegaan. In de overige afdeelingen bleef de handel lusteloos. De beurs sloot prijshoudend. Vandaag werden 658 fondsen verhandeld. Daarvan zijn er 294 in koers gestegen, 179 ge daald. De noteeringen der 185 overige bleven onveranderd. Slotk. Slotk. Slotk Slotk. NEW-YORK Allied Chem American Can Am. Smelting Amer Tel Tel Am. Tobacco B Anac. Copper Atchis Topeka - Baltim. Ohio Bethlehem St. Canada Pacif Chrysler Corp Cons Edison Delaw Huds Eastman Kod Gener Electric Gen. Motors Hudson Motor Intern. Nickel Int. Tel. a Tel. N. Y. Central. Pennsylvania Radio Corp St. Oil N.-Jers Union Pacific Un. St. Rubber Un. St. Steel Westing house Woolworth laten, t ex-dlv„ OFFICIÉEEE PUBLICATIE v. <1 DEPARTEMENT VAN HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART De Secretaris-Generaal van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart maakt bekend, dat de hoeveelheden terpentijn en lijn olie, welke op de door de plaatse lijke distributiediensten aan schil ders uit te reiken bonnen kunnen worden betrokken voor de periode- van 1 April1 Mei 1941, als volgt zijn vastgesteld: 1 liter kunstterpen tijn per bon voor terpentijn en 1 liter rauwe lijnolie of gekookte olie of standolie per bon voor lijn olie. 31/3 154 86 V2 39% 160% 69 25% 25 V4 35 76% 3% 62% 21 9% 134 32% 42% 3% 26% 2% 12% 24% 4% 35% 77% 22% 56% 94% 29% i ex-recht., 29/3 154 86% 39% 160% 69 24% 25% 34% 77 22 57 94 30 28/3 153 !4 86% 39% 162 68% 24% 25% 3% 76% 3V2 62% 20% 9% 134y2 32% 42% 3>/a 26% 2% 12% 24% 4 35 75% 22% 56% 94 30% ex-coup-. 27/3 15354 86'4 40 163 8614 24% 25% 3% 77% 3% 64% 21 10% 13414 32% 43 314 26'A 2% 12% 24 4 3514 76% 22% 57% 9434 30i,4 bied. De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam deelt het volgende mede: Op 1 April 1941 houdt de deviezengrens tus schen het bezette Nederlandsche gebied en Duitschland op te bestaan. Dientengevolge kan het wederzijdsche betalingsverkeer zich in het algemeen wederom onmiddellijk over de parti- culiere credietinstellingen, oVer de post enz. afwikkelen. Tusschen de beide circulatiebanken, de Neder landsche Bank en de Duitsche Reichsbank, is sedert langen tijd overeengekomen, dat aan alle transacties de waardeverhouding R.M. 100 75.36 wordt ten grondslag gelegd. I)eze koersverhouding geldt voor de toekomst ook bij omwisseling van bankbiljetten en mun ten. (Nadruk verboden) „Zou 't jacht niet op drift zijn geraakt?" opperde Eleanor zachtjes. „Bij zulk weer? Er is nagenoeg geen wind, niet meer dan Hij brak af, iets kwam tegen de jol aan, dreef na de botsing weg. Henderson greep een riem, trok 't voorwerp naar zich toe en haalde 't bin nen. 't Bleek een luchtkussen te zijn. „Waar komt dit vandaan?" vroeg 't meisje verbaasd. „Zulke dingen vallen maar niet uit de lucht." „Evenmin groeien ze op den bodem van de baai." 't Was Henderson, of hij na de woorden verstijfde; een ontzettend vermoeden kwam in hem op. Een vermoeden, dat werd gevoed door 't opduiken -van een tweede kussen. Eleanor legde een hand op zijn arm. Haar stem beefde. „Uitgesloten, dat ze een tijd ge leden zijn gezonken en nu pas zouden boven komen." „Neen, maar de kussens waren in de kajuit. De boot is naar de diepte gegaan 't kan niet anders." Zij tuurden nog eenigen tijd, doch er kwani niets meer aan de oppervlakte, Henderson leunde ver uit de jol, om te trachten, wat van t gezonken jacht te ontdekken. Doch hij keek in een donkeren spiegel, die niets weerkaatste. „Hoe ter wereld is zooiets mogelijk?" Hen- dersc-.'s vraag was meer tot zichzelf dan tot Eleanor gericht, ,,'k Heb er niets van gemerkt, dat 't jacht water maakte, toen 'k er met Settle was. Tenzij misdaad in 't spel is, begrijp 'k niet, hoe 't zoo gauw kon zinken." Hij zweeg even. Een gedachte kwam in hem op en zonder aar zelen besloot hij, er naar te handelen, ,,'k Ga duiken. Voor de veronderstelling, dat Jerome heeft gepoogd, Settle te vermoorden, bestaat alleen dan eenige grond, wanneer 'k hem niet aan boord vind." „Doe 't niet in donker," raadde zij af. ,,'t Moet, zonder uitstel gebeuren. U excuseert me?" Hij ontdeed zich van 'zijn bovenkleeren, schoenen en sokken, legde alles achter in de boot bijeen. „Doe 't niet," drong 't meisje nogmaals aan. .,t Is veel te donker; u ontdekt niets." Hij lachte geruststellend. „Maak u over mij niet ongerust; 'k zou den kost als duiker kunnen verdienen, als 't moest. Blijf zooveel mogelijk met de jol op deze plaats, wilt u?" Toen schoot hij vooruit, dook. Door de plot selinge beweging schommelde de boot zóó hevig, :!at Eleanor met beide handen zich vastgreep. 't Kwam Henderson voor, of de duik hem slechts een paar voet onder den waterspiegel had gebracht. Met inspanning van alle krachten boorde hij zich dieper de kilte in. Duisternis was boven hem en kroop van onder langs zijn lichaam op. Hij begreep, dat 't een tref zou wezen, indien de eerste poging reeds succes had. Langzaam werkte hij zich voorwaarts, 't Geluk was mét hem: weldra raakte hij iets hards, dat koud en glad aanvoelde. Hij had zoowaar 't jacht reeds ontdekt, maar miste de kracht om er op te klauteren; zijn slapen hamerden en in zijn ooren was een gedreun als van een onafgebroken donder, 't Kostte hém moeite, omhoog te komen. Een tiental meter voorbij de jol kwam hij boven en bleef liggen, water trappend, lucht inzuigend. Onmiddellijk roeide Eleanor naar hem toe. „Recht onder me," hijgde Henderson. „Ik was niet diep genoeg gedoken en moest meer van mijn krachten vergen dan 'k vermoedde. Van deze plaats zal 't beter lukken." Door 't meisje geholpen, klom hij in de jol. „U weet nu, waar 't ligt," protesteerde zij. „Wees verstandig en wacht den dag af." Hij schudde 't hoofd, ,,'k Moet zekerheid hebben, of Jerome aan boord is." Henderson klakte met de tong, toen hij een rol touw zag liggen. „Dat zal te pas komen." Zijn opgewekt heid was voorgewend; hij dacht aan zijn nieuwen duik in 't donkere water en vooral aan wat hij vreesde er te zullen vinden. Hij wilde er niet op zinspelen, 't was tijdig genoeg, als 't meisje werd genoodzaakt, 't allerergste onder 't oog te zien. Aan 't eind van 't touw maakte hij een schuifknoop en deed hem los rond een van zijn polsen. „Er is geen reden om bang te zijn; ga in 't midden zitten; de jol houdt 't best." Hij ging achter in de boot op den rand staan, vulde de longen, dook. Ditmaal behoefde hij tenminste niet eerst in de diepte op onderzoek uit te gaan. Ook had hij thans meer kracht achter zijn duik gezet. Bijna onmiddellijk voelde hij den romp; hij werkte zich aan boord, 't Leek, of hij de kajuit werd ingezogen. Zijn tastende handen vonden een lichaam, dat half in, half buiten een kooi lag. 't Gelukte hem, 't er uit te krijgen, maar toen moest hij 't opgeven. Wéér hamerden zijn slapen; hij vreesde, dat ze zouden barsten. Wéér dreunde een onophoudelijke donder in zijn ooren. Snel werkte Henderson zich naar de oppervlakte, nam een 'minuut of wat rust weerde 't méinsje af, dat assistentie wilde ver- leenen. Driemaal dook hij nog. Hij verwonderde er zich over, dat 't beklemmende gevoel was ge weken, zoodra hij 't lijk had gevonden, terwijl angst hem benauwde vóór hij de wreede werke lijkheid kende. Henderson drong die gedachten weg; de realiteit eischte snel handelen. Toen hij de derde maal onder water was, slaagde hij er in, den lus van 't touw over 't hoofd en een der armen van den dooden Jerome te krijgen, doch daarmee was hij ook aan 't eind van zijn krachten. Zonder er besef van te hebben, wor stelde hij zich omhoog. Eerst toen Eleanor zich over de jol boog en hem beet greep, werd Henderson zich bewust, dat hij aan de opper vlakte was gekomen, 't Meisje trok hem in de boot, waar hij eenigen tijd half verdoofd bleef liggen. „Een wonder, dat we niet zijn gekapseisd," hoorde hij haar zeggen. Henderson herstelde zich vlug. „Wend uw hoofd af. Wat nu komt is geen prettig gezicht." ,,'k Ben niet bang," antwoordde zij ferm. Toch beefden haar lippen. Langzaam haalde Henderson 't touw in. Hij trok 't lichaam van Jerome Moncrieff in de jol, legde 't achterin. Zonder een woord nam hij de riemen en roeide naar den wal. Eleanor zat stil tegenover hem, de handen in den schoot ge vouwen, den blik omhoog 't Was moord, daaromtrent bestond geen twijfel. En 't viel Henderson niet moeilijk, zich in den gedachtengang van den misdadiger te verplaatsen. Jerome's lijk, achtergelaten in 't ge zonken jacht, zou in korten tijd door zeedieren zóó zijn verminkt, dat de identiteit onmogelijk was vast te stellen. Mocht bij toeval de boot worden ontdekt, dan hadden de dieren hun werk reeds verricht. Niemand zou in 't geschon den lijk dat van Jerome Moncrieff herkennen, van wien men trouwens aannam, dat hij al lang dood was. „Jerome is vermoord," zei Henderson grim mig. 't Meisje huiverde Na een pauze fluisterde zij: „Evenals Archie." „Door een wonder werd Settle niet zijn derde slachtoffer." Zij lieten 't er bij. Een paar minuten latei- schuurde de jol over 't zand. Henderson tuurde naar de donkere vormen van 't bootenhuis, daarna naar de zwarte plek er achter: dicht op elkaar staande dennen. Hij vroeg zich af, of de moordenaar zich tusschen de boomen verborgen hield en nu zijn kans afwachtte, om twee ge tuigen voorgoed 't zwijgen op te leggen. De gedachte van zich schuddend, stak hij een hand uit en hielp Eleanor aan land. „Wat nu?" vroeg zij zachtjes, terwijl zij jchichtig rondkeek. „Voorloopig verbergen we 't lijk. Ik moet het er eerst over eens zijn, hoe 'k de zaak aanpak. Dit hebt u ook wel begrepen de misdadiger is een van de gasten van uw oom." „Verbergen neen, dat kan niet! 't Mag niet ook!" „Uw oom zal beslissen." Henderson nam zijn kleeren en deed ze op t gevoel aan. „Help een handje," zei hij. „Als u de deuren van 't bootenhuis zóóver openschuift, dat ik de jol er in krijg, is 't in een ommezien gebeurd, 'k Zal Jerome's lijk onder de werkbank leggen- Daarna breng Ik de jol op haar plaats." Hij ging weer in de boot zitten en laveerde haar binnen. Vóór hij het lijk onder de werk bank schoof, zocht hij de zakken na. Hij vond wat zilvergeld, sleutels, een zakdoek, een pot lood een aantal doorweekte sigaretten, een pijp> een mes en een enveloppe. Zij bleek leeg te zijn- „Steek een lucifer aan, als u zoo vriendelijk wilt zijn," verzocht hij Eleanor. „De zaklantaarn werkt niet meer." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 2