De landhonger der boeren
Emigratie alleen kan afdoende
oplossing brengen
Tiet <mAaal mn dag
Het Camera-mysterie
WOENSDAG 2 APRIL 1941
BEURS VAN NEW-YORK
VERKORTE BALANS
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERLI
Aflevering van eieren door pluimveehouders
van de Ned. Bank N.V.
Kleurlooze, doch prijshoudende
markt
HONDEN- EN KATTEN-
BROOD
Koersen Nederl. Glearinginstituut
DOOR PERCY KING
Vermoedelijk hadi dg enveloppe voor 't maken
Het zwaarste probleem van het platte
land in Nederland is en blijft de overbe
volking. Hieraan kan men geen einde maken
tenzij door emigratie. Zelfs wanneer men
allen ontginbaren woesten grond in cultuur
heeft gebracht is er in Nederland nog geen
plaats voor alle boeren en kan men den
landhonger nog niet bevredigen.
Deze overbevolking kan men evenmin
doen verdwijnen door een ver doorgevoerde
industrialisatie van ons land. En zelfs wan
neer men dit vraagstuk zou kunnen oplossen
door industrialisatie zou dat toch niet de
juiste oplossing zijn, want de kern van het
probleem is niet, dat er teveel menschen
zijn, maar dat er een tekort is aan grond.
Dit moge voor een niet-ingewyde in deze
aangelegenheden geen verschil maken, het
verschil bestaat nocutans en is niet gering.
Het beteekent immers, dat de werklooze
boeren boer willen blijven, omdat zij niet
wenschen over te gaan tot andere beroepen.
Dit is een uiting van den gezonden geest, die
op het platteland heerscht. Voor het op-
lossen van het probleem der overbevolking
op het platteland moet men met deze men
taliteit rekening houden. Men moet uitgaan
van het standpunt, dat men de boeren aan
grond moet helpen, en ai? dit niet kan in
het vaderland moet men hun kans geven
in een ander land een bestaan op te bouwen.
Het vraagstuk van de emigratie is, in zeker
.spzicht, in dezen tijd niet actueel. Zoolang de
oorlog woedt, die niet alleen Europa, maar een
zeer groot deel ook van de wereld daar buiten
beheerscht, kan men er niet toe overgaan vast
omlijnde en concrete plannen te maken voor
de emigratie. Men kan tijdelijk leniging bren
gen in den nood, zooals Duitschland doet, dat
een deel onzer werklooze landarbeiders heeft
opgenomen, maar men kan geen afdoende maat
regelen nemen tegen de overbevolking van het
platteland. Men kan ook daarom geen concrete
plannen maken, omdat men niet weet hoe na
den oorlog Europa en de wereld er uit zullen
zien. Er is in Europa plaats genoeg voor alle
Nederlanders, maar kortzichtige politiek heeft
vaak verhinderd, dat Nederlanders naar andere
Europeesche landen konden trekken om zich
daar te vestigen. Niemand weet, hoe na den oor
log de plaats in Europa verdeeld zal worden en
welke mogelijkheden dan zullen ontstaan, zoo
dat niemand nu reeds plannen kan maken,
welke in de volgende vredesperiode kunnen wor
den uitgevoerd.
Dit beteekent niet, dat we, zoolang de oorlog
duurt, het emigratie-vraagstuk maar moeten
laten rusten; integendeel, het probleem der
overbevolking wordt steeds nijpender en zal
voor Nederland langen tijd een der voornaam
ste vraagstukken blijven. Het is daarom noodig,
dat we nu reeds studie maken van alles wat
vastzit aan de emigratie, opdat we met deze
voorstudie gereed zullen zijn wanneer de inter
nationale omstandigheden het maken en uit
voeren van concrete plannen weer zullen toe
laten.
Het is daarom verheugend, dat er niet
tegenstaande den oorlog onlangs een zeer
goede brochure verschenen is van J. M. C.
E. Ie Rütte, directeur van de Holland
Frankrijk Landbouwmaatchappij, uitge
geven by Mouton en Co. te Den Haag met
ïedewerking van het Blinkfonds en han-
„dcnde over ,,Groepsvestiging van Neder-
landsche boeren en arbeiders". Hoewel deze
brochure een algemeenen titel draagt, han
delt zij toch voornamelijk over Frankrijk,
de ervaringen daar opgedaan en de mo
tieven, waarom vestiging van Nederlandsche
boeren in Frankrijk aan te bevelen is.
In het eerste deel van zijn brochure behan
delt de schrijver het algemeen aspect der emi
gratie en de redenen daarvoor; in het
tweede deel de ervaringen en proefnemingen,
en in het derde deel geeft hij een algemeen ves
tigingsschema. Deze brochure, die geenszins
doet denken aan haastwerk, maar den indruk
maakt, dat zij het resultaat is van diepe over
weging en zorgvuldige studie, moge ter lezing
worden aanbevolen aan allen, wien de toestand
van het platteland ter harte gaat en die de
waarde van een gezonden boerenstand kennen.
Er staan echter enkele dingen in, die gerectifi
ceerd moeten worden, en het voornaamste daar
van is wel de uitspraak van den schrüver, dat
tot nu toe noch door groote publieke lichamen,
noch van overheidswege iets belangrijks en
levenwekkends op dit gebied is gepresteerd, met
welk gebied de schrijver het vraagstuk der emi
gratie en kolonisatie bedoelt. Om deze bewering
te weerleggen zij het ons vergund te verwijzen
naar de artikelen, welke wij nog niet zoo lang
geleden geschreven hebben over de toekomst
van onze boeren en waarin wij vrij uitvoerige
mededeelingen hebben gedaan over de plannen
van de Limburgsche boeren voor groepsvestiging
in Brazilië. Deze plannen waren zoo concreet
en zoo ver uitgewerkt, dat Brazilië het immi
gratiequotum voor Nederland reeds had ver
hoogd en dat de Limburgsche boeren reeds toe
zegging hadden, dat 4j een bepaalde boerderij
in Brazilië aonden koopen. Alles is toen afge
sprongen op een onnoozele honderdduizend gul
den, die Den Haag niet wilde geven als sub
sidie. Hieruit bleek dat de heeren in Den Haag,
hoewel deze stad naar aller opinie een dorp
is, volkomen onbekend waren met de nooden
en behoeften van het platteland. Dat zij de
boeren van Nederland niet kennen, biykt ook
herhaaldelyk uit de Drochure van den heer
Le Rütte, wiens waariyk goed opgezet en niet
tegenstaande vele tegenslagen eigenlijk toch
geslaagde werk in Frankrijk ten zeerste bemoei
lijkt is door de minder juiste begrippen, welke
op sommige departementen heerschten. Een van
d meest frappante voorbeelden is wel, dat zij
het uitzenden van landarbeiders naar Frankrijk
opvatten als arbeidsbemiddeling. Deze uitzending
is dan ook mislukt en de schrijver van de bro
chure zag de mislukking aankomen, omdat hij
reeds vele ervaringen had. Zyn advies echter
werd niet opgevolgd. Een ander voorbeeld van
kortzichtigheid is ook, dat de regeeringscom-
missie voor de emigratie weigerde een bepaalde
conferentie bij te wonen, indien er Nederland
sche deskundigen bij tegenwoordig zouden zijn.
Zoo kon het geschieden, dat er over emigratie
van boeren naar Frankrijk gesproken werd,
zonder dat de deskundige vertegenwoordigers
van de boerenbonden daarbij aanwezig waren
Het behoeft eigenlijk niet te worden vermeld,
aat de conferentie niet het gewenschte resul
taat had.
Evenmin zal men het onbegrijpelijk vinden,
dat dë heer Le Rütte als een der voornaamste
voorwaarden stélt /oor het slagen van een uit
zending, dat zij niet te star ambtelijk wordt op
gezet. Ook in di't verband mogen wij hem ver
wijzen naar Limburg, waar het initiatief is
uitgegaan van de technische en geestelijke
leiders der boeren, van enkele ambtenaren, die
wel op de hoogte waren van den toestand ten
plattelande, zooals bijvoorbeeld de ryksland-
bouwconsulent. Hierdoor had dit plan zeer
zeker kans van slagen gehad, ware het niet
vastgeloopen in Den Haag. Ons dunkt, dat een
uitwisseling van gedachten en ervaringen tus-
schen de initiatiefnemers in Limburg en den
heer Le Rütte voor beiden zijn nut zou hebben.
Het zij ons vergund nog even terug te komen
op onze boven reeds genoemde artikelen, waar
in wy ook over de emigratie hebben gesproken.
Van enkele zijden is daarop geantwoord, dat
emigratie de minst wenschelijke oplossing van
ons landbouw- en bevolkingsvraagstuk is, want
deze rukt de bevolking uiteen, laat de jongere
en energieke volkskrachten los door ze te ver
wijzen naar den vreemde. Het volk als geheel
zoo luidt de conclusie moet daar tenslotte
onder lijden. Daarom moet men iedere moge
lijkheid om op eigen gebied cultuurgrond te
winnen uitbuiten. Met dit laatste zal ieder het
eens zijn, maar niemand, die van het bevol
kingsvraagstuk ten plattelande een ernstige
studie heeft gemaakt, zal van oordeel zijn, dat
daarmede de landhonger van de boeren be
vredigd kan worden. In zijn brochure toont de
heer Le Rütte dit zeer goed aan. Er zijn zoo
zegt hij ongeveer de eerste vüf en twintig
jaren 150.000 H.A. cultuurgrond te winnen in
Nederland, waarop wellicht 500.000 menschen
een bestaan zouden kunnen vinden. Onze be
volking echter neemt toe met 100.000 personen
per jaar, waarvan de landbouwende bevolking
met 40.000. In vijf en twintig jaren is dit een
aanwas van 2.500.000. Zijn conclusie luidt, dat
binnen de landsgrenzen het probleem niet op
losbaar is. Men kan ook op andere wijze tot
deze conclusie komen. Nederland heeft, globaal
geschat, op grond van de enquête van den
K.N.B.T.B., 35000 jonge boeren en tuinders, die
zich niet kunnen vestigen. Als men dezen een
bedrijf geeft van gemiddeld 5 H.A., wat voor
de tuinderij weliswaar te veel, maar voor de
boerderij eigenlijk te weinig is, dan heeft men
alleen reeds 175.000 H.A. cultuurgrond noodig
om hen te helpen. Maar voor deze vijf en twintig
jaren voorbij zullen zijn, zal het aantal werk
looze boeren en tuinders eerder toe- dan afge
nomen zijn. En hoe wil men dezen dan helpen,
indien men geen emigratie wenscht? Niet door
de bodemaanwinst ten gevolge van ruilver
kavelingen en herontwateringën, want hierdoor
kan men wel de opbrengsten van de bestaande
bedryven verhoogen en de bestaansmogelyk-
heden verbeteren, maar over het algemeen geen
nieuwe bedryven scheppen.
Als men van oordeel is, dat de boeren naar
een ander middel van bestaan moeten om
zien, vergeet men dat het land, zooals wij
boven reeds zeiden, niet te veel menschen
Langs steile rotswanden. In het Beiersche
jagers. Een moeilijke klimpartij, waarbij.
Alpengebied oefenen de Duitsche berg-
de stevige lijnen goede diensten bewijzen
(Foto Weltbild)
heeft, maar te weinig grond. En meer zal
de boer ontworteld worden, wanneer hij
naar nijverheid, verkeer of handel moet voor
zijn broodwinning, dan wanneer hij in
groepsverband naar den vreemde trekt als
boer. Voor de volkskracht is het beter, dat
een aantal boeren wegtrekt, dan dat zij het
groote leger der ontwortelde stedelijke in
dustrie-arbeiders nog gaan verhoogen. Want
door hun wegtrekken wordt ons platteland
gezonder en krachtiger en blyft de goede
verhouding tusschen agrarische basis en
industrieelen bovenbouw bestaan. Brengt
men hen naar andere beroepen over, dan
wordt de bovenbouw te zwaar en te breed
voor de agrarische basis. Men moet ook
rekening houden met den individueelen boer
en landarbeider. Voor zijn geestelijk leven en
zijn levensgeluk zal het beter zijn, dat hij
in den vreemde boer en landarbeider blyft,
dan dat hij hier naar de stad moet gaan.
Als de plattelandsarbeider zoo zegt de
heer Le Rütte ongeveer overgeheveld
wordt naar de stedelijke arbeidersmassa,
zullen, zooals de ervaring in het buiten
land leert, al de goede eigenschappen van
den „buitenman" na een of twee generaties
zyn verdwenen en zal de vervlakking van
den stedelijken industrie-arbeider ook bij
den plattelandsarbeider spoedig intreden.
Het diepe besef van de persoonlijke be-
staansverantwoordelijkheid verdwijnt, wan
neer men een landarbeider overplant naar
du industrie.
Voorwaarde echter voor het slagen van een
emigratie is, dat zij geschiedt in groepsverband.
Groepskolonisatie in den eigenlijken zin van
het woord is in Frankrijk niet mogelijk, ver
klaart de heer Le Rütte (pag. 22 kolom 1). Dat
was het in Brazilië wel. Daarom was het be
grijpelijk, dat de Limburgsche plannen uitgingen
naar Brazilië. In de voor-oorlogsche verhou
dingen was het streven der Limburgers vol
komen begrijpelijk. Er was in Frankrijk even
zeer gevaar voor vervreemding der Nederlan
ders van het eigen volk als in Brazilië, want
in Frankrijk wenschte men de assimilatie dei-
Nederlanders in het Fransche volksgeheel om
dit door het vermengen met nieuw en frisch
bloed weer gezond te maken. Men had daar
zelfs reeds de verwachting, dat uit deze bloed
menging een nieuw, jong en levenskrachtig
Europeesch ras zou kunnen groeien.
Hoe de gedachten na den oorlog zullen zijn,
welke mogelijkheden Frankryk dan zal bieden,
wie zal het zeggen? Mocht Frankrijk dan groeps
vestiging in den eigenlijken zin van het woord
toelaten, wellicht ware dit dan het beste land
om den honger van onze boeren te stillen. De
ervaringen van den heer Le Rütte wijzen althans
wel in die richting. Zij zijn belangrijk genoeg
om er een en ander van te vertellen.
E.
Groepsvestiging van Nederlandsche boeren en
arbeiders, door J. M. C. E. le Rütte. Uitg. N.V.
Boek- en Kunstdrukkery v.h Mouton en Co.,
Den Haag. Uitgegeven met medewerking van
het Blinkfonds. Voorwoord van prof. W. E.
Boerman, rector-magnificus der Ned. Econ.
Hoogeschool te Rotterdam.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd brengt het
volgende ter kennis van belanghebbenden.
Reeds eerder is bekend gemaakt, dat krachtens de getroffen regeling
de pluimveehouders verplicht zijn alle voor verkoop bestemde eieren af
te leveren aan door de Nederlandsche Centrale voor eieren en pluimvee te
Beekbergen erkende verzamelaars.
Verder is gepubliceerd, dat onder de huidige omstandigheden in het
algemeen alleen dan voeder beschikbaar kan worden gesteld, wanneer de
pluimveehouder minstens een bepaald aantal eieren per kip of per eend,
waarvoor krachtvoeder is verstrekt, aan deze verzamelaars heeft afge
leverd en dat het verboden is eieren te verkoopen of zonder bon te koopen.
Te beginnen met de periode, welke aanvangt op 28 April a.s., kunnen
alleen die pluimveehouders voor een voedertoewijzing in aanmerking ko
men, die aan de volgende voorwaarden hebben voldaan:
1. In het tijdvak van a'Februari tot 31 Maart 1941 moeten zij minstens
20 eieren per kip of 40 eieren per eend, waarvoor voeder is verstrekt, aan
de bedoelde eierenverzamelaars hebben afgeleverd. De hiervoor van de
verzamelaars ontvangen of nog te ontvangen ontvangstbewijzen moeten
gelijktijdig met de eerstvolgende registratiekaarten vóór 16 April a.s. by
den plaatselijken bureauhouder worden ingeleverd.
2. Alle op 31 Maart 1941 nog niet vervallen bonnen van de serie 75
t/m 100 van de algemeene distributiekaart voor alle gezinsleden bij den
plaatselijken distributiedienst hebben ingeleverd. De hiervoor door den
distributiedienst afgegeven ontvangstbewijzen moeten uiterlijk vóór lö
April a.s by den plaatselyken bureauhouder zyn ingediend of indien tot
dusverre 'voeder werd betrokken op een winkellyst via den betreffenden
winkelier by de sectie bijzondere diergroepen van het Rijksbureau V.V.O.
te Apeldoorn.
Voorts is bepaald, dat in de periode van 31 Maart tot 26 Mei 1941
(8 weken) minstens 32 eieren per kip of 40 eieren per eend, waarvoor voe
der wordt verstrekt, aan dfi erkende verzamelaars moeten worden afge
leverd, met dien verstande, dat het in deze periode minimum aantal te
leveren eieren wordt verminderd met een aantal, overeenkomende met de
in deze periode geldig verklaarde eierbons van de serie 76 t/m 100 van de
algemeene distributiekaart van alle gezinsleden.
Activa
Binnenlandsche Wis
seis, Promessen, enz.
Hoofdbank
Bijbank
Agentschappen
Totaal
Pap o. h buit.i.disc
Idem Eig Portel.
Af: Verkocht, maar
voor de Bank nog
niet afgeloopen
Totaal
Beleen, (incl. Voors.)
In Reken.-Cour op
Onderpand
Hoofdbank
Bijbank
Agentschappen
Totaal
Op Effecten
Op Goederen
Ceelen
Totaal
Voorsch. a. n. Ryk
(Art. 16 d. Bankwet
K.B. v I Maart '37
Stbl. no 401)
Munt en Materiaal
Muntgoud
Munt. Ziiv., enz.
Muntmat. Zilv
Muntmat. Goud
Totaal
Belegg. v Kap
Gebouwen en Meub
der Bank
Div. Rekeningen
Staat Nederland
(Wet v 27 Mei '32
Stbl No 221)
Totaal
Passiva
Kapitaal
Reservefonds
Byzondere Reserves
Pensioenfonds
Bankb In omloop
Bankass In omloop
Res. en Pensioenf
Rek.-Cour Saldo's:
Van het Ryk
Van anderen
Div Reken
Totaal
W.v. a. Nea.-ina.
Besch Metaaisaidt
(K.B v 26 Mrt. 1940
Stbl. No 482)
o. d. Bank ond.gebr
Schatkistp rechtst
Rentestand sedert 29 Aug. 1939:
Wisseldisconto
Promessen-disconto
Voorscnotten in 'Rek.-Cour
Beieening van Effecten
Beleening van Goederen en Ceelen
31 Mrt. '41
166.500.000
2.879.631
145.600
169.525.231
22.907.385
22.907.385
154.957.657'
3.725.751
52.566.057
211.249.466
210.869.337*
380.129
211.249.466*
15.000.000
1.096.3351298
17.678.521
1.114.013.819
48.669.998
4.500.000
211.824.375
1.797.690.276
20.000.000
4.454.251
13.494.513
10.959.730
1.593.328.850
80.993
144.466.943
10.904.994
1.797.690.276
57.977.150
420.234.400
160.000.000
17 Mrt. '41
129.500.000
2.879.631
145 100
132.525.331
22.907.s85
22.907.385
152.868.476*
3.785.330
49.734.301
206.388.158
205.902.272*
435.8S6
206.388.158*
15.000.000
1 096.506.786
18.031.908
1.114.538.694
48.475.493
4.500.000
197.428.124
Mevrouw Weders trok een blaadje van den
kalender en zei tot haar zoon Paul; „Weer een
maand voorby. De tijd vliegt. Ik wou, dat' jy
nu onderhand eens naar een vrouw voor je
ging uitkijken. Ik zou zoo graag zien, met wie
je trouwde, jongen."
„Besdnt tl alweer over dit chapiter," zei Paul
wrevelig. „En als ik mij daar speciaal op zou
toeleggen, vond ik er toch geen. Die moet je
hier of daar toevallig ontmoeten of zoo. En
mevrouw Weders zou misschien niet met myn
keus instemmen. Als ik bijvoorbeeld een meisje
zonder geld zou nemen, dan zou dit een breuk
tusschen u en mij veroorzaken. Ik kyk niet
naar geld. Als het meisje my beviel, zou ik niet
vragen: Hoeveel bedraagt je bruidsschat?"
„En dus ook niet, wie haar ouders zyn?"
wond mevrouw Weders zich op.
„Dit is weer een andere kwestie, moeder. Daar
zou ik misschien wèl rekening mee houden."
„Natuurlijk zou je dit moeten. Een advocaat
kan geen mesje uit de arbeidersklasse tot vrouw
nemen Hij is veel
aan zyn stand
verplicht. Als je j I
dat maar nooit 7, ..7
vergeet, Paul. En l 1 Ctlll S tlWWCll]fZ
ook, dat geld niet jj
te versmaden is.
Ik ben maar altyd
bang, dat jy je nog eens door je secretaresse
laat beïnvloeden. Ik ken haar wel niet, maar
jy zegt, haar een aardig meisje te vinden
„Ze was gisteren voor het laatst by me in
betrekking."
„Wat zeg je? En ik meende, dat je zoo tevre
den over haar werk waart."
„Dit was ik ook. Maar kun je iemand weer
houden. die andere plannen heeft?"
„En dit zeg je my nu pas."
„Ach! ja, die kleinigheden," zei Paul met een
werend handgebaar.
„En heb je al een ander?"
„Zy komt vandaag."
„Is het eenaardig meisje?" vroeg de
weduwe met zorg; want ze vreesde, dat haar
zoon nu misschien wel zijn hart aan deze secre
taresse zou kunnen verpanden."
Hy lachte; „Ze is vyf-en-veertig; dus hoeft
u zich niet angstig te maken, dat zij mij zal in
palmen." Hy gaf zijn moeder een zoen en ging
fluitend naar de garage, waar hy zyn auto
startte en naar zijn kantoor in de stad reed.
Dat gevaar is dus geweken, was de moeder
opgelucht. Hy was altijd zoo vol lof over zijn
andere secretaresse en deze nieuwe is vyf-en-
veertig. Paul trouwt nooit met een zooveel
oudere vrouw. Ik kan gerust zyn. Men hoort
zoo dikwijls van een huwelijk tusschen een
werkgever en zyn secretaresse.
Dien middag werd mevrouw Weders door
haar schoonzuster Dora opgebeld. Deze vertelde
haar, dat ze een logeetje had: een dochter van
een vroegere kennis en dat zij absoluut eens
met Gonny moest komen kennismaken. „En,"
voegde Dora er bij, „ik ben er zeker van, dat
Paul haar ook lief vindt. Als je kunt, zorg dan,
dat hij meekomt, om den avond bij me door te
brengen."
„Ik zal eerst eens naar je logée komen kyken,"
zei de weduwe, die meende, dat het beter was,
eerst eens poolshoogte te gaan nemen, vooral
eer Paul die bewuste Gonny leerde kennen. Als
het meisje haar niet aanstond, sprak zy er
liever niet met haar zoon over. En wie was die
Gonny? Dora had zooveel kennissen. Er waren
er ook onder, die hun geld verloren hadden.
Misschien behoorden de ouders van dit meisje
onder dezen. Juist iets voor Dora om zoo iemand
dan in bescherming te nemen en aan den man
te willen brengen.
Dien middag maakte mevrouw Weders ken
nis met Gonny. Toen ze vertrok en Dora haar
vroeg, hoe het meisje haar beviel, antwoordde
ze: „Ik vind haar een allerliefst kind. Maar het
is jammer, dat haar ouders arm zijn en zy dus
genoodzaakt is, te werken. Ik zou Paul zoo'n
vrouw wenschen, maar toch moet je hem maar
niet laten weten, dat er een jong meisje by je
gelogeerd is. Ik zal er hem ook niets van ver
tellen. Maar goed, dat ik er nog niet over ge
sproken heb. Kijk, Dora, een advocaat kan on-
mogeiyk trouwen met een meisje, die typiste is,
zcr-ls je lcgéetl?
„Ik vind haar anders juist een vrouw voor
Paul. Ze is van goede afkomst; wat doet het
er toe, dat haar ouders geen geld hebben; jy
hebt het toch genoeg. En wat doet het er fei
telijk ook toe, dat zij op een kantoor werkzaam
is? Als ik een dochter had, zou ze ook een
werkkring moeten zoeken. Ik houd niet van
meisjes, die naar tyd verbeuzelen. Ik zeg maar:
Gonny is een schat en die haar tot vrouw krygt,
kan gerust zeggen, een groot lot uit de loterij
getrokken te hebben. Geestelijk is ze zeer goed
ontwikkeld en in onzen stand grootgebracht.
Paul zou geen oneer met haar inleggen. En als
hij met een andere schoondochter voor den dag
zou komen, dan moet je nog maar afwachten,
of zy jou aanstaat. Gonny heeft een lief karak
ter; ze bevalt je. Ik durf wedden, dat je met
haar goed overweg zoudt kunnen."
„Maarzy moeten ook van elkander hou
den, Dora. Dit is ook een voornaam punt. Ik
zou haast zeggen; een van de voornaamste."
„Zoo wil ik het hooren," lachte Dora, „wy
zijn al in de goede richting. Je schakelt de
geldkwestie al zoo'n beetje uit. Och! een moe
der verlangt toch bovenal haar kind gelukkig
te zien, nietwaar? Maar, ja, ze moeten van el
kander houden. Doch dit dienen wy dan zoo'n
beetje in de hand te werken. Komt het je ge
legen, dat wy morgenavond bij je komen: altijd
als Paul dan thuis is?"
„Wat 'n haast," zei de weduwe met een glim
lach'. 't Lijkt wel of je er een huwelyksbureau
op nahoudt. Maar goed. Ik zal je straks opbel
len en dan spreken wy verder af. Tot morgen
dan misschien
„J a
Het gaat er door, dacht Dora. Ze riep Gonny
en nam haar mee naar de telefoon.
„Hallo! Ben jij 't, Paul? Tante Dora."
„Zeg gauw!" klonk het gejaagd. „Ik zit al den
ganschen dag in spanning."
„Het komt in orde, hoor! Je zult het zien.
Gonny staat naast me en knijpt my van blyd-
schap myn arm blauw. Koop maar vast ver
lovingsringen."
„Maar als moeder hoort, dat Gonny myn ex-
secretaresse is?"
„Dit hoeft ze vooreerst niet te weten. Hoe
veel van deze onschuldige trucjes worden niet
uitgehaald, om zijn geluk te bevorderen?"
Toen mocht Gonny met Paul spreken. „O!
jongen! als wij ons doel op deze manier eens
konden bereiken! Dan was het niet noodig, je
tegen den wil van je moeder te moeten ver
zetten. En alles zou veel prettiger zyn. Maar
goed, dat mevrouw, ik nt«,g tante Dora zeggen,
je den raad gaf, deze kleine comedie te spelen."
„Ik kom," zei Paul. „Ik moet tante Dora in
mijn armen knellen en.... en jou ook, want ik
geloof zeker, dat alles in het reine komt. Tante
Dora spreekt zoo met overtuiging, dat er haast
geen twijfel bestaat,"
En het kwam in het reinehoewelnog niet
aanstonds; want mevrouw Weders had zich
voor haar zoon een ryke vrouw gedroomd. Maar
ook wilde ze Paul gelukkig zien en dit gaf ten
slotte den doorslag.
(Nadruk verboden)
1.741.763 188
20.d00.UU0
4.454.251
13.491.513
10.358.271
1.517.493.320
11.360
134.586.784
10.764.185
1.741.763.188
57.977.150
442.999.262
123.000.000
3 pet
3 pet
3 Va pet
3 Va PCt
3% pet
De New-Yorksche effectenbeurs opende van
daag prijshoudend, doch de ondernemingslust
was nog steeds gering. Ook tijdens het verder
verloop werd de handel ternauwernood leven
diger, daar de politieke gebeurtenissen in hoofd
zaak de aandacht opeischten en verder de sta
king der mijnwerkers tot het aannemen van
een voorzichtige houding aanleiding gaf.
Bovendien maakte het een ongunstigen in
druk, dat er een beurszetel verkocht werd voor
den laagsten prijs, die tot nu toe is voorge
komen namelijk 21.000. De speculanten wen
den zich thans in de allereerste plaats tot de
goederenmarkten of gaan over tot den aankoop
van spoorwegobligaties.
De noteeringen der aandeelen bewogen zich
in de meeste gevallen rond het peil van den
vorigen dag. Eenige leidende fondsen, waar
onder staalwaarden, rubberfondsen, Chrysler en
American Tel. and Tel. behaalden fractioneele
koerswinsten, terwijl International Nickel zelfs
een punt in koers steeg.
Er bestond verder eenige vraag voor laagge-
noteerde spoorwegfondsen.
American Car and Foundry waren vaster,
daar een aanvang gemaakt wordt met de
uitkeering van het preferente dividend, ter
wijl tevens binnenkort een betaling op de
gewone aandeelen te- verwachten is.
De markt had overigens echter een kleurloos
aanzien. Ook het laatste beursuur bracht weinig
verandering meer. De beurs sloot prijshoudend.
Vandaag werden 681 fondsen verhandeld.
Daarvan zijn er 260 in koers gestegen, 204 ge
daald. De noteer'ngen der 217 overige bleven
onveranderd.
Siutk. Slotk. Slotk. Slotk.
NEW-YOKK 1/4 31/3 29/3 28,3
Allied Chem154% 154 154 153
American Can 87(4 86% 8614 86(4
Am. Smelting 40 39% 39% 39%
Amer Tel Tel 161% 160% 160% 162
Am. Tobacco B 69 69 69 68%
Anac. Copper 24% 24% 24% 24%
Atchis Topeka 25% 25% 25% 25%
Baltim. Ohio 3% 3% 3% 3%
Bethlehem St77 76% 76% 76%
Canada Pacif4% 3% 3% 3%
Chrysler Corp63 62 62 62
Cons Edison 20% 21 20% 20%
Delaw Huds 10 9-% 9% 9%
Eastman Kod 135 134 133% 134
Gener. Electric 32 32% 32% 32%
Gen. Motors 42% 42% 42% 42%
Hudson Motor 3% 3% 3% 3%
Intern. Nickel 27% 26% 26% 26%
Int. Tel. a Tel. 2% 2% 2% 2%
N. V. Central12% 12% 12% 12%
Pennsylvania 24% 24% 24% 24%
Radio Corp4 4% 4 4
St. Oil N.-Jers 35 35% 34% 35
Union Pacific 78% 77% 77 75%
Un. St. Rubber 22% 22% 22 22%
Un. St. Steel 56% 56% 57 56%
Westing house 94% 94% 94 94-%
Woolworth 29% 29% 30 30%
laten, t ex-div„ ex-recht., ex-coup., bied
Het Rijksbureau voor de voedselvoorziening
in oorlogstyd deelt mede, dat van 1 tot en met
30 April 1941 op bon no. 8 van de voederkaart
voor honden beschikbaar wordt gesteld:
Voor groep I 10 kg. hondenbrood.
Voor groep n 10 kg. hondenbrood.
Voor groep III 8 kg. hondenbrood.
Voor groep IV 5 kg. hondenbrood.
Voor groep V 4 kg. hondenbrood.
Voor groep VI 3 kg. hondenbrood.
Op bon no. 8 van de voederkaart voor katten
wordt over dezelfde periode 1% kg. kattenbrood
beschikbaar gesteld.
Na 30 April 1941 is bon. no. 8 van bedoelde
kaarten ongeldig en mag deze niet meer wor
den aangenomen.
's GRAVENHAGE, 1 April. Koersen voor
stortingen op 2 April 1941 tegen verplichtingen
luidende in
Beiga's 30.1432
Zwitsersche francs 43.56
Fransche francs 3.768
Lues 9.87
Deensche kronen 36.37
Noorsche kronen 42.82
Zweedsche kronen 44.85
Tsjechische kronen (oude schulden) 6 42
Tsjechische kronen (nieuwe schulden) 7.54
Dinar (oude schulden) 3.43
Dinar (nieuwe schulden) 4.23
Turksche ponden 1.45%
Lewa 2.30
Pengoe (oude schulden) 3'6.519
Pengoe (nieuwe schulden) 45.89
Zloty (oude schulden) 35
Zloty (nieuwe schulden 37.68.
In verband met de opheffing van de Neder-
landsch-Duitsche clearing wordt geen Reichs-
markkoers meer gepubliceerd.
12 (Nadruk verboden)
zy bleef op een afstand staan, 't hoofd af
gewend, en hij trad op haar toe. Uit een zilveren
taschje, dat aan haar linkerpols bungelde,
haalde zy een lucifersdoosje te voorschyn. Bij 't
vlammetje bekeek hij de enveloppe. Er stond
wat opgekrabbeld.
„U moet nog een keer of wat bylichten."
Eleanor streek den eenen lucifer na den ande
ren af. De schaduwen in 't bootenhuis kwamen
naderbij, weken weer. Hoe primitief de verlich
ting ook was, toch slaagde Henderson er in,
't potlood-gekrabbel op de enveloppe te ont-
cyferen. Hy las 't meisje voor:
Dit is je laatste kans. Weiger je, dan blyft
't niet langer een vraag, wie de tweede man
op 't Jacht is. Dan bazuin ik 't antwoord uit.
Je weet drommels goed wat 'k bedoel, want jy
bent d'e tweede man. Kom vanavond naar de
haven: 'k lig daar met een boot. En breng
geld mee, veel geld, of de 19e Juli zal je op
breken.
van een klad gediend. Meermalen was een uit
drukking doorgehaald en door een andere ver
vangen.
„Veel wyzer maakt 't me niet," zei Henderson
teelurgesteld. „Er wordt geen enkele naam ge
noemd."
„Maar de bedoeling is duidelyk. Als dit door
Jerome werd geschreven, wist hij, wie Archie
vermoordde. En dan trachtte hij geld uit die
wetenschap te slaan."
„Zooals 'k zei: de misdadiger is een van de
gasten van uw oom. Melchior, Lawrence of
Soper. Een van de drie. Mogelijk werken ze in
combinatie."
Eleanor hield den pas in. „Beseft u, wat dat
beteekent?" vroeg zij angstig, ,,'t Blijft natuur
lijk niet geheim, wat we hebben ontdekt. We
zijn voor den moordenaar even gevaarlijk als
Jerome 't was."
,,'k Geloof 't niet," antwoordde Henderson,
méér om het meisje gerust te stellen dan uit
overtuiging. „Al weten we, dat Archie en Jerome
werden vermoord we weten daarom nog
niet, wie de dader is. We kunnen bezwaarlijk
tegen de politie zeggen: een van deze drie moet
de moordenaar zyn; zoek nu maar uit, wie.
Dat weet de schurk zelf ook. Zijn betrekkeiyke
veiligheid schuilt hierin, dat drie personen in
aanmerking komen. Hy zal zyn spel niet willen
bederven. Dat zou hij zeker doen, als hy op
twee uiterst geraffineerd gepleegde moorden
een derden en een vierden liet volgen, waarbij
hij onmogelijk wéér zoo sluw te werk kon gaan."
Zyn uitlegging verjoeg Eleanor's angst geens
zins. Toen zij op 't stille, aardedonkere pad
onder de dennen waren gekomen, stak zy een
arm door dien van Henderson en drukte zich
dicht tegen hem aan. Doch er gebeurde niets.
Ongedeerd bereikten zy de villa.
VIII
Uit de bibliotheek viel een streep licht over
't terras, zy gluurden naar binnen. Anthony
Moncrieff zat aan zyn schrijfbureau, de lamp
vlak vóór zich, om des te nauwkeuriger de film,
die op zoo onverklaarbare wijze tusschen zijn
collectie was gevoegd, te kunnen bestudeeren.
De oude man leek uit steen gehouwen.
,,'k Zal hem vertellen, wat gebeurd is,"
fluisterde Henderson. „Hij moet beslissen, hoe
wordt opgetreden."
't Meisje knikte en opende de buitendeur
Zonder kloppen stapten zy de bibliotheek in.
Anthony hief 't hoofd op. Hij keek ciitisch
naar Henderson's verfomfaaid voorkomen en
raadpleegde zyn horloge.
,,'k Had een stille hoop, dat 'k op de film Iets
zou ontdekken, als 'k haar met een sterk ver
grootglas onderzocht, 't Is me niet gelukt. De
tweede figuur is te wazig, om haar te herken
nen."
Henderson bewonderde de geestkracht var
den ouden man. Nog gebogen onder den slag
die hem zyn een:g kind ontnam, moest hem juist
op zyn zeventigsten verjaardag 't vreeselyke
worden onthuld, dat die zoon als slachtoffer van
een sluipmoordenaar was gevallen. Toch zag
niemand 't Anthony aan, hoe zwaar dit nieuwe
leed hem had getroffen ook niet, nu hy 't uit
zichzelf aanroerde en hy in gedachten 't stille,
grimmige drama moest zien voltrekken.
,,'t Mysterie is veel ingewikkelder geworden,"
zei Henderson, ,,'k Ben iets vreeselyks op 't
spoor gekomen."
„Je behoeft me niet zoo voorzichtig voor te
bereiden, Derreck. Den zwaarsten stoot, dien 't
leven me kon toebrengen, heb 'k al opgevangen."
„Welnu: 'k heb een moord ontdekt en een
poging tot moord. Jerome is teruggekomen!"
't Viel Henderson op, hoe snel hy de woorden
uitstootte. „Teruggekomen naar 't eiland om
er te worden vermoord. En 't lag eveneens In de
bedoeling van den misdadiger, Settle van kant
te maken."
„Zoo," zei Anthony langzaam. „Jerome is dus
aiet verdronken Maar 't verrast me te hooren.
:lat hij werd vermoord bijna een maand later
Ook Settle was haast 't kind van de rekening
geworden, zeg je. Vertel me alles."
Henderson liep naar de deur en rukte haar
open er was niemand op de gang. Voor alle
zekerheid sloot hy de ramen. Toen vertelde hij,
wat hy had meegemaakt van 't oogenblik af,
dat Settle hem kwam roepen, tot hij Jerome's
ïyk onder de werkbank in 't bootenhuis had
gelegd. Aan 't eind gekomen, gaf hij Anthony
de doorweekte enveloppe.
„Jij bent advocaat, Derreck," zei de oude
heer, nadat hy 't gekrabbel had ontcijferd.
,,'k Bedoel, dat je een scherperen kyk op men
schen en liun dryfveeren hebt dan een ander.
g
Een oogenblik!" viel hij zich in de rede. ,,'k Ben
een egoïst, om uitsluitend aan mijn eigen aan
gelegenheden te denken! Je staat letterlijk te
rillen." Anthony ging naar 't buffet, schonk een
glas whisky in en bracht 't Henderson. „Hier,
neem een hartigen dronk! 't Langdurig verblijf
in 't water kon je een geduchte verkoudheid
bezorgen, als is 't zomer!"
Derreck nam in een fauteuil plaats. De
whisky verwarmde hem weldadig, dreef de ril
lingen uit zijn blaed. Bij gebrek aan een sigaret
stak hij een van Anthony's lange sigaren op en
staarde even den opkringelenden rook na.
„We weten nu wel heel wat, Mr. Moncrieff,
en toch op de keper beschouwd weinig, waar
we houvast aan hebben," zei hij na een pauze.
„Archie en Jerome vertrokken 19 Juli met de
„Arabella". Den volgenden dag werd 't jacht
drijvend aangetroffen en geen van beiden aan
boord. We moeten gissen, hoe 't drama in elkaar
heeft gezeten, 'k Heb een veronderstelling, die
me niet onaannemelyk lijkt, hoewel de feiten
haar vierkant ondersteboven kunnen gooien."
Anthony las 't gekrabbel nogmaals. „Naar
myn meening heeft Jeromè iemand die bedrei
ging toegestuurd en er afschrift van gehouden.
Hy was getuige van den moord, fotografeerde
hoe 't gebeurde, liet er een film van maken en
■ag kans, haar tusschen myn collectie in te
lasschen. De manier, waarop hy dit gedaan
kreeg, blyft een raadsel 't Eiland is nooit zon
der bewaking. Settle
„Settle is een mensch en heeft op zijn tyd
even goed behoefte aan slaap als wie ook."
„De hond had hem wakker gemaakt."
„Niet noodzakelijk. Woyko kende Jerome."
De oude man zag Henderson strak aan.
„Jerome wist, wie den moord pleegde. Dit niet
alleen. Hij wist ook, dat de dader 14 Augustus
op 't eiland zou zijn. Daarom laschte hij de
episode in een ultimatum aan zijn adres."
Henderson knikte, ,,'k Stel me voor, dat 't al
dus in zijn werk*is gegaan. Buiten de Clyde Baai
werd de „Arabella" gepraaid, door iemand,
dien Archie goed kende. Waarschijnlijk had
Jerome alweer stevig gepimpeld; Archie schaam
de zich, om den ander in zulk gezelschap te
brengen en stapte vol vertrouwen op 't jacht
van den kennis over. Dit moest trouwens de
bedoeling zijn geweest van dengene, die de
..Arabella" praaide. Zoo voorkwam hij, een
spoor achter te laten, dat hem wel eens nood-
ottig kon worden."
„Hm." De oude heer scheen met de lezing
naar matig ingenomen. „En vervolgens?"
„De misdadiger verrichte zijn werk, voer weg
en liet de „Arabella" aan haar lot over. Hy
voelde zich safe niemand was getuige van
't drama geweest
„Waarom vermoordde hy Archie?"
„Vindt u hebzucht niet een aannemelijk
motief?"
„Hebzucht?" Anthony zat even met gesloten
logen. „Ga verder," zei hy toen kortaf.
(Wordt vervolgd)