De landhonger der boeren Emigratie alleen kan afdoende oplossing brengen Tiet <mAaal mn dag Het Camera-mysterie WOENSDAG 2 APRIL 1941 BEURS VAN NEW-YORK VERKORTE BALANS OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERLI Aflevering van eieren door pluimveehouders van de Ned. Bank N.V. Kleurlooze, doch prijshoudende markt HONDEN- EN KATTEN- BROOD Koersen Nederl. Glearinginstituut DOOR PERCY KING Vermoedelijk hadi dg enveloppe voor 't maken Het zwaarste probleem van het platte land in Nederland is en blijft de overbe volking. Hieraan kan men geen einde maken tenzij door emigratie. Zelfs wanneer men allen ontginbaren woesten grond in cultuur heeft gebracht is er in Nederland nog geen plaats voor alle boeren en kan men den landhonger nog niet bevredigen. Deze overbevolking kan men evenmin doen verdwijnen door een ver doorgevoerde industrialisatie van ons land. En zelfs wan neer men dit vraagstuk zou kunnen oplossen door industrialisatie zou dat toch niet de juiste oplossing zijn, want de kern van het probleem is niet, dat er teveel menschen zijn, maar dat er een tekort is aan grond. Dit moge voor een niet-ingewyde in deze aangelegenheden geen verschil maken, het verschil bestaat nocutans en is niet gering. Het beteekent immers, dat de werklooze boeren boer willen blijven, omdat zij niet wenschen over te gaan tot andere beroepen. Dit is een uiting van den gezonden geest, die op het platteland heerscht. Voor het op- lossen van het probleem der overbevolking op het platteland moet men met deze men taliteit rekening houden. Men moet uitgaan van het standpunt, dat men de boeren aan grond moet helpen, en ai? dit niet kan in het vaderland moet men hun kans geven in een ander land een bestaan op te bouwen. Het vraagstuk van de emigratie is, in zeker .spzicht, in dezen tijd niet actueel. Zoolang de oorlog woedt, die niet alleen Europa, maar een zeer groot deel ook van de wereld daar buiten beheerscht, kan men er niet toe overgaan vast omlijnde en concrete plannen te maken voor de emigratie. Men kan tijdelijk leniging bren gen in den nood, zooals Duitschland doet, dat een deel onzer werklooze landarbeiders heeft opgenomen, maar men kan geen afdoende maat regelen nemen tegen de overbevolking van het platteland. Men kan ook daarom geen concrete plannen maken, omdat men niet weet hoe na den oorlog Europa en de wereld er uit zullen zien. Er is in Europa plaats genoeg voor alle Nederlanders, maar kortzichtige politiek heeft vaak verhinderd, dat Nederlanders naar andere Europeesche landen konden trekken om zich daar te vestigen. Niemand weet, hoe na den oor log de plaats in Europa verdeeld zal worden en welke mogelijkheden dan zullen ontstaan, zoo dat niemand nu reeds plannen kan maken, welke in de volgende vredesperiode kunnen wor den uitgevoerd. Dit beteekent niet, dat we, zoolang de oorlog duurt, het emigratie-vraagstuk maar moeten laten rusten; integendeel, het probleem der overbevolking wordt steeds nijpender en zal voor Nederland langen tijd een der voornaam ste vraagstukken blijven. Het is daarom noodig, dat we nu reeds studie maken van alles wat vastzit aan de emigratie, opdat we met deze voorstudie gereed zullen zijn wanneer de inter nationale omstandigheden het maken en uit voeren van concrete plannen weer zullen toe laten. Het is daarom verheugend, dat er niet tegenstaande den oorlog onlangs een zeer goede brochure verschenen is van J. M. C. E. Ie Rütte, directeur van de Holland Frankrijk Landbouwmaatchappij, uitge geven by Mouton en Co. te Den Haag met ïedewerking van het Blinkfonds en han- „dcnde over ,,Groepsvestiging van Neder- landsche boeren en arbeiders". Hoewel deze brochure een algemeenen titel draagt, han delt zij toch voornamelijk over Frankrijk, de ervaringen daar opgedaan en de mo tieven, waarom vestiging van Nederlandsche boeren in Frankrijk aan te bevelen is. In het eerste deel van zijn brochure behan delt de schrijver het algemeen aspect der emi gratie en de redenen daarvoor; in het tweede deel de ervaringen en proefnemingen, en in het derde deel geeft hij een algemeen ves tigingsschema. Deze brochure, die geenszins doet denken aan haastwerk, maar den indruk maakt, dat zij het resultaat is van diepe over weging en zorgvuldige studie, moge ter lezing worden aanbevolen aan allen, wien de toestand van het platteland ter harte gaat en die de waarde van een gezonden boerenstand kennen. Er staan echter enkele dingen in, die gerectifi ceerd moeten worden, en het voornaamste daar van is wel de uitspraak van den schrüver, dat tot nu toe noch door groote publieke lichamen, noch van overheidswege iets belangrijks en levenwekkends op dit gebied is gepresteerd, met welk gebied de schrijver het vraagstuk der emi gratie en kolonisatie bedoelt. Om deze bewering te weerleggen zij het ons vergund te verwijzen naar de artikelen, welke wij nog niet zoo lang geleden geschreven hebben over de toekomst van onze boeren en waarin wij vrij uitvoerige mededeelingen hebben gedaan over de plannen van de Limburgsche boeren voor groepsvestiging in Brazilië. Deze plannen waren zoo concreet en zoo ver uitgewerkt, dat Brazilië het immi gratiequotum voor Nederland reeds had ver hoogd en dat de Limburgsche boeren reeds toe zegging hadden, dat 4j een bepaalde boerderij in Brazilië aonden koopen. Alles is toen afge sprongen op een onnoozele honderdduizend gul den, die Den Haag niet wilde geven als sub sidie. Hieruit bleek dat de heeren in Den Haag, hoewel deze stad naar aller opinie een dorp is, volkomen onbekend waren met de nooden en behoeften van het platteland. Dat zij de boeren van Nederland niet kennen, biykt ook herhaaldelyk uit de Drochure van den heer Le Rütte, wiens waariyk goed opgezet en niet tegenstaande vele tegenslagen eigenlijk toch geslaagde werk in Frankrijk ten zeerste bemoei lijkt is door de minder juiste begrippen, welke op sommige departementen heerschten. Een van d meest frappante voorbeelden is wel, dat zij het uitzenden van landarbeiders naar Frankrijk opvatten als arbeidsbemiddeling. Deze uitzending is dan ook mislukt en de schrijver van de bro chure zag de mislukking aankomen, omdat hij reeds vele ervaringen had. Zyn advies echter werd niet opgevolgd. Een ander voorbeeld van kortzichtigheid is ook, dat de regeeringscom- missie voor de emigratie weigerde een bepaalde conferentie bij te wonen, indien er Nederland sche deskundigen bij tegenwoordig zouden zijn. Zoo kon het geschieden, dat er over emigratie van boeren naar Frankrijk gesproken werd, zonder dat de deskundige vertegenwoordigers van de boerenbonden daarbij aanwezig waren Het behoeft eigenlijk niet te worden vermeld, aat de conferentie niet het gewenschte resul taat had. Evenmin zal men het onbegrijpelijk vinden, dat dë heer Le Rütte als een der voornaamste voorwaarden stélt /oor het slagen van een uit zending, dat zij niet te star ambtelijk wordt op gezet. Ook in di't verband mogen wij hem ver wijzen naar Limburg, waar het initiatief is uitgegaan van de technische en geestelijke leiders der boeren, van enkele ambtenaren, die wel op de hoogte waren van den toestand ten plattelande, zooals bijvoorbeeld de ryksland- bouwconsulent. Hierdoor had dit plan zeer zeker kans van slagen gehad, ware het niet vastgeloopen in Den Haag. Ons dunkt, dat een uitwisseling van gedachten en ervaringen tus- schen de initiatiefnemers in Limburg en den heer Le Rütte voor beiden zijn nut zou hebben. Het zij ons vergund nog even terug te komen op onze boven reeds genoemde artikelen, waar in wy ook over de emigratie hebben gesproken. Van enkele zijden is daarop geantwoord, dat emigratie de minst wenschelijke oplossing van ons landbouw- en bevolkingsvraagstuk is, want deze rukt de bevolking uiteen, laat de jongere en energieke volkskrachten los door ze te ver wijzen naar den vreemde. Het volk als geheel zoo luidt de conclusie moet daar tenslotte onder lijden. Daarom moet men iedere moge lijkheid om op eigen gebied cultuurgrond te winnen uitbuiten. Met dit laatste zal ieder het eens zijn, maar niemand, die van het bevol kingsvraagstuk ten plattelande een ernstige studie heeft gemaakt, zal van oordeel zijn, dat daarmede de landhonger van de boeren be vredigd kan worden. In zijn brochure toont de heer Le Rütte dit zeer goed aan. Er zijn zoo zegt hij ongeveer de eerste vüf en twintig jaren 150.000 H.A. cultuurgrond te winnen in Nederland, waarop wellicht 500.000 menschen een bestaan zouden kunnen vinden. Onze be volking echter neemt toe met 100.000 personen per jaar, waarvan de landbouwende bevolking met 40.000. In vijf en twintig jaren is dit een aanwas van 2.500.000. Zijn conclusie luidt, dat binnen de landsgrenzen het probleem niet op losbaar is. Men kan ook op andere wijze tot deze conclusie komen. Nederland heeft, globaal geschat, op grond van de enquête van den K.N.B.T.B., 35000 jonge boeren en tuinders, die zich niet kunnen vestigen. Als men dezen een bedrijf geeft van gemiddeld 5 H.A., wat voor de tuinderij weliswaar te veel, maar voor de boerderij eigenlijk te weinig is, dan heeft men alleen reeds 175.000 H.A. cultuurgrond noodig om hen te helpen. Maar voor deze vijf en twintig jaren voorbij zullen zijn, zal het aantal werk looze boeren en tuinders eerder toe- dan afge nomen zijn. En hoe wil men dezen dan helpen, indien men geen emigratie wenscht? Niet door de bodemaanwinst ten gevolge van ruilver kavelingen en herontwateringën, want hierdoor kan men wel de opbrengsten van de bestaande bedryven verhoogen en de bestaansmogelyk- heden verbeteren, maar over het algemeen geen nieuwe bedryven scheppen. Als men van oordeel is, dat de boeren naar een ander middel van bestaan moeten om zien, vergeet men dat het land, zooals wij boven reeds zeiden, niet te veel menschen Langs steile rotswanden. In het Beiersche jagers. Een moeilijke klimpartij, waarbij. Alpengebied oefenen de Duitsche berg- de stevige lijnen goede diensten bewijzen (Foto Weltbild) heeft, maar te weinig grond. En meer zal de boer ontworteld worden, wanneer hij naar nijverheid, verkeer of handel moet voor zijn broodwinning, dan wanneer hij in groepsverband naar den vreemde trekt als boer. Voor de volkskracht is het beter, dat een aantal boeren wegtrekt, dan dat zij het groote leger der ontwortelde stedelijke in dustrie-arbeiders nog gaan verhoogen. Want door hun wegtrekken wordt ons platteland gezonder en krachtiger en blyft de goede verhouding tusschen agrarische basis en industrieelen bovenbouw bestaan. Brengt men hen naar andere beroepen over, dan wordt de bovenbouw te zwaar en te breed voor de agrarische basis. Men moet ook rekening houden met den individueelen boer en landarbeider. Voor zijn geestelijk leven en zijn levensgeluk zal het beter zijn, dat hij in den vreemde boer en landarbeider blyft, dan dat hij hier naar de stad moet gaan. Als de plattelandsarbeider zoo zegt de heer Le Rütte ongeveer overgeheveld wordt naar de stedelijke arbeidersmassa, zullen, zooals de ervaring in het buiten land leert, al de goede eigenschappen van den „buitenman" na een of twee generaties zyn verdwenen en zal de vervlakking van den stedelijken industrie-arbeider ook bij den plattelandsarbeider spoedig intreden. Het diepe besef van de persoonlijke be- staansverantwoordelijkheid verdwijnt, wan neer men een landarbeider overplant naar du industrie. Voorwaarde echter voor het slagen van een emigratie is, dat zij geschiedt in groepsverband. Groepskolonisatie in den eigenlijken zin van het woord is in Frankrijk niet mogelijk, ver klaart de heer Le Rütte (pag. 22 kolom 1). Dat was het in Brazilië wel. Daarom was het be grijpelijk, dat de Limburgsche plannen uitgingen naar Brazilië. In de voor-oorlogsche verhou dingen was het streven der Limburgers vol komen begrijpelijk. Er was in Frankrijk even zeer gevaar voor vervreemding der Nederlan ders van het eigen volk als in Brazilië, want in Frankrijk wenschte men de assimilatie dei- Nederlanders in het Fransche volksgeheel om dit door het vermengen met nieuw en frisch bloed weer gezond te maken. Men had daar zelfs reeds de verwachting, dat uit deze bloed menging een nieuw, jong en levenskrachtig Europeesch ras zou kunnen groeien. Hoe de gedachten na den oorlog zullen zijn, welke mogelijkheden Frankryk dan zal bieden, wie zal het zeggen? Mocht Frankrijk dan groeps vestiging in den eigenlijken zin van het woord toelaten, wellicht ware dit dan het beste land om den honger van onze boeren te stillen. De ervaringen van den heer Le Rütte wijzen althans wel in die richting. Zij zijn belangrijk genoeg om er een en ander van te vertellen. E. Groepsvestiging van Nederlandsche boeren en arbeiders, door J. M. C. E. le Rütte. Uitg. N.V. Boek- en Kunstdrukkery v.h Mouton en Co., Den Haag. Uitgegeven met medewerking van het Blinkfonds. Voorwoord van prof. W. E. Boerman, rector-magnificus der Ned. Econ. Hoogeschool te Rotterdam. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd brengt het volgende ter kennis van belanghebbenden. Reeds eerder is bekend gemaakt, dat krachtens de getroffen regeling de pluimveehouders verplicht zijn alle voor verkoop bestemde eieren af te leveren aan door de Nederlandsche Centrale voor eieren en pluimvee te Beekbergen erkende verzamelaars. Verder is gepubliceerd, dat onder de huidige omstandigheden in het algemeen alleen dan voeder beschikbaar kan worden gesteld, wanneer de pluimveehouder minstens een bepaald aantal eieren per kip of per eend, waarvoor krachtvoeder is verstrekt, aan deze verzamelaars heeft afge leverd en dat het verboden is eieren te verkoopen of zonder bon te koopen. Te beginnen met de periode, welke aanvangt op 28 April a.s., kunnen alleen die pluimveehouders voor een voedertoewijzing in aanmerking ko men, die aan de volgende voorwaarden hebben voldaan: 1. In het tijdvak van a'Februari tot 31 Maart 1941 moeten zij minstens 20 eieren per kip of 40 eieren per eend, waarvoor voeder is verstrekt, aan de bedoelde eierenverzamelaars hebben afgeleverd. De hiervoor van de verzamelaars ontvangen of nog te ontvangen ontvangstbewijzen moeten gelijktijdig met de eerstvolgende registratiekaarten vóór 16 April a.s. by den plaatselijken bureauhouder worden ingeleverd. 2. Alle op 31 Maart 1941 nog niet vervallen bonnen van de serie 75 t/m 100 van de algemeene distributiekaart voor alle gezinsleden bij den plaatselijken distributiedienst hebben ingeleverd. De hiervoor door den distributiedienst afgegeven ontvangstbewijzen moeten uiterlijk vóór lö April a.s by den plaatselyken bureauhouder zyn ingediend of indien tot dusverre 'voeder werd betrokken op een winkellyst via den betreffenden winkelier by de sectie bijzondere diergroepen van het Rijksbureau V.V.O. te Apeldoorn. Voorts is bepaald, dat in de periode van 31 Maart tot 26 Mei 1941 (8 weken) minstens 32 eieren per kip of 40 eieren per eend, waarvoor voe der wordt verstrekt, aan dfi erkende verzamelaars moeten worden afge leverd, met dien verstande, dat het in deze periode minimum aantal te leveren eieren wordt verminderd met een aantal, overeenkomende met de in deze periode geldig verklaarde eierbons van de serie 76 t/m 100 van de algemeene distributiekaart van alle gezinsleden. Activa Binnenlandsche Wis seis, Promessen, enz. Hoofdbank Bijbank Agentschappen Totaal Pap o. h buit.i.disc Idem Eig Portel. Af: Verkocht, maar voor de Bank nog niet afgeloopen Totaal Beleen, (incl. Voors.) In Reken.-Cour op Onderpand Hoofdbank Bijbank Agentschappen Totaal Op Effecten Op Goederen Ceelen Totaal Voorsch. a. n. Ryk (Art. 16 d. Bankwet K.B. v I Maart '37 Stbl. no 401) Munt en Materiaal Muntgoud Munt. Ziiv., enz. Muntmat. Zilv Muntmat. Goud Totaal Belegg. v Kap Gebouwen en Meub der Bank Div. Rekeningen Staat Nederland (Wet v 27 Mei '32 Stbl No 221) Totaal Passiva Kapitaal Reservefonds Byzondere Reserves Pensioenfonds Bankb In omloop Bankass In omloop Res. en Pensioenf Rek.-Cour Saldo's: Van het Ryk Van anderen Div Reken Totaal W.v. a. Nea.-ina. Besch Metaaisaidt (K.B v 26 Mrt. 1940 Stbl. No 482) o. d. Bank ond.gebr Schatkistp rechtst Rentestand sedert 29 Aug. 1939: Wisseldisconto Promessen-disconto Voorscnotten in 'Rek.-Cour Beieening van Effecten Beleening van Goederen en Ceelen 31 Mrt. '41 166.500.000 2.879.631 145.600 169.525.231 22.907.385 22.907.385 154.957.657' 3.725.751 52.566.057 211.249.466 210.869.337* 380.129 211.249.466* 15.000.000 1.096.3351298 17.678.521 1.114.013.819 48.669.998 4.500.000 211.824.375 1.797.690.276 20.000.000 4.454.251 13.494.513 10.959.730 1.593.328.850 80.993 144.466.943 10.904.994 1.797.690.276 57.977.150 420.234.400 160.000.000 17 Mrt. '41 129.500.000 2.879.631 145 100 132.525.331 22.907.s85 22.907.385 152.868.476* 3.785.330 49.734.301 206.388.158 205.902.272* 435.8S6 206.388.158* 15.000.000 1 096.506.786 18.031.908 1.114.538.694 48.475.493 4.500.000 197.428.124 Mevrouw Weders trok een blaadje van den kalender en zei tot haar zoon Paul; „Weer een maand voorby. De tijd vliegt. Ik wou, dat' jy nu onderhand eens naar een vrouw voor je ging uitkijken. Ik zou zoo graag zien, met wie je trouwde, jongen." „Besdnt tl alweer over dit chapiter," zei Paul wrevelig. „En als ik mij daar speciaal op zou toeleggen, vond ik er toch geen. Die moet je hier of daar toevallig ontmoeten of zoo. En mevrouw Weders zou misschien niet met myn keus instemmen. Als ik bijvoorbeeld een meisje zonder geld zou nemen, dan zou dit een breuk tusschen u en mij veroorzaken. Ik kyk niet naar geld. Als het meisje my beviel, zou ik niet vragen: Hoeveel bedraagt je bruidsschat?" „En dus ook niet, wie haar ouders zyn?" wond mevrouw Weders zich op. „Dit is weer een andere kwestie, moeder. Daar zou ik misschien wèl rekening mee houden." „Natuurlijk zou je dit moeten. Een advocaat kan geen mesje uit de arbeidersklasse tot vrouw nemen Hij is veel aan zyn stand verplicht. Als je j I dat maar nooit 7, ..7 vergeet, Paul. En l 1 Ctlll S tlWWCll]fZ ook, dat geld niet jj te versmaden is. Ik ben maar altyd bang, dat jy je nog eens door je secretaresse laat beïnvloeden. Ik ken haar wel niet, maar jy zegt, haar een aardig meisje te vinden „Ze was gisteren voor het laatst by me in betrekking." „Wat zeg je? En ik meende, dat je zoo tevre den over haar werk waart." „Dit was ik ook. Maar kun je iemand weer houden. die andere plannen heeft?" „En dit zeg je my nu pas." „Ach! ja, die kleinigheden," zei Paul met een werend handgebaar. „En heb je al een ander?" „Zy komt vandaag." „Is het eenaardig meisje?" vroeg de weduwe met zorg; want ze vreesde, dat haar zoon nu misschien wel zijn hart aan deze secre taresse zou kunnen verpanden." Hy lachte; „Ze is vyf-en-veertig; dus hoeft u zich niet angstig te maken, dat zij mij zal in palmen." Hy gaf zijn moeder een zoen en ging fluitend naar de garage, waar hy zyn auto startte en naar zijn kantoor in de stad reed. Dat gevaar is dus geweken, was de moeder opgelucht. Hy was altijd zoo vol lof over zijn andere secretaresse en deze nieuwe is vyf-en- veertig. Paul trouwt nooit met een zooveel oudere vrouw. Ik kan gerust zyn. Men hoort zoo dikwijls van een huwelijk tusschen een werkgever en zyn secretaresse. Dien middag werd mevrouw Weders door haar schoonzuster Dora opgebeld. Deze vertelde haar, dat ze een logeetje had: een dochter van een vroegere kennis en dat zij absoluut eens met Gonny moest komen kennismaken. „En," voegde Dora er bij, „ik ben er zeker van, dat Paul haar ook lief vindt. Als je kunt, zorg dan, dat hij meekomt, om den avond bij me door te brengen." „Ik zal eerst eens naar je logée komen kyken," zei de weduwe, die meende, dat het beter was, eerst eens poolshoogte te gaan nemen, vooral eer Paul die bewuste Gonny leerde kennen. Als het meisje haar niet aanstond, sprak zy er liever niet met haar zoon over. En wie was die Gonny? Dora had zooveel kennissen. Er waren er ook onder, die hun geld verloren hadden. Misschien behoorden de ouders van dit meisje onder dezen. Juist iets voor Dora om zoo iemand dan in bescherming te nemen en aan den man te willen brengen. Dien middag maakte mevrouw Weders ken nis met Gonny. Toen ze vertrok en Dora haar vroeg, hoe het meisje haar beviel, antwoordde ze: „Ik vind haar een allerliefst kind. Maar het is jammer, dat haar ouders arm zijn en zy dus genoodzaakt is, te werken. Ik zou Paul zoo'n vrouw wenschen, maar toch moet je hem maar niet laten weten, dat er een jong meisje by je gelogeerd is. Ik zal er hem ook niets van ver tellen. Maar goed, dat ik er nog niet over ge sproken heb. Kijk, Dora, een advocaat kan on- mogeiyk trouwen met een meisje, die typiste is, zcr-ls je lcgéetl? „Ik vind haar anders juist een vrouw voor Paul. Ze is van goede afkomst; wat doet het er toe, dat haar ouders geen geld hebben; jy hebt het toch genoeg. En wat doet het er fei telijk ook toe, dat zij op een kantoor werkzaam is? Als ik een dochter had, zou ze ook een werkkring moeten zoeken. Ik houd niet van meisjes, die naar tyd verbeuzelen. Ik zeg maar: Gonny is een schat en die haar tot vrouw krygt, kan gerust zeggen, een groot lot uit de loterij getrokken te hebben. Geestelijk is ze zeer goed ontwikkeld en in onzen stand grootgebracht. Paul zou geen oneer met haar inleggen. En als hij met een andere schoondochter voor den dag zou komen, dan moet je nog maar afwachten, of zy jou aanstaat. Gonny heeft een lief karak ter; ze bevalt je. Ik durf wedden, dat je met haar goed overweg zoudt kunnen." „Maarzy moeten ook van elkander hou den, Dora. Dit is ook een voornaam punt. Ik zou haast zeggen; een van de voornaamste." „Zoo wil ik het hooren," lachte Dora, „wy zijn al in de goede richting. Je schakelt de geldkwestie al zoo'n beetje uit. Och! een moe der verlangt toch bovenal haar kind gelukkig te zien, nietwaar? Maar, ja, ze moeten van el kander houden. Doch dit dienen wy dan zoo'n beetje in de hand te werken. Komt het je ge legen, dat wy morgenavond bij je komen: altijd als Paul dan thuis is?" „Wat 'n haast," zei de weduwe met een glim lach'. 't Lijkt wel of je er een huwelyksbureau op nahoudt. Maar goed. Ik zal je straks opbel len en dan spreken wy verder af. Tot morgen dan misschien „J a Het gaat er door, dacht Dora. Ze riep Gonny en nam haar mee naar de telefoon. „Hallo! Ben jij 't, Paul? Tante Dora." „Zeg gauw!" klonk het gejaagd. „Ik zit al den ganschen dag in spanning." „Het komt in orde, hoor! Je zult het zien. Gonny staat naast me en knijpt my van blyd- schap myn arm blauw. Koop maar vast ver lovingsringen." „Maar als moeder hoort, dat Gonny myn ex- secretaresse is?" „Dit hoeft ze vooreerst niet te weten. Hoe veel van deze onschuldige trucjes worden niet uitgehaald, om zijn geluk te bevorderen?" Toen mocht Gonny met Paul spreken. „O! jongen! als wij ons doel op deze manier eens konden bereiken! Dan was het niet noodig, je tegen den wil van je moeder te moeten ver zetten. En alles zou veel prettiger zyn. Maar goed, dat mevrouw, ik nt«,g tante Dora zeggen, je den raad gaf, deze kleine comedie te spelen." „Ik kom," zei Paul. „Ik moet tante Dora in mijn armen knellen en.... en jou ook, want ik geloof zeker, dat alles in het reine komt. Tante Dora spreekt zoo met overtuiging, dat er haast geen twijfel bestaat," En het kwam in het reinehoewelnog niet aanstonds; want mevrouw Weders had zich voor haar zoon een ryke vrouw gedroomd. Maar ook wilde ze Paul gelukkig zien en dit gaf ten slotte den doorslag. (Nadruk verboden) 1.741.763 188 20.d00.UU0 4.454.251 13.491.513 10.358.271 1.517.493.320 11.360 134.586.784 10.764.185 1.741.763.188 57.977.150 442.999.262 123.000.000 3 pet 3 pet 3 Va pet 3 Va PCt 3% pet De New-Yorksche effectenbeurs opende van daag prijshoudend, doch de ondernemingslust was nog steeds gering. Ook tijdens het verder verloop werd de handel ternauwernood leven diger, daar de politieke gebeurtenissen in hoofd zaak de aandacht opeischten en verder de sta king der mijnwerkers tot het aannemen van een voorzichtige houding aanleiding gaf. Bovendien maakte het een ongunstigen in druk, dat er een beurszetel verkocht werd voor den laagsten prijs, die tot nu toe is voorge komen namelijk 21.000. De speculanten wen den zich thans in de allereerste plaats tot de goederenmarkten of gaan over tot den aankoop van spoorwegobligaties. De noteeringen der aandeelen bewogen zich in de meeste gevallen rond het peil van den vorigen dag. Eenige leidende fondsen, waar onder staalwaarden, rubberfondsen, Chrysler en American Tel. and Tel. behaalden fractioneele koerswinsten, terwijl International Nickel zelfs een punt in koers steeg. Er bestond verder eenige vraag voor laagge- noteerde spoorwegfondsen. American Car and Foundry waren vaster, daar een aanvang gemaakt wordt met de uitkeering van het preferente dividend, ter wijl tevens binnenkort een betaling op de gewone aandeelen te- verwachten is. De markt had overigens echter een kleurloos aanzien. Ook het laatste beursuur bracht weinig verandering meer. De beurs sloot prijshoudend. Vandaag werden 681 fondsen verhandeld. Daarvan zijn er 260 in koers gestegen, 204 ge daald. De noteer'ngen der 217 overige bleven onveranderd. Siutk. Slotk. Slotk. Slotk. NEW-YOKK 1/4 31/3 29/3 28,3 Allied Chem154% 154 154 153 American Can 87(4 86% 8614 86(4 Am. Smelting 40 39% 39% 39% Amer Tel Tel 161% 160% 160% 162 Am. Tobacco B 69 69 69 68% Anac. Copper 24% 24% 24% 24% Atchis Topeka 25% 25% 25% 25% Baltim. Ohio 3% 3% 3% 3% Bethlehem St77 76% 76% 76% Canada Pacif4% 3% 3% 3% Chrysler Corp63 62 62 62 Cons Edison 20% 21 20% 20% Delaw Huds 10 9-% 9% 9% Eastman Kod 135 134 133% 134 Gener. Electric 32 32% 32% 32% Gen. Motors 42% 42% 42% 42% Hudson Motor 3% 3% 3% 3% Intern. Nickel 27% 26% 26% 26% Int. Tel. a Tel. 2% 2% 2% 2% N. V. Central12% 12% 12% 12% Pennsylvania 24% 24% 24% 24% Radio Corp4 4% 4 4 St. Oil N.-Jers 35 35% 34% 35 Union Pacific 78% 77% 77 75% Un. St. Rubber 22% 22% 22 22% Un. St. Steel 56% 56% 57 56% Westing house 94% 94% 94 94-% Woolworth 29% 29% 30 30% laten, t ex-div„ ex-recht., ex-coup., bied Het Rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstyd deelt mede, dat van 1 tot en met 30 April 1941 op bon no. 8 van de voederkaart voor honden beschikbaar wordt gesteld: Voor groep I 10 kg. hondenbrood. Voor groep n 10 kg. hondenbrood. Voor groep III 8 kg. hondenbrood. Voor groep IV 5 kg. hondenbrood. Voor groep V 4 kg. hondenbrood. Voor groep VI 3 kg. hondenbrood. Op bon no. 8 van de voederkaart voor katten wordt over dezelfde periode 1% kg. kattenbrood beschikbaar gesteld. Na 30 April 1941 is bon. no. 8 van bedoelde kaarten ongeldig en mag deze niet meer wor den aangenomen. 's GRAVENHAGE, 1 April. Koersen voor stortingen op 2 April 1941 tegen verplichtingen luidende in Beiga's 30.1432 Zwitsersche francs 43.56 Fransche francs 3.768 Lues 9.87 Deensche kronen 36.37 Noorsche kronen 42.82 Zweedsche kronen 44.85 Tsjechische kronen (oude schulden) 6 42 Tsjechische kronen (nieuwe schulden) 7.54 Dinar (oude schulden) 3.43 Dinar (nieuwe schulden) 4.23 Turksche ponden 1.45% Lewa 2.30 Pengoe (oude schulden) 3'6.519 Pengoe (nieuwe schulden) 45.89 Zloty (oude schulden) 35 Zloty (nieuwe schulden 37.68. In verband met de opheffing van de Neder- landsch-Duitsche clearing wordt geen Reichs- markkoers meer gepubliceerd. 12 (Nadruk verboden) zy bleef op een afstand staan, 't hoofd af gewend, en hij trad op haar toe. Uit een zilveren taschje, dat aan haar linkerpols bungelde, haalde zy een lucifersdoosje te voorschyn. Bij 't vlammetje bekeek hij de enveloppe. Er stond wat opgekrabbeld. „U moet nog een keer of wat bylichten." Eleanor streek den eenen lucifer na den ande ren af. De schaduwen in 't bootenhuis kwamen naderbij, weken weer. Hoe primitief de verlich ting ook was, toch slaagde Henderson er in, 't potlood-gekrabbel op de enveloppe te ont- cyferen. Hy las 't meisje voor: Dit is je laatste kans. Weiger je, dan blyft 't niet langer een vraag, wie de tweede man op 't Jacht is. Dan bazuin ik 't antwoord uit. Je weet drommels goed wat 'k bedoel, want jy bent d'e tweede man. Kom vanavond naar de haven: 'k lig daar met een boot. En breng geld mee, veel geld, of de 19e Juli zal je op breken. van een klad gediend. Meermalen was een uit drukking doorgehaald en door een andere ver vangen. „Veel wyzer maakt 't me niet," zei Henderson teelurgesteld. „Er wordt geen enkele naam ge noemd." „Maar de bedoeling is duidelyk. Als dit door Jerome werd geschreven, wist hij, wie Archie vermoordde. En dan trachtte hij geld uit die wetenschap te slaan." „Zooals 'k zei: de misdadiger is een van de gasten van uw oom. Melchior, Lawrence of Soper. Een van de drie. Mogelijk werken ze in combinatie." Eleanor hield den pas in. „Beseft u, wat dat beteekent?" vroeg zij angstig, ,,'t Blijft natuur lijk niet geheim, wat we hebben ontdekt. We zijn voor den moordenaar even gevaarlijk als Jerome 't was." ,,'k Geloof 't niet," antwoordde Henderson, méér om het meisje gerust te stellen dan uit overtuiging. „Al weten we, dat Archie en Jerome werden vermoord we weten daarom nog niet, wie de dader is. We kunnen bezwaarlijk tegen de politie zeggen: een van deze drie moet de moordenaar zyn; zoek nu maar uit, wie. Dat weet de schurk zelf ook. Zijn betrekkeiyke veiligheid schuilt hierin, dat drie personen in aanmerking komen. Hy zal zyn spel niet willen bederven. Dat zou hij zeker doen, als hy op twee uiterst geraffineerd gepleegde moorden een derden en een vierden liet volgen, waarbij hij onmogelijk wéér zoo sluw te werk kon gaan." Zyn uitlegging verjoeg Eleanor's angst geens zins. Toen zij op 't stille, aardedonkere pad onder de dennen waren gekomen, stak zy een arm door dien van Henderson en drukte zich dicht tegen hem aan. Doch er gebeurde niets. Ongedeerd bereikten zy de villa. VIII Uit de bibliotheek viel een streep licht over 't terras, zy gluurden naar binnen. Anthony Moncrieff zat aan zyn schrijfbureau, de lamp vlak vóór zich, om des te nauwkeuriger de film, die op zoo onverklaarbare wijze tusschen zijn collectie was gevoegd, te kunnen bestudeeren. De oude man leek uit steen gehouwen. ,,'k Zal hem vertellen, wat gebeurd is," fluisterde Henderson. „Hij moet beslissen, hoe wordt opgetreden." 't Meisje knikte en opende de buitendeur Zonder kloppen stapten zy de bibliotheek in. Anthony hief 't hoofd op. Hij keek ciitisch naar Henderson's verfomfaaid voorkomen en raadpleegde zyn horloge. ,,'k Had een stille hoop, dat 'k op de film Iets zou ontdekken, als 'k haar met een sterk ver grootglas onderzocht, 't Is me niet gelukt. De tweede figuur is te wazig, om haar te herken nen." Henderson bewonderde de geestkracht var den ouden man. Nog gebogen onder den slag die hem zyn een:g kind ontnam, moest hem juist op zyn zeventigsten verjaardag 't vreeselyke worden onthuld, dat die zoon als slachtoffer van een sluipmoordenaar was gevallen. Toch zag niemand 't Anthony aan, hoe zwaar dit nieuwe leed hem had getroffen ook niet, nu hy 't uit zichzelf aanroerde en hy in gedachten 't stille, grimmige drama moest zien voltrekken. ,,'t Mysterie is veel ingewikkelder geworden," zei Henderson, ,,'k Ben iets vreeselyks op 't spoor gekomen." „Je behoeft me niet zoo voorzichtig voor te bereiden, Derreck. Den zwaarsten stoot, dien 't leven me kon toebrengen, heb 'k al opgevangen." „Welnu: 'k heb een moord ontdekt en een poging tot moord. Jerome is teruggekomen!" 't Viel Henderson op, hoe snel hy de woorden uitstootte. „Teruggekomen naar 't eiland om er te worden vermoord. En 't lag eveneens In de bedoeling van den misdadiger, Settle van kant te maken." „Zoo," zei Anthony langzaam. „Jerome is dus aiet verdronken Maar 't verrast me te hooren. :lat hij werd vermoord bijna een maand later Ook Settle was haast 't kind van de rekening geworden, zeg je. Vertel me alles." Henderson liep naar de deur en rukte haar open er was niemand op de gang. Voor alle zekerheid sloot hy de ramen. Toen vertelde hij, wat hy had meegemaakt van 't oogenblik af, dat Settle hem kwam roepen, tot hij Jerome's ïyk onder de werkbank in 't bootenhuis had gelegd. Aan 't eind gekomen, gaf hij Anthony de doorweekte enveloppe. „Jij bent advocaat, Derreck," zei de oude heer, nadat hy 't gekrabbel had ontcijferd. ,,'k Bedoel, dat je een scherperen kyk op men schen en liun dryfveeren hebt dan een ander. g Een oogenblik!" viel hij zich in de rede. ,,'k Ben een egoïst, om uitsluitend aan mijn eigen aan gelegenheden te denken! Je staat letterlijk te rillen." Anthony ging naar 't buffet, schonk een glas whisky in en bracht 't Henderson. „Hier, neem een hartigen dronk! 't Langdurig verblijf in 't water kon je een geduchte verkoudheid bezorgen, als is 't zomer!" Derreck nam in een fauteuil plaats. De whisky verwarmde hem weldadig, dreef de ril lingen uit zijn blaed. Bij gebrek aan een sigaret stak hij een van Anthony's lange sigaren op en staarde even den opkringelenden rook na. „We weten nu wel heel wat, Mr. Moncrieff, en toch op de keper beschouwd weinig, waar we houvast aan hebben," zei hij na een pauze. „Archie en Jerome vertrokken 19 Juli met de „Arabella". Den volgenden dag werd 't jacht drijvend aangetroffen en geen van beiden aan boord. We moeten gissen, hoe 't drama in elkaar heeft gezeten, 'k Heb een veronderstelling, die me niet onaannemelyk lijkt, hoewel de feiten haar vierkant ondersteboven kunnen gooien." Anthony las 't gekrabbel nogmaals. „Naar myn meening heeft Jeromè iemand die bedrei ging toegestuurd en er afschrift van gehouden. Hy was getuige van den moord, fotografeerde hoe 't gebeurde, liet er een film van maken en ■ag kans, haar tusschen myn collectie in te lasschen. De manier, waarop hy dit gedaan kreeg, blyft een raadsel 't Eiland is nooit zon der bewaking. Settle „Settle is een mensch en heeft op zijn tyd even goed behoefte aan slaap als wie ook." „De hond had hem wakker gemaakt." „Niet noodzakelijk. Woyko kende Jerome." De oude man zag Henderson strak aan. „Jerome wist, wie den moord pleegde. Dit niet alleen. Hij wist ook, dat de dader 14 Augustus op 't eiland zou zijn. Daarom laschte hij de episode in een ultimatum aan zijn adres." Henderson knikte, ,,'k Stel me voor, dat 't al dus in zijn werk*is gegaan. Buiten de Clyde Baai werd de „Arabella" gepraaid, door iemand, dien Archie goed kende. Waarschijnlijk had Jerome alweer stevig gepimpeld; Archie schaam de zich, om den ander in zulk gezelschap te brengen en stapte vol vertrouwen op 't jacht van den kennis over. Dit moest trouwens de bedoeling zijn geweest van dengene, die de ..Arabella" praaide. Zoo voorkwam hij, een spoor achter te laten, dat hem wel eens nood- ottig kon worden." „Hm." De oude heer scheen met de lezing naar matig ingenomen. „En vervolgens?" „De misdadiger verrichte zijn werk, voer weg en liet de „Arabella" aan haar lot over. Hy voelde zich safe niemand was getuige van 't drama geweest „Waarom vermoordde hy Archie?" „Vindt u hebzucht niet een aannemelijk motief?" „Hebzucht?" Anthony zat even met gesloten logen. „Ga verder," zei hy toen kortaf. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 2