DE OVERHEID EN HET TOONEEL
Uit andere bladen
Md vnftacd
itan dm da§
De huisvrouw op het oorlogspad
Hei Camera-mysterie
VRIJDAG 4
APRIL 1941
De heer F. Primo over
de centralisatie
BEURS VAN NEW YORK
T ooneelonderwijs
De haat en zijn gevolg
De klassieken
Belasting, enz.
Vaste markt; koerswinsten
tot 2 punten
Koersen Nederl. Clearinginstituul
Cultuur Mij. „Bandoeroto"
i Het verhaal van
Gustaaf Holltrup
De uiteenzetting over de tooneelbemoeiin-
gen door de overheid, welke de secretaris
generaal van het Departement van Volks
voorlichting en Kunsten, dr. T. Goedewaa-
gen, ten departemente voor een aantal too-
neelkunstenaars heeft gegeten, heeft groote
belangstelling gewekt. Algemeen zal men er
van overtuigd zijn, dat het tooneel een
betere plaats, verdient in het cultureele
leven, dan het thans inneemt.
In een onderhoud dat een verslaggever van
het A.N.P. had met het hoofd van de afdee-
ling tooneel en dans van het departement van
Volksvoorlichting en Kunsten, den heer F.
Primo, heeft hij gevraagd tot hoever de cen
tralisatie van de tooneelkunstenaars in groote
gezelschappen zal gaan.
Er is direct sprake geweest van twee of
drie staatsgezelschappen, zoo antwoordde
de heer Primo. Maar er wordt op dit oogen-
blik nog een andere mogelijkheid overwo
gen. Die mogelijkheid is: het vormen van
één centraal gezelschap, waarin de beste
Nederlandsche tooneelkunstenaars worden
opgenomen. Dat zou een gezelschap worden
van enkele honderden kunstenaars en dit
gezelschap zou werk van groot formaat
moeten brengen. Het centrale gezelschap
zou dan worden onderverdeeld in aparte
groepen, welke als vaste gezelschappen van
groote steden zouden kunnen worden be
schouwd. Daarbij is dan gedacht aan Am-
voor zoover het cultureel werk betreft, dat
los staat van het vermaaksgenre. Het is
onjuist om uitingen van cultureelen aard
in dit opzicht gelijk te stellen met ver
makelijkheden en waar de overheid dit vol
komen duidelijk inziet, hoopt men tot vrij
stelling van belasting voor werk met cul
tureelen inslag te komen. Voor het publiek
zal dat dan beteekenen een verlaging van
de toegangsprijzen. De maatregelen in het
algemeen zullen trouwens toch daarheen
leiden, zoodat het bezoek aan schouwburgen
op deze wijze vergemakkelijkt wordt.
Om het schouwburgbezoek te animeeren
zullen verder de leden van het personeel van
groote zaken en ondernemingen op gezette
tijden tegen zeer lage prijzen in de gelegenheid
worden gesteld gezamenlijk stukken te gaan
zien. Ook de scholen moeten trouwens belang
stelling bij de jeugd kweeken en dat zal gebeu
ren door het bijwonen van Klassieke werken,
welke in de lesuren eerst uitvoerig door de
onderwijzers zullen worden behandeld.
Verder zal ook het dilettantentooneel dan
zijn beteekenis hebben en het heeft bovendien
reeds dikwijls de verwaarloosde taak van het
beroepstooneel overgenomen door het brengen
van stukken van waarde. Daarom zullen de
dilettantenvereenigingen zelf moeten beslissen
of zij zullen willen werken op cultureel ter
rein. Willen zij dat, dan worden zij opgenomen
in het gilde. Het dramaturgische bureau, dat
op den Suur zal ontstaan, zal hen d$n van
materiaal voorzien
Aan het tooneelonderwijs zal ook danige zorg
worden besteed. Een vernieuwing van dit on
derwijs, waarbij de opera zal worden ingescha
keld, kan in de toekomst verwacht worden. Men
is thans reeds doende het kunstonderwijs los
te maken van het departement van Opvoeding,
Wetenschap en Cultuurbescherming om het
onder te brengen bij het departement van
Volksvoorlichting en Kunsten.
Buiten het centrale gezelschap wil men twee
reizende gezelschappen organiseeren. Op de
eerste plaats zal daartoe het gezelschap „De
Voortrekkers", dat reeds een tournee door ons
land maakte, voor het N.V.V., worden gecon
solideerd. Onder leiding van Adriaan van Hees
zal dit gezelschap, dat met goede krachten
wordt uitgebreid en behoorlijk zal worden uit
gerust, de kleine plaatsen in ons land bezoe
ken, waar de groote gezelschappen nooit ko
men. Deze plaatsen, welke practisch Verstoken
blijven van goed beroepstooneel, zullen daar
door uit hun isolement verlost worden.
Aan de banden, welke Nederland en Vlaan
deren binden, heeft men eveneens gedacht. In
de toekomst hoopt men dan ook tot een inten
sieve uitwisseling te komen tusschen Noord en
Zuid, waarbij de opera en zelfs het leekentoo-
neel niet vergeten zullen worden.
Het cabaret wordt in een aparte vakgroep
voor kleinkunst ondergebracht en zij, die als
cabaretier werkzaam zijn, maken dus deel uit
van een andere groep dan de tooneelspelers. De
mogelijkheid is echter geopend om lid te
zijn van twee vakgroepen, omdat ons land en
kele acteurs en actrices telt, die ook hun groote
verdiensten hebben op het gebied van klein
kunst. Dezelfde regeling is ook getroffen voor
opera- en concertzangers, die tot het muziek-
en tooneelgilde kunnen behooren.
bereiden uit de ingrediënten waarover ze be
schikt.
Want, en dat is nu eenmaal een onaangenaam
feit, dag in dag uit is een aanzienlijk deel van
het middagmaal: aardappelen. En reeds in vre
destijd heeft menig braaf man gekankerd over
het aardappelfetichisme, dat ons dwong, aan
alle warme maaltijden aardappelen te eten,
driehonderdvijfenzestig dagen per jaar. Eens per
dag aten we aardappelen: gekookt, gebakken,
als puree, terwijl bij hooge uitzondering eens
patates frites ter tafel kwamen. Werden we
gesterkt door 'n goeden en trouwhartigen stamp
pot, dan werd de malsche heerlijkheid van de
boerenkool nog verdund en aangelengd door
meelachtige aardappelpenetratie. En nu, als
straf voor dit bijgeloof, zullen we in dezen oor
logstijd van die aardappelen veel goeds moeten
zeggen, namelijk: „We hebben nog aardappe
len."
Nu weet ik, dat mijn vriend, de kok, ont
stellend veel manieren weet, om aardappels
op te dienen, maar de helft dier manieren ver
valt omdat de frituurpan, voorheen een ko
kende lavazee, volledig is gepensionneera we
gens'verval van krachten.
En toch is nu meer dan ooit de plicht van
de huisvrouw, om af te stappen van een be
krompen voederbereiding, zooals die in negen
van de tien vaderlandsche keukens werd be
dreven, en over te gaan tot het scheppen van
culinaire kunstwerken. Want dat is niet een
kwestie van veraangenaming des levens alleen:
het gevaar is zeker niet denkbeeldig, dat de
voedingstoestand van vele onzer volksgenooten,
en met name van de kinderen slechter worden
zou dan de levensmiddelenvoorziening zou
eischen. Want niet alleen de voedselbehoefte
t>epaalt den eetlust. Wie wel eens de taak heeft
gehad een herstellende van een' langdurige of
afmattende ziekte te doen „aansterken" weet,
dat vooral de smaak en het uiterlijk der spijzen
een doorslaggevenden factor vormen. En wan
neer nu vrijwel onze geheele bevolking zich
moet overschakelen op een volkomen gewijzigd
dieet, dan dienen we te bedenken, dat we nu
zijn aangewezen op spijzen, combinaties en ver
houdingen van spijzen, die we zeker niet zouden
kiezen, als kiezen ons vrij stond. En het ge
vaar is dan ook verre van denkbeeldig, dat
deze ongewone spijzen niet zullen medewerken
om onzen „trek" te verbeteren. En juist omdat
de spijzen in dezen tijd, willen ze ons voldoende
voeden, veel omvangrijker dienen te zijn dan
het krachtiger voedsel van voorheen, is een
flinke eetlust noodig om de vereischte hoeveel
heden naar binnen te werken. Van dien trek zal
afhangen, of we, met de in voldoende mate
beschikbare voedingsmiddelen, in een goeden
voedingstoestand zullen blijven of niet.
De combinaties van- de levensm.ddelen en
de bereidingswijze zijn meer dan ooit van het
grootste belang geworden. Daarvan hangt voor
een deel af, hoe ons volk deze tijden van
schaarschte zal doorkomen. Men zou kunnen
zeggen, dat een deel van ons toekomstig lot
op het oogenblik bepaald wordtin de keu
ken
Ieder Nederlander en iedere Nederlandsche
vrouw zijn vol van zorg voor de toekomst
van ons volk en ons vaderland. Wij allen
rekenen op een vrije en goede toekomst van
ons volk, maar dan dienen weer ook voor
te zorgen, dat ons volk, en vooral onze
jeugd, de krachten naar het lichaam zal
bezit .en om die toekomst op te bouwen
Wanneer de ondervoeding bedenkelijke af
metingen in ons volk zou aannemen, dan
zouden we zeker onvoldoende zijn voorbe
reid voor de goede, maar in elk geval moei
lijke taak die onzen volksgenooten wacht.
Wij dienen ervoor te zorgen, dat wij bereid
en in staat zijn, al onze krachten in te
zetten voor onze nationale taak. En dit is
dan wel de schoonste taak voor onze Ne
derlandsche vrouwen, namelijk door een
betrekkelijk eenvoudig en vooral nederig
werk, de volkskracht op peil te houden.
In alle tijden geldt, dat het lc>t van een
volk meer dan van wat ook, afhangt van de
vrouwen die het voortbrengt. Nu is dat meer
dan ooit het geval. De huisvrouw zal zich in
deze tijden van schaarschte hebben te bezin
nen op de besteding van het huishoudgeld
waarover ze beschikt en over haar bonnenvoor-
raad. Ze dient, voor haar geld, de hoogst be
reikbare voedingswaarde te verwerven en de
verkregen, voedingsmiddelen zoo goed mogelijk
te besteden. Dit laatste bet eekent natuurlijk in
de eerste plaats, dat ze zal dienen te zorgen,
dat zoo weinig mogelijk verloren gaat door af
val of door bereidingswijze. Maar even belang
rijk is, ervoor te zorgen, dat de bereide spijzen
smakelijk en aangenaam zijn, opdat inderdaad
niet door gebrek aan variatie of dergelijke, de
eetlust der huisgenooten onvoldoende wordt.
Natuurlijk kan men niet verlangen, dat de
huisvrouwen plotseling èn deskundigen op het
gebied der voedingsleer èn kooksters van bui
tengewone vaardigheid zullen worden. Maar
wanneer men al eens afstap^ van de oude sleur,
de voorlichting die gegeven wordt inderdaad ter
harte neemt, dan is al veel gewonnen.
Beseffen onze vrouwen, dat zij met pollepel
en pan den slag leveren om het behoud van
onze volksgezondheid en onze volkskracht, dan
geloof ik nieit, dat ze koken nog een dom en
oninteressant werkje vinden.
Daarom, lezeressen, allen op het oorlogs
pad, ge moet U waardige navolgsters too-
nen van Kenau Hasselaar, ditmaal echter
niet met kokende olie en brandend pek,
maar met dampende, smakelijke spijzen op
den huiselijken disch.
Ir. E. NICOLAS.
De „Limburger Koerier" waarschuwt tegen
haatgevoelens, die zich in dezen tijd met suc
ces weten te vermommen:
„Haat" is een groot woord en het drukt
een begrip uit, dat verschillende menschen
alleen maar van hooren-zeggen meenden
te kennen. Zij waren zoo vriendelijk van
gemoed en zoo welwillend jegens alle men
schen gestemd, dat ze zich gewoon niet
konden voorstellen dat deze gifplant ooit
op den akker van hun gemoed zou kunnen
ontspruiten.
Als vele Nederlanders nu eerlijk tegen
over zichzelf willen zijn, zullen ze echter
moeten erkennen, dat haatgevoelens ook
hun hart gaan belegeren en dat ze er niet
steeds in slagen dezen grooten vijand bui
ten de veste te houden.
Deze vijand is listig, gelijk alles wat door
den boozen geest geïnspireerd wordt. Hij
zegt niet; „Gij moet dien of dien persoon
haten en alle kwaads toewensehen". Hij
neemt tot uitgangspunt den spontanen ea
natuurlijken afkeer van den rechtschapen
mensch jegens alles wat naar onrecht en
onwaarachtigheid zweemt. Hij doet een be
roep cp de nobelste gevoelens welke in 't
menschenhart wonen en streelt die, vleit
die, verheerlijkt die.
Hier komen we dan al op gevaarlijk ter
rein. Want in dat spontane rechtvaardig
heidsbesef, in die nobele gevoelens worden
reeds enkele druppels van den hoogmoed-
balsem gemengd. „Wat zijt ge toch een
uitstekend vaderlander, wat toont ge u toch
scherpzinnig door zoo veel beter dan an
deren het wezen van de gebeurtenissen te
doorschouwen!", fluistert de vijand.
Hier nu ligt ook het begin voor den per
soonlijken afkeer van anderen. Men gaat
niet alleen andere ideeën bestrijden, maar
men draagt ook zijn minachting over op
de personen, welke ze belijden.
Den juisten Christelijken stelregel, dat
„goede trouw" aangenomen moet worden,
zoo lang het tegendeel niet is bewezen,
gaat men lastig vinden. Er is geen succes
mee te behalen in gesprekken en discus
sies. Men laat zich liever gaan; de opbor
relingen des gemoeds zijn moeilijk te con
troleeren. Alles grijpt, men aan om kracht
bij te zetten aan de eigen stellingen, ook
ongecontroleerde beweringen, ook „men-
zegts" uit de tiende en twintigste hand.
Zoo komen de laster en zelfs de welbe
wuste leugen als hulptroepen in het ge
volg van den haat. zoo ziet men werkelijk
angstwekkende excessen uitgroeien in ons
vaderland, verbittering tusschen oude vrien
den, twist in de gezinnen> gewelddaden en
erger."
Ik zag dadelijk dat hij wilde praten. En daar
ik de eenige was in het restauratierijtuig, die
tegenover hem zat, was het de natuurlijkste
-aak ter wereld, dat ik het slachtoffer van z'n
praatzucht werd.
„In psychologie," barstte hij uit, „zit wel iets
'r>, als u me vraagt."
Ik keek hem aan met een gezicht waarop te
lezen stond: ik heb u toch niets gevraagd, maar
hij lette daar niet op en ging ^oort: „Ik bedoel
eigenlijk de manierja, de manierhoe
zal ik 't zeggenom je neerslachtigheid, je
inzinkingenkwijt te raken."
Ik knikte flauwtjes, ten teeken dat ik hem
nu eenio-ermate begreep, nieuwsgierig om te
hooren wat die
dezen op leeftijd
zijnden kleinen
man wel zouden
zijn.
„Hier ben ik
nu," hernam hij,
„ik Gustaaf Holltrup uit Zweden, stillevend ma
kelaar, 69 jaar oud en in Zwitserland reizend.
Ik wilde dat m'n dochters me nu eens konden
zien."
„Hebt u dochters?" vroeg ik.
„Twee stuks; twee aardige meisjes. Haar moe
der was ook een buitengewoon aardige vrouw.
M'n vrouw is dood."
Hij zuchtte.
„Maar hebt u al eens opgemerkt dat de beste
karakters dikwijls eenigszins wat zal ik je
zeggen, een beetje bazig zijn? Enfin, misschien
moet dat zoo. Maar ik heb er dan mee moeten
leven en om eerlijk te zijn, mijnheer, meer dan
eens heb ik daar spijt van gehad. Neen, neen,
dat is nu niet juist wat ik bedoel
„Ik denk dat ik begrijp wat u bedoelf," zei ik.
„Dank u," antwoordde mijnheer Holltrup.
„U moet weten dat het als jongen mijn vurig
ste wensch was de stad in Zweden, waar ik ge
boren was, te verlaten en naar zee te gaan.
Maar toen ik volwassen was, werd ik verliefd
op Sigrid en trouwde haar. In den tijd dat mijn
dochters toelatingsexamen voor de middelbare
school deden, was ik directeur van een groot
makelaarskantoor en een leidende figuur in de
stad geworden, dank zij Sigrids invloed en re
laties."
Toen Holltrup zoover met z'n verhaal geko
men was, bestelde ik twee glazen bier aan den
kellner. M'n reisgenoot glimlachte goedkeurend
en vervolgde:
„Wè woonden in een groot huis in een van
de buitenwijken der stad; een geweldig huis,
mijnheer, en allemachtig leelijk. Nog zelden heb
ik een leelijker hu's gezien. Maar Sygrid. hield
er van. Ze was er dol op. Het had een menigte
kamers en om een mooi uiterlijk gaf ze niet
veel. Een warme haard is beter dan een glim
mende deurknop, zei ze. Nu, daar had ze wel
gelijk in. Maar het huis was en bleef drommels
leelijk. Wat me het meest hinderde, dat was
het uitgebouwde raam op de eerste verdieping.
Dat deed het heele huis lijken op een dikken
man met een buikje."
Hier zweeg de verteller, om een teug bier te
nemen en hernam:
„Laat ik u zeggen, mijnheer, dat ik zelf ook
last van een buikje kreeg, door heele dagen
aan m'n bureau te zitten. Misschien was het
dat, dat me zoo wrevelig maakte, als ik naar
dien uitbouw keek. Denkt u ook niet? In elk
geval zal u 't wel met me eens zijn, dat een
kleinigheid vaak invloed kan hebben op iemands
geestesgesteldheid, zooals de psychologen zeg
gen. Ja mijnheer, ik droomde des nachts van
het verschrikkelijke vooruitstekende raam. Maar
met Sigrid sprak ik daar nooit over.
Neen mijnheer, ze stierf in onwetendheid van
mijnobsessie. Juist, dat is het woord. Kort
voor haar overlijden smeekte zij onze dochters
haar te beloven dat zij te zamen met mij in
het groote huis zouden blijven wonen Een
prachtige gedachte, maar
Zoodoende kwamen m'n dochters by me. Of
liever, de jongste kwam terug met haar man,
want ze was getrouwd en had twee kinderen,
een tweeling. En om al die menschen te huis
vesten, was wel een groot huis noodig. Tien
jaren gingen zoo voorbij. Eiken zomer nam ik
me voor een reis naar Zwitserland te maken,
maar hoe dan o<jk, 'steeds vond ik me zelf in
m'n geboortestad terug, 't Was niet enkel om
een kijkje in de wereld te nemen; o neen, ik
verlangde voorgoed weg te gaan, juist zooals ik
me dat als jongen had gewenscht. Maar ik was
directeur van een groot makelaarskantoor en
grootvader van een tweeling, ik vraag u of dit
geen hopeloos geval was. Echter, plotseling,
zonder dat iemand er natuurlijk op verdacht
was, wierp op een vroegen zomerdag een vle
gel een baksteen door de ruit van het uitge
bouwde raam. 't Was een geweldig groote bak
steen
Ik deed alsof ik ten hoogste verontwaardigd
was, maar inwendig was ik verrukt. Toen ik
na eenige uren voor het raam stond en de scha
de in oogenschouw nam, drong het eensklaps
tot me door dat ik gelukkig was. Ik herinner
ine nog precies hoe ik me voelde. Als een jon
gen. En op dat oogenblik werd ik me zelf en
doemden al m'n jongensdroomen weer voor m'n
geest op. Ik was jong, gezond en vrij. Vrij van
dat kolossale, leelijke huis; vrij van Sigrids
geest; vrij van m'n dochters; vrij van den last
van die.... lieve tweelingen envrij van
het makelaarskantoor. Ik reed naar de stad en
nam m'n ontslag als directeur van 't kantoor.
Daafop keerde ik naar huis terug en deelde
m'n dochters mee dat ik naar Zwitserland ging.
En daar zit ik nu. Dat het zoo gemakkelijk
ging, zal ik niet zeggen, maar ik ben er toch."
Aan 't eind van z'n verhaal gekomen, hief
mijnheer Holltrup z'n glas bier op en dronk op
mijn gezondheid.
„Op de uwe, mijnheer," zei ik.
„En ik zou zeggen, laten we drinken op den
vlegel, die dien steen door uw uitgebouwd raam
heeft gegooid."
Mijnheer Gustaaf Holltrups grijze oogen
schitterden.
„U hebt zoo juist al op hem gedronken," ant
woordde hij. Glunder lachend keek hij me aan
en legde z'n hand vertrouwelijk op mijn arm.
(Nadruk verboden)
sterdam, Den Haag, Rotterdam en Arnhem.
Zou men over voldoende krachten beschik
ken dan zou men ook het Noorden een
vaste groep willen geven.
Het groote voordeel van een dergelijk cen
traal gezelschap zou zijn dat het onder één
algemeen leider zou staan, die het geheel kan
overzien, die alles organiseert en die dus de
volledige verantwoordelijkheid moet dragen
tegenover de overheid en tegenover de kunste
naars, die onder hem werken.
Deze leider, die in de steden door onder
directeuren wordt bijgestaan, zou dan beschik
ken over een groot aantal bekwame regisseurs,
die de voorstellingen voorbereiden. Hij zou
verder echter verantwoordelijk blijven voor de
keuze van de stukken en van de speelkrachten
en voor den zakelyken gang. Dat deze leider
over zeer veel menschenkennis zal moeten be
schikken om een dergelijk enorm apparaat,
waarbij zoovele kunstenaars zijn betrokken, te
besturen is begrijpelijk
De centralisatie van de beste tooneelkunste
naars in één gezelschap zou tengevolge heb
ben dat elke groep in staat zou zijn de ideale
rolbezetting voor elk stuk te vinden. Want de
leider zou om een voorbeeld te noemen een
actrice uit de Rotterdamsche groep en een
acteur uit de Arnhemsche groep beschikbaar
stellen voor een stuk van het Amsterdamsche
gezelschap. Er zou aldus alleen een concurren
tie blijven bestaan op artistiek terrein, maar
met zulk een concurrentie tusschen de groe
pen onderling zou het tooneel alleen maar ge
baat zijn.
Zooals gezegd zou dit gezelschap het werk
van groot formaat moeten gaan spelen. De
klassieken zouden daarbij een basis moeten
vormen, hoewel ook modem werk van allure
zal worden gebracht. Men moet echter niet
verwachten, dat het goede blijspel zal worden
verwaarloosd De klassieken moeten een uit
gangspunt vormen, maar elk ander sterk too-
neelwerk met goeden inhoud zal ook in aan
merking komen. De ontspanningsfactor zal dus
zeker niet worden voorbij gezien.
Het is vanzelfsprekend, dat de Neder
landsche schrijvers, die al heel slecht be
handeld zijn, in het repertoire rijk ver
tegenwoordigd zullen worden. Er zullen
zooveel mogelijk stukken worden gespeeld
van oude en moderne Nederlandsche too-
neelschrijvers. Op de eerste plaats is daarbij
gedacht aan Vondel, aan Hooft, wiens „Gra-
nida" en „Warenar" men op het oog heeft,
aan Breero en Langendijk, van wien men
de „Kooplieden" zou kunnen spelen. En
verder zijn er dan de abele spelen als „Es-
moreit", „Lanceloet van Denemarken", „Flo-
ris ende Blancefloer", stukken, welke in
een perfecte opvoering werkelijke kunst
manifestaties zullen worden
En een repertoire waarop Shakespeare, Goe
the, Schiller's „Torquato Tasso" en „De Maagd
van Orleans", Lessing's „Mina von Barnhelm",
Von Klelst, Hebbel, Lopez de Vega, Calderon,
Claudel, Ghéon en de volksche spelen van Hol
berg zullen voorkomen zal ongetwijfeld de be
langstelling voor het tooneel doen groeien en
de liefde voor de kunst verdiepen.
De saneering van het tooneel zal ook een
hernieuwde belangstelling van ons volk voor
het tooneel tengevolge moeten hebben. En ook
in dit opzicht worden maatregelen voorbereid.
Er wordt thans ernstig gestreefd naar af
schaffing of 'n zeer sterke vermindering van
de zoogenaamde vermakelijkheidsbelasting.
Jawel, lezeres, het is inderdaad voorgekomen,
dat Uw man zich misprijzend uitliet over den
hem geboden disch, met de woorden: „Eten we
nu altijd varkensvleesch?"
Het is waar, dat de slagers geen raad wisten
met het vette spek, omdat we alleen behoorlijk
doorregen lustten en dan nog maar bij wijze
van variatie.
Het is waar, dat we comité's vormden om het
versche cadetje aan het ontbijt te krijgen.
Dat is allemaal heel lang geleden, het lijkt
eeuwen, maar het is iets meer dan een jaar
Nadien is namelijk het een en ander gebeurd,
een oorlog en zoo heeft onze zoete en kieskeurige
rust verstoord. Onze belangstelling voor de pro
blemen der voeding is levendiger, nijpender en
Vooral directer geworden. Terwijl we vroeger,
na het nuttigen van een meer dan levensgroot
maal onze loddeiïge blikken lieten dwalen over
de krantenartikeltjes over vitamines en derge
lijke, begint 'meneer nu met mevrouw te over
leggen, of op Don vijftien rijst of grutten ge
kocht moeten worden.
Voorheen schudden wij ons hoofd, wanneer we
iets lazen of hoorden over ondervoeding, en we
vonden het een schandaal, dat zooiets in ons
productiebeperkend land mogelijk was, ma&r nu
zijn we er als de kippen bij, wannneer we, des
noods langs minder wettige wegen, een hips
kunnen bemachtigen. We zijn een beetje bang
geworden voor die ondervoeding en ik ken een
achtenswaardig advocaat, die me een groeze
lig papiertje toonde, waaruit hij vroolijk en
optimistisch meende te moeten becijferen, dat
we stilaan verhongerden.
Een vriendelijk pessimist stelde mij op den
man af de vraag, welk voedselgebrek hu wel het
zekerste een eind zou maken aan zijn lamentabel
bestaan in dit ondermaansche. Ik heb natuur
lijk geantwoord, dat hij zonder twijfel zou ster
ven aan zwartgalligheid, die niets met het eten,
maar wel iets met den stoelgang te maken kon
hebben.
Ik geloof intusschen, dat de vaklieden het
er wel over eens zijn, dat we nog wel ge
noeg krijgen, al is dan onze spijskaart een
beetje eentoniger geworden. De liefhebbers
van een uitgebreide en gevarieerde koffie
tafel zullen hun heldenmoed hebben te be
wijzen achter een schaal patatten, en de
arme slachtoffers hunner geloofsovertuiging,
die den Vrijdag een kwaden dag vonden om
dat ze geen vleesch kregen zullen zich
moeten gewennen aan een week met ten
minste eenige Vrijdagen.
De mannen van he^ versche eitje aan het
ontbijt kunnen éénmaal per week hun versla
ving botvieren, de overige dagen kunnen ze
zich behelpen, door een steenen nestel voor
zich op tafel te zetten, er naar te kijken, en
dan te beweren, dat ze vandaag voor de ver
andering maar eens geen ei zullen nuttigen.
We krijgen nog wel genoeg, maar we krijgen
niet meer wat we graag zouden krijgen. En dit
heeft geleid tot qe afschuwelijke en barbaar-
sche immoraliteit, dat nu met het koken geen
eer meer te behalen zou zijn. In gewone tijden
muntte de Nederlandsche keuken al meer uit
door degelijkheid dan door kunstigheid, maar
nu is voor vele huisvrouwen het hek heelemaal
van den dam.
En toch is nu de tyd aangebroken, da^ de
huisvrouwen, de keukenmeisjes en de koks
kunnen bewijzen wat ze waard zijn. Want is
het een kwestie van eenige oefening, om uit
een welvoorziene provisiekast een smakelijken
maaltijd te tooveren, het eischt kunst, met
een groote K, om met de beperkte middelen
die ons ter beschikking staan, den dagelijkschen
middagpot tot een aangenaam bestanddeel van
de huiselijke gezelligheid te maken. En misschien
is de heidensche duisternis een vermomde ze
gen, omdat de huisvrouw, gebonden aan haar
verduisterde huiskamer, nu den tijd heeft om
lang en diepgaand te mediteeren wat ze zal
is een flinke eetlust noodig
Op de New Yorksche effectenbeurs kon de
handel aanvankelijk met moeite op gang komen.
Het koersbeeld was daarbij verdeeld, vervolgens
echter wat meer prijshoudend.
Reeds dadelijk legden staalwaarden een vaste
houding aan den dag. Zij konden zelfs tijdens
het verder verloop haar koerswinsten aanhou
dend verbeteren. Ook in de overige af deelingen
werd, naarmate de tijd verstreek, de stemming
meer en meer vast, waarbij ook de toenemende
omzetten van invloed waren.
Behalve staalwaarden stonden ook spoorweg-
fondsen en automobielwaarden, alsmede lucht-
vaartaandeelen in het middelpunt dw belang
stelling, zoodat .hier koerswinsten van een punt
geen zeldzaamheid waren. Atchison Topeka,
Dupont de Nemours alsmede preferente aan-
deelen International Paper kwamen zelfs om
streeks twee punten hooger te liggen.
Petroleumwaarden konden eveneens haar op-
waartsehe koersbeweging van den laatsten tijd
voortzetten, niettegenstaande in deze fondsen
niet al te veel omging.
Rubberwaarden waren vaster in verband me'
de stijging der noteeringen op de rubbermarkt
Daarbij liet zich ook het steeds grooter wor
dende probleem der toekomstige verschepingen
gelden.
Later werd de handel wel is waar wat minder
levendig, doch al konden dan ook de hoogste
neteeringen van den dag niet gehandhaafd -blij
ven, in een groot aantal gevallen bleven des-
's GRAVENHAGE, 3 April. Koersen voor stor
tingen op 4 April 1941 tegen verplichtingen lui
dende in:
Belga's 30.1432.
Zwitsersche francs 43.56.
Fransche francs 3.768.
Lires 9.87.
Deensche kronen 36.37.
Noorsche kronen 42.82.
Zweedsche kronen 44.85.
Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42,
Dinar (oude schulden) 3.43.
Dinar (nieuwe schulden) 4.23.
Turksche ponden 1.45%.
Lewa 2.30.
Pengoe (oude schulden) 36.519.
Pengoe (nieuwe schulden) 45.89.
Zloty (oude schulden) 35.
Zloty (nieuwe schulden) 37.68.
ondanks nog koerswinsten van omstreeks een
punt bestaan.
Tijdens het laatste beursuur was de handel
van kalmen aard en de noteeringen bleven zich
met kleine schommelingen in de nabijheid van
het hoogste koerspunt van den dag bewegen.
Enkele fondsen als Union Pacific, Atchison To
peka, Dupont de Nemours, Eastman Kodak en
Case Treshing eindigden 2 tot 3 punten boven
de noteeringen van Woensdag.
De beurs sloot vast.
Vandaag werden 831 fondsen verhandeld.
Daarvan zijn er WsTnkoëtfT gestegen,' lil ge
daald. De noteeringen der 172 overige bleven
onveranderd.
slotk. Slotk. Slotk. Slotk.
NEW-YORK 3/4 2/4 1/4 31/3
Allied Chem156 154% 154'/2 154
American Can 8914 8614 8714 86(4
Am. Smelting 4014 39% 40 39%
Amer Tel Tel 161% 1613/, 161% 160%
Am. Tobacco B 69% 69% 69 69
Anac. Copper 2514 24% 24>/2 24%
Atcliis Topeka 27% 25% 25% 25li
Baltim. Ohio 414 3% 3% 3%
Bethlehem St78% 77% 77 76%
Canada Pacif. 4 4% 4% 3%
Chrysler Corp64% 63 63 6214
Cons Edison 20% 20% 20% 21
Delaw Huds 11 10 10 9%
Eastman Kod 136% 13414 135 134
Gener Electric 33 32% 32 32%
Gen Motors 43 42% 42% 42%
Hudson Motor 3% 3% 3VS» 3%
Intern. Nickel 28% 27% 27% 16%
Int. Tel. a Tel. 2% 2'/2 21'2 2%
N. Y. Central12% 1314 12?s 12%
Pennsylvania 24% 2414 24% 24%
Radio Corp. 4 4 4 414
St. Oil N.-Jers 36% 35% 35 3514
Onion Pacific 79% 78% 78V2 77%
On. St. Rubber 24i/2 23% 22% 2214
On. St. Steel 58% 57% 56% 56%
Westing house 9414 94 9414 94%
Woolworth 30% 29% 29% 29%
laten t ex-div. ex-recht., ex-coup., t bled.
WISSELKOERSEN
NEW YORK- 3/4 2/4 1/4
Amsterdam cable 4.03% 4.03% 4.03%
Londen4.74% 4.74% 4.74%
2.33 2.32 2.32
Berlijn40.07 40.07 40.07
Brussel
Rome5.05 5.05 5.05
Madrid0-25 9-25 9.25
Zwitserland23,22 23.22 23.22
Idem vrij 23.26 23 27 23.27
Weenen4.75V& 4.75^ «o'JP
Stockholm23.84 23.84 23.84
MontrealT,00„ 87.37J/o 85.18
Montreal Londen 4.73% 4.6IV2 4.73^
B. Aires (Papier) 23.15 23.15 23.15
B. Aires (Marketrate 23.15 23.15 23.15
Yokohama cable 23.45-46 23.45-46 23-4f"46
Shanghai 5-42 5.42 5.46
De Cultuur Maatschappij „Bandoeroto" zal
van 7 April a.s. af over het boekjaar 1940 een
bedrag van 30 per aandeel of 6 pet. uitkeereru
vorig jaar werden een interim-dividend van 10
pet. en een slotdividend van eveneens 10 pet.
uitgekeerd.
DOOR PERCY KING
14
(Nadruk verboden)
„Waarom niet? 'k Kan niet slapen, als 'k mijn
gebruikelijke wandeling zou nalaten. Ditmaal
doe ik 't bij uitzondering gewapend." Anthony
liet een geheim vakje van zijn schrijfbureau
openspringen, nam er een revolver uit en stak 't
wapen bij zich. „Maken jullie je over mij maar
niet ongerust."
Met Eleanor stapte Henderson de bibliotheek
uit. Terwijl zij naast elkaar de trap op liepen,
fluisterde 't meisje: „Een uitstekend idee, om
uw vriend Bates.te hulp te roepen."
„Als u en uw oom maar niet denken, dat hij
kan heksen. Hij heeft bitter weinig gegevens
om naar te werk te gaan. A propos, sluit de
deur van uw slaapkamer af."
Zij knikte en wenschte hem goeden nacht.
Henderson ging naar zijn eigen vertrek, trok een
stoel bij 't raam en staarde den zwijgenden nacht
in. Wie van de drie mannen, op wie zoo zware
verdenking rustte, was een koelbloedig moor
denaar? Hij trachtte zich voor te stellen, hot
hun houding was geweest tijdens 't afdraaien
van de film, en sloot daarby de oogen, om zich
des te scherper 't beeld van Melchior, Lawrence
en Soper voor den geest te halen. Wanneer de
kamer niet in duisternis ware gehuld geweest,
had hy wellicht kunnen waarnemen, hoe de
dader zich onbewust door een uitdrukking van
schrik, die kwam en ging, bloot gaf, of door
een onwillekeurige beweging. In 't byzonder was
't daarby op de oogen aangekomen. Doch hoe
veel moeite Henderson deed, hy kon zich geen
enkel détail van eenige beteekenis herinneren.
Eensklaps zat hy rechtop, 't Piekeren had
hem tenminste op een idee gebracht. Honderd
tegen één, dat 't fantastisch werd genoemd, pure
krankzinnigheid wellicht. In elk geval 't was
te probeeren. Terwijl hy 't denkbeeld in zijn ge
dachten nader uitwerkte, klonken drie snelle
tikken op zijn deur. Nog vóór hy tot een be
sluit was gekomen antwoord geven, of zich
slapende houden trad Anthony Moncrieff
finnen. Er lag een uitdrukking in de oogen van
den ouden heer, die Henderson bevreemdde.
„Wat is er?" vroeg hy, op hem toetredend.
„Toen Eleanor en jy Settle naar 't oude tuin
huis brachten, was hij buiten kennis, niet?"
De advocaat knikte zwygend.
„Er is geen Settle te bekennen. Tenzy hy uit
zichzelf verdween.
„Wat 'k uitgesloten acht
Blyft slechts één oplossing," vervolgde
Anthony. „Iemand maakte zich van hem mees-
er. Iemand, die belang heeft by een levenden
Settle. Want een doode Settle zou hem van
geenerlei nut kunnen zijn.''
IX
't Gezelschap, dat dien broeierigen morgen
op 't terras byeen was, maakte den indruk van
een vreedzamen familiekring, wien 't leven op
dat moment geen dieper probleem voorlegde,
dan hoe met goed éatsoen een eentonigen Zon
dag stuk te slaan. Van spanning geen spoor.
De één nam nog meer zyn gemak er van dan de
ander. Allen hadden na 't ontbijt 't terras op
gezocht in de verwachting, dat de nabijheid van
de ontzaglijke Clyde Baai de begeerde afkoeling
zou brengen. Isadora en Helen Moncrieff zaten
aan 't noordelijk eind; de tijdschriften, voor
tydpasseering meegenomen, werden niet inge
zien. De drukkende atmosfeer, niet vry van
onweerverschijnselen, maakte haar te loom om
te lezen. Van tijd tot tyd keek Helen naar den
oever, waar de kinderen zich bezig hielden met
t bouwen van een zandkasteel. Derreck Hen
derson schommelde lui in zijn stoel, een sigaret
rookend. Zyn gezicht stond, of niemand en
niets hem belang Inboezemde, alleen 'n trekken
van de mondhoeken nu en dan verried, dat zyn
onverschilligheid was voorgewend. Hy piekerde
over zyn plan, dat hem ln de geslotenheid van
den nacht zooveel beter had geleken dan nu,
in 't nuchter daglicht. Als 't aan hem lag, zag
hij er van af. Doch Anthony Moncrieff. of
schoon niet enthousiast toen 't hem werd uit
gelegd, had gedecreteerd: „We zullen 't doen.
Leidt het met 't één niet tot resultaat, dan wel
licht met 't ander." De oude heer was in ge
breke gebleven, zyn standpunt nader te preci
seeren.
Onopvallend sloeg Henderson de drie man
nen gade, op wie verdenking rustte. Melchior
had zyn jas uitgetrokken en over den stoel ge
hangen. De handen, zwaar behaard en dik be-
aderd, lagen op den buik saamgevouwen. Een
enkele maal maakte hy een bemerking, op
onderdrukten toon, alsof hy bevreesd was,
iemand in een dutje te storen. Lawrence zat
naast hem. Hij had een aantal kranten voor
zich en bladerde er uit verveling in, zonder te
lezen. Van tijd tot tyd zochten zyn oogen
Isadora en glimlachte hy haar toe. Zy hadden
de koperen bruiloft achter zich, maar hij was
nog even verliefd op zijn vrouw als in de
wittebroodsweken. Albert Soper viel uit 't kader
van de Moncrieffs. Ondanks alle goedbedoelde
pogingen, voor een heer door te gaan, bleef hij
een ongelikte beer. Soper sprak altyd op luiden
toon en lachte blaffend, waar anderen een wel
willend glimlachje voldoende vonden. Behalve
Lawrence, Isadora en Melchior behandelde de
rest hem op een afstand. Aan 't zuidelyk eind
van 't terras zaten Eleanor Mason en Mark
Peckham. zy bekeken het laatste nummer van
de „Sketch."
Derreck Henderson trok 't voorhoofd ln rim
pels. Een niet ingewyde zou 't zonder meer
krankzinnig noemen, in Melchior, Lawrence of
Soper een moordenaar te willen zien, overlegde
hij. Zij zaten daar. alsof hun geweten door niets
werd gekweld. Toch wischte 't water van alle
zeeën niet weg, dat één van hen een misdadiger
was. Lawrence?Melchior?Kon de eene
broeder den anderen 't leven benemen? Onwille
keurig schokschouderde Henderson. Moest niet
reeds op één der eerste bladzyden van den Bybel
gewag worden gemaakt van broedermoord
Kain, die Abel versloeg?
't Terras vertoonde nu leegten. Isadora en
Helen waren verdwenen, Eleanor en Peckham
hadden de eenzaamheid gezocht. Alleen Mel
chior, Lawrence en Soper zaten er nog. Hender
son keek de huiskamer in. Hy werd Anthony
gewaar, die met een vluchtigen hoofdknik hem
een teeken gaf.
„Hoe denken jullie over een spelletje skat?"
vroeg hy, zich uitrekkend.
„Daar zeg je zoowat!" Soper blafte een lach
uit. „Een- Engeslche Zondag is altijd saai,
maar hier op 't eiland kom je er gewoonweg
niet door!"
De anderen voelden er eveneens voor. Er
werd om geboerd, wie 't eerst geven en wie 't
eerst stilzitten zou. Henderson v'el uit Hij legde
blocnote en potlood voor zich neer.
„Solo," bood Soper. „Direct maar wat hoog
in de papieren!"
Lawrence paste, Melchior liet zich tot drie en
een half opjagen, vond twee azen in den stok
en uitte een krachtterm. Van alle kanten zat
hang in zijn misère, onverschillig wat hij drukte.
Lawrence kwam uit.
Terwijl 't spel aan den gang was, zei Hender
son langs zijn neus weg: ,,'k Had vanmorgen
't water voor me alleen. Waren jullie bang, dat
't té koud zou wezen?"
De vraag werd niet beantwoord. Soper was
aan slag, hy speelde schoppen acht. Melchior
moest er met de vrouw overheen en Lawrence
dook met de negen.. Er was geen winnen aan de
misère geweest.
Lawrence deelde. Henderson vervolgde:
„Merkwaardig 'k heb al menig keertje bij
de haven gezwommen en vanmorgen pas viel
me op, hoe helder 't water er is."
„De bodem zit vol kiezel," antwoordde Law
rence, zyn kaarten rangschikkend. „Dat is de
reden. Ik prefereer de haven ook boven 't bad.
Vanmorgen was 'k te laat."
Soper had grand geboden en gehouden. Hij
verkeerde in de gunstige positie, dat hij zelf
uitkwam en speelde klaverboer voor. Onderwijl
mopperde hij: „Wat jengelt de radio! Zeg Je
oom, dat hij ze wat zachter stelt Lawrence!
„Als je er op gebrand bent, afgeblaft te wor
den, doe je boodschap dan zelf," luidde 't geme
lijke antwoord. „Hij zal je onder den neus
wrijven, dat hij de baas in huis is."
Henderson ging op zijn chapiter door.
,,'k Dacht een wrak even buiten de haven te
zien. Heeft een van jullie ooit gehoord, dat daar
een jacht zou zijn gezonken?"
„My niet bekend," zei Melchior. „Als je je
niet vergist, mag je er den ouden heer wel attent
op maken. Dan kan hij maatregelen nemen om
't te laten opruimen."
Soper won met vlag en wimpel zyn grand.
Luidruchtig rekende hij: „Grand met twee. spel
drie, uit de hand vier, gesneden vijf vÜf ™aal
twaalf is zestig. Zoo'n slagje zet nog eens zoden
aan den dykl"
(Wordt vervolgd)