Nu de kieften broeden
Eischen Photo's Persoonsbewijzen
Angstige ouderzorg
Voor elkander
bestemd
m
ZATERDAG 12 APRIL 1941
Feest van Paascheieren
in 't groenende grasland
Kunst uit Indië
AP
Het waterhoen houwt zijn nest tusschen
stevige rietpollen
II
Legsei van een kievit. Het voorste ei is
reeds aangepikt
(Foto v.KP.)
KA NTONGERECHT
HILVERSUM
Het portier zwaaide open...
En de fietser brak zijn voet
Tentoonstelling van Jan
Poortenaar
RETRAITEN
St. Petrus Canisius, Bergen
STAATSEXAMEN A B
ONDERWIJZERSAKTE
RESA ARNHEM
BERTA RUCK
Heeft uw melkboer het u nog niet verteld,
dat in 1941 „alles even laat" is? Het moet haast
wel, want hij zegt het prompt ieder jaar. En
gij en ik, .wij stemmen daar heel aapachtig mee
in en weldra weet iedereen het: wij hebben een
verschrikkelijk laat voorjaar. Het schijnt een
onhebbelijke gewoonte te zijn van alle lentes,
dat zij steeds te laat komen. Men zegt het met
een zekeren hardnekkigen wellust: het is een
epidemisch verschijnsel dat ieder jaar terug
komt net als bijvoorbeeld de griep. Ook hij die
nog nooit eens gelet heeft op de bloesems van
de grachtiepen, ook hij schudt bedenkelijk het
hoofd. Het zij tusschen haakjes opgemerkt, dat
de iepen inmiddels al weer zijn uitgebloeid.
Nu mag 'het waar zijn, dat er in bepaalde
gewassen nog niet veel scheut komt; dat een
of meer vogels een weekje ten achter zijn met
broeden, doch men vergeet, dat er in een jaar
twee en vijftig weken gaan. De koude Noord
ooster die nu al weken lang den groei tegen
houdt is zelfs in Mei een heel gewoon verschijn
sel. En zagen wij twee weken geleden op be
schutte plekjes niet heele bedden van bloeiende
paarse doovenetél en hondsdraf? Krioelde het
daar toen ook niet van bijtjes en hommeltjes,
die gretig profiteerden van de warmte vlak bo
ven den grond? Ze waagden zich wel .liet veel
hooger dan enkele centimeters boven den bo
dem, maar het was ook heelemaal niet noodig
die behaaglijke zone te verlaten. De meer lang-
stelige bloeiers waren immers nog niet aan bod.
Het gaat met de bloemen als met de bijtjes:
wie het laag bij den grond zoeken, trekken het
eerst profijt. Het klinkt bijna symbolisch.
Terwijl we het vorige jaar tegen eind Maart
met een gevoel van opluchting de eerste bloe
men van het klein hoefblad ontdekten, waren
ze nu omstreeks dien tijd al weer ten deelc uit
gebloeid. Op Palm-Zondag zag ik in het Gooi
een Kleinen Vos rondfladderen, den eersten vlin
der van dit jaar. In Amsterdam lijken de grach
ten wel uitgestorven, nu de ranke kokmeeuwtjes
haar hun broedgebieden zijn getrokken en het
wordt tijd, dat we weer eens een kijkje gaan
nemen op IJdoorn bij Durgerdam, waar zij
straks bij honderden broederlijk naast de visch-
diefjes broeden. De zilvermeeuwen blijven nog
Wat talmen; zij hebben nu de vuilgrijze lengte
streepjes van hals en kop verwisseld met een
hagelblank veerenkleed, terwijl de kapmeeuw-
tjes den indruk wekken dat ze hun kop hebben
ondergedompeld in een pot met zwartbruine
verf.
En de kievit! Was die niet prachtig op tijd
met zijn eerste ei? De tijd gaat voort en wie
eerst nu begint te merken dat het lente wordt
is daar wel erg laat mee. Hij heeft de bloesems
van de vroegste boomen en struiken niet ge
zien Hij heeft den dag verslapen en heel wat
gemist Als binnenkort de eerste blaadjes aan
de boomen komen, beginnen vele bloesems zelfs
al vrucht te zetten. De iep is er wel heel vroeg
bij voordat de bladknoppen zich openen, regent
het op de grachten van de groene „dubbeltjes".
Let daar straks maar eens op. Natuurlijk ko
men die platte ronde vruchtjes op de straat-
steenen en in het water niet tot ontkiemen;
dat zouden ze buiten echter ook niet doen, want
verreweg de meeste bevatten geen zaadje.
in April staan er heel wat belangrijke
dingen te gebeuren. Het is de maand van
het Paaschfeest, symbool van het leven en
de verrijzenis, het feest van bottende tak
ken en bloeiende vruchtboomen.
Het is de maand waarin het beroemde
weidekwartet: kievit, kemphaan, grutto en
tureluur hun eieren leggen. April, raaptijd!
Onze kritische Tijdspiegelaar heeft ergens in
*en ander dagblad een nieuw, werkelijk leelijk
^oord ontdekt: eizoekseizoen en hu
tmkt daar met recht tegen van leer. Het woord
bovendien totaal fout, hoogst ontmoedigend
en beleedigend voor den raper. Immers wat zou
Van zijn bijverdienste overblijven, als werke
lijk het ei zoek bleef?
Overal in Waterland loopen nu de rapers de
beiden af en zoeken naarstig naar de begeerde
eieren, in Friesland alleen al worden er jaar-
lijks tienduizenden verhandeld. De eerste eieren
brengen op de markt meestal 30 centen per
6tuk op en soms nog meer. Natuurlijk zakt die
prijs naargelang er meer aanbod is en daar de
aanvoer vóór 1938 in den loop der derde week
van April doorgaans het hoogst was, daalde de
prijs daarna tot ongeveer een dubbeltje. In die
jaren mocht men nog rapen tot en met 28 April
(Foto V.KP.)
en enkele dagen daarna werd ook eerst de markt
»esloten Terwijl de kievit dus op zijn drukst
le^de was de verkoop nog in vollen gang, maar
daarvoor heeft de Vogelwet van October 1937
een stokje gestoken. „Vogelbescherming" heeft
zoo lang geijverd tot de laatste datum werd
vistgesteld op 19 April en als het aan haar
la'g zou de raaptijd nog meer ingekort worden,
ten voordeele natuurlijk van de uiterst nut
tige kieviten. De rapers kunnen zich inmiddels
troosten met het vooruitzicht, dat de eieren
dit jaar heel wat meer zullen opbrengen dan
vroe°er Ze zullen nu wel hoofdzakelijk zijn
we°gelegd voor de beter-gesitueerde fijnproevers.
Naast de eieren van den kievit worden er nog
een aantal van andere soorten verhandeld, on
der den naam van „bonte eieren". Het zijn die
van kemphaan, grutto, tureluur, scholekster,
wulp waterhoen en meerkoet. Die van den wulp
vindén hun weg naar de bakkerij. De eieren
van kemphaan, grutto en tureluur vertoonen
veel gelijkenis met de legseïs van den kievit,
wat bedrog in de hand werkt. Doch de kenner
Iaat zich niet bedotten en haalt er direct de
eieren van de „kragenmakers" en „stuntels" uit.
Een tochtje met een raper loont altijd de
moeite al was het alleen maar om de ver
halen die u worden opgedischt. Evenals vis-
schers- en jagerslatijn, bestaat er ook een
rapcrslatijn en dit dialect doet voor de
beide andere niet onder in wat betreft
„sterke staaltjes".
De verhalen komen alle hier op neer, dat de
verteller zelden een bok schiet-, terwijl zulks bij
de concurrenten aan de orde van den dag schijnt
te zijn. Als men ze alle moet gelooven dan is
iedere raper die je spreekt beter dan elke an
dere: een mysterie dat wel nooit opgelost zal
worden.
Ook in het tappen van moppen zijn ze sterk.
Of kent u niet het verhaal van de beide rapers
die op dezelfde teh'einen „opereerden" en el
kaar niet konden luchten of zien? De een deed
zijn uiterste best den ander de vliegen, in casu
de eieren „af te vangen". Beiden pasten wel op
Het nest van een grutto, prachtig ge
bouwd van hooihatmen
(Foto Archief V.K.P.)
vooral geen blijk te geven van hun wederzijd-
sclien afkeer. Dat zou den schijn geven alsof
ze elkander als groote concurrenten beschouw
den. Ze putten zich bij een ontmoeting dan ook
uit 'in overdreven vriendelijkheden.
Op 'n morgen wilde de kleinste van het twee
tal met een aardigen buit in zijn pet nèt naar
huis stappen, toen zijn langere collega hem
bijna tegen het lijf liep.
En" informeerde de laatste vol belangstel
ling heb je geluk gehad?" Met deze woorden
*-£ 'h-j den ander een vriendschappelijken klap
oo zijn goedgevulde pet, met het begrijpelijke
gevolg dat deze er binnen enkele seconden uit-
zae als een koppensneller die ten strijde trekt,
waarbij ook het daarmee gepaard gaande krijgs
gehuil niet lang op zich liet wachten. Slechts de
lange beenen van zijn concurrent voorkwamen
grootere onheilen.
Het is nu al jaren geleden, dat ik mijn
eerste kievitsei vond. Het was op een
Paasch-Zaterdag in den vroegen morgen.
Het Aprilzonnetje speelde er kiekeboe mee
en als dat zonnetje toen niet net even om
een hoekje had gekeken, was ik er pal voor-
bii geloopen. Even lichtte er een groene
glans op uit het bedauwde gras, nog geen
meter van mijn schoen, en een oogenblik
later was die glans alweer verdwenen. Maar
het was net genoeg geweest om het geheim
van het bruingevlekte, dofglanzende prik
tolletje te verraden. Blijf er dan maar eens
af; dat doe je niet.
Eén ei Toen het in mijn hand lag, had ik
het gevoel dat dit het eenige ei was van den
h pelen wijden polder. Boven me de zwiepende
vleugelslag van den angstigen doffer, die tel
kens met een schor wie-oe-wiet naar me dook.
Hij stak ook de andere vogels van de buurt
aan en binnen enkele seconden zat de lucht
vol met alarmkreten van buitelende kieften.
Ook een paar tureluurs werden zenuwachtig en
stemden in met hun eindelooze driedeelige fluit
je: tuu-du-duut. Als je dat alles voor het eerst
meemaakt, weet je niet wat je overkomt. Je
voelt je als iemand die zonder verlof ;en ver
boden heiligdom betreedt. Wie dan nog on
verstoorbaar tusschen de nesten kan blijven
doorloopen heeft een bord voor zijn kop. Zelfs
de fanatiekste raper wordt er tureluursch van;
een raper van „standing" althans.
Het is niet alleen een kwestie van gevoel; het
werkt in hooge mate op je zenuwen. Hoe is het
anders te verklaren, dat zelfs de reiger, die
kievitseieren evenzeer weet te waardeeren als
wij en ook niet vies is van een donskuiken, op
de vlucht slaat als doffer en wijfje her- met
schijnstooten te lijf gaan; hij raakt er heele
maal de kluts van kwijt en weet niet waar zich
te bergen. Met een paar leelijke schreeuwen
,,neemt hij de wieken" en probeert met zoe
kende kop- en halsbewegingen ergens een gaatje
te vinden in de lucht, waar hij telkens de zwie
pende vleugels ontmoet van het gebelgde kief-
tenpaar. Ik zag er eens eentje die na zoo'n
hartelijk onthaal een eerbiedig eind verder zijn
schrik en teleurstelling bezwoer met komische
slikbewegingen.
„Afreageeren" noemt Portielje dat; een heel
wetenschappelijk woord voor een hoogst verma
kelijk "verschijnsel. Het doet sterk denken aan
de menschelijke „ticks", die zich vooral open
baren bij nerveuze stemmingen. De een krabt
zich achter het oor, een ander schijnt' plotse
ling last te krijgen van hevigen jeuk onder in
de dijbeenspier. Deze reiger kreeg het met zijn
slikspieren te kwaad, „Seinuwe", zei een raper
die het toevallig ook zag en wc hebben beiden
krom gestaan van het lachen. „Wat doe je ook
in de kou?"
Die dondersche kieften. Kom ze niet te na
In den broedtijd; dan staan ze hun mannetje.
Het is een grappige vogel, de kievit. Hij
houdt er een heel origineele manier van
voedsel zoeken op na, die afwijkt van die
der andere weidevogels. Daar staat hij roer
loos in het gras. als luistert hij ergens naar,
neemt dan plotseling een rennetje, waarbij
het heele lichaam stokstijf in denzelfden
stand blijft en staat dan zonder overgang
weer even plotseling stil.
Na dit zonderlinge halt pikt hij wat van
den grond of van een grassprietje en begint
dan weer van voren af aan; als een houten
beestje op wieletjes dat door een slenterenden
kleuter gedachteloos wordt meegezeuld. De wet
van de traagheid schijnt hier niet op te gaan.
Je ziet hem ook nooit eens rondkijken zooals
bijvoorbeeld een grutto dat doen kan. 't Is net
cf hij een stijven nek heeft. Als hij een bewe
gend doel naoogt draait het lichaam in zijn
geheel mee op de trippelende pootjes. Het is
een combinatie van stijfheid en radheid van
beweging. Hierdoor herkent men een kievit in
de weide al van verre.
Het zou ons te ver voeren u alle geheimen
te verklappen van het rapersbedrijf. Daarmee is
noch de kievit, noch de raper gebaat; deze kan
het heusch alleen wel af. We zouden er trou
wens ook niet toe in staat zijn, want naast de
bekende kunstgrepen houdt iedere jager van
professie er nog zijn eigen foefjes en kneepjes
op na, die hij wijselijk vóór zich houdt.
Misschien hebt u het geluk van den weg af
een vogel te zien broeden. Van de wande
laars hebben ze geen gevaar te duchten en
ze blijven dan ook veelal rustig zitten, zoo
lang n niet door een of andere beweging
bijzondere interesse toont. Onbeweeglijk, den
kop in den wind, met wapperende kuif, voor
meer dan drie weken gekluisterd aan het
nest, wachten ze de komst af van het kroost,
dat zich zal aandienen met aarzelende klop
jes aan den binnenkant der schaal. Dan
komen weer andere zorgen. Maar zoo ver
zijn we nog niet. J. O.
Om te voorkomen dat bij de uitreiking
der Persoonsbewijzen, nhoto's worden
aangeboden welke niet volledig aan de
gestelde eischen voldoen worden deze
eischen hieronder nogmaals op duidelijke
wijze aangegeven.
Photo's welke niet tot in de allerkleinste
bijzonderheden aan deze eischen voldoen
moeien worden geweigerdHet Persoons
bewijs kan dan eerst worden uitgereikt
indien nieuwe photo's worden ingeleverd
die wel geheel in overeenstemming met de
eischen zijn.
Met nadruk wordt meer in het bijzonder
de aandacht gevestigd op een viertal
eischen waaraan vaak niet is voldaan
Het linkeroor moet geheel zichtbaar
zijn. Deze eisch is gesteld omdat het oor
en meer in het bijzonder de oorschelp, een
identificatiemiddel is waarvan een duide
lijke afbeelding op de photo moet voorko
nten. Een bedekking van het oor met
haar hoe weinig ook zóó dat het
bedekte deel van het oor niet zichtbaar is
is niet toegestaan-
Ook in de breedte gemeten moet
de afbeelding van het hoofd zonder
haar 2 cm in doorsnede of erooter zijn
De breedte van de photo moet precies
J'/i cm de hoogte precies 4l!t cm zijn. De
maten mogen niet de geringste afwtjkine
hebben
Ingeleverd moeten worden twee ge-
heel aan elkaar gelij ke photo's.
breedte hoofd
hoogte hoofd
2 cM. of grooter
zonder haar
afgebeelde persoon half „en face"
half „en profil", zoogenaamd drie
kwart naar rechts
Nog kort geleden mochten wij met genoegen
vermelden, dat een verdachte uit spontaan ont
zag voor den kantonrechter den Edelachtbare
aansprak met „Eerwaarde"; zoo was het dus
ditmaal een schrikbarende ervaring bij het bin
nentreden der rechtszaal een getuige mr. van
der Ley, nadat deze het voorlezen van de dag
vaarding nog maar nauwelijks had beëindigd,
te hooren toevoegen; „Is U er soms bij ge
weest?"
Het was overigens geen kwaad man, deze
vurige indiener van een civiele vorderfng; al
leen, hij stond op zijn recht. Waar hij natuur
lijk gelijk aan had; maar het bleek een moei
lijke kwestie, thans vijf maanden nadat het
ongeval had plaats gehad uit te maken, hoe
ver dat recht wel ging.
Drie kwartier lang was het portier, dat een
onbesuisde chauffeur op 1 November van het
vorig jaar op de Emmastraat te Hilversum aan
de zijde van het langsrijdend verkeer had ge
opend, voorwerp van nauwgezet onderzoek.
Doch toen zag de timmerman, die uit de rich
ting Baarn komend, even voorbij den spoorweg
overgang aan den Soestdijkerstraatweg door
het openstaand portier van den stilstaanden
vrachtauto tegen den grond was gesmakt, zijn
eisch op schadeloosstelling toch ook toegewezen.
Nadat de kantonrechter hem voor zijn eer
ste interruptie had terecht gewezen, werd er
geïnformeerd naar de kwetsuren, die v. d. B.
bij zijn val had opgeloopen. of de voet gekneusd
was? „Neen, gebroken op drfe plaatsen."
De kantonrechter sprak er zijn verheugenis
over uit, dat het slachtoffer toch in staat was
geweest persoonlijk ter rechtszitting te ver
schijnen, maar de schadeberekening vond hij
wel wat hoog. Aanvankelijk had v. d. B. zich
bereid verklaard een en ander onderling met
den verdachte te regelen maar nu was het een
civieie vordering geworden van maar liefst 250
gulden,voor welk bedrag hij trouwens niet
meer bij het kantongerecht terecht kan.
Of getuige maar eens wilde verklaren hoe
hij tot deze som kwam?
Dat wilde de timmermar zeker; hij had zijn
fiets moeten laten herstellen, dat kostte hem
f 5.75; doch dit was nog maar een kleinigheid
De hoofdzaak was geweest, dat hij vele weken
achtereen zes gulden loon had moeten derven
en de uitkeeringen van de Rijksverzekerings
bank waren niet meegevallen. Hij kon alles be
wijzen; en er kwam zoo'n vracht papier te
voorschijn, dat de kantonrechter verzocht om
een duidelijken onkosten-staat en getuige terug
werd gestuurd naar de bank om z'n cijfers over
te maken.
De verdachte chauffeur J. v. G. was wegens
ziekte ook al tengevolge van een aanrijding
niet verschenen; in zijn plaats trad een ver
dediger, die zei de opgegeven loonderving van
de tegenpartij niet geheel en al te vertrouwen
Naar hij geloofde, had de arbeid op het vlieg
veld Soesterberg, waar de timmerman werk
zaam is, vanwege de vorst eenige weken stil
gelegen, zoodat ook de andere arbeiders wel
niet het volle loon zouden hebben ontvangen
waarop eischer thans aanspraak maakt. Daar
beeldtrekken scherp, niet geretoucheerd;
geen wazige of zgn. kunstphoto's
zonder haar 2 cM. of grooter
zonder hoofdbedekking
breedte photo precies 3^2 cM.
persoon moet duidelijk kenbaar zijn
achtergrond wit, althans licht
linkeroor duidelijk en geheel zichtbaar
hoogte photo precies 4% cM.
op photo hoofd eventueel bovendeel borst
achterzijde photo wit of roomkleurig (chamois),
geheel blanco, zonder eenige opdruk, enz.
op photo geen stempelafdruk of deel ervan
op photo geen nevenafbeeldingen
(geen andere persoon, hond, landschap, huis, enz.)
photo moet gelijkmatige, zoogenaamde egale kleur hebben
Hollandsch polderlandschap bij Zunderd orp. Onder den rook der boerderij met
haar Friesche pyramidedak broeden veel weidevogels
(Foto V.KP.)
hiervoor echter geen bewijzen aanwezig waren,
bracht dit de zaak niet veel verder.
Een getuige a décharge vestigde als bezwa
rende omstandigheid de aandacht op een vracht
die v. d. B. had vervoerd en die zeker wel 60 cM.
lang moest zijn geweest. Daar volgens de po
litieverordeningen echter het vervoeren van
een last met een. lengte van 1 meter is toege
staan, veranderde ook dn weinig aan het geval.
Een tweede getuige verklaarde, dat de tim
merman na het ongeval een erg zenuwachtigen
indruk had gemaakt, wat de kantonrechter al
leszins te verontschuldigen vond, en dat hij per
soonlijk er niets van had kunnen merken, dat
de voetwortelbeentjes van het slachtoffer ge
broken waren, wat mr. van der Ley zich even
eens levendig kon voorstellen.
De eischer moest nog maar eens naar voren
komen en de zaak uitleggen.
Kijk U eens, 'k rij al meer as veertig jaar
fiets, en dat pakje hout was heusch zoo erg
niet. Als ik geslingerd had, was ik niet heel
huids uit Soesterberg gekomen
Daar had de kantonrechter ook niets van
gezegd; of de B. zich maar tot het ongeval zelf
wilde bepalen.
„Wel, ik kom daar ar.rije en krijg me daar
een oplawaai door het stomme openen van dat
portier; ik kom natuurlijk languit op den grond
te legge en meteen rijdt er een auto van de
andere kant over me heen, ik had ook dood
kenne wezen, geloof U me gerust...., heusch
ik. ben niet gek!"
De kantonrechter zei, de verstandsgaafheid
van den eischer geen oogenblik in twijfel ge
trokken te hebben, en overpeinsde vervolgens
de juridische zijde van het geval. In hoeverre
was het portier hier oorzakelijk voorwerp?
Een moeilijke kwestie; doch de ambtenaar
van het O. M. vond, dat het nu lang genoeg
geduurd had en eischte tegen den chauffeur
v. G. een boete van f 15 of 5 dagen. De kan
tonrechter veroordeelde conform en wees de
civiele vordering van de B. na rijp beraad toe.
gereduceerd echter tot f 50.
De tentoonstelling van Indisch werk door Jan
Poortenaar, welke in het Koloniaal Instituut
wordt gehouden, zal vooral in dezen tijd, waar
in de gordel van Smaragd tijdelijk onbereik
baar voor ons is geworden, de belangstelling
van het Nederlandsche publiek trekken. Zij
verdient die ook, want de schilderijen, etsen,
aquarellen en teekeningen van Jan Poortenaar
ademen inderdaad de sfeer van de verre ge
westen, waar zij ontstaan zijn. Een groot deel
van het Indische leven en het Ind sche land
schap vindt zijn weerspiegeling in deze werken
die daarom in het Koloniaal Instituut ook bij
zonder op hun plaats zijn.
Als kunstenaar is Poortenaar op zijn best
wanneer hij zoo dicht mogelijk bij de natuur
blijft en het weelderige tropische landschap en
het Indische dorpsleven met zijn Oostersche
bedrijvigheid en zijn kleurenrijkdom observeart.
Hij doet dit in talrijke schilderijen en enkele
aquarellen, die ongetwijfeld het beste deel vor
men van zijn schilderkunst g oeuvre, voor zoo
ver dat op deze tentoonstelling te zien is. Daar
toe mag men ook rekenen zijn portretten van
Javaansche schoonen, waarin oe schilder de
natuurlijke gratie en beschaving van zijn mo
dellen op gevoelige wijze tot uitdrukk ng heefc
gebracht. Daarentegen boeien de schilderijen
van Wajangspelers meer oip nun onderwerp
don door de wijze waarop dit door den schilder
is behandeld. In overeenstemming met den aard
van het onderwerp zijn zij door den kunstenaar
zeer vlak geschilderd. Deze schilderijen zijn
twee-dimensionaal. Wat zij ëfchter aan diepte
missen, vergoeden zij door den levendigen Kijk.
dien zij geven op deze hoofsche kunst, die aan
de Javaansche Vorstenhoven wordt gecultiveerd.
Het talent van Poortenaar openbaart zich in-
tusschen het zuiverst in zijn grafisch werk en
n het bijzonder in zijn etsen.
De weidschheid van het Indische landschap
met zijn rijstvelden, zijn vulkanen en grillige
waringins wordt door den kunstenaar in de
etsen zeer sterk en dwingend gesuggereerd. Het
is licht, sierlijk en geestig werk, dat zoowel op
zichzelf ais illustratief uitstekend voldoet.
Dat bewijzen o.m. de zes etsen van den Boro-
boedoer, die uitgegeven zijn met een tekst van
Prof. Dr. N. J. Krom. Dat bewijzen ook de
ets van de Balische tempel vrouwen die van de
uitgestrekte rijstvelden en d;e van den Boro-
boeoer bij maanlicht.
Een belangwekkende tentoonstelling dus, die
velen, die belang stellen in onze overzeesche
gebieden, hun klimaat, hun landschap, hun be
volking en beschaving zal boe en.
Mei:
7: Middenstanders.
8: Gehuwde dames.
1013Mannen.
1316: Verloofden (meisjes).
1720: Verloofden (meisjes).
22: (Hemelv.) Propagandisten (heeren).
2427Verloofden (jongemannen).
2730: R.K. Vrouwenbond..
3 Juni: (Pinkst.) Mannen en jongemannen
1417: S. Josephs Gezellen.
1720: Mannen.
2124: Meisjes.
2427Gehuwde dames.
281 Juli: Meisjes Congregan.
VRAAGT ONS PROSPECTUS:
H.B.8. (extraneus) A en B
Mulo-diploma
(Bekende schriftelijke cursus)
door
S6 (Nadruk verboden)
HOOFDSTUK XXXV
HET MEISJE VERTELT
Wat een tegenstelling is er tusschen den la-
waaierigen restaurant-avond, die mijn niet-of-
ficieele verloving met Zilver-Ster opluisterde en
dien vredigen namiddag in dien grooten tuin,
dadelijk nadat de verloving drie weken later
officieel was aangekondigd.
Het was de tuin van de Flapuit in Surrey,
die nu ook weer een heele tegenstelling vormde
met den tuin, dien ik laatst in dat onweer ge
zien had. De rhododendrons, beschenen door'de
warme Juni-zon, waren één massa bloesem,
mauve, vuurrood en rozig; zoo welig als ze in
mijn eigen streek in Carnarvonshire waren.
Naast de vlammend gele azalea's wierp een ko-
maJroode haar weerkaatsing ja de forellen-va -
vers De zwaarden van de irissen omlijstten deze
plassen en er was een bonte wildernis van koe
koeksbloemen, langgesteelde boterbloemen, ake
leien en vergeet-mlj-nietjes. De boomen weer
klonken van het gezang der vogels; en telkens
hoorde men van uit het veld koekoeken roepen
naar een verder gelegen veld. Die kleine water
val in den vijver links maakte een muzikaal
murmelend geluid en een waterhoen tippelde
met haar donzig zwart broedsel tusschen de
biezen heen en weer. O, hoe vredig was het
hier De twee jongetjes hadden ons (einde
lijk) verlaten en beslopen elkaar met boog, en
pijl in het kamp, achter de plassen. Onze gast
vrouw dié haar rijbroek met een rok had ver
wisseld, was voor het avondmaal de noodige
boodschappen aan t doen in het dorp. Terwijl
de geur van de door de zon beschenen rozen
van de veranda-pilaren over de groene gras
helling naar den grooten vijver kwam, waar wij
ons in de schuit langs den oever lieten drijven,
was een plotselinge plons van een opspringen
de forel het eenig geluid, dat de volkomen stilte
verbrak.
Je kunt denken, hoe heerlijk dit alles voor mij
was na het drukke stadsverkeer. Het zou zelfs
fijn geweest zijn, zoo ik alleen was. Maar denk
eens aan, nu dronk ik aJ deze zoetheid en heer
lijkheid rust in, naast mön eigen Bepren jon
gen.... Hij, die mijn sombere wereld in een
gouden droom had veranderd, lag languit in de
boot met zijn jas uit. en zijn hoofd in mijn
schoot. Mijn vingers waarvan er één een ze
gelring droeg streelden zijn dik haar. Ik hou
van zijn haar. Ik hou dolveel van den zijïgen
lok, dien hij telkens van zijn voorhoofd afstrijkt
en van het stevige, kortgeknipte haar, als mos,
achter op zijn hoofd. Ik vind het prettig het
aan te raken. Ik heb hem soms geantwoord, als
hij mij vroeg, hoe het mogelijk was, dat ik zoo
veel om hem gaf, dat het komt door de manier
waarop zijn haar groeit
Is dat erg onzinnig?
Of is het even verstandig, als welke andere
reden ook, die door een verliefd meisje daarvoor
kan worden aangegeven?
Hij had daar zwijgend gelegen, had alleen
voor enkele minuten zijn hoofd tegen mijn han
den gevlijd. Plotseling richtte hij zich wat op
en keek mij recht in mijn oogen en ik zag, dat
zijn eigen oogen betrokken waren door een of
andere gedachte. Bijna heftig vroeg hij:
„Lieveling, heb jij daar óók wel eens aan ge
dacht?"
„Wat, Jack?"
„Heb Jij er wel eens rmrr nagedacht," vroeg
hg opeens .hoe weinig het mr gescheeld beeft,
dat wij hier Jn 't geheel niet samen gezeten
hadden?"
„Hier niet gezeten V
„Hier niet, nergens. Niet samen," zei hij met
een grimmige beweging van zijn kin met het
kleine wondkloofje. „Ik niet met jou en jij niet
met mij!"
„Je bedoelt, dat wij, als het niet door Slim
geweest was, elkaar niet ontmoet zouden heb
ben?"
„Door Slim en door al die andere gebeurte
nissen en toevalligheden. Anders had ik mis
schien nooit kans op je gehad," zei hij nog
steeds grimmig. „Verbeeld je zoo iets. Op jou,
die voor mij bestemd was, jjj, die bent, zooals
ik gedacht en verlangd heb; jjj, die eenvoudig
niets dan mijn meisje bent. Wie zou mij heb
ben willen gelooven, als ik getracht had het uit
te leggen? Je was enkel een mooi gezichtje."
„Oh, Jack. vind je me mooi?'»
,Een lief meisjesgezichtje, iederen morgen ge
zien in de straat van Bayswater Road onder een
klein gekleurd hoedje; dat is alles, wat ik van
je zou geweten hebben. En voor jou was ik en
kel een voorbijganger. Het deed er niet toe. of
we beiden beter wisten. Jt1 kon niets anders
doen met het doodelijk gewicht van al die con
venties op je. Meen, niet eens, toen dat be
gin maakte. Ik trachtte enkel een steenen muur
in te drukken. Speciaal opgebouwd, veronder
stel ik, voor al de kerels, die zich minder net
zouden kunnen gedragen tegenover eer> meisje
als jij. Er was niemand om je uit te leggen, dat
ik goede bedoelingen had."
„Maar nu is alles in orde gekomen," zei Ik,
zijn haar streelend. „Waarom moeten de man
nen altijd nog zoo vreeselijk tobben over de
dingen die voorbij zijn. Misschien tobben de
meisjes meer op het oogenblik zelf...."
„Nu het voorbij is en alles in orde is, nu zie
ik, hoe gemakkelijk het verkeerd had kunnen
loopen,'' zei hij, over de golvende, groene en
rozige weerkaatsingen van den vijver heensta
rend. „Het had kunnen gebeuren,, dat wij ons
leven misschien met menschen hadden moeten
doorbrengen, die ons tegenstemden en niet bij
ons pasten; wij haddenWel, veronderstel,
dat ik geen vriend was geweest van Slim Grant
hamVeronderstel, dat het Slim niet geweest
was, die je grootma dien dag oppikteVer
onderstel, dat je grootma niet zoo'n belang in
hem gesteld had, zoodat zij je niet met hem al
leen had laten uitgaanVeronderstel, dat hij
niet weggeroepen was dien dog, dat hij hij,
niet ik je voor een wandeling had meege
nomen dien dag.... Veronderstel, dat ik niet
Joist op dat moment op kantoor was gekomen,
zoodat hij me niet een boodschap naar jou had
kunnen sturen. Veronderstel, dat die partij bij
mevrouw Lou er niet geweest was, den Zondag
tevoren, zoodat ik niet aan je was voorgesteld—
Veronderstel, dat jij met dien ouden man uit
Wales getrouwd was. Het kon toch gebeurd zijn.
Ja, hij had je kunnen overreden. Of veronder
stel, dat je met Slim zoover was gekomen. Hij
was vurig genoeg, vóór hij weer naar Phyllis
terugfladderde. En je grootma zal altijd een veel
grooteren dunk hebben van hem dan van mij!"
„Dat Is waar; ik vind het jammer, dat ik het
zeggen moet. Die arme grootma schikte zich
wel in wat zij mijn „vreeselijk onbezonnen ver
loving" noemde met „dien vriend van dien bes
ten mijnheer Grantham." Ik hoor haar dikwijls
mompelen over de mogelijkheid, dat ik weer
van gedachten veranderen zal. Het is ook te
veel gevraagd, als men verwacht, dat de keuze
van iemands hart ook de keuze zal zijn van de
harten der bloedverwanten. Men kan in deze
wereld niet allee hebben, wat men verlangt!"
tSSot volgt).