Nu de kieften broeden Eischen Photo's Persoonsbewijzen Angstige ouderzorg Voor elkander bestemd m ZATERDAG 12 APRIL 1941 Feest van Paascheieren in 't groenende grasland Kunst uit Indië AP Het waterhoen houwt zijn nest tusschen stevige rietpollen II Legsei van een kievit. Het voorste ei is reeds aangepikt (Foto v.KP.) KA NTONGERECHT HILVERSUM Het portier zwaaide open... En de fietser brak zijn voet Tentoonstelling van Jan Poortenaar RETRAITEN St. Petrus Canisius, Bergen STAATSEXAMEN A B ONDERWIJZERSAKTE RESA ARNHEM BERTA RUCK Heeft uw melkboer het u nog niet verteld, dat in 1941 „alles even laat" is? Het moet haast wel, want hij zegt het prompt ieder jaar. En gij en ik, .wij stemmen daar heel aapachtig mee in en weldra weet iedereen het: wij hebben een verschrikkelijk laat voorjaar. Het schijnt een onhebbelijke gewoonte te zijn van alle lentes, dat zij steeds te laat komen. Men zegt het met een zekeren hardnekkigen wellust: het is een epidemisch verschijnsel dat ieder jaar terug komt net als bijvoorbeeld de griep. Ook hij die nog nooit eens gelet heeft op de bloesems van de grachtiepen, ook hij schudt bedenkelijk het hoofd. Het zij tusschen haakjes opgemerkt, dat de iepen inmiddels al weer zijn uitgebloeid. Nu mag 'het waar zijn, dat er in bepaalde gewassen nog niet veel scheut komt; dat een of meer vogels een weekje ten achter zijn met broeden, doch men vergeet, dat er in een jaar twee en vijftig weken gaan. De koude Noord ooster die nu al weken lang den groei tegen houdt is zelfs in Mei een heel gewoon verschijn sel. En zagen wij twee weken geleden op be schutte plekjes niet heele bedden van bloeiende paarse doovenetél en hondsdraf? Krioelde het daar toen ook niet van bijtjes en hommeltjes, die gretig profiteerden van de warmte vlak bo ven den grond? Ze waagden zich wel .liet veel hooger dan enkele centimeters boven den bo dem, maar het was ook heelemaal niet noodig die behaaglijke zone te verlaten. De meer lang- stelige bloeiers waren immers nog niet aan bod. Het gaat met de bloemen als met de bijtjes: wie het laag bij den grond zoeken, trekken het eerst profijt. Het klinkt bijna symbolisch. Terwijl we het vorige jaar tegen eind Maart met een gevoel van opluchting de eerste bloe men van het klein hoefblad ontdekten, waren ze nu omstreeks dien tijd al weer ten deelc uit gebloeid. Op Palm-Zondag zag ik in het Gooi een Kleinen Vos rondfladderen, den eersten vlin der van dit jaar. In Amsterdam lijken de grach ten wel uitgestorven, nu de ranke kokmeeuwtjes haar hun broedgebieden zijn getrokken en het wordt tijd, dat we weer eens een kijkje gaan nemen op IJdoorn bij Durgerdam, waar zij straks bij honderden broederlijk naast de visch- diefjes broeden. De zilvermeeuwen blijven nog Wat talmen; zij hebben nu de vuilgrijze lengte streepjes van hals en kop verwisseld met een hagelblank veerenkleed, terwijl de kapmeeuw- tjes den indruk wekken dat ze hun kop hebben ondergedompeld in een pot met zwartbruine verf. En de kievit! Was die niet prachtig op tijd met zijn eerste ei? De tijd gaat voort en wie eerst nu begint te merken dat het lente wordt is daar wel erg laat mee. Hij heeft de bloesems van de vroegste boomen en struiken niet ge zien Hij heeft den dag verslapen en heel wat gemist Als binnenkort de eerste blaadjes aan de boomen komen, beginnen vele bloesems zelfs al vrucht te zetten. De iep is er wel heel vroeg bij voordat de bladknoppen zich openen, regent het op de grachten van de groene „dubbeltjes". Let daar straks maar eens op. Natuurlijk ko men die platte ronde vruchtjes op de straat- steenen en in het water niet tot ontkiemen; dat zouden ze buiten echter ook niet doen, want verreweg de meeste bevatten geen zaadje. in April staan er heel wat belangrijke dingen te gebeuren. Het is de maand van het Paaschfeest, symbool van het leven en de verrijzenis, het feest van bottende tak ken en bloeiende vruchtboomen. Het is de maand waarin het beroemde weidekwartet: kievit, kemphaan, grutto en tureluur hun eieren leggen. April, raaptijd! Onze kritische Tijdspiegelaar heeft ergens in *en ander dagblad een nieuw, werkelijk leelijk ^oord ontdekt: eizoekseizoen en hu tmkt daar met recht tegen van leer. Het woord bovendien totaal fout, hoogst ontmoedigend en beleedigend voor den raper. Immers wat zou Van zijn bijverdienste overblijven, als werke lijk het ei zoek bleef? Overal in Waterland loopen nu de rapers de beiden af en zoeken naarstig naar de begeerde eieren, in Friesland alleen al worden er jaar- lijks tienduizenden verhandeld. De eerste eieren brengen op de markt meestal 30 centen per 6tuk op en soms nog meer. Natuurlijk zakt die prijs naargelang er meer aanbod is en daar de aanvoer vóór 1938 in den loop der derde week van April doorgaans het hoogst was, daalde de prijs daarna tot ongeveer een dubbeltje. In die jaren mocht men nog rapen tot en met 28 April (Foto V.KP.) en enkele dagen daarna werd ook eerst de markt »esloten Terwijl de kievit dus op zijn drukst le^de was de verkoop nog in vollen gang, maar daarvoor heeft de Vogelwet van October 1937 een stokje gestoken. „Vogelbescherming" heeft zoo lang geijverd tot de laatste datum werd vistgesteld op 19 April en als het aan haar la'g zou de raaptijd nog meer ingekort worden, ten voordeele natuurlijk van de uiterst nut tige kieviten. De rapers kunnen zich inmiddels troosten met het vooruitzicht, dat de eieren dit jaar heel wat meer zullen opbrengen dan vroe°er Ze zullen nu wel hoofdzakelijk zijn we°gelegd voor de beter-gesitueerde fijnproevers. Naast de eieren van den kievit worden er nog een aantal van andere soorten verhandeld, on der den naam van „bonte eieren". Het zijn die van kemphaan, grutto, tureluur, scholekster, wulp waterhoen en meerkoet. Die van den wulp vindén hun weg naar de bakkerij. De eieren van kemphaan, grutto en tureluur vertoonen veel gelijkenis met de legseïs van den kievit, wat bedrog in de hand werkt. Doch de kenner Iaat zich niet bedotten en haalt er direct de eieren van de „kragenmakers" en „stuntels" uit. Een tochtje met een raper loont altijd de moeite al was het alleen maar om de ver halen die u worden opgedischt. Evenals vis- schers- en jagerslatijn, bestaat er ook een rapcrslatijn en dit dialect doet voor de beide andere niet onder in wat betreft „sterke staaltjes". De verhalen komen alle hier op neer, dat de verteller zelden een bok schiet-, terwijl zulks bij de concurrenten aan de orde van den dag schijnt te zijn. Als men ze alle moet gelooven dan is iedere raper die je spreekt beter dan elke an dere: een mysterie dat wel nooit opgelost zal worden. Ook in het tappen van moppen zijn ze sterk. Of kent u niet het verhaal van de beide rapers die op dezelfde teh'einen „opereerden" en el kaar niet konden luchten of zien? De een deed zijn uiterste best den ander de vliegen, in casu de eieren „af te vangen". Beiden pasten wel op Het nest van een grutto, prachtig ge bouwd van hooihatmen (Foto Archief V.K.P.) vooral geen blijk te geven van hun wederzijd- sclien afkeer. Dat zou den schijn geven alsof ze elkander als groote concurrenten beschouw den. Ze putten zich bij een ontmoeting dan ook uit 'in overdreven vriendelijkheden. Op 'n morgen wilde de kleinste van het twee tal met een aardigen buit in zijn pet nèt naar huis stappen, toen zijn langere collega hem bijna tegen het lijf liep. En" informeerde de laatste vol belangstel ling heb je geluk gehad?" Met deze woorden *-£ 'h-j den ander een vriendschappelijken klap oo zijn goedgevulde pet, met het begrijpelijke gevolg dat deze er binnen enkele seconden uit- zae als een koppensneller die ten strijde trekt, waarbij ook het daarmee gepaard gaande krijgs gehuil niet lang op zich liet wachten. Slechts de lange beenen van zijn concurrent voorkwamen grootere onheilen. Het is nu al jaren geleden, dat ik mijn eerste kievitsei vond. Het was op een Paasch-Zaterdag in den vroegen morgen. Het Aprilzonnetje speelde er kiekeboe mee en als dat zonnetje toen niet net even om een hoekje had gekeken, was ik er pal voor- bii geloopen. Even lichtte er een groene glans op uit het bedauwde gras, nog geen meter van mijn schoen, en een oogenblik later was die glans alweer verdwenen. Maar het was net genoeg geweest om het geheim van het bruingevlekte, dofglanzende prik tolletje te verraden. Blijf er dan maar eens af; dat doe je niet. Eén ei Toen het in mijn hand lag, had ik het gevoel dat dit het eenige ei was van den h pelen wijden polder. Boven me de zwiepende vleugelslag van den angstigen doffer, die tel kens met een schor wie-oe-wiet naar me dook. Hij stak ook de andere vogels van de buurt aan en binnen enkele seconden zat de lucht vol met alarmkreten van buitelende kieften. Ook een paar tureluurs werden zenuwachtig en stemden in met hun eindelooze driedeelige fluit je: tuu-du-duut. Als je dat alles voor het eerst meemaakt, weet je niet wat je overkomt. Je voelt je als iemand die zonder verlof ;en ver boden heiligdom betreedt. Wie dan nog on verstoorbaar tusschen de nesten kan blijven doorloopen heeft een bord voor zijn kop. Zelfs de fanatiekste raper wordt er tureluursch van; een raper van „standing" althans. Het is niet alleen een kwestie van gevoel; het werkt in hooge mate op je zenuwen. Hoe is het anders te verklaren, dat zelfs de reiger, die kievitseieren evenzeer weet te waardeeren als wij en ook niet vies is van een donskuiken, op de vlucht slaat als doffer en wijfje her- met schijnstooten te lijf gaan; hij raakt er heele maal de kluts van kwijt en weet niet waar zich te bergen. Met een paar leelijke schreeuwen ,,neemt hij de wieken" en probeert met zoe kende kop- en halsbewegingen ergens een gaatje te vinden in de lucht, waar hij telkens de zwie pende vleugels ontmoet van het gebelgde kief- tenpaar. Ik zag er eens eentje die na zoo'n hartelijk onthaal een eerbiedig eind verder zijn schrik en teleurstelling bezwoer met komische slikbewegingen. „Afreageeren" noemt Portielje dat; een heel wetenschappelijk woord voor een hoogst verma kelijk "verschijnsel. Het doet sterk denken aan de menschelijke „ticks", die zich vooral open baren bij nerveuze stemmingen. De een krabt zich achter het oor, een ander schijnt' plotse ling last te krijgen van hevigen jeuk onder in de dijbeenspier. Deze reiger kreeg het met zijn slikspieren te kwaad, „Seinuwe", zei een raper die het toevallig ook zag en wc hebben beiden krom gestaan van het lachen. „Wat doe je ook in de kou?" Die dondersche kieften. Kom ze niet te na In den broedtijd; dan staan ze hun mannetje. Het is een grappige vogel, de kievit. Hij houdt er een heel origineele manier van voedsel zoeken op na, die afwijkt van die der andere weidevogels. Daar staat hij roer loos in het gras. als luistert hij ergens naar, neemt dan plotseling een rennetje, waarbij het heele lichaam stokstijf in denzelfden stand blijft en staat dan zonder overgang weer even plotseling stil. Na dit zonderlinge halt pikt hij wat van den grond of van een grassprietje en begint dan weer van voren af aan; als een houten beestje op wieletjes dat door een slenterenden kleuter gedachteloos wordt meegezeuld. De wet van de traagheid schijnt hier niet op te gaan. Je ziet hem ook nooit eens rondkijken zooals bijvoorbeeld een grutto dat doen kan. 't Is net cf hij een stijven nek heeft. Als hij een bewe gend doel naoogt draait het lichaam in zijn geheel mee op de trippelende pootjes. Het is een combinatie van stijfheid en radheid van beweging. Hierdoor herkent men een kievit in de weide al van verre. Het zou ons te ver voeren u alle geheimen te verklappen van het rapersbedrijf. Daarmee is noch de kievit, noch de raper gebaat; deze kan het heusch alleen wel af. We zouden er trou wens ook niet toe in staat zijn, want naast de bekende kunstgrepen houdt iedere jager van professie er nog zijn eigen foefjes en kneepjes op na, die hij wijselijk vóór zich houdt. Misschien hebt u het geluk van den weg af een vogel te zien broeden. Van de wande laars hebben ze geen gevaar te duchten en ze blijven dan ook veelal rustig zitten, zoo lang n niet door een of andere beweging bijzondere interesse toont. Onbeweeglijk, den kop in den wind, met wapperende kuif, voor meer dan drie weken gekluisterd aan het nest, wachten ze de komst af van het kroost, dat zich zal aandienen met aarzelende klop jes aan den binnenkant der schaal. Dan komen weer andere zorgen. Maar zoo ver zijn we nog niet. J. O. Om te voorkomen dat bij de uitreiking der Persoonsbewijzen, nhoto's worden aangeboden welke niet volledig aan de gestelde eischen voldoen worden deze eischen hieronder nogmaals op duidelijke wijze aangegeven. Photo's welke niet tot in de allerkleinste bijzonderheden aan deze eischen voldoen moeien worden geweigerdHet Persoons bewijs kan dan eerst worden uitgereikt indien nieuwe photo's worden ingeleverd die wel geheel in overeenstemming met de eischen zijn. Met nadruk wordt meer in het bijzonder de aandacht gevestigd op een viertal eischen waaraan vaak niet is voldaan Het linkeroor moet geheel zichtbaar zijn. Deze eisch is gesteld omdat het oor en meer in het bijzonder de oorschelp, een identificatiemiddel is waarvan een duide lijke afbeelding op de photo moet voorko nten. Een bedekking van het oor met haar hoe weinig ook zóó dat het bedekte deel van het oor niet zichtbaar is is niet toegestaan- Ook in de breedte gemeten moet de afbeelding van het hoofd zonder haar 2 cm in doorsnede of erooter zijn De breedte van de photo moet precies J'/i cm de hoogte precies 4l!t cm zijn. De maten mogen niet de geringste afwtjkine hebben Ingeleverd moeten worden twee ge- heel aan elkaar gelij ke photo's. breedte hoofd hoogte hoofd 2 cM. of grooter zonder haar afgebeelde persoon half „en face" half „en profil", zoogenaamd drie kwart naar rechts Nog kort geleden mochten wij met genoegen vermelden, dat een verdachte uit spontaan ont zag voor den kantonrechter den Edelachtbare aansprak met „Eerwaarde"; zoo was het dus ditmaal een schrikbarende ervaring bij het bin nentreden der rechtszaal een getuige mr. van der Ley, nadat deze het voorlezen van de dag vaarding nog maar nauwelijks had beëindigd, te hooren toevoegen; „Is U er soms bij ge weest?" Het was overigens geen kwaad man, deze vurige indiener van een civiele vorderfng; al leen, hij stond op zijn recht. Waar hij natuur lijk gelijk aan had; maar het bleek een moei lijke kwestie, thans vijf maanden nadat het ongeval had plaats gehad uit te maken, hoe ver dat recht wel ging. Drie kwartier lang was het portier, dat een onbesuisde chauffeur op 1 November van het vorig jaar op de Emmastraat te Hilversum aan de zijde van het langsrijdend verkeer had ge opend, voorwerp van nauwgezet onderzoek. Doch toen zag de timmerman, die uit de rich ting Baarn komend, even voorbij den spoorweg overgang aan den Soestdijkerstraatweg door het openstaand portier van den stilstaanden vrachtauto tegen den grond was gesmakt, zijn eisch op schadeloosstelling toch ook toegewezen. Nadat de kantonrechter hem voor zijn eer ste interruptie had terecht gewezen, werd er geïnformeerd naar de kwetsuren, die v. d. B. bij zijn val had opgeloopen. of de voet gekneusd was? „Neen, gebroken op drfe plaatsen." De kantonrechter sprak er zijn verheugenis over uit, dat het slachtoffer toch in staat was geweest persoonlijk ter rechtszitting te ver schijnen, maar de schadeberekening vond hij wel wat hoog. Aanvankelijk had v. d. B. zich bereid verklaard een en ander onderling met den verdachte te regelen maar nu was het een civieie vordering geworden van maar liefst 250 gulden,voor welk bedrag hij trouwens niet meer bij het kantongerecht terecht kan. Of getuige maar eens wilde verklaren hoe hij tot deze som kwam? Dat wilde de timmermar zeker; hij had zijn fiets moeten laten herstellen, dat kostte hem f 5.75; doch dit was nog maar een kleinigheid De hoofdzaak was geweest, dat hij vele weken achtereen zes gulden loon had moeten derven en de uitkeeringen van de Rijksverzekerings bank waren niet meegevallen. Hij kon alles be wijzen; en er kwam zoo'n vracht papier te voorschijn, dat de kantonrechter verzocht om een duidelijken onkosten-staat en getuige terug werd gestuurd naar de bank om z'n cijfers over te maken. De verdachte chauffeur J. v. G. was wegens ziekte ook al tengevolge van een aanrijding niet verschenen; in zijn plaats trad een ver dediger, die zei de opgegeven loonderving van de tegenpartij niet geheel en al te vertrouwen Naar hij geloofde, had de arbeid op het vlieg veld Soesterberg, waar de timmerman werk zaam is, vanwege de vorst eenige weken stil gelegen, zoodat ook de andere arbeiders wel niet het volle loon zouden hebben ontvangen waarop eischer thans aanspraak maakt. Daar beeldtrekken scherp, niet geretoucheerd; geen wazige of zgn. kunstphoto's zonder haar 2 cM. of grooter zonder hoofdbedekking breedte photo precies 3^2 cM. persoon moet duidelijk kenbaar zijn achtergrond wit, althans licht linkeroor duidelijk en geheel zichtbaar hoogte photo precies 4% cM. op photo hoofd eventueel bovendeel borst achterzijde photo wit of roomkleurig (chamois), geheel blanco, zonder eenige opdruk, enz. op photo geen stempelafdruk of deel ervan op photo geen nevenafbeeldingen (geen andere persoon, hond, landschap, huis, enz.) photo moet gelijkmatige, zoogenaamde egale kleur hebben Hollandsch polderlandschap bij Zunderd orp. Onder den rook der boerderij met haar Friesche pyramidedak broeden veel weidevogels (Foto V.KP.) hiervoor echter geen bewijzen aanwezig waren, bracht dit de zaak niet veel verder. Een getuige a décharge vestigde als bezwa rende omstandigheid de aandacht op een vracht die v. d. B. had vervoerd en die zeker wel 60 cM. lang moest zijn geweest. Daar volgens de po litieverordeningen echter het vervoeren van een last met een. lengte van 1 meter is toege staan, veranderde ook dn weinig aan het geval. Een tweede getuige verklaarde, dat de tim merman na het ongeval een erg zenuwachtigen indruk had gemaakt, wat de kantonrechter al leszins te verontschuldigen vond, en dat hij per soonlijk er niets van had kunnen merken, dat de voetwortelbeentjes van het slachtoffer ge broken waren, wat mr. van der Ley zich even eens levendig kon voorstellen. De eischer moest nog maar eens naar voren komen en de zaak uitleggen. Kijk U eens, 'k rij al meer as veertig jaar fiets, en dat pakje hout was heusch zoo erg niet. Als ik geslingerd had, was ik niet heel huids uit Soesterberg gekomen Daar had de kantonrechter ook niets van gezegd; of de B. zich maar tot het ongeval zelf wilde bepalen. „Wel, ik kom daar ar.rije en krijg me daar een oplawaai door het stomme openen van dat portier; ik kom natuurlijk languit op den grond te legge en meteen rijdt er een auto van de andere kant over me heen, ik had ook dood kenne wezen, geloof U me gerust...., heusch ik. ben niet gek!" De kantonrechter zei, de verstandsgaafheid van den eischer geen oogenblik in twijfel ge trokken te hebben, en overpeinsde vervolgens de juridische zijde van het geval. In hoeverre was het portier hier oorzakelijk voorwerp? Een moeilijke kwestie; doch de ambtenaar van het O. M. vond, dat het nu lang genoeg geduurd had en eischte tegen den chauffeur v. G. een boete van f 15 of 5 dagen. De kan tonrechter veroordeelde conform en wees de civiele vordering van de B. na rijp beraad toe. gereduceerd echter tot f 50. De tentoonstelling van Indisch werk door Jan Poortenaar, welke in het Koloniaal Instituut wordt gehouden, zal vooral in dezen tijd, waar in de gordel van Smaragd tijdelijk onbereik baar voor ons is geworden, de belangstelling van het Nederlandsche publiek trekken. Zij verdient die ook, want de schilderijen, etsen, aquarellen en teekeningen van Jan Poortenaar ademen inderdaad de sfeer van de verre ge westen, waar zij ontstaan zijn. Een groot deel van het Indische leven en het Ind sche land schap vindt zijn weerspiegeling in deze werken die daarom in het Koloniaal Instituut ook bij zonder op hun plaats zijn. Als kunstenaar is Poortenaar op zijn best wanneer hij zoo dicht mogelijk bij de natuur blijft en het weelderige tropische landschap en het Indische dorpsleven met zijn Oostersche bedrijvigheid en zijn kleurenrijkdom observeart. Hij doet dit in talrijke schilderijen en enkele aquarellen, die ongetwijfeld het beste deel vor men van zijn schilderkunst g oeuvre, voor zoo ver dat op deze tentoonstelling te zien is. Daar toe mag men ook rekenen zijn portretten van Javaansche schoonen, waarin oe schilder de natuurlijke gratie en beschaving van zijn mo dellen op gevoelige wijze tot uitdrukk ng heefc gebracht. Daarentegen boeien de schilderijen van Wajangspelers meer oip nun onderwerp don door de wijze waarop dit door den schilder is behandeld. In overeenstemming met den aard van het onderwerp zijn zij door den kunstenaar zeer vlak geschilderd. Deze schilderijen zijn twee-dimensionaal. Wat zij ëfchter aan diepte missen, vergoeden zij door den levendigen Kijk. dien zij geven op deze hoofsche kunst, die aan de Javaansche Vorstenhoven wordt gecultiveerd. Het talent van Poortenaar openbaart zich in- tusschen het zuiverst in zijn grafisch werk en n het bijzonder in zijn etsen. De weidschheid van het Indische landschap met zijn rijstvelden, zijn vulkanen en grillige waringins wordt door den kunstenaar in de etsen zeer sterk en dwingend gesuggereerd. Het is licht, sierlijk en geestig werk, dat zoowel op zichzelf ais illustratief uitstekend voldoet. Dat bewijzen o.m. de zes etsen van den Boro- boedoer, die uitgegeven zijn met een tekst van Prof. Dr. N. J. Krom. Dat bewijzen ook de ets van de Balische tempel vrouwen die van de uitgestrekte rijstvelden en d;e van den Boro- boeoer bij maanlicht. Een belangwekkende tentoonstelling dus, die velen, die belang stellen in onze overzeesche gebieden, hun klimaat, hun landschap, hun be volking en beschaving zal boe en. Mei: 7: Middenstanders. 8: Gehuwde dames. 1013Mannen. 1316: Verloofden (meisjes). 1720: Verloofden (meisjes). 22: (Hemelv.) Propagandisten (heeren). 2427Verloofden (jongemannen). 2730: R.K. Vrouwenbond.. 3 Juni: (Pinkst.) Mannen en jongemannen 1417: S. Josephs Gezellen. 1720: Mannen. 2124: Meisjes. 2427Gehuwde dames. 281 Juli: Meisjes Congregan. VRAAGT ONS PROSPECTUS: H.B.8. (extraneus) A en B Mulo-diploma (Bekende schriftelijke cursus) door S6 (Nadruk verboden) HOOFDSTUK XXXV HET MEISJE VERTELT Wat een tegenstelling is er tusschen den la- waaierigen restaurant-avond, die mijn niet-of- ficieele verloving met Zilver-Ster opluisterde en dien vredigen namiddag in dien grooten tuin, dadelijk nadat de verloving drie weken later officieel was aangekondigd. Het was de tuin van de Flapuit in Surrey, die nu ook weer een heele tegenstelling vormde met den tuin, dien ik laatst in dat onweer ge zien had. De rhododendrons, beschenen door'de warme Juni-zon, waren één massa bloesem, mauve, vuurrood en rozig; zoo welig als ze in mijn eigen streek in Carnarvonshire waren. Naast de vlammend gele azalea's wierp een ko- maJroode haar weerkaatsing ja de forellen-va - vers De zwaarden van de irissen omlijstten deze plassen en er was een bonte wildernis van koe koeksbloemen, langgesteelde boterbloemen, ake leien en vergeet-mlj-nietjes. De boomen weer klonken van het gezang der vogels; en telkens hoorde men van uit het veld koekoeken roepen naar een verder gelegen veld. Die kleine water val in den vijver links maakte een muzikaal murmelend geluid en een waterhoen tippelde met haar donzig zwart broedsel tusschen de biezen heen en weer. O, hoe vredig was het hier De twee jongetjes hadden ons (einde lijk) verlaten en beslopen elkaar met boog, en pijl in het kamp, achter de plassen. Onze gast vrouw dié haar rijbroek met een rok had ver wisseld, was voor het avondmaal de noodige boodschappen aan t doen in het dorp. Terwijl de geur van de door de zon beschenen rozen van de veranda-pilaren over de groene gras helling naar den grooten vijver kwam, waar wij ons in de schuit langs den oever lieten drijven, was een plotselinge plons van een opspringen de forel het eenig geluid, dat de volkomen stilte verbrak. Je kunt denken, hoe heerlijk dit alles voor mij was na het drukke stadsverkeer. Het zou zelfs fijn geweest zijn, zoo ik alleen was. Maar denk eens aan, nu dronk ik aJ deze zoetheid en heer lijkheid rust in, naast mön eigen Bepren jon gen.... Hij, die mijn sombere wereld in een gouden droom had veranderd, lag languit in de boot met zijn jas uit. en zijn hoofd in mijn schoot. Mijn vingers waarvan er één een ze gelring droeg streelden zijn dik haar. Ik hou van zijn haar. Ik hou dolveel van den zijïgen lok, dien hij telkens van zijn voorhoofd afstrijkt en van het stevige, kortgeknipte haar, als mos, achter op zijn hoofd. Ik vind het prettig het aan te raken. Ik heb hem soms geantwoord, als hij mij vroeg, hoe het mogelijk was, dat ik zoo veel om hem gaf, dat het komt door de manier waarop zijn haar groeit Is dat erg onzinnig? Of is het even verstandig, als welke andere reden ook, die door een verliefd meisje daarvoor kan worden aangegeven? Hij had daar zwijgend gelegen, had alleen voor enkele minuten zijn hoofd tegen mijn han den gevlijd. Plotseling richtte hij zich wat op en keek mij recht in mijn oogen en ik zag, dat zijn eigen oogen betrokken waren door een of andere gedachte. Bijna heftig vroeg hij: „Lieveling, heb jij daar óók wel eens aan ge dacht?" „Wat, Jack?" „Heb Jij er wel eens rmrr nagedacht," vroeg hg opeens .hoe weinig het mr gescheeld beeft, dat wij hier Jn 't geheel niet samen gezeten hadden?" „Hier niet gezeten V „Hier niet, nergens. Niet samen," zei hij met een grimmige beweging van zijn kin met het kleine wondkloofje. „Ik niet met jou en jij niet met mij!" „Je bedoelt, dat wij, als het niet door Slim geweest was, elkaar niet ontmoet zouden heb ben?" „Door Slim en door al die andere gebeurte nissen en toevalligheden. Anders had ik mis schien nooit kans op je gehad," zei hij nog steeds grimmig. „Verbeeld je zoo iets. Op jou, die voor mij bestemd was, jjj, die bent, zooals ik gedacht en verlangd heb; jjj, die eenvoudig niets dan mijn meisje bent. Wie zou mij heb ben willen gelooven, als ik getracht had het uit te leggen? Je was enkel een mooi gezichtje." „Oh, Jack. vind je me mooi?'» ,Een lief meisjesgezichtje, iederen morgen ge zien in de straat van Bayswater Road onder een klein gekleurd hoedje; dat is alles, wat ik van je zou geweten hebben. En voor jou was ik en kel een voorbijganger. Het deed er niet toe. of we beiden beter wisten. Jt1 kon niets anders doen met het doodelijk gewicht van al die con venties op je. Meen, niet eens, toen dat be gin maakte. Ik trachtte enkel een steenen muur in te drukken. Speciaal opgebouwd, veronder stel ik, voor al de kerels, die zich minder net zouden kunnen gedragen tegenover eer> meisje als jij. Er was niemand om je uit te leggen, dat ik goede bedoelingen had." „Maar nu is alles in orde gekomen," zei Ik, zijn haar streelend. „Waarom moeten de man nen altijd nog zoo vreeselijk tobben over de dingen die voorbij zijn. Misschien tobben de meisjes meer op het oogenblik zelf...." „Nu het voorbij is en alles in orde is, nu zie ik, hoe gemakkelijk het verkeerd had kunnen loopen,'' zei hij, over de golvende, groene en rozige weerkaatsingen van den vijver heensta rend. „Het had kunnen gebeuren,, dat wij ons leven misschien met menschen hadden moeten doorbrengen, die ons tegenstemden en niet bij ons pasten; wij haddenWel, veronderstel, dat ik geen vriend was geweest van Slim Grant hamVeronderstel, dat het Slim niet geweest was, die je grootma dien dag oppikteVer onderstel, dat je grootma niet zoo'n belang in hem gesteld had, zoodat zij je niet met hem al leen had laten uitgaanVeronderstel, dat hij niet weggeroepen was dien dog, dat hij hij, niet ik je voor een wandeling had meege nomen dien dag.... Veronderstel, dat ik niet Joist op dat moment op kantoor was gekomen, zoodat hij me niet een boodschap naar jou had kunnen sturen. Veronderstel, dat die partij bij mevrouw Lou er niet geweest was, den Zondag tevoren, zoodat ik niet aan je was voorgesteld— Veronderstel, dat jij met dien ouden man uit Wales getrouwd was. Het kon toch gebeurd zijn. Ja, hij had je kunnen overreden. Of veronder stel, dat je met Slim zoover was gekomen. Hij was vurig genoeg, vóór hij weer naar Phyllis terugfladderde. En je grootma zal altijd een veel grooteren dunk hebben van hem dan van mij!" „Dat Is waar; ik vind het jammer, dat ik het zeggen moet. Die arme grootma schikte zich wel in wat zij mijn „vreeselijk onbezonnen ver loving" noemde met „dien vriend van dien bes ten mijnheer Grantham." Ik hoor haar dikwijls mompelen over de mogelijkheid, dat ik weer van gedachten veranderen zal. Het is ook te veel gevraagd, als men verwacht, dat de keuze van iemands hart ook de keuze zal zijn van de harten der bloedverwanten. Men kan in deze wereld niet allee hebben, wat men verlangt!" tSSot volgt).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 5