OUVERTURE TOT DE LENTE w <Ket veï&aal aan den dag Ret Camera-mysterie Boomkleüersidylle in Spanderswoud CURIEUS TWEEGESPREK DINSDAG 22 APRIL 1941 Schilderachtig laantje in het Gooi, waar thans alom vogelstemmen lclinken (foto archief V.K.P.) inierhulp Nederland: geefi niei alleen, offeri ook werkelijk. Het wijst niet op wij* beleid als de richtingaan wijzer nog wijst hoewel er na de bocht niets meer te wijzen Is. Wijst tiw ver geetachtige medeauto mobilisten daar eens opl 'n is Richting aan wijze» nuttige helper, GEEFT HEM RUST NA DE BOCHT Nederlandsche kunstenaars in het Zevengebergte Tagore's toestand verergerd Koersen Nederl. Clearinginstituut BEURS VAN NEW YORK Onregelmatig bij Weinig handel Het moment Omzet 430.000 shares A 57% 19% DOOR PERCY KING (Wordt vervolgd.) Een niet-Gooier schrijft: „Je kunt de lente ruiken," zegt de Am sterdammer als hij op een zaehten voor jaarsdag de vochtige asphaltlucht insnuift en neiging voelt zijn demi over aen arm te hangen. Hij voelt zich plotseling meer op zijn gemak, nadat hü bijna een half jaar als het ware ingemetseld heeft gezeten in zijn stijve, zware w nterjas. Gij, Am sterdammer, gij zijt wel heel erg gauw te vreden. Uw hand Is maar een kinderhand. Wandel 'ne 'n eind den 's-Gravenlandschen weg op. Dan zult ge merken dat de lente in de Kalverstraat maar een armzalig sur rogaat is, vergeleken bij die in de lanen van het Gooi. Zijn het de bloeiende en bottende heesters, de vroolijke vogelgelu'den? Is het de sfeer van welstand, hangende rond de lommerrijke tuinen van de comfortabele villa's? Niet alleen. Het is de lucht die het doet, de ondefinieerbare, weldadige atmosfeer die je neusgaten prikkelt en de longen verwijdt. Het hart klopt sneller en de beenen strekken zich. Je zet er vanzelf den pas in. Het maakt je jong, al ben je tach tig jaar. In de lanen van Bussum is het goed vronen. Maar wij wonen niet in Bussum, wij huizen ergens tusschen de mill'arden steenen van een benauwde wereldstad. En daarom zit er voor ons niets anders op, dan een uurtje vroeger op te staan en den trein te nemen. Zoo noodig huur je een fiets, daar waar je afstapt. Wel biedt het gebruik der aloude „pedes apostolorum" den natuurliefhebber bijzondere voordeelen, maar een breeder operatieterre'n is ook veel waard. Ik koos de fiets.... aan een onbekend adres. Met alle nare gevolgen van dien. Huur nooit een fiets aan een u onbekend adres. U hebt daar niets dan verdriet van en moet bovendien een pand geven. Ik heb een princip'eelen afkeer van het pandenstelsel. Het ls een uitnoodiging de zaak als een ruil te be schouwen, het verleidt tot diefstal. Ik paste er dus voor een pand te geven en bleef hardnekkig op mijn stuk staan. Voor stijf koppige klanten staat er altijd een heel spe ciaal karretje klaar; je kunt er zeker van zijn dat het een gammel vehikel is. En daarvoor heb je dan ook nog je meest betrouwbare ge zicht te toonen. Het was geen slechte ruil eigenlijk: de fiet- Senbaas mijn betrouwbare gezicht, ik de fiets zij het dan een afleggertje met hoogst bedenke lijke kwaliteiten. Het zat hem hoofdzakelijk in de „remnaaf". Die hief een vervaarlijk gekrijsch aan, als je haar maar even moest gebruiken. Verder was er nog een permanent en hinderlijk geschuur waarvan ik pas een kwartier later bij toeval de oorzaak ontdekte. Een bepaalde beweg'ng met dert trapper smoorde alle geluid. Die ma nipulatie moest op gezette tijden herhaald Worden. Dat was van groot belang. Immers, wat do? je met een kreunende en luid protesteerende fiets, als je op vogels uit bent. Dan hoor je niets en de oogen zijn voortdurend op de wie len gericht. De vogels hooren je al van verre en schijnen vanaf dat moment alleen maar aandachtig te luisteren, een rol, die je je eigen lijk zelf had toegedacht. Wie een moo'en voorjaarstocht door de bos- schen wil maken, moet links naast den hoofd ingang van Bantam den zandweg naar het Spanderswoud inslaan en dan zoo lang moge lijk het rasterwerk van het eerstgenoemde landgoed volgen. Hij wandelt dan vanzelf in de richting van den Ouden Meentweg en passeert ook enkele weiden aan zijn rechterhand. Een pïlljIi: -a 'ItMtr- i we'de aan dun rand van een boscn, tien tegen één, dat daar een paar eksters in rondschar relen, die door de wit-zwarte teekening en hun dwaze sprongen onmiddellijk in het oog vallen. Je weet nooit precies wat ze in hun schild voeren. Veel goeds is het meestal niet. Loeren ze op de eieren van het scholekster-paartje of plunderen ze het nest van een kievit? Door hun luidruchtige manieren leiden ze de aan dacht af van hun ware bedoelingen. Hun hoogopgestapelde nest in den top van gind- schen pdpul er is een onneembare vesting, vei lig voor nestroovende jongens en zelfs voor jagers. Telkens als ik den Meentweg begin te naderen, klinkt me al van verre een vogel roep tegen, heel anders dan de andere. Het dient zich onweerstaanbaar aan: hier ben ik, luister naar me, ik ben geen dood gewone verschijn'ng, ik ben iets bijzonders. Inderdaad, op een kwartier afstand valt het geluid al op en je moet er naar luiste ren of je wilt of niet. Daar is het al; een langgerekt „wie-je, wie-je, wie-je". Zwijgt toch, gij andere vogels van het lente woud. Ekster en gaai, staakt dat dwaze ge schetter en geschreeuw, houdt op vink en koolmees. Wat heeft dat gepiet en gepink te beteekenen naast dezen spontanen ron den fluitroep. Staak houtduif je eeuwige huiselijke gekoer. „Wie-je, wie-je, wie-je." Het is de boomklever die roept. Het schiet me te binnen, dat het eigenlijk een heel vertrouwd geluid is. Het is een pro zaïsche gedachte, die je heel even uit de sfeer haalt. U kent allen het veerende fluitje van de gemeentetram, als de conducteur van den bij wagen aan het leertje trekt. Een fijngevoel ge natuur zat onmiddellijk deze vergelijking van de hand wijzen. Waar moet het naar toe, als we de geluiden in de natuur vergelijken met die der modeme techniek? Ik kan er niets aan doen, het doet er even aan denken. Heel even maar. Maar daarna gaat de vergelijking dan ook gehee' mank. Het klinkt ook one'ndig veel mooier. Maar er is een excuus. Jarenlang zijn de ornithologen er al op uit een betrouwbaren code te vinden voor het weergeven van vogelgeluiden. Dit is steeds op een mislukk'ng uitgeloopen. Zie hier een poging, die althans voor Amsterdam mers verstaanbaar is. Het is wellicht aestheti- scher zich in dichterlijker termen te uiten, doch daarmee is de lezer niet gebaat. Ondertusschen zouden we door dit praat je ons aardige boomklevertje vergeten en die maakt het er heusch n'et naar. Hoor maar eens. Daar zit ie zoo waar op de geschilde stammen van het rustieke bruggetje. Het is een van onze mooist gekleurde vo geltjes, dat even doet denken aan den ijsvogel, door een harmonie van zacht-blauw en licht- tot dooiergeel. Een korte, als recht afgesneden staart. Een tamelijk flinke snavel, waarmee hij van louter lust de stammen oehamert. Daar gaat ie en nu ontdek ik ook het wijfje, wat matter van kleur; getweeën reppen ze zich nu op de snorrende vlerkjes en spelen in de lucht een uitbundig minnespel, heen en weer, rijzend en dalend, vol jolige lentepret. Een beWegeno kleurenspel: twee stoeiende boomuievertjes. Dan verdwijnen ze snel achter hst dennenbosch. Niet erg. Ik weet het nest en dus cok de plaats, waar ze vroeg of laat zeker zullen verschijnen. Zoo'n vogelnest is toch maar een beproefd houvast. Daarop richten -wij oog en lens. meer of minder verscholen, dat hangt af van de mate van schuwheid van den betrokken vogel Bij den boomklever valt dat hard mee. In dien gladden beukestam, drie meter hoog, daar huizen ze. Een holletje, waar een musch nèt door zou kunnen. De boomklever is een holenbroeder, evenals de spechten, meezen. spreeuwen, musschen en sommige uilen. De meeste holbewoners zoeken een opening, waar ze precies in passen. Ieder, die wel eens nest kastjes heeft gemaakt, weet dat. Een mees bij voorbeeld eischt een opening van 3G m.M. In doorsnee en zal een gat dat 1 cdvl. te wijd is versmaden. De boomklever maakt h'erop een uitzondering. Te wijde openingen worden netjes met speeksel en aarde dichtgemetseld tot de gewenschte grootte bereikt is. Meestal hakt hii zelf een gat uit op spechtenmanier. Daarvoor wordt dan een vermolmde plek uitgezocht, vaak daai-, waar een tak vlak bij den stam is afgebroken. Hij is dus timmerman en metselaar tegelijk. Maar daar zijn ze allebei al. Hij zit, één boom van het nest verwijderd, op een tak- stompje en laat een zacht en welluidend tuu-tuu-tuu hooren. Zij zit gekleefd tegen het holletje en bewerkt dat aan den bin nenkant met den snavel. En nu volgt er een tweegesprek, waarvan alleen ik getuige ben. Ik heb het woord voor woord verstaan. Hij: „Tuu, tuu, tuu, pas op wijfje." Geen antwoord. Hij nogmaals: „Tuu-tuu-tuu." Zij (zonder omkijken): Man val me niet las tig. Zie je dan niet, dat ik het druk heb? Hij (onverstoorbaar): „Tuu-tuu-tuu." Nu kijkt ze om en ziet mij ook. Met een licht sprongetje keert ze zich een halven draai om, hangt nu bijna met het schuin opgeheven kopje naar beneden en kijkt mijn kant uit. Snavel, kin en buikje zijn zonder overgang in een halven boog vragend naar boven gespannen: „Wat moet u van ons?" Dan snort ze zwijgend en vlug weg. Een oogenblik later staat ze naast hem, een plukje vochtigen humus vn aen snavel Het boomkleverpaar richt in lentedagen zijn nest in voor het komende kroost (Foto uit „Een Jaar Natuurleven") Nog even kijkt ze en met een: wat kan mijjiet ook scheien, verdwijnt ze nu heelemaal in de nestholte. Ook hij is nu gerust en zingt zijn welluidende voorjaarsliedje: „tuwie, twie; tuwie. twie." Nu en dan zie ik achter de Kleine opening de schemerige gedaante van het wijfje: Ja zing jij maar, ik zal Wel werken. Hij: „Tuwie, twie; tuwie, twie!" En dan hoor ik een mooi rollend geluidje een fluitend: „Woj-woj-woj-woj", heel vlug op de manier waarop een „duivenmelker" zijn vogels lokt als hü ze voer gaat brengen. Dan steekt zij het kopje naar buiten: „Mooi was dat, doe dat nog eens." En zij luis tert. „Woj, woj, woj", enz., een lange roller, die tenslotte overgaat in een fluisterend gejodel. De boomklever is een zanger, die er wezen mag Ik laat het fraaie paartje in den steek en schenk eens wat aandacht aan de omgeving. Ginds uit dien takkenbos klinken een aanhou dend getik en zacht geschetter, „e hoeft niet te vragen waar dat vandaan komt. Wie rood- borsten, winterkoninkjes en staartmeezen wil zien, moet zoeken in het lage hout en tusschen dorre bladeren. Daar klauteren een paar staart- meesjes, ekstertjes in miniatuur, door de kale struiken, nog geen drie meters van me vandaan Duidelijk zie ik de gebronsde schoudertjes en de markant geteekende kopjes. Zonder dien langen staart zijn het toch maar uiterst kleine vogeltjes. Maar mooi zijn ze zeker. Wit, licht Wijnrood en donkerbruin, bij zwart af. En steeds in beweging. Op een hoopje dorre bladeren maakt een roodborst zachte, valsche krieuwelgeluidjes, met daar tusschendoor hooge, dunne pieptonen Roodborstjes doen soms denken aan de kle'ne verlegen meisjes van Jacob Hamel, die schat tige kinderliedjes zingen, een beetje valscn soms, maar toch altijd bekoorlijk. Zoo onschul dig zijn ze echter heelemaal niet. In de volière zijn het echte vechtersbazen. Klein Jantje, de winterkoning, met het parmante, omhoog gerichte staartje, kaatst daar zijn pittige liedje tegenin, met een geluid, dat men van zoo'n klein propje niet zou verwachten. Het is niet zoo vol als dat van den vink, wat scheller en driftiger en daarom juist klinkt het zoo dapper. Het bosch is vol geluid. Van alle gewone boschvogels mis ik er hier niet één. Jammer is alleen, dat het eeuwige „klokje van gehoorzaam heid" onvermijdelijk zijn rechten op komt eischen. Eigenlijk moesten we dat ?n meer van dit soort dingen maar af kunnen schaffen. Als ik rechtsomkeert maak en het nest van de boomklevers weer moet passeeren, hoor ik weer dat: „Wisje, wieje, wieje. Daar heb je 'm weer, vrouw, dien rustverstoorder. Maar nou gaat ie weg, geloof ik. We zijn weer alleen." Wie houdt er ook van pottekijkers, en dat nog wel in de wittebroodsweken? - J. O. maar Het A. N. P. meldt: De Nederlandsche kun stenaars, die ter gelegenheid van de opening der tentoonstelling „Nederlandsche Kunst in Keulen" in Duitschland vertoeven, hebben een rondreis gemaakt door het Zevengebergte, waarbij in het Rijnhotel Dreesen door verte genwoordigers uit het bedrijfsleven, kunst en wetenschap, referaten gehouden zijn, waarin de Duitsch-Nederlandsche verbondenheid werd onderstreept. Privaat-docent dr. Hermann behandelde de Duitsch-Nederlandsche economische gemeen schap. De conservator van het Wallraf Richarts- museum te Keulen, dr. Mey, wees in zijn in leiding op de betrekkingen tusschen Duitsch land en Nederland op het gebied van de kunst. Hij betoogde, dat het Rijnland reeds eeuwen geleden door Nederlandsche kunstschil ders is bezocht en dat dit, ondanks het eigen karakter en de eigen richting van ae Neder landsche kunstenaars, een geestelijke gemeen schap heeft bewezen, welke tot aan de middel- ecuwen teruggaat. Een levendige stroom van wederzij dsche artistieke bevruchting is over en weer gegaan. Al zijn in den loop der ge betrekkingen soms ook losser geworden, steeds schiedenis van de beide volkeren de artistieke zijn zij weer in hechteren vorm naar elkaar toe gekomen, waarmede de noodzakelijkheid der samenwerking ook op cultureel gebied is be wezen. Ten slotte besprak prof. dr. Spahn het his torisch verleden der betrekkingen tusschen Duitschland en Nederland. KABOEL, 19 April. (D.N.B.) Volgens een bericht van het Britsch-Indische blad „Tribu ne" is de gezondheidstoestand van den dich ter Rabindranath Tagore in de afgeloopen maand verslechterd. De dichter verlaat zijn wo ning niet meer en is voortdurend onder dok tersbehandeling. 's-GRAVENHAGE, 21 April. Koersen voor stortingen op 22 April 1941 tegen verplichtingen luidende in: Belga's 30.1432. Zwitsersche francs 43.56. Fransche francs 3.768. Lires 9.87. Deensche kronen 36.37. Noorsche kronen 42.82. Zweedsche kronen 44.85. Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42, Dinar (oude schulden) 3.43. Dinar (nieuwe schulden) 4.23. Turksche ponden 1.45X- Lewa 2.30. pengoe (oude schulden) 36.519. Pengoe (nieuwe schulden) 45.89. Zloty (oude schulden) 35. Zloty (nieuwe schulden) 37.68. NEW-YORK, 21 April 1941. Op de New-York- sche effectenbeurs was de handel bij gedruk- ten ondertoon opnieuw van zeer beperkten om vang en de stemming lusteloos. Voortdurend werd de militaire ontwikkeling in Europa door den handel met zeer groote op merkzaamheid gevolgd, met name die in Grie kenland, doch hiervan ging echter geen al te sterke invloed meer uit op de houding der markt, aangezien men voor het grootste gedeelte daarmede reeds van te voren rekening scheen te hebben gehouden. Met het oog op de tal rijke andere factoren in binnen- en buitenland ten aanzien waarvan in handelskringen onze kerheid heerschte, nam men zeer groote terug houdendheid in acht, temeer waar de binnen- landsche toestand niet geschikt was, den in vloed die er van de berichten van buiten het. Westelijk halfrond uitging, te verzwakken In het knusse hoekje van een tweede klasse coupé overwoog Mary Upfort nog eens de ge- sprèkken, welke zij, vóór haar vertrek naar Hollywood, met James gevoerd had. „Ik kan niet met je trouwen, James," had zij gezegd, „omdat ik carrière wil maken. Meer dan vier jaar heb ik gespaard, om mij chique kleeden en een kaartje naar Hollywood te kun nen koopen. En dan: heb jij me niet honderd-, neen, wel duizendmaal verzekerd dat ik mooi ben?" „Voor mij ben je mooi, Mary," had hij ge antwoord, „maar in filmland zijn er duizenden vrouwen die veel knapper zijn dan jij. Als je ooit I spijt krijgt van je daad, beloof me, kom dan naar mij terug!" „Ik kom nooit terug, James! Zet die gedachte maar uit je hoofd." Tien maanden later stond Mary Upfort in de lange rij wachtenden voor het bureau van een regisseur, 't Was moeilijk in haar het le venslustige, elegante meisje te herkennen, dat voor weinige maanden zoo zelfverzekerd het beloofde filmland was binnengestapt. Haar kleeren vertoonden de duidelijke sporen van het veel-gedragen zijn, terwijl de uitdrukking van haar gelaat honger verried. Eerst had zij zich in een behoorlijk pension geïnstalleerd, maar na een maand van doelloos rondzwer ven, van de eene studio naar de andere, be greep zij dat dit niet zoo kon blijven. In een der buitenwijken had zij toen een slaapkamer tje gehuurd, at hier of daar wat en deed ove rigens alle moeite de studio's binnen te drin gen. Veel verder dan de portier had zij het nog niet gebracht; in de registers van alle verhuur kantoren stond haar naam tusschen de talloos vele andere namen, wier dragers, elk voor zich, op de kans van het leven wachtten. Drie maanden van niets-doen hadden haar laatste centen doen verdwijnen; een groot deel van haar garderobe was noodig, om in het levens onderhoud van de volgende weken te voor zien. En nu wachtte zij, met zoo vele anderen, wachtte op Eindelijk ging de deur open. De assistent regisseur verscheen en nam de menschen iet wat hooghartig op. „Jij," zei hij en tikte een ouden man op den schouder. Ook Mary werd aangewezen. Haar film-„carrière" was begon nen. Wat mooie kleeren en een lief gezichtje niet hadden kunnen bereiken, dat vermochten vertwijfeling en wanhoop wel. „Wat moeten we doen?" informeerde Mary. „Dat zal best meevallen. We moeten een lunge rij menschen hebben, die een honger- demonstratie houden." BroodMary's maag rammelde hoorbaar. De regisseur gaf korte scherpe aanwijzingen. „Langzaam voorwaarts gaan! In een moeiza- men slependen gang. Doe alsof je verhongerd bent. Als je koffie gegeven wordt, drink dan de kom in één teug leeg. Hapt In het brood alsof je in dagen niets gegeten hebt. Denkt er vooral om, doet het zoo natuurlijk mogelijk." Een lichtje ging aan. Door de luidsprekers daverde het „Stilte!" De menschenrij schuivelde voorwaarts door dikke zoutmassa's, die sneeuw voorstelden. Dan kwam voor Mary het moment: zij stond voor de camera. Maar zij hoorde niet dat de filmheld tot haar zei: „Hier heb je eten en drinken, neem maar?" realiseerde zich de aanwezigheid van camera noch regisseur, de werkelijkheid „brood!" had haar gevat. Met 'n zachten, hysterischen gil trok zij brood en koffie naar zich toe, bracht het aan de lippen. Dat was brooddat was koffiewarme koffie, versch broodzalig! Haar krachten begaven het; langzaam zeeg Mary neer. De koffie stroomde over haar gezicht. „Ik heb zoo'n hon ger!" De held beurde haar liefderijk op Toen Mary bijkwam, lag zij op een divan. Iemand gaf haar cognac te drinken. „U moet haar een contract geven," hoorde zij een stem zeggen. „Dit meisje is een geboren artiste! Dat moment was toch gewoonweg enorm!" Mary bewoog zich, deed de oogen open. „Het moment heeft u blijkbaar zeer aange grepen, niet?" informeerde de regisseur. „Ik hoop dat u het morgen, als we de definitieve opname maken, ook zoo zult beleven. Weest u dan verzekerd van een, zij het dan bescheiden, contract!" „Kan ik dezen dag uitbetaald krijgen?" Mary kleurde hevig toen zij dit gezegd had, maar de werkelijkheid dwong haar er toe. Dien avond dineerde ze uitstekend, het ontbijt was niet minder uitgebreid. En toen zij precies op tijd de studio's weer betrad, had zij het gevoel dat de figuranten, waarmede zij zich gisteren nog één gevoelde, thans al ver achter haar stonden. Weer klonken er signalen, lichten flitsten aan, de menschenmenigte slofte door het zout. Weer stond Mary voor de camera. De held lach te haar bemoedigend toe. „Hier heb je eten en drinken, neem maar!" Zij greep het brood en de koffie, bracht de kom naar haar lippen. Het brood was taai, de koffie slecht en lauw, zij kon haast niet slikken. Dan herinnerde zij zich dat ze in onmacht moest vallen en gleed om laag. De held nam haar liefderijk op. Zij zag hem aan en vond hem knapper dan zij hem op het witte doek altijd gezien had. „Slecht! Ellendig slecht!" raasde de regisseur. „Opnieuw!" Mary raapte al haar krachten tezamen. Zij probeerde te zuchten, te weenen, in onmacht te vallen, het wilde niet. De regisseur deed het voor, herinnerde aan het suprème moment van gisteren, fleemde, raasde. „U wilt carrière ma ken? Elk meisje dat ik zoo van de straat haal, kan deze scène beter spelen dan u!" De scène werd geschrapt, het contract verscheurd. Mary verdween voor goed uit de studio. Nu woont ze weer in New York. Zij heeft een aardige knusse woning met drie kamers, een vast bad en een keuken met een electrisch fornuis, waarin ze heerlijke croquante wafels kan bakken. Haar man, James, vindt haar de meest talentvolle en knappe vrouw ter wereld! (Nadruk verboden) De koersontwikkeling was wel is waar aan vankelijk eerrigszins onregelmatig, doch staai- waarden en andere bewapeningsfondsen waren vrij algemeen iets lager. Slechts spoorwegwaar den en luchtvaartaandeelen lagen nog eerrigs zins prijshoudend. Voor alle overige af deelingen bestond vrijwel geen belangstelling. Later nam het aanbod nog iets toe, al bleven de omzetten voortdurend beperkt. Hoewel men op de lagere koersen weer eenige kooplust toon de, leden toch de leidende fondsen over het algemeen verliezen van omstreeks een punt. Bethlehem Steel verloor zelfs meer dan een punt. Daartoe droeg onder andere ook de mede- deeling van nieuwe vordering van Amerikaan- sche effecten door het Britsche ministerie van financiën bij. Aan de New Yorksche effecten beurs verwacht men echter op het oogenblik niet, dat onmiddellijk Britsche verkoopen zul len plaats vinden en men neemt eerder aan, dat deze nog eenigen tijd zullen worden uit gesteld, daar de Engelschen stabieler markt verhoudingen zouden werrschen af te wachten voor zooverre zij daartoe althans in staat zullen zijn. Tijdens het laatste beursuur daalden onder meer de noteeringen van General Motors en Chrysler tot een nieuw laagtepunt, terwijl Ame rican Sugar and Refining in tegenstelling tot de algemeene houding nog een punt in koers steeg. Ook nu bleef evenwel de handel nog steeds beperkt, aangezien tegen slot de twijfel sterker werd of de verkoopen van effecten uit Britsch bezit nog wel eenigen tijd op zich zul len laten wachten. De beurs sloot daardoor nauwelijks prijshou dend. Er werden vandaag 663 fondsen verhan deld, waarvan er 137 in koers gestegen, 321 gedaald én de 205 overige onveranderd gebleven zijn. Slotk. NEW-YORK 21/4 Air Reduction 35% Allied Chem150 American Can 83% American Radiator Amer Rolling 6 Am. Smelting 12% Am. Sugar Refining 35 Amer Tel Tel 15% Am. Tobacco B 156% Am. Waterworks 68 Anac. Copper 4% Atchis Topeka 22% Baldwin Locomotive 25% Baltim. éz Ohio 12% Bethlehem St68% Canada Paclf. 3% Com Investm 30% J. I. Case 43% Ches Ohio 37% Chicago Rock Iel. A Chrysler Corp 56% Cons Edison 19% Slotk. 19/4 148 82% 12% 34% 156% 68 22% 24% 3% 69% 3% 31 43% 57% 19% Slotk 18/4 36 148% 83% 6 13 34% 15 156% 68 4% 22% 24% 12% 3% 68% 3% 31 43% 38 slotk. 17/4 36% 148 83% 6 13% 36 15% 158% 68% 4% 23% 25% 13% 7»* 3% 31% 44% 38| 58 19% Wie dit bord voor zich dat moet éxtrt voorzichtig zijn, want hij nadert 'n voor- rangsweg (óók het verkeer van links laten vóó rg aan!) Delaw Huds Detroit Edison C. 21 20% 21% Dupont d'Nem 140% 140 140% 141% Eastman Kod 127% 128 128% 130 Gener Electric 29 29 30 30 Gen Foods Crp 35% 16% 35% 38 Gen Motors 37% 38% 39 39% Goodyear Tyr 16% 17% 17 17% Hudson Motor 3 3 3 3 Int. Harvester 44 44 44% Intern. Nickel 25% 25% 25% International Paper 26 1213% Int. Tel a Tel. 12% 2 2 2 Kenn. Copper 31% 32 32% Mack Trucks Incorp. 24% 24% Montgomery 32 32% 33% National Biscuit Co. 16% 18% N Z. Central 11% 12 Norfolk Western 203 204 206 Nord. Amer. n.a. 11% 11% 13% 13% Northern Pacific 5% 6% Packard 2% 2% Pennsylvania 5% 23% 23 24 Proctor Chamble 53% 53% P Serv of N.J 24% 24% 24 >/a Pullman Incorporat. 23% 24% 24% Pure Oil Company 8 8 Radio Corp4 4 4 Reading Company 13% 13% 13% 14 Republic Steel 17% 17% Reyn Tobac. B. 30% 31 31 Sears Roebuck 68% 68% 68% 69% Shell Union Oil 12% 12% 12% 13 Socony-Vac 8% 8% 8% 8% Southern Pacific 9% 9% 9% Southern Railway 12% 12 12% Standard Brands 5% 5% 8% St. Oil N.-Jer* 35% 35 34% 34% Texas Gulf Sulphur 31% 32% 33% Tw. Fox Film5% 5% 5% 5% Union Carbon 63 63% 63% 63% Union Pacific 76% 76% 75% 76ya Unit. Aircraft 35 34% 34'/, 35% United CorporU il 11 United Fruit Comp. 62% 62% 62% Un. States Ind. Ale 19% 20 19 Un. St. Rubber 20% 20% 20% 21% Un. St. Steel 50% 50% 50% 52 Un. St. Steel pr. 118% 119 119% 119% Western Union 19% 19% 19% 20% Westing house 88 88% 88% 89% Woolworth 28% 29% 29%t 29% laten, t ex-div„ ex-recht., ex-coup., t bled. WISSELKOERSEN NEW YORK, 21/4 19/4 21/4 19/4 A'dam'c 4.03% 4.03Y% Weenen - 4.75% 4.75% Londen 403 4.01% stockh 23.83 23.84 Parijs 2.29 2.28 Montreal 4.55% 38.25 Berlijn 40.07 40.07 Mntr.Lnd 88.43 4.54% Brussel B. Aires P 23.15 23.16 Rome 5.05 5.05 B.Aires M 23.50 2355 Madrid 9.25 9.25 York c. 23.45T 23.45t Zwitserl. 23.2023.17 Shanghai 5.32 5.42 Zw. vrli 23.20 23.17 28 Nadruk verboden Glimlachend schreef Henderson iets op vouwde 't strookje samen en legde 't onder een pressepapier op den lessenaar. „De naam van den moordenaar," zei hij. „Over een paar minuten zullen jullie moeten toegeven, dat Woyko en ik 't bij 't rechte einde hadden." XVII Vinniger dan ooit waren de speldeprikken in Soper's nekvel. Henderson's zelfverzekerde uitlating had zijn vertrouwen geducht ge knauwd. Hoe kon de advocaat zoo positief in zijn verklaring zijn? Opschepperij? Bluf? Of was toch een fout in de feilloos gewaande misdaad begaan? 't Leek Soper zeer onwaarschijnlijk, nochtans stond voor hem vast; de naam, door Henderson opgeschreven was de zijne. Inspecteur Sargent boog zich, om Woyko over den kop te strijken De hond bleek er niet van gediend. Hij legde de ooren plat in den nek en gromde waarschuwend. „Wees voorzichtig, inspecteur," zei Harris. „Hij is voor vreemden niet te vertrouwen." Sargent keek 't gezelschap aan. „Slechts één in deze kamer heeft wat van den hond te duchten. Als we hem eens los lieten?" Nemand ging op de vraag in. Een rilling liep Soper over den rug; de situatie werd gevaarlijk, 't Verstalid hield hem voor, dat hij geen reden tot vrees had. Al vloog Woyko op hem af, daar mee was niets bewezen. Toch stilde die over weging zijn onrust niet. 't Zelfde angstgevoel, dat hem overviel, toen onverwacht de maan door de wolken brak, overweldigde hem. De maan en Woyko. Twee vijanden, stil en on verzoenlijk. Ineens flitste 't door zijn brein: maar stom, daardoor gevaarloos! Hoe ter wereld zou den ze hem kwaad kunnen berokkenen? Gevaar kon alleen van zijn eigen kant komen als hij niet tot 't laatst toe stand hield. Als hij Iets openbaarde van den angst, welke in hem vrat! Soper loerde naar den hond, die de felle oogen geen moment van hem afwendde en als dol aan de lijn rukte. Henderson had gelijk Woyko kende den dader! 't Kostte Soper geweldige inspanning, zijn geachten een andere richting uit te dringen. En 't lukte in 't besef, dat 't moest; dat hij ver loren was, zoo hij aan die waanzinnige denkbeel den voedsel bleef geven. Hij had alleen met de realiteit te rade te gaan. Die was, dat hem van een hond geen ontdekking dreigde; dat hij elke proef zou doorstaan, als hij zich beheerschte. Hij wilde toonen, maling te hebben aan Hender son's piasserij. „Woyko," zei hij en 't verbaasde hem, dat zijn stem zoo gewoon klonk, ,,'k weet, dat Je me niet mag. Al van den eersten dag af heb je wat tegen me. Kom maar dichterbij, Harris. Gerust." Toch retireerde hij veiligheidshalve achter 't schrijf bureau. De butler zag inspecteur Sargent aan, daarna Henderson. Beiden knikten. Harris vierde de lijn. Onmiddellijk sprong de hond zoo onstuimig vooruit, dat de butler bijna van de been ging. Woyko's oogen brandden van haat, de enorme slagtanden waren blootgekomen, de haren ston den overeind. Een moment vreesde Soper, dat hij 't zou uitschreeuwen. Hij wist zich te ver mannen, maar begreep zelf niet, waar hij de kracht vandaan haalde. Zich over den lessenaar buigend, stak hij een hand naar Woyko uit, doch trok haar ijlings terug, toen 't dier er naar beet. Met een scherpen klik kwamen de kaken op elkaar. „Schei uit!" beval Lawrence. „Ik duld 't niet langer!" „Neen?" Sargent nam hem van top tot teen op. „Ik voel er juist véél voor, den hond los te laten. We zijn mans genoeg om te voorkomen, dat hij al te erge stukken maakt." Melchior balde een vuist. „Heb 't hart! 'k Rapporteer 't en zal zorgen, dat u een don ders kwaaie pijp te rooken krijgt!" Harris wachtte geen verdere discussies af en trok den hond naar zich toe. Hü moest er al zijn kracht voor aanwenden. Woyko ging liggen, zacht jankend. Soper slaakte een zucht van ver lichting, zoodra 't dier weer op veiligen afstand was. „Is de comedie uit, of volgt nog een bedrijf?" vroeg hij onverschillig, van achter den lessenaar komend. De vraag werd Henderson gedaan, doch deze antwoordde niet, omdat hij alle aandacht bij den hond had. Direct nadat Woyko was wegge trokken, had zich aan de woede van 't dier een vreemde onrust gepaard, 't Jankte klagelijk, stak den neus in de lucht en snoof onafgebroken. Woyko stond trillend op en trachtte bij Soper te komen. Hoe meer hij naderde, des te sterker werd het snuiven. Zijn oogen gingen van Soper's voeten naar de knieën, van de knieën naar 't middellijf, vandaar naar de borst van zijn vijand, terwijl hij langzaam nader en nader sloop. Eens klaps brak de hond uit in een gehuil, dat door merg en been drong. Soper begreep er niets van. Hij begreep evenmin, waarom inspecteur Sar gent, Henderson en Eleanor ineens zoo strak met verbeten gezicht, naar één en dezelfde plek op zijn lichaam staarden, noch waarom in de oogen van Lawrence en Melchior een uitdruk king van verbijstering was gekomen. Den adem inhoudend, keek hij zelf óók. En hij wist, dat hij een verloren man was. Bij 't buigen over den lessenaar was zijn das los geschotenop 't helle grijs zat een groote klodder gedroogd bloed. In een ondeelbaar oogenblik doorleefde Soper wederom 't nachtelijk drama. Bezeten van blin den, duivelschen haat had hij zich over den stervenden Anthony Moncrieff gebogen, toe gevend aan de zinnelooze begeerte, dat de oude man zou weten, wie hem den dood had inge zonden. Daarbij was 'i ondereind van zijn das met bloed uit Anthony's wond in aanraking ge komen. Of anders moest 't even later zijn ge beurd, toen hij zijn slachtoffer portefeuille en horloge ontnam. Hoe dan ook 't bloed zat er op. Woyko had 't geroken en herkend als bloed van zijn baas. Soper keek in de gezichten vóór zich. In zijn verbeelding zwollen zij tot grotesken omvang; er was niets werkelijks meer aan. Eén ding slechts was werkelijkheid bloed op zijn das. Bloed, dat hangen voor hem beteekende. Hij sloot de oogen en toen hij ze een seconde later weer opende, leek 't alsof de muren van de bibliotheek de hoogte in gingen, alsof men schen en dingen, die monsterachtige afmetin gen hadden aangenomen, in een krankzinnigen wildendans rondtolden. Met beide handen moest de butler Woyko bedwingen en nog sleurde 't razend geworden dier hem mee. Soper's vertwijfeling duurde slechts een moment; met een sprong was hij achter den lessenaar. Hij had iets in petto voor 't geval de nood aan den man kwam de nood was er nu. Vlug gleden zijn vingers over de kromming van den rechter bureaupoot, 't ge heime vakje klikte open en even later had hij de revolver te pakken, 't Spel was uit en hij had verloren. Allen wisten nu, dat hij de moorde naar was. Maar 't eigen leven had hij nog in de hand. Alleen stumperds lieten zich hangen. „Wie een beweging maakt, wordt neerge schoten!" riep hij schor. „Niemand uitgezon derd begrepen?" Een onbedwingbare lust tot dooden brandde in hem; zijn bloed leek vuur. dat gloeiend door zijn aderen joeg. Hij richtte de revolver op Hen derson, zonder daarbij de anderen uit het oog te verliezen. De advocaat was er hoofdzakelijk debet aan, dat hij aan 't kortste eind trok. En clan Woyko, 't vervloekte mormel! Beiden gingen er aan. Hij wist niet beter, of nog vijf schoten zaten op de revolver. „Zoo, dus jij was 't," zei Melchior met dikke tong. „Jij vermoordde oom Anthony." „Ik, ja. Beklaag den ouden kerel niet, schijn heilige schoelje! Als ik hem niet naar de anders wereld had geholpen, zouden jullie 't hebben gedaan! Jou, Henderson, gun ik 't pleizier niet, me te zien opknoopen! De eerste kogel is voor jou!" Doch inplaats van te schieten, uitte Soper een ruwen kreet van pijn. Woyko had zich los ge rukt. Of had Harris hem laten gaan! Een nieuwe gil klonk, toen de hond de geweldige slagtanden diep in Soper's rechterarm zette en letterlijk aan 't lichaamsdeel hing De revolver viel op den grond. Snel schopte Henderson 't wapen in de richting van Sargent, die 't op raapte, tegelijk zijn ondergeschikten een bevel toeroepend. Terwijl Harris met inspanning van al zijn kracht den razenden hond overmeesterde, wierpen de agenten zich op Soper. Alle weer stand was eensklaps in hem gebroken. Met do boeien om zijn polsen leunde hij tegen 't schrijf bureau, aan elke zijde een politieman

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 2