De heilige seminarist Verbond van Nederl. Journalisten I J Postgiro-no's van de Winterhulp Nederland POLYANTHA 2 TE SCHIEDAM DE MOORD TE HOUTEN ZONDAG 4 MEI 1941 „De journalist wordt een openbaar functionaris VAN WEEK TOT WEEK Hedenmiddag wordt de bloemen' tentoonstelling geopend Slachtoffers ter aarde besteld De heer P. J. van Megchelen, algemeen voorzitter van het Verhond van Neder landsche Journalisten (foto Pax-Holland) De pers ïillliii Richtlijnen 6. Aan de middelen tot het voorkomen' of Overzicht Journalistenbesluit Gij zuli bedroefd zijn, maar Uw droefheid zal in vreugde verkeeren. Evangelie Het schrijven van een korte, pittige mono grafie is mede hierom veel moeilijker dan het Vervaardigen van een lange, gedocumenteerds levensbeschrijving, dat in het laatste geval de karakteristiek van den hoofdpersoon als het ware van zelf naar voren komt uit den over vloed van het feitenmateriaal, terwijl in het eerste geval de auteur zorgvuldig die trekken moet schetsen, waardoor zijn held zich van alle- daagsche menschen onderscheidde. Dit heeft helaas de anonymus niet vermoed, die in (of heel kort na) 1885 bij de Nederlandsche Stoom drukkerij van J. van Poll-Suykerbuyk te Roo sendaal een werkje van 47 bladzijden in het licht gaf, hetwelk deft titel voert „Cornelius Jacobus Voeten, Subdiaken in het Seminarie te Hoeven, overleden te Rucphen den 18en Mei 1885". Men zal er eenige moeite mee heb ben, wil men dit geschrift in handen krijgen. Het is nooit in den handel geweest. Ook ge- looven wij niet, dat de bibliotheken talrijk zijn, die een exemplaar van deze uitgave be zitten. Men overdrijft dan ook geenszins, wan neer men zegt, dat het werkje zeldzamer is dan zijn inhoud! Voor een letterlijken herdruk komt deze panegyriek op een „heiligen" seminarist, in wiens leven mag men wel zeggen niets anders voorgevallen is dan dat hij zeer vroeg tijdig overleed, zeker niet meer in aanmerking. Doch wie de Nederlandsche katholieke vroom heid, speciaal der negentiende eeuw, wil be- studeeren, moet het vaak van zulke uitgaaf jes hebben. En daarom is het wel aardig, eens te onderzoeken, wat Cornelius Voeten ons van daag nog te leeren heeft. Dat hü in den kleinen kring, waarin hij leef de, nogal indruk heeft gemaakt op zijn tijd- genooten, mag blijken uit dezen brief van een zijner studiekameraden, aangehaald door zijn onbekenden biograaf; „Gaarne wil ik aan het tot mij gerichte verzoek naar mijn best vermogen voldoen; geen moeite zal mij te groot zijn om de herinne ring te verlevendigen aan dat model der jon gelingen, mijn onvergetelijken vriend Voeten, want ieder, die het geluk heeft gehad dien bewonderenswaardigen jongeling te kennen en zich in hem als in een toonbeeld van deugd te spiegelen, kan den goeden God niet dank baar genoeg zijn voor het voorrecht hem ge schonken, met C. Voeten in dezelfde omgeving en onder hetzelfde dak te hebben geleefd. Evenwel betreur ik het, hierbij geen andere bronnen te mijner beschikking te hebben dan mijn geheugen, dat het schoone beeld van den hooggeachten overledene minder getrouw zal teruggeven, dan mijn hart dat zou wenschen. Nochtans vele trekken en zelfs fijne lijnen zijn onuitwischbaar in mijn geest gegrift en min der nog zou ik bezorgd zijn, dat mijn geheugen te kort zou schieten dan mijn kunst, om het weinige dat ik weet in zijn volle waarde te be schrijven. Maar u verlangt van mij alleen eenige feiten, welke ik dan ook zoo getrouw mogelijk bijeen zal brengen, en waaraan ik des te meer zorg zal besteden, wijl ik weet, dat door eene eenvoudige, juiste en volkomen mededeeling zijner groote en kleine daden de nagedachtenis van den, ik zou bijna zeggen, heiligen Voeten de meeste eer zal worden aangedaan." Dit is in elk geval een mooi staaltje van in- terclericalen briefstijl uit die dagen en als wij den klaarblijkelijk nog jongen correspondent, die zich tot een ouderen geestelijke richt en allen gepasten eerbied in acht neemt, volkomen begrijpen, dan behelzen de laatst aangehaalde regels een lichte vingerwijzing, 'die zeker niet overbodig was. „Eerwaarde heer: houd u in Is hemelsnaam aan de feiten!" Zoo zou men die regels mogen vertalen. Dit ls intusschen niet gebeurd. De feiten zijn in dit kleine boekje even zeldzaam als de gehaktballetjes in de Zondagssoep op het seminarie, die waar schijnlijk reeds in de dagen van Cornelius Voeten met een beroep op Vergilius werden gekenteekend als „rari navigantes in gurgite vasto". En toen was het géén oorlog. Maar er is altijd plaats voor ascese, nietwaar? Om Cornelius Voeten te zien, zooals hij wer kelijk geleefd heeft, moet men zich vertrouwd hebben gemaakt met „dezelfde omgeving, het zelfde dak", waarover de briefschrijver ge waagt, want het vertrouwen kan niet al te overvloedig uitgaan naar de mededeelingen van een bewonderaar, die het bericht van Voeteus intrede in de kostschool der broeders van Huy- bergen op deze wijze met festoenen van toen- tertijdsch taalschoon omhangt: „Aanstonds bemerkten dan ook de Zeereer- waarde Directeur en de Broeders, dat zij een schat in bewaring hadden gekregen, dat er in zijn persoon een parel tusschen de leerlingen schuilde. Doch deze eerste Indrukken zouden nog versterkt worden. Het duürde niet lang of al deze schoone gaven van lichaam en ziel zouden slechts een bloemenkrans vormen ter versiering der engelachtige deugd in dezen ede len jongeling, weldra zou zich uit deze uit muntende hoedanigheden, waardoor hij sedert zijn eerste verschijnen boven al zijne medeleer lingen uitblonk, eene deugd van zeldzame schoon heid ontwikkelen. Hoe de beminnelijke knaap zoo spoedig dien hoogen trap van deugd be reikte, zich eene waarlijk bewonderenswaardige zedigheid verwierf, zich het gebed zoo eigen maakte, als iemand, die er zich jarenlang in geoefend heeft, en weldra een toonbeeld werd voor het geheele instituut, kon slechts worden toegeschreven aan een verborgen werking der Goddelijke genade Nu weten We nog niets! Houd u aan de feiten, eerwaarde heer, wie Bij ook zijt, die ooit in de verleiding geraakt, ons de geschiedenis te verhalen van iemand Wiens vroomheid u trof! Bedënk altijd, „dat door eene eenvoudige, juiste en volkomen mede dèeling zijner groote en kleine daden de na gedachtenis van den heilige de meeste eer zal Worden aangedaan". Laten wij den studiemakker van Voeten huldi gen, omdat hij ook in zijn tijd deze grondstel- hng aller waarachtige hagiograpnie zoo helder begreep. Over het algemeen zjjn West-Braban ders goedig en nuchter. Deze was het bij uitstek. Zonder zijn pen te scherpen, zei hij de waar heid precies zooals ze is. Den feiten schort het inmiddeis minder aan eenvoud dan aan algemeen belang Cornelius Voeten is 16 Maart 1861 te Rucphen (vroege' schreef men ook wel Rukven, hecgeen wellicht beter verantwoord is) geboren. Hu overleed al daar op 18 Mei 1885. dus vierentwintig jaar, twee maanden, en twee dagen oud. In dier. levenstijd bezocht hij de lagere school te Ruc phen, de kostshcool te Huybergen, het klein seminarie Ypelaar te Ginneken en het groot seminarie Bovendonk te Hoeven. Hier werd hi: aangetast door de vliegende keeitering, die hem het gebruik van de stem ontnam Hij reisd? naar Lourdes om genezing, doch Bedacht hetgeen de verschijning zei tot Bernadette: „Genezen zult gij niet, maar ik zal u den nemel geven" In volle onderwerping aaij Gods Wil stierf hij den tienden dag na zijn thuisreis. Persoonlijke documenten liet hij met na. Uit de brieven, die hij van het seminarie en van de Lourdesreis aan zijn verwanten schreef, wor den door den biograaf slechts enkele losse volzinnen aangehaald. Zijn invloedssfeer bleef tot den kleinen kring, waarin hy leslde, bepaald In de vereering. die hier het eerste nageslacht hem toedroeg, sprak uiteraard net sentiment mee. Zijn levensverhaal culmineert in een omstandig doodsbericht. Wij bezitten 'alleen zijn portret: een jongen, kranigen man met helde ren en open blik achter brilleglazen. Hij kijkt flink de wereld in en ziet er iets ouder uit dan hij werd; men zou uit de foto besluiten, dat hij reeds enkele jaren kapelaan was. Het voorhoofd is tamelijk hoog en gewelfd, met aan het begin der haarscheiding een kale delta, die veel voor komt bij wie een goed deel van zijn leven door brengt boven de boeken gebogen. De kop is energiek en frisch. Men ziet, dat de jonge man wist wat hij wilde en betrouwbaar was. Laten wij het bloemrijke lyrisme van zijn bio graaf voor hetgeen het beteekent en dat is niet zoo bijzonder veel dan komen uit de levensbeschrijving diezelfde trekken naar voren. Cornelius Voeten is minder een zelfstandige figuur dan de vertegenwoordiger eener catego rie. Zijn leven is hoofdzakelijk van waarde, om dat het zooveel bijdraagt tot onze kennis var. den „heiligen seminarist" in het algemeen, een type, dat in het religieuze leven niet mag wor den veronachtzaamd, omdat het immers altijd wcer moet worden nagevolgd. In de zestiende en zeventiende eeuw begrepen de Jezuïeten de groote beteekenis van dit bij zondere heiligentype en zij propageerden sterk de devotie jegens den heiligen student of no vice. Uit de randgebieden hunner toenmalige activiteit in Europa zijn „voorbeeldige jongelin gen" gecanoniseerd. De Italiaansche Aloysius Gonzaga, de Poolsche Stanislaus Kostka, de Nederlandsche Joannes Berchmans werden de dragers van het ietwat nationaal gekleurde deugdideaal der studeerenden: helden van engelachtigheid, gelijk wij hen leeren kennen uit de barokke hymnen, hun ter eere gedicht: „Gon zaga perpetim". „Salve o caste candor", „Salve inter coelibes, Angele, Joannes". Een strofe uit deze laatste, de Joannes-Berch- mans-hymne, vat dit deugdideaal van de ge handhaafde ongereptheid heel aardig samen: Sicut fons purissimus Tua fluxit vita Per coelestam gratiam Semper liber culpa. Puritate eminens Cordis atque mentis Jam es a praepositis Angelus vocatus. (Gelijk een allerzuiverste bron vloeide uw leven voort, dat door 's hemels genade steeds van schulden vrij bleef. Uitblinkend door zuiver heid, zoo naar geest als harte, werd gij door uw meerderen reeds genoemd: een engel.) Van zelf veronderstelt dit ideaal een zekere geestelijke onbewogenheid, zoodat zijn dragers nog bij leven schijnen te verstarren tot heili genbeelden. Hun biografen ontkomen dan ook zelden aan de bekoring van het dyflirambische: zij huldigen meer dan zij vertellen. Onze ano nymus heeft niet de oorspronkelijkheid gehad, hierop een uitzondering te maken. Het is alles heilige deugd, waar zijn inkt druipt, het is bijna nergens menschelijkheid. Gods genade doet zoo veel, dat Cornelius Voeten van de wieg tot het graf waarlijk de kans niet krijgt, zelf ook eens iets te ondernemen. Hij bezit scminbaar niets dan een ziel, die hij ontvangen en weergegeven heeft, precies zeoals hij haar ontving. Helaas is het moeilijk deze simpele zienswijze gedo cumenteerd te verruimen, want het is een na deel der heiligheid van dit genre, dat ze gewoon lijk gauw vergeten wordt, juist omdat ze vrij frequent is. Gelijk de oudste drukken van de meest bekende boekwerkjes denk aan de Cijferkunst van Willem Bartjens of den Cate chismus van Rovenius verloren zijn geraakt, omdat niemand ze de moeite van het bewaren waard vond, zoo zijn de feitelijke gegevens over deugdzame seminaristen buitengewoon zeld zaam, omdat de deugdzame seminaristen zelf (gelukkig) zoo talrijk zijn. Een enkele generatie herinnert zich hun vroomheid, maar in de ar chieven worden hun particular^ niet opgebor gen, tenzij de heiligheid zoo dadelijk en duide lijk'blijkt, dat er sprake kan zijn van een hei ligverklaring. En dan nog! Wie in oude papie ren snuffelt, weet maar te goed, hoe weinig verzamelingen volledig intact bleven. Wij moeten het dus doen met het drykwerk van J. van Poll—Suykerbuyk en ons inspannen om tusschen de regels door te lezen, zoodat de gestalte van Cornelius Voeten ons eenigszins nabij komt, dicht genoeg om behalve bewon derend ook wat critisch te worden bekeken. Immers de medestudenten van Cornelius Voeten hebben ongetwijfeld, in overeenstemming met de seminaristen van alle tijdperken der christe lijke beschaving, hun makker heusch wel wat nuchterder aangekeken dan de eerwaarde auteur, die als eenige vlek In het levensverhaal van Voeten Weet aan te merken, dat de knaap, nog geen zeven jaar oud, „zich ten opzichte van zijne ouders minder gewillig betoonde, toen hij bij gelegenheid van een feest in het dorp niet wilde voldoen aan het verlangen zijner moeder, voordat hij er ook aan mocht deememen". Zooveel weten wij wel van feesten te Rucphen, dat wij ons niet schamen voor 4e sympathie die wij Cornelius Voeten toedragen, omdat hij daarbij wilde zijn, maar niet Iedereen, die in een dagblad schrijft, behoort tot de groot meesters in het ontvluchten van naaste ge WinterhulpNederland,DenHaagno.5553 Als bank der Winterhulp Neder land is aangewezen de Kasveree- mging N V., Amsterdam no 877 Stort op 5553 ot 877 Ce brengt geluk m veler leven legenheden tot zonde. Dat wij degelijker motie ven hebben om onze aandacht te gunnen aai. dezen volstrekt vergeten „he iige" uit de jaren 1861—1885 moge dan ook blijken een vol genden keer. A. v. D. De voortzetting van de groote volle- igrondsbloemervtentoonstelling „Polyantha" in het Volkspark te Schiedam zal heden- (Zondag) middag zonder officfeele opening voor het publiek opengesteld worden. Deze jPolyantha 2" is in groote trekken van de-, zelfde allure als haar voorgangster van verleden jaar, welke kort voor de oorlogs dagen werd geopend en in de eerste twaalf dagen van haar bestaan zulk een enorme belangstelling trok. Alleen het „boerendorp", het pittoreske dorpje midden in het bosch, met de herberg „De Koe op Zolder", zal voorloopig in verband met de omstandig heden niet geopend zijn. Overigens is dit bloemenpark weer van den zelfden opzet als verleden jaar. De beide hoofdterreinen, waar de groote hal tusschen in ligt, zijn weer geheel beplant met voor jaarsbloemen en -planten, de hal heeft weer een binnen-tentoonstelling ditmaal van spi rea's en de beplanting is ook reeds voor den komenden zomer voor een groot deel in den grond. Het eerste hoofdterrein omvat voorts een tweetal gebouwtjes, waarin exposities zijn ondergebracht, welke zijdelings verband hou den met de natuur De Economische Voorlichtingsdienst van het departement avn Handel. Nijverheid en Scheep vaart heeft een populair-wetenschappelijke tentoonstelling ingericht met statistieken en ander materiaal betreffende de voedselvoor ziening. Medewerking hieraan verleenden het Centraal Distributiebureau, het Bureau Voed selvoorziening in oorlogstijd en de Voedings raad. Vanwege het departement van Water staat is in een ander gebouwtje een maquette opgesteld van de Nederlandsche waterwegen. Voor andere binnententoonstellingen worden nog onderhandelingen gevoerd. O.'a. met de Nederlandsche Gladiolus-vereeniging en de Nederlandsche Dahïia-vereeniging. Het tweede hoofdterrein is evenals het vorige jaar weei geheel bezet met tulpen, omzoomd met groote vakken narcissen. Ook hebben wederom ver- scheiene beeldhouwwerken een plaats gekregen temidden van de bloeiende pracht in de voor jaarszon. vfiuutraal noekleidschepUin u Fv Zaterdagmorgen zyn in de buurtschap het Goy, onder de gemeente Houten, de slachtoffers begraven van den dubbelen moord, welke de 59-jarige landbouwer A. v. L. in een vlaag van verstandsverbijste ring heeft gepleegd op zijn vrouw en op zijn kleindochtertje van acht maanden. Reeds vroeg in den morgen werd de kist, waarin het lijkje van de baby in de armen van de grootmoeder lag, van het huis, waar de vrouw was vermoord, naar de R. K. kerk gedragen. Het kleine landelijke kerkje was bijna geheel bezet, Pastoor H. E. Elberssen droeg de plech tige H. Requiemmis op. Na de Mis verrichtte de pastoor in de kerk de absoute, waarna op de gebruikelijke wijze de kist, waarop een eenvou dige tak seringen lag, werd uitgedragen naar het kerkhof achter het kerkje. Toen de kist in de groeve werd neergelaten, maakte zich van de belangstellenden een groote ontroering meester. Zaterdagmiddag is in gebouw Tivoli te Utrecht een vergadering gehouden van het Verbond van Nederlandsche Journalisten, ter gelegenheid van het afkondigen van het journalistenbesluit door het departement van Volksvoorlichting en Kunsten. De voorzitter van het Verbond, de heer P. J. v. Megchelen, heette met 'n kort woord de aan wezigen welkom, in het bijzonder den secre taris-generaal van het departement van Volks voorlichting en Kunsten, dr. T. Goedewaagen, en een aantal vertegenwoordigers van 't Rijks commissariaat. Als eerste spreker voerde dr. Goedewaagen het woord. Er is, aldus spr., een zeer nauwe verwant schap tusschen volksvoorlichting, opvoeding en onderwijs. De familiebetrekking is zelfs zoo innig, dat men er in zekere gevallen over zou kunnen twijfelen, of een bepaalde bemoeiing tot de volksvoorlichting, dan wel tot opvoeding en onderwijs behoort. Des te merkwaardiger is het feit, dat nie mand zich meer verzet tegen een ver-gaande staatszorg op het gebied van opvoeding en on derwijs, doch dat men anderzijds met de ge dachte van een door den Staat geleide en ge controleerde volksvoorlichting nog moeite heeft. De liberale staat stelde het onderwijs onder controle van zijn organen en bracht ons volk hoewel op sommige terreinen de begrensd heid der staatsidee wel eens uit het oog ver loren werd op een peil van ontwikkeling, waardoor het met recht onder de hoogst be schaafde samenlevingen van Europa wordt ge teld. Een geheel anderen aanblik geeft ons de volksvoorlichting. Haar drie voornaamste orga nen, de radio, de film en de pers, ontwikkelden zich ten onzent in veel grooter vrijheid, omdat de liberale staat van meening was, dat hier, waar het niet ging om kinderen, maar om vol wassenen, de staatscontrole en de staatsleiding tot een minimum moesten worden beperkt. De resultaten van de „vrije" voorlichting zijn niet schitterend te noemen, aldus spr. Zij kwa men om ons. tot het politieke terrein te be perken op twee punten neer: ten le: Het kweeken van splijtzwammen en het bevorderen van partijhaat in het binnenland, zonder dat ooit een positieve bindende gedachte kans kreeg naar voren te dringen. Ten 2de: Het vormen van een hysterisch haatcorr.plex tegenover de nieuwe in het hart van Europa zich vormende en van jaar tot jaar sterker wordende rijksidee van den Fiihrer. Terwijl de liberale staat het onderwijs op een hooger peil gebracht heeft dan waarop het voor 1848 stond, strekt de nationaal socialisti sche staat zijn zorg ook over de volwassenen uit. De nieuwe staatsgedachte heeft den plicht, zich ook de voorlichting der volwassenen aan te trekken en hen tegen slechte invloeden te beveiligen, indien zij dit niet zelf blijken te doen» Van dezen gezichtshoek uit heeft het depar tement zijn belangstelling het eerst op de radio gericht. Hier moest veel worden opgeruimd en omgebouwd: het was, aldus spr., noodig, de sec- tarische omroepen om te vormen tot een echten Nederlandschen Omroep. Ten aanzien van de film kon meer vrijheid worden gegeven. Ook hier moest worden inge grepen, voorzoover het er om ging, de oorzaak van een verkeerde mentaliteit en een verkeerd beleid op film-politiek gebied spr bedoelde het Jodendom te verwijderen en ruimte te maken voor een frisschen en fatsoenlijken geest ook hier. Over de pers zeide spr. o.m. het volgende: Onze derde bemoeiing geldt de pers. Ook hier heeft zich, vooral sinds 1933, een geest van ne gativisme uitgesproken en ook hier heeft du negativisme een funeste werking gehad. De pers als oudste onder de drie zusters heeft in elk geval niet getoond, de wijste te zijn. Dé pers, die van alle voorlichtingsorganen liet dichtst bij de literatuur staat en van de drie het meest verfijnde organisme heeft, vergat al even zeer haar verplichtingen en bleek in zooverre niet op do hoogte" en niet „actueel te zijn, als zij ons volk meende te moeten voorlichten in een richting, die moest uitloopen op de gebeur tenissen van Mei 1940. Gebonden aan demo cratische bewindslieden en partijen zag zij haar doel alleen in de negatie van de synthetische idee, die èn in Nederland èn in Europa aan de orde van den dag begon te komen. Kort na de noodlottige dagen van 1940 heb ben wfj den Raad van Voorlichting der Neder landsche Pers opgericht. De strijd van dezen raad was voor alles positief. Het was een strijd allereerst voor de eigen autoriteit. Het was voorts een strijd om de ziel van ons volk. Zoo ontstond dan in de tweede helft van 1940 het Verbond van Nederlandsche Jour nalisten als een gesloten corporatie van allen, die schrijvend bij de pers betrokken zijn. Het verbond is gedacht als gesloten gemeenschap, niet als vrije vereeniging van enkelingen, maar als beroepstandorganisatie, als vakgroep. Deze ordening der journalisten, die in wezen van die van den vroegeren Journalistenkring verschilt, omdat men straks zijn persberoep niet kan uitoefenen, zonder lid van de vak organisatie te zijn, vertegenwoordigt een ge heel nieuw beginsel, dat voortvloeit uit een nieuwe maatschappij- en staatsgedachte. Het sluitstuk op de bemoeiingen van den Raad van Voorlichting is het journalistenbe sluit, dait den journalist op een gansch andei niveau brengt, dan waarop hij vroeger ver keerde. Staatszorg voor de persvoorlichting be teekent, evenals dit bU radio en film het geval is geweest: 1. het verwijderen van die elementen, die den gezonden ontwik kelingsgang tegenhouden, bewust of onbe wust; 2. het losmaken en activeeren van die krachten, die bevorderlijk zijn voor de verheffing der Nederlandsche pérs en tevens de concentratie en gelljkrlchting dier krach ten op één doel. De journalist wordt een openbaar functionaris. Ten aanzien van het radiowezen heeft het departement zich genoodzaakt gezien, alle ver- eenigingen te liquideeren en als resultante een nieuwen omroep te vestigen. Hier ontstond één bedrijf onder onmiddellijke beïnvloeding van den Staat. Ten opzichte van de pers bewan delen wij een anderen weg, die soepeler en buigzamer de rijke verscheidenheid der pers ten onzent ten volle doet uitkomen, ja waar mogelijk, nogbevordert. Het is feitelijk onjuist te zeggen, dat de pers vroeger vrij en thans gebonden ls. Het gaat er alleen om, waaraan de pers gebonden is en waartoe zij vrij is, want de pers is altijd ge bonden en vrij tegelijk Vroeger was de pers gebonden aan geld macht en partij macht en adverteerder. Deze bepaalden den inhoud en de redactie had zich hiernaar te schikken. Vroeger was de pers vrij om de bevolkingsgroepen tegen elkaar en het geheele volk tegen het Derde Rijk op te hitsen. Het journalistenbesluit schept een andere gebondenheid en een andere vrijheid voor den journalist. Het bindt den journalist voor alles aan het welzijn van het volk. zooals dit door den Staat wettelijk en reg lementair wordt geïnterpreteerd. Het geeft den journalist de volle vrijheid om, elk op de wijze van zijn persoon, zijn confessie, zijn gewest en zijn plaatselijk milieu, de nieuwe orde te dienen. De Overheid wil door middel van het Journalistenbesluit den journalist onder haar toezicht hebben, hem leiding geven, hem voor misstappen behoeden. Maar op die basis van verantwoorde eenstemmig heid en gelijkgerichtheid eischt zij van hem. dat hjj in rijke variatie zijn vrijheid aan den dag legt ten bate van de leidende volksche idee onzer dagen. Het was kort na den oorlog niot gemakkelijk, ons volk ervan te overtuigen, dat de toekomst van Europa en dus pok van Nederland gelegen is in een oriëntatie naar het Derde Rijk. In Mei 1941 zijn wij toch iets verder gevor derd, vooral door de veranderde en nog steeds veranderende houding van onze pers. In één jaar tijd is het kernvraagstuk niet meer: het Derde Rijk, maar: Europa met het Derde Rijk als hartader. Onze pers heeft behoudens enkele hopelooze uitzonderingen, die nu eenmaal iedere revolutie met hun domheid sieren dit begrepen en zal het in Mei 1942 nog beter begrijpen, nu de Staat zich nog meer van nabij met het perswezen zal gaan bezig houden, dan tot nu toe het geval was. Wat spr. nog voor de Meidagen als hoofd redacteur van De Waag schreef, wat hij als voor zitter van den Raad van Voorlichting voor oogen het en uitsprak en wat hij thans in den vorm van het journalistenbesluit, zoowel positief als negatief. Tegenstanders zullen het waarschijn lijk maar malligheid vinden, 'maar zij zullen met Polanans in „Hamlet" moeten zeggen dat er toch methode in te vinden is. Die methode komt neer op de eene gedachte, dat volksvoorlichting door radio, film en i.e. door de pers een opvoedkundige taak heeft. Het be- Dr. T. Goedewaagen, secretaris-generaal van het Departement van Volksvoor lichting en Kunsten (fotodienst der NBB.) De heer N. Oosterhaan, directeur van het Persioezen in het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (foto Schimmelpenning!!) richt, de berichtgeving zijn geen psychische grootheden van intellectueelen aard, maar van „practische" beteekenis in den zin van Kant. De pers behoort niet tot de „theoretische", maar tot de „praktische Vernunft" en staat onder de geboden van gemeenschapsordening die daar heerschen. Die geboden appelleeren niet aan het verstand, maar aan den verantwoordelijken wil. Zij betreffen de opvoeding vin den mensch in hoogsten zin. Maar onder die zelfde wetten staat ook de Overheid. Daarom komt de Overheid met de pers in aanraking en moeten zij Ikaar verstaan. Zooals de pers het publiek opvoedt, zoo voedt de Overheid de pers op tot bewustzijn van hooge volksche en geestelijke waarden. Van deze taak is de nationaal-socialistische politicus zich be wust. De liberale taat heeft vrij goed voor onze jeugd gezorgd, maar slecht voor onze volwasse nen. De nieuwe staatsgedachte zet de opvoeding ook na den schoolleeftijd nog voort door middel van -de volksvoorlichting. Een vrijwel onontgon nen terrein ligt in Nederland hier nog voor ons. Wegen moeten worden gebaand, methoden uit gedacht, ervaringen gemaakt, experimenten op gezet. Aleen de hoofdidee staat vast: opvoeden de voorlichting, die ons ir zijn openbare mee ning verfrommeld volk weer recht en glad strijkt. Hierna sprak de directeur van het perswezen, de heer N. Oosterbaan. Uit het feit, dat de journalisten zioh aaneen hebben gesloten in een machtig verbond blijkt, aldus spr., dat zij het volk naar de nieuwe toekomst willen leiden en deze eenheid is een voorbeeld van den vasten band, welke in de toekomst alle mannen en vrouwen van hetzelfde bloed zal binden Op het vaandel van de journalisten staat slechts een leuze: Volksverbondenheid. In het Journalistenbesluit worden de rechten en plichten van den journalist nauwkeurig om schreven. Niet langer is de journalist dienaar van groepsbelangen, hetgeen niet wil zeggen, dat de godsdienstige en gewestelijke verscheiden heden niet tot uitdrukking mogen komen. De nationaal-socialist ziet de volksgemeenschap als een organisch geheel, waarin alle leden een eigen functie hebben en samen verbonden zijn tot een onverbreekbaar geheel. Tenslotte gaf spr. de volgende algemeene richtlijnen, om den journalist te helpen zijn taak te vervullen: 1. De bouw van het nieuwe Europa berust op de vri,je samenwerking van gelijkgerechtigde volksgemeenschappen, staande onder de opper- leiding van Adolf Hitler, Fiihrer aller Ger manen. 2. Tot het bereiken van het groote doel: de bundeling van alle Germaansche krachten, wordt in de Nederlandsche pers doorloopend actieve aandacht geschonken aan de cultureele, economische en militaire mogelijkheden, welke de aaneensluiting der Germaansche volken biedt. 3. Aan de geestelijke, zedelijke en mateneele versterking van ons eigen volksleven wordt voortdurend gearbeid, aangezien alleen een sterk volk een sterke leiding kan aanvaarden. 4. Tegenover de bekrompen gescheidenheid der maatschappelijke klassen, de onnoodige toespitsing der godsdienstige verschillen en de pogingen tot in stand houding der party schappen. stelle de pers steeds weer opnieuw de volkseenhèidsgedachten, daarbij rekening houdende met de rijke verscheidenheid van stam en streek. 3. Tot het Nederlandsche volk worden ge acht te behooren allen, die van Nederlandschen bloede zijn, doch ook zy alleen! lenigen van. den stoffeiyken nood zal in de pers veel aandacht moeten worden besteed. Gedacht wordt hierbü aan landwinning en ontginnings werkzaamheden, aan de propaganda voor den productieslag, aan de actie voor Winterhulp e.d. 7. Een beter begrip zy door de pers aange kweekt voor de positie van den bodembewer ker, wiens arbeid de natie voedt. Ons raszuiver hoerendom is de belangrijkste drager der volks gemeenschap. 8. De door eenzijdige verstandaanbidding ontstane minachting voor den handenarbeid dient in de pers met kracht te worden bestre den. Eerbied voor den arbeid en afkeer van een parasitair bestaan een ieder ingeprent. 9. De pers versterke door doeltreffende ar tikelen en verhalen bij de jeugd den zin voor orde, tucht en kameraadschap. 10. Wil de pers haar verantwoordelijke taak als medeopvoedster des volks met vrucht kun nen uitoefenen, zoo zal zij, naast net vereisch- te zelfrespect, den eerbied van iederen Neder lander moeten verwerven. Voorwaarde daar toe is, dat zy In hechte solidariteit en onwan kelbare waarheidsliefde haar arbeid verricht, deloyale methoden uit haar midden bant en met vaste hand de openbare meening in de juiste richting helpt stuwen. Vervolgens gaf de voorzitter van het Ver bond, de heer P. J. van Megchelen een over zicht van den inhoud van het Journalistenbe sluit. Hij wees er c a. op dat door dit besluit een einde wordt gemaakt aan de beunhazery in de journalistiek. Met ieder, die eens een opstelletje in een tijdschrift geplaatst heeft gekregen, kan zich in de toekomst meer jour nalist noemen. Hi), die niet is toegelaten als lid van het Verbond en zich toch journalist noemt, komt fn aanraking met den straf rechter. Spreker belooft, als voorzitter van het Ver bond krachtig te zullen waken, dat de jour nalisten hun taak ernstig opnemen. Hij zal niemand lichtvaardig uitsluiten, doch hy zal evenmin aarzelen journalisten, die door hun geschryf getoond hebben vijanden van het volk te zijn, uft de beroepenlijst te weren. Ook zullen geen volksvreemde elementen toegela ten worden. De erkende journalist, aldus de heer Van Megchelen, heeft een hooge en eer volle taak, hy moet zyn beroep naar eer en geweten uitoefenen en zich door zyn gedrag, in en buiten zyn beroep, de ach ting waardig toonen. welke het beroep eischt. De persoon van den journalist moet eerbied afdwingen wi) het volk hem eer geven. Ieder persoonlijk moet waken voor de eer van den stand. De journalist is die naar van het volk en hij moet we! beden ken, dat een negatieve houding bijna even verderfelijk is als opzettelijke misleiding. De journalist, die in uezen tijd Bepaalde on derwerpen, welke van belang zyn voor de volksgemeenschap, stelselmatig uit zyn blad weert, is een vyana van het volk en voldoet nfet aan de eischen. welke hem worden gesteld. Na deze plichten van den journalist, behan delde spr. de rechten en de bescherming, welke de Journalist volgens het nieuwe besluit ge niet. De journalist werkt in de toekomst op schriftelyke arbeidsovereenkomst en een werk gever kan een journalist niet zonder meer ont slaan. Indien de journalisten hun beroep zorgvuldig uitoefenen en pogen volkomen open te staan voor den nieuwen tyd, behoeven zij niets te vreezen. Het besluit van den secretaris-generaal luidt een nieuw tydperk in voor de Nederlandsche pers. De wetenschap staat m het centrum en deze is van grooter waarde dan het persoonlyk be lang van een afzonderlijk journalist De jour nalist is dienaar van net volk. Dit is geen zware taak, welke nem op de schouders wordt gelegd en welke hij zuchtend vervult. Deze plicht ls roeping. Wij leven in een uiterst zwa- ren tijd, waarin van het volk en zyn voor lichters veel wordt gevergd, doch wy leven ook in een grooten tijd en voor wie dit be- grypt, in 'n heerlyken tijd vol nieuwe perspec tieven. Neen, zoo besloot de voorzitter van het Ver bond zyn toespraak, wy journalisten zijn ook thans geen kuddedieren, In tegendeel: wy blij ven onszelf en wy zyn er trotsch op, leden te zijn van de Nederlandsche volksgemeenschap, deel van de groote Germaansche volkerenge meenschap. Wij zijn er trotsch op in deze ge meenschap de hooge taak te hebben van volks voorlichters op nieuwe wegen, wy stellen er een eer in, leiders te zijn van deopenbare meening als dienaars van ons volk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3