Rijkskanselier Hitler over den veld- tocht op den Balkan RIJKSDAG IN KROLL-OPERA TE BERLIJN BIJEEN Reichsjugendführer Axmann in Amsterdam Tekst van de rede VEREENIGDE KATHOLIEKE PERS BUR. VOOR REDACTIE EN ADMINISTRATIE: SMEDESTRAAT 5 TELEOON 21543 EN 21544 - GIRO 22884 ABONNEMENTEN: met Inbegrip van het Zondagsblad 26 cents per week, per kwartaal 3.42 MAANDAG 5 MEI 1941 VIJF EN ZESTIGSTE JAARGANG No. 22988 De prijs der advertentiën bedraagt 35 cents per regel. Ingezonden Mededeelingen 60 ets. per regel. Bij contract sterk gereau- ceerde prijzen. Kleine annonces (Vraag- en Aanbod-advertentiën) 13 regels 48 cents, iedere regel meer 16 cents. Zondag om zes uur in den middag is de Duitsche Rijksdag in de Kroll-opera te Berlijn bijeengekomen voor het aanhooren van een verklaring der Rijksregeering. In deze zitting heeft de Duitsche Rijkskanselier Adolf Hitler een uitvoerige uiteenzetting gegeven over het verloop van den oorlog, meer in het bijzonder over den veldtocht in Joego-Slavië en Grie kenland. Wat dezen strijd betreft legde de Führer den nadruk op de geringe verliezen, de geringste welke de strijd aan Duitschland tot dusverre heeft gekost. Deze verliezen bedragen! Leger en Waffen S.S.57 officieren en 1042 onder-officieren en manschappen gésneuveld181 officieren en 3571 onder-officie ren en manschappen gewond; 13 officieren en 372 onder-officieren en manschappen vermist. Luchtmacht: 10 officieren en 42 onder-officieren en man schappen gesneuveld3 officieren en 104 onder-officieren en man schappen vermist. Hitier betoogde, dat de Duitsche politiek ten aanzien van den Balkan nimmer gericht was op politiek of territoriaal gewin. Duitschlands belangen waren uitsluitend van commercieelen aard. De Führer wees vervolgens op de groote beteekenis van het feit, dat de belangrijke verkeersader de Donau thans beschermd is tegen sabotage. Hoe de strijd begon Noorwegen De strijd in het Westen De veldtocht op den Balkan Duitschlands Balkan- politiek Griekenland Salomki Italië en Griekenland De houding van Belgrado De samenwerking met Hon- garije en Bulgarije (Vervolg elders in dit blad) Feestelijke bijeenkomst van Hitier- jugend en Jeugdstorm Kindercantate DIT NUMMER BESTAAT UIT TIEN BLADZIJDEN NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT III IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIilllllllHIIII lllil IIIIMIIIIIIIHIIIIIIII lllll IIIIIIIHI MINI IHIIII iiiHHHiiniiHnmniiHiiiHiiiHiiiHiiinnHiniHiniinniniiiniiiiHHiiHiniiniiiiHniiininHniH"»""1"1"11"""""""""""""""""""""""1 iHHninniiiiiiniiiniiiiHiiiniuiiniiHiiiniiiiniiiininmiiniiiniiniiiHinninHiiinH11111!1'111111111"11111111"11"1111""111"111"111 De Führer zeide in zijn rede o.a. het vol gende: in een tijd, waarin daden alles en woorden weinig beteekenen, is het niet mijn bedoeling als gekozen vertegenwoordiger van het Duit sche Volk meer dan absoluut noodzakelijk voor u te verschijnen. De eerste maal heb ik mij bij het uitbreken van den oorlog tot u gewend op het oogenblik, waarop dank zij de Engelsch- Fransche samenzwering tegen den vrede iedere poging om met Polen tot een vergelijk te ko men, hetgeen anders zeker moèelijk was ge weest, was mislukt. Al mijn pogingen om juist met Engela een vergelijk, ja tot een blijvende en v schappelijke samenwerking te komen, schipbreuk op den wensch en den wil van een kleine kliek, die óf uit haat óf uit materieel oogpunt, elk Duitsch voorstel tot een vergelijk van de hand wees met het niet verheelde be sluit, den oorlog onder alle omstandigheden te willen. De man, die dit even fanatieke als dui- velsche plan tot eiken prijs doorzette om een oorlog te verkrijgen, was toen reeds mister Churchill, en zijn helpers waren de mannen, die op het oogenblik deel uitmaken van de Brit- sche regeering. Openlijk en heimelijk werd dit streven het krachtigst bevorderd door de z.g. „groote democratieën" aan deze en gene zijde van den Oceaan. In een tijd van toenemende ontevredenheid onder de volken met hun fa lende regeeringskunsten, meenden aldaar de verantwoordelijke mannen het snelst door een succes vollen oorlog de vraagstukken, die an ders toch niet meer voor oplossing vatbaar zou den zijn, onder de knie te kunnen krijgen. Ach ter hen stond het groote internationale jood- sche bank-, beurs- en bewapeningskapitaal, dat weer, evenals voorheen, de lucht kreeg van de mogelijkheden om een hoewel smerig, toch goed zaakje te doen. En evenals voorheen was men zonder gewetensbezwaar bereid om ter wille van hun goud het bloed der volken te offeren. Zoo begon deze oorlog. Enkele weken later was de staat, die zich het eerst lichtvaardig genoeg voor het karretje had laten spannen van de financieele en kapi taal-belangen dezer oorlogsophitsers, verslagen en vernietigd. Ik meende het onder deze omstandigheden aan ons eigen Duitsche volk en aan tallooze op zichzelf even fatsoenlijke als onschuldige men- schen eener andere wereld verschuldigd te zijn, opnieuw een beroep te doen op het inzicht en het geweten der andere staatslieden. Op 6 Oc tober 1939 constateerde ik derhalve nogmaals, dat Duitschland noch van Engeland, noch van Frankrijk iets verlangd heeft, noch verlangen wil, dat de voortzetting van den oorlog waan zin is en dat vooral de verschrikking van de moderne oorlogswapenen zooals deze eens ge bruikt zouden worden, groote gebieden moest vernietigen. Ik waarschuwde voor den strijd der zware en vèrdragende artillerie tegen door bur gers bewoonde plaatsen, wel wetende, dat daar uit aan beide zijden slechts een verwoesting van uitgebreide landstreken kon ontstaan. In het bijzonder wees ik er op. dat het gebruik van het luchtwapen met zijn uitwerküig op grooten afstand zou leiden tot de vernietiging van alles wat eeuwenlange arbeid moeizaam had opgebouwd en in Europa als cultureel bezit tot stand gebracht had. Evenals echter reeds mijn beroep van den eersten September 1939 vergeefsch bleek, zoo viel ook het nieuwe beroep een bepaald ver ontwaardiging wekkende afwijzing ten deel. De Britsche oorlogsophitsers en hun joodsch-kapi- talistische aanstokers hadden voor mijn men- schelijk lieroep geen andere verklaring dan de veronderstelling, dat dit op een Duitsche zwak heid duidde. Toen reeds begon, verblind door een met een stalen gezicht geuite voorspelling van mister Churchill, de Noorsche regeering met de ge dachte eener Britsche invasie te spelen, ten einde, door een bezetting van Noorsche havens en van het Zweedsche ertsgebied te dulden, tot de vernietiging van Duitschland bij te dragen. Zoo zeker werden tenslotte de heeren Churchill en Paul Reynaud van hun succes bij hun nieu wen aanslag, dat zij, of wel door lichtzinnigheid of wel onder invloed van sterken drank, meen den hun voornemens niet meer stil te moeten houden. Aan deze praatzucht van de beide hee ren dankte toen de Duitsche regeering de we tenschap van de tegen het Duitsche Rijk ge smede plannen en het Duitsche volk dankte daaraan wellicht echter ook, dat het zijn meest beslissenden slag in dezen oorlog van zijn kant kon toebrengen. Want de Britsche aanslag op Noorwegen was ongetwijfeld de voor het Duit sche Rijk dreigendste onderneming. Enkele weken later was dit gevaar geweken. De zoo volkomen succesvolle Duitsche afweer leidde tot een zoodanige versterking van onze positie in Europa, dat hij strategisch niet hoog genoeg aangeslagen kan worden. Terstond na de mislukking van deze plannen begon een verhoogde druk der Engelsche oor logsophitsers op België en Nederland. Het doel was thans, nu de aanslag op den aanvoer van erts mislukt was, om door het meesleepen van België en Nederland, het front tot aan den Rijn te verleggen en daarmede de plaatsen, waar het erts verwerkt werd, te bedreigen en uit te schakelen. Op 10 Mei van 't vorige jaar begon de gedenkwaardigste strijd misschien van onze Duitsche geschiedenis. Binnen enkele dagen tijds braken wij door de vijandelijke fronten en werd een toestand geschapen, welke een opera tie mogelijk maakte, die leidde tot de grootste vernietigende veldslagen in de wereldgeschie denis. Zoo stortte Frankrijk ineen, België en Nederland waren bezet. De Britsche afdeelin- gen verlieten, verslagen en zonder wapens,- het Europeesche continent. Op 19 Juli 1940 riep ik toen voor de derde maal den Duitschen Rijksdag bijeen. Ik heb ook die vergadering gebruikt om de wereld nog eens tot den vrede te manen. Ik liet er geen twijfel over bestaan, dat mijn hoop in deze richting op grond van mijn ervaringen slechts gering zou kunnen zijn. Immers, de mannen, die den oorlog gewild hadden, handelden niet uit eenigerlei ideëele overtuiging. Achter hen stond als stuwende kracht het Joodsch-democratische kapitalisme, waaraan zij verplicht en waaraan zij daarmiede overgeleverd waren. Mijn vredesaanbod werd als het teeken van angst en lafheid van de hand gewezen. Het gelukte den Europeeschen en Amerikaanschen oorlogsophitsers, het gezonde verstand van de breede. massa, die geen voordeel van dezen oorlog kon hebben, opnieuw te benevelen door leugenachtige voorstellingen, nieuwe hoop te wekken en daarmede ten slotte door middel van de openbare meening, welke door hun pers geleid werd, de volkeren wederom tot een voortzetting van den strijd te verplichten. Ook mijn waarschuwingen tegen het toepas sen van de door den heer Churchill gepropa geerde nachtelijke bomaanvallen op de bur gerbevolking, werden slechts als een teeken van de Duitsche onmacht uitgelegd. Deze bloedigste dilettant van de geschiedenis der tijden meende in ernst de maandenlange gereserveerdheid van het Duitsche luchtwapen slechts als een bewijs voor de onbekwaamheid daarvan om bij nacht te vliegen te mogen opvatten. Zoo liet deze man door zijn betaalde schrijvers het Engelsche volk maanden achter elkaar voorliegen, dat alleen het Britsche lucht wapen in staat was op zoodanige wijze oorlog te voeren en dat men daarmede het rniddei gevonden had om door den meedoogenloozen strijd van het Engelsche luchtwapen tegen de Duitsche burgerbevolking, gepaard aan de hon- gerblokkade, het Duitsche Rijk klein te krijgen. Juist daarvoor heb ik steeds gewaarschuwd en wel meer dan 3>/2 maand. Dat deze waar schuwingen op Churchill geen indruk maakten, verwondert mij niet. Wat is voor dezen man het leven van anderen waard? Wat beteekent voor hem cultuur, wat betee kenen voor hem bouwwerken? Bij het begin van den oorlog heeft hij het reeds gezegd, dat hij zijn oorlog hebben wil, ook al zouden zelfs de steden van Engeland daarbij tot puin moeten worden. Hij heeft dien oorlog nu gekregen. Mijn verzekering, dat wij van een bepaald oogenblik af elke bom zoo noodig honderdvoudig zouden vergelden, heeft dezen man er niet toe kunnen bewegen, ook maar eenmaal over het misdadige van zijn optreden na te denken. Hij verklaart, dat hem dit niet kwelt, ja hij verzekert ons zelf dat ook het Britsche volk hem na dergelijke bomaanvallen pas goed met stralende vroolijk- heid heeft aangekeken, zoodat hij steeds weer opnieuw gesterkt naar Londen was teruggekeerd. Het kan zijn, dat de heer Churchill op deze wijze opnieuw gesterkt werd in zijn besluit, den oor log ook langs dezen weg voort te vetten. Wij zijn echter niet minder vastbesloten om voor elke bom, ook in de toekomst, er zoo noodig hon derd terug te werpen en- wel zoolang totdat het Britsche volk zich van dezen misdadiger en zijn methoden ontdaan heeft. En wanneer Churchill van tijd tot tijd meent, de kracht en hevigheid van zijn oorlog door propaganda te moeten ver sterken, dan zijn wij bereid ten slotte ook op deze wijze den oorlog te beginnen. Het beroep van dezen nar en zijn trawanten op het Duit sche volk, juist ter gelegenheid van den 1 Mei dag, om mij in den steek te laten, kan slechts verklaard worden of wel door een verlamming of door de krankzinnighei j van een drinkebroer. Uit deze abnormale geestesgesteldheid spruit ook het besluit voort om den Balkan in een oor- logstooneel te veranderen. Als een gek loopt deze man sinds vijf jaren door Europa en zoekt naar iets wat zou kunnen branden. Jammer ge noeg zijn er altijd weer betaalde elementen te vinden, die voor dezen internationalen brand stichter de poorten van hun landen openstellen. Nadat hij het in den loop van den winter had klaargespeeld aan het Britsche volk door een wolk van beweringen en bedriegerijen en mee ning op te dringen als zou het Duitsche rijk, uitgeput door den veldtocht van het vorige jaar, volkomen aan het eind van zijn krachten zijn, zag hij Zich thans verplicht om te handelen alvorens 't Duitsche Rijk weer zou zijn ont waakt en wederom een nieuwen brandhaard in Europa te stichten. Hij keerde daarbij terug tot het plan, dat hem reeds in het najaar van 1939 en het voorjaar van 1940 door het hoofd speelde. Gij zult u, mijne afgevaardigden, de gepubli ceerde documenten herinneren, waarin de po ging onthuld werd om reeds in den winter van 1939—1940 van den Balkan een Europeesch oor- logstooneel te maken. De voornaamste regis seurs van deze onderneming waren toen Chur chill, Halifax, Daladier, Paul Reynaud, generaal Weygand en generaal Gamelin. Zooals uit deze documenten blijkt, rekende men op de moge lijkheid om, indien deze aanslag od den vréde in Zuidoost-Europa zou gelukken, ongeveer honderd divisies voor de belangen van Enge land te kunnen mobiliseeren. De plotselinge ineenstorting in Mei en Juni van het vorige jaar liet ook deze plannen voor- loopig weer met rust. Reeds in het najaar van net vorige jaar begon de heer Churchill opnieuw dit vraagstuk te overwegen, hoewel deze poging nu moeilijker geworden was, alleen al omdat in zooverre een verandering ontstaan was, dat door de wijziging in Roemenië deze staat defi nitief voor Engeland was uitgevallen. Het nieu we Roemenië onder leiding van generaal Anto- nescoe begon een- uitsluitend Roemeensche po litiek te voeren, zonder rekening te houden met de hoop van Britsche belanghebbenden bij den oorlog. Daarbij kwam nog de houding van Duitschland zelf. Ik wil allereerst een korte uiteenzetting geven van het doel der Duitsche Balkanpolitiek, zoo als ik die in mijn gedachten had en wij die trachten te bereiken: le. Zooals steeds had het Duitsche Rijk op den Balkan geen territoriale en geen zelfzuch tige politieke belangstelling. Dat beteekent, dat het Duitsche Rijk in geen enkel opzicht om een of andere egoïstische reden belang had bij de territoriale vraagstukken en binnenlandsche toestanden in deze staten. 2e. Het Duitsche Rijk heeft er echter naar gestreefd, juist met deze staten nauwe econo mische betrekkingen aan te knoopen en te ver sterken. Dat was niet alleen in het belang van Duitschland maar ook in dat van die landen zelf. Want als ergens de nationale volkshuis houdingen van twee handelscontractanten elkaar aanvullen, dan was en is dat het geval tusschen de Balkanstaten en Duitschland. Duitschland is een industrieland en heeft le vensmiddelen en grondstoffen noodig. De Bal kanstaten zijn landbouwlanden: zij beschikken over grondstoffen en hebben industrieele pro ducten noodig. Daaruit vloeide vanzelf de mo gelijkheid van een buitengewoon vruchtbare uit breiding der handelsbetrekkingen voort. Indien Engelsche of Amerikaansche kringen daarin een ongerechtvaardigde penetratie van Duitschland in den Balkan wilden zien, was dat een even domme als onbeschaamde aanmatiging. Want iedere staat zal zijn economische politiek overeen komstig de belangen van t volk inkleeden en niet volgens die van vreemde ontwortelde joodsch- democratische kapitalisten. Bovendien konden zoowel Engeland als Ame rika in dit gebied hoogstens als verkooper en nooit als kooper optreden. Maar Duitschland heeft aan den Balkan niet alleen verkocht: het was daar vooral de grootste kooper, en wel een blijvende en solide kooper, die de producten der Balkanboeren met den arbeid van den Duitschen fabrieksarbeider betaalde en niet met zwendel- valuta's en -deviezen, die reeds jarenlang aan chronische depreciatie hadden geleden. Het was dan ook geen wonder, dat Duitschland de grootste handelspartner der Balkanstaten werd. Bij deze transactie waren er noch overwonnenen noch overwinnaars, er waren slechte contractanten en het Duitsche Rijk der nationaal-socialisti- sche revolutie stelde er zijn eerzucht op 'n fat soenlijk partner te zijn, dus met behoorlijke en solide goederen te betalen en niet met democra tische zwendelpapieren. 3e. Met het oog hierop heeft het Duitsche rijk als men dan van politieke belangen wil spre ken slechte één belang gehad, namelijk dat de handelspartners inwendig gezond en krach tig waren. Het Duitsche Rijk heeft dan ook alles gedaan om met zijn invloed en hulp, met raad en daad deze landen bi) te staan in de versterking van hun eigen bestaan en van hun binnenlandsche orde, ongeacht hun bijzondere staatsvormen. De toepassing van deze overwegingen leidde inderdaad niet alleen tot een stijgende welvaart in deze landen, maar ook tot een wederzijdsch vertrouwen, dat langzamerhand veld begon te winnen. Des te meer streefde de wereldbrand stichter Churchill er naar, deze vreedzame ont wikkeling te onderbreken en door het onbe schaamde uitdeelen van Britsche beloften tot hulpverleening, garanties enz., die op zichzelf volkomen waardeloos waren, de elementen van onrust, veiligheid, wantrouwen en tenslotte ook van twist, in dit tot rust gekomen gebied te brengen. Met deze „garanties" werd eerst de Roemeensche staat gevangen en later vooral Griekenland. Dat achter deze garanties geen enkele macht stond die werkelijk hulp kon ver- leenen, zal intusschen wel duidelijk genoeg be wezen zijn. Roemenië heeft zijn garantie, die 't welbewust van de asmogendheden moest ver vreemden, duur moeten betalen. Griekenland, dat de garantie juist het minst noodig had, was eveneens bereid aan de Engel sche lokstem gehoor te geven en zijn lot aan dat van den geldschieter en lastgever van zijn koninklijken heerscher te verbinden. Want ik moet ook thans nog ik meen dit aan de historische waarheid verschuldigd te zjjn onderscheid maken tusschen het Griek- sche volk en de dunne laag eener verdorven leiding, die, onder inspiratie van een aan En geland ondergeschikten koning, minder de wer kelijke taak van het Grieksche staatsbestuur op het oog had, doch in de eerste plaats de oog merken der Britsche oorlogspolitiek tot de hare maakte. Ik heb dit oprecht betreurd. Voor mij als Duitscher, die door opvoeding in zijn jeugd en later door beroep een zeer groote vereering be zat voor de beschaving en de kunst van een land, vanwaar eens het eerste licht van men- schelijke schoonheid en waardigheid uitstraal de, was 't zeer moeilijk en bitter deze ontwik keling te moeten gadeslaan en er niets tegen te kunnen doen. Door de documenten van La Charité hadden wij een kijk gekregen op het drijven van de machten, die den Griekschen staat vroeg of laat in een onmetelijk ongeluk moesten storten. In den nazomer van het vorige jaar slaagde Churchill er in, den platonischen garantiebeloften aan Griekenland in het brein van zekere kringen zooveel vorm te geven, dat daaruit een geheele reeks voortdurende neutra- liteitsschendingen kon worden afgeleid. Het eerst werd Italië daardoor getroffen. Het voelde zich dan ook genoopt, in October 1940 de Grieksche regeering voorstellen te doen en waarborgen te eischen, die aan dezen voor Italië onhoudbaren toestand een einde konden maken. Onder invloed van de Britsche oorlogs drijvers wees men dit verzoek bruusk af, waar mede aan den vrede op den Balkan een einde kwam. Het slechte weer, sneeuw, storm en re gen, en ter wille van de historische recht vaardigheid moet ik dat constateeren de bui tengewoon dappere tegenstand der Grieksche soldaten gaven de regeering te Athene genoeg tijd om zich op de gevolgen van haar ongeluk kig besluit te bezinnen en naar een mogelijke verstandige oplossing uit te zien. Duitschland heeft in dien tijd de betrekkingen met Grieken land niet verbroken, in de stille hoop, dat het nog op de een of andere wijze tot opheldering van den toestand kon bijdragen. Ik moest er echter ook toen reeds, volgens mijn plicht, ten overstaan der geheele wereld op wijzen, dat wij bij een hervatting van het oude Saloniki-denkbeeld uit den wereldoorlogs niet werkeloos zouden toezien. Jammer genoeg werd mijn waarschuwing, dat wij, wanneer de Engelschman zich ergens in Europa zou nes telen, besloten waren hem oogenblikkelijk in zee terug te drijven niet ernstig opgevat. Zoo konden wij toen In den loop van den winter zien, hoe Engeland in toenemende mate de grondslagen voor de vorming van zulk een nieuw Saloniki-leger begon te leggen. Men be gon met het aanleggen van vliegvelden, en zorgde eerst voor de noodige organisatie op den grond, in de overtuiging, dat de bezetting der velden zelf dan zeer snel kon plaats vinden. Tenslotte kwamen met voortdurende mate- rieeltransporten de uitrustingsstukken voor een leger, dat volgens de opvatting en het inzicht van Churchill zelf, binnen enkele weken tijds naar Griekenland gestuurd kon worden. Ons bleef dit niet verborgen Wy hebben dit ge heele eigenaardige spel, maandenlang, hoewel met terughouding, toch met aandacht gadege slagen. De tegenslag, welken het Italiaansche leger in Noord-Afrika als gevolg eener technische inferioriteit van den pantserafweer en van het pantserwapen zelf leed, bracht eindelijk den heer Churchill tot de overtuiging, dat thans het oogenblik gekomen was om het oorlogs- tooneel van Libye naar Griekenland te ver plaatsen. Hjj liet de nog aanwezige pantser wagens alsmede de hoofdzakelijk uit Austra liërs en Nieuw-Zeelanders bestaande divisies infanterie vervoeren en was er van overtuigd thans den slag te kunnen slaan, welke met één stoot den Balkan in brand zou zetten. Churchill heeft daarmede strategisch een der grootste fouten van den oorlog gemaakt Zoo dra er geen twijfel meer mogelijk was over het plan van Engeland om zich op den Balkan te nestelen, heb ik de noodige 6tappen gedaan om ook van Duitsche zijde, leer om leer. op dit voor ons vitale gebied, die strijdkrachten gereed te houden, die noodig waren om aan elke even- tueele onbeschaamdheid van dezen heer het hoofd te bieden. Ik moet hier uitdrukkelijk vaststellen, dat dit niet tegen Griekenland gericht was. De Duce zelf heeft my er nooit om verzocht, hem voor dit geval ook maar één Duitsche divisie ter beschikking te stellen. Hij was er van over tuigd. dat zoodra het goede jaargetijde zou aanbreken, de strijd tegen Griekenland op de een of andere wijze spoedig tot succes zou lei den. Ik was dezelfde meening toegedaan Bij het oprukken van de Duitsche strijdkrachten ging het dus niet om Italië tegen Griekenland te helpen, doch om een voorzorgsmaatregel te gen de Britsche poging, onder dekking van het geraas van den Italiaansch-Griekschen oorlog zich heimelijk op den Balkan te nestelen, ten einde vandaar naar het voorbeeld van het Sa- loniki-leger uit den wereldoorlog een beslissing uit te lokken, vooral echter om daarmede ook nog andere strijdkrachten in den maalstroom van den oorlog mee te trekken. Zoo werd het eindelijk mogelijk de Joegoslavi sche regeering tot toetreding tot het driemo- gendhedenpact te bewegen, waarbij aan Joego slavië in het geheel geen eischen gesteld, doch dit land slechte voordeelen geboden werden. Want ter wille van de geschiedkundige waarheid moet ik heden verklaren, dat Joegoslavië in dit pact en bij het daarmede verbonden aanvullen de accoord tot? geen enkele hulpverleening ver plicht was. Integendeel, het kreeg van de mo gendheden van het pact van drie de plechtige verzekering, niet alleen geen hulp te behoeven te verleenen, doch wij waren bereid zelfs af te zien van elk doorgangstransport van oorlogsma- terieel. Bovendien echter had Joegoslavië op verzoek van zijn regeering de verzekering ge kregen, in geval van territoriale wijzigingen op den Balkan, een toegang tot de Egeïsche zee te krijgen, welke onder Joegoslavische souvereini- teit zou staan en o.a. ook de stad Saloniki zou omvatten. Zoo werd op 25 Maart van dit jaar te Weenen een pact onderteekend, dat den Joegoslavischer. staat de grootste toekomst bood en aan den Balkan den vrede kon waarborgen. Met een wer kelijk gelukkig gevoel verliet ik op ct!en dag de mooie Donaustad, niet alleen, omdat daarmede een buitenlandsche politieke taak van bijna acht jaren beloond scheen te worden, maar ook, om dat ik meende, dat daarmede wellicht nog op het laatste oogenblik het Duitsche ingrijpen op den Balkan volkomen overbodig zou kunnen worden. Twee dagen later werden wij allen ge schokt door het bericht over den staatsgreep van een handjevol gehuurde putschisten, die een daad volbrachten, welke den Britschen mi nister-president den jubelkreet deed uiten, dat hij nu eindelijk iets goeds te melden had. Ik gaf nu terstond bevel tot den aanval. Het is immers onmogelijk, dat men op deze wijze met het Duitsche Rijk te werk gaat. Men kan niet jarenlang om een vriendschap verzoeken, men kan ook niet een verdrag aangaan, dat alleen de andere partij ten goede komt en dan beleven, dat dit verdrag niet alleen in één nacht verbroken wordt, doch dat nu, als ant woord, de vertegenwoordiger van het Duitsche Rijk beleedigd, de militaire attaché bedreigd, de assistent van dezen militairen attaché ge wond wordt, dat talrijke andere Duitschers mishandeld worden, dat men kantoren, scho len, tentoonstellingslokalen enz. afbreekt, de woningen van Rijksduitschers vernielt en Volks- duitschers opnieuw als rechteloos vee opjaagt en doodt. Ik heb, dat weet God, den vrede gewild, wan neer Halifax echter hoonend verklaart, dat men dat heel goed wist en ons juist daarom dwong te vechten, alsof dit dus een bijzondere over winning van het Britsche staatsbeleid is, dan kan ik tegenover een zoodanige boosheid niets anders doen dan de belangen van het rijk in bescherming te nemen met middelen, die ons God zij dank ter beschikking staan. Ik kon dit besluit op dit oogenblik des te kalmer nemen, daar ik wist, dat ik daarbij handelde in overeenstemming: le. Met de gezindheid en houding van Enl- garije, dat het Duitsche Rijk onwankelbaar trouw gebleven was. 2e. Met de thans eveneens terecht veront waardigde opvatting van Hongarije. Onze beide oude bondgenooten uit den we reldoorlog moesten deze daad als een uitda ging gevoelen, welke uitging van een staat, die reeds eenmaal geheel Europa in brand heeft gezet en als gevolg daarvan voor Duitschland, Hongarije en Bulgarije zoo onnoembaar groot leed op het geweten heeft. De termijn voor den aanval werd door mij op 6 April bepaald. Op dien dag was de in Bulga rije staande Zuidelijke groep tot den aanval ge reed. Het oprukken van de andere legers zou ter stond geschieden, zoodra zij gereed waren. Als termijnen waren vastgesteld 8, respectievelijk 10 en 11 April. In het Concertgebouw te Amsterdam is Zon dagmiddag een gemeenschappelijke feestelijke bijeenkomst gehouden van de Hitler-Jugend en den Nationalen Jeugdstorm, ter gelegenheid van het bezoek van den Jugendführer van het Duitsche Rijk, Artur Axmann. Kort na het middaguur begon de aankomst der jeugdstorm-formaties aan de IJ-zijde van het Centraal-Station en weinig later ook die van de formaties der Hitlerjugend, waarna de deelnemers gezamenlijk door de stad naar het Concertgebouw marcheerden. Voorop ging, ge kleed in donkerblauwe uniform, de muziekka pel van de Hitlerjugend, gevolgd door leden dier organisatie en van den Bund Deutechei Maedel; daarachter de mannelijke en vrouwe lijke jeugdstormers, welker lichtblauwe blouses een fleurigen toon voegden bij het jonge groen, door het gouden zonnelicht uit de knoppen ge- tooverd. De felle tonen der muziek droegen ver in de heldere lucht en zoo ontbrak het dan ook ner gens aan belangstelling. Langs het Damrak, Rokin, Vijzelstraat, Wete ringschans en Museumplein werd het Concert gebouw bereikt, waar zich velen hadden opge steld, om den stoet te aanschouwen. Kort na half drie waren de deelnemers het gebouw bin nengetrokken, welks groote zaal nauwelijks toe reikend was om allen te bevatten, zoodat ve len zich met een staanplaats tevreden moesten stellen. De zaal was getooid met de emblemen hakenkruis en stormmeeuw, op het balcon ston den oranje-blanje-bleu- en hakenkruisvlaggen opgesteld en het podium was met tulpen en groen omboord. Kort na drie uur werden de vaandels, van rechts die van den jeugdstorm, van links die der Hitlerjugend, de zaal binnengedragen onder het spelen der muziek, door de kapel der laatst genoemde organisatie, vóór het podium opge steld. Intusschen was de Jugendführer van het Duitsche Rijk, Artur Axmann, bij het Con certgebouw aangekomen en trad, na buiten een eerewacht der Hitlerjugend geïnspecteerd te hebben, met de overige hooge gasten de zaal binnen. Tot deze laatsten behoorde mede com missaris-generaal dr. Wimmer, namens den rijkscommissaris, de generaal der Schutzpoli- zei, Schumann, majoor Erhardt, als vertegen woordiger van den generaal der vliegers F. Christiansen, de gevolmachtigde van den rijks commissaris voor Amsterdam, senator dr. Boehmcker, de secretaris-generaal der N.S.B., ir. Huygen.'en de heer J. W. de Ruiter, gemach tigde van den leider der N.S.B. voor Noord holland. Schout H. W. de Vrijer, die de bijeenkomst opende, verwelkomde allereerst in de Duitsche taal de autoriteiten en andere aanwezigen bij deze gemeenschappelijke viering. Lang hebben de Duitsche en de Nederlandsche jeugd ge scheiden gemarcheerd, nu echter zijn zij bijeen als goede kameraden. Daarna zijn begroeting in de eigen taal her halende, noemde spr. deze bijeenkomst van historische beteekenis en zeide, dat ook de Ne derlandsche jeugd in den geest van kameraad schap met de Duitsche wil samenwerken in het nieuwe Europa. De jeugdstormers zongen vervolgens het eerste couplet van het stormerslied, waarna de hoofd- stormer, C. van Geelkerken, een korte toespraak hield. Spr. heette allen hartelijk welkom in het Con certgebouw, waar wy aldus de hoofdstormer bijeengekomen zijn om iets te laten zien van ons willen en kunnen. Wanneer wij hooren van De Ruyter, onzen grooten admiraal, dan is dat niet om onze blikken terug te slaan op het verleden, maar juist om ons te sterken voor de toekomst. Het is thans bijna een jaar geleden, dat de oorlog hier uitbrak, waarin wij, Nederlanders en Duitschers, tegenover elkaar werden geplaatst, omdat het oude systeem, dat ineenviel, meende, de nieuwe orde, welke de toekomst bracht, tegen te kunnen houden. Spr. gaf den Reichsjugendführer de verzeke ring, dat deze bij zijn terugkeer naar Duitsch land, het besef mee kan nemen, dat onze jeugd klaar is, manmoedig en trouw, klaar, om straks de jeugd van het geheele volk te richten op de idealen van den nieuwen tijd. Fier en moedig schrijdt de jeugd van Neder land de nieuwe toekomst tegemoet. Wij, jonge Nederlandsche nationaal-socialis- ten, gedenken, dat toen Griekenland, de laatste veste van Engeland op het vaste land van Eu-1 ropa, viel, ook Nederlandsche kameraden, mét de Duitschers daarbij in de voorste rijen ston den. Wij, Nederlanders, wenschen ook in de toe komst niet onder te gaan in het nieuwe Europa, maar onze plaats daarin te bezetten. Zoo marcheert de jeugd van Duitschland en Nederland trots verbonden de toekomst tege moet. Op deze taak, op dat nieuwe Europa, hou zee. Na deze met applaus ontvangen rede ving de uitvoering aan van de kindercantate „Michiel Adriaanszoon De F.uyter". welke dooi stormers en stormsters werd uitgevoerd, met medewer king van „Het Nederlandsche Symphonie-orkest". dir. mr. Harm. Smedes. Het geheel stond onder leiding van Adriaan Wagemaker. De uitvoering, welke op zeer goed peil stond, werd, blijkens het herhaalde applaus, dat aan het einde tot een ware ovatie uitgroeide, hooge- ïyk gewaardeerd. Den dirigent, alsook den so listen. werden fraaie bloemen aangeboden. De Jugendführer van het Duitsche rijk, Ar thur Axmann, die daarna het podium betrad en daar den heer Wagemaker met een handdruk complimenteerde, noemde deze gezamenlijke vergadering een groote gebeurtenis en üi uiting van den wü der Nederlandsche jeugdbeweging. In deze cantate vinden wij met de Nederlanders innerlijke aanrakingspunt. De Ruyter is niet alleen de grootste Nederlandsche zeeheld, doch de voornaamste zeeheld zonder meer. Al 't groote komt voort uit inwendigen drang. Spr. herinnerde aan 1918 en aan het begin der nationaal-socialistische partij in Duitschland, toen slechts enkele mannen eenzaam om hun vaandels stonden. Dat wij thans trotsch zijn op de jeugd is niet in de eerste plaats, omdat de Duitsche natio naal-socialistische jeugdbeweging de grootste organisatie op dit gebied ter wereld is, maar omdat zij door haar goede eigenschappen en hoedanigheden zoo groot geworden is. De Duit sche jeugd had destijds zelf nog geen idee, wat de nationaal-socialistische beweging wilde, maar toch volgde zij haar instinctief. Wij hebben thans in Duitschland een staat van de jeugd. De Duitsche arbeider en de Duit- sche boer werden vrijgemaakt, doch de Führer wilde, dat ook de jeugd voor haar deel aan dit groote werk zou meehelpen. Door de nationaal-socialistische revolutie is de Duitsche toekomst verzekerd. Zonder eeni- gen twijfel zal Duitschland den oorlog winnen; niet omdat wij de beste soldaten, de beste wapens, maar omdat wij tot Führer Adolf Hitler hebben. Wie niet bereid is, zijn leven te offeren voor een idee, zal ook geen natie kunnen winnen Ook gij, in uw land, hebt strijd te voeren, dat is goed. Daardoor komen uit de rijen der jon geren de besten naar voren en vormt zich een bloem van de natie. „Gij moogt er daarom trotsch op gaan, door anderen uitgelachen en vervolgd te worden. Wij weten allen, dat groote tijden steeds da jeugd naar voren brengen. In het nieuwe Europa zullen de Duitsche na tionaal-socialistische beweging en de N. S. B schouder aan schouder gaan en zal ook da Hitlerjeugd met de uwe in goede kameraad schap verbonden zijn (applaus). wy marcheeren gemeenschappelyk als broe ders. Op de toespraak van den ryksjeugdleider volgde een luid applaus. Daarna bracht Haupt- bannführer dr. H. Lindenburger een drievoudig Sieg Heil op den Führer uit, dat door de aan wezigen met een krachtig Heil werd beant woord. Met het zingen van het Deutschland- en Horst Wessellied en het zesde couplet van het Wilhelmus werd de by eenkomst gesloten. In aansluiting op de groote Duitsch-Neder- landsche jeugdbyeenkomst in het Concertge bouw te Amsterdam, heeft de rijksleider van de Duitsche jeugd Arthur Axmann, een thee receptie aangeboden in het Amstelhotel. By deze receptie waren o.m. tegenwoordig als vertegenwoordiger van den rykscommissaris de commissaris-generaal dr. Wimmer, de leider van de N.S.B. ir. Mussert, de vertegenwoordiger van den afwezigen commissaris-generaal en Oberdienstleiter Schmidt, zyn plaatsvervanger Oberreichsleiter Espger, als vertegenwoordiger van het Arbeitsreich der N.SJD.A.P. in den Niederlanden Kreisleiter Paustian, de leider van den nationalen jeugdstorm Van Geelkerken, de gevolmachtigde van den rykscommissaris voor de stad Amsterdam Boehmcker, en verschillende andere Duitsche en Nederlandsche gasten. 000

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 1