Van der Hoogt-prijs voor M. Vasalis Onze fraaie stelphoeven Duinrand-idyllen De weelde der genade Mij. der Nederlandsche Letterkunde Gegroeid uit natuur en volkswijsheid ZONDAG 8 JUNI 1941 Smokkeltocht viel letterlijk in het water 5. Vestdijk bekroond met den Dr. Wijnaendts Franckon-prijs W.A.-man met mes gestoken „Plezierrit" met ernstige gevolgen Sluitingsuur voor café's VAN WEEK TOT WEEK Steun aan de Proznnciale Bibliotheek van Zeeland Nieuwe leden MAJOOR KRUYT'S PARTIJ Nederlandsch-Duitsche cultuur- uitwisseling 4-4 - Dader ontkwam tusschen het publiek Onbevoegd uitoefenen van de tandheelkunde Jeugdige redder onderscheiden S. Vestdijk Een jongen gedood, drie arbeiders gewond Plaatselijke verordeningen gelden niet meer Goed en wel geprofest, keerde Petrus Donders to Augustus 1867 weerom naar het melaatschen- êtablissement „Batavia-', waar hij. met een on derbreking van twee jaren, werkzaam zou blij- ven tot zijn dood in 1887. Omtrent deze laatste Periode van zijn leven zijn wij zeer ampel in- Selicht. Toen het proces der zaligverklaring ^erd ingezet, leefden nog talrijke getuigen; daarenboven heeft hij als Redemptorist steeds diet een anderen pater, meestal ook nog met ®en leekebroeder samengewerkt. Dezen sloegen hem gade met een bijzonder scherpe aandacht, Want ze waren zich bewust, dat pater Donders ton heilige was en lieten zich nog bij zijn leven °ok in dien êin over hem uit. Het valt op, dat deze helpers zoo dikwijls werden afgewisseld. Terwijl Petrus Donders zestien jaar onafgebro ken in de kolonie der melaatschen blijft, veria- ton zijn gezellen hem meestal na een of twee jaar. Ze worden dan verplaatst naar een Prettiger werkkring. Maar Donders kan men op "Batavia" niet missen. De Redemptoristen, die hem hier nauwgezet observeerden en die soms &jn onmiddellijke superieuren waren, kenden dit eigen ervaring de moeilijkheden, waarmede hij te kampen had. Dit geeft aan nun getuigenis bijzondere waarde. Leest men echter de groote reeks hunner die^edeelingen, waaruit pater Kronenburg met bewonderenswaardig talent een ordelijk en Aaneengesloten verhaal samenstelde, dan is de eerste indruk een beetje benauwend. De werking to-n Gods genade wordt als het ware aan een dagelijksche en deskundige controle onderwor pen. Het is, of een geleerde academie van asce tisch onderzoek den spontanen werker onophou delijk op de hielen zat en hem de kans niet Bunde, een glas bier te laten staan, of het werd Ais versterving aangemerkt voor zijn eventueele ie vensbeschrijving, die men reeds duidelijk in het vooruitzicht zag. Aan deze devote nieuWsgie- tigheid moest hij Zich met moeite onttrekken. Bij zijn afwezigheid ontdekt de een in een ver- Sleten valies zijn boetewerktuigen; de ander Slaapt in zijn bed en komt op ruwe houtblokken torecht; een derde "betrapt hem bij nachtelijke Bebedsoefeningen. Op den lezer, die een beetje door de regels heen kijkt, is het effect van deze nauwgezetheid aanvankelijk nogal ont stemmend. Met alle waardeering voor de goede bedoelingen, vindt hij, dat men een man van bijna zestig tot bijna tachtig jaar iets meer met tost had mogen laten. Op den toestand van ®en ziek kind wordt minder acht geslagen dan °P de singulariteiten van een ouden heilige. Maar allengs verzwakt de wrevel. Zet men Alle détails bij elkaar, gelijk pater Kronenburg biet grooten ijver heeft gedaan, dan ontstaat Weliswaar een heel uitvoerig levensbeeld, maar dit behoudt iets uiterlijks en vaags, gelijk het °uderdomsportret van Pater Donders, dat ieder kent, doch dat in hoofdzaak de uitdrukking ver toont van een vergevorderde verstorvenheid. Men Wet beter, wat er verstorven is m den dienaar Gods dan wat er in leeft. Dit leven blijft tenslotte raadselachtig en torbiedwaardig met al zijn spanningen, zijn totimiteit, zijn verlangens, zijn besef van hul peloosheid, zijn ontgoochelingen, zijn bijzondere torrukkingen en zijn mystieke extasen, waar over we eenige schemerachtige mededeelingen krijgen. Hoe gehoorzaam de oude man was, °°k jegens veel jongere oversten; hoe nederig, °ok tegenover veel lager geplaatsten; hoe on derworpen aan Gods Wil, ook in de moeilijkste Opstandighedenhoe zuiver van harte, ook al bedreigt het tropische klimaat niet hevige be koringen: men gelooft het allemaal gaarne met torbiedige verbazing, doch ook met een zeker bchtvaardig gemak. Immers dat de hoofdpersoon ton een heiligenleven een zeer oppassende man tots, veronderstelt men wel zoo ongeveer van- tolf. Men wordt door het voorbeeld zijner deug den meer gesticht dan door hun opsomming °btroerd. Dat hij nog wel eens een hoogst zeld- tonien keer een beetje driftig werd tegen onder- ^schikten, die uit luiheid niet deden, wat hij toval, waardeert men bijna als een aangename Afwisseling in het relaas der volmaaktheid. Maar men leest, wat P. Geurts over hem schreef Wjn „Gestalten en Gedachten", wordt men toeens getroffen door de woorden: „Hij was Apllzick met zijn werkkracht". Let gaat, wel te verstaan, over een man, die "ap pensioenleeftijd allang bereikte, en die te- toren in den letterlijksten zin de hitte van den ^8 gedragen had. Tellen Indische jaren vooi Wee', op het melaatschen-établissement is deze ■Ailing nog te traag. Petrus Donders was wer- clÜk stokoud. Dat hij zicht licht kon schikken y1 ontbering en vernedering, mag tot op zekere Aogte worden verklaard uit zijn gemakkelijke 7atour) die m de jeugd voor het minst niet erWend werd. Maar dat "'hij bleef werken als 11 paard in een klimaat, waarin menigeen |P stilzitten al moe wordt en op een leeftijd, ^torop niemand meer de aardsche dingen ach- toa draaft, is het meest frappante bewijs innerlijke weelde van gemoed, de kracht- °p der door God verblijde jeugd. Het vrome k, dat zijn voornaam aanduidt met een ver- ^PpWoord, huldigt hetgeen in hem nooit ouder to: zijn ongerepte kinderlijkheid. De Tilbur- j^toar van den Heikant sprak vlotter Neger- Belsch dan Hollandsch, vooral op den preek- men mag eruit besluiten, dat hij zich la-kkelijker in naïeve dan in sterk gecultiveer- toalvormen uitdrukte. Iets, dat voor de mees- - van ons verschrikkelijk moeilijk is, he£ baa Van theoloSie. was voor hem blijk- jy, r eenvoudig. Men zou kunnen zeggen, dat bia tost, wie God is en dat wij daar meestal 'fpnr 6en zeer thematisch denkbeeld over Qoq^ap vormen, dat zich hoofdzakelijk kenmerkt af te wijken van onze werkelijkheden. Zijn be; '"Afbeelding daarentegen schijnt zeer sim- yj cn reëel te zijn geweest. Tot zijn binnenste biet scherp contróleerende missionarissen ook tl- cto°rge drongen en al wat zij vertellen, strekt told- S °m ons duidelijk te maken, hoe zorg- ïtej] fto tuin Wordt afgesloten, waarin het den gr^BAP Geest behaagt, hemelsch gewas te laten b^Pders is opgewekt en liefderijk, onvermoei eP verstorven, maar hij is bovenal een uxe in het genadeleven. „Spilziek" HL Geurts. Een beter woord ware niet te vin- 8eweest. Het tandelooze patertje in Suri. name is waarlijk onuitputtelijk in geestelijke weelde. De bron blijft altijd friseh en overvloe dig. Men heeft niet het gevoel, dat hij zijn ar beid moeizaam volhoudt tot het einde hem beloont, maar dat hij eiken dag opnieuw begint als was het voor de eerste maal. De melaatschen profiteerden van zijn goed hartige argeloosheid. Terwijl hij zelf zoo goed als nooit meer rookte, had pater Donders de meeste lucifers noodig van alle Redemptoristen in Suri name, want iedereen vroeg hem om een vlam metje. Was er een ding gebróken of losgegaan aan huisraad of kleeding, dan bracht men het bij den pater, die zoo netjes alles kon lijmen en repareeren. Hij wist zelfs den onfrisschen reuk uit de melaatschen-woningen te verwijdaren en men ontzag zich niet, hem voor dit werk te ontbieden. Hij zag daar het ongewone niet van in, en ging. Dan mocht hij ook verwachten, dat ze bij hem zouden komen, wanneer er in de kerk iets te doen Was. Wonderbaar moet het geweest zijn, hoe goed hij het sentiment van, de melaatschen begreep. Door hun ziekte geïsoleerd, vormen zij een eigenaardige maatschappij, die blijkbaar veel be hoefte heeft aan levensvreugde. „Als ze met zingen in den hemel konden komen", zegt Donders „dan kwamen ze er allen". Hij het ze dus zin gen. Hun eigenaardige vroolijkheid wist hij aar. te wakkeren en toch ook weer te beteugelen. Hij kende hun soort humor, hij wist ook, welke teederheden er wakker worden in menschen, die pijn lijden en zich vereenzaamd voelen. Het is eigenlijk merkwaardig, dat hij niet een reeks aanteekeningen heeft gemaakt, waaruit men zijn sche kan afleiden, want zijn notities over de Surinaamsche Indianen, de AroWakken en de Ca raïben, met name, toonen ean, dat hij, behalve een luciede opmerkingsgave, zeker wel eenige liefhebberij voor zulk schrijfwerk gevoelde. Het zijn buitengewoon correcte opmerkingen, niet erg kleurrijk, maar zeker zeer practisch. De missionaris, die ze leest, komt er uit te weten, Wat hij Weten moet. Over het merkwaardige pionierswerk van Donders tusschen deze Indianen, de Boschne gers en de plantageslaven wordt gewoonlijk minder verhaald dan over zijn melaatschen- arbeid. Hierop maakt pater Kronenburg een uitzondering en zoo stelt hij ons in de gelegen heid, den man Gods te bewonderen in zijn rustige, voorzichtige, maar vaak doeltreffende initiatieven. Dat zijn naïeveteit hem soms teleur stelling bezorgde, wordt niet ontveinsd, doch even zeker wordt aangetoond, dat ze hem dik wijls hielp bij het overwinnen van vooroordeel of het doorgronden van primitieve denkwijzen. Werkten de Indiaansche too vena ars met siga renrook, die ze zelfs in wonden bliezen, dan deed Donders in 's hemels naam maar won deren niet wijwater, waarvan de uitwerking veel aanzienlijker bleek. Hij is herhaaldelijk vergeleken met zijn be roemden naamgenoot den Utrechtsehen hoogleer aar Franciscus Cornells Donders, wiens „harts tocht voor gave klaarheid en precisie" door Mevrouw RomeinVerschoor Wordt beschouwd als de eenige hartstocht; voor de rest was hij olympisch-rustig, maar dit beteekent, meent dezelfde schrijfster, dat hij eenigermate naïef was. ,,De kleine kanten van zijn medemenschen kende hij niet, zoo min als hij vermoedelijk zijn eigen kleine kanten kende" Of Professor Donders en Pater Donders fa milie van elkaar waren, laat Gerard Brom met een „misschien" in het midden, overigens met het volle recht van den wetenschapsman, die vermoedt, hoe gecompliceerd de Brabantsche „sibbekunde" wordt, wanneer men eenige gene raties teruggaat. Maar ook hij ziet gemeenzame trekken. „Beiden verzorgen de zieken". Wellicht gaat ook hèt gemak en de toewijding, waar mede zij dit deden, op een dieperen gemeen- zamen karaktertrek terug: op de verborgen ge- moedsweelde van naïeve^ door een hoog beginsel vervoerde natuur. Religieus gezien, drijft de vervoering hen in tegenovergestelde richting: Frans Donders wordt Godloochenaar met dezelfde consequentiedrift, waarmede Peerke Donders dienaar Gods wordt. Hij begrijpt de wereld niet, behalve uit één gezichtshoek. Wat hij overbodig acht, moet uit zijn levensbeschouwing geëlimineerd worden. Alles moet kloppen en precies zijn. Bij het rus- telooze Peerke is het in Wezen niet anders. Om de wereld te begrijpen, moet hij God zien. Het overbodige moet weg. Dan is de rest duidelijk. Deze natuurlijke tendentie naar het eenzijdige karakteriseert beide „naïeven" en helpt hen bij het bereiken van hun doel, dat ver boven him eigen belang uitstijgt. De veronderstelling, dat zü een gemeenschappelijke traditie achter ziel. hadden, is hierdoor eenigermate verantwoord. Ze waren familie van elkaar in den hartstocht naar het heldere, maar het lijdt' geen twijfel, of Peerke heeft deze familietraditie het zui verst en het volledigst bewaard. Hij wordt dan ook door Brom terecht met zijn naamgenoot ver geleken in een boek, dat aan de „Herleving van de wetenschap in Katholiek Nederland" is gewijd, want met Peerke Donders herleeft dat gedeelte der theologie, hetwelk wij altijd als „de wetenschap der heiligen" leerden eerbiedi gen. Dit blijft voor de grooten der aarde een raadsel, en het wordt aan de kinderen geopen baard. De helderheid van deze wetenschap schijnt voor menschenwoorden te stralen. Deze doffe munten vertoonen die schittering niet: ze zijn slechts het pasgeld der ziel, wier goud wordt opgespaard voor later. Daarom is het zoo moei lijk, het mystieke Peerke met den juisten naam te noemen. Zeg „apostel der liefde", maar dan doet gij den extaticus onrecht, 'zeg „man des gebeds", maar dan blijkt niet, hoe hard hij getobd heeft. „Spilziek met werkkracht" is wel licht nog het beste, dat men kan zeggen, wil men het mysterie benaderend aanduiden van dit bevoorrecht toonbeeld der onuitputtelijke weelde Gods. Hij is de mensch, in wien het ge wone zich zuivert tot luxe, omdat hij de armoede kende als weeïde, de ziekte als uitverkiezing en den dood als ingang tot de heerlijkheid. A. v. D. Onder voorzittersdbiap van mr. M. Nijhofl hield de maatschappij der Nederlandsche Let terkunde Zaterdag te Leiden haar jaarlijksche vergadering. Aan het verslag van den secreta ris, dr. J. J. de Gelder, is het volgende ont leend: Op initiatief van den voorzitter wendde het bestuur zich in Februari tot de leden met het verzoek, mede te werken aan een gift van de maatschappij, ten behoeve van de verwoeste Provinciale Bibliotheek van Zeeland te Middelburg en in Maart kon aan het oomité, dat de inzamelingen voor deze bibliotheek beheert, een bedrag van ƒ700.— in geid worden overgemaakt door onzen penningmeester, terwijl een uitge breide lijst van boeken door onzen biblio thecaris kon worden gezonden, waarvan het comité al wat het uit deze lijst wenscht ter geschenke zal ontvangen. De maatschappij is overeenkomstig het voor stel in de jaarvergadering van 2 November '40 toegetreden tot de werkgemeenschap van we tenschappelijke instellingen in Nederland. Het bestuur benoemde tot leden: te Amster dam de heeren J. Knoef en F. Schiurer; te 's-Gravenhage ir. W. F. J. M. Krul; te Laren den heer P. Nijhoff; te Rotterdam dr. W. E. Boerman en den heer W, A. Engelbrecht. Ei- is alleszins reden om met erkentelijkheid de geschenken te vermelden, die de bibliotheek van de zijde der leden en belangstellenden ten deel vielen. Het aantal boeken waarmede de bibliotheek in 1940/'41 vermeerderde, bedraagt 450, dus zelfs meer dan in 1939/'40 (421), het aantal overdrukken is belangrijk grooter dan het vorige jaar, waartoe de collectie-Bjjvanck en een schenking van een ander Md der maat schappij veel bijdroegen. Dat het aantal boeken nog zoo groot is, dan ken wij vooral aan ons medelid, mej. dr. J. Aleida Nijland, die een deel van baar biblio theek afstond, waaronder allerlei werken op letterkundig gebied, inzonderheid werken van Zuid-Nederlandscihe auteurs als: Hugo Ver riest, Caesar Gezelle en Stijn Streuvels, voor een deel met eigenhandige opdracht van de schenkers. Vermelding verdienen verder eenige werken op topografisch gebied door dr. R. van der Meulen afgestaan. De verzameling handschriften werd eveneens met eénige geschenken uitgebreid. Door aankoop, ook langs antiquarischen weg, werden mede verscheidene werken verworven. De aanmoedigingsprijs, de zgn. Lude B. en C. W. van der Hoogt-prijs werd zooals el ders gemeld op voorstel van de commissie voor schoone letteren, toegekend aan den dichtbundel „Parken en Woestijnen" van me vrouw M. Droogleever FortuynLeeman; d? Vv'ijnaendts Francken-prijs 1941 aan Simon Vestdijk voor zijn roman „Albert Verwey en de idee". Tot gewone leden werden benoemd dr. C. L. Walther Boer, mej.. A. G. Schot, dr. J. van Hinte, C. J. Kelk, Jac. Schreurs, dr. A. A.. Fr ins, dr. P. J. J. Diermanse, mr. E. j. Strubbe, Mau- rits Uyldert, J. Th.- Moll, Anne H. Mulder, mej. dr. A. M. E. Draak, M. Droogleever Portuyn Leeman, dr. K. Pokkema, dr. A. A. Weynen, dr. M. J. Langeveld, mej. F. A. Le Poole, dr. .Th. J, G. Locher. jhr. Pieter veax der Meer de Walcheren, mr. G. J. ter Kuile, dr. H. L. Be- zoen, Gerard Knuvelder, dr. C. Kmyskamp, prof. dr. H. J. Lam, dr. B. van den Berg, dr. G. Meir, J. H. Brouwer, prof. dr. J. H. Oort, B. Aafjes, ir. H. van Oerle, E. Pelinck, dr. J. B. Knipping, C. H. de Goeje en Jan de Hartog. In den vorigen nacht is een poging van smok kelaars om bij Grevenbicht over de Maas op Nederlandsch gebied te komen, mislukt, door dat het bootje midden op de rivier omsloeg Twee inzittenden konden zich zwemmende red den, doch de derde, een zekere Houben uit Stockheim, verdronk. i Naar ons medegedeeld wordt, heeft majoor Kruyt de opheffing van zijn partij met ingang van 6 Juni 1941 bekend gemaakt. Met de opheffing van de N.S.N.A.P.-Kruyt is verdere klaarheid ontstaan inzake de bestaande nationaal-soeialistische partijen. Behalve de NS.B. bestaat thans nog slechts de Groot-Duit- sche beweging der N.S.N.A.P.-dr. Van Rappard. In het kader van de Nederlandsch-Duitsche cultuuruitwisseling zal in Hagen (Westfalen) een tentoonstelling van Nederlandsche schil derijen worden gehouden, welke half Juli wordt geopend. Tegelijkertijd zal in het rijksmuseum te Amsterdam een tentoonstelling worden ge houden van schilderijen van Westfaalsche kun stenaars. De idyllisch gelegen hoeve „Waterrijk" bij Egmond-Binnen (Foto Bruna) In de jaarlijksche te Leiden gehouden algemeene vergadering van de maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, werd pe- sloten, den jaarlijkschen prijs van aanmoe diging, genaamd Lucie B. en C. W. van der Hoogtprijs, groot f 1000, toe te kennen aan mevrouw M. DroogleeVer ï'ortuyn Leeman (M. Vasalis) voor den dichtbundel Vandaag liep ik een mede-redacteur tegen het lijf, die juist was teruggekeerd van een fietstocht door het land van Amstel en Vecht „Ongeloofelijk mooi! En hoeveel stedelin gen weten ervan?" Zoo is het inderdaad: ons land kent tal van streken, die vaak niet eens door V.V.V. als bezienswaardig worden geregistreerd, waar het goed is te dwalen en te genieten van verrassend natuurschoon en niet minder van de harmonie tusschen de natuur met bouwsels van menschenhand, die tezamen niet zelden een wondermooi geheel hebben gevormd. Zeker geldt dit voor ons Noord-Hollandsch landschap. Hier is zeer veel „kunstproduct", zooals alleen al de talrijke polders bewijzen, waar de koeien enkele meters lager grazen dan vlakbij het water in de ringvaart staat. Maar ook vindt men hier een weelde van bloemen en een merkwaardige vogelbevolking, waarom Engelsche ornithologen niet zelden de Noordzee zijn overgestoken. Zij waardeerden onze grut to's, tureluurs en kemphahen méér dan het meerendeel der fietsers langs 's Heeren wegen, die deze soorten niet hebben leeren onderschei den. Maar ook mag men zeggen, dat er in de bebouwing der landen benoorden het IJ veel te vinden is, waaraan „men" te weinig aandacht besteedt. Zoo zullen vele lezers er maar een vaag begrip van hebben, wat onder een Friesche „stelphoeve" moet worden verstaan indien zü al ooit daaraan hun belangstelling hebben ge schonken. Een reden te meer, om er het een en an der over te vertellen! Ieder toch zal moe ten toegeven, dat een wandeling of fietstocht veel belangwekkender wordt, als men eenig begrip heeft van de boerenhuizingert, die men passeert. Zeker ook zijn er onder de lezers, die dezen zomer bü gebrek aan ander kampement, een boerderij als nachtlogies zul len gebruiken of dit reeds hebben gedaan. En als dat gebeurde aan den duinrand van Kennemerland, was het vermoedelijk een Friesche stolp- of stelphoeve, die onderdak verleende. In de meeste gevallen zullen de herinneringen aan zoo'n nachtverblüf nog wel zoo aangenaam zijn, dat men gaarne iets meer over de inrichting van dit boerderij type zal willen vernemen. Zoo verging het tenminste schrijver dezes, die met de Pinksterdagen als dankbaar gast logeer de „ergens" in Kennemerland, waar het roode pannendak der Egmondsche priory zichtbaar was door het venster van den zolder, alwaar het nachtleger in het stroo werd opgeslagen. Dat was een heerlijk uitgangspunt: je kon er zoo binnenstappen bü de liturgie in haar mooi- sten vorm; in de verte lokte de rand der blonde duinen en tevens was tastbaar dichtbij het hoog overhuivende dak der hoeve, die ook hier vol gens het bekende „Friesche'' type was opge trokken. Om den lezer hieromtrent wat wijzer te ma ken: dat is een der hoofdvormen van onze va- derlandsche boerderüen. Men vindt dit type in Groningen en Friesland, in Noord-Holland hoofdzakelijk benoorden het IJ, op sommige der Zuid-flollandsche eilanden en op Schouwen. Het is te kennen aan den vierkanten of kort-recht- hoekigen grondvorm. Huis, stal en schuur wor den overdekt door een hoogopgaande kap, die gewoonlijk in pyramide-vorm werd opgetrokken. Zoo ontstonden de statige „stelphoeven" of „stolphoeven", die in het vlakke land schap verrijzen als aangename rustpunten voor het oog, tevens duidelük zichtbare middelpunten van het landbouw- en vee teeltbedrijf- De echte oude hoeven zün bo vendien meestal nog door zware boom beplanting omgeven, welke het erf beschermt tegen de stormen, die zoo hevig razen kun nen over het vlakke land, en tevens aan mensch en dier schaduw biedt. De stoere, gedrongen bouw der echte stelp- ■A- WM «y-.- numptymw'u),.iy s -v v .5 1- iff» r I Na een colportage van het Utrechtsche ven del der W. A., onder leiding van opperhopman Dengier, aan den Groeneweg te Utrecht, werd Vrüdagavond. zingend naar de stad terugge- marcheerd, onder groote belangstelling, voor al van de zy'de 'der jeugd. Het grootste deel van het vendel was ver vooruit, terwül opper hopman Dengier met eenige weermannen en de begeleidende politie op eenigen afstand volgden. Aan de Kanaalstraat gekomen nam het pu bliek uit deze beruchte buurt tegenover dit kleine groepje een dreigende houding aan. Des ondanks vervolgden de mannen rustig hun weg, totdat plotseling uit het publiek een man met een mes in de hand op den wachtmeester J. Jansen toestormde en hem een steek in den hals toebracht, om onmiddellük ln vollen ren weer tusschen het publiek te verdwünen. Noch de andere weermannen, noch de politie had den gelegenheid tüdlg in te grüpen. Het pu bliek drong onder het geroep van „landver raders" op, maar inmiddels was de voorste troep gealarmeerd en teruggekeerd, waarna door samenwerking van W. A. en politie de orde spoedig was hersteld. De dader kon nog niet worden cevonden. De Groningsche kantonrechter, mr. W. J. M. Weersma, heeft uitspraak gedaan in de zaak tegen den tandtechniker K. G. P. O. te Groningen, die zich te verantwoorden had we gens het onbevoegd uitoefenen van de volledige tandprothese, In deze zaak, welke in twee zit tingen werd behandeld, traden als deskundi gen op dr. P. Muntendam, inspecteur voor de volksgezondheid, en de tandartsen E., van der Molen en M. Hut. m het schriftelük ge wezen vonnis overwoog de kantonrechter dat verdachte niet was toegelaten tot de uitoefe ning van een beroep, waartoe de wet de toe- Jating vordert, en dat beroep buiten noodzaak uitoefende. O. werd veroordeeld tot f 6 boete of drie dagen hechtenis, conform den eisch. 2 Januari JJ. heeft Klaas Hoekstra, wonende Oliemuldersweg 176b, te Groningen, zich onder scheiden door het redden van een kind, dat door het ü's van den vyver bü den Oliemuldersweg was gezakt. Een dezer dagen is hem ten stad- huize door den burgemeester het blijk van waar deering uitgereikt, dat het Carnegie-heldenfonds den redder voor zün moedig optreden heeft toe gekend. De oudste, en tevens mooiste stelphoeve aan den duinrdnd bij Bergen (Foto Bruna) hoeven komt zeer duidelijk uit in Noord-Hol land, in verband met het feit, dat hier de vee teelt de overhand heeft. Waar bijvoorbeeld in Friesland en Groningen vooral landbouwbedrijf wordt beoefend, vindt men eerder een bouw waarbü woonhuis en schuur wel samenhangen, maar toch duidelük afzonderlijk zijn opgetrok ken. Het schijnt overigens dat dit de meer oor- spronkelüke bouwwüze is. By het Friesche boe renhuis waren waarschünlük in oude tijden wo ning, -stallen en schuren steeds van elkaar ge scheiden. Pas later ging men deze ruimten on der één hoog opgetrokken, pyramidevormig dak büeenbrengen. En zoo ontstond de stelphoeve der Noord-Hollandsche weilanden. Als men deze binnengaat door de inrijpoort, die in de groote berg- of tasruimte voert, ziet men dat deze ruimte zich uitstrekt van den bodem tot aan de nok van het hoogrijzende dak. Maar ook blükt, dat dit alleen geldt voor de inritruimte en het middendeel. Daaromheen verrijzen wanden, die woonhuis en stallen van de groote schuurruimte scheiden. De kamers en stallen liggen vanzelf aan de buitenzijde, waar vensters gemaakt kunnen worden en zün na- tuurlyk niet zoo hoog als het dak .reikt. Van daar dat de tasruimte boven de zoldering dezer vertrekken doorloopt. Men klimt met behulp van een ladder op deze hooger gelegen verdieping in de schuur; meestal Is deze tevens via een trap vanuit het woongedeelte te bereiken. Het laat zich verder begrijpen, dat de geheele berg ruimte, wegens gebrek aan ramen, in een ge heimzinnig halfdonker gehuld blijft. Zij leent zich dan ook uitstekend er voor hier spreek ik uit ondervinding om in de zomermaanden als slaapgelegenheid te worden benut. Wat stroo en een deken en men slaapt na een flinken fiets- of wandeltocht vaster dan in een veel „beter" bed thuis! Over de verdere inrichting van zulk een boer derij zou nog veel te vertellen zijn, vioral als het oude hoeven betreft. Daar treft men nog niet zelden schouwen aan met fraai gekleurde tegels, waarop vogelfiguren of voorstellingen uit het boerenbedrijf zün afgebeeld. Verder vormt de koestal bij de stelphoeve een afgescheiden gedeelte onder het ééne dak en kan vanuit het woonhuis onmiddellijk worden bereikt. Het vee staat hier in één of twee rijen, al naar de grootte van het bedrüf. Het voederen geschiedt in een vrü smalle goot, die langs den muur ls aan gebracht; het vee staat dus steeds met de kop pen naar buiten gericht. Het licht valt binnen door een ,rü vensters, die uit den aard der zaak betrekkelük laag geplaatst zijn. Bovenbelichting door ramen in een hooge kap is bij deze bouw wüze nu eenmaal onmogelük. Zoo heeft de Friesche stelphoeve haar voor- en nadeelen, zeker meer dan in een kort artikel kan worden besproken. Maar het ls zonder twüfel een beproefd en zeer wardevol bevon den boerderü-type; hoe ware het anders mo gelijk, dat juist hier wereldberoemde zuivelpro ducten werden en worden bereid? En uit een oogpunt van landschapsschoon en heemkunde verdient dit eveneens met veel eere te worden genoemd. Hier immers hebben boerengeslachten, steu nende op een gezond inzicht en eeuwenoude er varing, woningen gebouwd, die volstrekt geen „architectonische" pretenties bezitten en juist düarom een zio onovertroffen stijl vertoonen! Hoe eenvoudig en logisch zün hier de vormen, en toch ook: hoe gevoelig en gevarieerd vaak! Geen serieproductie is hier bereikt, maar elke boer derij ls een echte „persoonlijkheid", hoewel zü duidelijk den stempel draagt eener hoogere bin ding, die alle in volksch verband samenbrengt. En van zuiver „aesthetisch" standpunt bezien huivert men er niet voor dit zoo vaak misbruikte woord te bezigen voor iets dat uit zoo gezonde levenskracht is voortgekomen? met welk een onbewust meesterschap is hier niet gebruik gemaakt van de mogelükheden, die de dakbouw biedt! Sommigen onder onze moderne architecten, die onder de bekoring der moderne techniek de zoo echt Hollandsche dak- vormen zün gaan vergeten, zouden door studie der Friesche stelphoeven wellicht waardevolle denkbeelden kunnen herwinnen, Wij willen echter deze problemen slechts aanduiden en er nog kort op wijzen, dat de stelphoeven soms van een idyllische schoonheid geworden zün in het Kennemer boschgebied langs den duinrand. Daar vindt men nog eeuwenoude hoeven tusschen hoog- opgaand geboomte, met veel onderhout, waarin de nachtegaal lulde slaat ln den lentemorgen. Tenminste, die bij „Waterrijk" te Egmond deed het zoo mooi, dat ik bijna vergat op het goede moment den sluiter af te drukken der camera, die deze frisch en fleurig onderhouden huizinge in een zeld zaam mooie omgeving moest vereeuwigen. Het bleek een dankbaar foto-object, zoo goed als de witgemuurde, door een goed on derhouden rietdak overhuifde boerderij on der Bergen, die daar al sinds 1632 elk jaar opnieuw de bloesemende lente ziet komen over weiden en duinen. Hier zou Gorter's „Mei" geschreven kunnen zünIn elk geval vergeet een stedeling er gelukkig alle onnatuur, die hem zoo vaak dreigt te be nauwen. M. B. „Parken en Woestynen" De Dr. Wynaendts Franckenprijs, groot f 500, werd dit jaar toegekend aan S. Vestdijk voor het werk „Albert Verwey en de idee". Aan de toelichting, die de commissie van schoone letteren toevoegde aan haar voorstel den bundel van M. Vasalis te bekronen, ont- leenen we het volgende: Toen Vasalis haar eerste gedichten in de tüdschriften „Groot Nederland" en Werk' publiceerde, veroorzaakte dit In den kring der poëzieminnears een bijna fclüde opschudding. Kort daarna verscheen haar novelle „Onweer". De eerste indrukken omtrent dit ta'ent werden hierdoor verstevigd: ook deze novelle *was boeiend, suggestief en oorspronkelijk in hooge mate. Het eerste bundeltje werd met verlangen verbeid. Dat bundeltje poëzie nu „Parken en Woes- tünen" draagt de commissie van schoone let teren voor ter bekroning met den Van der Hoogtprüs, den aanmoedtgingsprüs Want de verzen in dit bundeltje zijn van een gehalte, dat men zeker de hoop mag uitspreken, dat deze dichteres niet zal ophouden te dichten, wyl wij haar geluid nu reeds als een stem in onze poëzie erkennen. Deze bundel is niet een verzameling van zoovele goede, even ven assend-mooie gedich ten, als het In onze verlangende verbeelding zou zijn, maar de beste ervan zijn zoo levend, zoo bezield, dat wel niemand aan hun bekoring ontkomt. Vasalis dicht in trotsche vrije beelden. Haar gemoedsleven is in staat op een werkelük ver- bluffend-directe wijze het beleefde in een bui ten haar staand (en toch zeer persoonlük aan doend) objectief beeld om te zetten. Er is tee- kenachtigheid in het detail, forschheld in de contouren. Het sterkst misschien spreken deze eigenschappen van Vasalis. wanneer de natuur of het aan de natuur verwante haar stijl inspireert. Het bundeltje „barken en Woestynen" is als debuut zeker verrassend en wettigt verwach tingen voor onze letterkunde. De commissie van de Wijnaendts Francken prijs 1941 die tot taak heeft het bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde te adviseeren omtrent het toekennen van den prijs aan de volgens haar Inzicht beste letterkundige studie verschenen in het tüdvak 19971941, heeft haar werkzaamheden in het voorjaar 1941 aangevangen door het doen cir- culeeren tusschen haar leden van een groot aantal, in aanmerking komende werken Ver volgens, daar reismoeilijkheden een samenkomst belemmerden, werd gepoogd schriftelük tot overeenstemming te geraken omtrent den aan het bestuur voor te dragen candidaat. De bij den secretaris der commissie binnenkomende stemmen bleven echter verdeeld tusschen vier candldaten, en wel tusschen Vestdijk, voor zün „Albert Verwey en de Idee"; Hoornlk, voor zün „Tafelronde"; Smit, voor zijn „Dichters der Reformatie in de Zestiende Eeuw" en Binnen dijk, voor zijn opstellen „Zin en Tegenzin". Toen dus langs schriftelijken weg geen over eenstemming bereikt werd tusschen de commis sieleden, is tot een bijeenkomst overgegaan Bij stemming werd besloten het genoemde werk van Vestdijk ter bekroning voor te dra gen. Zyn „Albert Verwey en de Idee" behan delt een vaderlandsch onderwerp In een uni- verseelen geest. Men bewondert het scherp analytisch vermogtn, op letterkundig gebied tot ongekende diepte voortgezet. Tal van psycho logische problemen en kwesties op het gebied van de techniek der poëzie worden op onge meen heldere wyze ln verband met het dich terschap van A'bert Verwey ter sprake ge bracht. Dat Vestdijk eenige jaren geleden als roman cier werd bekroond, met den Van der Hoogt- prijs, vormde, naar het inzicht der commissie, geen beletsel het bestuur- te adviseeren, aan Vestdijk den Wijnaendts Franckenprüs 1941 toe te kennen. De 18-jarige A. J. K. heeft Zaterdagoch ena vroeg te Rotterdam met een auto van zün patroon, welken hij uit de garage had wegge nomen, enkele ongevallen veroorzaakt, waar onder een met doodelijken afloop. Op den S'adionweg is hü togen een licht mast gebotst. De jongen brak zelf het rech- teronderbeen. Voorts werden aangereden de 15-jarige betonwerker P. v. d. Veeke, die ge dood werd, terwijl de 46-jarige H. Hoovens een bloedende hoofdwonde en' een bekkenfrac'uur opliep. De 40-jarige H. J. van Aalst kreeg kneuzingen aan de heupbeenderen en de 47- jarige J. Visser verschillende verwondingen o.a. aan het hoofd. Alle slachtoffers fietsten op den Stadionweg. Zü zijn met auto's van den G. G. D. naar het Zuiderziekenhuis overge- brachtz, waar zü tor verpleging zijn opgeno men. De auto en de rijwielen werden ernstig beschadigd. De jeugdige rijder, die niet in het bezit was van een rijbewijs, meende de gelegenheid gun stig om een plezierritje in den wagen van zijn patroon te maken. Omstreeks zeven uur kwam hij in volle vaart de Oranjeboomstraat uit gereden. Op den Stadionweg bleef hij bij een flauwe bocht het stuur niet voldoende mees ter. De auto vloog over een vluchtheuvel heen togen het hekwerk van het stationnetje, raak te daarna een lichtmast en kwam tenslotte tot stilstand. Het was op dat oogenblik op het fietspad nogal druk met wielrijders, die naar hun werk gingen. Vier werden er tegen den grond ge worpen met de genoemde ernstige gevolgen. Krachtens een onlangs door den Hoogen Raad gewezen arrest hebben alle gemeen- schappelüke verordeningen ten aanzien van sluitingsuren, sluiten op Zondag enz. voor het hotel-, restaurant- en cafébedrüf ten gevolge van de verordening van den Rüks- commissaris, waarin het sluitingsuur voor genoemd bedrüf 'wordt bepaald op 11 uur, hun verbindende kracht verloren, aldus be richt Horecaf. Dientengevolge mag in die gemeenten, waar tot heden een vroeger sluitingsuur dan 11 uur gold, het bedrijf toch tot 11 uur open blü'ven. Geheele of gedeeltelüke Zon- dagsslulting is hiermede dus eveneens van de baan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3