Een Seminarie
Hélène Swarth overleden
Inkomens en vermogens
in Nederland
Eigen aardappelvoorraad
Sint Adelbertsviering
ZONDAG 22 JUNI 1941
NEDERLANDSCHE WIND
MOLENS
V erbruiksvereenigingen
hebben 285.000 leden
Bedrijfsleider fingeerde
inbraak
Kerkelijk leven
Pater dr. L. de Jonge S.J. t
VAN WEEK TOT WEEK
Wegens beleediging van de Duitsche
weermacht tot 2 jaar gevangenis
straf veroordeeld
Het „zingende hart"
onzer poëzie
Intéressante verzameling van
Zaansch museum
Stuk glas stak hooiberg
in brand
Boerderij te Gemert vernield
De omzet in 1940 heiiep
75 millioen gulden
Onder de tram geraakt en gedood
Den Haag, het Gooi en Oostelijk
Utrecht spannen de kroon
Wie dezen te snel verbruikte, moet
wachten op de nieuwe bonnen
Uitgebreide serie diefstallen op
zijn geweten
ZEVENHONDERD K.G.
BOTER GESTOLEN
Wielrijder doodgereden
Voor velen was hij een vertrouwd
en bezielend raadsman
Eeuwenoude traditie te Egmond
Geen audiëntie
ALBRECHT RODENBACH
Omroep herdenkt zijn sterfdag
Op den 15en Maart 1784, bijna drie volle
baanden na zijn priesterwijding, werd Adrianus
Oomen door de Nederlandsche regeering toe
gelaten als dienstdoend geestelijke te Breda;
*ij moeten gelooven, dat hij onderwijl zijn stu
dies voortzette en nog in het zelfde jaar aan de
Leuvensche Alma Mater zijn „deftige moe
der", gelijk Antonius van Gils dit woord ver
taalt tot baccalaureus in de theologie promo-
Veerde, na de gebruikelijke verdediging van
Stellingen. De kans om den doctorstitel te halen
sou hem onthouden worden dodr de tijdsom
standigheden. Bij Allard kan men nalezen, na
hoeveel moeilijkheden, onder keizér Jozef II en
de Fransche bezetting, de universiteit van Leu
ven ophield te bestaan. Bovendien kreeg Oomen
al heel spoedig een bijzonder drukken werk
kring toegewezen. Monseigneur Wellens stierf
op 30 Januari 1785 aan een borstkwaal; hij werd
opgevolgd door Cornelius Franciscus de Nelis,
die de laatste bisschop van Antwerpen zou zijn.
Op 25 Februari benoemd door den Oostenrijk-
schen keizer en kort daarop door den Paus
aangesteld, werd deze Mechelaar van geboorte,
die in 1753 primus van Leuven was geweest,
op 5 Juni in zijn vaderstad door den kardinaal
aartsbisschop geconsacreerd. Hij was een man
Van groote wetenschap, bezorger eener tekstcri-
tische uitgave van de brieven van Joachim
Hopper aan Viglius, verzamelaar van bronnen
tot de geschiedenis van België, samensteller van
•.Mémoires sur les écoles et les études d'huma-
histes", reorganisator van het gymnasium-on
derwijs na de opheffing der Sociëteit van Jesus
in 1773, doch reeds dadelijk in het begin van
zijn episcopaat kreeg hij, ook in eigen kring,
met groote zwarigheden te kampen. Mgr. Pie-
ter F. X. de Ram (1804—1865), de „grondlegger
der moderne kerkhistorie-beschrijving in Bel
gië", haalt in zijn Acta Ecclesiae Antverpiensis
den volledigen tekst aan van een brief van den
Brusselschen kapelaan J. d'Abrèmes, waarin De
Nelis valsch beschuldigd wordt van plannen
om den Oostenrijkschen kardinaal Joannes Hen-
ricus van Franckenberg, aartsbisschop van Me-
chelen en Primaat der Nederlanden, van zijn
Zetel te stooten, teneinde zelf diens plaats te
bezetten. De poging om aldus de beide kerk
vorsten van elkander te verwijderen mislukte,
doch ze duidt erop, dat, behalve de toestanden,
ook de verhoudingen in België niet gunstig wa
ren.
In den zomer nu van 1786, terwijl de moeilijk
heden op het hoogst stegen en men de afschaf
fing van alle seminaria in België ten gunste
Van het keizerlijke „Seminarium generale"
duchtte, benoemde Monseigneur de Nelis den
bekwamen baccalaureus Oomen tot secretaris
van het bisdom. Of de secretaris de requesten
van De Nelis aan den keizer en diens minister
over de zaak van het Algemeen Seminarie heeft
opgesteld, is moeilijk uit te maken; ze zijn in
de archieven bewaard in 's bisschops autogram,
maar het is zeker, dat Adrianus Oomen in den
tijd van zijn secretariaat gedurig door de kwes
tie van het seminarie in beslag genomen werd,
en dat ze zijn volle belangstelling had. Deze
kwestie kwam hierop neer, dat de Jozefistische
staat de opleiding van den clerus geheel aan zich
Wilde trekken-en dat de Belgische kerkvorsten,
door hun beste theologen en juristen gesteund,
Weigerden hierin te bewilligen. Oomens benoe
ming tot secretaris was onder deze omstandig
heden een erkenning van zijn bekwaamheid.
Vier jaar heeft hij deze functie vervuld. Bij
edict van 16 October 1786 werd het Algemeen
Seminarie verplichtend gesteld, doch daar de
bisschoppen zich bleven verzetten, en dienten
gevolge de studenten niet naar de colleges kwa
men, zag de keizer zich drie jaren later, mede
onder invloed der bestorming van de Bastille te
Parijs op 14 Juli 1789, die hem deed vreezen
Voor zijn eigen troon, genoodzaakt, de bisschop
pelijke seminaria wéér toe te laten en op 20
November 1789 werd het Algemeen Seminarie
üoor het Gouvernement opgeheven als een vol
ledige mislukking.
Inmiddels brak de zoogenaamde Brabantsche
revolutie van 1789 uit, Belgische patriotten ver
sloegen met een kleine troepenmacht het leger
der Oostenrijkers bij Turnhout; Jozef II werd
vervallen verklaard van de regeering. Heeft
Secretaris Oomen nog mede aandeel gehad aan
de samenstelling van den .Herderlijken Brief,
strekkende tot instelling van eenen plegtigen
dag van dankzegging over de volkomene ver
lossing dezer provincie van haere vijanden",
door Mgr. de Nelis uitgevaardigd op den der
tigsten Maart? Het stuk, dat 8 bladzijden leest,
is een interessant historisch document, maar
moest op 19 Juli 1793 worden ingeslikt in een
•iettre 8. M. l'empereur Frangois H, par la-
quelle l'évêque de Nelis justifie et excuse la
conduite qu'il a tenue pendant la révolution
brabangonne", waarvan de eigenhandig geschre
ven tekst wordt bewaard in het Koninklijk Ar
chief te Brussel.
Maar toen was Adrianus Oomen geen secre
taris van het bisdom meer. Kort na de verval
len-verklaring van Jozef II had de bisschop
hem benoemd tot pastoor van Gierle, op 17
Maart 1790 nam hü bezit van zijn kerk, aan
Onze Lieve Vrouw toegewijd, en in het begin
Van Mei vestigde hij er zich metterwoon. Gierle
le een onaanzienlijke parochie in het dekenaat
Herenthals; het plaatsje, dat thans zoowat 1700
Inwoners heeft, ligt ten Zuidwesten van Turn
hout, maar de Gothische Lievevrouwekerk uit
bet begin van de zestiende eeuw is wegens haar
®chtkantigen toren een uniek monument in
Hempenland.
Kreeg men uit 's bisschops documenten eenig
Idee omtrent de werkzaamheden van zijn secre
taris, omtrent het pastoraat te Gierle weet men
lot heden weinig. Oomen heeft er in'betrekke
lijke rust de feiten afgewacht, die steeds drei
gender werden. In 1793 rust Frans de Tweede
tr°epen uit tegen de legers van de Fransche re-
VQlutie, de Belgische dekens worden verzocht,
bun geloovigen te laten aansporen tot „het be
ogen van provisiën en geld voor de legers van
^Üne Majesteit tegen de Franschen". Vermoe
delijk hebben de pastoors op den preekstoel aan
dtt verzoek voldaan, anders bij huisbezoek. Het
mocht niet baten. De Antwerpsche Vastenbrief
vap 6 Februari 1794, waarbij een biddag voor
geschreven werd „mét aanwakkering om den
vyand van Kerk en Staet te .bestrijden" was
rechtstreeks tegen de Fransche Revolutie ge
richt. Doch op 26 Juni overwon -generaal Jour
don bij Fleurus den prins van Coburg en hier
mede kwam heel België onder Fransch bewind.
Het ontzag voor de geestelijkheid werd ziender-
oogen ondermijnd; door de actie van Huleu en
andere priesters ten gunste der Franschen ont
stond oneenigheid in den clergé over den zoo-
genaamden eed van trouw aan het Fransche
Bewind, die bij we(t van 19 Fructidor, an V (5
September 1797) verscherpt werd tot een eed
van haat jegens het koningschap, aan alle pries
ters voorgeschreven: „Je jure haine a la royauté
et a l'anarchie, attachement et fidélité a la ré-
publique et a la constitution de l'an III".
Pastoor Oomen weigerde dezen eed af te leg
gen. Deswege werd hij voor het kantongerecht
van Turnhout gedaagd, waar hij op 9 December
1797 volhardde in zijn weigering, met het gevolg,
dat de mooie Lieve Vrouwekerk van Gierle op
13 December werd gesloten. Hoewel hij nu in
gevaar verkeerde, bleef Oomen op zijn post,
maar toen het bewind in Januari 1798 de in
levering eischte van alle kerkelijke doop-,
trouw- en sterfregisters, waaruit de Burgerlijke
Stand ontstaan zou, en Adrianus Oomen ook
dit weigerde, omdat hij de republikeinen wan
trouwde, werd hij bij" decreet van Parijs ver
bannen buiten het Belgische grondgebied. In
den laten avond van 22 Januari verliet hij
Gierle in het geheim en vluchtte de grens over,
naar het ouderlijk huis te Teteringen. Hij nam
de kerkregisters van Gierle mee. Die verborg
hij in de pastorie van zijn vriend Roels, pastoor
te Terheiden, waar hij ook zelf in Februari zijn
intrek nam.
Inmiddels werden de moeilijkheden in het
bisdom Antwerpen steeds zwaarder. Dat een
deel van het diocees in Staats Brabant lag, een
ander deel in België, werd oorzaak van aller
hande scheeve verhoudingen, die nog vererger
den, toen de priestervervolging in België toe
nam en vele geestelijken werden gedeporteerd
naar Rhé, „het eiland der martelaars". Onder
hen bevond zich een vriend van Oomen, de 61-
jarige president van het college „de hooge
heuvel" te Leuven, Nicolaas Rombouts, geboor
tig uit Oosterhout. Zijn lijdensgeschiedenis kan
men naslaan in den achtsten jaargang van „De
Godsdienstvriend". Teneinde aan deze moei
lijkheden het hoofd te bieden, benoemde Mon
seigneur de Nelis zijn voormaligen secretaris
tot vicaris van het bisdom. Kort daarna stierf
de bisschop, ontmoedigd en uitgeput, op 21
Augustus 1798. Oomen werd nu, te zamen met
den Bredaschen pastoor Ignatius van Gils, be
noemd tot Vicaris-generaal voor het Holland-
sche gedeelte van het bisdom Antwerpen, dat
bij wet van 14 Januari 1799 feitelijk vernietigd
door het Concordaat van 1801 zou worden
opgeheven.
Het is de groote verdienste van Adrianus
Oomen, dat hü onmiddellijk na zijn vertrek uit
België heel deze situatie voorzag en alles in
het werk begon te stellen om het Noord-Bra-
bantsche gedeelte van het bisdom te behoeden
tegen de maatregelen, die het Belgische hadden
getroffen. Hij begreep/dat hij daarvoor de Ne
derlandsche decanaten zoo zelfstandig maken
moest als het canonisch recht maar toeliet en
dat hij hun bestuur moest aanpassen bij de toe
standen, zooals die waren in de Bataafsche
Republiek. In 1794 door Pichegru veroverd, was
Bataafsch Brabant, het oude Generaliteitsland,
een zelfstandig gewest geworden, dat in 1796
als gelijkberechtigd aan de Geünieerde Provin
ciën toegevoegd werd. De Nationale Vergade
ring proclameerde op 16 Augustus „dat voort
aan in Nederland geen heerschende kerk kan
of zal geduld worden." Dit beteekende de ein-
delijke vrijmaking van de zoo lang onderdrukte
katholieke bevolking.
Zij kreeg hiermede het recht; de opleiding
van haar eigen geestelijken zelf te verzorgen en
de Bredasche clerus zag in, dat ze van dit
recht onverwijld gebruik moest maken. Nog
voordat de eerste aanteekening in het dagboek
van Antonius van Gils er op Nieuwjaarsdag 1798
op wijst, dat hij plannen vormde voor de op
richting van het Bossche seminarie, had de de
ken van Breda, op initiatief van Adrianus
Oomen, aan de Representanten des Bataafschen
Volks verlof gevraagd om voor het Bredasche
vicariaat een eigen seminarie te mogen inrich
ten, en bij de katholieke bevolking te mogen
collecteeren om hiervan de eerste kosten te be
strijden, op welk verzoek den 28en December
1797 gunstig beschikt werd. Bij zijn aankomst
te Teteringen vond Oomen dus de plannen
reeds in volle voorbereiding. Op 12 Mei 1798
huurde hij een groot huis in de Karstraat te
Breda, waar vier studenten uit het opgeheven
Antwerpsche seminarie en twee nieuwelingen
hun intrede namen op 2 Juni. Oomen was alles
tegelijk: president, dogmatiek-professor, mora
list, exegeet en hoogleeraar in het kerkelijk
recht, geestelijk leidsman en biechtvader van
de theologanten, maar voor het economische be
heer liet hij, niet onverstandig, drie Bredasche
pastoors tot provisoren benoemen door deken
Crul, die na hem de hoogste kerkelijke autori
teit in de landstreek was. Toch was hem dit te
machtig. Op 21 Juni kwam zyn broer, Antonius
Oomen, uit Antwerpen en werd ook seminarie
professor; hij nam de Heilige Schriftuur en het
Canonisch recht voor zijn rekening. „Toon
Oomen" was zijn broer Adrianus in alles gevolgd.
Hij was ook secretaris van Mgr. de Nelis ge
weest, ook tot vicaris benoemd (wegens de li
quidatie van het bisdom waren er negen vica
rissen, de zoogenaamde „boelridders", dat is
„boedelredders" van bisschop de Nelis), hij was
ook eedweigeraar, ook vluchteling, nu werd hij
daarenboven ook professor. Hij bleef het, nadat
hij in 1800 tot paster van Etten was benoemd.
Het Seminarie, dat de bakermat van het latere
bisdom Breda werd, bleef tot 1809 in de Kar
straat gevestigd; toen kocht de President het
landgoed „den Grooten Ypelaar", buiten Gin-
neken, in de parochie van Bavel. Er waren toen
19 seminaristen.
Nog altijd had Adrianus Oomen de kerkregis
ters van Gierle onder'zich. Dit gaf moeilijkhe
den. Op 30 October 1799 werd hij aangeklaagd
als heler. De Fransche gezant in Den Haag
eischte zijn uitlevering, maar op raad van vrien
den zond Oomen de stukken in, en daarmee was
de zaak gelukkig afgedaan.
Na het Concordaat van 15 Juli 1801 verzoch
ten de Bredasche vicarissen, Adrianus Oomen
en Ignatius van Gils, aan den Heiligen Stoel,
voor de Nederlandsche decanaten van het voor
malige Antwerpsche bisdom een eigen bestuur
te benoemen. Bij breve van 22 Maart werd nu
het Apostolisch Vicariaat van Breda gesticht
met Adrianus van Dongen aan het hoofd. Dit
geschiedde tegen den zin van de Antwerpsche
boelridders, met wie Oomen nog last zou krijgen
als klooster-overste. Zij zagen in deze zelfstan-
digmaking een onrechtmatige daad. Toch
droomde Adrianus Oomen toen niet van een
bisdom Breda; hij meende, dat West-Brabant
op den duur zou worden ondergebracht bij Den
Bosch en dat de andere vier bisschopszetels bij
een eventueel herstel van de hiërarchie zouden
gevestigd worden te Utrecht, te Deventer, te
Groningen en te Roermond. Het is anders ge-
loopen. Dat Breda een bisschopsstad werd in
1853 dankt het vooral aan de omstandigheid
van een seminarie te hebben gekregen in 1798.
A. V. D.
De Nederlander Franciscus Ba tens uit Der.
Haag is door het S.S. und Polizeifeldgericht X
tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld, om
dat hfj onlangs in Den Haag in het Korten-
bosch zonder eenige aanleiding een Duitschen
soldaat uitgescholden had voor „rotmof", daar
na een dreigende houding aannam en daardoor
de openbare rust en orde probeerde te versto
ren.
In den ouderdom van 81 jaar is na een kort
ziekbed te Velp overleden de dichteres Hélène
Swarth.
Hierdoor zullen vooral de ouderen onder de
liefhebbers onizar letterkunde zacih diep ont
roerd gevoelen, met name degenen, die het
prille enthousiasme over het optreden van de
„Tachtigers" in onze litteratuur nog mochten
beleven, of het althans van hooren-zeggen door
tijdgenooten kennen. Immers men behoeft niet
te verbergen, dat de jongere generatie over het
algemeen veel minder werd bekoord door deze
zachte, fluisterende, maar op den duur mis
schien wat eentonige vrouwenstem. Er zijn na
Tachtig zooveel „nieuwe geluiden" gekomen, dat
de bejaarde dichteres, die in beginsel trouw
bleef aan het Tachtiger programma, allengs op
den achtergrond geraakte. Toch zou het ver
keerd zijn, zich te verbeelden, dat alleen haar
jeugdpoëzie waarachtig beteekenis heeft gehad
en dat zij daarna gelijk men wel eens hoort
beweren zich zelf gedurig herljaalde. Het is
waar, dat zij haar dichtvorm weinig vernieuw
de. Maar dit neemt niet weg, dat haar gevoelig
gemoed een lange en vruchtbare ontwikkeling
heeft doorgemaakt, die haar in de gelegenheid
stelde, tot op hoogen leeftijd de motieven' ba
rer dichtkunst frisch te houden. Zij is in den
tijd van haar grootste succes, de jaren 1883
1890, door Frederik van Eeden het „zingende
hart" in de Nederlandsche poëzie genoemd. Dat
was de tijd, waarin Lodewük van Deyssel
schreef: „Ik zou een kind willen zijn en buiten
op de hei of ergens haar ter eere rondsprin
gen." Albert Verwey heeft later getuigd: „Ik
herinner mij, hoe frisch ons de eerste bundel
aandeed.
Algemeen was toen de bewondering voor de
jonge vrouw, die in zoo klare, gave, welluidende
woorden het vrouwelijke verlangen naar liefde
en genegenheid wist uit te drukken, die de ont
goocheling van dit verlangen zoo aangrijpend
kon belijden, en die vooral zulk een heldere
stem wist te geven aan het vrouwelijke gevoel
van eenzaamheid, van twijfel, van algeheele
Godverlatenheid. Wie herinnert zich niet die
rijke verzen: „O, liefde, ik kan niet leven zon
der liefde! O God! ik kan niet leven zon
der God" en de vele beroemde gedichten, vaak
zeer fraai van vorm, zooais „De sterren bloei
den in den zomernacht" „Ik ben met mijn
haat door het leven gegaan" „Heilige, on
sterfelijke sterren" „Zoo vaak heb ik mijn
lippen stukgebeten" „Wij speelden pandje
met ons leven Ik had mijn hart ais pand
gegeven" „De koekoek roept, de merel fluit
Kastanjes bloeien, wit en rood".... „Die
afgrond zoo donker daaronder".... verzen
van liefde, verbijstering en wanhoop, treffend
door hun oprechtheid, hun zangerigheid, hun
melodieuzen weemoed?
Er was in het karakter defer geboren Am-
sterdamscbe, die te Brussel in het Fransch
werd opgevoed, iets on-Hollandsch gevaren, dat
zij gemeen had met de weemoedige liefdesdich
teressen uit het Zuiden, naar wie haar voor
keur dan ook uitging. Haar eerste poëzie is in
het Fransch geschreven. De dichter Pol de
Mont, die haar ontdekte, won haar meteen
voor de Nederlandsche poëzie, want het is op
zijn warme aansporing, dat zij voortaan ging
schrijven in haar moedertaal.
In 1894 trouwde zij met den Haagschen jour
nalist Frits Lapidoth. Het moge waar zijn, dat
haar verzen uit die periode weinig verandering
van toon doen waarnemen, vaak treffen zij
door zuiverheid van geluid. Vooral waar zij het
Hollandsche landschap teekent als iets liefe
lijks, legt de dichteres een gaaf vormvermogen
aan den dag:
En voor mij lag de zee en om mij heen
Woei zeewind over 't zandfluweel van 't duin.
Boven mijn hoofd ontloken, een voor een,
De gouden rozen van Gods hemeltuin
Merkwaardig is haar religieuze ontwikkeling,
die tot heden weinig bestudeerd werd; trou
wens: een groote studie over haar werk en be
teekenis ontbreekt nog. Zeer teeder heeft zij
vaak over Christus, soms over Maria ge«icht,
doch het leek, soms, of zij den Heiland ver
eenzelvigde met een gekerstenden Apolïo, God
van den zang "en inspirator van de ziel. Op
later leeftijd verduidelijkte zij haar Christus
opvatting tot een meer kerkelijk-vrome. Voor
al in haar bundel „Wijding" van 1938 spreekt
zij herhaaldelijk zuiver-christelijke sentimenten
uit, en daaronder een beminnelijken deemoed.
Haar latere werk is, in verhouding tot het
eerste, te weinig bekend geworden; het bevat
veel moois. Van haar zijn verschenen de oor
spronkelijke bundels: „Fleurs du Rive" (1881),
Printanières (1882), Eenzame Bloemen (1883),
In verband met berichten, welke betrekking
hadden op de windmolens in Nederland, wordt
de aandacht gevestigd op het prachtige Molen
museum te Koog aan de Zaan. Het museum is
ondergebracht in een oud Zaansch houten
koopmanshuis uit het midden der 18e eeuw.
Dit huis, dat vroeger in het Noorden van het
dorp stond, is in 1927 overgebracht naar het
Wandelpark, waar het na restauratie in 1928
in gebruik" werd genomen. Het heeft prachtig
snijwerk aan den gevel en aan den voorkant
staan vijf beeldjes, die de zintuigen voorstel
len. Aan de achterzijde ziet men op een der
gelijke manier de vier jaargetijden uitgebeeld.
Het museum bevat voor den liefhebber van
den Hollandschen Molen een prachtige verza
meling. Men vindt er modellen van alle soor
ten molens, onderdeelen, werktuigen en molen
makersgereedschappen. Verder een uitgebreide
collectie teekeningen en gravures, schilderijen
en foto's, molenboeken uit de 18e eeuw, enz.
Mep vindt hier ook gegevens van meer dan
800 molens, die in den loop der eeuwen in de
Zaanstreek in bedrijf zijn geweest. Thans be
draagt dit aantal nog slechts vijftien. Een
reden te meer om 'te trachten de nog overge
bleven molens te behouden en te waardeeren.
en een groot gedeelte van het huisraad in vei
ligheid worden gebracht. Vele kleedingstukken
werden een prooi der vlammen, evenals de
landbouwwerktuigen, waaronder o.m. een groote
dorschkast met motor.
De brandweer was spoedig ter plaatse. Onder
leiding van den heer W. van Kemenade vatte zij
met kracht het blusschingswerk aan met enkele
stralen op de waterleiding, zoodat uitbreiding
naar andere boerderijen kon worden voorkomen.
De boerderij is vrijwel totaal uitgebrand. Ver
zekering dekt de schade.
Vrijdagmiddag brak te Gemert bij den land
bouwer J. M. Bevers in de Zandstraat brand uit.
De brand ontstond in een achter de boerderij
gelegen opslagplaats van hooi, vermoedelijk ten
gevolge van den zonnebrand op een op het hooi
gelegen stuk glas.
Aanvankelijk trachtten toegeschoten personen
met een snelblusscher het vuur te dooven, doch
weldra sloegen de vlammen over op de omlig
gende gebouwen. Door de buren konden het vee
In aflevering 3—4 van het maandschrift van
het Centraal Bureau voor de Statistiek is het
gebruikelijke overzicht gepubliceerd, ditmaal
over het jaar 1940, van de verbruikscoöpera
ties. Blijkens de gegevens, welke in dit over
zicht zijn opgenomen, waren op 31 December
1940 by de 343 verbruikscoöperaties, welke ons
land telt, 285.000 leden aangesloten. De omzet
ever 1940 beliep een totaalbedrag van f 75,1
millioen (1939 f 78,8 millioen), ruim de helft
n.l. f 38,3 millioen kwam op rekening van
kruidenierswaren en ongeveer 27 pet. f 20,6
millioen op brood en banket. Opmerkelijk
is, dat Utrecht de eenige provincie is, waar
het omzetcüfer, invergelijking met het voor
gaande jaar, teruggeloopen is; in alle overige
provincies is van een stijging van dit cyfer
sprake.
Het aantal winkels, dat tegen het einde van
1940 in exploitatie was, bedroeg 1094 (uit, 1939
1108).
Voor uitvoerige gegevens zy naar de sta
tistiek zelve verwezen.
Zaterdagmorgen omstreekt acht uur is de
15-jarige knaap H. Verwoest, gewoond heb
bende aan den Strevelsweg op den Groenc-
zoom te Rotterdam onder de tram geraakt. Hij
liep een schedelbasisfractuur op en is kort
na aankomst in het Zuiderziekenhuis aan de
bekomen kwetsuren overleden.
Over den loop der inkomens en vermogens in
42 economisch-geographlsche gebieden van Ne
derland gedurende de belastingjaren 1935/'36 tot
en met 1939/'40 heeft het Centraal Bureau voor
de Statistiek in de zoo juist verschenen afleve
ring 3/4 van zijn maandschrift eenige gegevens
bijeengebracht.
Hieruit biykt, dat in dit tydvak het laagste
gemiddelde inkomen per aangeslagene valt in
21 van de 42 economische gebieden. Daarop trad
een geleidelijke verbetering in, die in 1939/'40
evenwel vrijwel tot stilstand is gekomen.
Het laagste gemiddelde vermogen per aange
slagene valt voor 38 van de 42 gebieden in
1935/'36. De hierop volgende styging kwam in
1938/ 39 reeds ten einde.
Het gemiddelde belaste inkomen per inwoner
steeg van 1935/'36 op 1936/'37 slechts in vier ge
bieden, van 1936/'37 op 1937/'38 echter in 29,
van 1937/'38 op 1938/'39 zelfs in 41, en van
1938/'39 op 1939/'40 in 27 van de 42 gebieden.
Het aantal gebieden, waarin het gemiddelde
belaste vermogen steeg, bedroeg in deze perio-
slagene valt voor 38 van de 42 gebieden in
totaal.
Bij vergelijking van begin en einde van het
tijdvak, waarover de cyfers loopen, blijkt het
gemiddelde inkomen per inwoner over 1939/'40
in 25 gebieden hooger te zyn dan over 1935/'36;
voor de vermogens is dit in 35 gebieden het ge
val.
Het hoogste gemiddelde inkomen pér inwoner
wordt aangetroffen in 'sGravenhage en om
streken (in 1939/'40 607) en het Gooi en Oos-
teiyk Utrecht (ƒ542), het laagste in de Drent-
sche veenstreken 123)Het hoogste gemid
delde vermogen per inwoner komt eveneens
voor in het Gooi en Oosteiyk Utrecht (ƒ3327)
en 'sGravenhage en omstreken (ƒ3102), het
laagste in de Limburgsche mijnstreek (ƒ336).
Overeenkomstige gegevens voor ieder der 1054
afzonderlijke gemeenten kan de lezer vinden in
de onlangs verschenen statistiek der inkomens en
vermogens in Nederland 1939/'40.
Blauwe Bloemen (1884), Beelden en Stemmen
(1887), Sneeuwvlokken (1888), Rouwviolen
(1889), Blanke Duiven (1895), Diepe Wateren
(1897), Stille Dalen (1898), Najaarsstemmen
(1900), Octoberloover (1903), Bleeke Luchten
(1909), Avondwolken (1911), Mara en Dolorosa
(1911), Verzen (1915), Eenzame Paden (1916),
Late Liefde (1919), Late Rozen (1920), Nieuwe
Verzen (1920), Al onder de boomen (1927), Mor
genrood (1929), Avonddauw (1930), Natuur
poëzie (1930), Kinderen (1932), Wijding (1936/,
Beeldjes uit Vrouwenleven (1938). zy vertaalde
„Les Nuits" van Alfred de Musset, de Portu-
geesche sonnetten van El. Barret Browning,
de Roemeensche balladen van Helène Vacares-
co en den roman La Princesse de Clèves van
Mme. de la Fayette.
Haar prozawerken zyn weinig bekend gewor
den, bij haar gedichten vergeleken. Het zijn de
bundels Kleine Schetsen, Villa Vrede, Verzwe
gen Leed, Zonnejongen, Thea Lelie.
Uit „wijding" mag hier tot besluit het son
net worden aangehaald, waarin de dichteres
verhaalt, hoe zij terugziet op haar eigen leven:
Ik heb geworpen in mün wintervuur
Mijn laatsten lauwer en mün laatsten palm.
Zij vlammen, goud en rood, omblauwd van
walm
Die zal, als wierook, stygen naar 't azuur.
De dorre blaad'ren knett'ren moede en
kalm
Sta 'k bü den haard, kruis de armen stil,
en tuur
Was dit mijn buit van levens avontuur
En rest mü lelie, roos noch korenhalm?
De stormversloeg de rozen, in mijn tuin »-
Een bliksemflits lei de arme schuur in puin
Naar palm en lauwer heeft de nüd gegrist.
O teed're Heiland, die mijn liefde vroeg!
Ik zie Uw oogen door mijn tranen-mist.
Werd ik voor U nu eindlük arm genoeg?
Naar deze gevoelens gegroeid door een leven,
dat bittere desillusies heeft gekend, ruste zij in
den vrede, waarnaar zy verlangde.
Dinsdagmiddag te half drie geschiedt de be
grafenis op „Heiderust" te Worth-Rheden.
Naar men ons mededeelt, is er voor de
genen, die indertyd by het begin van de
aardappelendistributie voldoende voorraden
hadden, dientengevolge geen aardappel-
kaarten kregen en nu ontijdig door hun
voorraden heen mochten zyn, niet veel ver
troosting dan alleen de aankondiging, dat
de nieuwe aardappelen zeer spoedig in dis
tributie zullen komen. Ook zü kunnen dan
aardappelkaarten krijgen.
Er werd op gewezen, dat de moeilykheid, bo
vengenoemd, in den regel als „eigen schuld"
moet worden geboekt.
Toen de aardappeldistributie werd ingevoerd,
is uitdrukkelyk gezegd, dat zy, die over 15 K.G.
voorraad per gezinslid beschikten, niet voor een
aardappelkaart in aanmerking kwamen. Tevens
werd medegedeeld, dat de distributie werd in
gesteld op 1% K.G. per gezinslid per wéék.
Ieder, die nadenkt, kan concludeeren, dat 15
K.G. voorraad bedoeld is voor een tijdsduur
van tien weken. En als men bedenkt, dat de
distributie nog maar acht weken aan den gang
is, is duidelijk, dat, wie nu al door zyn voorraad
heen is, niet goed gerekend heeft. Dat voert
tegelijk tot een tweede opmerking, nameiyk
dat men bij het verbruik van eigen voorraden
niet had moeten vergeten, dat er distributie is
en dat ook de eigen voorraden niet op onbe
perkte schaal behoorden te worden aangespro
ken; aan te nemen is, dat men zulks in vele
gevallen ten onrechte tooh gedaan heeft.
Voorts wordt gezegd, dat sommigen hun eigen
voorraden te hoog getaxeerd hebben en dat
eerst thans bemerkten. Aan te nemen is, dat
dit uitzonderingsgevallen zajn, dooh dan heeft
men in zulke gevallen inderdaad niet verstan
dig gehandeld. En wie voorraden had, welke
dicht bü de minimumgrens lagen, had reden om
dubbel voorzichtig te zün in het gebruik.
Maar hoe kan men verwachten, dat in de
genoemde moeiiykheden tegemoet kan worden
gekomen? Want op geenerlei wijze is thans na
te gaan, hoeveel voorraad er toentertyd werke
lijk was en waar deze voorraad precies geble
ven is, zoodat men niet weten kan, «f men niet
bü een tegemoetkoming de dupe van fraude
wordt. En ten slotte: de distributie van de oude
aardappelen loopt op een eind. Alles bijeen
genomen heeft men niet het voornemen,
thans nog iets nieuws aan de distributie-rege
ling der oude aardappelen toe te voegen.
Aan de dropfabriek „Duzo" van de firma S.
N te Leidschendam is men tot de ontdekking
gekomen, dat gedurende geruimen tyd diefstal
len op groote schaal zyn gepleegd. De hoofd
schuldige bleek de bedrijfsleider P. te zyn,
die de gepleegde feiten heeft bekend.
Ontvreemd zyn voornameiyk die artikelen,
die zich kenmerken door schaarschte, oa.
suiker, stroop, maizena enz. Het ontvreemde
vormt een groote partij van aanzienlyke waar
de. De gestolen artikelen gingen voor fantas
tische prijzen van de hand.
Om de aandacht van zyn malversaties af te
lelden, fingeerde de thans ontslagen bedrijfs
leider zelfs een inbraak in de fabriek. Het
staat nu reeds vrijwel vast, dat een groot aan
tal personen uit Leidschendam, Voorburg en
Den Haag bü de affaire betrokken ls. Het be
treft hier niet alleen diefstal en heling, doch
ook' overtredingen van de distributie- en PriJs-
voorschriften.
Uit een pakhuis te Delft werd Vrijdag ten
nadeele van R. een bakfiets, beladen met 700
kilogram boter, gestolen. De daders hadden een
valschen sleutel weten te bemachtigen. De
recherche is er in geslaagd, de drie daders in te
rekenen, zy bleken te zün de Delftenaren K.,
D. en R.
Zaterdagochtend is de 17-jarlge winkelbe
diende uit Deventer ih een tunnel met zün
fiets gevallen, waarbij hy met zyn hoofd on
der het achterwiel van een zwaren vrachtauto
terecht kwam.
De jongen was vrijwel onnwririeHftk dood.
In het Sint-Antoniusziekenhuis te Utrecht
is Zaterdagmiddag overleden op 64-jarigen
leeftyd dr. L. de Jonge S.J., die den laat
sten tijd verbleef in het Berchmanianum te
Nijmegen. Dr. De Jonge was 16 Juni 1877 te
Amsterdam geboren.
Na enkele jaren op het groot-seminarie te
Warmond, waar hy zich büzonder onder
scheidde, de studies te hebben gevolgd, trad hy
in 1998 toe tot de Sociëteit van Jezus. Ten
gevolge van zyn zwakke gezondheid moest hy
meermalen zyn studies onderbreken. Niettemin
behaalde hy in 1910 aan de Universiteit te
Amsterdam den doctorstitel in de letteren ap
een proefschrift over gedichten van S. Grego-
rius van Nazianze. 8 Sept. 1912 werd hij pries
ter gewyd. Door zyn leeraarschap aan de Col
leges der E.E. P.P. Jezuïeten te Amsterdam,
Katwyk aan den Rijn en Den Haag, heeft hy
grooten invloed uitgeoefend op de wetenschap-
pelyke en geestelijke vorming van velen.
Een groot deel van zyn priesterleven heeft
hy ook doorgebracht met het geven van gees-
telyke oefeningen en retraites. Voor velen is hy
een vertrouwd en bezielend raadsman geweest
In het geestelyk leven.
De laatste jaren is hy vooral werkzaam ge
weest als vice-postulator in de zaak van de
zaligverklaring van zijn roemrijken orde
genoot, den Eerbiedwaardigen S. D. Johannes
Roothaan S.J. In verband daarmee heeft hy
eenige jaren te Rome vertoefd en hier te lande
tal van nasporingen gedaan, welker resultaten
hfi in een werk over het leven van dezen
grooten Nederlandschen Generaal der Sociëteit
van Jezus heeft vastgelegd. Door toedoen van
dr. De Jonge heeft de devotie tot pater
Roothaan in ons land een aanzieniyke ver
breiding gekregen.
Pater dr. De Jonge was hoofdredacteur van
het bekende tüdschrift „Studiën". Hij gaf de
laatste jaren ook les in het Berchmans College
te Nijmegen.
Van zijn vele werken dient nog genoemd te
worden: De Orden der Jezuïeten, welk werk
in drie deelen werd uitgegeven.
De zeereerw. heer W. Nolet, pastoor te Am
sterdam, schrijft ons:
Op den Adelbertsakker te Egmond-Binnen
heeft 25 Juni de jaarlyksche viering plaats van
den feestdag van den patroon van Kennemer-
land. De gezel van Sint Willibrord werkte daar
en werd er begraven in de duinen. Een kerk
werd boven zijn graf gebouwd zóó, dat het
graf het middelpunt was van de kerk. Toen
graaf Dirk de abdij stichtte, bracht hü de re
lieken van den Heilige over naar dat heilig
dom en bij het opgraven ervan ontsprong een
bron, de put van St. Adelbert, die helder water
geeft en waaromheen de geloovigen uit wyden
omtrek bleven gaan om hulp in hun lichamelü-
ken en geestelijken nood. Intusschen was in
922 door den beroemden giftbrief van Karei
den Eenvoudige de plek van het graf, waar
omheen een vesting'was gebouwd, in eigendom
overgegaan aan de Hollandsche graven, Dirk I
en zyn opvolgers.*
Na de stichting van de abdij had de kerk
weinig beteekenis meer. Het groote houten
gebouw verviel, en men bouwde op de plaats
er van een kleine steenen kapel, waar de pel
grims aan hun devotie konden voldoen. Ook
deze kapel verdween in den reformatie-tijd,
maar de put bleef behouden en geloovigen
bleven et heen trekken, zooals die Adriaan van
Westphalen, die in de 18de eeuw in Alkmaar
woonde, en aanteekent, dat zyn vader hem er
als kind reeds heen bracht.
Deze ononderbroken traditie is sinds dertig
jaar weer krachtig opgeleefd, vooral nadat zy
bevestigd was door de opgravingen van den
beroemden archaeoloog, dr. Holwerda. De akker,
waar de sporen der fundeering van de oude
houten kerk in den bodem gevonden zijn, werd
fraai beplant, een openluchtaltaar werd ei®ge
bouwd en jaarlijks komen honderden uit den
omtrek en van verre, om op 25 Juni Adelbert
daar te eeren, en zijn voorspraak voor het
Vaderland en de vaderlandsche Kerk te vragen.
Dit Jaar zal op Woensdag 25 Juni de Hoogw.
Abt van Oosterhout om tien uur de H. Mis op
pontificale wijze opdragen, terwyl het Convent
van de Sint Adelberts-priory te Egmond-Bin
nen op kloosterlijke wijze de liturgische ge
zangen ten gehoore zal brengen. Onmiddellyk
na de H. Mis is een omgang met de relieken
i(van den Heilige over de akker.
Men kan Egmond bereiken, wanneer men
den trein neemt in de richting Alkmaar om
8 uur uit Amsterdam of om 8.06 uur uit Haar
lem. Wanneer men dan te Heiloo uitstapt, kan
men langs een mooien weg een uurtje wan
delen of wachten op den bus, die om 9 uur
uit Alkmaar vertrekt en die stopt aan het
station Heiloo.
Mogqn de deelnemers velen zyn.
Z. H. Exc. Mgr. dr. J. H. G. Lemmens, bis
schop van Roermond, zal a.s. Dinsdag en Vrijdag
geen audiëntie verleenen.
23 juni zal het 61 jaar geleden zijn, dat de
stichter der Jong-Vlaamsche studentenbewe
ging, de dichter Albrecht Rodenbach, op jeug
digen leeftyd stierf. Ter herinnering aan di»
feit zal via den zender Hilversum II hedenmid
dag om 18 uur op de beteekenis van deze figuur
voor de Nederlandsche letterkunde worden ge
wezen door Adriaan van Hees, die aansluitend
een voordracht uit zijn werk zal houden.
Rodenbach was de centrale figuur, met wie
een groote verandering kwam in de Vlaamsche
beweging gedurende de laatste helft van de
vorige eeuw en die in zyn korte leven aan de
toenmaals in Vlaanderen bestaande krachten
leiding heeft gegeven.
Volgens de getuigenis van zyn studievrien
den was hy een betooverende persooniykheid.
In een latere uitgave van Rodenbachs werken
schrijft Cyriel Verschaeve over Rodenbachs
persooniykheid o.a., dat ,-het genie een gave
Gods is aan een volk of aan een tyd, meer nog
dan een persoonlijke gave en waar het volk het
genie gewaar wordt of vermoedt, daar ver
wacht het met eerbiedig ontzag de werking-
die er van zal uitgaan. Onbewust legt het in
dit gevoelen van het voorzlenigheidsplan by
het zenden van genieën onderdanigheid aan
hen en blind geloof aan hun aanwyzingen en
bevelen."
Zoo was het in het klein-seminarie te Roes-
selaers: „Bert Rodenbach had het gezegd", het
gold als een uitspraak van Rome, geen woord,
ook van de meesters niet, kon daartegen op
wegen.