DE HITTE VAN DEN DAG <Kdve*Aaal van den dag Gouden regen Waar drinken goed voor is Postgiro-no's van de Winterhulp Nederland Het kleine, dappere Finland MENDELSSOHN EN Co. Het kleine juk is zwaar 4 MERENTOCHT VRIJDAG 27 JUNI 1941 Bij het baden verdronken QFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERIJ Gouverneur van Algiers in Vichy Keizerlijke petroleummaatschappij in Japan Surséance van betaling geëindigd BEURS VAN NEW YORK Omzet 530.000 shares Clearingkoersen Sovjetgruwelen in Litauen door OWEN RUTTER Dierbare medeöienschen, lezers, het valt niet mee een juk te torsen, zelfs een klein juk, bij de temperatuur die wü thans eindelijk beleven. Weliswaar hebben we zure grapjes of bittere verwenschingen geuit, toen het maar niet recht warm wilde worden, we hebben allerlei veron derstellingen geuit over de vermoedelijke reden, dat het weer zoo koud bleef. En ten slotte, ten minste dit hoop ik, met de Kruisdagen zijn we door de velden getogen, de velden, die nog ver kleumd waren van de late koude, om te bidden voor schoon weder, dat de oogst zou doen rijpen en overvloedig maken. Want een goeden oogst kunnen we altijd gebruiken, al brachten we voorheen ook wel eens wat overdaad naar den mesthoop Maar nu, nee, nu vinden we het toch-te bar, nu het goede schoone zonnige weer eindelijk is gekomen, en we maken ons warm door met klem te betoogen, dat het vandaag warmer is dan gister en dat we ons niet herinneren, dat we het ooit zoo warm hadden. Proost.... een koele dronk smaakt.... U drinkt niet in de warmte, mevrouw, omdat ge dan zoo transpireert, omdat ge er dan glim mend uitziet als een oliebol, omdat het poeder tinmiddels tint: basanée) als modderriviertjes van uw aangelaat afdruipt? Dom, mevrouwtje, dom, erg dom! Ge wils natuurlijk nog betoogen, dat ge het van drinken steeds warmer krijgt, en dat kan wel, als ge doorgaat met nu warmen rhumgrog te drinken, maar daar is nu weinig gevaar voor, omdat mijn vriend de gepension- neerde hofmeester me reeds heeft medegedeeld, dat ik erg zuinig moet zijn met rhum. Er zijn heel veel menschen, die meer.en, dat men het warm krijgt van drinken in dè warmte, en toch berust dit op een volkomen verkeerde waarneming. In dezen tijd, nu het éindelijk echt zomer is, heeft ons goede lichaam, gedul dig bij hitte en koude, allerlei middelen om zich te verweren tegen den invloed van de hooge buitentemperatuur. Want, en dit is een zwak punt van de inrich ting der wereld, hoe warm het ook zijn moge in onze omgeving, het corpus gaat door met verbranding, met het voortbrengen van warmte, en wil die warmte afstaan aan de omgeving: moet die warmte kwijt. Ons Dloed nu, dat goed is voor zooveel karweitjes, neemt voor een deel ook die taak op zich. Vanuit ons warme bin nenste stroomt het door de bloedvaten der huid en geeft daar, zoo mogelijk eh zooveel als noodig is, warmte af aan de omgeving. Door verwijding of vernauwing der huid-haarvaten wordt de doorstrooming van de huid en dus de warmteafgifte geregeld, vandaar alweer, dat we in de warmte de bekende kleur van het ,,vuur- mannetje'' oftewel een uiterlijk alsof we de hel hadden aan te blazen krijgen. Vandaar, me juffrouw, dat uwe interessante bleekheid, zeer geroemd in romantischer tijden, overgaat in een aanminnigen of overdadigen blos. Wanneer echter het verschil in temperatuur tusschen het bloed en de omgevende lucht on voldoende is, dan komt nog een tweede mecha nisme in werking. De, in onze huid gelegen, zweetklieren beginnen te werken, sterker naar mate de temperatuur hooger is. En al mogen we dan in het gezelschap spreken van transpi ratie, in deze, gedecideerd onnette rubriek spreken we van zweeten, en we zijn nog in net gezelschap ook, omdat de Schriftuur geen ander woord gebruikt voor dit regelingsmechanisme der huid. We produceeren door de poriën der huid een waterig vocht, een vocht, dat voor het overgroote deel bestaat uit water. Indien het niet zoo warm was, zou ik u getallen noemen, maar dan zou ik even moeten nadenken, en misschien zoeken, en ik zit te schrijven in een schaduwhoekje van mijnen bescheiden hof, waar de boontjes hun aanminnig en dierbaar bestaan leiden. Alzoo dus, dat waterige vocht, dat ons min of meer duidelijk langs de slapen loopt, heeft met alle waterige vochten de eigenschap ge meen, dat net water ervan kan verdampen, en dit verdampen nu kost veel warmte. Met de hoeveelheid warmte, die noodig is, om één gram water te verdampen, kunnen we vijf gram a$n de kook brengen. Die warmte wordt onttrokken voor een groot deel aan onze huid: daardoor koelt de huid af. Dit nu koelt weer het doorstroomende bloed, en zoo bevrijden we ons lichaam van overtollige warmte. Wanneer we het warm krijgen, transpireeren we en verdampt er water van onze huid. Dat kan een onmerkbare transpiratie zijn, omdat alle afgescheiden zweet dadelijk verdampt, op droogt, of we kunnen inderdaad min of meer in een waterlaagje huizen. In het eerste geval nog voelen we ons koel, in het tweede geval gaan we ons verbeelden, dat we het warm hebben, maar het spreekt wel vanzelf, dat dit „koel" of „warm" aanvoelen eigenlijk maar verbeelding is. Hoe meer we transpireeren, hóe beter het is in zeker opzicht. Maar het wegpoetsen, het voortdurend afdrogen van zweet heeft eigenlijk geen zin: onze huid heeft zich (let op de schoo ne beeldspraak) in het hoofd gezet, dat er vocht moet uittreden door de poriën, dat de huid vochtig moet zijn, en naarmate we nu meer wegpoetsen, produceert de huid meer. Hoeveel water ons lichaam verliest door het transpireeren, is moeilijk te schatten, maar wel staat vast, dat de hoeveelheid ferme plassen kan vertegenwoordigen: eenige liters zijn, in extreemé gevallen, zeker wel te verwachten. Maar wat ons lichaam verliest, zal aangevuld moeten worden, al was het alleen maar, dat onze goede nieren voor hun bloedreinigende taak noodzakelijk water moeten onttrekken aan het lichaam. Om dus den watervoorraad van ons lichaam aan te vullen, om de taak van onze nieren niet te zeer te bemoeilijken, moeten we in de warmte aanmerkelijk meer drinken dan in koelere tijden. Vandaar- dus: gezondheid, wat smaakt dit in de warmte! Wanneer we ons lichaam in de gelegenheid willen stellen, zijn warmte kwijt te raken, dan zullen we ervoor dienen te zorgen, dat een zoo groot mogelijk deel van onze huid inderdaad ir. aanraking komt met de buitenlucht en met de daarin steeds bestaande luchtstroomen, die de verdamping van het zweet en de afkoeling van cle huid moeten bewerken. Daartoe is noodig, dat we ons in dezen tijd onthouden van overtol lige kleeding: hoe minder hoe beter, is het pa rool, en ik wilde daaraan toevoegen, vooral geen gesteven goed, dat de ventilatie enorm belemmert. Wanneer we daarvoor zorgen, is het niet noodig om kunstmatig, tochtige plek jes op te zoeken: in den zomer meer dan ööit staan we, bezweet en wel, bloot aan kou vatten door tocht. Wel kan men natuurlijk in huis een aangenaam ventileerenden luchtstroom opwek ken, wanneer het! gelukt twee deuren of twee vensters, of dergelijke combinaties tegenover elkander open te zetten, maar in een richting dwars op de eventueel heerschende wind richting. Ons lichaam produceert warmte, om in leven te blijven, en soms lijkt het ons al een heel pro bleem, om die minimale warmte kwijt te raken. Moeten we ons bewegen, en nog erger, moeten we zwaar lichamelijk werk doen bij hooge tem peratuur, dan produceeren we nog extra veel warmte. En het vraagstuk der afkoeling wordt moeilijker de te nemen maatregelen voor de luchtigheid van onze kleeding moeten inten siever zijn. Vandaar, beminde lezers, wanneer we in zwart getogen ter begrafenis, of wat aanmerkelijk prettiger is: ter bruiloft tijgen, dan dienen we ervoor te zorgen, dat we in deze def tige en duffe dracht gekleed, steeds op tijd zijn voor tram, trein en autobus. Want moesten we nu gaan draven: we zouden het besterven, en dat verstoort de vreugde die ieder mensch toch eigenlijk wel voelt bij het aanschouwen van de volheid van den zomer. 'Ir. E. NICOLAS De 63-jarige organist Van der W. is bij het nemen van een bad in de Waal bij Druten ver dronken. WinterhulpNederland,DenHaagno.5553 Als bank der Winterhulp Neder land is aangewezen de Kasveree- niging N.V., Amsterdam no. 877 Stort op 5553 ot 877 Ce brengt geluk in veler leven In de proclamatie van den Führer en de nota van den Duitschen rijksminister Von Ribben- trop heeft men kunnen lezen, met welk een cynisme Sovjet-Rusland zich bedreigd ver klaarde door 't kleine Finland en van Duitsch- land eischte, dat het een nieuwen aanval op Finland welke een geheele bezetting en an nexeering van het land der duizend meren tot doel zou hebben, goedkeuren moest. Duitschland heft kort en krachtig neen ge zegd en het bolsjewistische voorwendsel, als zou het kleine Finland het machtige Russische rijk bedreigen, als belachelijk gekenschetst. En. zoodoende ziet men thans de Finsche hel denscharen opnieuw onder de wapenen. Tegelijkertijd meldt een Tass-bericht uit Moskou, dat tusschen Moskou en Engeland een volkomen overeenstemming tot stand is geko men. Mgr. Cobben, Roomsch-katholiek bisschop in Finland, zond in December 1939 den volgen den noodkreet uit: „Nu er over de geheele wereld een golf van verontwaardiging gaat over den iaffen overval der Russen op het kleine Finland, nu duizen den slachtoffers vallen en het Finsche volk ge dompeld wordt in een zee van lijden en ontbe ring, durf ik een beroep te doen op het ka tholieke volk om een kruistocht te organiseéren van geestelijke en materieele hulp voor de heldhaftige Finnen. Zij lijden en bloeden, om dat zij geen slaven willen zijn van het godde- looze bolsjewisme. Zal Finland alleen blijven staan in den strijd voor de westersche en christelijke beschaving? Europa, let op uw zaak, want het gaat hier niet alleen om Finland, veel verder gaan de aspi raties dezer vijanden van godsdienst en be schaving. Moge de sympathie voor onze zwaar beproefde geloofsgenooten in het hooge noor den, voor het geheele Finsche volk een sym pathie zijn van innig gebed en rijke gaven." Deze ontroerende oproep vond in de géheele wereld weerklank, ook in Engeland en Ame rika. In Duitschland zag men den Sovjet-Russi- schen aanval op Finland met droefenis, doch 't non-agressiepact bond de handen. Men moest Sovjet-Rusland zijn gang laten gaan. Maar dit gold niet voor Engeland en Ameri ka. Deze twee machtige landen, die zoo'menig woord voor het recht der kleine staten gespro ken hebben, konden iets doen. Laat ons nog even de bladen van dien tijd opslaan (30 November 19391 Januari 1940). Vooreerst was in Engeland en Amerika de verontwaardiging ontzaglijk diep en groot. Dat begon op 30 November en eindigde op den dag, toen Finland den o-ngelijken strijd moest op geven. Die verontwaardiging was een loffelijk en veelbelovend begin. Finland laafde zich er aan. Het bad reeds zoo lang in den Engelschen koers gevaren. Het rekende op zijn Angel-Saksische vrienden. En Amerika en Engeland zwegen niet. Vooreerst Amerika: President Roosevelt, die reeds menig woord naar Europa gekabeld heeft, nam cok voor dit doel een telegraafkabel in ge bruik. Ter gelegenheid van den 22sten verjaar dag van Finlands onafhankelijkheid kreeg de Finsche president Kallio een heel mooi telegram, waarin de Amerikaansche president zijn groote achting voor het „Finsche volk betuigde en de ernstige hoop tot uitdrukking bracht", dat „deze tragische dagen binnen niet te langen tijd zul len plaats maken voor een gelukkiger tijdperk om hef Finsche volk in staat te stellen, onge stoord de gestadige ontwikkeling voort te zetten van zijn vrije politieke en sociale instellingen." Voorts gaf de president aan de wapenfabrikan ten zijn „hoop" te kennen, dat de wapenfabrikan ten „rekening zouden houden met de politiek der Amerikaansche regeering, die het ongepro- voceerd bombardeeren van burgers veroordeelt". De Amerikaansche pers, rijk in het uitvinden Motorbrandstof en vaste brandstof voor dorschwerkzaamheden in het aanstaande dorschseizoen, alsmede aanvragen van motorbrandstof voor bepaalde werkzaamheden in den tuinbouw. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt het volgende bekend: Aanvragen om vergunning tot het koopen en verbruiken van motor brandstof en vastg brandstof voor bovengenoemde doeleinden moeten uiterlijk 10 Juli a.s. worden ingediend bij de plaatselijke bureauhouders der Provinciale Voedselcommlssarissen, waar de bedrijven staan inge schreven, pp formulieren, die bjj de plaatselijke distrib'utiediensten ver krijgbaar zijn. Teneinde teleurstelling te voorkomen, leze men duidelijk de op de formulieren aangebrachte toelichting, of vrage men in geval van twijfel advies bij de distributiediensten of de plaatselijke bureauhbuders. De brandstof moet aangevraagd worden door het betreffende bedrijf, ongeacht, of dit bedrijf zelf over den motor beschikt, dan wel met een loondorseher of coöperatieve dorschvereeniging werkt. In het laatste geval moet het bedrijf eerst een overeenkomst met den betreffenden loondorseher of vereeniging aangaan en zich overtuigen, met welke kracht zal gewerkt worden. Indien gedorscht kan worden met behulp van een electromotor, hetzij met eigen of met dien van een loondorseher, of dorschvereeniging, mag geen brandstof worden aangevraagd. Indien gedorscht wordt met een benzine-motor, moet de aanvrage «geschieden op eert rose B 1-formulier. Indien gedorscht wordt met een petroleummotor, moet de aanvrage geschieden op een blauw P 1-formulier. Indien gedorscht wordt met een gasolie- (donkere olie-) motor, moot de aanvrage geschieden op een groen D.O. 1-formulier. Indien gedorscht zal worden met een gasgenerator-motor, moet vaste brandstof aangevraagd worden op een wit v.B 1-formulier. Verder bestaat nog de mogelijkheid, dat met behulp van een locomo biel wordt gedorscht In dat geval kan evenals bij een gasgenerator motor, gebruik gemaakt worden van een vaste brandstof- dus een wit V B. l-formuüer waarop in plaats van den naam van den houder van den motor de naam van den houder der locomobiel worde ingevuld. Met nadruk wordt erop gewezen, dat elke vergissing in het gebruik der juiste formulieren, alsmede het maken van fouten bij de invulling aanleiding geeft tot groote vertraging in de behandeling, zoodat het dringend noodig is, eerst deze bekendmaking rustig te bestudceren, als mede de toelichting op de formulieren, alvorens tot invulling over te gaan. Voor Werkzaamheden in den tuinbouw komen alleen besproeien van kassen en ramen, en, voorzoover niet reeds verstrekt, bespuiten met be strijdingsmiddelen in kassen en warenhuizen in aanmerking. Voor het aanvragen van motorbrandstof voor bemalen is noodig, dat men bij de aanvrage overlegt een verklaring van den cultuurtech- nischcn dienst in Utrecht. ALLEEN OP ZONDAGEN nieuwe attractie, gelegenheid tot zwemmen, baden, enz. Afvaart SLOTERKADE, half elf, REEDERIJ ZWAAG, Tel. 26541 Gravin de Faubourgh had de knappe dame, die in hetzelfde hotel logeerde als zij, al meer malen aandachtig gadegeslagen. Zij herkende pertinent in haar het boeiende type van een geboren aristocrate, die volkomen de kunst ver stond zich zoo te gedragen als haar omgeving noodzakelijk maakte. En gravin de Faubourgb hield uitermate van dit genre, omdat ook zij een ingeboren afkeer had van alle stijve conventie en onwezenlijke omgangsvormen. Van haar ka menierster was zij te weten gekomen, dat de dame in kwestie Geneviève de la Rouchère heette en echtgenootewas van een vooraanstaand za kenman. Of ze inderdaad van voorname af komst was, was haar niet met zooveel woorden medegedeeld, maar in dit opzicht vertrouwde de gravin op haar waarnemingen. Zoo was het de gravin in het geheel niet on welgevallig, toen op een middag madame de la Rochère dp het fraai» hotelterras een gesprek met haar aanknoopte, dat zoo afwisselend en zoo charmant was, dat eerst de bel voor het diner er een einde aan maakte. 'tWas den heeren heusch niet kwalijk te ne- mln, dat zij op hun ochtendwan- jj I deling langs den - i boulevard even - r langer dan de j .IVUlCJ goede manieren. gedoogen, hun i blik gevestigd hielden op twee dames, gekleed in een met verfijnden smaak gemaakt wandelcostuum. Eensklaps deed een der dames, madame de la Rouchère, een paar pasjes terzijde en bracht met een verrukt gebaar haar hand vooruit. „Dag, Henri! Dat is waarlijk een verrassing, jou hier te ontmoeten. Hoe komt het eigenlijk wel, dat jij in de Riviera toeft? Ik dacht dat je in Parijs was. Maar excuseer, laat me je eerst even aan deze dame voorstellenmr. Henri Buvallergravin Faubourgh." Over en weer werd „heel aangenaam" gezegd waarop Henri Duvalier den dames verzocht met hem een kopje koffie te willen drinken, een uit- noodiging, welke niet dan na eenig tegenstrib belen werd aanvaard. Toen moest gravin Fau bourgh erkennen, dat de kennissen van madame de la Rochère minstens even interessant waren als zü zelf. Henri Duvalier zag er uit om door een ringetje te halen en was een vlot, maar bovenal amusant causeur, die het gezelschap met zijn gevatte opmerkingen uitstekend wist te vermaken. Eenige dagen later het weer leende zich allerminst tot een wandeling zaten de beide dames weer bijeen in de tuinzaal van het res taurant. Een onverwachte wending in het ge sprek bracht Henri Duvalier in het geding. „Nu we het toch over hem hebben, wil ik u iets zeggen, dat u'wel eenigszins zal ver bazen." Geanimeerd zag madame de la Rochère de gravin aan. „Zoo? Laat maar 'ns hooren." „Toen u Henri gisteren ontmoette, heeft u klaarblijkelijk gesproken over het bal-cham- pêtre, dat u van plan was morgenavond bij te wonen." „Dat kan wel zijn. En wat zou dat?" „Het heeft hem wel eenigszins teleurgesteld, dat u daar met een ander heen ging. Ik weet niet, waaraan hij het recht ontleende tot het maken van deze opmerking, maar hij heeft het mij precies zoo gezegd." De gravin trok even met haar wenkbrauwen. „En weet u, wat die naïeveling nu van plan is?" Even zweeg madame de la Rochère en observeerde haar tafelgenoote scherp. Dan ver volgde ze fluisterend: „Hij wil morgenavond, kort voor u Zich naar de soirée denkt te begeven, bij u inbreken en uw baltoiletten rooven, zoodat u niet uit kunt gaan! Eigenlijk had ik dat krijgsplan voor u geheim moeten houden, maar van den anderen kant wil ik u toch een onaangename sensatie, die eigenlijk niets te beteekenen heeft, besparen Ik zou u willen adviseeren: gaat u rustig op^ die comedie in. Henri brengt u den volgenden dag uw japonnen immers toch' weer terug!" Voelde gravin Faubourgh aanvankelijk niet veel voor dit denkbeeld, allengs helde ze er toch naar over. En zoo wachtte ze den volgenden avond met ongeveinsde 'belangstelling op de din gen die komen zouden. Hoe zeker ze ook was van Duvalier's komst, toch schrok ze wei even, toen een gemaskerde man haar kamer binnen drong. Onmiddellijk richtte hij een revolver op de gravin en beval: „Draait u zich oogenblikkelijk om, madame. Waagt u niet om hulp te roepen, want dan zal ik geen moment aarzelen van mijn vuurwapen gebruik te maken!" Gedwee volgde het „slachtoffer" het bevel op, en hoorde, hoe hij achter haar rug de kas ten opende en daar eenigen tijd in rond zocht. Dan verdween hij even schielijk als hij gekomen was. Het volgende oogenblik hoorde zij op de gang een oorverdoovend lawaai, besloten met een hartstcchtelijken woedenden schreeuw. Twee mannen hadden den „isbreker" gevat en hem zijn buit afhandig gemaakt. „Ik kan u niet zeggen, Edelachtbare," ver klaarde de gravin later voor het gevecht, „hoe blij ik was eenige voorzorgsmaatregelen te heb ben genomen. De gedachte, die madame de la Rochère mij ontvouwde, heb ik aanvankelijk als bijzonder oorspronkelijk gewaardeerd. Ik be sloot toen de comedie te vervolmaken en be trok twee vrienden in mijn plannetje. Zij zou den zich op de gang verdekt opstellen en Henri Duvalier bij het verlaten van mijn kamer op hun beurt mijn toiletten ontnemen. Ik voelde er niets voor die soirée ter wille van zoon naïeveling mis te loopen. En zie, de verliefde Henri heeft zich zoo vergist, dat .hij inplaats van mijn japonnen mijn juweelen meenam. En hoewel mijn vrienden vanzelfsprekend daar ook niet op bedacht waren, geloof ik wel, dat ze zich met meer plezier dan anders van hun opdracht hebben gekweten!" Met Henri Duvalier, die een geroutineerde hoteldief bleek te zijn, werd madame de la Rochère als zijn echtgenoote en medeplichtige ontmaskerd, en veroordeeld. (Nadruk verboden) van treffende titels, noemde dit het „moreel em bargo" over Sovjet-Rusland. De Sovjet-Russische volkscommissaris Molotof heeft nooit de kracht gevonden, od dit alles een woord terug te zeggen. En nu Engeland: Daar zeide Lord Halifax in het Hoogerhuis op 5 December 1939: „Het Britsche volk is diep geschokt door de omstandigheden van den Sovjet-Russischen aan val en het heeft een diepe bewondering voor den schittei enden weerstand der FinnenHet is een algemeen veroordeelde en niet te veront schuldigen daad van agressie door een van 'le( grootste naties op een van de kleinste, hetwelk echter op een hoog beschavingspeil staat. Open steden zijn gebombardeerd, vrouwen en kinderen zijn verminkt en gedood, onder het voorwendsel, dat een land van nog geen 4 millioen menschen vijandige plannen had tegen een van 180 mil lioen. Wegens dat conflict is een beroep op den Volkenbond gedaan en het standpunt der Britsche regeering zal in de zitting van de as- sembiée uiteengezet worden En te Genève was het raak. Na een aantal redevoeringen nam de Volkenbondsraad op 15 December met 40 stemmen voor en 9 blanco een resolutie aan, waarin Sovjet-Rusland uit den Volkenbond gestooten werd. Ook deze slag is door Sovjet-Rusland nooit gepareerd. De bewoordingen der resolutie, waarbij Sovjet- Rusland uit deze EngelschFransche volkeren gemeenschap werd uitgestooten, waren dan ook vernietigend. Voorts lezen wij van 30 Britsche vliegtuigen, die naar Finland gezonden zijn, en vonden wü rapporten over Fransch geschut, dat eveneens ter hulp werd gezonden. Dat waren kanonnen uit den oorlog van 1870/71, met elk 20 granaten, om er mee te schieten. En dan eindigt de geschiedenis. Finland móest toegeven en Duitsche bemiddeling zorgde voer zooveel mogelijk verzachting. Resumeerend moet men zeggen, dat Finland niet veel aan de hulp van Brittannië en zijn vrienden gehad heeft. Ma^r onmacht om wezen lijk te helpen kan een verontschuldiging zijn. In één ding echter konden, zooal niet de Fin nen, dan toch wel de Engelschen en Amerikanen blijven gelooven, namelijk dat de genoemde diepe verontwaardiging echt was, dat al die goede en treffende woorden hartelijk gemeend waren en dat het Volkenbondsbesluit de moreele overtuiging van de eigen volkeren en de eigen regeeringen uitmaakte. De Volkenbond vertegen woordigde de meest christelijke overtuiging der genoemde machten, dat elke niet geprovoceerde agressie met de beschaving in strijd is, dat de leden van den Volkenbond met den bedrijver daarvan nooit of te nimmer aan één tafel wil len zitten, en dat dit de onverwoestbare, eeuwige principes van gerechtigheid en moraal, die deze volkeren bezielen, tot uitdrukking brengt. Gelijk gezegd: Finland geloofde er niet meer aan en is in Duitschen koers gaan varen. Thans staan de Finnen en de Duitschers schouder aan schouder. - - Maar de Volkenbondswereld. Deze geloofde er aan. Althans de volkeren der volkenbondsmach ten geloofden er aan, de mannen, de vrouwen, de jeugd. En nu! Sovjet-Rusland pleegt (zie de 4 eischen van Molotow) nog onbeschaamder agressie tegen Finland, tevens tegen Roemenië en Bulgarije en in principe ook tegen Turkije, dan in December 1939. En nu telegrafeert men uit Moskou, dat Engeland en Sovjet-Rusland het volkomen eens zijn geworden. De eenheid is dus tot stand gekomen cp het minimum der 4 eischen van Molotow. VICHY, 26 Juni (S.P.T.). De gouverneur- generaal van Algiers, admiraal Abrial, is, ver gezeld van zijn kabinetschef, in Vichy aangeko men, waar hij met de regeering een reeks pro blemen, die met het bestuur van Algiers in verband staan, zal bespreken. Hij zal slechts eenige dagen in Vichy blijven. TOKIO, 26 Juni (D.N.B.) Naar Domei meldt, wil men in Japan tegen September een „Kei zerlijke petroleummaatschappij" oprichten, die toezicht moet houden op de productie en distri butie van petroleum in Japan. De pers herinnert er in dit verband aan, dat de regeering er naar streeft, het Groot-Aziati sche economische gebied tegen bedreigingen van buiterfaf te beschermen en het Japansche eco nomische leven te veranderen in een door den staat gericht organisme, waarbij dc tot dusverre toegepaste liberale beginselen worden opgege ven. Naar wij vernemen, is de beschikking d.d. 18 Juni j.l. van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, waarbij het door de firma Men delssohn en Co. aangeboden acccord is'gehomo logeerd, in kracht van gewijsde gegaan. Daarmede is dus de surséance van betaling dezer firma alsmede van haar beheerende ven- nooten geëindigd. NEW-YORK Air Reduction Allied Chem American Can American Radiator Amer Rolling Am. Smelting Am. Sugar Refining Amer Tel Tel Am. Tobacco B Am Waterworks Anac. Copper Atchls Topeka Ba ld wip Locomotive Baltim. Ohio Bethlehem St Canada Pacif Com Irivestm J. L Case Ches Ohio Chicago Rock Isl. Chrysler Corp Cons Edison Delaw Huds Detroit Edison C. Dupont d'Nem Eastman Kod Gener Electric Gen Foods Crp Gen Motors Goodyear Tvr Hudson Motor int. Harvester Intern Nickel International Paper Int Tel a Tel Kenn Copper Mack Trucks Incorp. Montgomery National Biscuit Co N. 7 Central Norfolk Western Nord Amer n a Northern Pacific Packard Pennsylvania Proctor Chamble P Serv of N.J Pullman Incorporat. Pure Oil Company Radio Corp. Reading Company Republic Steel Revn Tobac B. Sears Roebuck Shell Union Oil Soconv-Vac Southern Pacific Southern Railway Standard Brands St. Oil N.-Jer? Texas Gulf Sulphur TV. Fox Film Union Carbon Union Pacific Unit. Aireraft United Corpor. United vri'i" Un. States Ind. Ale Un. St. Rubber Un. St Steel Un St. Steel pr Western Union Westing house Woolworth laten.v t ex-dlv„ S WISSELKOERSEN NEW YORK 26/6 Slotte Slotte 26/6 25/6 42 41% 153 152% 82 84 6% 6% 14% 14 41 42 16% 16% 156 156 69% 68% 4% 4% 27% 27% 29% 29% 15% 15% 3% 3% 74 73% 3% 3=4 29% 29% 60 61% 37 36% 57% 57% 18% 18% 11% 11% 21 Vat 22 155 154 134% 133% 32% t 32% 36% 36% 38% 38% 17% 17% 3% 3 50% 50% 25% 25% 14% 14% 2% 2% 37%' 38% 30 29% 34% 34% 16% 16% 12% 12% 197 196 12% 12% 6% 6% 2% 2 Va 23% 23% 58% 57% 21% 21% 27% 26% 9 9% 3% 4 14% 14% 19% 19% 32 72% 72 14%' 14% 9 11% 11% 12% 13 5% 5% 40% 40"% 35% 35% 5% 71% 80% 80% 40 39% 65% 65 24 24% 23% 23 57% 56% 119 25% 94% 9414 29% 29% ex-recht ex Slotk 24/6 41% 152 83% 6V4 14 41% 16% 156% 69% 27% 29 3% 73% 3% 29% 36% -% 57% 18% 10% 21% 15314 13314 3214 36% 38% 17% 3 49% 25% 14% 214 29% 35 16% 12% 196 12% 6% 2% 23% 56% 28% 9% 3% 14% 19% 31% 71% 14% 11% 12% 5% 39 7 a 35% 5% 70% 80% 39% A 65% 24% 23% 56 118% 24% 93% 29% -coup. Slotk 23/6 42 152 85 6% 14% 42% 16% 158% 69% 4% 27% 29 15% 72% 3% 29% 61 36% 58% 18% 10% 22% '154 133% 32% 36% 38% 17% 2% 50% 26% 14% 2% 37% 28% 36% 16% 12% 195 12% 6% 2% 23% 57 21% 27% 9% 4% 14% 19% 31% 72% 14 9 11%' 12% 5% 40 35% 5% 71% 80 39% ft 65% 24% 22 57% 119% 24% 94% 29 r pied. A'dam c. Londen Parijs Berhin Brussel Rome Madrid Zwlteerl Zw. vrii 4.03% 2.34 40.05 5.26% 9.25 23.21 23.24 25/6 Weenen 4.03% Stoekb 2.31 Montreal 40.05 Mntr.Lnd B. Aires P 5.26% B.Aires t 9.25 York c. 23.21 Shanghai 23.24 26/6 4.75% 23.86 88.00 4.58% 29.78 23.75 23.45-8 5.54 25/6 4.75% 23.86 88.25 4.57 29.78 23.75 23.45-8 5.54 's-GRAVENHAGE. 26 Juni. Koersen voor stortingen op 27 Juni 1941 tegen verplichtingen luidende in: Belga s 30.1432. Zwitsersche francs 43.56. Fransche francs 3.768. Lires 9.87. Deensche kronen 36.37. Noorsche kronen 42.82 Zweëdsche kronen 44.85 Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42. Dinar (oude schulden) 3.43. Dinar (nieuwe schulden4.23. Turksche ponden 1.45% Lewa 2.30 Pengö (oude schulden) 36.519 Fengö (nieuwe schulden) 45.89. Zloty (oude schulden) 35.00. Zloty (nieuwe schulden) 37.68 Lei 1.28 STOCKHOLM, 25 Juni. (D.N.B.)Onder het opschrift: „Zeventienduizend Litauers gedepor teerd, vreeselijke wreedheden in de Litausche gevangenissen" publiceert Stockholms Tidnin- gen een uitvoerige beschrijving van de toestan den in Litauen. De gevangenissen, zoo schrijft het Zweedsche blad, waren op vele plaatsen zoo vol, dat de menschen liggen noch zitt*n konden. De meesten hunner zullen door de onmensche- lijke behandeling, die zij hebben ondergaan, voor hun leven Invalide blijven. De Sovjets hadden het plan, aldus het bericht verder, ongeveer 60.000 Litauers uit alle igen der bevolking en uit alle beroepen naar Siberië te deporteeren. Zeventienduizend waren op 16 en 17 Juni reeds weggezonden, de rest zou op 24 en 25 Juni ge transporteerd worden. Naar uit een andere beschrijving van Stock holms Tidningen blijkt, waren de Litauers, on der wie zich oude vrouwen en kinderen bevon den, in veewagens verzonden. Twee dagen bleven zü daarin zonder eten of drinken opgesloten. De Sovjet-Russen hadden de Litauers uitgenoo- digd dienst te nemen in het bolsjewistische le ger en bij de vloot, hetgeen slechts ten doel had de valide mannen 'bijeen te brengen en eveneens naar Siberië te transporteeren. Onder de weggezondenen bevonden zich bèhalve offi cieren ook dokters, ingenieurs, grondbezitters en zakenlieden. Van de boeren wareif zonder reke ning te houden met den omvang van hun boer derij bepaalde hoeveelheden graan, boter etc. geëischt. Wanneer de geëischte hoeveelheden boven hun leveringscapaciteit uitgingen, werd dat als sabotage uitgelegd en werden de boe ren terstond doodgeschoten. Op hun vlucht zou den de bolsjewisten de waterleidingen vergiftig0 hebben. 42 (Nadruk verboden) Alsof het zoo zijn moest, bevond Jeludin zich ofc zijn uitkijktoren toen de Bajaus Noreen ont moetten. Wat hij daar deed? Wie zal het zeggen? Misschien droomde hij daar wel van zijn toe komstig rijk in de bergen. En terwijl hij daar de vlakte over stond te kijken, zag hij in de verte twee van zijn mannen naderen met Noreen. Trots al zijn onverstoorbaarheid moet hij toch wel lichtelijk verbaasd gestaan hebben, toen hij die meisjesgestalte daar in de verte zag naderen. Hij kan onmogelijk lang behoeven ge twijfeld te hebben, om te achterhalen wie het was. Er stonden toen twee wegen voor hem open- Haar opwachten, of haar tegemoet gaan. Wat hem ertoe dreef haar tegemoet te gaan, zal wellicht niemand ooit te weten komen. Het kan een drang tot vriendelijkheid zijn, die een gastheer er toe drijft zijn bezoeker tegemoet te gaan, dien hij op den weg ziet aankomen^ in plaats van te wachten, totdat hij aan de voor deur klopt of belt. Het kan ook zijn, dat hij geen vreemdelingen in zijn fort wilde hebben. Ofwel, hij wenschte te vernemen wat Noreen te vertellen had, zonder dat de Dayang er iets van hoorde. Ik voor mij geloof wel, dat het ge woon nieuwsgierigheid is geweest. In ieder geval, Jeludin ging Noreen. tegemoet: alléén; zonder Sabtu zelfs. Bij een bamboegroep je bleef hij staan wachten. Toen zij hem bereikte was hij zich volkomen meester. Hij groette haar, zooals hij haar bij de vorige gelegenheid gegroet had, alsof hij •eiken dag dames in Trusmadl ontving. Hij vroeg haar niets. Het was alsof zij hier bij elkander gekomen waren, om eens wat te praten. Tot zoover gingalles dus goed. Noreen had Jeludin alleen. Dat was, wat zij op deeerste plaats had willen hebben. De Bajaus bevonden zich een eindje verder, maar overigens was er ook geen levende ziel. Sabtu was er niet en, wat wél zoo aangenaam was, de Dayang was er ook niet. Noreen voelde, dat het geiuk met haar was. Alhoewel zij in de Maleische manieren vol doende geschoold was, liet zij ditmaal toch het langdradige concentioneelé aanloopje maar weg en viel ongeveer met de dear in huis: „Ik ben van de kust gekomen, door de jungle, om over ernstige zaken te spreken," zeide zij tot hem. „Is het geoorloofd den Tunku alleen te spreken?" Zij wierp een blik op de twee Ba jaus Jeludin zond hen weg. „Spreek, Futrah Futeh," zeide hij. En toen, in de schaduw van de groene bam boe, begon Noreen voor Max' vrijheid te pleiten. Zü begon met erop te wijzen, dat Jeludin er niets mede kon winnen, wanneer hij Max ge vangen hield. Wat er ook mocht gebeuren, de Prentah zou het fort aanvallen. De Gouverneur zou niet met zich laten spotten. Hij zou geen onderhandelingen beginnen. Jeludin zou kunnen dreigen, dat hij zijn gevangene zou dooden, de Prentah zou zijn gang gaan. Wanneer Jeludin zijn bedreiging ten uitvoer bracht en de aanval zou mislukken ,dan zou hij nog niets gewonnen hebben. Gelukte de aanval, dan zou hij veel verliezen, daar de straf voor hem en zijn aan hangers dan des te grooter zou zijn-. Als het noodig was, zou dc Prentah zijn officier opof feren, maar voor dit offer zou voldoening ge- eischt worden. Dat was tamelijk duidelijk gezegd, maar Noreen begreep, dat liet er vooral op aankwam, dat Jeludin zou begrijpen, dat hij er niet op hoefde te rekenen, dat men met hem zou onder handelen, of liij Max dan ook al hield of niet. Het onmiddellijk effect was, dat Jeludin da delijk op zijn teenen getrapt was. Alleen het idee al van een nederlaag was hem onverdragelijk. „De Prentah zal het fort nooit kunnen ne men," merkte hij hooghartig op. „Het is onneem baar, evenals Jeludin onkwetsbaar is." Noreen had erop gerekend, dat hij dit zou zeggen; dit was Juist het begin, dat zij gewenscht had. „Het is mogelijk, Tunku," zeide zij. „En als iemands beenen gezond zijn, heeft hij dan een kruk noodig? Wanneer zijn zolders en schuren volgestapeld liggen, moet hij dan nog naar de markt gaan om rijst? Tunku wordt genoemd, de Tijger van Allah. Is het niet passender, dat hij zijn gevangene laat gaan en dan van zijn macht laat blijken, door den Prentah terug te drijven tot aan de zee? Zal de Tunku op die manier niet veel meer faam verwerven, dan dat hij den aanval van den Prentah zoekt te voor komen met de vrijheid terug te geven aan mijn broer?" Zij wachtte een 'oogenblik, om dit argument eerst te laten verwerken. Toen voegde zij er zachter aan toe: „En wanneer de zaken ver keerd zouden gaan en Allah besluiten mocht, dat Tunku niet zal slagen, zal hij zich bij den Prentah tenminste een verdienste verworven hebben, door uit vrije beweging mijn broeder vrijgelaten te hebben." Ik had er een lief ding voor willen geven, wanneer ik achter die bamboe had kunnen staan luisteren naar Noreen's pleidooi. Ik had maar al te vaak gehoord, hoe Noreen pleitte, voor iets waar zij haar zinnen op gesteld had. Zoo neergeschreven zijn de argumenten van Noreen steenkoud. Maar gesproken door haar diepe stem, moest er iets doordringends in liggen. Zij had de rede aan haar züde. Ieder argument op zich was redelük. Maar dit alleen zou voor Jeludin niet genoeg zyn geweest. Men dient te bedenken dat zü een vrouw was en hij een man. Het was haar persoonlükheid tegen de züne. En trots al zijn haat tegen het Gouvernement, trots al zün vurigen ijver voor zü'n zaak, trots al zün droomen van Gouden Regen was Jeludin slechts een mensch. Hü bleef een man en betere mannen dan hü hebben al moeten zwichten voor het pleidooi van een vrouw. Zü moet hem büna zün voorgekomen als een wezen van een andere wereld. Ik had daarop ook gewezen, toen ik den Gouverneur verzocht had, haar te laten gaan. Maar wie zal zeggen, dat hü terwül zü daar, stuk voor stuk, haar argumenten aan haalde en verdedigde om zü'n wil te breken wie zal zeggen, dat hü toen ongevoelig was voor haar blank gelaat, haar bruine oogen, haar ge krulde oogwimpers? Doch hü liet haar haar gang gaan. Was het doordat hü haar bewon derde om het karweitje, dat zü ondernomen had? Was het de sympathie, die hü voor Max koesterde? Maakte het argument, dat het hem wel eens voordeel kon opleveren, wanneer hü Max losliet, voor het geval zijii» onderneming faalde, indruk op hem. Of vertrouwde hij in derdaad, en dat meen ik, vooral te mogen ge looven op de kracht van den tijger om ons naar de zee te drijven? Misschien was het een zoowel als het ander oorzaak, dat hü op slot van zaken zeide: „Het zal gebeuren zooals -ge wenscht, Putrah. Uw broeder zal vrij zün. Wacht hier op hem, en hij zal naar U toekomen." VoOrdat zü een woord van dank had kunnen zeggen, had hü zich' omgekeerd en schreed in de richting van het fort. Nadat hü het fort was binnengegaan, moet hij recht naar de hut gegaan zün, waarin Max verbleef en niet eerst naar zün eigen huis. Max, die niet anders dacht, dan dat Noreen in Elopura zou zitten, was op dit oogenblik bezig een paar groeven te nemen Hassan. Plotseling zag hü Jeludin voor zie staan. Zelfs op dat oogenblik kon Jeludin niet na laten in beeldspraak te spreken. „Wanneer de fuiken openstaan, kunnen visschen eruit zwemmen," zeide hü. „Ga. 1 wan en dat Allah met U zij. Uw zuster wari op de vlakte. Haast U. De poorten van het i° staan open en niemand zal U beletten heen gaan." -eg- Toen ging hij weg, voordat Max iets kon Max was een oogenblik bepaald de kwüt. Zijn eerste gedachte was, dat Je een grapje met hem gemaakt had. Maar[,C)Cu wachten hadden ,hun bevelen gekregen. hij eenmaal zekerheid had. laat het jen. grijpen, dat hij er geen gras over liet g' Zijn eenige vrees was, dat Jeludin nog )iet meening zou veranderen voordat hü bui e fort was. M t pun Terloops waarschuwde hij Ausop. i Bajaus tweeën gingen zij door de poort. De«n. zagen hen gaan, zonder dat zij eraan ^gen hen tegen te houden. Zij vonden Nore®"ar pet gingen ze met hun drieën op weg kamp, waar Simang en Si Kusau wac (Wordt vervol«d»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 2