DE HITTE VAN DEN DAG
<Kdve*Aaal van den dag
Gouden regen
Waar drinken goed
voor is
Postgiro-no's van de
Winterhulp Nederland
Het kleine, dappere
Finland
MENDELSSOHN EN Co.
Het kleine juk is zwaar
4 MERENTOCHT
VRIJDAG 27 JUNI 1941
Bij het baden verdronken
QFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Gouverneur van Algiers
in Vichy
Keizerlijke petroleummaatschappij
in Japan
Surséance van betaling geëindigd
BEURS VAN NEW YORK
Omzet 530.000 shares
Clearingkoersen
Sovjetgruwelen in Litauen
door OWEN RUTTER
Dierbare medeöienschen, lezers, het valt niet
mee een juk te torsen, zelfs een klein juk, bij de
temperatuur die wü thans eindelijk beleven.
Weliswaar hebben we zure grapjes of bittere
verwenschingen geuit, toen het maar niet recht
warm wilde worden, we hebben allerlei veron
derstellingen geuit over de vermoedelijke reden,
dat het weer zoo koud bleef. En ten slotte, ten
minste dit hoop ik, met de Kruisdagen zijn we
door de velden getogen, de velden, die nog ver
kleumd waren van de late koude, om te bidden
voor schoon weder, dat de oogst zou doen rijpen
en overvloedig maken. Want een goeden oogst
kunnen we altijd gebruiken, al brachten we
voorheen ook wel eens wat overdaad naar den
mesthoop
Maar nu, nee, nu vinden we het toch-te bar,
nu het goede schoone zonnige weer eindelijk is
gekomen, en we maken ons warm door met klem
te betoogen, dat het vandaag warmer is dan
gister en dat we ons niet herinneren, dat we
het ooit zoo warm hadden. Proost.... een koele
dronk smaakt....
U drinkt niet in de warmte, mevrouw, omdat
ge dan zoo transpireert, omdat ge er dan glim
mend uitziet als een oliebol, omdat het poeder
tinmiddels tint: basanée) als modderriviertjes
van uw aangelaat afdruipt? Dom, mevrouwtje,
dom, erg dom! Ge wils natuurlijk nog betoogen,
dat ge het van drinken steeds warmer krijgt,
en dat kan wel, als ge doorgaat met nu warmen
rhumgrog te drinken, maar daar is nu weinig
gevaar voor, omdat mijn vriend de gepension-
neerde hofmeester me reeds heeft medegedeeld,
dat ik erg zuinig moet zijn met rhum.
Er zijn heel veel menschen, die meer.en, dat
men het warm krijgt van drinken in dè warmte,
en toch berust dit op een volkomen verkeerde
waarneming. In dezen tijd, nu het éindelijk
echt zomer is, heeft ons goede lichaam, gedul
dig bij hitte en koude, allerlei middelen om zich
te verweren tegen den invloed van de hooge
buitentemperatuur.
Want, en dit is een zwak punt van de inrich
ting der wereld, hoe warm het ook zijn moge
in onze omgeving, het corpus gaat door met
verbranding, met het voortbrengen van warmte,
en wil die warmte afstaan aan de omgeving:
moet die warmte kwijt. Ons Dloed nu, dat goed
is voor zooveel karweitjes, neemt voor een deel
ook die taak op zich. Vanuit ons warme bin
nenste stroomt het door de bloedvaten der
huid en geeft daar, zoo mogelijk eh zooveel als
noodig is, warmte af aan de omgeving. Door
verwijding of vernauwing der huid-haarvaten
wordt de doorstrooming van de huid en dus de
warmteafgifte geregeld, vandaar alweer, dat we
in de warmte de bekende kleur van het ,,vuur-
mannetje'' oftewel een uiterlijk alsof we de hel
hadden aan te blazen krijgen. Vandaar, me
juffrouw, dat uwe interessante bleekheid, zeer
geroemd in romantischer tijden, overgaat in
een aanminnigen of overdadigen blos.
Wanneer echter het verschil in temperatuur
tusschen het bloed en de omgevende lucht on
voldoende is, dan komt nog een tweede mecha
nisme in werking. De, in onze huid gelegen,
zweetklieren beginnen te werken, sterker naar
mate de temperatuur hooger is. En al mogen
we dan in het gezelschap spreken van transpi
ratie, in deze, gedecideerd onnette rubriek
spreken we van zweeten, en we zijn nog in net
gezelschap ook, omdat de Schriftuur geen ander
woord gebruikt voor dit regelingsmechanisme
der huid. We produceeren door de poriën der
huid een waterig vocht, een vocht, dat voor het
overgroote deel bestaat uit water. Indien het
niet zoo warm was, zou ik u getallen noemen,
maar dan zou ik even moeten nadenken, en
misschien zoeken, en ik zit te schrijven in een
schaduwhoekje van mijnen bescheiden hof,
waar de boontjes hun aanminnig en dierbaar
bestaan leiden.
Alzoo dus, dat waterige vocht, dat ons min of
meer duidelijk langs de slapen loopt, heeft
met alle waterige vochten de eigenschap ge
meen, dat net water ervan kan verdampen, en
dit verdampen nu kost veel warmte. Met de
hoeveelheid warmte, die noodig is, om één gram
water te verdampen, kunnen we vijf gram a$n
de kook brengen.
Die warmte wordt onttrokken voor een groot
deel aan onze huid: daardoor koelt de huid af.
Dit nu koelt weer het doorstroomende bloed, en
zoo bevrijden we ons lichaam van overtollige
warmte.
Wanneer we het warm krijgen, transpireeren
we en verdampt er water van onze huid. Dat
kan een onmerkbare transpiratie zijn, omdat
alle afgescheiden zweet dadelijk verdampt, op
droogt, of we kunnen inderdaad min of meer in
een waterlaagje huizen. In het eerste geval nog
voelen we ons koel, in het tweede geval gaan we
ons verbeelden, dat we het warm hebben, maar
het spreekt wel vanzelf, dat dit „koel" of
„warm" aanvoelen eigenlijk maar verbeelding
is. Hoe meer we transpireeren, hóe beter het is
in zeker opzicht. Maar het wegpoetsen, het
voortdurend afdrogen van zweet heeft eigenlijk
geen zin: onze huid heeft zich (let op de schoo
ne beeldspraak) in het hoofd gezet, dat er vocht
moet uittreden door de poriën, dat de huid
vochtig moet zijn, en naarmate we nu meer
wegpoetsen, produceert de huid meer.
Hoeveel water ons lichaam verliest door het
transpireeren, is moeilijk te schatten, maar wel
staat vast, dat de hoeveelheid ferme plassen
kan vertegenwoordigen: eenige liters zijn, in
extreemé gevallen, zeker wel te verwachten.
Maar wat ons lichaam verliest, zal aangevuld
moeten worden, al was het alleen maar, dat onze
goede nieren voor hun bloedreinigende taak
noodzakelijk water moeten onttrekken aan het
lichaam. Om dus den watervoorraad van ons
lichaam aan te vullen, om de taak van onze
nieren niet te zeer te bemoeilijken, moeten we
in de warmte aanmerkelijk meer drinken dan
in koelere tijden. Vandaar- dus: gezondheid, wat
smaakt dit in de warmte!
Wanneer we ons lichaam in de gelegenheid
willen stellen, zijn warmte kwijt te raken, dan
zullen we ervoor dienen te zorgen, dat een zoo
groot mogelijk deel van onze huid inderdaad ir.
aanraking komt met de buitenlucht en met de
daarin steeds bestaande luchtstroomen, die de
verdamping van het zweet en de afkoeling van
cle huid moeten bewerken. Daartoe is noodig,
dat we ons in dezen tijd onthouden van overtol
lige kleeding: hoe minder hoe beter, is het pa
rool, en ik wilde daaraan toevoegen, vooral
geen gesteven goed, dat de ventilatie enorm
belemmert. Wanneer we daarvoor zorgen, is
het niet noodig om kunstmatig, tochtige plek
jes op te zoeken: in den zomer meer dan ööit
staan we, bezweet en wel, bloot aan kou vatten
door tocht. Wel kan men natuurlijk in huis een
aangenaam ventileerenden luchtstroom opwek
ken, wanneer het! gelukt twee deuren of twee
vensters, of dergelijke combinaties tegenover
elkander open te zetten, maar in een richting
dwars op de eventueel heerschende wind
richting.
Ons lichaam produceert warmte, om in leven
te blijven, en soms lijkt het ons al een heel pro
bleem, om die minimale warmte kwijt te raken.
Moeten we ons bewegen, en nog erger, moeten
we zwaar lichamelijk werk doen bij hooge tem
peratuur, dan produceeren we nog extra veel
warmte. En het vraagstuk der afkoeling wordt
moeilijker de te nemen maatregelen voor de
luchtigheid van onze kleeding moeten inten
siever zijn. Vandaar, beminde lezers, wanneer
we in zwart getogen ter begrafenis, of wat
aanmerkelijk prettiger is: ter bruiloft tijgen, dan
dienen we ervoor te zorgen, dat we in deze def
tige en duffe dracht gekleed, steeds op tijd zijn
voor tram, trein en autobus. Want moesten we
nu gaan draven: we zouden het besterven, en
dat verstoort de vreugde die ieder mensch toch
eigenlijk wel voelt bij het aanschouwen van de
volheid van den zomer.
'Ir. E. NICOLAS
De 63-jarige organist Van der W. is bij het
nemen van een bad in de Waal bij Druten ver
dronken.
WinterhulpNederland,DenHaagno.5553
Als bank der Winterhulp Neder
land is aangewezen de Kasveree-
niging N.V., Amsterdam no. 877
Stort op 5553 ot 877
Ce brengt geluk in veler leven
In de proclamatie van den Führer en de nota
van den Duitschen rijksminister Von Ribben-
trop heeft men kunnen lezen, met welk een
cynisme Sovjet-Rusland zich bedreigd ver
klaarde door 't kleine Finland en van Duitsch-
land eischte, dat het een nieuwen aanval op
Finland welke een geheele bezetting en an
nexeering van het land der duizend meren
tot doel zou hebben, goedkeuren moest.
Duitschland heft kort en krachtig neen ge
zegd en het bolsjewistische voorwendsel, als zou
het kleine Finland het machtige Russische rijk
bedreigen, als belachelijk gekenschetst.
En. zoodoende ziet men thans de Finsche hel
denscharen opnieuw onder de wapenen.
Tegelijkertijd meldt een Tass-bericht uit
Moskou, dat tusschen Moskou en Engeland een
volkomen overeenstemming tot stand is geko
men.
Mgr. Cobben, Roomsch-katholiek bisschop
in Finland, zond in December 1939 den volgen
den noodkreet uit:
„Nu er over de geheele wereld een golf van
verontwaardiging gaat over den iaffen overval
der Russen op het kleine Finland, nu duizen
den slachtoffers vallen en het Finsche volk ge
dompeld wordt in een zee van lijden en ontbe
ring, durf ik een beroep te doen op het ka
tholieke volk om een kruistocht te organiseéren
van geestelijke en materieele hulp voor de
heldhaftige Finnen. Zij lijden en bloeden, om
dat zij geen slaven willen zijn van het godde-
looze bolsjewisme.
Zal Finland alleen blijven staan in den strijd
voor de westersche en christelijke beschaving?
Europa, let op uw zaak, want het gaat hier niet
alleen om Finland, veel verder gaan de aspi
raties dezer vijanden van godsdienst en be
schaving. Moge de sympathie voor onze zwaar
beproefde geloofsgenooten in het hooge noor
den, voor het geheele Finsche volk een sym
pathie zijn van innig gebed en rijke gaven."
Deze ontroerende oproep vond in de géheele
wereld weerklank, ook in Engeland en Ame
rika.
In Duitschland zag men den Sovjet-Russi-
schen aanval op Finland met droefenis, doch 't
non-agressiepact bond de handen. Men moest
Sovjet-Rusland zijn gang laten gaan.
Maar dit gold niet voor Engeland en Ameri
ka. Deze twee machtige landen, die zoo'menig
woord voor het recht der kleine staten gespro
ken hebben, konden iets doen.
Laat ons nog even de bladen van dien tijd
opslaan (30 November 19391 Januari 1940).
Vooreerst was in Engeland en Amerika de
verontwaardiging ontzaglijk diep en groot. Dat
begon op 30 November en eindigde op den dag,
toen Finland den o-ngelijken strijd moest op
geven.
Die verontwaardiging was een loffelijk en
veelbelovend begin. Finland laafde zich er aan.
Het bad reeds zoo lang in den Engelschen koers
gevaren. Het rekende op zijn Angel-Saksische
vrienden.
En Amerika en Engeland zwegen niet.
Vooreerst Amerika: President Roosevelt, die
reeds menig woord naar Europa gekabeld heeft,
nam cok voor dit doel een telegraafkabel in ge
bruik. Ter gelegenheid van den 22sten verjaar
dag van Finlands onafhankelijkheid kreeg de
Finsche president Kallio een heel mooi telegram,
waarin de Amerikaansche president zijn groote
achting voor het „Finsche volk betuigde en de
ernstige hoop tot uitdrukking bracht", dat „deze
tragische dagen binnen niet te langen tijd zul
len plaats maken voor een gelukkiger tijdperk
om hef Finsche volk in staat te stellen, onge
stoord de gestadige ontwikkeling voort te zetten
van zijn vrije politieke en sociale instellingen."
Voorts gaf de president aan de wapenfabrikan
ten zijn „hoop" te kennen, dat de wapenfabrikan
ten „rekening zouden houden met de politiek
der Amerikaansche regeering, die het ongepro-
voceerd bombardeeren van burgers veroordeelt".
De Amerikaansche pers, rijk in het uitvinden
Motorbrandstof en vaste brandstof voor dorschwerkzaamheden in het
aanstaande dorschseizoen, alsmede aanvragen van motorbrandstof
voor bepaalde werkzaamheden in den tuinbouw.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt het
volgende bekend:
Aanvragen om vergunning tot het koopen en verbruiken van motor
brandstof en vastg brandstof voor bovengenoemde doeleinden moeten
uiterlijk 10 Juli a.s. worden ingediend bij de plaatselijke bureauhouders
der Provinciale Voedselcommlssarissen, waar de bedrijven staan inge
schreven, pp formulieren, die bjj de plaatselijke distrib'utiediensten ver
krijgbaar zijn.
Teneinde teleurstelling te voorkomen, leze men duidelijk de op de
formulieren aangebrachte toelichting, of vrage men in geval van twijfel
advies bij de distributiediensten of de plaatselijke bureauhbuders.
De brandstof moet aangevraagd worden door het betreffende bedrijf,
ongeacht, of dit bedrijf zelf over den motor beschikt, dan wel met een
loondorseher of coöperatieve dorschvereeniging werkt.
In het laatste geval moet het bedrijf eerst een overeenkomst met den
betreffenden loondorseher of vereeniging aangaan en zich overtuigen,
met welke kracht zal gewerkt worden.
Indien gedorscht kan worden met behulp van een electromotor, hetzij
met eigen of met dien van een loondorseher, of dorschvereeniging, mag
geen brandstof worden aangevraagd.
Indien gedorscht wordt met een benzine-motor, moet de aanvrage
«geschieden op eert rose B 1-formulier.
Indien gedorscht wordt met een petroleummotor, moet de aanvrage
geschieden op een blauw P 1-formulier.
Indien gedorscht wordt met een gasolie- (donkere olie-) motor, moot
de aanvrage geschieden op een groen D.O. 1-formulier.
Indien gedorscht zal worden met een gasgenerator-motor, moet vaste
brandstof aangevraagd worden op een wit v.B 1-formulier.
Verder bestaat nog de mogelijkheid, dat met behulp van een locomo
biel wordt gedorscht In dat geval kan evenals bij een gasgenerator
motor, gebruik gemaakt worden van een vaste brandstof- dus een wit
V B. l-formuüer waarop in plaats van den naam van den houder van
den motor de naam van den houder der locomobiel worde ingevuld.
Met nadruk wordt erop gewezen, dat elke vergissing in het gebruik
der juiste formulieren, alsmede het maken van fouten bij de invulling
aanleiding geeft tot groote vertraging in de behandeling, zoodat het
dringend noodig is, eerst deze bekendmaking rustig te bestudceren, als
mede de toelichting op de formulieren, alvorens tot invulling over te gaan.
Voor Werkzaamheden in den tuinbouw komen alleen besproeien van
kassen en ramen, en, voorzoover niet reeds verstrekt, bespuiten met be
strijdingsmiddelen in kassen en warenhuizen in aanmerking.
Voor het aanvragen van motorbrandstof voor bemalen is noodig,
dat men bij de aanvrage overlegt een verklaring van den cultuurtech-
nischcn dienst in Utrecht.
ALLEEN OP
ZONDAGEN
nieuwe attractie, gelegenheid tot zwemmen, baden, enz.
Afvaart SLOTERKADE, half elf, REEDERIJ ZWAAG, Tel. 26541
Gravin de Faubourgh had de knappe dame,
die in hetzelfde hotel logeerde als zij, al meer
malen aandachtig gadegeslagen. Zij herkende
pertinent in haar het boeiende type van een
geboren aristocrate, die volkomen de kunst ver
stond zich zoo te gedragen als haar omgeving
noodzakelijk maakte. En gravin de Faubourgb
hield uitermate van dit genre, omdat ook zij een
ingeboren afkeer had van alle stijve conventie
en onwezenlijke omgangsvormen. Van haar ka
menierster was zij te weten gekomen, dat de
dame in kwestie Geneviève de la Rouchère heette
en echtgenootewas van een vooraanstaand za
kenman. Of ze inderdaad van voorname af
komst was, was haar niet met zooveel woorden
medegedeeld, maar in dit opzicht vertrouwde
de gravin op haar waarnemingen.
Zoo was het de gravin in het geheel niet on
welgevallig, toen op een middag madame de la
Rochère dp het fraai» hotelterras een gesprek
met haar aanknoopte, dat zoo afwisselend en zoo
charmant was, dat eerst de bel voor het diner
er een einde aan maakte.
'tWas den heeren heusch niet kwalijk te ne-
mln, dat zij op
hun ochtendwan- jj I
deling langs den - i
boulevard even - r
langer dan de j .IVUlCJ
goede manieren.
gedoogen, hun i
blik gevestigd
hielden op twee dames, gekleed in een met
verfijnden smaak gemaakt wandelcostuum.
Eensklaps deed een der dames, madame de
la Rouchère, een paar pasjes terzijde en bracht
met een verrukt gebaar haar hand vooruit.
„Dag, Henri! Dat is waarlijk een verrassing,
jou hier te ontmoeten. Hoe komt het eigenlijk
wel, dat jij in de Riviera toeft? Ik dacht dat je
in Parijs was. Maar excuseer, laat me je eerst
even aan deze dame voorstellenmr. Henri
Buvallergravin Faubourgh."
Over en weer werd „heel aangenaam" gezegd
waarop Henri Duvalier den dames verzocht met
hem een kopje koffie te willen drinken, een uit-
noodiging, welke niet dan na eenig tegenstrib
belen werd aanvaard. Toen moest gravin Fau
bourgh erkennen, dat de kennissen van madame
de la Rochère minstens even interessant waren
als zü zelf. Henri Duvalier zag er uit om door
een ringetje te halen en was een vlot, maar
bovenal amusant causeur, die het gezelschap
met zijn gevatte opmerkingen uitstekend wist
te vermaken.
Eenige dagen later het weer leende zich
allerminst tot een wandeling zaten de beide
dames weer bijeen in de tuinzaal van het res
taurant. Een onverwachte wending in het ge
sprek bracht Henri Duvalier in het geding.
„Nu we het toch over hem hebben, wil ik
u iets zeggen, dat u'wel eenigszins zal ver
bazen." Geanimeerd zag madame de la Rochère
de gravin aan.
„Zoo? Laat maar 'ns hooren."
„Toen u Henri gisteren ontmoette, heeft u
klaarblijkelijk gesproken over het bal-cham-
pêtre, dat u van plan was morgenavond bij te
wonen."
„Dat kan wel zijn. En wat zou dat?"
„Het heeft hem wel eenigszins teleurgesteld,
dat u daar met een ander heen ging. Ik weet
niet, waaraan hij het recht ontleende tot het
maken van deze opmerking, maar hij heeft het
mij precies zoo gezegd."
De gravin trok even met haar wenkbrauwen.
„En weet u, wat die naïeveling nu van plan
is?" Even zweeg madame de la Rochère en
observeerde haar tafelgenoote scherp. Dan ver
volgde ze fluisterend:
„Hij wil morgenavond, kort voor u Zich naar
de soirée denkt te begeven, bij u inbreken en
uw baltoiletten rooven, zoodat u niet uit kunt
gaan! Eigenlijk had ik dat krijgsplan voor u
geheim moeten houden, maar van den anderen
kant wil ik u toch een onaangename sensatie,
die eigenlijk niets te beteekenen heeft, besparen
Ik zou u willen adviseeren: gaat u rustig op^
die comedie in. Henri brengt u den volgenden
dag uw japonnen immers toch' weer terug!"
Voelde gravin Faubourgh aanvankelijk niet
veel voor dit denkbeeld, allengs helde ze er toch
naar over. En zoo wachtte ze den volgenden
avond met ongeveinsde 'belangstelling op de din
gen die komen zouden. Hoe zeker ze ook was
van Duvalier's komst, toch schrok ze wei even,
toen een gemaskerde man haar kamer binnen
drong. Onmiddellijk richtte hij een revolver op
de gravin en beval:
„Draait u zich oogenblikkelijk om, madame.
Waagt u niet om hulp te roepen, want dan zal
ik geen moment aarzelen van mijn vuurwapen
gebruik te maken!"
Gedwee volgde het „slachtoffer" het bevel
op, en hoorde, hoe hij achter haar rug de kas
ten opende en daar eenigen tijd in rond zocht.
Dan verdween hij even schielijk als hij gekomen
was. Het volgende oogenblik hoorde zij op de
gang een oorverdoovend lawaai, besloten met een
hartstcchtelijken woedenden schreeuw. Twee
mannen hadden den „isbreker" gevat en hem
zijn buit afhandig gemaakt.
„Ik kan u niet zeggen, Edelachtbare," ver
klaarde de gravin later voor het gevecht, „hoe
blij ik was eenige voorzorgsmaatregelen te heb
ben genomen. De gedachte, die madame de la
Rochère mij ontvouwde, heb ik aanvankelijk
als bijzonder oorspronkelijk gewaardeerd. Ik be
sloot toen de comedie te vervolmaken en be
trok twee vrienden in mijn plannetje. Zij zou
den zich op de gang verdekt opstellen en Henri
Duvalier bij het verlaten van mijn kamer op
hun beurt mijn toiletten ontnemen. Ik voelde
er niets voor die soirée ter wille van zoon
naïeveling mis te loopen. En zie, de verliefde
Henri heeft zich zoo vergist, dat .hij inplaats
van mijn japonnen mijn juweelen meenam. En
hoewel mijn vrienden vanzelfsprekend daar ook
niet op bedacht waren, geloof ik wel, dat ze zich
met meer plezier dan anders van hun opdracht
hebben gekweten!"
Met Henri Duvalier, die een geroutineerde
hoteldief bleek te zijn, werd madame de la
Rochère als zijn echtgenoote en medeplichtige
ontmaskerd, en veroordeeld.
(Nadruk verboden)
van treffende titels, noemde dit het „moreel em
bargo" over Sovjet-Rusland.
De Sovjet-Russische volkscommissaris Molotof
heeft nooit de kracht gevonden, od dit alles een
woord terug te zeggen.
En nu Engeland: Daar zeide Lord Halifax in
het Hoogerhuis op 5 December 1939:
„Het Britsche volk is diep geschokt door de
omstandigheden van den Sovjet-Russischen aan
val en het heeft een diepe bewondering voor
den schittei enden weerstand der FinnenHet
is een algemeen veroordeelde en niet te veront
schuldigen daad van agressie door een van 'le(
grootste naties op een van de kleinste, hetwelk
echter op een hoog beschavingspeil staat. Open
steden zijn gebombardeerd, vrouwen en kinderen
zijn verminkt en gedood, onder het voorwendsel,
dat een land van nog geen 4 millioen menschen
vijandige plannen had tegen een van 180 mil
lioen. Wegens dat conflict is een beroep op
den Volkenbond gedaan en het standpunt der
Britsche regeering zal in de zitting van de as-
sembiée uiteengezet worden
En te Genève was het raak. Na een aantal
redevoeringen nam de Volkenbondsraad op 15
December met 40 stemmen voor en 9 blanco een
resolutie aan, waarin Sovjet-Rusland uit den
Volkenbond gestooten werd.
Ook deze slag is door Sovjet-Rusland nooit
gepareerd.
De bewoordingen der resolutie, waarbij Sovjet-
Rusland uit deze EngelschFransche volkeren
gemeenschap werd uitgestooten, waren dan ook
vernietigend.
Voorts lezen wij van 30 Britsche vliegtuigen,
die naar Finland gezonden zijn, en vonden wü
rapporten over Fransch geschut, dat eveneens
ter hulp werd gezonden. Dat waren kanonnen
uit den oorlog van 1870/71, met elk 20 granaten,
om er mee te schieten.
En dan eindigt de geschiedenis. Finland móest
toegeven en Duitsche bemiddeling zorgde voer
zooveel mogelijk verzachting.
Resumeerend moet men zeggen, dat Finland
niet veel aan de hulp van Brittannië en zijn
vrienden gehad heeft. Ma^r onmacht om wezen
lijk te helpen kan een verontschuldiging zijn.
In één ding echter konden, zooal niet de Fin
nen, dan toch wel de Engelschen en Amerikanen
blijven gelooven, namelijk dat de genoemde
diepe verontwaardiging echt was, dat al die
goede en treffende woorden hartelijk gemeend
waren en dat het Volkenbondsbesluit de moreele
overtuiging van de eigen volkeren en de eigen
regeeringen uitmaakte. De Volkenbond vertegen
woordigde de meest christelijke overtuiging der
genoemde machten, dat elke niet geprovoceerde
agressie met de beschaving in strijd is, dat de
leden van den Volkenbond met den bedrijver
daarvan nooit of te nimmer aan één tafel wil
len zitten, en dat dit de onverwoestbare, eeuwige
principes van gerechtigheid en moraal, die deze
volkeren bezielen, tot uitdrukking brengt.
Gelijk gezegd: Finland geloofde er niet meer
aan en is in Duitschen koers gaan varen. Thans
staan de Finnen en de Duitschers schouder
aan schouder. - -
Maar de Volkenbondswereld. Deze geloofde er
aan. Althans de volkeren der volkenbondsmach
ten geloofden er aan, de mannen, de vrouwen,
de jeugd.
En nu!
Sovjet-Rusland pleegt (zie de 4 eischen van
Molotow) nog onbeschaamder agressie tegen
Finland, tevens tegen Roemenië en Bulgarije en
in principe ook tegen Turkije, dan in December
1939. En nu telegrafeert men uit Moskou, dat
Engeland en Sovjet-Rusland het volkomen eens
zijn geworden.
De eenheid is dus tot stand gekomen cp het
minimum der 4 eischen van Molotow.
VICHY, 26 Juni (S.P.T.). De gouverneur-
generaal van Algiers, admiraal Abrial, is, ver
gezeld van zijn kabinetschef, in Vichy aangeko
men, waar hij met de regeering een reeks pro
blemen, die met het bestuur van Algiers in
verband staan, zal bespreken. Hij zal slechts
eenige dagen in Vichy blijven.
TOKIO, 26 Juni (D.N.B.) Naar Domei meldt,
wil men in Japan tegen September een „Kei
zerlijke petroleummaatschappij" oprichten, die
toezicht moet houden op de productie en distri
butie van petroleum in Japan.
De pers herinnert er in dit verband aan, dat
de regeering er naar streeft, het Groot-Aziati
sche economische gebied tegen bedreigingen van
buiterfaf te beschermen en het Japansche eco
nomische leven te veranderen in een door den
staat gericht organisme, waarbij dc tot dusverre
toegepaste liberale beginselen worden opgege
ven.
Naar wij vernemen, is de beschikking d.d.
18 Juni j.l. van de arrondissementsrechtbank te
Amsterdam, waarbij het door de firma Men
delssohn en Co. aangeboden acccord is'gehomo
logeerd, in kracht van gewijsde gegaan.
Daarmede is dus de surséance van betaling
dezer firma alsmede van haar beheerende ven-
nooten geëindigd.
NEW-YORK
Air Reduction
Allied Chem
American Can
American Radiator
Amer Rolling
Am. Smelting
Am. Sugar Refining
Amer Tel Tel
Am. Tobacco B
Am Waterworks
Anac. Copper
Atchls Topeka
Ba ld wip Locomotive
Baltim. Ohio
Bethlehem St
Canada Pacif
Com Irivestm
J. L Case
Ches Ohio
Chicago Rock Isl.
Chrysler Corp
Cons Edison
Delaw Huds
Detroit Edison C.
Dupont d'Nem
Eastman Kod
Gener Electric
Gen Foods Crp
Gen Motors
Goodyear Tvr
Hudson Motor
int. Harvester
Intern Nickel
International Paper
Int Tel a Tel
Kenn Copper
Mack Trucks Incorp.
Montgomery
National Biscuit Co
N. 7 Central
Norfolk Western
Nord Amer n a
Northern Pacific
Packard
Pennsylvania
Proctor Chamble
P Serv of N.J
Pullman Incorporat.
Pure Oil Company
Radio Corp.
Reading Company
Republic Steel
Revn Tobac B.
Sears Roebuck
Shell Union Oil
Soconv-Vac
Southern Pacific
Southern Railway
Standard Brands
St. Oil N.-Jer?
Texas Gulf Sulphur
TV. Fox Film
Union Carbon
Union Pacific
Unit. Aireraft
United Corpor.
United vri'i"
Un. States Ind. Ale
Un. St. Rubber
Un. St Steel
Un St. Steel pr
Western Union
Westing house
Woolworth
laten.v t ex-dlv„ S
WISSELKOERSEN
NEW YORK
26/6
Slotte
Slotte
26/6
25/6
42
41%
153
152%
82
84
6%
6%
14%
14
41
42
16%
16%
156
156
69%
68%
4%
4%
27%
27%
29%
29%
15%
15%
3%
3%
74
73%
3%
3=4
29%
29%
60
61%
37
36%
57%
57%
18%
18%
11%
11%
21 Vat
22
155
154
134%
133%
32% t
32%
36%
36%
38%
38%
17%
17%
3%
3
50%
50%
25%
25%
14%
14%
2%
2%
37%'
38%
30
29%
34%
34%
16%
16%
12%
12%
197
196
12%
12%
6%
6%
2%
2 Va
23%
23%
58%
57%
21%
21%
27%
26%
9
9%
3%
4
14%
14%
19%
19%
32
72%
72
14%'
14%
9
11%
11%
12%
13
5%
5%
40%
40"%
35%
35%
5%
71%
80%
80%
40
39%
65%
65
24
24%
23%
23
57%
56%
119
25%
94%
9414
29%
29%
ex-recht
ex
Slotk
24/6
41%
152
83%
6V4
14
41%
16%
156%
69%
27%
29
3%
73%
3%
29%
36%
-%
57%
18%
10%
21%
15314
13314
3214
36%
38%
17%
3
49%
25%
14%
214
29%
35
16%
12%
196
12%
6%
2%
23%
56%
28%
9%
3%
14%
19%
31%
71%
14%
11%
12%
5%
39 7 a
35%
5%
70%
80%
39%
A
65%
24%
23%
56
118%
24%
93%
29%
-coup.
Slotk
23/6
42
152
85
6%
14%
42%
16%
158%
69%
4%
27%
29
15%
72%
3%
29%
61
36%
58%
18%
10%
22%
'154
133%
32%
36%
38%
17%
2%
50%
26%
14%
2%
37%
28%
36%
16%
12%
195
12%
6%
2%
23%
57
21%
27%
9%
4%
14%
19%
31%
72%
14
9
11%'
12%
5%
40
35%
5%
71%
80
39%
ft
65%
24%
22
57%
119%
24%
94%
29
r pied.
A'dam c.
Londen
Parijs
Berhin
Brussel
Rome
Madrid
Zwlteerl
Zw. vrii
4.03%
2.34
40.05
5.26%
9.25
23.21
23.24
25/6
Weenen
4.03% Stoekb
2.31 Montreal
40.05 Mntr.Lnd
B. Aires P
5.26% B.Aires t
9.25 York c.
23.21 Shanghai
23.24
26/6
4.75%
23.86
88.00
4.58%
29.78
23.75
23.45-8
5.54
25/6
4.75%
23.86
88.25
4.57
29.78
23.75
23.45-8
5.54
's-GRAVENHAGE. 26 Juni. Koersen voor
stortingen op 27 Juni 1941 tegen verplichtingen
luidende in:
Belga s 30.1432.
Zwitsersche francs 43.56.
Fransche francs 3.768.
Lires 9.87.
Deensche kronen 36.37.
Noorsche kronen 42.82
Zweëdsche kronen 44.85
Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42.
Dinar (oude schulden) 3.43.
Dinar (nieuwe schulden4.23.
Turksche ponden 1.45%
Lewa 2.30
Pengö (oude schulden) 36.519
Fengö (nieuwe schulden) 45.89.
Zloty (oude schulden) 35.00.
Zloty (nieuwe schulden) 37.68
Lei 1.28
STOCKHOLM, 25 Juni. (D.N.B.)Onder het
opschrift: „Zeventienduizend Litauers gedepor
teerd, vreeselijke wreedheden in de Litausche
gevangenissen" publiceert Stockholms Tidnin-
gen een uitvoerige beschrijving van de toestan
den in Litauen. De gevangenissen, zoo schrijft
het Zweedsche blad, waren op vele plaatsen zoo
vol, dat de menschen liggen noch zitt*n konden.
De meesten hunner zullen door de onmensche-
lijke behandeling, die zij hebben ondergaan, voor
hun leven Invalide blijven. De Sovjets hadden
het plan, aldus het bericht verder, ongeveer
60.000 Litauers uit alle igen der bevolking en
uit alle beroepen naar Siberië te deporteeren.
Zeventienduizend waren op 16 en 17 Juni reeds
weggezonden, de rest zou op 24 en 25 Juni ge
transporteerd worden.
Naar uit een andere beschrijving van Stock
holms Tidningen blijkt, waren de Litauers, on
der wie zich oude vrouwen en kinderen bevon
den, in veewagens verzonden. Twee dagen bleven
zü daarin zonder eten of drinken opgesloten.
De Sovjet-Russen hadden de Litauers uitgenoo-
digd dienst te nemen in het bolsjewistische le
ger en bij de vloot, hetgeen slechts ten doel
had de valide mannen 'bijeen te brengen en
eveneens naar Siberië te transporteeren. Onder
de weggezondenen bevonden zich bèhalve offi
cieren ook dokters, ingenieurs, grondbezitters en
zakenlieden. Van de boeren wareif zonder reke
ning te houden met den omvang van hun boer
derij bepaalde hoeveelheden graan, boter etc.
geëischt. Wanneer de geëischte hoeveelheden
boven hun leveringscapaciteit uitgingen, werd
dat als sabotage uitgelegd en werden de boe
ren terstond doodgeschoten. Op hun vlucht zou
den de bolsjewisten de waterleidingen vergiftig0
hebben.
42
(Nadruk verboden)
Alsof het zoo zijn moest, bevond Jeludin zich
ofc zijn uitkijktoren toen de Bajaus Noreen ont
moetten. Wat hij daar deed? Wie zal het zeggen?
Misschien droomde hij daar wel van zijn toe
komstig rijk in de bergen. En terwijl hij daar
de vlakte over stond te kijken, zag hij in de
verte twee van zijn mannen naderen met Noreen.
Trots al zijn onverstoorbaarheid moet hij toch
wel lichtelijk verbaasd gestaan hebben, toen
hij die meisjesgestalte daar in de verte zag
naderen. Hij kan onmogelijk lang behoeven ge
twijfeld te hebben, om te achterhalen wie het
was.
Er stonden toen twee wegen voor hem open-
Haar opwachten, of haar tegemoet gaan.
Wat hem ertoe dreef haar tegemoet te gaan,
zal wellicht niemand ooit te weten komen. Het
kan een drang tot vriendelijkheid zijn, die een
gastheer er toe drijft zijn bezoeker tegemoet te
gaan, dien hij op den weg ziet aankomen^ in
plaats van te wachten, totdat hij aan de voor
deur klopt of belt. Het kan ook zijn, dat hij
geen vreemdelingen in zijn fort wilde hebben.
Ofwel, hij wenschte te vernemen wat Noreen
te vertellen had, zonder dat de Dayang er iets
van hoorde. Ik voor mij geloof wel, dat het ge
woon nieuwsgierigheid is geweest.
In ieder geval, Jeludin ging Noreen. tegemoet:
alléén; zonder Sabtu zelfs. Bij een bamboegroep
je bleef hij staan wachten.
Toen zij hem bereikte was hij zich volkomen
meester. Hij groette haar, zooals hij haar bij
de vorige gelegenheid gegroet had, alsof hij
•eiken dag dames in Trusmadl ontving. Hij vroeg
haar niets. Het was alsof zij hier bij elkander
gekomen waren, om eens wat te praten.
Tot zoover gingalles dus goed. Noreen had
Jeludin alleen. Dat was, wat zij op deeerste
plaats had willen hebben. De Bajaus bevonden
zich een eindje verder, maar overigens was er
ook geen levende ziel. Sabtu was er niet en,
wat wél zoo aangenaam was, de Dayang was er
ook niet. Noreen voelde, dat het geiuk met haar
was.
Alhoewel zij in de Maleische manieren vol
doende geschoold was, liet zij ditmaal toch het
langdradige concentioneelé aanloopje maar weg
en viel ongeveer met de dear in huis:
„Ik ben van de kust gekomen, door de jungle,
om over ernstige zaken te spreken," zeide zij tot
hem. „Is het geoorloofd den Tunku alleen te
spreken?" Zij wierp een blik op de twee Ba
jaus
Jeludin zond hen weg.
„Spreek, Futrah Futeh," zeide hij.
En toen, in de schaduw van de groene bam
boe, begon Noreen voor Max' vrijheid te pleiten.
Zü begon met erop te wijzen, dat Jeludin er
niets mede kon winnen, wanneer hij Max ge
vangen hield. Wat er ook mocht gebeuren, de
Prentah zou het fort aanvallen. De Gouverneur
zou niet met zich laten spotten. Hij zou geen
onderhandelingen beginnen. Jeludin zou kunnen
dreigen, dat hij zijn gevangene zou dooden, de
Prentah zou zijn gang gaan. Wanneer Jeludin
zijn bedreiging ten uitvoer bracht en de aanval
zou mislukken ,dan zou hij nog niets gewonnen
hebben. Gelukte de aanval, dan zou hij veel
verliezen, daar de straf voor hem en zijn aan
hangers dan des te grooter zou zijn-. Als het
noodig was, zou dc Prentah zijn officier opof
feren, maar voor dit offer zou voldoening ge-
eischt worden.
Dat was tamelijk duidelijk gezegd, maar
Noreen begreep, dat liet er vooral op aankwam,
dat Jeludin zou begrijpen, dat hij er niet op
hoefde te rekenen, dat men met hem zou onder
handelen, of liij Max dan ook al hield of niet.
Het onmiddellijk effect was, dat Jeludin da
delijk op zijn teenen getrapt was. Alleen het idee
al van een nederlaag was hem onverdragelijk.
„De Prentah zal het fort nooit kunnen ne
men," merkte hij hooghartig op. „Het is onneem
baar, evenals Jeludin onkwetsbaar is."
Noreen had erop gerekend, dat hij dit zou
zeggen; dit was Juist het begin, dat zij gewenscht
had.
„Het is mogelijk, Tunku," zeide zij. „En als
iemands beenen gezond zijn, heeft hij dan een
kruk noodig? Wanneer zijn zolders en schuren
volgestapeld liggen, moet hij dan nog naar de
markt gaan om rijst? Tunku wordt genoemd,
de Tijger van Allah. Is het niet passender, dat
hij zijn gevangene laat gaan en dan van zijn
macht laat blijken, door den Prentah terug te
drijven tot aan de zee? Zal de Tunku op die
manier niet veel meer faam verwerven, dan dat
hij den aanval van den Prentah zoekt te voor
komen met de vrijheid terug te geven aan mijn
broer?"
Zij wachtte een 'oogenblik, om dit argument
eerst te laten verwerken. Toen voegde zij er
zachter aan toe: „En wanneer de zaken ver
keerd zouden gaan en Allah besluiten mocht,
dat Tunku niet zal slagen, zal hij zich bij den
Prentah tenminste een verdienste verworven
hebben, door uit vrije beweging mijn broeder
vrijgelaten te hebben."
Ik had er een lief ding voor willen geven,
wanneer ik achter die bamboe had kunnen
staan luisteren naar Noreen's pleidooi. Ik had
maar al te vaak gehoord, hoe Noreen pleitte,
voor iets waar zij haar zinnen op gesteld had.
Zoo neergeschreven zijn de argumenten van
Noreen steenkoud. Maar gesproken door haar
diepe stem, moest er iets doordringends in liggen.
Zij had de rede aan haar züde. Ieder argument
op zich was redelük. Maar dit alleen zou voor
Jeludin niet genoeg zyn geweest.
Men dient te bedenken dat zü een vrouw was
en hij een man. Het was haar persoonlükheid
tegen de züne. En trots al zijn haat tegen het
Gouvernement, trots al zün vurigen ijver voor
zü'n zaak, trots al zün droomen van Gouden
Regen was Jeludin slechts een mensch. Hü
bleef een man en betere mannen dan hü hebben
al moeten zwichten voor het pleidooi van een
vrouw.
Zü moet hem büna zün voorgekomen als een
wezen van een andere wereld. Ik had daarop
ook gewezen, toen ik den Gouverneur verzocht
had, haar te laten gaan.
Maar wie zal zeggen, dat hü terwül zü
daar, stuk voor stuk, haar argumenten aan
haalde en verdedigde om zü'n wil te breken
wie zal zeggen, dat hü toen ongevoelig was voor
haar blank gelaat, haar bruine oogen, haar ge
krulde oogwimpers? Doch hü liet haar haar
gang gaan. Was het doordat hü haar bewon
derde om het karweitje, dat zü ondernomen
had? Was het de sympathie, die hü voor Max
koesterde? Maakte het argument, dat het hem
wel eens voordeel kon opleveren, wanneer hü
Max losliet, voor het geval zijii» onderneming
faalde, indruk op hem. Of vertrouwde hij in
derdaad, en dat meen ik, vooral te mogen ge
looven op de kracht van den tijger om ons
naar de zee te drijven? Misschien was het een
zoowel als het ander oorzaak, dat hü op slot
van zaken zeide:
„Het zal gebeuren zooals -ge wenscht, Putrah.
Uw broeder zal vrij zün. Wacht hier op hem, en
hij zal naar U toekomen."
VoOrdat zü een woord van dank had kunnen
zeggen, had hü zich' omgekeerd en schreed in
de richting van het fort.
Nadat hü het fort was binnengegaan, moet
hij recht naar de hut gegaan zün, waarin Max
verbleef en niet eerst naar zün eigen huis.
Max, die niet anders dacht, dan dat Noreen
in Elopura zou zitten, was op dit oogenblik
bezig een paar groeven te nemen
Hassan. Plotseling zag hü Jeludin voor zie
staan.
Zelfs op dat oogenblik kon Jeludin niet na
laten in beeldspraak te spreken.
„Wanneer de fuiken openstaan, kunnen
visschen eruit zwemmen," zeide hü. „Ga. 1
wan en dat Allah met U zij. Uw zuster wari
op de vlakte. Haast U. De poorten van het i°
staan open en niemand zal U beletten heen
gaan." -eg-
Toen ging hij weg, voordat Max iets kon
Max was een oogenblik bepaald de
kwüt. Zijn eerste gedachte was, dat Je
een grapje met hem gemaakt had. Maar[,C)Cu
wachten hadden ,hun bevelen gekregen.
hij eenmaal zekerheid had. laat het jen.
grijpen, dat hij er geen gras over liet g'
Zijn eenige vrees was, dat Jeludin nog )iet
meening zou veranderen voordat hü bui e
fort was. M t pun
Terloops waarschuwde hij Ausop. i Bajaus
tweeën gingen zij door de poort. De«n.
zagen hen gaan, zonder dat zij eraan ^gen
hen tegen te houden. Zij vonden Nore®"ar pet
gingen ze met hun drieën op weg
kamp, waar Simang en Si Kusau wac
(Wordt vervol«d»