Regeeringsverklaring van het nieuwe kabinet
Redevoering van den minister-president
H.M. de Koningin leidt regeering in
De toekomst eischt een democratisch beleid,
met vastberadenheid uitgestippeld
69ste JAARGANG No. 23275
DONDERDAG 28 JUNI 1945
HAARLEMSCHE COURANT
Bureau voor Redactie en Administratie: Smedestraat 5 - Telefoon 21543 en 21544 a b k 419 Abonnementsprijs 26 cent per week
Nadat het thans optredende kabinet het groote voorrecht heeft gehad
door H. M. de Koningin bij u te zijn ingeleid, aldus begon prof. ir. W.
Scherpierhorn, voorzitter van den Raad van Ministers, Woensdagavond
zijn radiorede voor Herrijzend Nederland," rust op ons de plicht u
allen een inzicht te geven, zoowel in de algemeene gedachten, die de
formateurs hebben geleid, als wel zeer in het bijzonder omtrent het te
voeren beleid.
Zelden of nooit zal misschien een regeering in ons land zijn opge
treden onder zwaarder omstandigheden dan thans het geval is. Geen
druk en overheersching zijn er meer, die ons in Nederland de tanden
op elkaar doen zetten, ons dichter bij elkaar brengen en onze laatste
krachten voor het verzet opwekken. Wij bleven achter met de kwade
gevolgen van de tyrannie op schier elk terrein: materieel, moreel en
geestelijk. Zij maken ons duidelijk, dat een nieuwe strijd begint op een
ander front, met andere wapens als door de voorgangers van deze
regeering zijn gehanteerd. Doch alvorens wij ons tot u gaan richten
over dien strijd, welke vóór ons ligt, is het ons een behoefte hier
namens het Nederlandsche volk te spreken over en tot hen, die ons
voorafgingen, op wier arbeid wij thans verder bouwen, door wier geest
kracht, door wier zweet, bloed en tranen het ons mogelijk is geworden
den weg omhoog weer te betreden.
Nederland ontveinst zich niet, dat
zijn aandeel in de wereldworsteling,
naar absolute maat gemeten, slechts
bescheiden is en dat wij onze vrijheid
danken aan de geweldige krachts
inspanning der geallieerde groote
mogendheden. In het bewustzijn van
de werkelijkheid dezer verhouding
en onder betuiging van onze groote
dankbaarheid voor den bijstand, die
ons is verleend, heeft het ons toch
voldoening gegeven algemeen erkend
te zien, dat Nederland, overal waar
zulks mogelijk was, naar zijn beste
krachten voor zijn vrijheid heeft ge
streden op het ondergrondsche front,
op zee, ln de lucht en ook te land.
Diep gevoelen wij echter, dat wij deze
vrijheid mede danken aan die dui
zenden jonge soldaten onzer verbon
den vrienden, die in den strijd het
offer van hun leven brachten.
Het is ons een behoefte onze
groote dankbaarheid uit te spreken
voor dit alles, maar zeer in het bij
zonder ook voor de vriendschappelijke
gevoelens, welke van geallieerde zijde
jegens ons vaderland tot uitdruk
king zijn gekomen, zoowel door de
gastvrijheid, waarmee H. M. de Ko
ningin. het Prinselijk Echtpaar en
hun kinderen, benevens de Neder
landsche regeering zijn ontvangen,
als door de wijze waarop onze Ne
derlandsche strijdmacht in die der
geallieerden is opgenomen.
Voorts willen wij hier ook onze
erkentelijkheid betuigen voor de
liulp. die ons berooide vaderland na
de bevrijding op zoo menig gebied
van de geallieerden heeft ontvangen.
Hulde aan gevallenen
Is het wonder, dat wij verder in
dit uur denken aan die tienduizen
den, die het herboren vaderland
niet meer zullen aanschouwen? Zij
zijn in den strijd gevallen, op zee,
in de lucht en te land, de één in
de eerste Meidagen, een ander op
den laatsten dag. Zij zijn de offers
in den strijd om het vaderland, de
duizenden, die in Polen stierven; de
slachtoffers van de concentratie
kampen en gevangenissen en de
mannen en vrouwen van de verzets
beweging, die voor het vuurpeleton
hun hartstocht voor de vrijheid van
land en geweten met den dood heb
ben betaald. Eerbiedige hulde aan
hen allen en de plechtige gelofte,
dat de regeering en het geheele volk
alles zullen doen wat ln hun ver
mogen ligt om de nagelaten betrek
kingen het leven draaglijk te maken,
°ok al weten wij. dat hooit te ver
goeden is, wat zij verloren.
De slag om Nederland
De minister-president herinnerde
vervolgens aan het wijze besluit om
hen zetel der regeering op het juiste
oogenblik naar het gastvrije Enge
land te verplaatsen, wagrmede des-
tiids de een'ig juiste weg is gevolgd.
Dan wees spr. erop, dat wij twee
regeermgspei'ioden hebben te onder-
nae üen' beide gedragen door den
„,5, van den zoojuist afgetreden
er"President Gerbrandy.
wli A ,zette vervolgens uiteen, dat
en dat hnlet alles bebben begrepen
ontstaan de SOn?n\lgen de nelSinS is
dag getreden scbuld over aau den
ring in Londl 1eken op de r<?gee-
tegLover Maar
weldigend grooTelkgnrofpaeann ut Te*
seffen dat de historieschrijvers al
leen oog zullen hebben voor die on
verzettelijkheid en die rechtlijnig
heid aan welke het te danken is dat
het Nederlandsche schip van staat
weer vlot ls geraakt, en zijn erkende
en gewaardeerde plaats in de slag
orde der geallieerde krijgsmachten
heeft hervondpn.
Öat dit geschiedde is alleen al voi-
v?5nde om aan Gerbrandy een blij-
Nph e PlQats in de geschiedenis van
deyland toe te kennen en is voor
een reden om hem blijvend
O €rkentelÜklieid te betuigen.
Gerhi °hder de collega's van Prof.
der* y..waren sterke medestan-
zeiriA o,?r en striJd tot het uiterste,
voor idle ook hun dank bracht
hun kracht en offerbereidheid.
Maar boven de leden van het
kabinet stond de draagster van de
kroon. Het is tijdens deze vijf jaren
van strijd een zegen voor ons volk
geweest, dat H.M. de Koningin in
deze worsteling 0111 011s volksbe
staan zoo volstrekt voorop gegaan
is, zich daarbij tegenover ons in
de verdrukking vaak uitend met
een nanw verholen hartstocht.
Haar geest was niet alleen een
kracht voor lien, die in Nederland
zwak waren, maar moet eveneens
een prikkel ten goede hebben be
teek end voor onze ambtsvoorgan
gers in Londen,
Eenmaal zal de geschiedenis, beter
dan wij dat op dit oogenblik kun
nen, oordeelen over de beteekenis
van hetgeen het Londensche kabinet
voor Nederland is geweest. Men zal
dan daarbij minder critisch zijn up
de bijzonderheden dan men nu soms
is, hoe belangrijk deze détails heden
ten dage ook voor ons leven mogen
zijn, en men zal meer oog hebben
voor de alles overheerschende be
teekenis van dat eenc: de vrijheid
en de waardigheid van het Konink
rijk der Nederlanden. De handhaving
van deze laatste toont ons de onver
gankelijke grootheid van H.M. de
Koningin en tevens ligt hierin de
blijvende verdienste van Prof. Ger
brandy en van zijn medewerkers
naar den geest.
Nadat prof. Schermerhorn mede
gedeeld had, dat prof. Gerbrandy zijn
ervaring, zijn kennis van de verhou
dingen en de persoonlijke vriend
schappen, -die hij zich in Engeland
verwierf ten dienste van het vader
land zal blijven stellen, besprak hij
vervolgens het kabinet-Gerorandy,
dat in Februari 1945 was opgetreden
met het oog op het bestuur in het
bevrijde Zuiden. Ook dit kabinet be
tuigde spr. groote erkentelijkheid.
De opdracht
In de omschrijving van de opdracht
aan de twee formateurs zijn gedach
ten uitgedrukt, die de taak der regee
ring bepalen ten aanzien van ons
geteisterde - vaderland zelf.
Herstel van al hetgeen ons volk
voor zijn materieele bestaan noodig
heeft, herstel ook van alles en van
alle Instellingen, die ons geestelijk
klimaat bepaalden en die ons volk
dierbaar waren. Daarbij tegelijk de
vernieuwing, in welk woord uitge
drukt wordt, dat in ons nationale
leven op allerlei punten ook tekorten
werden geyoeld, die verlangens heb
ben gewekt en den wil tot verbete
ring hebben gesterkt.
Niet de eenvoudige leuze; het moet
alles anders worden, zal ons moeten
leiden, maar wel een hersteld en ver
diept besef van goed en kwaad, van
hetgeen voor de samenleving behoort
te volgen uit het belijden van ieders
diepste levensbeginselen, hoe ver
schillend die op zichzelf ook mogen
zijn.
Ongeacht dit, naar het geteisterde
Nederland gekeerde aangezicht der
nieuwe regeering, ziet zij echter in
de allereerste plaats haar taak in de
algemeene oorlogvoering tegen Japan
en in de bevrijding van Indonesië.
Het kabinet acht het een nationa
le zaak er voor te zorgen, dat ons
aandeel in den bevrijdingsstrijd zoo
groot mogelijk zij.
Nationaal kabinet
In het aangezicht van deze zware,
eenerzijds op herstel en vernieuwing,
anderzijds op de oorlogvoering ge
richte taak, is het begrijpelijk dat
H.M. deze slechts heeft willen toe
vertrouwen aan een nationaal kabi
net. De formateurs hebben hieronder
nog iets meer willen verstaan dan
een kabinet op breede basis in den
ouden zin van het woord. De nood,
zoowel als de wil tot opbouw, bren
gen ons volk tot het gemeenschap
pelijk aanvaarden van een taak, die
menschelijke krachten te boven
schijnt té gaan, doch juist daarom
tot een gezamenlijke krachtsinspan
ning roept.
Allerlei tegenstellingen beheerschen
op dit oogenblik ons volksleven vaak
sterker, dan die in de politieke pro
gramma's tot uitdrukking komen.
Spr. wees pp het gevaar om de
krachten der illegaliteit, die aaar-
in tijdens bezetting en onderdruk
king werden gewekt. thans ook
maatschappelijk tot gelding te bren
gen. Indien voor dezen drang geen
juiste wegen worden gebaand, zal de
neiging ontstaan de illegaliteit dien
invloed te verschaffen langs staat
kundigen weg, welk middel op den
duur ondoeltreffend moet worden
geacht. Het staatkundig leven im
mers voltrekt zich nu eenmaal naar
andere gezichtspunten, dan die welke
gelden bij de selectie van persoon
lijkheid en karakter, van durf en on
buigzaamheid, zooals die zich in de
wereld van het verzet heeft geopen
baard. En toch ligt in die verzets-
wereld een voor ons volksleven bij
uitstek vruchtbare scheiding der
geesten en zal het noodzakelijk zijn
deze groep op de plaats te brengen,
waar zij het bevruchtende werk kan
volvoeren, dat noodzakelijk is.
Naast deze thans vrij klemmende
verhouding hadden de formateurs
ook te zien eenerzijds naar de
groepen die hun politiek tehuis in
de bestaande partijen blijven zien,
anderzijds naar hen, die in dat op
zicht andere denkbeelden voorstaan
en die wijzigingen in de politieke
structuur verwachten of nastreven.
Dan verder ging het voor de for
mateurs om de verbinding tusschen
bet bezette Nederland en de krach
ten, die richtinggevend waren buiten
'net bezette gebied. Eindelijk ls er
het verschil, dat is gegroeid tusschen
Noord en Zuid na September 1944.
Het behoeft echter geen verwon
dering te wekken, dat bij de gegeven
zeer groote verscheidenheid van
overwegingen een volkomen synthese
op elk gebied niet kon worden
bereikt. Niettemin mag van bet ka
binet gezegd worden, dat bet op
breede basis tot stand is gekomen.
Met erkenning van de groote be
teekenis, welke de betrekkingen met
Woensdagavond heeft H. M. de Koningin
voor den zender „Herrijzend Nederland" de
volgende rede uitgesproken:
LANDGENOOTEN,
Het nieuwe bewind is thans gevormd, het
eerste, dat op vaderlandschen bodem is ont
staan na onze bevrijding en waarvan op twee
na alle leden de bezetting hebben meegemaakt.
Wij staan nu als volk in zijn geheel klaar om
te beginnen aan den opbouw van ohze toe
komst. Het visioen, dat onzen helden en heldin
nen voor den geest stond, toen zij hun leven
gaven voor recht en voor vrijheid, willen wij
thans tot werkelijkheid maken. Nu is het
wachten voorbij en tevens de alom gevoelde
onzekerheid. Het oogenblik is aangebroken,
waarop vorm gegeven kan worden aan onze
toekomst.
De toekomst eischt een democratisch be
leid, met vastberadenheid uitgestippeld, welk
beleid u zoo straks in de regeeringsverklaring
zal worden uiteengezet. Ik behoef u niet te zeg
gen, dat er tallooze moeilijkheden en bezwaren,
ja soms schier onoverkomelijke, op onzen weg
liggen. Naast de schaduwen kan ik echter
goddank op sterke lichtpunten wijzen: het feit,
dat wij in den donkeren tijd, die achter ens
ligt. naar elkaar, gegroeid zijn, het duidelijk
merkbare verlangen naar eendracht, de groei
ende gemeenschapszin en het onderling ver
trouwen en naastenliefde. Een onzer eerste
plichten tegenover God, tegenover onze volks
gemeenschap en tegenover onszelf is den be-
staanden drang naar saamhoorigheid verder te
ontwikkelen en het hoogste en beste wat in ons
leeft in dienst te stellen van onze volksgemeen
schap. Wij willen ons ertoe zetten onszelf gees
telijk op te bouwen en onze kinderen, elkeen
naar eigen overtuiging, opdat wij als volk de
moeilijkheden, die wij op onzen weg zullen
ondervinden, te boven kunnen komen. Immers,
wij willen trachten voortrekkers en baanbre
kers te zijn voor den nieuwen tijd die voor
ons ligt.
Een wereldtekort aan grondstoffen, aan af
gewerkte goederen en aan sommige soorten
van voedsel en hierbij zij niet vergeten de
gebrekkige mogelijkheden van vervoer dringt
voorloopig de gedachte, dat wij onze toekomst
geheel in eigen hand hebben, naar den achter
grond. Gaarne doe ik een beroep op de vriend
schap onzer bondgenooten om ons zooveel in
hun vermogen ligt tegemoet te komen. Wij zijn
hun erkentelijk voor hun geschenken en voor
hetgeen zij ons leveren in onzen nood. Ook doe
ik een beroep op hen om te bereiken, dat uit
Nederland geroofde en als zoodanig te herken
nen goederen, die in Duitschland worden aan
getroffen, zoo spoedig als dat kan aan Neder
land worden teruggegeven. Wij zullen onzen
bondgenooten in geestelijk opzicht hun hulp
vergoeden door een steunpilaar te zijn in het
nieuw ontstaande Europa .en wanneer wij ons
land weder kunnen opbouwen,' zullen wij hun
toonen, dat wij sterk zijn.
Ik heb mij overtuigd van de verwoestingen
en van het gebrek, dat er geleden wordt in de
meest geteisterde streken. Ik doe een klem
mend beroep op allen die iets bezitten, dat den
bitteren nood kan lenigen, dit af te staan ten
behoeve van onze zoo zwaar beproefde broe
ders en zusters, zij hebben letterlijk aan alles
gebrek, aan het meest eenvoudige en aller-
noodigste.
Als wij ons straks mogen verheugen in de
bevrijding van grooter Nederland onder de
keerkringen, waaraan onze jongelingschap zoo
bereid is zijn beste krachten te geven, zal op
Dns de plicht rusten het vernieuwde Koninkrijk
op te bouwen.
De taak die ons wacht, en de verantwoor
delijkheid, zoowel ten opzichte van het vader
land als ten opzichte van ons Koninkrijk zijn
ontzaglijk groot. Op dit historisch oogenblik
geldt voorzeker de spreuk: nu of nooit.
Wij aanvaarden met vertrouwen die taak.
Ons jongste verleden heeft bewezen wat wij
kunnen. Zij zal blijken niet te groot of te
zwaar voor ons te zijn. God zal ons helpen.
onze geallieerden hebben, stellen wij
met voldoening vast, dat de regee
ring niet alleen lichamelijk, maar
ook naar den geest weer geheel op
Nederlandschen bodem staat, dat
Nederland weer uit Nederland gere
geerd wordt.
Hei ie voeren beleid
Betreffende het buitenlandsch be
leid verklaart de regeering, dat die
naast de deelneming aan den oorlog
tegen Japan, zal zijn gericht op de
internationale samenwerking met al
onze bondgenooten, ter bevordering
van vreedzame Internationale ver
houdingen en ter beveiliging van de
positie van het Koninkrijk en mits
dien van zijn samenstellende deelen.
Het herstel van het internationale
handelsverkeer heeft de bijzondere
aandacht der regeering. De buiten-
landsche dienst zal worden gemoder
niseerd; de plannen daarvoor liggen
gereed.
Da bnltenlandsche politiek cul
mineert ln de vraag naar onze ver.
houding tot het verslagen
Duitschland. Het N'ederiandsclia
volk heeft daarmee een rekening
te vereffenen op schier elk gebied.
Wij zullen daarbüj voor onze rech
ten strijden en 'niet dulden, dat
daaraan tekbrt wordt gedaan ter
wille van den wederopbouw van
het Duitsche bedrijfsleven. De Ne-
derlandsolie regeering zal lëj do
geallieerde mogendheden haar
eiselien tot schadevergoeding in
dienen en in bet bijzonder krach
tig aandringen op teruggave van
door de Duitschers geslolen goe
deren en vervanging daarvan door
andere goederen, indien züj niet
meer' te achterhalen zijn.
In ditzelfde verband aanvaardt
dit kabinet ook de gedachte van
minister Van Kleffens 0111 de mo
gelijkheid tot schadevergoeding
door middel van annexatie van
Dnitsch gebied open te houden.
Deze annexatie is echter zoozeer
een zaak. die gedragen cf verworpen!
moet warden door het zedelijk besef
en' het zakelijk inzicht van ons volk,
dat de regeering er prijs op stelt ta
bevorderen, dat door een openbare
discussie de publieke meening zich
hierover in bezonkenheid vormen,
kan.
n Hef Koninkrijk
Ten aanzien van de overzeesche
gebiedsdeelen zal de regeering de
voorbereiding vervolgen voor hun
nieuwe statuut binnen het Konink
rijk. op den grondslag van de rede
van H. M. de Koningin van 7 De
cember 1942.
Leger en vloot
Spr. gaf aan, dat onze krijgsmacht
opnieuw moet worden gevormd De
dienstplicht blijft gehandhaafd, doch
voorloopig voorziet aanneming van
oorlogsvrijwilligers in de personeels
behoefte. in Engeland wordt thans
een leger gevormd voor den strijd in
het Verre Oosten en voor hetzelfde
doel worden 22.000 man gereedge
maakt in Australië. In Nederland
worden de Binnenlandsche Strijd
krachten omgevormd tot onderdeden
van de krijgsmacht. Een begin is ge
maakt met de vorming van officie
ren- en onderofficierenkader.
Wij willen onze legerorganisatie op
bouwen in aansluiting aan de Orga
nisaties van de geallieerde legers. Dit
sluit ook in een verjonging van het
leger. De goede illegale werkers zul
len in de normale legerorganisatie
moeten worden opgenomen en de
B.S., die niet voor leger in aanmer
king komen zullen in passende maat
schappelijke posities worden ge
plaatst. De sterkte der Koninklijke
Marine wordt thans nog uitsluitend
bepaald door de mogelijkheden van
verkrijging van materieel en het be
schikbare personeel.
De Kon. Marine leed gedurende
den oorlog zware verliezen en het
overgebleven personeel aangevuld
met officieren, onderofficieren en
manschappen, die in Nederland ach
terbleven na 14 Mei 1940, en met
oorlogsvrijwilligers zullen in eene
verhouding van ongeveer een op drie
de nieuwe vloot' bemannen, die aan
den oorlog tegen Japan en de be
vrijding van Nederlandsch-Indië zal
deelnemen. Een modern smaldeel van
kruisers, torpedojagers en onderzee-
booten, met de noodige ondersteu
ning van luchtstrijdkrachten, wordt
hiervoor bestemd.
In de Ver. Saten is een mariniers
brigade in opleiding voor de oorlog
voering in "het Oosten.
Gezagsverhoudingen
Teneinde de geheele bevolking zoo
snel mogelijk tot een regelmatig le
ven terug te voeren is het noodig,
dat er weer ov?rzichtelijke en voor
iederen burger duidelijke bestuurs
apparaten bestaan, opdat mede daar
door ook weer gezonde gezagsver
houdingen kunnen groeien-
(Vervoli, op pag. 2)
Directeur: J. J. W. Boerrigter
Waarn. Hoofdredacteur:
Mr. L. G. A. Schlichting