7 PISTOOL OP JAPAKS HART
4
(X
9 E T
«4
EEN ACTUEELE
PARABEL
D
D
Noord adopteert het geschonden Zuiden
in
Geneeskunde in een bevrijd
concentratiekamp
ém
t/tmJ
J
ZATERDAG 14 JULI 1945
PAGINA 3
De week in vogelvlucht
Spanning in het Zuid-Oosten
Brood eerlang zonder
bon
Onveranderlijke,
klassieke
kwaliteit!
Het mag niet bestaan, dat wij in het Noorden
meer hebben dan noodig is, terwijl er in het
Zuiden honderdduizenden niets meer hebben
Slechts één wil:
opbouwen
Arnhems Sint Eusebius
*3
erwijl Truman op reis is naar
de conferentie der Groote Drie
te Potsdam en Churchill
schildert te Hendaye schil
dert hij alleen maar of heeft hij iets
te maken met Franco's plannen
plaats te maken voor een regent-
schapsraad? neemt de politiek
haar loop.
De Amerikaansche marine heeft
Dinsdag een slagvloot vlak langs het
hoofdeiland van Japan laten varen en
Tokio de volle laag laten geven. Van.
daag zijn er berichten binnenge
komen dat admiraal Halsey zijn vloot
zoo dicht bij het centrum van Japan
heeft gebracht, dat de Japansche
havens onder het bereik van zijn
scheepsgeschut zijn gekomen. De kern
van het Japansche moederland wordt
thans door de Amerikaansche kanon
nen onder handen genomen. Dit be
wijst wel, dat de Japanners niet in
staat zijn een belangrijke macht
tegenover de Amerikaansche vloot te
stellen. Zoozeer is admiraal Nimitz
overtuigd, dat Japan niets terug kan
doen, dat hij brutaal weg heeft mede
gedeeld, uit. welke eenheden de thans
voor Japana opereerende slagvloot
bestaat. Tot nu is' de Japansche
tegenstand inderdaad gering geweest.
Blijkbaar bewaart de vijand zijn laat
ste vliegtuigen voor het groote co gen-
blik der invasie, die het ieder oogen-
blik verwacht.
De Amerikanen buiten het bezit
Tan Okinawa en Iwoshima, dat hun
zooveel bloed heeft gekost op
Okinawa sneuvelden aan Amerikaan
sche zijde 30.000 man ten volle
uit. Voortdurend stijgen vliegtuigen
op, die de Japansche verbindingen,
niet alleen met het Zuiden, doch ook
met het Aziatische vasteland, be
stoken. Het is een volkomen blok
kade, welke op Japan wordt toege
past. Sommige Amerikanen hopen,
dat de blokkade alleen de Japanners
op de knieën zal brengen en inder
daad schijnen de Japanners „vredes-
voelhorens" uit te steken. De waar
nemende staatssecretaris der v. S.,
Joseph Grew, heeft gewaarschuwd
tegen overschatting van deze vredes
pogingen. Meestal hebben die meer
tot doel den vechtlust van den tegen
stander te pellen, dan werkelijk een
vredesaanbod over te brengen. De
meening onder de Amerikaansche mi
litairen is, dat de oorlog met Japan
op zijn minst nog een jaar zal duren.
Niet, dat het onmogelijk zou zijn om
het centrum van Japan eerder te ver
overen; maar zelfs dan zouden in
China en Burma en misschien ook
in ons Indië nog restanten van de
Japansche legers doorvechten.
Bil de reeks van vraagstukken,
die zich groepeeren rctnd het
Oostelijk bekken van de Mid-
delianasche Zee, heeft zich een
nieuw probleem gevoegd: de Grlek-
sche kwestie.
Het scheen daar Juist wat vriende
lijker toe te gaan, in het Midden-
Oosten. De Franschen hebben een
sympathiek gebaar gemaakt in den
Levant, waar zij het commando over
de inlands'che politietroepen aan de
regeeringen van Syrië en den Liba
non hebben overgedragen. Deze geste
is ,gëed opgenomen en heeft wat ont
spanning gebracht, al zullen de Le
vants ta ten niet tevreden zijn eer vrij
hun volledige erkenning als onaf
hankelijke staten van Frankrijk ge
kregen zullen hebben. Ook de Darda-
nellenfcwestie scheen niet tot ernstige
moeilijkheden te zullen leiden, om
dat de Engelsche pers, weliswaar
verlangende dat Engeland in de
zaak zou worden gekend, in het al
gemeen geen bezwaar meer scheen te
hebben tegen het toestaan van
steunpunten langs de zeestraten aan
de Sovjet-Unie. De Engelschen
troostten zich daarbij openlijk met
het bezit van Alexandrië. welke
marine-basis elke Russische 'vloot in
het Oosten der Middellands'che Zee
ongevaarlijk zou maken, en heimelijk
met de uitbreiding van de Levan-
tijnsche vliegvelden (Franschen speel
den enfant terrible en verklapten
het).
De toestand ziet er nu weer som
berder uit doordat een onweer is
losgebroken in het störmhoekje
Macedonië, waar de grenzen van
Griekenland, Albanië, Joegoslavië en
Bulgarije samenkomen, in Grieken
land bestaat een rechteche beweging,
die luidruchtig1 gebiedsuitbreiding ten
koste van Albanië opeischt. In de
andere drie landen gaat men hevig
te keer tegen wat men Grleksch fas
cisme noemt. Grensincidenten zijn
aan de orde van den dag. Aan weers
zijden zijn lichtingen opgeroepen en
zyn de gemoederen verhit. De Biit-
echc. troepen aan de Grieksche zijde
van de grens' en de Sovjettroepen
aan de Bulgaarsche zullen veel be
leid moeten toonen om hun cliënteele
van wanordelijkheden af te hou
den. Zooals men weet, is heel de
Balkan Russische invloedfssfeer, be-
Het is interessant te weten, dat de
geallieerden ons voor juni, Juli en
Augustus ongeveer 120.000 ton tarwe
per maand verschaffen, een hoeveel
heid, die verre uitgaat boven het
geen noodzakelijk werd geacht om
het peil van een gemiddelde van
2.000 calorieën te bereiken. Deze hoe
veelheid zal worden aangevuld door
de invoeren onzer regeering met
200.000 ton tarwe, alsmede aanzien
lijke hoeveelheden gerst, haver, mais
en gierst.
De directeur-generaal van de Voed
selvoorziening verwacht, dat de con
sumenten in ons land t.z.t. in staat
gullen, zijn zich zooveel brood te ver-
rilt??®11 als ZU wenschen. Zij zullen
dit opzicht in dezelfde positie
Etagel d1 alS de consuraenten in
halve Griekenland, dat tot de Brit-
sche invloedssfeerbehoort. Het be
treft hier als het ware een grens
gebied tusschen het Britsche eni het
Russische Rijk.
Ia het verblijf van Koning Leopold
bij Salzburg zijn thans bijeen
de moeder on de broer van den
Konin.g, de minister-president,
de ministers' van justitie en buiten-
landsche zaken en de voorzitters van
Kamer en Senaat, Daarenboven heeft
Kohing Leopold een aantal Juri&ten
geraadpleegd. Vooral de aanwezigheid
van de familie heeft hot vermoeden
weer leven gegeven, dat de Koning
toch afstand zou willen doen van
den troon. Immers, het voornemen
van een volksstemming zou tot een
dergelijk familiebezoek geen aanlei
ding geven'. De bevolking' begint
langzamerhand de crisis moe te wor
den, doch houdt zich rustig.
ij-svavaGubvdigav enij enij
Achtste Zondag
na Pinksteren
e meesterlijke parabel van den
onrechtvaardigen rentmeester
heeft in deze dagen, waarin
nog zoo opvallend veel on
rechtvaardigheid en bedrog heer-
schen, een nieuwe actualiteit gekre
gen, omdat wij er opmerkelijke
parallellen in aantreffen met de
listigheid en sluwheid, welke de
onrechtplegers ook nu weer weten
aan te grijpen om er hun misdadig
heid mee te maskeeren.
Is de onrechtvaardige rentmeester,
die zijn ambt misbruikt voor eigen
gewin en zich dan met groote han
digheid weet veilig te stellen, door
anderen in zijn bedrog te betrekken,
niet opnieuw opgestaan in de ge
stalte der collaborateurs, die hun
plicht en taak tegenover het vader
land vergetend om vuig gewin den
vijand dienden en tegelijkertijd de
komende ontmaskering vreezende,
zich trachtten te dekken door een
deel van hun winst af te staan aan
ondergrondsche organisaties of zich
op andere wijzen een brevet van
e Britsche troepen kwamen op
17 April '45 in het concentra
tiekamp van Bergen-Belsen.
De toestand aldaar eischte snel
handelen. Het eene, ergste kamp be
vatte 22000 mannen en 18000 vrou
wen; het tweede kamp, belangrijk
beter, bevatte 27000 mannelijke per
sonen. Er lagen in het eerste kamp
acht- tot tienduizend lijken opge
hoopt in alle graden van ontbinding.
In het eerste kamp heerschten ty
phus en tuberculose ongehinderd,
veel ingewands-infecties, geen chole
ra en dysenterie, maar veel belroos,
scheurbuik en natuurlijk hongerziek
ten, Er stierven daar 300 a 500 men-
schen per dag en er werden er meer
doodgeschoten. Er is geen stroomend
water of electriciteit. De bewoners
zijn wrakken, half of geheel naakt,
de vrouwen doorgaans in erger con
ditie dan de mannen. Honger, dorst,
ziekte, terreur, stank.
Toen de Britsche troepen deze dui
zenden in vodden gekleede, met on
gedierte bezaaide, uitgehongerde
wrakken ontmoetten, staken zij ter
stond de handen uit om hulp te
geven en het kamp te saneeren. De
S.S.-wakers, alsook Hongaarsche wa
kers werden gedwongen de dooden
te begraven en het ergste vuil te
verwijderen. Er werd om hulp ge
seind. Daar kwamen een eerste-hulp-
brigade, een veldambulance, een lich
te veldambulance, twee veld-hygiëne
secties; enkele dagen later een al
gemeen hospitaal met 600 bedden;
later nog een eerste-hulpbrigade, en
een ander algemeen hospitaal met
1200 bedden. De commandeerende
officier van gezondheid wist in kor
ten tijd van de barakken van het 2e
kamp te maken een hospitaal met
17000 bedde». Daar waren in dat
kamp 21 groepen van 5 gebouwen.
In elke vijf gebouwen kwamen 700
patiënten, met één Engelsche officier
van gezondheid aan het hoofd. Elk
gebouw met ongeveer 150 patiënten
heeft 'n Zwitserschen, 'n Dultschen,
of 'n „gevangen" dokter aan 't hoofd;
over elke vijf gebouwen zijn er één
of twee gediplomeerde Engelsche ver
pleegsters, de overigen zijn Duitsch
of worden uit de gevangenen ge
nomen.
Een week na de bevrijding kwam
er een contingent van het Britsche
Roode Kruis: de ergste patiënten
stierven in het begin voor het mee-
rendeel; de verpleegsters hadden toen
600 patiënten. Langzamerhand wer
den de gevangenen gesorteerd; twee
weken na het Roode Kruis kwamen
honderd medische studenten, die de
voeding der gevangenen in het eer
ste kamp overnamen. Wat deze jon
gelieden aan stank en ongedierte en
afgrijzen hadden te overwinnen, is
niet te beschrijven. Een of twee stu
denten kregen met vijf verpleegsters
telkens 200 tot 400 niet-uitgezochte
patiënten te verzorgen; zoo gaat het
in het 1ste kamp. In het tweede,
waar de patiënten uitgezocht zijn,
en dus meer gespecificeerde medi
sche hulp kan worden verleend, ko
men er 3 studenten op 150 patiën
ten. De studenten kwamen echter
voor slechts tijdelijk, maar hebben
geweldig werk geleverd.
Zoo heeft «nen langzamerhand de
geheele taak onder de knie gekregen.
Sedert de overname zijn er 20.000 ge
vangenen begraven: dertig duizend
bleven er over. In het begin was het
aantal dooden per dag 300, op het
tijdstip van het rapport 60.
Behalve de ziekte, wis ook de
schrik een ontzettende kwaal. Het
bleek, dat Duitsche dokters bij ge
vangenen benzol of creosoot inspoten
waardoor zij verlamd werden, het
geen als genoegzame reden gold, hen
naar het crematorium te zenden.
Vandaar dat de patiënten, wanneer
zij later door de Duitsche dokters
met geneesmiddelen zouden worden
ingespoten, door den schrik aange
grepen werden, en riepen dat zij niet
naar het crematorium wilden.
Dat alles is ontleend aan een rap
port van Dr. W. R. F. Collis, ver
schenen in het British Medical Jour
nal van 9 Juni '45. De redactie tee
kent aan, dat dit een medicus uit
Dublin is, dus een neutrale. De ge
vangenen bestonden in hoofdzaak uit
Russische en Poolsche Joden; van
daar dat met de genezing de moei
lijkheden nog niet zijn opgelost.
Wat betreft de kinderen zegt Col
lis, dat de meesten geen tehuis, gean
bloedverwanten hebben, maar hij
voegt er aan toe: voorzeker zijn er
ergens in de wereld menscheri, die
zich zullen aanbieden, voor deze kin
deren zullen zorgen en hun weder
een tehuis geven.
Maar bij de volwassenen blijven
een zeer groot aantal menschen zon
der tehuis eri zonder nationaliteit,
voor wie het jaren lang bijna on
mogelijk is, weer in de normale maat
schappij te worden opgenomen.
Men is grooten eerbied verschuldigd
aan het Britsche geneeskundig per
soneel voor de vervulling van zulk
een buitengewone taak; het is te
hopen, dat er voor de staatloozen en
onbehuisden een behoorlijke toe
vlucht gevonden wordt; het is nood
zakelijk, dat wij in onzen afschuw
van deze wreedheid, niets daarvan
overnemen, maar menschelijkheid en
recht betrachten.
Dr. Th. H. SCHLICHTING.
AUDIËNTIE
Z. H. Exc. de Bisschop van Haar
lem zal Dinsdag a.s. geen audiëntie
verleenen.
goed vaderlanderschap te verschaf
fen?
Met ongeloofelijke listigheid weten
z;j door de mazein van de wet heen
te kruipen evenals de rentmeester,
tegen wien de landeigenaar in de
parabel eveneens geen overtuigende
bewijzen kan aanvoeren. En ondanks
het geleden verlies weet deze niets
anders te doen dan de listigheid te
bewonderen, waarmee zijn rent
meester hem te slim is af geweest.
Want zoo staat er verder in de pa
rabel: „De landeigenaar prees den
onrechtvaardigen rentmeester, om
dat hij met overleg had gehandeld."
Hiermee geeft hij voorzeker geen
blijk van bijzondéren ijver voor de
rechtvaardigheid. Doch de „kinderen
der wereld" begrijpen eikaars han
delwijze, zij richten hun leven in
volgens dezelfde egoïstische beginse
len. Terecht zegt het spreekwoord:
Groote heeren bijten elkaar niet,
omdat, Indien zij zulks wel zouden
doen, zij hun eigen methodes zou
den moéten afkeuren.
Christus veroordeelt hen allen:
den rentmeester, de kooplui, die
meedoen aan de vervalsching der
schuldbrieven en de houding van
den landeigenaar, door hen allen te
scharen onder de categorie van ,de
kinderen der wereld". En tot onze
beschaming moet Christus consta-
teeren: de kinderen der wereld be
hartigen hun belangen met meer
overleg dan de kinderen des lichts."
Zij zijn consequent, zij laten geen
middel onbeproefd om tot het ge
stelde doel te geraken.
Wat staat den kinderen des lichts
dan te doen? Christus geeft het ant
woord en met dat antwoord heft hij
ons meteen op tot de hoogte van
Zijn verheven leer: Ik zeg u, maakt u
vrienden door den mammon der on
gerechtigheid, opdat wanneer deze u
komt te ontvallen, die vrienden u
mogen opnemen in de eeuwige ten
ten." Christus kent de zedelijke
waarde van het geld, van de rijk
dommen, van dezen mammon van
het onrecht. Deze tijdelijke goederen
immers veelal uit onrecht geboren,
voeren even dikwijls tot onrecht.
Vormen niet bedrog, uitbuiting
van arbeiders, afpersing, moord, dik
wijls den grondslag van het kapi
taal? Kleeft aan het geld der zwarte
handelaars niet het bloed van een
hongerend volk? Hebben de bezit
ters van eerste levensbehoeften den
nood der oorlogsdagen niet mis
bruikt om zich op schandelijke wijze
te verrijken? Voor ons Christenen
geldt slechts Christus' woord: „Maakt
U vrienden!" Wij moeten loskomen
van de ongeregelde zucht naar be
zit. De nood is voor ons volk nog
niet voorbij. Duizenden hebben alles
verloren, zij hebben geen stoel meer
om op te zitten, geen huls om in te
wonen. Wij dachten dat wil arm
waren, maar bi) hen vergeleken zijn
wij rijk. Ear van dien rijkdom moe
ten wij afstand doen met een edel
moedigheid, zooals wij die nog nooit
hebben betoond, omdat nog nooit
de nood zoo groot is geweest. En al
zullen wil dan misschien armer wor
den aan bezit, wij zullen rijk wor
den in liefde. K.
(Van onzen specialen verslaggever).
Drie voorbeelden uit eenlge der verwoeste gebieden van ons land.
Een nederig boerenhuisje aan den voet van den Waaldijk te Gent in
de Over-Betuwe. Het huisje Is voor driekwart kapot geschoten. Het
interieur is onbeschrijfelijk armzalig. Huisraad, dat dien naam niet
verdient. Maar dacht u ontevreden,, mopperende, zichtbaar lijdende
menschen in dit krot aan te treffen? De huisvrouw zou u beschaamd
maken: „We leven nog, maor verder is het nilts mer," verklaart zij;
de toon van haar stem en haar gezicht zijn volmaakt welgemoed!
Een school in Milsbeek in Noord-Limburg. Er is practisch geen huis,
of het is beschadigd of zelfs onherstelbaar vernield, In de schoollokalen
zijn gezinnen ondergebracht. Vensterglas ontbreekt, zooals overal
elders, ook hier. De vloeren zijn reeds lang in de kachel opgestookt.
De menschen huizen tusschen betonnen balken op de naakte funda
menten. Zoo leeft Milsbeek, rondom een in puin geschoten kerkje.
De duinen tusschen Domburg en Westcapelle op Walcheren. 50 mil-
lioen kubieke meter water loopen per etmaal in en uit dit eiland, dat
de tuin van Nederland heette en nu nog slechts zwart verstorven
boomen en heggen kan toonen en, als de grond op sommige plaatsen
bü laag water droog valt, bruinig land met groenige algen doorschoten.
Tegen de duinhellingen aan, omtrent Domburg, ligt het bezaaid met
de Duitsche bunkers van den betonnen „Atlantik-wall"^ in die ellen
dige half onderaardsche onderkomens wonen menschen.
maar het ontbreken van alle mid
delen tot den wederopbouw", zei de
militaire commissaris van Noord-
Limburg, majoor Receveur, self Ven-
Ionaar van geboorte, temidden van
zijn langs de Maas en in haar kern
totaal verdelgde geboortestad, en dit
woord teekent de mentaliteit van
dit volk volmaakt zooals wij haar
aantreffen in alle streken, aie wij
bezochten. Het is geslagen, maar het
kent geen moment, waarin het zich
overgeeft aan een verlammende
treurnis, het zit niet bij de pakken
neer, het kent geen zelfbeklag, het
is goedsmoeds en vol vertrouwen in
een betere toekomst, het wil slechts
één ding: opbouwen, dit land weer
bewoonbaar maken, het in zijn
vruchtbaarheid en productiviteit
herstellen. Het vindt de ruïnes niet
het ergste meer, maar het heeft
een die,p invretend verdriet: het
bezit niets, geen stoel, geen tafel,
geen bord, geen mes en geen vork,
maar ook geen hamer, bijl, spijker,
geen fiets en geen auto, totaal niets.
Dit volk elsclit met het grootste
recht, dat het de middelen krijgt om
voor zichzelf althans tot een mini
maal menschwaardig bestaan terug
te keeren uit het men vergeve ons
het woord, maar het is niet in het
Dit zijn drie voorbeelden op goed
geluk gekozen uit bonderden, die wij
zagen op een reis van een slordige
duizend kilometer, die wij op uit-
noodiging van M.G. maakten langs Ve-
luwezoom, Betuwe, Zuid-Oost Gelder
land, Limburg, Noord-West Brabant
en Zeeland.
Een reis door ontredderde steden,
in puin gelegde dorpen, honderden
kilometers door velden, waar onkruid
en van den vorigen oogst nagebleven
gewas wild dooreen opschieten, vel
den, die in hun oertoestand dreigen
terug te vallen, omdat zij onbegaan
baar zijn wegens de mijnen, waarmee
zij vol liggen. Een reis langs vernielde
bosschen, waarin het doode hout en
de scheef gezakte boomstammen in 't
rond liggen. Een reis door kale vlak
ten..,. Een reis door het troostelooze
water, waarin Walcheren verdronken
is en waarbij men een zucht van ver
lichting slaakt als men aankomt in
een eenigszins hooger gelegen dorps
kern.
„Niet de ruines zijn het ergste,
minst overdreven beestenleven,
dat het thans leiden moet.
Wij, in ons op enkele stadsdeelen
na vrijwel gespaard gebleven Wes
ten, wij hebben in deze afgeloopen
eerste twee maanden onze eigen pro
blemen gehad. Maar de honger is
voorbij en wij zijn bezig zijn laatste
gevolgen te overwinnen. Onze steden
en dorpen st&én, heel onze appara
tuur is intact.
Rijkdom is slechts een betrekkelijk
begrip. Doch wl) zijn rijk in verge-
iijking met onze landgenooten in het
Zuiden, in Arnhem en Nijmegen en
in de streek tusschen deze beide
steden in. Wij moeten helpen. Wij
moeten de bordjes verhangen en de
leus „Zuid helpt Noord", waarover
wij zoo gejuicht hebben, omdraaien
in' de leus:
„Noord helpt Zuid."