nart Kei feest, dal Kei onlroerl en verzoent H KERSTMIS K in het Concentratiekamp PAGINA MAANDAG 24 DECEMBER 1945 Kerstmis, Venetiaansche school (16e eeuw) Boheemsche schildering uit de 13e eeuw volk was verworpen en dat de heilsboodschap om niet geschonken was aan hen, die volgens mensche- lijke zienswijs geen mede-erfgena men waren van het Rijk Gods. et staat intuaschen vast, dat, terwijl een goede honderd jaar na het drama van Cal- varië de Kerk jaarlijks reeds het feest der verrijzenis vierde, het tot het begin der vierde eeuw heeft ge duurd voor Zij de Verschijning des Heeren en wel op den zesden Januari tot aanleiding van een hoogfeest maakte. Kort daarop echter heeft Rome, het hart der Christenheid, het feest van Chris tus' geboorte verplaatst naar den vijf en twintigsten December, den dag waarop in het heidensche Rome het feest van de onover wonnen zon natale solis invicti werd gevierd. Kerstmis en Drie- Koningen zijn sindsdien beide als hooge feestdagen blijven bestaan. Beide zijn in den loop der eeuwen door legenden en verhalen omspon nen in beide heeft de vrome fan- Het lijdt geen twijfel, of Kerstmis is wel het meest intens gevierde feest van alle kerkelijke hoogtijdagen. Onze verste en intiemste herinneringen gaan altijd weer terug naar de kerstviering in een misschien reedts lang verdwenen ouderlijk huis en van de warmte ervan rest altoos nog een sprankje, zelfs in het meest ontgoochelde menschenhart. En altijd zoeken wij weer voor onze eigen kinderen dat te doen herleven, wat ons eenmaal zelf met gulheid geschonken werd: die innig feestelijke sfeer, waarin naïef behagen in een broze, vluch tige schoonheid, die zich slechts aan enkele uren van ons leven hecht en dan alweer haar bekoring begint te verliezen zich paart aan 'n waarachtig gevoel van innerlijken vrede en een eigenaardige tintelende blijdschap, die wij nooit zouden willen verliezen, maar die wij vaak zoo moeilijk vasthouden in de kleurloosheid der elkaar traag opvolgende wintersche dagen en in de zorgen van een bestaan, vol kleine en somB groote teleurstellingen. Vooral in het Westen is Kerst mis in het besef der menschen het groote, centrale feest van het jaar geworden en gebleven, zelfs daar waar het begrip voor de groote re ligieuze beteekenis van het kerst feest goeddeels verloren is gegaan en waar het nog slechts dient als welkome aanleiding om de dage- lijksche sleur te breken, te genie ten van de goede dingen van het leven onder sentimenteel gepraat over wat men „de legende" van Christus' geboorte pleegt te noe men en over „vrede op aarde", zon der te verstaan hoe glorieus en ver bijsterend de boodschap was, die twintig eeuwen geleden door een scheur in den hemel aan de duis tere aarde werd gebracht. Wanneer wij het feit van Chris tus' geboorte als uitgangspunt ne men, is Kerstmis natuurlijk de oud ste van alle christelijke feestdagen. Maar dag noch jaar is onjs daar van bekend. Wij weten alleen, dat het wonder van den kerstnacht vijf acht jaar voor het begin van onze foutieve jaartelling heeft plaats ge had. Kerstmis echter als jaarlijk- sche herdenking van deze gebeurte nis, die het begin beteekent van on ze verlossing, is zeker niet de oudste christelijke feestdag, noch in het Oosten, noch in het Westen. Voor den Christen in het Oosten heeft Kerstmis nooit die groote en stra lende beteekenis gekregen, die zij voor de Westerlingen heeft verwor ven. Want de Oostersche Christen is altijd meer van de wereld afge keerd geweest dan de Westerling. Hij heeft in het feit der vleeschwor- ding van het woord altijd meer dan de Westerling de peillooze verne dering Gods gevoeld en onwillekeu rig heeft hij zijn geest dan ook altijd meer gericht op de triomfan telijke voltooiing van Christus' zen ding op aarde: Zijn opstanding uit den dood, op de glorie van den verrezen Verlosser en op de majes teit van Zijn tweede komst, die tijd en geschiedenis zal afsluiten. Waar de Kerk in de eerste eeuwen de geboorte van Christus vierde, koos zij daarvoor het oogenblik waarop de menschgeworden God geopen baard werd aan de heidenen, geper sonifieerd in de historische, maar slechts vaag aangeduide en zich in de nevelen van het verleden ver liezende gestalten der magiërs uit het Oosten, waarvan het evangelie verhaalt en die ons door eerbied waardige legenden worden voorge steld als drie koningen. De oude Kerk immers was zich scherper dan wij thans bewust de Kerk der hei denen te zijn. Zij besefte scherp dat de Verlosser, op Wiens komst Isaïas en de andere profeten het Joodsche volk eeuwen lang hadden voorbereid met hun geïnspireerde droomgezichten, door Zijn eigen tasie van een geloovig volk, van dichters en schilders en beeldhou wers een onuitputtelijke bron van inspiratie gevonden, die ook na twintig eeuwen nog niet opgedroogd of uitgeput is. Maar het is niet te verwonderen, dat de aandacht zich het meest heeft gericht op 't kerst gebeuren, dat in wonderbare har monie de onbegrijpelijke grootheid van het mysterie verbindt met het eenvoudig en zuiver menichelijke en dat het hunkerend menschen hart ontroert en verzoent met den hemel, met de aarde en zichzelf. Veel is in den loop der eeuwen m de Kerstviering veranderd. De Westersche Kerk heeft haar inge leid met die prachtige adventslitur- gle, die één zang, één smeekbede is van stijgend verlangen naar de komst des Heeren en haar be kroond met de plechtige drie Hei lige Missen, die elke priester op Kerstmis opdraagt naar het voor beeld der oorspronkelijke pauselijke liturgie. En ieder volk heeft weer buiten de kerkelijke viering om nieuwe aspecten toegevoegd aan de kerstvreugde, zooals die zich openbaart in het publieke leven en in de intimiteit van den hulselij - ken kring: spelen en legenden, kerstliederen zonder tal, de stal met de kribbe en haar vele schil derachtige figuurtjes, de kerst boom met al zijn klatergoud, de versierde disch. En zij getuigen mee, in alle landen, in alle gezin nen en in alle harten, van die trouwhartige liefde, die door allen uiterlijken opschik, waarmee de mensch zich op zijn feestdagen gaarne tooit, hèn in vrede veree- nigt die van goeden wil zijn. erstnacht 1943.... Onder een dikke laag sneeuw ligt het Duitsdhe kamp als een oord van vrede en wintersche schoon heid. Op de daken der barakken, op de zaagbokken van het klein- hout-commando, op de pomp, waar achthonderd gevangenen zich iede- ren dag trachten te wasschen en die nu bevroren is, op den muur van naast elkaar geslagen palen, op het blok waar de lijfstraffen worden verstrekt, overal ligt de zachte, witte vacht. Zelfs de schandpaal draagt een wit kleedje. In mijn barak is het nu stil ge worden. Zestig mannen hadden een vermoeienden dag, want het wer ken in een leemput, waar je den kei-harden grond met een houweel moet loshakken, is zwaar. Een bordje waterige koolsoep en een paar stukjes droog brood is de eenige belooning voor elf uur zwa- ren arbeid. Het zijn dan ook slechts de zeer sterken, die dit kunnen volhouden. De anderen verwisselen het tijdelijke met het eeuwige, ge- (Beeld, in hout) trouw aan het kampdevies: „Ar- beiten Oder sterben". Maar nu ligt het Kerstfeest voor ons. Twee da gen zal er niet worden gewerkt, heeft de „Lagerleitung" bepaald, dan zal ex rust zijn. Ik tracht nog wat te slapen, maar het gaat niet. Omdat het zoo koud is heb ik mij niet uitgekleed, maar onder mijn dunne deken helpt dat niet veel en ik ga maar wat heen en weer loopen. Ik ga zelfs even naar buiten om iets terug te vinden van de plechtige stilte van dezen heiligen nacht. Heel in de verte beieren kerk klokken. Zij brengen de boodschap: „Ziet, wij verkondigen U een groote blijdschapBinnen zijn ver scheidene van mijn lotgenooten door het luiden van de klokken wakker geworden en sommigen bidden. Een schorre stem zegt plot seling: „Hou op! Wat geeft al dat bidden, we gaan toch allemaal kapot." De man, die dat zegt, heeft zijn broer hier verleden week zien doodranselen. Die kon niet meer werken en kreeg daarom veertig stokslagen. De laatste tien troffen een levenloos lichaam. Het gebed wordt voortgezet.... Als de Kerstnacht zich in een Kerstmorgen heeft veran derd, commandeert een schril gefluit ons naar de appèlplaats, waar een voorman, die zich over de lijken van zijn medegevangenen heeft opgewerkt, vloekend en schreeuwend den tyran speelt. We marcheeren naar de keuken, waar we ons ontbijt zullen krijgen. Daar moeten we in ploegen wachten en als we ook aan de beurt zijn blijkt het, dat men zich in de telling ver gist heeft. De laatste ploegen krij gen maar de helft van het toch al karige rantsoen. Maar we hebben in ieder geval iets en we hoeven vandaag ook niet te werken, dus we hebben eigenlijk nog geluk. In een localiteit vlak bij de keuken eten we gewoonlijk en ook van morgen zal dat gebeuren onder leiding van een „Oberwachmann" die vooraf brult, dat het stil moet zijn voor het gebed. Maar ook van daag zijn er weer opmerkingen als: „Bidden jullie maar stommelingen, julBa gaan toch allemaal tegen den muur". En toch is het vandaag Kerstmis. Het ontbijt verloopt verder zon der incidenten en een tweede appèl wordt gehouden. Als ik de geruch ten goed heb begrepen, is het de bedoeling vandaag een priester en een predikant tot het kamp toe te laten en de „Lagerführer" heeft bevolen, dat de gevangenen, die deze „kerkdiensten" wenschen bij te wonen, zich tijdens dit appèl moeten melden. Als we met ongeveer zes hon derd man aangetreden staan, in afwachting van de woor den, die tot ons gesproken zullen worden, verschijnt de rechterhand van den Lagerführer, een functio naris, die den titel van „Hauptzug- führer" draagt. Het is een klein gedrongen mannetje met felle oogen. Hij heeft een groot litteeken op zijn rechterwang en aan de drie Ik ga even naar huiten om iets terug te vinden van de stilte van dezen heiligen nacht vingers van zijn linkerhand draagt hij permanent een bruin-lederen handschoen, waarvan twee over bodige vingers er los bijbungelen. De groote uniformpet, vliegermodel, geeft aan zijn uiterlijk geen held haftigheid. Met zijm roodgeaderde oogen loert hij naai- ons en zijn stem is sarcastisch als hij zegt: „Wie van jullie heeft er behoefte aan, naar het gezemel van die zwartrokken te luisteren, die van middag hun gehuichel zullen uit storten." Niemand reageert èr op! De spotter wacht enkele minuten, maar als niemand zich meldt, verheft hij zijn stem: „Is er dan niemand die dat gezwijmel hooren wil? Zijn jullie dan zoo diep ge zonken, dat jullie voor het woord des Heeren heelemaal geen belang stelling meer hebben?" Er fluistert iemand iets in mijn oor en we melden ons met ons vieren. Schamele oogst. De anderen duiven niet uit vrees zich daarmee nog meer ellende op den hals te halen. Deze vrees is niet onge grond, want nadat we ons gemeld hebben, worden we door den spot- tenden Hauptzugführer voor het front geroepen. We volgen zijn be vel op en staan daar als eenige gegadigden voor een door de kampleiding zoo „tactvol" georga- niseerden kerkdienst. Zijn we dan de eenigen, die nog iets met gees telijk leven te maken willen heb ben? Och, aan de hongerige oogen is wel te zien, dat dit niet het geval is, dat deze menschen wel dege lijk verlangen iets van de hoogere dingen te vernemen, maar dat ze eenvoudig niet durven uit vrees voor straf en bespotting. Stuk voor stuk verlangen ze naar de woorden van iemand die het goed met hen meent, naar de woorden die steeds weer stuk geslagen wonden een beetje kunnen heelen. Maar de angst voor een beestachtige behandeling, die iederen gevangene wacht als hfj zich op de een of an dere manier onder scheidt van de ove rigen, weerhoudt hen daarvan We staan voor den H.Z. in de militaire hou ding en wachten op den smaad die zal komen. Het valt mee. Er wordt ons slechts ge zegd: „Zoo, dus jullie zijn dat tuig dat nog naar de kerk durft te gaan." Bungelende handschoenvingers bewegen zich on heilspellend voor mijn gezicht. Dan volgt het bevel: „Naar de barakken en laat je van middag vooral goed op de hoogte brengen van de hel, dan zullen we dat h<er van de week eens imitee- ren." Dan is het appèl voorbij en gaat iedereen haastig naar zijn barak. Even later is het kamp schijnbaar uitgestorven. Zoo hebben duizenden van ons een „Kerstfeest" beleefd, ver van huis en haard in balling schap En toch hebben wij in die omstandigheden meer dan ooit de diepere beteekenis van het Kerst feest doorgrond. Hier in het kamp, waar geen kerstboompje het feest van de geboorte van Christus mocht opluisteren. Hier in de koude, tochtige barak gold voor ons vandaag slechts dat eenê: Jezus is geboren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1945 | | pagina 7