Het geheim Tan bankjes, banken en bankroet Oe gevaren van vliegvelden op stationsoverkappingen Als de vogels.... DINSDAG 23 JULI 1946 PAGINA 5 DE SPIJS DER VRIJE DAGEN ZORGEN VAN DEN VACANTIE-VIERDER Hélicoptère kan uitkomst brengen Maar we zijn er nog niet... Onlangs werd melding gemaakt van de plannen van den heer Od- dens te Haarlem tot het ontwerpen en construeeren van kleine vlieg velden op stationsoverkappingen. De heer Oddens stelde zich voor de perronoverkappingen van belang rijke stations zoodanig in te rich ten, dat deze dienst zouden kunnen doen als start- en landingsplaats voor vliegtuigen voor ongeveer 25 passagiers, welke passagiers per trein op dit station aangekomen en voornemens van een groot vlieg veld te vertrekken, (of omgekeerd) per „luchtbus" tuschen het station en het vliegveld vervoerd zouden worden. Een der ingenieurs van de Ned. Spoorwegen heeft zijn gedachten eens laten gaan over dit vraagstuk en gaf zijn meening daaromtrent als volgt. Allereerst lijkt de idee moeilijk te verwezenlijken zoolang nog gebruik wordt gemaakt van gewone vlieg je moet kennen wil je op een paar weken onbezorgdheid terug zien. Een paradox en tegelijk een ver maning. Een bankgeheim. Iedere vacantieganger moet er het zijne van weten, maar iedere vacantie- ganger moet er ook het zijne voor doen! tuigen. Deze toch zullen, ook in de toekomst, een vrij lange startbaan noodig hebben, al zou het voor lich te, niet te snelle, vliegtuigen mo gelijk worden op een vrij korte start baan vrij te komen, dan moet er toch steeds op gerekend worden dat een motor uit kan vallen voordat de snelheid zoo groot is dat dit geen gevaar meer oplevert. Geschiedt dit eerder dan moet dit toestel weer neergezet en tot stilstand gebracht worden vóórdat de rand van het vliegveld genaderd is. Daarom zal de middellijn (er zal in elke rich ting gestart moeten kunnen wor den) wel nooit korter dan 2 km. kunnen zijn. Wanneer hiermede de lengte en breedte van perronoverkap pingen vergeleken worden, wel ke maximaal op resp. 300 en 150 m. te stellen zijn, dan blijkt hieruit wel dat aan vliegvelden op een stationsdak voor gewo ne vliegtuigen bezwaarlijk ge dacht kan worden. Men spreke dan nog niet eens over de kos ten. Ook vormen torens en an dere hooge bebouwingen een groot gevaar en ten slotte zou den „blindlandingen" bij slecht zicht, midden in een stad al lergevaarlijkst zijn. Misschien kan in de toekomst het schroefvllegtuig ((Hélicoptère) voor personenverkeer van den hier gedachten omvang dienen. Deze machines kunnen inderdaad op een beperkt terrein, zeker ter grootte van een deel van een stationskap, opstijgen en dalen. En de rest? Wat doet het ertoe. Al die vacantie-zorg, wat doet het ertoe? Laat u niet afschrikken door den ironischen toon van den aan vang. Want het zalig niets1 doen is immers niets anders dan het alles doen, waar je zin in hebt. En de frissche moed is de goede moed toch, die je altijd wel op de been houdt. Dat is het alpha en omega van lederen vacantie-ganger. Welke vacantie-vierder heugt zich niet eenzelfden weg en de boomen, die er stonden. Wat die hoornen al niet vertellen kon den. En wie neet, misschien houden zij toch werkelijk die fluis- ter-gesprekkendie je alleen maar in sprookjes en verzen ont moet. Over vacantie en, zoo. Maar zie, waar blijven onze ban ken? Hebben zij niet alles met va cantie te maken? Ja, dat hebben te ook. De banken in de parken en de zandbank. Even goed als de Nederlandsche en het bankroet. Zij beproeven u naar uw kracht. Zij zijn er in den trein om te kijken, of ge er wel tegen kunt, dat ze bezet eijn. En zij vertoeven in de parken voor die tallooze groote gezin nen en verliefde harten lang niet groot genoeg in aantal en daarom pok constant ingenomen, wanneer gij er u op vlijen wilt. En zij zijn zonder leuning en de vogelen des hemels nestelen er zich soms op. Moppert gij daarover? Neem u in acht, zij zijn er, veel te weinig in getal, altijd bezet en bekrast en beschreven om u de gelegenheid te bieden tot een demonstratie hoe lang gij in een opgewekte stemming verkeeren kunt En de zandbanken willen u doen stranden. En het is al bank in uw vacantie wat de klok slaat. Zooals het al zorg is. Maar die hoort erbij. Dat is het geheim wat r Dat dit een bezette bank is, valt niet te ontkennen. En wie is het niet overkomen, dat hij met jaloersche blikken een tafereeltje gadesloeg, gelijk 't hier staat afgebeeld? Jaloersch al naar gelang de reden, die wij hadden om er onzen tijd door te brengen. In het Gooi, Bolwerk en Vondelpark-... (Teekening Jo Spiery. Na de pick-nick even luisteren naar de radio. Midden in het veld en met een stralenden hemel. Ja, ja, het ziet er weer ideaal uit. Maar waar is de regen? De regen laat verstek gaan op deze ver beeldingen van een werkelijkheid, die we allemaal aan den lijve s willen ondervinden. Zon, zon en geen regen! tt re gaan weer op vacantie! De bazen en patroons verdwijnen in 1/1/ een poort luchtledig en de spijs der vrije dagen smaakt ons voor- treffelijk. Tenminste, laat ons dat hopen. Want o het is zoo'n misleidende gedachte, dat een mensch, na een tijd van zalig nietsdoen, weer met frisBchen moed aan den slag zal gaan. Die frissche moed is een bedrieglijke gemeenplaats. En dat zalig nietsdoen ook. Ik kan mij niet herinneren, dat ik ooit zooveel bergen werk heb' verzet als juist in de dagen, dat ik, gelijk dat heet, eens eindelijk niets om handen had. Mijn hemel, ik had dan juist mijn handen vol! Maar het schijnt een loffelijke gewoonte te zijn, daarvan niet te reppen. j-\ekennen wij het eerlijk. De r~\ hoeveelheid zorgen, die je opstapelt vijftig weken van het jaar, worden met nog eens zoo'n hoeveelheid verrijkt in de twee waarin je, zooals wij triomfantelijk zeggen, er eens heelemaal uit bent. Ze zijn al leen van geheel anderen aard. En we nemen ze. Als verstandige lieden, omdat we weten, dat ze erbij hooren. Want wie denkt, dat hij zonder eenige zorg zijn vacantie kan doorbrengen, hoede zich voor teleurstelling. Even trouw als de kater bij het surplus aan cognac, hoort de zorg bij den goedmoedigen vacantie- vierder. Het begint al weken van te vo ren. Den winter lang heb je zitten verlangen naar den zomer, je hebt uitvoerige bespiegelingen gewijd aan de gebeurtenissen van je laat ste vacantie-trip, besloten dat je daar en daar nooit meer heen zal gaan, vast en zeker nu het schoon ste en genoeglijkste oord opzoeken zal dat in het vaderland te vinden is en je hebt mitsgaders je heele familie in je handen gewreven bij het vooruitzicht van een paar we ken vrijheid en blijheid. Maar dat kan Je dan allemaal argeloos en vroolijk doen. Want het is winter en het duurt nog zoo lang. Tot er een dag komt, waarop de zon je in de oogen schijnt en kleine drup pels zweet parelen op je gezicht. Dien dag worden de eerste plannen gesmeed. Eh nog is het allemaal heel onschuldig, omdat het nog plannen zijn. Is de voorpret niet altijd een genoegen op zichzelf Maar het uur komt waarop je de handen uit de mouwen steekt. En Je maakt toebereidselen. Je treft schikkingen. Langzaam aan gaat je hoofd omloopen van alle din gen. die je onthouden moet. Eh Je krijgt alles ineens. Dingen, die je wél en dingen, die je niet luk ken. Die wél lukken moeten ook meteen in orde worden gemaakt. Die niet lukken moeten tegelijker tijd eerst weer op een andere ma nier lukken en dan op hun beurt in orde worden gemaakt. E!n de tijd verstrijkt en de vacantie gaat op je gemoed wegen als lóod. Maar wanneer de morgen aan breekt, waarin je er op uit trekt, is de wereld zoo schoon! Plotse- je alle vogels Je hebt nog nooit den hemel zoo biauw bevonden én een wolk zoo veronachtzaamd. De vreugde van een onbekommerde stemming staat te lezen op je gezicht. Je wil ze meedeelen. Maar vreemd. Het schijnt, dat ieder ander met het verkearde been uit bed is gestapt. Niemand haalt de hoogte nog. En de wolk aan den blauwen hemel breidt zich kalmpjes aan uit. En dan ook merkt een mensch hoeveel banken in het leven van een, vacantieganger beteekenen. Aha, wat doet een bank. Daar heb je de Nederlanösche, die zoo vriendelijk de papieren uitgeeft, welke in de portefeuille van een redelijk mensch moeten zitten. Wat speel je nog zonder hen klaar? Zij zijn het noodzakelijk kwaad, dat je eigenaardig genoeg graag bereid bent als een lieven last te aanvaarden. En dus tors je de noodige bankjes, die je met hard werken vijftig weken lang hebt vergaard en begint meteen met ze uit te geven. Het is dit soort bankjes, dat nooit voet houdt bij stuk. Ze mogen nog zoo stabiel zijn zoo stabiel als de Nederlandsche Bank zelf altijd zijn ze in voortdurende beweging. Prijzenswaardige bankjes, die een mensch alleen maar bezit om ze weer kwijt te raken. En waar mee hjj toch zooveel ,te stellen heeft. Maar we zijn er nog niet. De banken breiden zich uit. Banken in den trein, banken in de parken, zandbanken, bankroet. Ze hebben alles met vacantie te maken, zelfs het bankroet, dat een vacantie soms kan zijn als er roet in het eten wordt gegooid. En dat wil al tijd gebeuren, wanneer de sluizen des hemels zich zoo wijd openen, of ze nooit meer dicht willen gaan. De regen is de meest onwelkome gast. Wij willen bruin worden als Morianen en daar komt plotseling de regen op een houtvuur, vaarwel weldoende zonnebrand en de heele dag in de vrije natuur. In .een stoel met een boek hoo ren we den regen tegen de ruiten tikken, we spelen 'n partijtje bridge en veinzen dat je dat nergens zoo gezellig kan doen als in een klein gehuurd landhuisje, waar de ril lingen over je rug loopem. En je vraagt je af of de winter niet dub bel zoo leuk is. De bespaart ons tenminste de desillusie van een verregende vacantie. Maar hoe is een mensch? Hij beschikt over een groot aanpassingsvermogen. Als hü geen zuurpruim is, schikt hij zich in zijn lot. En als hij de waarde kent van de inner lijke tevredenheid, zal hij de din gen nemen zooals ze zijn. Want wie op vacantie gaat moet de ri sico's aanvaarden. Hij meet zijn dagen niet naar de dingen, die hij met alle geweld wil doen, maar naar die, waartoe hij in de gele genheid wordt gesteld. Hij regelt zijn daden naar de omstandighe den en hij stelt geen schema op. Verloren zijn we, edele vacantie- gangers, wanneer we ons blindsta ren op ons programma. Vacantie houden we alleen met een goed humeur. De vogels irekken er op uit al naar de wissling van '1 seizoen. Wie op vacaniie gaal, Irekl uil en hij moei als de vogels doen. Zie, mei zoo'n lusi en mei zoo'n zwier mei zooveel noien op zijn zang, welluidend als 'i gevederd dier, die zanger van den eersien rang mei zooveel zin en goeden moed, mei 'i lachkruii, dai men graag verschiei en blijden zin irois tegenspoed zoo moei hei. Anders moei hei niei! C

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1946 | | pagina 5