0*i del de. M IMTHrrnfF L - KAATSEN IN HAARLEM Haarlemmers groeven schansen het gemeente-archief IJ - Overpeinzingen van Loutje DE WILDE HANDEL IN TULPENBOLLEN J Een sport van stoere Friezen 1 ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1946 PAGINA 5 400 JAAR CELEDEN De spil, waarom alles draait: »»s§! Loopen en kaatsen gaan gelijk op Een der aardigste praalwagens, die in den historisch-allegorisehen optocht Vrijdag 9 Augustus zal meerijden, stelt voor een narren kap, waarin zich een gezelschap van Haarlemsche burgers en burgeressen uit het jaar 1637 bevindt. Zij drijven er een wilden handel in tulpenbollen. Narren, zottekens en luidruchtige spotters omringen en volgen den wagen. De prijzen der tulpenbollen werden in die dagen tot fabelachtige hoogte opgedreven. Een der vrouwen, in den optocht Kootje Puist geheeten, vertelt aldus: „Ik en weet niet wat voor quaade geest uit de hel is opgewekt, die met zijn vergif de waerelt bezwalkt en ve ler lieden harten heeft betoovert die met Liefde voor Flora bevangen zijnde veel houden van de Tulpen en geeven haar naamen ende eere- tijtelen en als men niet hooger konde die van .Semper Augustus". Men is daer zeer vroolijk, schertst en schimpt en men lacht, gedurig klappende in de handen. Dan meent men Flora wel gedient te hebben en zich wel gequeeten, als zij onder- tusschen volle Roemers leegdrin ken!" „Ziet hier: Een overschoone „Ad miraal Liefkenshoek", een aller schoonste bol.... Wie biedt geld daarvoor?" roept Quirin Gaal. Flo rijn Arentszoon biedt3000 gul densen Denijs van Teffelen doet er 1000 bij. „Men biedt tot 7000maar Cornelis de Beer leidt de aandacht af. Mijn „Heer Coorenaerts" is als goud," roept hij uit. „Heer Coore naerts is grooter wonder nog Wie geeft er 12000 voor Coore naerts?" „Ikik!" schreeuwt IJsbrand van Zuijven, „ik geef er twaalf mor gen van mijn land in de Schermer bij!!!" Quirijn Pauw roept om: „Wijn! Wijn!een roemer heeten wijn.... met suiker daarin.... Vlug!" En Jacob Holterman zegt met- dikke tong en rooden kop: „Die stijgt naar 't hoofd.... tienduizend voor een „Semper Augustus" en twintig morgen land.... en mijn vaders huis er bijen der erfenis van mjjn petemoeien twee paarden en een koetse...." „Vier paarden enen mijn petemoei zelf," roept Rijhart;.... en.... mijn vaders erfdeelen.... mijn vrouw.... Maaike Pauw.... ge.... geboren.... Borger.... Jansdochter.... en de Morgenster daar nog bij En Kootje Puist herhaalt: „Ik en weet niet wat voor quaade geest uit de hel is opgewekt Dit levendige stukje tooneel wordt opgevoerd tijdens den optocht en wel door een van Haarlems Rede rijkerskamers. Over de Spaansche be proeving, die Haarlem in zijn historie te ver duren heeft gehad, schrijft dr. C. Spoelder in den, feest gids o.a. het volgende: Het rammelde al lang van te voren; in 1545 was de burgerij weinig willig aan een belastingheffing aan den wettigen Heer Karei V te voldoen. Merkwaardig was, dat de Overheid mee sabo teerde: „Men beschuldigde den ontvanger te veel oog luiking gebruikt te hebben; dan, deze wilde niet gaarne den staat van de bezittingen en inkomsten der burgers voor zich opengelegd heb ben" (de Koning); een uit- noodiging aan onze huidige ontvangers ten deze de ge dragslijn hunner loffelijke voorgangers te volgen is misschien niet misplaatst. We willen het beleg in al zijn gruwelijkheid, maar ook grootschheid, overslaan. De staat is gevallen, de vrijheid is weg, de bezetting drukt zwaar en ongerechtiggelijk wij voor eenige jaren moeten ook thans 300 Haarlemsche burgers schansen graven, bij Alkmaar. Terecht beklaagt zich de burgerij, daar zij vol gens bepalingen der overgave voor dit werk gevrijwaard is, doch niet minder pha- risaeïsch dan drie en een halve eeuw later onze bezet ter antwoordde: Ortskom- mandant" van Don Frederik correct-sarrend: „Het is niet om U te straffen, maar om U aan de gehoorzaamheid des konings te gewennen-" Na het beleg, hoogtepunt van leed en verkommering, maar ook van doorzettings vermogen en opofferingsge zindheid, terugkeer van de rust binjien de poorten der veste. Wel diene vermeld, dat onze stad in het bijzon der zich mag beroemen op een tabaksoproer, dit naar aanleiding van de publicatie der overheid in 1690, waarbij het rooken van tabak op straat en zelfs op gevaarlijke plaatsen binnenshuis met het oog op brandgevaar verbo den werd; na ruiten-ingooie- rij en dreigementen van plundering kwamen de ge volgen gevoelig neer op, de ruggen van twee oproerlin gen, die gegeeseld werden. Van bedenkelijker omvang en ingrijpender was hei pachter soproer van 1748, waarbij plundering op groo- te schaal, ja zelfs af braak van huizen als veiligheidsklep diende voor ergernis over sociaal on recht. Verscheidene andere beroeringen van meer of minder beteekenis zouden nog te vermelden zijn, chro nische onderbrekingen van de rust eener welvarende Hollandsche stad; evenwel steeds is hun verloop nage noeg hetzelfde en tijdgenoo- ten die zich het perenop- roer, de opstootjes bij het in korten van de kermis en de onrust wegens voedsel- schaarschte in het voorjaar 1918 voor den geest brengen, zullen met mij constateeren, hoe weinig in wezen de ty pische Haarlemmer in den loop der eeuwen veranderd is; hoezeer de historie van Haar lem sterk haar eigen karak ter bewaard heeft. Kunt u mij misschien eenige inlichtingen verschaffen in verband met het 700-jarig bestaan van Haarlem?", luidden de laatste maanden de vragen der tallooze bezoekers van het gemeente-archief, die historische gegevens wenschten voor een juiste en gepaste viering van Haarlems 7de eeuwfeest. Het gemeente-archief, gevestigd in het gebouw, dat destijds diende als kostershuisje van het in de 17de eeuw door de protestanten in ge bruik genomen klooster der St. Jansheeren, stond reeds vanaf het begin van dit jaar in het middel punt der belangstelling. Herman Moerkerk putte uit deze bron, om de kleine hiaten, welke in den optocht voorkwamen, te vullen. Leden van de verschillende com missies voor de viering van het Haarlemsche feest doken tusschen de boeken en zochten net zoo lang totdat alle Haarlemsche historische feiten te voorschijn waren geko men. De grootste belangstelling ging echter uit van de straat- en buurt- vereenigingen en van winkeliers, die voorbeelden voor de versierin gen noodig hadden. De Groote Houtstraat zocht alle burgemees ters op, die Haarlem in zijn stadsleven gekend heeft, liet deze nateekenen en op groote borden overschilderen. Jammer is het, dat de wapens niet bij die burgemees ters behooren op wier achter hoofd ze geschilderd zijn. Gok de gegevens voor het Openluchtspel zijn hoofdzakelijk uit het archief afkomstig. Van de tien bezoekers vroegen er minstens zeven, hoe het wa pen van Haarlem er precies uit zag. Onverstoorbaar haalde de archivaris het boek, waarin het Haarlemsche wapen omschreven wordt, voor de zooveelste maal te voorschijn en liet den bezoe ker zien, welk wapen het eenig juiste was: Een zilveren zwaard met een gouden gevest, 4 zilve ren zespuntige sterren en een kruisje op het zwaard. Ondanks alles flonkeren in vele straten van onze stad vijfpuntige sterren, waardoor het wapen in zekere mate verminkt wordt. Ook bij de versiering van de bruggen werd de hulp van den archivaris ingeroepen en deze wist overal raad op. Een greep in de karto- theek en het juiste boek werd uit de stands gehaald. Niemand be hoefde onverrichterzake terug te gaan. Er bestond zelfs gelegenheid geheele dagen in het archief door te brengenwanneer dit noodig was. Pen en inkt werden gereed gezet, een stoel en een tafel waren bij de hand en op deze manier werd een ieder tevreden gesteld. Haarlem mag trotsch zijn op zijn archivaris en den assistent, die een ieder uit den brand hiel pen en eigenlijk de spil waren en zijn van aile festiviteiten. VROEGER: Eens iverd ik alom gevierd in deez' stad, Bewonderde men mijn genie en zei, m Ik Haarlem had groot helpen maken. Toen ging men nog prat op mijn uitvinderskunst, Genoot ik van 't volk en de vroedschap de gunst, Waarop ik ook aanspraak mocht maken. Heel Haarlem (terecht ook!) was trotsch op hetgeen Ik presteerde. En zette mijn beelt'nis in steen Op de markt, om mijn roem te verhalen. Daar troon ik sinds jaren, in 't hart van de stad, Beleefd'er van alles en hoopte ook, dat Ik mijn eindje daar rustig zou halen. THANS: Thans viert men het zevende eeuwfeest, en ziet, Ik dacht: Bij dit feest vergeet men mij zeker niet, Aan wien men zooveel heeft te danken. Maar instee van een plaats op d'allereerste rij, Als gast van den raad en de burgerij, Kijk ik nu tegen buizen en planken. Als straks op de Markt de Vrijheid vlagt, Heel Holland als gast van deez' stad wordt verwacht, Vindt men mij practisch „ondergedoken" Want heel achteraf, zoodat ik niets kan zien, Sta ik, het symbool van de boekdrukmachien, Van dit schouwspel, eilacie, verstoken. (Eerbiedig opgedragen aan de uitvinders van de stijlvolle tribune op de Groote Markt). v. L. Een tot nu toe in Haarlem vrijwel onbekende sport zal in de feestweek in het teeken. van de belangstelling staan, n.l. het kaatsen. Enkele hier ter stede gevestigde Frie zen hebben destijds 't plan opgevat, de op hun geboortegrond dierbare sport ook hier te gaan beoefenen. De hoofden wer den bij elkaar gestoken en de Haarlemsche kaatsclub Frisia zag het levenslicht. De club breidde zich langzaam uit en telt nu ongeveer 40 leden, onder wie zelfs 7 niet- Frieaen. Misschien beleeft Haar lem het bij zijn 800sten verjaar dag nog eens, dat zijn inwoners even verwoede kaatsliefhebbers zijn als de Friezen. Dezen spelen reeds, wanneer zij pas hebben leeren loopen, met kaatsballetjes onder de tafel en vragen met hun 5en verjaardag een doosje echte Friesche kaatsballen aan hun ouders, om wanneer zij naar de schoolbanken tijgen in hun vrijen tijd het spel hunner voorvaderen te beoefenen. Na school worden de schoenen en jasjes uitgetrokken, waarvan zij een kaatsperk en een opslag maken. Op hun kousen rennen ze rond en kaatsen, dat het een lieve lust is, totdat er .oneenigheid ontstaat Een kaatssport-demonstratie op, toen er nog een t sportveld aan de Kleverlaan, keurig hek stond over het balletje. „Binnen de lijn" roept de een. „Nietwaar hij vloog ernaast". Een vechtpartijtje volgt en terwijl de twee vechtersbazen elkaar bestrijden gaan de anderen door met kaatsen. In elke straat en in elk dorp van Friesland wordt gekaatst door oud en jong, rijk en arm. Het is traditie en 't eenige verschil bestaat hierin, dat de ouderen op een speciaal kaatsveld spelen. Met kalk worden op het gras eenige lijnen getrok ken, die de grenzen vormen van het kaatsperk m.a.w. het doel. Hierin staat het verdedigende drietal, ter wijl de tegenpartij, die ook uit drie personen bestaat, van den opslag af, de uiterste limiet, vanwaar men mag slaan, aanvalt. De bo- venslag is de lijn die aangeeft, in welk veld de aanvallende partij den bal van den grond moet houden,, want gedurende het geheele spel is het verboden, dat het k'aatsballetje het terrein raakt. De afstand tusschen het kaats perk van de verdedigers en den op slag van de aanvallers is meestal ongeveer 30 meter. De afstand tus schen opslag en bovenslag 5 meter, zoodat wanneer de verdedigende partij een „kaats" wil behalen, zij den bal minstens 35 meter moet wegslaan. Nieuwelingen hebben vanzelfspre kend de eerste week een paar op gezette blauwe handen, jwant hand schoenen of andere handbescher mers mogen niet gebruikt worden, doch het spel bekoort een ieder zoo danig, dat men, ondanks alle na righeden, toch doorzet. Kaatsers uit het geheele land, doch voornamelijk uit Friesland, zuilen Zondag in de door „Frisia" georganiseerde door elkaar loten- partij elkaar bekampen op het sportterrein aan den Schalkwijker- weg. Des morgens 11 uur beginnen de wedstrijden, die den geheelen dag zullen voortduren, zoodat een ieder ruimschoots den tijd heeft deze sport te bewonderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1946 | | pagina 5