Sftrj de hond woef en ik DE KERSTKRIBBE EEN DOL AVONTUUR Ml Het wonder van Bethlehem Stille Nacht Heilige Nacht n 7 1946 van Dikkie, de muis! EEN KINDEKE IS ONS GEBOREN jongens en meisjes Sint Sylvester 6 DINSDAG 24 DECEMBER 1946 PAGINA 7 I 1ste JAARGANG I Pauselijke vlag 0, Kerstnacht, schoner dan de dagen Een Kerstgebruik in Noorwegen De kerstboom Jeugd en luchtvaart mm Kerstmis 1944 naderde. 't Zou geen feest worden zooals andere jaren. Als ze dan uit de Nachtmis kwamen vonden ze da tafel gedekt met allerlei heerlijke en glinste- rende dingen en brandden er overal kaarsjes tusschen het groen. Maar nu? lederen dag was er eten te Geinig en 's avonds zaten ze met z'n al len aan tafel bij één klein flikkerend l'chtje. Als je per ongeluk te veel be loog, flapte dat lichtje uit en zaten ze ib het donker. Wanneer één der kleintjes lh de slaapkamer wakker werd en om ^at eten huilde, ging moeder met het e®ne lichtpuntje de kamer uit, voorzich tig, langzaam, dat het niet uit zou gaan Cfiderweg. Van honger en kou trokken ze 'ederen kvond maar vroeg naar bed. ,,'t Wordt *ei treurig van 't jaar!" zei vader den &vond voor Kerstmis. „We behoeven niet eens wat klaar te maken!" „Voor 't ontbijt hebben we niets anders Öan een paar sneedjes brood met stroop!' zUchtte moeder. „Het is nog een geluk öat Karei gisteren wat hout bij elkaar Gesleept heeft! Nu zitten we tenminste ibet de feestdagen niet in de kou." ,,En we zijn nog allemaal bij elkaar!" ^iat vader ook nog te troosten. „Et zijn kl zooveel gezinnen, waarvan er één of ftleer in Duitschland zitten!" „Toch mag Karei ook wel oppassen!" klonk Martha's stem. „Er schijnen weer hieuwe razzia's te komen!" „Maak je over mij maar geen zorg!" bromde Karei uit een donkeren hoek van de kamer. „Mij krijgen ze niet!" ..We zullen er morgen extra voor bid den!" Zei moeder. „En van 't Kerstfeest blaken we, wat we kunnen!" „Laten we nu ons avondgebed maar <toen en dan naar bed gaan"' ste'ce va der voor. „Dan zijn we straks fit voor de Nachtmis. 2e knielden allen neer en in de duiste- "JtWamen twee jongens met een pan eten binnenstormen *0 kamer klonken hun stemmen rustig eh zacht. Toen kwam de lange nacht. Maar 't duurde uren voor vader en •hoeder insliepenomdat de zorgen ben wakker hielden. Ze wisten geen raad bi eer hoe ze hun kinderen het waren r acht moesten redden van den hon- ®er en de ellende, die dreigden. Ze had den niets meer, letterlijk niets.... ^ïaar de vroege Kerstmorgen was beerlek, 't Was gelukkig droog en niet h°ud> zoolang de weg naar de kerk geen Afschrikking was. In de kerk wachtte a«en de grootste verrassing. De kerk badde in een zee van licht. Alle lampen ^afen aan. 't Was toch geen vrede, dal zoo maar mocht?? Hè, wat was het a heerlijk hier te zijn! Net of al:es in- Ahs veel mooier was. In dit stralende l°ht en bij den mooien zang vergaten de Toen allen thuis kwamen, vonden zij een gedekte tafel menschen voor enkele uren hun zorgen en angsten. „Jammer!" dacht vader, „dat moeder hier nu niet bij kan zijn!" Maar er moest iemand thuis blijven om op de kleintjes te passen. Maar met de kinderen, die voor en naast hem zaten baden ze extra goed in deze heerlijke Nachtmis Er was een bijzondere collecte voor alle menschen die hulp noodig hebben. „La ten we elkander!" zoo spoorde de pastoor aan, „laten we elkander toch vooral in deze dagen helpen! Er is zooveel nood! ™r word' T>o"eel honger geleden! Helpt daarom! Vraagt gasten aan tafel als ge nog wat te missen hebt. Bij velen is niets!" Voldaan over de schoonheid van dit kerkelijk feest en bijzonder getroos' door Gods genade, die vooral in den Kerst nacht zoo rijkelijk wordt uitgedeeld, kwa men allen thuis. Ze vonden een gedekte tafel. Er lag wat groen, er stonden wat kleurige kandelaars van vroeger, waarin bij 't binnenkomen twee kaarsjes werden aangestoken en er was broodMoeder had ook voor koffie gezorgd, zwart-, zon der suiker en melkmaar de kerst stemming was er, ondanks alle gemis. Er werd gepraat en gelachenze deden maar net of er heel wat te eten was en rekten het ontbijt. Ze zongen een paar liedjes bij den kerststal zonder licht. Ja., ze misten wel veelmaar de kerst vreugde was er! En die vreugde werd spoedig grooter! Nog waren ze niet van tafel opge staan, of er werd op de deur gebonsd. „Asjeblieft!" klonk het en meteen liep de brenger van het pakje weg. Vol verwachting drong klein en groot om vader heen, toen hij 't openmaakte. Wat een verrassing: tien groote eier koeken een zakje marsepeinplaat jes een stuk kaas en o wonder een klont boter! Wat een weelde! Wat een rijkdom plots. Nu moest het ontbijt nog langer duren. Van al die lekkere dingen moes ten ze proeven. En toen moeder een paar uur later uit de Hoogmis kwam. straalde ze van vreugde: „Er mogen twee kinderen komen eten bij Jansma. den slager!" Toos en Trees waren de gelukkigen; die hadden het ook het nardst noodig. Maar de anderen waren ook blij, want ze wisten nu, dat hun portie weer iets grooter zou worden. En die portie werd in den middag nog grooter, toen er een boodschap kwam, dat er eten gehaald kon worden aan het Jeugdgebouw. Dat was overgebleven van een maaltijd, aan een groep kinderen gegeven. Zingend kwamen twee jongens weldra met een pan eten binnenstormen. „Hidspot met vleesch er in!" berichtten ze. „Ziul'ke stukken vleesch, moeder!" 't Werd een heel kerstdiner. Ieder kon eten zooveel hij wou. En wat in geen weken gebeurd was: er bleef over! „Ik had nooit gedacht, dat we zoo'n riik kerstfeest zouden hebben!" zei moe der, toen ze 's avonds na het lof nog even, bij het laatste kaarsstompje, de vreuede van dezen dag bespraken. „Nu kunnen we ons morgen ook nog weer redden!" De tweede Kerstdag bracht tenslotte de grootste verrassing. Als een reddende enigel kwam 'n kennis uit 'n klein dorn in Z.-Holland 't huis binnenvallen. „We hebben aan lang aan jullie gedacht!", zei ze. „Met zoo'n groot eeztn is er geen redden aan! Jullie moeten wel honger lijden! Neen. zeg me maar niets. Ik zie het aan jul'ie gezichten! Maar we heb ben een oplossing gevonden, hoor!" En vol verbazing, vol vreugde, hoorden allen het aan: „Ja, vier kinderen kun nen we bij de boeren plaatsen. Vier kin deren kunnen morgen met de boot naar ons toekomen. Die zullen niets meer te kort komen!" „Ja", zei vader 's avonds, „dat is de eenige oplossing, 't Is wel niet prettig uit elkaar te gaan in dezen gevaarvollen t.iid, maar het moet, want het is ons aller redding! Zooveel monden minder beteekent voor ons, die achter blijven, iets meer eten!" „Ik had niet gedacht!", zei moeder, „dat we zulke heerlijke kerstdagen zou den hebben!" Daar waren ze het allen mee eens. En met een extra tientje in het duister dankten ze den goeden God voor deze wonderlijke uitkomst. J. R. De snelle hoefslag van paarden klinkt door het dorpje Nazareth; het zijn rui ters van koning Herodes. Bij de bron van het dorp wordt halt gehouden en terwijl de paarden met gestrekten nek het frissche water uit den drinkbak op slurpen komen de dorpelingen naderbij Nieuwsgierig als zij zijn, liepen zij zoo maar weg van hun werk; de timmerman slaat nog het schaafsel van zijn voor schoot, de wever plukt de pluisjes en vlasdraden van zijn mouwen, de metselaar veegt de kalk van zijn han den af aan zijn besmeurde broek, de tuinier trapt de aardklonten van zijn klompen, de vrouwen drogen hun han den aan de schorten en met open mond staren de kinderen naar de mooie uni formen van de soldaten des konings. Angstig steken allen de hoofden bijeen. Zou er oorlog wezen? Daar haalt één der ruiters uit zijn lederen zadeltasch een perkament, en leest hen voor, niet van oorlog, neen, maar dat Herodes de na men van zijn getrouwe onderdanen wil kennen, dat zij hem opnieuw trouw moe ten zweren en tevens aan den Romein- schen keizer, een ieder in zijn eigen stad. De hoorders zullen het bevel wel verder bekend maken en voort gaan de ruiters weer naar een ander dorp. Joseph trok dan met Maria op uit Na zareth, naar de stad van David, Beth lehem geheeten. Zij zullen zich zeker aangesloten hebben bij de kleine kara vaan dorpsgenooten, die ook naar Judea optrok, Maria zit op een ezeitje, aan de eene zijde hangt een zak met wat brood, gedroogde visschen, kaas en vruchten, aan de andere zijde een wijnkruik en irionf: "Je begrijpt", zei Catootje en ze rino toch even lachen bij de herinne- iri h J'dit me dat een opschudding gaf ont eircus. De man met de zweep was steluL end kwaad. Ik had zijn heele voor niet j bedorven, zei hij en hij wilde mij lemanTger bonden. Nu. daar was ik ft.ee- Viei J r}'ct rouwig om, dat kun je je nand ben. Vooral niet, omdat Ferdi- den wien ik dikke vriendjes gewor- orn óoi' een Usti9 plannetje bedacht had, tiiej,UIt ftet circus weg te komen. Nog op Viel n av°nd namelijk liep hij ook boor it-*'? n uit de arena en toen hij, "dj, maar een halven zak haver kreeg, in plaats van een heele, beet hij den oppasser in zijn hand. Toen gebeurde er precies wat hij gedacht had. Hij moest ook weg, net als ik. Een paar dagen later hadden ze ons aan een boer overgedaan en nu moesten wij er iederen dag met den wagen op uit. Maar dat was niet zoo erg, trant wij waren met z'n tweeën en in ieder geval konden we naar hartelust van de buitenlucht profiteeren. Maar lang zou het zoo niet duren. Op een kwaden dag kwam er een veekooper bij mijn baas en na lang praten werd Ferdinand aan dien veekooper verkocht. Wéér was ik alleen en nu moest ik den zwaren boerenwagen in het vervolg ook in m'n eentje trekken.'' Ulllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli! niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiK (hlnrft ailllllllllllllllilllillilllilillllllillliiiltt niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiniiiiiiiiiiiiiR Ook jullie allen kent dit prachtige Kerstlied, want het is over de gehele wereld bekend. En toch is dit lied zo onopval lend mogelijk ontstaan. De dich. ter die het lied heeft gemaakt, was een heel eenvoudig dorps priester en ook de componist, dus de man, die de muziek daar bij heeft geschreven, was een gewoon onderwijzer. Beiden woonden in Oostenrijk te Obem- dorf. In het kerkje aldaar had het orgel rondom Kerstmis 1818 door vocht geleden en er kwamen alleen wat nare klanken uit. Zo zou dus het Kerstfeest zonder „muzikale omlijsting", zoals men dat tegenwoordig uit drukt, moeten plaatsvinden. Doch de kapelaan en de orga nist li'eten het niet hierbij. De eerste dichtte een mooi lied en de tweede maakte de melodie (zangwijs) voor twee solostem men, guitaar en koorbegeleiding. In korte tijd was de melodie gereed. Met Kerstmis 1818 werd het lied in het kerkje gezongen, de eerste stem door de kapelaan en de tweede stem door de com ponist We maker der muziek), die de zang met guitaar bege leidde. Een meisjeskoor zorgde voor de aanvulling van het ge heel. Zo ontstond het beroemde Kerstlied, zonder enige bedoe ling om bekendheid er aan te geven, maar dat dus voor eigen gebruik werd geschreven en ge zongen in de parochiekerk te Oberndorf. Maar de gevoelvolle wijze van uitdrukking en de tere klanken der muziek troffen iedereen on middellijk in het hart. Het raakte de zenuwen zouden wij willen zeggen. Lange tijd wist men niet eens wie de makers waren. Zo onopvallend „Stille Nacht - Heilige Nacht" is ont staan, zo wereldberoemd is het later geworden. De Pauselijke vlag, de vlag van de Staat van het Vaticaan, bestaat uit een gele (gouden) baan langs de stok en daarnaast een witte (zilveren) baan, waar_ in de gekruiste sleutels en de tiaar. (De banen behoren dus niet dwars op de stok te staan, zo als bij de Nederlandse vlag, gelijk men hier te lande meest al ziet). De dorpsonderwijzer Frans Gruber die in het jaar 1818 de muziek schreef bij het kerstlied van kape laan Mohr: „Stille Nacht, Heilige Nacht" Er zijn nu enige nummers van onze jeugdkrant verschenen met opstelletjes over allerlei verschillende dingen. Wij den ken zo, dat jullie het ook wel leuk vindenwant van onze schoolvriendjes hoorden wij, dat ze onze jeugdkrant aardig vinden. Zelfs van enkele oudere mensen ontvingen wij 'n briefje, waaruit bleek, dat men de jeugdkrant interessant dat is dus aantrekkelijk) vindt. „Je leert er nog eens wat door," schreef iemand. Kijk, dat vinden wij nou ook leuk, dat zelfs grote mensen de jeugdkrant met genoegen lezen.' Wij hopen, dat jullie met vriendjes en vriendinnetjes, die de jeugdkrant nog niet lezen, daar eens over zult spreken en hun de reeds verschenen nummers eens laat zien (je knipt ze toch uit om te bewaren?Want als je er zelf ple zier in hebt, zul je het ook aardig vinden anderen daarvan in kennis te stellen. Wegens de Kerstdagen komt deze, voor Zaterdag bestemde jeugdkrant, niet op 28 December in de kramt, maar reeds heden. Wij wenschen jullie, beste meisjes en jongens en alle andere lezers, een Zalig Kerstmis en dam reeds ook alle goeds voor 1947 Zalig Nieuwjaar! Vele groeten van jullie toegenegen HANNY en HARRY Joost van den Vondel heeft ons in zijn tooneelstuk „Gys- breght van Aemstel" het mooiste Kerstgedicht gegeven, ooit in de Nederlandsche taai geschreven, waarvan de aanhef luidt: „O, Kerstnacht, schoner dan de daegen, Hoe kan Herodes 't licht ver- draegen, Dat in Uw duistemisse biinckt. En wordt geviert en aengebe- den? Zijn hooghmoed luistert na geen reden, Hoe schel die in zijn oren klinckt." Als de aarde dik met sneeuw bedekt is en de bodem door de vorst hard bevroren, wat in Noorwegen veel langer pleegt te duren dan bij ons en als de vogels op velden en wegen geen voedsel kunnen vinden, dan redt menselijke barm hartigheid de arme dieren van de hongerdood. Op het Platte land in Noor wegen hij moge arm of rijk zijn steekt ieder met Kerst avond een dikke bundel koren halmen, met volle, zware aren, op de nok van zijn graan schuur, welke onafscheidelijk van iedere boerenwoning is. De hongerige vogels kunnen zich daar aan het graan te goed doen terwijl deze Kerstdis- bereiders binnenshuis in gezel lige familiekring Kerstfeest vieren. (31 December) Oudejaarsavond wordt ook wel Sylvesteravond genoemd. De H. Sylvester was een der eerste Pausen, hij regeerde namelijk van 314 tot 335 en h\j overleed on 31 December van het jaar 335. Hij is een man-van-de- daad geweest en tijdens zijn Pausschap heeft hij talrijke wonderen verricht. Ook heeft hij keizer Constantijn van Ro me bekeerd en deze werd zelfs zijn vriend. Dit feit maakte een eind aan de wrede kerkvervol gingen in het oude Romeinse rijk' Toen Keizer Constantijn ge doopt werd, verleende hij Paus Sylvester het recht een kroon te dragen. En dit onderschei dingsteken ontwikkelde zich later tot de tiaar (dus de kroon, die de Paus draagt bij grote plechtigheden). Onder de re gering van Paus SylvesteT had ook de grote Kerkvergadering plaats van Nicea, waar jullie zeker wel eens over hebben horen spreken. De H. Sylvester wordt afge beeld met een stier aan zijn voeten. Dat is hieruit te verklaren: Eens had een tovenaar ten be wijze van zijn macht een stier gedood, maar hij was niet in staat om het dier opnieuw in het leven te roepen. Toen be wees Sint Sylvester, dat de kracht van den waren God alles vermag en riep door zijn gebed de stier terug in het leven. Zijn wondermacht heeft ve len tot bekering gebracht. Bij het zachte schijnsel in de kribbe en de mooie verlichting van de kerstboom hoort in een gezin ook het voorlezen van een kerst verhaal door onze ouders of grotere broers en zusters. Laten wij er op staan, dat dit mooie gebruik met de Kerstdagen niet wordt vergeten Soms wordt verteld dat een kerstboom in een katholiek ge zin niet thuis hoort, omdat dit een heidens gebruik zou zijn. Maar de plaatsing van een kerstboom in huls is een chris telijk zinnebeeld van nieuw le- platte waterkruik. Joseph stapt ernaast, zijn mantel over den linkerschouder ge slagen, een reisstok in de rechterhand Door de groene vlakten van Esdrelon gaat het voort naar Bethlehem, dat voor hen ligt op den top van twee heu velen, die met een hoek ineenloopen De straatjes kronkelen naar links en rechts; zijn hier breed, daar weer zoo smal dat een ruiter op moet letten, wi! hij zijn beenen niet schaven aan de muren. In het Noorden en Westen is de omgeving van Bethlehem vruchtbaar en bloeit er de landbouw en druiventeelt in het Oosten ligt de groote woestijn, waar schapen en geiten achter de rot sen en keien gras in overvloed vir.den Hier bloeide de veeteelt en de bnur- lingherders zwierven weken lang met de kudden in de woestijn rond. Tegen den avond kwamen Joseph en Maria daar aan. Van de platte daken af neb ben de mannen en vrouwen de twee !ate reizigers zien gaan, die, daar zij geen vrienden en kennissen hadden, recht streeks naar de herberg, khan genoemd trokken. Doch als zij daar aankomen is deze propvol, hetgeen hun de her bergier met een paar korte zinnen me dedeelt. En weer gaat het voort door de straat jes, terwijl de duisternis valt. Waar heen? Onder den blooten hemel slapen is zoo erg niet in het Oosten; geringe lieden doen dit altijd; doch de toestand van Maria eischt een onderdak. Joseph trekt dan ook door naar het Oosten, waar in de vallei na' uurlijke grotten zijn, welke een schuilplaats bieden bii ruw weer aan herders en kudden. Zulk een grot gaan Joseph en Maria binnen. Zij is diep, niet breed; een holte in den wand is met leem bijgewerkt tot een kribbe, waaruit geiten en schapen des noods kunnen eten en drinken. Achter in een hoek ligt een laag aschresten van een vuur waarop herders of voor bijtrekkende vreemdelingen hun maal bereid hebben. „En toen Maria en Joseph daar wa ren, werden de dagen vervuld dat zij baren zou; en zij baarde haren Eerst geboren Zoon en wikkelde Hem in doe ken en legde Hem neder in de kribbe..." Overdag kon de herder met knots en dolk de roofdieren weren, 's nachts was er meer gevaar voor den eenzame. De herders kwamen dan ook in groepen bij een, dreven hun kudden in een perk met een hoogen muur van losse steenen en ontstaken een wachtvuur waarbij zij beurt om beurt waakten. En ziet, plots staat een Engel des Heeren bij hen; zij schrikken, maar 'iet „Vreest niet" kal meert hen, terwijl de boodschap dat de lang verwachte Messias geboren was hun hart doet opspringen van vreugde. „En dit zij u ten teeken: gij zult een wicht vinden, in doeken gewikkeld en in een kribbe gelegen." En er voegde zich bij den Engel een groote schare, die God lof zong: „Eere aan God in den hooge en...." o, woord van vreugde en blijdschap voor den zwakken mensch „op aarde vrede i den menschen va» goeden wil." Van de vroegste tijden der Kerk herdachten de gelovigen met liefde en dankbaarheid de geboorte van Christus. Om streeks het jaar 150 kende men te Bethlehem de grot, waarin Jezus ter wereld kwam. Toen Keizer Constantijn rondom het jaar 330 een prach tige kerk, welke de grot om vatte, liet bouwen, kwamen de christenen uit vele delen van de wereld naar Bethlehem. In de zevende eeuw bracht men een deel van de kribbe naar Rome er stelde die in de kerk (basiliek) van de H. Ma ria ten toon. Later werd die in steld, later in de huiselijke kring. Jullie kunt begrijpen, dat in verschillende landen het vervaardigen en versieren van de kribbe ook op verschillende wijzen gebeurde. Maar ook in de loop van de tijden heeft de kunstzinnige vervaardiging heel wat vreemdsoortige kerststallen of grotten doen ontstaan. Wij drukken hierbij een Zwitserse kerstgrot uit de vo rige eeuw af, die een zeer over dadige en drukke beeldengroep heeft. Welk jongenshart zou niet sneller kloppen bij het zien van dezen kleinen vliegtuigmotor, welke op een tentoonstelling van vliegtuig, modellen te Londen groote belang stelling trok ven, van de komst van Chris tus. het Licht der wereld. In de middeleeuwen was het gebruikelijk tijdens Kerstmis zogenaamde „Paradijss pelen" op te voeren, meestal op een kerkplein. Dan was daar meestal een „Paradijsboom" op gericht. Voor het volk werden de Paradijsbomen Kruisbomen, later Christusbomen of Kerst, bomen genaamd. Langzamer hand werd het gebruikelijk ook in de huisgezinnen een ver sierde boom te plaatsen met ge schenken beladen. Nu is het waar dat, ook vroe ger al, de Duitsers altijd veel werk van de kerstboom hebben gemaakt, maar in de betekenis van de overwinning van zomer op winter, van licht en duister, en daarom werd de kerstboom verlicht. En ook is het waar. dat Kerst feest vieren uitsluitend bij een kerstboom alle christelijke wij ding mist. Bij een Kerstfeest hoort een Kerstkribbe of grot. Het stalletje moet de ereplaats blijven behouden. Wat beslist niet hoort bij ons Kerstfeest is de Duitse of En gelse „kerstman" met zijn witte baard en rode toog en een boompje in de hand. dat is hei dens „surrogaat" (jullie weten wel wat dit woord betekent!). Weg met die poppetjes! St. Sylvester (met de krooni De oudst bekende voorstelling van een kerststal (zevende eeuw) een zilveren relikwiekist geslo ten. De gedachte om een kerststal te maken is in de dertiende eeuw ontstaan en wel door toe doen van den H. Franciscus van Assisië. Deze had in een bos een kribbe opgesteld tussen een echte os en ezel. In bijna alle landen werd Franciscus' voorbeeld nagevolgd, maar met beelden en met toestemming van de kerkelijke overheid en sindsdien heeft het gebruik zich verspreid. Een kerststal werd eerst in de kerken opge- Hè, daar was Dikkie echt van geschrokken. Bijna had die le lijke grete poes hem te pakken gekregen. Als een razende was Dikkie de tuin door gerend, de kat vlak achter zich aan. Juist toen deze z'n scherpe klauw naar het muisje uitstak, kon dit onder een deur door in een kast glippen en in een grote bak, vol schillen, wegkruipen. „Ziezo!" piepte Dik, „hier ben ik veilig!" „Mauw, miauw!" zei de kat voor de deur „Ik heb trek in dat vette hapje!" „Dan moet je zien, dat je me krijgt!" juichte Dik gelukkig. „Ik zit hier fijn; hier kan je me lekker niet grijpen!" Maar stil! Wat is dat? Daar kwam een mens aan! Die mor relde aan de deur! Ineens voel de Dik, dat hij omhoog ging. „Mauw, miauw!" zei de kat weer en hij sprong in de rich ting van de bak. „Stil toch poes!" zei de men senstem. ,,'t Zijn niets anders dan schillen! De schillenman komt ze halen." Dikkie voelde zich wegdra gen; door het kuis ging het naar de straat. En daar leek het wel, alsof de wereld ver ging. Al de schillen rolden uit elkaar en Dikkie kwam er bo venop terecht. Hij sprong in het wilde weg; een ogenblik zat hij zelfs op de hand van den schil lenman. „Allemensen, wat een beest!" riep die uit. Maar voor hij 't muisje iets doen kon. was dit op de grond gesprongen. Het kwam bij een paar grote zwarte palen terecht, die voor de kar stonden. „Daar klim ik in!" dacht Dikkie. Zo gauw hij ech ter één van die palen aanraak te, begon die te bewegen. Ineens begreep de muis, dat hij een paardepoot te pakken had. Rrrrt weg sprong hij weer, de straat op. Maar waarheen? Daar kwamen al een paar jon gens op hem af. „Een muis! Een muis!" schreeuwden die „Wat 'n dik kerd! Sla hem dood!" Dikkie schoot tussen de benen van die akelige jongens door en rende weg. Er kwamen reeds meer van die plaaggeesten bij En ineens kop Dikkie niet ver der meer, want vlak voor hem stond een groot, zwaar ding. Dikkie wist niet, dat het een tram was. Maar het was zijn enigste redding daar met een paar flinke sprongetjes in te wippen. Nu konden de jongens hem tenminste niets meer doen. Ook in de tram was hij echter niet veilig. Ook hier zaten men sen; wel niet zo veel, maar toch genoeg, om hem dadelijk in de gaten te krijgen. „Moeder, help! Een muls!" riepen al gauw een paar meis jes. De stumperds sprongen meteen op de bank en maakten een herrie, alsof er iets heel ergs gebeurde. Dikkie wist niet, waar hij blijven moest, want iedereen bemoeide zich met hem. Ze sloegen en trapten, schreeuwden en lachten en rolden tegen el kaar, zonder echter de muis te pakken te krijgen. En ineens was Dikkie weg „Hij zit vast onder de bank!" meende de conducteur. „We zullen hem straks wei vinden!" „Misschien zit hij wel in mijn zak!" bedacht een meneer! „Ik zal maar eens voelen!" Maar hij kon niets vinden en de an dere mensen ook niet. En toch was Dikkie niet ver weg. In z'n angst om weg te komen, was hy in de grote tas van een juffrouw Eenjzeer uitgebreide prachtige beeldengroep van een Zwitserse kerstgrot uit de vorige, eeuw gekropen. De juffrouw hield dT tas goed vast en ze dacht er niet aan er in te kijken of de muis er soms zat. Misschien durfde ze het ook niet. In ieder geval, Dikkie zat veilig. En erg prettig ook. Want met z'n fijne neusje had hy onmiddellijk ge merkt, dat er iets heerlijks in de tas zat. „Piep. piep!" juichte Dik. „Een fijn stuk kaas! Daar heb ik trek in!" Terwyi de muis zich te goed deed, stapte de juffrouw met de tas de tram uit en wandelde naar huis „Och, och," zei ze. toen ze ein delijk rustig aan de^ tafel zat, „wat ben ik geschrokken. Er was een grote muis in de tram. Ze hebben allemaal naar het dier geslagen, maar niemand kon het raken. Het gekste was no" wel, dat het ineens weg was. Ik kan maar niet begrijpen waar die muis gebleven is. zy is vast by de een of ander in z'n zak ge kropen!" „Nou!" hoorde Dikkie een jongen zeggen, „als ik :n de tram gezeten had. zou ik hem vast gekregen hebben." „Muizen zyn vlug hoor!" lach te de vrouw. „Maar ik ben nog vlugger!" schepte de jongen op. „Zo, geef dan maar eens vlug m'n tas aan!", verzocht de vrouw. „Ik heb lekkere koek en kaas meegebracht!" In een wip had de jongen de tas op tafel gelegd. De vrouw stak haar hand er in en haalde het eerste het stuk kaas er uit. „Wat is dat?" riep ze ver schrikt. „Er zit een heel gat in de kaas! 't I4jkt wel. of Verder kwam ze niet. Want in eens sprong er iets zwarts over haar handen heen. Ze liet het stuk kaas op de grond vallen en gilde; „Lieve hemel. Daar heb .ie dat monster! Gauw, rak "ml Sla hem dood!" „Piep, piep!" zei Dikkie. ter wyi hij van de tafel op de grond vloog. ..Daar voel ik niets voor." Nog vóór de vlugge jongen van de eerste schrik bekomen was, schoot Dik de keuken in, waar hy heel gauw een gaatje vond. Hij zat al veilig en wel onder de vloer, toen de jongen binnen kwam. „Piep, piep!" juichte Dik. „Zoek maar ventje. Voor mjj ben je niet vlug genoeg!" Toen vlijde Dikkie zich lek ker neer, sloot z'n kleine oogjes en sliep rustig in. Hy had een dol avontuur be leefd. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1946 | | pagina 7