Sftrj
de hond woef en ik
DE KERSTKRIBBE
EEN DOL AVONTUUR
Ml
Het wonder van Bethlehem
Stille Nacht
Heilige Nacht
n
7
1946
van Dikkie, de muis!
EEN KINDEKE IS ONS
GEBOREN
jongens en meisjes Sint Sylvester
6
DINSDAG 24 DECEMBER 1946
PAGINA 7
I 1ste JAARGANG I
Pauselijke vlag
0, Kerstnacht, schoner
dan de dagen
Een Kerstgebruik in
Noorwegen
De kerstboom
Jeugd en luchtvaart
mm
Kerstmis 1944 naderde.
't Zou geen feest worden zooals
andere jaren. Als ze dan uit de
Nachtmis kwamen vonden ze da tafel
gedekt met allerlei heerlijke en glinste-
rende dingen en brandden er overal
kaarsjes tusschen het groen.
Maar nu? lederen dag was er eten te
Geinig en 's avonds zaten ze met z'n al
len aan tafel bij één klein flikkerend
l'chtje. Als je per ongeluk te veel be
loog, flapte dat lichtje uit en zaten ze
ib het donker. Wanneer één der kleintjes
lh de slaapkamer wakker werd en om
^at eten huilde, ging moeder met het
e®ne lichtpuntje de kamer uit, voorzich
tig, langzaam, dat het niet uit zou gaan
Cfiderweg.
Van honger en kou trokken ze 'ederen
kvond maar vroeg naar bed. ,,'t Wordt
*ei treurig van 't jaar!" zei vader den
&vond voor Kerstmis. „We behoeven niet
eens wat klaar te maken!"
„Voor 't ontbijt hebben we niets anders
Öan een paar sneedjes brood met stroop!'
zUchtte moeder. „Het is nog een geluk
öat Karei gisteren wat hout bij elkaar
Gesleept heeft! Nu zitten we tenminste
ibet de feestdagen niet in de kou."
,,En we zijn nog allemaal bij elkaar!"
^iat vader ook nog te troosten. „Et zijn
kl zooveel gezinnen, waarvan er één of
ftleer in Duitschland zitten!"
„Toch mag Karei ook wel oppassen!"
klonk Martha's stem. „Er schijnen weer
hieuwe razzia's te komen!"
„Maak je over mij maar geen zorg!"
bromde Karei uit een donkeren hoek van
de kamer. „Mij krijgen ze niet!"
..We zullen er morgen extra voor bid
den!" Zei moeder. „En van 't Kerstfeest
blaken we, wat we kunnen!"
„Laten we nu ons avondgebed maar
<toen en dan naar bed gaan"' ste'ce va
der voor. „Dan zijn we straks fit voor
de Nachtmis.
2e knielden allen neer en in de duiste-
"JtWamen twee jongens met een pan eten
binnenstormen
*0 kamer klonken hun stemmen rustig
eh zacht. Toen kwam de lange nacht.
Maar 't duurde uren voor vader en
•hoeder insliepenomdat de zorgen
ben wakker hielden. Ze wisten geen raad
bi eer hoe ze hun kinderen het waren
r acht moesten redden van den hon-
®er en de ellende, die dreigden. Ze had
den niets meer, letterlijk niets....
^ïaar de vroege Kerstmorgen was
beerlek, 't Was gelukkig droog en niet
h°ud> zoolang de weg naar de kerk geen
Afschrikking was. In de kerk wachtte
a«en de grootste verrassing. De kerk
badde in een zee van licht. Alle lampen
^afen aan. 't Was toch geen vrede, dal
zoo maar mocht?? Hè, wat was het
a heerlijk hier te zijn! Net of al:es in-
Ahs veel mooier was. In dit stralende
l°ht en bij den mooien zang vergaten de
Toen allen thuis kwamen,
vonden zij een gedekte tafel
menschen voor enkele uren hun zorgen
en angsten.
„Jammer!" dacht vader, „dat moeder
hier nu niet bij kan zijn!" Maar er moest
iemand thuis blijven om op de kleintjes
te passen. Maar met de kinderen, die
voor en naast hem zaten baden ze extra
goed in deze heerlijke Nachtmis
Er was een bijzondere collecte voor alle
menschen die hulp noodig hebben. „La
ten we elkander!" zoo spoorde de pastoor
aan, „laten we elkander toch vooral in
deze dagen helpen! Er is zooveel nood!
™r word' T>o"eel honger geleden! Helpt
daarom! Vraagt gasten aan tafel als ge
nog wat te missen hebt. Bij velen is
niets!"
Voldaan over de schoonheid van dit
kerkelijk feest en bijzonder getroos' door
Gods genade, die vooral in den Kerst
nacht zoo rijkelijk wordt uitgedeeld, kwa
men allen thuis. Ze vonden een gedekte
tafel. Er lag wat groen, er stonden wat
kleurige kandelaars van vroeger, waarin
bij 't binnenkomen twee kaarsjes werden
aangestoken en er was broodMoeder
had ook voor koffie gezorgd, zwart-, zon
der suiker en melkmaar de kerst
stemming was er, ondanks alle gemis. Er
werd gepraat en gelachenze deden
maar net of er heel wat te eten was en
rekten het ontbijt. Ze zongen een paar
liedjes bij den kerststal zonder licht. Ja.,
ze misten wel veelmaar de kerst
vreugde was er! En die vreugde werd
spoedig grooter!
Nog waren ze niet van tafel opge
staan, of er werd op de deur gebonsd.
„Asjeblieft!" klonk het en meteen
liep de brenger van het pakje weg.
Vol verwachting drong klein en groot
om vader heen, toen hij 't openmaakte.
Wat een verrassing: tien groote eier
koeken een zakje marsepeinplaat
jes een stuk kaas en o
wonder een klont boter!
Wat een weelde! Wat een rijkdom
plots. Nu moest het ontbijt nog langer
duren. Van al die lekkere dingen moes
ten ze proeven. En toen moeder een
paar uur later uit de Hoogmis kwam.
straalde ze van vreugde: „Er mogen
twee kinderen komen eten bij Jansma.
den slager!"
Toos en Trees waren de gelukkigen;
die hadden het ook het nardst noodig.
Maar de anderen waren ook blij, want
ze wisten nu, dat hun portie weer iets
grooter zou worden. En die portie werd
in den middag nog grooter, toen er een
boodschap kwam, dat er eten gehaald
kon worden aan het Jeugdgebouw. Dat
was overgebleven van een maaltijd, aan
een groep kinderen gegeven. Zingend
kwamen twee jongens weldra met een
pan eten binnenstormen. „Hidspot met
vleesch er in!" berichtten ze. „Ziul'ke
stukken vleesch, moeder!"
't Werd een heel kerstdiner. Ieder
kon eten zooveel hij wou. En wat
in geen weken gebeurd was: er bleef
over!
„Ik had nooit gedacht, dat we zoo'n
riik kerstfeest zouden hebben!" zei moe
der, toen ze 's avonds na het lof nog
even, bij het laatste kaarsstompje, de
vreuede van dezen dag bespraken. „Nu
kunnen we ons morgen ook nog weer
redden!"
De tweede Kerstdag bracht tenslotte
de grootste verrassing. Als een reddende
enigel kwam 'n kennis uit 'n klein dorn
in Z.-Holland 't huis binnenvallen. „We
hebben aan lang aan jullie gedacht!",
zei ze. „Met zoo'n groot eeztn is er geen
redden aan! Jullie moeten wel honger
lijden! Neen. zeg me maar niets. Ik zie
het aan jul'ie gezichten! Maar we heb
ben een oplossing gevonden, hoor!"
En vol verbazing, vol vreugde, hoorden
allen het aan: „Ja, vier kinderen kun
nen we bij de boeren plaatsen. Vier kin
deren kunnen morgen met de boot naar
ons toekomen. Die zullen niets meer te
kort komen!"
„Ja", zei vader 's avonds, „dat is de
eenige oplossing, 't Is wel niet prettig
uit elkaar te gaan in dezen gevaarvollen
t.iid, maar het moet, want het is ons
aller redding! Zooveel monden minder
beteekent voor ons, die achter blijven,
iets meer eten!"
„Ik had niet gedacht!", zei moeder,
„dat we zulke heerlijke kerstdagen zou
den hebben!"
Daar waren ze het allen mee eens. En
met een extra tientje in het duister
dankten ze den goeden God voor deze
wonderlijke uitkomst. J. R.
De snelle hoefslag van paarden klinkt
door het dorpje Nazareth; het zijn rui
ters van koning Herodes. Bij de bron
van het dorp wordt halt gehouden en
terwijl de paarden met gestrekten nek
het frissche water uit den drinkbak op
slurpen komen de dorpelingen naderbij
Nieuwsgierig als zij zijn, liepen zij zoo
maar weg van hun werk; de timmerman
slaat nog het schaafsel van zijn voor
schoot, de wever plukt de pluisjes en
vlasdraden van zijn mouwen, de
metselaar veegt de kalk van zijn han
den af aan zijn besmeurde broek, de
tuinier trapt de aardklonten van zijn
klompen, de vrouwen drogen hun han
den aan de schorten en met open mond
staren de kinderen naar de mooie uni
formen van de soldaten des konings.
Angstig steken allen de hoofden bijeen.
Zou er oorlog wezen? Daar haalt één der
ruiters uit zijn lederen zadeltasch een
perkament, en leest hen voor, niet van
oorlog, neen, maar dat Herodes de na
men van zijn getrouwe onderdanen wil
kennen, dat zij hem opnieuw trouw moe
ten zweren en tevens aan den Romein-
schen keizer, een ieder in zijn eigen
stad. De hoorders zullen het bevel wel
verder bekend maken en voort gaan de
ruiters weer naar een ander dorp.
Joseph trok dan met Maria op uit Na
zareth, naar de stad van David, Beth
lehem geheeten. Zij zullen zich zeker
aangesloten hebben bij de kleine kara
vaan dorpsgenooten, die ook naar Judea
optrok, Maria zit op een ezeitje, aan de
eene zijde hangt een zak met wat brood,
gedroogde visschen, kaas en vruchten,
aan de andere zijde een wijnkruik en
irionf: "Je begrijpt", zei Catootje en ze
rino toch even lachen bij de herinne-
iri h J'dit me dat een opschudding gaf
ont eircus. De man met de zweep was
steluL end kwaad. Ik had zijn heele voor
niet j bedorven, zei hij en hij wilde mij
lemanTger bonden. Nu. daar was ik ft.ee-
Viei J r}'ct rouwig om, dat kun je je
nand ben. Vooral niet, omdat Ferdi-
den wien ik dikke vriendjes gewor-
orn óoi' een Usti9 plannetje bedacht had,
tiiej,UIt ftet circus weg te komen. Nog
op Viel n av°nd namelijk liep hij ook
boor it-*'? n uit de arena en toen hij,
"dj, maar een halven zak haver
kreeg, in plaats van een heele, beet hij
den oppasser in zijn hand. Toen gebeurde
er precies wat hij gedacht had. Hij moest
ook weg, net als ik. Een paar dagen later
hadden ze ons aan een boer overgedaan
en nu moesten wij er iederen dag met den
wagen op uit. Maar dat was niet zoo erg,
trant wij waren met z'n tweeën en in
ieder geval konden we naar hartelust van
de buitenlucht profiteeren. Maar lang zou
het zoo niet duren. Op een kwaden dag
kwam er een veekooper bij mijn baas en
na lang praten werd Ferdinand aan dien
veekooper verkocht. Wéér was ik alleen en
nu moest ik den zwaren boerenwagen in
het vervolg ook in m'n eentje trekken.''
Ulllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli!
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiK
(hlnrft
ailllllllllllllllilllillilllilillllllillliiiltt
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiniiiiiiiiiiiiiR
Ook jullie allen kent dit
prachtige Kerstlied, want het
is over de gehele wereld bekend.
En toch is dit lied zo onopval
lend mogelijk ontstaan. De dich.
ter die het lied heeft gemaakt,
was een heel eenvoudig dorps
priester en ook de componist,
dus de man, die de muziek daar
bij heeft geschreven, was een
gewoon onderwijzer. Beiden
woonden in Oostenrijk te Obem-
dorf.
In het kerkje aldaar had het
orgel rondom Kerstmis 1818 door
vocht geleden en er kwamen
alleen wat nare klanken uit.
Zo zou dus het Kerstfeest
zonder „muzikale omlijsting",
zoals men dat tegenwoordig uit
drukt, moeten plaatsvinden.
Doch de kapelaan en de orga
nist li'eten het niet hierbij. De
eerste dichtte een mooi lied en
de tweede maakte de melodie
(zangwijs) voor twee solostem
men, guitaar en koorbegeleiding.
In korte tijd was de melodie
gereed. Met Kerstmis 1818 werd
het lied in het kerkje gezongen,
de eerste stem door de kapelaan
en de tweede stem door de com
ponist We maker der muziek),
die de zang met guitaar bege
leidde. Een meisjeskoor zorgde
voor de aanvulling van het ge
heel.
Zo ontstond het beroemde
Kerstlied, zonder enige bedoe
ling om bekendheid er aan te
geven, maar dat dus voor eigen
gebruik werd geschreven en ge
zongen in de parochiekerk te
Oberndorf.
Maar de gevoelvolle wijze van
uitdrukking en de tere klanken
der muziek troffen iedereen on
middellijk in het hart. Het
raakte de zenuwen zouden wij
willen zeggen. Lange tijd wist
men niet eens wie de makers
waren. Zo onopvallend „Stille
Nacht - Heilige Nacht" is ont
staan, zo wereldberoemd is het
later geworden.
De Pauselijke vlag, de vlag
van de Staat van het Vaticaan,
bestaat uit een gele (gouden)
baan langs de stok en daarnaast
een witte (zilveren) baan, waar_
in de gekruiste sleutels en de
tiaar.
(De banen behoren dus niet
dwars op de stok te staan, zo
als bij de Nederlandse vlag,
gelijk men hier te lande meest
al ziet).
De dorpsonderwijzer Frans Gruber
die in het jaar 1818 de muziek
schreef bij het kerstlied van kape
laan Mohr: „Stille Nacht, Heilige
Nacht"
Er zijn nu enige nummers van onze jeugdkrant verschenen
met opstelletjes over allerlei verschillende dingen. Wij den
ken zo, dat jullie het ook wel leuk vindenwant van onze
schoolvriendjes hoorden wij, dat ze onze jeugdkrant aardig
vinden. Zelfs van enkele oudere mensen ontvingen wij 'n
briefje, waaruit bleek, dat men de jeugdkrant interessant
dat is dus aantrekkelijk) vindt. „Je leert er nog eens wat
door," schreef iemand. Kijk, dat vinden wij nou ook leuk,
dat zelfs grote mensen de jeugdkrant met genoegen lezen.'
Wij hopen, dat jullie met vriendjes en vriendinnetjes, die
de jeugdkrant nog niet lezen, daar eens over zult spreken
en hun de reeds verschenen nummers eens laat zien (je
knipt ze toch uit om te bewaren?Want als je er zelf ple
zier in hebt, zul je het ook aardig vinden anderen daarvan
in kennis te stellen.
Wegens de Kerstdagen komt deze, voor Zaterdag bestemde
jeugdkrant, niet op 28 December in de kramt, maar reeds
heden. Wij wenschen jullie, beste meisjes en jongens en
alle andere lezers, een Zalig Kerstmis en dam reeds ook
alle goeds voor 1947 Zalig Nieuwjaar!
Vele groeten van jullie toegenegen
HANNY en HARRY
Joost van den Vondel heeft
ons in zijn tooneelstuk „Gys-
breght van Aemstel" het mooiste
Kerstgedicht gegeven, ooit in de
Nederlandsche taai geschreven,
waarvan de aanhef luidt:
„O, Kerstnacht, schoner dan de
daegen,
Hoe kan Herodes 't licht ver-
draegen,
Dat in Uw duistemisse biinckt.
En wordt geviert en aengebe-
den?
Zijn hooghmoed luistert na geen
reden,
Hoe schel die in zijn oren
klinckt."
Als de aarde dik met sneeuw
bedekt is en de bodem door de
vorst hard bevroren, wat in
Noorwegen veel langer pleegt
te duren dan bij ons en als
de vogels op velden en wegen
geen voedsel kunnen vinden,
dan redt menselijke barm
hartigheid de arme dieren van
de hongerdood.
Op het Platte land in Noor
wegen hij moge arm of rijk
zijn steekt ieder met Kerst
avond een dikke bundel koren
halmen, met volle, zware aren,
op de nok van zijn graan
schuur, welke onafscheidelijk
van iedere boerenwoning is. De
hongerige vogels kunnen zich
daar aan het graan te goed
doen terwijl deze Kerstdis-
bereiders binnenshuis in gezel
lige familiekring Kerstfeest
vieren.
(31 December)
Oudejaarsavond wordt ook
wel Sylvesteravond genoemd. De
H. Sylvester was een der eerste
Pausen, hij regeerde namelijk
van 314 tot 335 en h\j overleed
on 31 December van het jaar
335. Hij is een man-van-de-
daad geweest en tijdens zijn
Pausschap heeft hij talrijke
wonderen verricht. Ook heeft
hij keizer Constantijn van Ro
me bekeerd en deze werd zelfs
zijn vriend. Dit feit maakte een
eind aan de wrede kerkvervol
gingen in het oude Romeinse
rijk'
Toen Keizer Constantijn ge
doopt werd, verleende hij Paus
Sylvester het recht een kroon
te dragen. En dit onderschei
dingsteken ontwikkelde zich
later tot de tiaar (dus de kroon,
die de Paus draagt bij grote
plechtigheden). Onder de re
gering van Paus SylvesteT had
ook de grote Kerkvergadering
plaats van Nicea, waar jullie
zeker wel eens over hebben
horen spreken.
De H. Sylvester wordt afge
beeld met een stier aan zijn
voeten.
Dat is hieruit te verklaren:
Eens had een tovenaar ten be
wijze van zijn macht een stier
gedood, maar hij was niet in
staat om het dier opnieuw in
het leven te roepen. Toen be
wees Sint Sylvester, dat de
kracht van den waren God alles
vermag en riep door zijn gebed
de stier terug in het leven.
Zijn wondermacht heeft ve
len tot bekering gebracht.
Bij het zachte schijnsel in de kribbe en de mooie verlichting van
de kerstboom hoort in een gezin ook het voorlezen van een kerst
verhaal door onze ouders of grotere broers en zusters. Laten wij
er op staan, dat dit mooie gebruik met de Kerstdagen
niet wordt vergeten
Soms wordt verteld dat een
kerstboom in een katholiek ge
zin niet thuis hoort, omdat dit
een heidens gebruik zou zijn.
Maar de plaatsing van een
kerstboom in huls is een chris
telijk zinnebeeld van nieuw le-
platte waterkruik. Joseph stapt ernaast,
zijn mantel over den linkerschouder ge
slagen, een reisstok in de rechterhand
Door de groene vlakten van Esdrelon
gaat het voort naar Bethlehem, dat
voor hen ligt op den top van twee heu
velen, die met een hoek ineenloopen
De straatjes kronkelen naar links en
rechts; zijn hier breed, daar weer zoo
smal dat een ruiter op moet letten, wi!
hij zijn beenen niet schaven aan de
muren. In het Noorden en Westen is de
omgeving van Bethlehem vruchtbaar en
bloeit er de landbouw en druiventeelt
in het Oosten ligt de groote woestijn,
waar schapen en geiten achter de rot
sen en keien gras in overvloed vir.den
Hier bloeide de veeteelt en de bnur-
lingherders zwierven weken lang met
de kudden in de woestijn rond. Tegen
den avond kwamen Joseph en Maria
daar aan. Van de platte daken af neb
ben de mannen en vrouwen de twee !ate
reizigers zien gaan, die, daar zij geen
vrienden en kennissen hadden, recht
streeks naar de herberg, khan genoemd
trokken. Doch als zij daar aankomen
is deze propvol, hetgeen hun de her
bergier met een paar korte zinnen me
dedeelt.
En weer gaat het voort door de straat
jes, terwijl de duisternis valt. Waar
heen? Onder den blooten hemel slapen
is zoo erg niet in het Oosten; geringe
lieden doen dit altijd; doch de toestand
van Maria eischt een onderdak. Joseph
trekt dan ook door naar het Oosten,
waar in de vallei na' uurlijke grotten
zijn, welke een schuilplaats bieden bii
ruw weer aan herders en kudden. Zulk
een grot gaan Joseph en Maria binnen.
Zij is diep, niet breed; een holte in den
wand is met leem bijgewerkt tot een
kribbe, waaruit geiten en schapen des
noods kunnen eten en drinken. Achter
in een hoek ligt een laag aschresten
van een vuur waarop herders of voor
bijtrekkende vreemdelingen hun maal
bereid hebben.
„En toen Maria en Joseph daar wa
ren, werden de dagen vervuld dat zij
baren zou; en zij baarde haren Eerst
geboren Zoon en wikkelde Hem in doe
ken en legde Hem neder in de kribbe..."
Overdag kon de herder met knots en
dolk de roofdieren weren, 's nachts was
er meer gevaar voor den eenzame. De
herders kwamen dan ook in groepen bij
een, dreven hun kudden in een perk met
een hoogen muur van losse steenen en
ontstaken een wachtvuur waarbij zij
beurt om beurt waakten. En ziet, plots
staat een Engel des Heeren bij hen; zij
schrikken, maar 'iet „Vreest niet" kal
meert hen, terwijl de boodschap dat de
lang verwachte Messias geboren was
hun hart doet opspringen van vreugde.
„En dit zij u ten teeken: gij zult een
wicht vinden, in doeken gewikkeld en
in een kribbe gelegen."
En er voegde zich bij den Engel een
groote schare, die God lof zong: „Eere
aan God in den hooge en...." o,
woord van vreugde en blijdschap voor
den zwakken mensch „op aarde vrede
i den menschen va» goeden wil."
Van de vroegste tijden der
Kerk herdachten de gelovigen
met liefde en dankbaarheid de
geboorte van Christus. Om
streeks het jaar 150 kende men
te Bethlehem de grot, waarin
Jezus ter wereld kwam.
Toen Keizer Constantijn
rondom het jaar 330 een prach
tige kerk, welke de grot om
vatte, liet bouwen, kwamen de
christenen uit vele delen van
de wereld naar Bethlehem.
In de zevende eeuw bracht
men een deel van de kribbe
naar Rome er stelde die in de
kerk (basiliek) van de H. Ma
ria ten toon. Later werd die in
steld, later in de huiselijke
kring. Jullie kunt begrijpen,
dat in verschillende landen het
vervaardigen en versieren van
de kribbe ook op verschillende
wijzen gebeurde. Maar ook in
de loop van de tijden heeft de
kunstzinnige vervaardiging heel
wat vreemdsoortige kerststallen
of grotten doen ontstaan.
Wij drukken hierbij een
Zwitserse kerstgrot uit de vo
rige eeuw af, die een zeer over
dadige en drukke beeldengroep
heeft.
Welk jongenshart zou niet sneller
kloppen bij het zien van dezen
kleinen vliegtuigmotor, welke op
een tentoonstelling van vliegtuig,
modellen te Londen groote belang
stelling trok
ven, van de komst van Chris
tus. het Licht der wereld.
In de middeleeuwen was het
gebruikelijk tijdens Kerstmis
zogenaamde „Paradijss pelen"
op te voeren, meestal op
een kerkplein. Dan was daar
meestal een „Paradijsboom" op
gericht. Voor het volk werden
de Paradijsbomen Kruisbomen,
later Christusbomen of Kerst,
bomen genaamd. Langzamer
hand werd het gebruikelijk
ook in de huisgezinnen een ver
sierde boom te plaatsen met ge
schenken beladen.
Nu is het waar dat, ook vroe
ger al, de Duitsers altijd veel
werk van de kerstboom hebben
gemaakt, maar in de betekenis
van de overwinning van zomer
op winter, van licht en duister,
en daarom werd de kerstboom
verlicht.
En ook is het waar. dat Kerst
feest vieren uitsluitend bij een
kerstboom alle christelijke wij
ding mist. Bij een Kerstfeest
hoort een Kerstkribbe of grot.
Het stalletje moet de ereplaats
blijven behouden.
Wat beslist niet hoort bij ons
Kerstfeest is de Duitse of En
gelse „kerstman" met zijn witte
baard en rode toog en een
boompje in de hand. dat is hei
dens „surrogaat" (jullie weten
wel wat dit woord betekent!).
Weg met die poppetjes!
St. Sylvester (met de krooni
De oudst bekende voorstelling
van een kerststal (zevende eeuw)
een zilveren relikwiekist geslo
ten.
De gedachte om een kerststal
te maken is in de dertiende
eeuw ontstaan en wel door toe
doen van den H. Franciscus
van Assisië. Deze had in een
bos een kribbe opgesteld tussen
een echte os en ezel. In bijna
alle landen werd Franciscus'
voorbeeld nagevolgd, maar met
beelden en met toestemming
van de kerkelijke overheid en
sindsdien heeft het gebruik
zich verspreid. Een kerststal
werd eerst in de kerken opge-
Hè, daar was Dikkie echt van
geschrokken. Bijna had die le
lijke grete poes hem te pakken
gekregen. Als een razende was
Dikkie de tuin door gerend, de
kat vlak achter zich aan. Juist
toen deze z'n scherpe klauw
naar het muisje uitstak, kon
dit onder een deur door in een
kast glippen en in een grote
bak, vol schillen, wegkruipen.
„Ziezo!" piepte Dik, „hier ben
ik veilig!"
„Mauw, miauw!" zei de kat
voor de deur „Ik heb trek in
dat vette hapje!"
„Dan moet je zien, dat je me
krijgt!" juichte Dik gelukkig.
„Ik zit hier fijn; hier kan je me
lekker niet grijpen!"
Maar stil! Wat is dat? Daar
kwam een mens aan! Die mor
relde aan de deur! Ineens voel
de Dik, dat hij omhoog ging.
„Mauw, miauw!" zei de kat
weer en hij sprong in de rich
ting van de bak.
„Stil toch poes!" zei de men
senstem. ,,'t Zijn niets anders
dan schillen! De schillenman
komt ze halen."
Dikkie voelde zich wegdra
gen; door het kuis ging het
naar de straat. En daar leek
het wel, alsof de wereld ver
ging. Al de schillen rolden uit
elkaar en Dikkie kwam er bo
venop terecht. Hij sprong in het
wilde weg; een ogenblik zat hij
zelfs op de hand van den schil
lenman.
„Allemensen, wat een beest!"
riep die uit. Maar voor hij 't
muisje iets doen kon. was dit
op de grond gesprongen. Het
kwam bij een paar grote zwarte
palen terecht, die voor de kar
stonden. „Daar klim ik in!"
dacht Dikkie. Zo gauw hij ech
ter één van die palen aanraak
te, begon die te bewegen. Ineens
begreep de muis, dat hij een
paardepoot te pakken had.
Rrrrt weg sprong hij weer,
de straat op. Maar waarheen?
Daar kwamen al een paar jon
gens op hem af.
„Een muis! Een muis!"
schreeuwden die „Wat 'n dik
kerd! Sla hem dood!"
Dikkie schoot tussen de benen
van die akelige jongens door en
rende weg. Er kwamen reeds
meer van die plaaggeesten bij
En ineens kop Dikkie niet ver
der meer, want vlak voor hem
stond een groot, zwaar ding.
Dikkie wist niet, dat het een
tram was. Maar het was zijn
enigste redding daar met een
paar flinke sprongetjes in te
wippen. Nu konden de jongens
hem tenminste niets meer doen.
Ook in de tram was hij echter
niet veilig. Ook hier zaten men
sen; wel niet zo veel, maar toch
genoeg, om hem dadelijk in de
gaten te krijgen.
„Moeder, help! Een muls!"
riepen al gauw een paar meis
jes. De stumperds sprongen
meteen op de bank en maakten
een herrie, alsof er iets heel ergs
gebeurde. Dikkie wist niet, waar
hij blijven moest, want iedereen
bemoeide zich met hem. Ze
sloegen en trapten, schreeuwden
en lachten en rolden tegen el
kaar, zonder echter de muis te
pakken te krijgen. En ineens
was Dikkie weg
„Hij zit vast onder de bank!"
meende de conducteur. „We
zullen hem straks wei vinden!"
„Misschien zit hij wel in mijn
zak!" bedacht een meneer! „Ik
zal maar eens voelen!" Maar
hij kon niets vinden en de an
dere mensen ook niet. En toch
was Dikkie niet ver weg. In z'n
angst om weg te komen, was hy
in de grote tas van een juffrouw
Eenjzeer uitgebreide prachtige beeldengroep van een Zwitserse kerstgrot uit de vorige, eeuw
gekropen. De juffrouw hield dT
tas goed vast en ze dacht er
niet aan er in te kijken of
de muis er soms zat. Misschien
durfde ze het ook niet. In ieder
geval, Dikkie zat veilig. En erg
prettig ook. Want met z'n fijne
neusje had hy onmiddellijk ge
merkt, dat er iets heerlijks in de
tas zat. „Piep. piep!" juichte
Dik. „Een fijn stuk kaas! Daar
heb ik trek in!"
Terwyi de muis zich te goed
deed, stapte de juffrouw met de
tas de tram uit en wandelde
naar huis
„Och, och," zei ze. toen ze ein
delijk rustig aan de^ tafel zat,
„wat ben ik geschrokken. Er was
een grote muis in de tram. Ze
hebben allemaal naar het dier
geslagen, maar niemand kon het
raken. Het gekste was no" wel,
dat het ineens weg was. Ik kan
maar niet begrijpen waar die
muis gebleven is. zy is vast by
de een of ander in z'n zak ge
kropen!"
„Nou!" hoorde Dikkie een
jongen zeggen, „als ik :n de
tram gezeten had. zou ik hem
vast gekregen hebben."
„Muizen zyn vlug hoor!" lach
te de vrouw.
„Maar ik ben nog vlugger!"
schepte de jongen op.
„Zo, geef dan maar eens vlug
m'n tas aan!", verzocht de
vrouw. „Ik heb lekkere koek en
kaas meegebracht!"
In een wip had de jongen de
tas op tafel gelegd. De vrouw
stak haar hand er in en haalde
het eerste het stuk kaas er uit.
„Wat is dat?" riep ze ver
schrikt. „Er zit een heel gat in
de kaas! 't I4jkt wel. of
Verder kwam ze niet. Want in
eens sprong er iets zwarts over
haar handen heen. Ze liet het
stuk kaas op de grond vallen
en gilde; „Lieve hemel. Daar
heb .ie dat monster! Gauw, rak
"ml Sla hem dood!"
„Piep, piep!" zei Dikkie. ter
wyi hij van de tafel op de grond
vloog. ..Daar voel ik niets voor."
Nog vóór de vlugge jongen van
de eerste schrik bekomen was,
schoot Dik de keuken in, waar
hy heel gauw een gaatje vond.
Hij zat al veilig en wel onder
de vloer, toen de jongen binnen
kwam.
„Piep, piep!" juichte Dik.
„Zoek maar ventje. Voor mjj
ben je niet vlug genoeg!"
Toen vlijde Dikkie zich lek
ker neer, sloot z'n kleine oogjes
en sliep rustig in.
Hy had een dol avontuur be
leefd.
I