BOEKEN OVER HET DERDE RIJK EN DE SOVJET-UNIE mm UNZE OOIEVAARS Eieren tikken PAASVUUR „AmorFati", „Ik financierde Hitier", Nacht in den middag" WOORDVERANDERING m iA/LojoxcL TEKENCURSUS op de heide 1947 PAAS- GEBRUIKEN jCüf\$fci£ versierde Paaseieren, vit de- Balka-ndAinclerw -mr i ZATERDAG 5 APRIL 1947 PAGINA 4 99' (Wordt vervolgd) Lammetjes-philosophie: „Als je een klein lief lammetje bent, ben je de vreugde van de kinderen en zien de groote mensehen met verteedering naar je vroolijke sprongen. En als je daarbij een zwart lammetje bent, vinden ze je allemaal nog leuker en trek je nog meer belangstellingEén ding is echter jammer: als je straks gtooter wordt, wordt je onherroepelijk een zwart schaap." C.C.D. IN FEBRUARI Liturgische weekkalender 1 Iste JAARGANG SS» MERKWAARDIGE wÉÊmm Wij ontvingen van Jan Raap. oud 12 jaar, Amsterdam, erg aardige tekeningen. Hij maakte enige oorspronkelijke koppen om op paaseieren te tekenen. Bo vendien een bijzonder leuke paasgroet voor de lezers en le zeressen van onze Jeugdkrant. Die Jan Raap wordt nog wel eens een kunstenaar, want het is uitstekend werk. Zijn Paas groet drukken wij hierbij af. ij k pWTf Boeken over het Derde Rijk en boe ken over de Sovjet-Unie dwingen den aandachtiger! lezer telkens weer tot vergelijkingen tusschen deze twee mysterieuze verschijnselen en de likwidatie van Hitler's creatie heft het mysterie voorloopig nog niet op. Nog altyd worden wij overstroomd met lec tuur, die, hoe goed ook bedoeld som tijds, nochtans het element der sensatie als een noodzakelijkheid wenscht erkend te zien. Boeken als b.v. Van der Poel's „Neuengamme", waar alle sensatie aan ontbreekt en dat niettemin een der beste en nuttigste schrifturen over de concentratiekampen moet worden ge noemd, zijn zeldzaam. Het vindt echter een mededinger in de reeks voortreffe lijke artikelen, die mr. Abel Herzberger destijds in De Groene heeft gepubliceerd en die thans in boekvorm bü Mous- sault's Uitgeverij zijn verschenen. Hebben wij het eerste boek reeds be sproken, op het tweede willen wij nog even de bijzondere aandacht vestigen. Het wekt, ook na herlezing in boek vorm, nog steeds een uiterst solieden indruk. De zeer objectieve zin van den schrijver verwonderlijk genoeg na zooveel ellende handhaaft zich vol komen en dwingt den lezer tot bewon dering voor de beheersching, waarmede Herzberger er in geslaagd is, het krank zinnige systeem der kampen, het ver schrikkelijke lijden der slachtoffers, de schijnbaar onverklaarbare mentaliteit der bonzen en beulen en verraders toch nog met critisch rechtvaardigen zin te zien en te ontleden. Het kan niet anders, of dit boekje, dat den titel Amor Pati ontving, zal menig lezer een gezond oordeel bijbrengen over het wal gelijk verschijnsel, dat wij concentratie kamp noemen, doch dat niet vermocht sterke geesten te breken zooals die van mr. Herzberger, die ons in een geest rijken stijl en met een zuiver gevoel voor de verhoudingen der levenswaar den voor zoover hij deze erkent een beklemmend betoog voorzet, waar uit de menschelijke geest te voorschijn treedt met een kracht, die geen Gestape kon overweldigen. Van geheel anderen aard en van minder waarde is het dikke boek „Ik financierde Hitlerdoor den Duitschen industrieel Fritz Thijssen geschreven en aan een Ame- rikaansch uitgever verkocht. Het boek is in de vertaling van G. Borg door den Boekhandel H. Nelissen te Amsterdam uit gegeven met de vermelding: „Verbijste rende onthullingen door den Duitschen groot-industrieel Fritz Thijssen". Met die verbijstering loopt het nogal los. Veel belangrijk nieuws vertelt Thijssen ons niet. al zou men na de lectuur kun nen geraken tot de veronderstelling, dat de auteur, die thans in Amerikaansche gevangenschap vertoeft in Duitschland. nog wel een en ander te zeggen zal hebben De interessantste mededeeling, die de schrijver doet, is de formuleering van zijn meening, dat het katholieke deel van Duitschland na den oorlog het boek werd in 1940 geschreven een katholieke staat behoort te worden, doch profetisch kan men deze mededeeling niet noemen. Overigens is het boek blijkbaar in der haast geschreven, zoodat Thijssen som mige verklaringen wel drie of vier maal herhaalt. Zoo weet hij ons tot vier maal toe te vertellen dat Rosenberg geen drup pel Duitsch bloed in de aderen had, het geen wij na de eerste mededeeling zonder eenig bezwaar geneigd zijn te aanvaarden. Thijssen was de man, die de nazi's enkele Jaren lang van geld voorzag. Niet de leiders, zoo roept hij uit, maar ue be weging en deze uitroep, die als een soort excuus bedoeld is, mist zijn uitwerking, want als katholiek had Thijssen zich strikt buiten de beweging moeten houden. Hij brak pas met de nazi's, toen zij met hun Jodenvervolging begonnen en toen over duidelijk gebleken was, dat Hitier en zijn bende een verzameling leugenaars en schurken waren. De breuk geschiedde weliswaar enkele jaren vóór den oorlog, maar toch nadat Thijssen Mein Kampf had gelezen. Hoe dan ook, hij bekent schuld, maar hij denkt gebrekkig. Wan neer hij b.v. in allen ernst zegt, dat de nazi's het iemand onmogelijk hebben ge maakt, goed katholiek en goed Duitscher tegelijk te zijn, dan verzuimt hij te over wegen, dat een katholieke Duitscher pas goed katholiek en goed Duitscher kan zijn als hij niet alleen geen nazi, maar een tegenstander van de nazi's is. Uit Thijssen's boek kan men gewaar worden, dat de later verspreide fabel, als zou de Duitsche bevolking als eenige ter wereld niets geweten hebben van de gruwelijke kampen, voor hem en zijn vrienden althans niet heeft gegolden Hij weet zelfs te vertellen, dat een neef van hem in Dachau om het leven is gekomen. Interessante dingen vertelt de schrijver intusschen, als hij verschillende bekende feiten nogmaals bevestigt. Hij schijnt ook de lezing te aanvaarden, dat Hitler's af komst een joodsch element bevat en dat hij de kleinzoon was van Frau Schickel- gruber en een lid der familie Rothschild te Weenen. In ,.Ik financierde Hitier" leest men dus tal van bijzonderheden, die post fac tum zoo niet nieuw dan toch geruststel lend bevestigend zijn, zoodat het boek al met al toch lezenswaardig is. Jammer ge noeg is de vertaling gebrekkig en stuit men af en toe op hinderlijke drukfouten. Een groot aantal foto's van de „helden" van het Derde Rijk is inmiddels weer een aantrekkelijkheid. Hoe weldadig is tegenover Thijssen's boek Arthur Koestler's meesterlijke analyse „Nacht in den Middag", waaraan geen sprankje sensatiezucht is besteed, al han delt het over de befaamde Moskousche pro. cessen, die de wereld enkele jaren vóór den tweeden wereldoorlog verbijsterden door de bijna eentonige volledige beken tenissen van de leiders der oppositie, die in het openbaar schuld bekenden met een deemoed, waarvan geen sterveling ooit ge droomd had. Koestier geeft niets min der dan de verklaring voor dit wonder lijke verschijnsel, dat niemand begreep en dat nu, zelfs den westerling, niet ge heel vreemd meer kan zijn. De held van zijn roman is een zekera Roebasjow, dien men moet zien als de synthese van al die slachtoffers van de Moskousche processen. Hij wordt gearres teerd en verhoord en als alle verhooren achter den ruar zijn, kan hij niet anders neer doen dan „capituleeren". Niet orn aat hij van zijn schuld overtuigd is. maar rmdat hij geen andere houding meer kan aannemen. Hij is psychisch bewerkt tot de erkenning, dat hij zoowel voor zich zelf als voor de partij als voor het volk do oplossine moet vinden in een radicale bekentenis en een afzwering van zijn verfoeilijke daden. Hij wordt niet gemar teld, doch ziet tijdens de verhooren nu en dan getuigen verschijnen met den doodsangst op het gelaat. Deze getuigen zijn lichamelijk bewerkt en tot alles in staat. Roebasjow ziet in, dat hun ge tuigenis den doorslag zal geven, dat hij ten doode is opgeschreven en dat hij de partij, de onschendbare en alles óver- heerschende partij, nog een laatsten dienst bewijzen kan door een rouwmoe dige bekentenis, die de partij voor de ge- heele wereld in het gelijk zal stellen en oe onfeilbaarheid van Nr. 1, den leider, zal bevestigen. Het is hem duidelijk ge worden, dat ook hij moet geofferd wor den aan de partij en heeft hij zelf zijo vroegere vriendin niet eveneens om da partii den dood in gejaagd? Het wordt hem voor de voeten geworpen en hij trekt zijn conclusie. Hij verneemt boven dien dat de man, die hem de eerste ver hooren afneemt, zijn vroegere vriend Iwanof. noe vóór hem is gelikwideerd. zooals de prettige term luidt en ook deze Iwanof heeft zijn leven moeten geven, opdat de partii zou zegevieren. Hetzelfde zal geschieden met zijn tweeden kwel geest, detktn een harteloozen cynicus die evenals hij met één been in het graf staat, doch hem met. het andere de schoppen geeft, die hem naar zijn be kentenis drijven. Juist omdat Roebasjow een intellectueel is uit de hoogste regionen der partij, komt hit tot het inzicht, dat hij eenmaal zal moeten toegeven Hij weet «Ut eigenlijk reeds tevoren en onder gaat zijn verhooren dan ook als een lange bevestiging van zijn wetenschap En ten slotte krijgt hij het schot In den nek in het duister van een sombere gang waar hij, bezwijmend, wordt opgenomen door een golf, die zich rustig voortbeweegt .als een schouderophalen der eeuwigheid" Vervang elke stip door een letter. In rij I moeten dan woorden van de vol gende beteekenis te lezen zijn: 1. bloem; 2. bloem; 3. kort ste vig stuk hout; 4. zoogdier; 5. kleur; 6. stuk hoog gelegen zandgrond; 7. kaart spel; 8. kwibus; 9. familielid; 10. plaat. Uit elk woord wordt nu een letter verwij derd en door een an dere letter vervangen. Door verwisseling der letters, waarover men dan bij elk woord be schikt, vormt men tien nieuwe woorden, wel ke de volgende betee kenis hebben: 1. stijf; II III IV 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 In de vruchtenkassen te Beesd in ae Betuwe staan de pruimen, en perzikenboomen in vollen bloei 2. visch; 3. Jongen; 4. wind-vrye plaats; 5. graan; 6. genre; 7. plein; 8. stand; 9. wijze; 10. machine- schrijven. De letters van deze nieuwe woorden komen op de stippen van rij IV te staan. Vervolgens plaatst men de ver wijderde letters op de stippen van rij II, telkens achter het betrokken woord, waar uit die letter is verwijderd. Op overeenkom stige wijze worden de stippen van rij III vervangen door de bijgevoegde letters. Van boven naar beneden zijn dan in rij II en UI de namen te lezen van twee be kende en populaire autoriteiten. Inzendingen tot en met Dinsdag 15 April op open briefkaart aan ,,'t Kasteel van Aemstel" (afd. Prijsraadsel), N. Z. Voorburgwal 6573, Amsterdam. Oplossing 22 Maart E T E PET STEP SPELT STAPEL APOSTEL P O E S T A POETS SPOT POS O P O Na loting werden de prijzen toegekend aan: Chr. van Hees, 2de Oosterparkstraat 121, Amsterdam; A. Smit, Zoetestraat 26 rood, Haarlem; C. A. Schrama. Wilhelmi- naplein 5, Bennebroek; L. Roodveldt, sa natorium, Amerongen; J. van 't Klooster, Laarderweg 105, Hilversum; A. Henkes- Jantzen, 1ste Helmersstraat 239, A'dam. door HANS VERHOEVEN 31) Zoo lang het lijk nog in Berkenrode was gebleven het transport had eerst in de late ochtenduren na den moord plaats gehad had Lankman de politie posten gehandhaafd en toen deze niet meer noodig waren voor de bewaking van het stoffelijk overschot van den heer Barkhof, meende de inspecteur er toch goed aan te doen ze voorloopig niet in te trekken, omdat hij het tooneel van den moord tot eiken prijs onveranderd wilde laten. De agenten, die elkander gestaag kwa. men aflossen, waren reeds goede vrien den met de bewoners. Met name de keu kenmeid zorgde er voor, dat de mannen op tijd hun kopje koffie of thee konden komen drinken. Den eersten halven dag gingen zij zich om beurten aan dit ver zetje te buiten, doch de landelijke rust van de omgeving verleidde hen spoedig hun post voor langeren tijd en dan samen in den steek te laten. Nou ja, wat zou er nog kunnen gebeuren? Op denzelfden morgen, waarop Lank man met den heer Lutman experimen teerde. stonden Drabbel en Jansen, tegen den aanrecht geleund, behaaglijk een kop koffie leeg te slurpen. Mien zat, met haar handen op de breede heupen in rust gelegd, een lang zeurverhaal af te steken over een achternicht, die last had van scheuten in de borst en juffrouw Klassen werd verondersteld ergens in huis bezig te zijn. De keukenramen ston den wijd open, een tochtje voerde den zoetigen geur van dopheide naar binnen. Wijd in den omtrek was het stil, slechts een ondefinieerbaar gerommel in de verte duidde op de nabijheid van de stad. De politiemannen namen het verhaal als conditio sine qua non bij de uitste kende koffie, zil luisterden nauwelijks en zouden het stellig niet hebben kunnen navertellen. Dit baantje beviel hun wel, het was weer eens wat anders dan het •euwige surveilleeren. Jansen gaf aan die geheime gedachte uitdrukking. „Ik mag dit graag," zei hij. met een knipoogje tegen zijn collega. Mien keek beleedigd, dat was niet het antwoord, dat zij had verwacht. Hadden mannen dan nooit interesse voor de ernstige din gen in het leven? „Zoo wil ik m'n fensioen wel halen," beaamde Drabbel, doch hU liet er pessi mistisch op volgen: „Goeie dingen duren nooit lang. 't Zal wel gauw afgeloopen zjjn met de rust." Zijn woorden bleken profetisch te zijn- Want hy had ze nog niet geuit of een snerpende gil verscheurde de stilte, juf frouw Klassen holderdebolderde door de gang en gooide de keukendeur open. „Brand!" schreeuwde zij. „De gang staat al heelemaal vol rook!" Met verwilderd gezicht leunde zij zwaar op den deurknop en Jansen, die doorging voor een kenner van vrouwelijk schoon, kon niet nalaten te denken, dat de huishoudster in dien gemoedstoestand geen prijs van een schoonheidsconcours zou wegdragen. Doch andere zorgen vaagden die gedachte weg, met de bin nenkomst van juffrouw Klassen was een verstikkende rookwolk in de keuken ge drongen en riebelde in de kelen van de koffiedrinkers. „Ogottegottegot!" kermde de huishoud ster, „nou dat weer...." Haar vocabulai re was, op het punt van het uitdrukken van haar ontroering, tamelijk beperkt. „Waar is de brand?" riep Drabbel. Hij hield zijn zakdoek voor zijn neus en waagde zich moedig in de gang- Hoewel de rook hem het gezicht bijna ontnam, was hy toch in staat waar te nemen, dat vettige, bijna tastbaar dikke wolken onder de deur van de studeerkamer uit kwamen. „Verrek! De deur zit op slot!" hijgde hij. „Loop jij achterom, dan bel ik de brandweer!". Jawel, dat was niet slecht georgani seerd, maar hij vergat één ding. Het te lefoontoestel stond in de kamer, waarin nuis. Tegen het oogenblik, waarop hij het knetterde en loeide als in een for- zich die handicap realiseerde, stond Jansen al voor de tuinramen. Hij stond even beduusd te kijken. De brand, hoe dan ook ontstaan, had zoo snel om zich heen gegrepen, dat hij in zag alleen van zeer spoedige hulp baat te° kunnen verwachten. Het meubilair j stond in lichter laaie en zelfs de parket vloer scheen al te hebben vlamgevat. Het opmerkelijkst was evenwel de rookkolom, die uit het vertrek ontsnapte; in een der deurruiten was een gat ontstaan, waar door dezelfde dikke, zwartgrijze walm naar buiten stroomde. Jansen zag direct, wat zijn collega eerst na enkele seconden besefte: het was onmogelijk, om van de telefoon ge bruik te maken. Hij verknoeide geen verderen tijd, maar holde linea recta naar het huis van de Winninks. Hij belde niet aan, doch bonsde op ce deur, zoodat Jannie verschrikt opendeed. „De telefoon!" Het toestel hing aan den wand van de hal. Zonder plichtplegingen duwde hij het meisje opzij en draaide het bekende nummer. Gejaagd gaf hij de melding door en stelde daarna den inspecteur van dienst in kennis van het gebeurde. Lankman vloekte hardgrondig, toen hem het bericht werd overgebracht. Hij gunde zich geen tijd Ruigeflesch te roe pen. De verdachten hij wilde juist met Schutter's nadere ondervraging begin nen liet hij naar huis gaan, doch hij gaf twee rechercheurs, Van Bommel en Stompvoet, opdracht hen te schaduwen. Overtuigd regelmatig een gedetailleerd rapport van hun doen en laten te zullen ontvangen, kon hij gerust vertrekken. Bijna gelijk met de motorspuit kwam hij op Berkenrode aan. Drabbel en Jan sen waren al bezig met de evacuatie van de bewoners; juffrouw Klassen, Mien en het daghitje, de een al nerveuzer dan de ander, hadden zij reeds naar de Win ninks gezonden en nu stonden zij juist te puzzlen wat zij verder zouden kunnen doen. De komst van de brandweer loste dit probleem spoedig op. De brandmeester behoefde slechts even in de brandende kamer te kijken om te constateeren, dat een verdere ontruiming van het huis niet noodig was, daar hij zonder groote moeite het vuur zou kunnen bedwingen. Het spaarzame meubilair in het groote vertrek bood weinig voedsel aan den brand en er waren reeds teekenen te be speuren, die er op wezen, dat het groot ste gevaar voorbij was. Ook den lezer wordt het langzaam aan duidelijk, waarom dit alles zoo geschie den moest bij hen, die de grenzen van het denken zoeken in de alleenzalig makende partij. De schrijver onder breekt het betoog van zijn held voort durend door uiterst suggestieve, soms beklemmende beschrijvingen van cel en gevangenis, een wereldje waar tweedui zend mensohen zitten opgesloten, ieder in zijn nauwe cel en waarvan geen weet, wanneer zijn leven eindigen zal en wat hem tot dat einde nog te wachten staat. Ook deze beschrijvingen dragen ham deel bij. Zij maken den lezer murw, zoo- als het leven in die gevangenis den lei der Roebasjow murw maakt, tot de dood, zonder verlossing voor den geest, een einde maakt aan den waanzin en de verschrikking. Het boek is uitstekend vertaald door Koos Schuur en verschenen bij De be zige Bij te Amsterdam. Dbg. Te Scheveningen wordt practisch geen zeetong meer aangevoerd, hetgeen als een gevolg van de strenge vorstperiode moet worden gezrien. Brachten de trawlloggers direct na de vorstperiode nog enkele hon derden kilo's tong aan, nu echter schijnt deze zoo gewilde vischsoort van den zee bodem te zijn verdwenen. Of de tong' bij warmer weer bij grocrtere hoeveelheden wederom te voorschijn komt moet worden afgewacht. '.vi* Mm* Ambtenaren van den C.C.D. maakten in Februari 5235 processen-verbaal op: 7277 verdachten waren hierbij betrokken van wie er 215 in verzekering werden ge steld. Tegen 2837 verdachten werd een zaak aanhangig gemaakt bij den Ofii- rier van Justitie, tegen 4364 bij den ambtenaar voor de tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening en tegen 76 bij een andere gerechtelijke instantie. In 1436 gevallen werden goederen in be slag genomen. Het overgroote deel der delinquenten was in overtreding op het gebied van de akkerbouwproducten, n.l. 2053. Op het gebied van vee en vleesch waren 1794 verdachten in overtreding. In beslag genomen werden o.m. 103.323 kg. granen, zaden en peulvruchten en 6.562 kg. vleesch en spek ZONDAG 6 April Paschen. Credo. Praefa- tie, Communicautes enz. van Paschen ge durende de geheele week) MAANDAG. Mis V. d. feestdag. DINSDAG. Mis v. d. feest dag. WOENSDAG. Mis v. d. dag. 2 voor Kerk of Paus. DONDERDAG. Mis v. d. dag- 2 voor Kerk of Paus. VRIJDAG. Mis v. d. dag 2 H, Leo I (uit de nieuwe Pausmis). ZATERDAG. Mis v. d. dag. 2 voor Kerk of Paus. ZONDAG 13 April. Beloken Paschen. 2 H. Hermenegildus. Credo. Praefatie van Paschen. 9IIIIIIIIII1I1IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIU nllIIlIlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIlMHIlllIÏ aiiitiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii inriiimiiiii*» niiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiir; -V' (Slot) „Wel heb ik van mijn leven!" riep de boer verschrikt uit. „Zien jullie dat, mensen? Er zitten twee vreemde ooievaars op het nest!" „Onze langpoten hebben ze ker visite gekregen!" meende één van de knechten. Maar de boer schudde het hoofd. „Dat is geen zuivere koffie, mensen. Ik vertrouw dat zaakje niet!" De boer kreeg gelijk, 't Bleek al heel gauw, dat het de vreem de ooievaars om het mooie nest te doen was. 3e pikten met hun grote snavels naar de oude bewoners en probeerden ze wat opzij en als 't kon van het nest af te duwen. „Wat zeg je me van zulke gemene indringers," riep een knecht. „En 't lijkt wel of ze het winnen zullen, want ze zijn groter en sterker dan onze ooievaars." „Wil ik even op het dak klimmen, vader?" stelde Henk al voor. „Dan jaag ik die valse beesten weg!" „Och nee, jongen!" sprak de boer. „Dat geeft toch niets. Die beesten moeten hun eigen strijd voeren. Maar 't zou me drommels spijten als we onze trouwe ooievaars kwijt raak- ten." Daar trokken de indringers zich echter niets van aan. In de korte, felle strijd, die nu ontstond, bleven zij overwin naar. De oude ooievaars van boer Mulders moesten de vlucht nemen. Wel probeerden ze nog een paar keer door een heftige aanval op het nest de indrin gers te verdrijven, maar 't was vergeefs. De boer begreep het; „Onze ooievaars zijn hun nest, kwijt!" sprak hij. „*t Is jammer,' maar er is niets aan te doen. Bij de dieren geldt nu eenmaal het recht van de sterkste. Ze moeten nu maar ergens anders een nieuw nest gaan bouwen enwy zullen wel aan deze indringers wennen. Niets aan te doen!" De oude ooievaars schenen de strijd opgegeven te hebben. Steeds groter werden de krin gen, die zij in de lucht om nest en boerderij maakten. Tot zij eindelijk uit het gezicht ver dwenen waren. „Aan de slag, mensen!" waarschuwde de boer. „We zijn onze ooievaars kwijt." Maarboer Mulders was zijn ooievaars niét kwijt. Twee da gen later gebeurde het meest interessante, het bijna onge looflijke, maar toch waar ge beurde van deze geschiedenis. De twee ooievaars kwamen terug! Boer Mulders liep juist over het erf toen een luid geklepper in de lucht zijn aandacht trok. En opeens ontdekte hij een groot aantal ooievaars! Wel meer dan twintig van deze beesten cirkelden er boven de boerderij. De boer klapte in z'n handen en riep naar alle kan ten: „Hola, mensen! Komt nou eens kijken. Een heel leger var ooievaars in de lucht." Wat waren allen verbaasd toen ze al die vogels aan schouwden. „Onze ooievaars zijn er ook bij!" klonk het weldra uit ver schillende monden. „Ze hebben hulptroepen ge haald. We gaan een echte ooie vaars-oorlog mee maken." „Nu moeten de indringers er aan geloven! Tegen zulk een overmacht kunnen ze niet op." „Kalm een beetje!" gebood de boer. „Jullie jagen ze weg met dat geschreeuw, Waarach tig, daar gaan ze al. 't Zou toch werkelijk jammer zijn, als wij de oorlog in de war gestuurd hadden!" Enkele ogenblikken van stilte volgden. Ze hadden duidelijk de ooievaars in de wei zien lo pen en staan, 't Leek wel of daar een krijgsplan werd op gesteld. Ook de twee indringers schenen een aanval te ver wachten. Die zaten dicht opeen in hun nest, de grote snavels Ingetrokken, gereed om zich tot het uiterste te verdedigen. De spanning duurde niet te lang. Een luid geklepper verbrak plots de stilte. Acht grote, sterke ooievaars kwamen aan gevlogen, recht op het nest af. Ooievaars bouwen aan hun nest Een korte, hevige maar onge lijke strijd volgde. Immers, de indringers, van alle kanten tegelijk aangeval len, konden zich niet beveiligen tegen de snavelhouwen en prikken, die hun lichamen troffen en daarom deden ze het enigste wat ze doen konden: ze namen zo gauw mogelijk de vlucht. „Daar gaan ze! Daar gaan ze!" juichte de hele boerderij. „De indringers moeten de vlucht nemen! Nu krijgen we onze ooievaars weer terug!" En zo gebeurde het ook. Ter wijl de indringers door het woedende achttal achtervolgd en ver uit de buurt gedreven werden, daalden de oude bewo ners, onder het gejuich van de mensen, weer op hun eigen nest neer! En nog vele jaren hebben boer Mulders en zijn volk pleizier gehad van onze ooievaars Pasen! Het feest van het nieuwe, jonge leven heeft van alle feestdagen in de loop der eeuwen wel de meest sprekende gebruiken in het leven geroe pen. In verschillende streken van ons land wordt het feest vaak nog op zeer bijzondere manier gevierd. Hierbij worden oude gewoonten in ere gehou den. In landelijke plaatsen is het onder de kinderen de ge woonte rond te gaan langs de huizen van de ingezetenen om eieren op te halen. De jongens zijn voorzien van manden, waarin onder op de bodem een beetje stroo is gelegd. Zij trek ken het gehele dorp door, ter wijl voor ieder huis wordt stil gehouden en gezonjen. Het be- delliedje luidt meestal: Vrouweke, vrouwke, doe uw best, Haal uw eieren uit het nest. Van de witte hennen. God zal ze wel kennen. Van de witt' en van de zwart' Geef van ellek henneke wat. Eén ei is geen ei, Twee eieren is een half ei. Drie eieren ls een ei, Het vierde is een Paasei! De vrouwen houden de eieren meestal gereed, zodat aanstonds aan het verlangen kan worden voldaan. Zij, die geen eieren hebben, hebben een paar cen ten, welke door de jongens in een linnen geldzak worden be waard. Zijn de kinderen het dorp dooi getrokken, dan gaat het terug naar de school, waar de buit onder de deelnemers wordt verdeeld. DE DOORNENKRONING Naar een achildet'V van Arthur Quelünef Vorige week hebben wij enige voorbeelden gegeven, hoe je leuke gezichten op eieren kunt tekenen. Maar behalve gezichten kun Je ze geheel en al mei wille keurige kleuren beschilderen of er naar eigen ideeën figuren en vlakken op tekenen, zoals op bijgaande voorbeelden. Dat zijn kunstig beschilderde eieren uit de Balkan-landen. Deze figure* worden uit het geheugen gete kend, dus zonder voorbeeld. Misschien kunnen jullie ook wel zulke mooie paaseieren maken. Als je de lijnen met Oost-Indische inkt tekent, is het gemakkelijker om kleuren aan te brengen. Aan één kant tekenen of schilderen i' het gemakkelijkst, want an ders moet je steeds (lang» wachten eer het droog is. Het staat wat leuk hoor, eigen ge kleurde of getekende eieren op tafel. J" JOt In enkele streken van ons land bestaat het gebruik om met Pasen „eieren te tikken". Dan komt de jeugd bijeen op de „Paas-weide" om spelen te doen met eieren. Vooral in Drente en in de Achterhoek vinden deze kinderspelen plaats Men verliest het (gekookte) ei, als het „spitseind" of het „stompeind" gekneusd ls. En het gebroken ei wordt soms meteen maar door de overwin naar opgegeten! In vroeger eeuwen werden deze eieren rood-wit-blauw geschilderd. Een apart gebruik bestond in Friesland: „eierstappen". Ben aantal eieren werden, met een bepaalde tussenruimte, op een rij op de grond gelegd. De me dedingers moesten langs die rij lopen (soms geblinddoekt) en over de eieren stappen. Geen enkel ei mocht daarbij worden stukgetrapt. Wie de minste fou ten maakte, was de overwin- baar. In het Rijks-Museum te Am sterdam bevindt zich een schil derij, waarop je een zeventien de eeuwse „eierdanser" ziet afgebeeld. Overal op de grond verspreid liggen eieren en de kunst is daar tussen door een dans uit te voeren. Wij zullen tegenwoordig wel een dans uit louter pret uitvoe ren als we eens enige eienp" tegelijk kregen! De doornenkroon van Chris tus was gevlochten uit doornen en biezen; zij bedekte het ge hele hoofd. Een der veronder stellingen, welke gemaakt wor den, is, dat de doornenkroon van den Zaligmaker gevlochten werd van een plant, welke thans nog overvloedig in het Doornendal, ten Noorden van Jeruzalem, wordt gevonden. In de kerk „Notre-Dame" te Parijs worden reliqules (voor werpen, die met Christus, Maria of andere heiligen in aanraking zijn geweest) be waard der biezen van de door nenkroon. De kroon heeft geen doorns, daar die op andere plaatsen worden bewaard. Het is een krans, uit rietstengels gevlochten, echter zonder door nen. In Constantinopel, Pisa en andere kerken bewaart men doornen. (De doornen werden waarschijnlijk in de rietstengels gestoken). Na een afwezigheid van drie eeuwen is een reliquie van de H. Doorn uit de doornenkroon van Jezus, een der kostbaarste schatten van St. Jan, naar de Bossche kerk teruggekeerd. De reliquie werd in 1629, toen Fre- derik Hendrik Den Botch ver overde, naar Antwerpen in vei ligheid gebracht. In 1842 werd zij aan het bisdom Den Bosch teruggeschonken en tot 10 Maart 1947 in het seminarie te Haaren bewaard. In haar glorietijd bezat de St. Janskerk te 's-Hertogen- bosch vele voorname reliquies en kostbaarheden. Maar helaas zijn vele van hare oude schat ten verloren gegaan tengevolge van de verovering der stad door Frederik Hendrik in de Septemberdagen van 1629. .utëw van. Je dóOrnevu- kroon. Een oud gebruik op het plat teland, vooral in Twente, is het ontsteken van net Paasvuur. Grote stapels hout worden door de jeugd op Paaszaterdag bijeengebracht en op Paaszond- avond verlicht hun helle gloed heel de omtrek. Het Paasvuur is een heel oude uiting van vreugde, zoals die ook tot uit drukking komt bij feestvuren, die door natuurvolken van Afri ka )en Indië worden aangelegd tot viering van een overwinning- Wij kunnen in het Paasvuur het zinnenbeeld zien van den Verrezen Christus, Die het ware Licht is, dat alle mensen verlicht-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1947 | | pagina 4