Verstarde
Liefde
ERIC DE NOORMAN- DE GEHEIMZINNIGE BRON
Laatste groet van varend
Nederland voor de Vorstin
De Regering handelt in een
binnenlandse sfeer
Mensen op reis
Verplicht
lidmaatschap
Koningin ziet
gondelvaart
Een vlootsch
in het klein
De vlootschouw op het Buiten-IJ
Fantastisch is het juiste woord
r
Een belangrijke fout
OP
EIGEN BENEN
ZATERDAG 4 SEPTEMBER 1948
PAGINA 5
°°V
ALBUM VOOR DE
KONINGIN
Organisatie van de politie
Voor Kon. Wilhelminafonds
Grondwetsherziening passeert Eerste Kamer
Andere ontwerpen
drink een pittig glas f^|f ILL
MABEL BARNES
GRUNDY
Vertaald door: E GRIESE - K. DE VRIES
Estafette Maastricht
Amsterdam
y
i!
Het kan eigenlijk helemaal geen ver
wondering wekken, dat in de Mis
formulieren van de Zondagen na
Pinksteren, die in hoofdzaak door ver
maning en herinnering aan de lessen van
J®zus een diep godsdienstig gedrag in
°ns willen levendig houden, Zijn eerste
en voornaamste gebod telkens en telkens
fc®®r in allerlei vormen terugkeert. Lief-
en nog eens liefde, jegens God en
k® evenmens: dat is het wezen, het ken
merk, de hoofdzaak van het christen-
Som!
Maar ondanks het stralende voorbeeld
van Christus zelf en van Zijn echte en
^are volgelingen, de heiligen, is juist
Sit het punt, waaraan het ons het meest
s®hort. De eerste christenen hebben
Cods gebod in dit opzicht beter begre
pen dan wij. Zonder marchanderen, zon
der menselijk opzicht, eenvoudig, als
'®ts, dat van zelf spreekt, stonden hun
Wten wijd open voor hun medemensen,
2° zelfs, dat de heidenen de christenen
bonden aan hun liefde voor elkander.
Maar langzamerhand viel ook hier een
Achteruitgang te constateren.
Men zegt wel eens, dat de door de
tonde val bedorven, zelfzuchtige natuur,
A's ze door de voordeur op straat wordt
Sozet, door een achterdeur weer bin
nenkomt. Het feit is in ieder geval niet
'o loochenen, dat eigenliefde en zelf
tucht zó diep in onze aard verankerd
'iggen, dat blijvende strijd en zelfbeheer-
"ng nodig zijn om Christus' gebod be
hoorlijk na te komen. Dat dit moeilijk
As. zal geen verstandig mens willen ont
kennen, vooral omdat ieder goed-willen-
Se al heel gauw merkt, hoe hopeloos alleen
hij met zijn voornemens en pogingen
*an naastenliefde staat te midden van
'en kille, berekenende wereld, waar ie-
her alleen maar voor zichzelf schijnt
1® bestaan. Desondanks, of beter: juist
haarom luidt Christus' eerste gebod: God
eU onze medemens liefhebben. Wij ken
den Zijn eigen voorbeeld! Als ooit
'crnand in het leven alleen heeft ge
daan, met een hart vol liefde, en wel
ke liefde! dan was het Christus in de
hagen van Zijn Lijden. Ondank, bespot
ting, miskenning noch laster waren in
Alaat Hem terug te houden van het hoog-
ste offer. Hij heeft inderdaad recht van
Apreken, als Hij liefde vergt van Zijn
volgelingen.
Nu is het een, jammer genoeg, veel
Verbreide „taktiek" onder de z.g. goede
Christenen hun praktijk van naasten-
'iefde te beperken tot mensen, die, naar
eigen oordeel, daarvoor in aanmerking
komen, of, misschien juister gezegd, een
A®kere categorie uit te sluiten van hun
daadwerkelijke bemoeiingen. Op zich is
dez.e handelwijze al in geen enkel opzicht
verdedigen, maar het wordt nog veel
®fger, als men deze manier van doen
®®k nog tracht te motiveren of goed te
&aten met godsdienstige motieven.
Hiervoor bestaat geen ander woord
<lan regelrechte huichelarij!
Nieuw is deze houding helemaal niet!
Öet Evangelie van de zestiende Zondag
Ua Pinksteren licht ons daarover vol
doende in!
Jezus is te gast bij een van de voor
naamste Farizeërs. Op zich zelf al een
Veelzeggend feit in dit verband! Natuur-
'ijk wordt hij nauwkeurig bespied. Ieder
^oord, ieder gebaar, iedere blik van
Jezus is belangrijk voor deze letterzif
ters. Ze zouden Hem maar al te graag
betrappen op een overtreding van de
^'et, de wet volgens hun verformaliseer-
de verklaring dan altijd! Een zieke komt
binnen in de hoop zijn gezondheid terug
te krijgen. Een prachtgelegenheid voor
Jezus de Farizeërs de les te lezen. Tot
bun verbazing horen ze de vraag stellen,
die hun geheime gedachten openbaart:
-Mag men op de Sabbat genezen?" Het
iA'as die dag juist Sabbat!
Geen antwoord! En Jezus spreekt
^eer: „Wie van U zal zijn ezel of zijn
®s, die in een put gevallen is, er niet
Aanstonds uittrekken, zelfs op een Sab
batdag?" Heel laconiek tekent St. Lucas
bierbij aan: „Ze wisten er niets tegen
'h te brengen."
Het.gaat hier in wezen om een essen
tieel verschil tussen de opvatting
en leer van Jezus en die van de
Schriftgeleerden en Farizeërs. Deze laat
je hadden een tot in de kleinste details
ditgewerkt systeem van voorschriften
Uitgedacht, waardoor de eigenlijke geest
dan de wet zeer in verdrukking kwam,
6h dat hen vaak in staat stelde zich van
be werkelijk grote verplichtingen van
be wet ontslagen te achten. In Jezus'
'eer echter hebben wetten en voorschrif
ten geen betekenis, als zij het onmoge-
''Jk maken Gods voornaamste gebod, de
befde tot Hem en de medemens, volle
dig ten uitvoer te leggen. Daarom zei
b®zus ook bij een andere gelegenheid
tot
de Farizeërs: „Waarom overtreedt
de wet van God ter wille van Uw
6lgen overleveringen?"
Deze verfoeilijke Farizeërsmentaliteit
°ok onder ons Christenen geen qnge-
is
tyo.
on verschijnsel. Ook. onder ons is
^dgzamerhand een geestesgesteldheid
l:
begroeid, die het wezen over het hoofd
*'®t terwille van een massa zelf-uitge-
'QPden, onverdedigbare bijkomstigheden.
e Ware, grote, roekeloze liefde, die geeft
zichzelf wegschenkt, vrij van die z.g.
bideniersgeest van krententellerij, ken-
bcp wij nog niet. Wij hebben ons leven
V®el te veel ingedeeld in hokjes en
!abi®s, in dierbare gewoontetjes en tra-
'tietjes, waarvan wij tot geen enkele
Njs wensen af te wijken; wij voelen
ybs te goed, te „heilig!" zelfs een
^®cht voorbeeld geven mag immers niet!
j 0rn om te gaan met zwakke of geval-
broeders, dat kan men toch ook
°r zijn kostbare fatsoen niet doen!!
- lieer dan belachelijke standsver-
l', waardoor de één „menéer" en de
j 6r gewoon „Jansen" is, belet ons
blaar
Scbap,
ugsteliing te tonen voor wie ook
ar één sport lager staat op de maat-
h! e 'adder Alsof Christus zelf
V*»
Du voorkeur armen en zondaars op-
A®Cht
®n met Farizeërs omging! De g-
(Van een onzer speciale verslag
gevers)
Amsterdam was bijna letterlijk hetx
Venetië van het Noorden, toen gister
avond tientallen feëriek verlichte en
versierde „gondels" door de grachten
voeren. Slechts de „gondels" waren
geen gondels, maar wherries. Overal
langs de grachten in de binnenstad
stonden de Amsterdammers rijen dik
te kijken naar 't betoverende schouw
spel. Zelfs een malse regenbui kon
hen daarvan niet terughouden.
Soms, als een bijzonder geslaagde cre
atie voorbijvoer, klonk een daverend
applaus of een langgerekt „Oooh!" op.
En een zanger, die in een der bootjes
Napolitaanse liederen ten gehore
bracht, stal aller harten. Bijzondere
luister werd aan deze gondelvaart ver
leend door de belangstelling van de
Koningin en het Prinselijk Paar, die
haar van de burgemeesterswoning uit
gadesloegen. Om ongeveer negen uur,
terwijl de lange stoet van versierde
wherries nog niet geheel gepasseerd
was, begaf H.M. zich aan boord van de
Koningin Juliana", tezamen met de
Prinses, de Prins en de burgemeester.
De overige leden van het gevolg namen
in de „Prinses Beatrix" plaats en voor
afgegaan en gevolgd door een politie-
boot zette het kleine eskader een lange
tocht door de grachten in. Via de Leid-
segracht bereikte de stoet de Keizers
gracht. Hier hadden de verlichte wher
ries zich langs de kant geschaard en
passeerde het vaartuig met de Konin
gin aan boord de deelnemers: een vloot
schouw in het klein.
Op persoonlijk verzoek van H.M. werd
wat aanvankelijk niet de bedoeling
was gevaren langs het Oosterdok. De
Koningin uitte in het bijzonder Haar
voldoening over de prachtige verlich
ting van de marinekazerne, die in de
licht-oranje schijnwerpers van het wa
ter af een fantastische aanblik bood.
Langs het lichtschip „Texel", dat met
zijn draaiende lichtbundels de ganse
omgeving in gloed zette, ging het naar
het Kolkje en de O.Z. Voorburgwal.
Vandaar naar het Rokin, waar de komst
van de Koningin onmiddellijk door het
talrijke publiek werd opgemerkt. Langs
de Binnen-Amstel ging het nu terug
naar de ambtswoning van de burge
meester, waar de Koninklijke gasten de
boot weer verlieten. Tensiotte maakten
zij per auto een kleine rondrit door de
stad.
Het Nederlandse leger in Indië heeft
Koningin Wilhelmina ter gelegenheid
van haar regeringsjubileum een album
aangeboden, bestaande uit honderdvijftig
met grote zorg gekozen en op chamois-
,papier afgedrukte vergrotingen van fo
to's die het leven en het werken van de
soldaat in de tropen weergeven.
De aanbieding geschiedde op het Pa
leis te Amsterdam door een deputatie
van het leger in Ned.-Indië onder lei
ding van de generaal-majoor D. C.
Buurman van Vreeden. chef van de ge
nerale staf in Ned.-Indië.
Naar wij vernemen zullen de ministeis
van Binnenl. Zaken en Justitie binnenkort
een commissie instellen, die het vraagstuk
van de organisatie van de rijks- en ge
meentepolitie zal moeten onderzoeken.
zonden hebben immers geen geneesheer
nodig, maar wel de zieken!
De les, die Jezus in het Evangelie de
Schriftgeleerden voorhoudt, wijst even
zeer op een zieke plek in o n z e samenle
ving. De ware liefde kent geen gren
zen, noch in het huisgezin, noch in de
maatschappij; ze maakt geen verschil
tussen arm en rijk, tussen' landgenoten
en vreemden. Wij zijn allen broeders en
zusters onder elkaar, omdat wij allen
kinderen van God zijn. Binnen redelijke
grenzen natuurlijk, bestaat er geen ex
cuus voor het nalaten van een liefde
daad tegenover iedereen, van wie wij
weten, dat hij in nood verkeert. En verre
van ook maar iets van ons prestige of
goede naam in te boeten, wanneer wij
goed en liefdevol zijn tegenover armen,
zwakken en zondaars verdienen wij
daardoor juist in waarheid de naam
echte Christenen te zijn. Geen stand,
geen ambt, geen beroep, geen traditie is
ooit bij machte ons „te goed" te maken
voor de omgang met een hulpbehoeven
de, in welk opzicht ook. En wie zich
daar „te goed" voor acht, wel, daarover
heeft Jezus reeds het zijne gezegd, toen
Hij Zijn oordeel uitsprak over de Fari-
zeër en de tollenaar.
Ware liefde verdraagt geen dwang van
belemmerende voorschriften. Zolang de
ze ons gewichtiger schijnen, komt onze
liefde niet tot bloei, verstart ze onder
een kille en in de grond zelfzuchtige vor
mendienst, die, al dan niet onder het
mom van godsdienstigheid „gepleegd",
in géén geval iets met waar en levend
Christendom te maken heeft.
L.
3. Geen woord werd er gewisseld. Als schimmen reden de ma/nnen door de nacht,
hun paarden tot steeds groter spoed aanzettend. Na enige tijd werd halt gehouden
en Eric kreeg een blinddoek voor. Hij was volkomen overgeleverd aan zijn twee
ontvoerders. Tegen de morgen ging men stapvoets rijden en zo werd, terwijl men
af en toe gespannen achterom keek, de tocht voortgezet. Inmiddels had Pum-Pum
ontdekt, dat zijn grote vriend verdwenen was en hardlopend begaf hij zich naar
Winonah om haar deze ontdekking mede te delen. Toen zij, geholpen door Dzogolo,
een onderzoek instelde, bemerkten zij een aantal voetstappen in de zandgrond en
een grote angst maakte zich van haar meester. Eric, onder bewaking van zijn twee
raadselachtige ontvoerders, werd steeds verder de onmetelijke woestijn ingeleid.
Dagen waren zij nu reeds onderweg en eindelijk doemde aan de horizon een berg-
massief op. Daarheen richtten de mannen hun paarden.
(Van een onzer speciale verslaggevers)
Feestelijk is het juiste woord niet
en grandioos evenmin. Het was een
voudig fantastisch. Twee duizend
schepen langs heel de lengte van het
Buiten-IJ en allemaal met hoog in de
mast de nationale driekleur als een
juichkreet in de wind. Daar tussen
door voer gistermiddag de „Piet
Hein" en plots als op een geheimzin
nig teken klonk van al die schepen
tegelijk het geloei van fluiten, hoorns
en sirenes. Een helse cacafonie, een
storm van geluid, die tot ver in Zuid
te horen moet zijn geweest en die een
laatste groet betekende van varend
Nederland voor Zijn scheidende
vorstin.
Tevoren, voordat de „Piet Hein" door
de Oranje-sluizen het Buiten-IJ was
binnengestoomd, hadden ook wij, zoals
wij reeds in een deel van onze vorige
oplaag hebben gemeld, de gelegen
heid gehad de ganse lengte van dit
enorme gelid voorbij te varen. Bijkans
vier kilometer, langs Scliellingwoude,
Durgerdam en Ransdorp, één front van
juichende gepavoiseerde schepen, dek
aan dek voor anker. Vooraan vlak
buiten de sluizen lagen de mijnen
vegers, dan dé vissersvloten, de boten
uit Volendam, Marken, Hoorn, Enkhui
zen en dan tenslotte voor het oog
schier oneindig de jachten. Plezier
jachten, zeiljachten, motorkruisers,
rondvaartboten, vletten, sloepen en bar
kassen Eén ononderbroken rij en overal
feestelijke vlaggen en wimpels. Daar
boven zeilden de meeuwen en daar
achter, vaag tegen de donkere hemel,
lag Fort Pampus aan de einder.
In dat wimpelende waterland voer
de „Piet Hein" binnen. Vooraan na
bij de boeg Hare Majesteit in een
licht-grijs mantelpak, de prinses in
rood en blauw, de prins in zijn admi
raalsuniform en de prinsesjes als ver
wonderde kinderen alleen boven op
de kajuit.
Voor hen daverde van de „Karei Door
man" in het Binnen-IJ de saluutschoten
en voor hen stond op iedere marine
bodem de bemanning stram in de hou
ding om dan plots, naar oude zeemans
gewoonte, het gelid te verbreken en
juichend met zwaaiende miftsen een
groet uit te brengen. Hiervoor hadden
honderden in regen en wind de lange
tocht uit Amsterdam gemaakt en van de
Durgerdammerdijk af volgden zij dit
wonderlijk tafereel. Anderen hadden een
plaatsje bemachtigd op een van de vele
politie-boten of misschien behoorden zij
tot de uitverkorenen die door de ge
meente Amsterdam aan boord van de
W. F. v. d. Wyck waren genodigd, die
trots als een vorst uitvoer met de stede
lijke vlag in top. Onder hen waren de
oud-premiers Beel en Schermerhorn, de
Indonesische delegatie en talrijke ver
tegenwoordigers uit de West. Tot de ge
nodigden behoorde ook de nieuwe mi
nister van Oorlog en Marine ad interim
mr. W. F. Schokking, die tezamen met
admiraal Helfrich in de admiraalssloep
voorbijvoer.
Kleurig en kleurrijk was het en ik
weet niet wie ik het meest moet roe
men. Die speelse jachten met hun lange
oranjewimpels, die als linten langs de
hemel zwierden, of die talloze botters,
waarop onze vissers en vissersvrouwen
in hun beste kledij tussen want, netten
en vlaggen stonden aangetreden.
Het was allemaal even licht en even
feestelijk. De hemel alleen beware de
arme bemanningen van de jachten, die
heel ver van de sluizen bijkans in het
IJsselmeer hun plaats hadden toege
wezen gekregen. Want toen Hare Ma
jesteit al lang weer in het paleis was
teruggekeerd, toen zelfs aan de schier
eindeloze toejuichingen op de Dam toch
een einde was gekomen, toen nog lagen
zij verdienstelijk te dobberen op de
zilte baren van het Buiten-IJ. Want de
Oranje-sluizen zijn schoon en groot, maar
op zo'n armada niet berekend.
De Centrale Bond van Ziekenfondsen
te Utrecht heeft het Comité Nationaal
Huldeblijk bericht gezonden, dat deze
bond en alle daarbij aangesloten Alge
mene Ziekenfondsen een bedrag van
f 5000 ter beschikking van het Konin
gin Wilhelmina-fonds voor de kanker
bestrijding hebben gesteld.
Er is reden om er op te wijzen, dat
bij de organisatie van de Vlootrevue,
hoe grandioos zij ook als schouwspel
geslaagd is, een belangrijke fout is
gemaakt. Die fout betrof de wijze,
waarop door de Rijkspolitie te water
ten opzichte van de speciale pers
boot zoveel moeilijkheden werden
gemaakt, dat de bijkans honderd aan
boord aanwezige journalisten ten
zeerste in de uitoefening van hun
taak werden belemmerd. Wij stellen
dit hier niet omdat wij geen begrip
zouden hebben ook van de problemen
die de waterpolitie bij zo'n evene
ment heeft op te lossen, nog min
der omdat wij ons door haar stroeve
optreden persoonlijk gekrenkt zouden
voelen. Wij stellen dit alleen omdat
met name de talrijke buitenlandse
collega's, die bijna de helft van het
gezelschap vormden, dermate door
onnodige vertraging bij de afvaart
werden gedupeerd, dat in hun kamp
sprake was van grote ontstemming.
Zo bederft Nederland zijn met zoveel
moeite en kosten van het buitenland
verkregen good-wille en zo ging in
één middag meer teloor dan de Am
sterdamse politie tot dusver door
Vuiterste welwillendheid opbouwde.
(Vervolg van vag. 11
Dat de regering het niet kan opbren
gen op dit betoog kort en klaar in te
gaan, is van deze regering natuurlijk
uiterst begrijpelijk. Maar het op dit
kardinale punt al zeer sobere antwoord
van de minister, dat wel opvallend op
binnenlands gebruik was afgestemd, ge
voegd bij het feit, dat hij aan het drin
gende vermaan van de katholieke
woordvoerder om aan het federale In
donesië in de eerste plaats een machts
apparaat ter beschikking te stellen geen
enkel woord wijdde, bevestigde nu toch
wel de vrees, die ons bij het Tweede
Kamer-debat al bekroop, dat n.l. ook
deze regering meer in de binnenlandse
dan in de Indonesische sfeer handelt.
Men hoorde in deze op de Kamertac
tiek bekwaam afgestemde rede zeker
geen geluid, dat getuigde van een eigen
visie en een persoonlijk sterke overtui
ging van deze regering.
Ook dit was echter geen verrassing.
Het einde van de behandeling kwam
dus zoals men het verwacht had.
Over de andere ontwerpen nog een
enkel woord.' Minister-president Drees
heeft het wetsontwerp op de staatsse
cretarissen nog verdedigd, er opnieuw
op wijzende, dat het hier niet gaat om
de benoeming van één of meer hoge
ambtenaren, maar om een figuur met
beleidsverantwoordelijkheid, die af
treedt met zijn minister of met het ka
binet, waaronder hij dient. De heer
Wendelaar had zich aanvankelijk nogal
tegen dit ontwerp gekant. Hij viel over
de kosten en hij meende, dat het feite
lijk ging om de bevrediging van politie
ke partijen. Dit laatste ontkende de
heer Drees nadrukkelijk. Heel anders
dacht de heer de Wilde over de kwes
tie. Hij zag het nut van staatssecretaris
sen ter ontlasting van sommige over
bezette ministers zeer wel in en ver
klaarde er zich radicaal voor.. De heer
Wendelaar en zijn politieke vrienden
bleken er zich bij de stemming ook bij
neergelegd te hebben.
De burgerlijke staat van beleg heeft
de heer Van Voorst tot Voorst geïnspi
reerd tot het uiten van zijn bezorgd
heid over de verwarrende verhoudin
gen, die er tussen de burgerlijke en
militaire autoriteiten zullen ontstaan. Hij
wilde wel eens weten wat de regering
onder buitengewone omstandigheden nu
eigenlijk verstaat en hij wilde in ieder
geval, dat de burgerlijke autoriteiten
niet zullen treden op het terrein van
de bevoegdheden, dat krachtens de wet
op de Staat van Oorlog en Beleg uit
drukkelijk gereserveerd is voor de mi
litaire autoriteiten. Veel moest de heer
Van Voorst van deze wonderlijke wet
niet hebben. Hij kon zich voorstellen,
dat zij misschien geïnspireerd is door
de ervaringen, die men met het Mili
tair Gezag heeft opgedaan, doch hij
wilde er dan toch de Kamer op wijzen,
dat het woord „militair" in deze titel
een vlag is, die de lading niet geheel
dekt. 'Dit leek ons gematigd uitgedrukt.
In zijn antwoord heeft minister Van
Maarseveen de knuppel rechtstreeks in
het hoenderhok geworpen. Hij verklaar
de ronduit de heer Van Voorst niet te
kunnen toezeggen, dat de wet op de
Staat van Oorlog en Beleg gehandhaafd
zal worden. Hij verzekerde overigens,
dat het juist de bedoeling is van deze
burgerlijke staat van beleg te voorko
men, dat het militaire apparaat van
zijn eigen taak zou worden afgetrokken.
Dit klonk wel bijna aandoenlijk maar
het bewees niets. In de eerste plaats is
het handhaven van orde en rust in bui
tengewone omstandigheden de eigen
taak minder van het militaire apparaat
dan wel van het militair gezag. In de
tweede plaats zal deze wet het militaire
gezag daarvan aftrekken. De klap op
de vuurpijl was de ministeriële ver
zekering, dat de ordehandhaving in
samenwerking zal geschieden door de
burgerlijke en de militaire apparaten.
Dat wordt „Le noeud de vipères" en
een Hercules, die haar zal ontwarren.
De heer Van Voorst heeft zich die
rok overigens niet aangemeten.
IUQTFI
Gisteravond hebben wij de verlok
kingen van feestend Amsterdam kun
nen weerstaan. Wij zijn vroeg onder
de manufacturen gekropen en zitten
nu, Zaterdagmorgen om 7 uur, vief
in de trein naar Amersfoort.
Die dikke heer tegenover ons is
kennelijk niet zo sterk geweest,
want hij ziet er uit of hij last heeft
van een groot formaat kater, noem
het desnoods geen kater, maar een
volwassen tijger.
Oorspronkelijk moet de man een
heer geweest zijn. Nu zijn zijn han
den zwartgekloofd en rouwgenageld.
Zijn baard gelijkt een boender. Zijn
ogen ingedijkt door diepe wallen.
Voorzichtig verzet hij zich en pro
beert de zachtste planken van de
bank te vinden
„Alles kraakt en doet mij pijn,"
moet hem dan van het hart.
Heeft u anders veel plezier ge
had?"
„Oh, meneer, fantastisch zoals ik
genoten heb,maar nou lieg ik."
„Waar bent u dan geweest, als ik.
vragen mag? Op de Dam, in een café
of een revue.
„Juist! Een revue: de Vlootrevue!
Kijk, de zaak zit zo!: Ik ben hotelhou
der in Hilversum. Mijn studerende
zoon kwam vorige week thuis met
de mededeling, dat hij een boot ge
kocht had. Met dat ding moest hij
natuurlijk meteen naar de Vloot
schouw en begaat, achteraf bekeken,
de misdaad, mij daarbij uit te nodi
gen. Prompt twaalf uur ben ik giste
ren dus aan de afgesproken steiger
aan de De Ruyterkade. Een grote,
keurige kruiser komt mij en nog
enkele genodigden afhalen. Mijn zoon
zijn boot lag al buiten de Oranje
sluizen. Daar volgt dus de kennisma
king met dat schip. Ik zal kort zijn,
meneer: het was geen schip, maar een
soort vergiet."
„Maar een vergiet lijkt mij niet erg
betrouwbaar?"
Soms maken wij intelligente op
merkingen.
„Helaas ontdekte ik dat pas, toen
wij al voeren. Ach, hoe gaat dat: je
wil niet kinderachtig zijn en stapt
manhaftig over."
„Wat voor type was het bootje?"
„Geen enkel! Een soort eigenteelt.
Enfin, de waterpolitie stuurde ons die
straat van schepen in, tot ik ten
laatste de kust van Overijsel meende
te zien. Toen zei mijn zoon: Pa, gooit
u even het anker uit. Ik liet dat ding
zakken, maar het gaf geen fluit, want
het ankertouw was maar twee meter
lang. Wij manoeuvreren, levensge
vaarlijk voor de andere schepen en
onszelf. En daar begint dat ding te
lekken, meneer, te lekken. Zodat
mijn zoon vond, dat wij maar even
naar de kant moesten gaan. Ja, ja,
even naar de kant! Mocht natuurlijk
niet van de waterpolitie: in de rij,
dus hozen. Meneer, ik heb gehoosd
voor mijn leven; met een jampotje!
Hoe wij in Durgerdam gekomen zijn,
kan ik niet verklaren. Eenmaal heb
ik vlakbij hard horpn vloeken en
een groot jacht onze boeg zien sche
ren. Op het dek hoorde ik een kin
derstemmetje:
„Kjjk eens, Pappie, wat een leuk
klein bootje!"
Het vloeken was van de waterpo
litie, het jacht de „Piet Hein" en het
stemmetje van Prinses Beatrix.
63)
„Aha!" zei ze met een grimmig glim
lachje. „Je begint vorderingen te ma
ken. Pas. wanneer de mensen tot de
ontdekking komen, die jij zo juist hebt
gedaan, beginnen hun karakters te
groeien."
Ik keek haar verrast aan en toen ik
keek, glimlachte zij weer. Een gedach
te kwam bij mij op. „Misschien bent u
al die tijd werkelijk heel aardig ge
weest?" vroeg ik. En nu lachte zij» hard
op.
„Wie weet," zei ze. „Hilary, ga je met
me mee op reis?"
„Ik zou graag meegaan," antwoordde
ik. „Maar wilt u tot de week uit is, op
mijn antwoord wachten? Ik ik ver
wacht een brief, grootmoeder."
„Heel goed," stemde zij toe; „en God
geve dat hij spoedig moge komen,
voegde zij er fluisterend aan toe.
En toen Miranda en ik Windy Hili
opliepen met moeders pak en de brief
aan Owen stevig in mijn zusters han
den geklemd, konden we Giles, de post
bode, in de verte de heuvel zien afko
men.
„Wacht," zei ik, toen Miranda bij de
brievenbus bleef staan. „Daar komt
Giles. Misschien heeft hij wat voor me."
Ik ben het wachten moe," zei ze, en
draaide de brief in haar hand om. „Ik
zal hem posten en dan is het afgelo-
pen."
„Een ogenblik, nep ik en pakte haar
arm beet; „hier is Giles. Giles, heb ie
iets voor me?" riep ik.
„Ja juffrouw Hilary; één brief
Hij zocht in zijn tas. „Hier is hij. Dat
bespaart mij een loop naar het Tuin
huis." Hij tikte tegen zijn pet en keer
de op zijn schreden terug.
Een hevige teleurstelling overviel mij
toen ik de brief in mijn hand om
draaide en het schrift bekeek. Hij was
noch van Owen, noch van Virginia,
maar van mijnheer Weldon. Waarom
kon Virginia niet schrijven en een eind
maken aan mijn ellendige onzekerheid?
„Nu?" zei Miranda.
„Het spijt me," zei ik. „Hij is maar
van mijnheer Weldon en ik verwachtte
iets belangrijkers."
„Laat horen, wat mijnheer Weldon
te zeggen heeft. Ik veronderstel, dat hij
opnieuw vraagt of je terug wilt komen,
en je een salaris van tweehonderd pond
per jaar aanbiedt en alle mogelijke
andere prettige dingen. En jij zult nog
steeds een ezelskop zijn en jezelf als
een heldin beschouwen." Zij léunde
over mijn schouder, terwijl zij sprak
en wij lazen gezamenlijk:
„Beste juffrouw Forrest,
Ik moet een zeer pijnlijke plicht ver
vullen. De heer Owen Westcott heeft
mij gevraagd, u in kennis te stellen
van het overlijden van zijn achternicht,
juffrouw Rye. Ik geloof, dat u gedu
rende de tijd, dat u samen werkte met
haar, zeer aan haar gehecht was, en ik
weet, dat u ten zeerste geschokt zult
zijn dit te vernemen."
„Miranda!" Plotseling tastte mijn hand
'naar de hare en ik sloot stijf mijn ogen
als iemand, die van aangezicht tot aan
gezicht komt te staan met een onver
wachte gruwel „Ik kan niet goed
zien. De zon verblindt me. Virginia is
dood. Heeft zelïeeft ze zelf
Miranda vlug, lees verder. Ik kan nret
wachten. O, zeg, dat ze zichzelf niet
heeft gedood, zeg het. Omdat ik, als ze
dat deednooit met Owen zal kun
nen trouwen. Dat zie je toch in, niet
waar? O, ga verder; vlug"En toen,
door het wilde tumult van mijn woor
den en het razende kloppen van mijn
hart klonk de stem van mijn zuster
zacht, kalmerend:
„Nee, Hilary-lief, je vergist je. Het,
was een ongeluk, een verkeersongeluk
Ze werd verpletterd tussen een vracht
auto en een muur en liep ernstige
kwetsuren op. Luister:
„Zij heeft niet geleden en in een paar
uur was het afgelopen. Zij was in het
wit gekleed ten tijde van het ongeval
en droeg een rode roos in haar hand,
waaruit ik geloof te kunnen opmaken,
dat zij op weg was naar de een of an
dere feestelijkheid, hetgeen het hele
drama dubbel droevig maakt...."
„Dubbel droevig!" viel ik met een
kreet in. „Wel, hoe weinig begrijpt hij
er van. Goddank, Miranda, zij stierf
zonder te weten.Geloof je niet? Of
heeft zemisschien was hij er ge
weestMet nietsziende ogen staar
de ik naar de blauwe luoht; toen scheen
er iets in mijn hersens te knappen en
langzaam gleed ik van de muur op de
grond
Later op de dag ontliep ik mijn fami
lie en verborg me onder de beuk. Wat
hartelijk waren ze allemaal geweest!
Hoe bezorgd voor mijn welzijn! Hoe
verlangend, hun sympathie te tonen Ik
kon uit de gezichten van moeder en
Mick en uit een zo nu en dan opge
vangen opmerking opmaken, dat zij
van mening waren, dat ik mij te veel
aantrok van de dood van iemand, die
ik maar zo kort gekend had.
De dag was heet geweest een van
die zachte, windstille dagen, die in het
begin van September komen en nu,
met de koelte van de avond, zweefden
geuren van lathyrus en tabaksplanten,
reseda's en stokrozen door de tuin.
Vader kwam langzaam het grasveld
af. Hij stond tussen dfe door de zon be
schenen varens op de hellende oever
en keek mij enigszins bezorgd aan.
„Ja, vader?" glimlachte ik.
„O, zit je niet te huilen?" De bezorgd
heid maakte plaats voor opluchting.
„Nu niet."
„Dat is goed." Hij poog zich over een
kom, die hij droeg, en die hard ge
kookte eieren bevatte, welke hij met
een mes voorzichtig begon fijn te ma
ken. „Ik vroeg me af, hoe je het maak
te."
„Dat was aardig van u, vader. Wilt u
niet bij me komen zitten? Er is niet
veel ruimte voor twee, maar ik kan me
wel klein maken."
„Nee, ik denk van niet. Ik moet de
kuikens gaan voeren. Ze moeten leggen
voor de maand om is."
„Is het niet tamelijk laat in de avond
om ze zulk onverteerbaar voedsel te
geven?"
Nee; ik geloof aan het voederen van
alle beesten vlak voor ze gaan slapen."
Hij keerde zich om.
En terwijl ik daar weer alleen zat.
kwam er iemand anders het grasveld
af niet langzaam, maar vlug, en stond
eveneens tussen de varens op de helling
dicht bij de rivier en keek naar mij. En
ik geloof, dat ik geen verrassing voel
de, dat het Owen Westcott was, alleen
een grote blijdschap en een nog grotere
verlichting, dat hij daar zou zijn om mij
te vertellen, dat Virginia de Eeuwige
Stilte was ingegaan met tevredenheid
in haar hart of iets anders. Als het
anders was, dan moest ik moed zien
te vinden, hem weg te sturen.
Een ogenblik keken wij elkander aan
en toen stak hij onwillekeurig zijn ar
men uit en zei met een stem, trillend
van liefde:
„Wil je niet bij me komen, kleine Hi
lary? Die steen ziet er klein uit voor
twee, en is een beetje openbaar
(Wordt vervolgd)
(Van een bijzondere medewerker)
Regelmatig wordt in arbeiderskrin
gen de vraag gesteld of het niet
mogelijk is op enigerlei wijze de
ongeorganiseerde arbeiders te dwingen
tot een vakbond toe te treden. Deze
vraag vindt haar oorzaak in de terecht
bestaande opvatting, dat ongeorgani
seerde arbeiders toch eigenlijk parasi
teren op de offerzin en toewijding van
hun georganiseerde kameraden. Zo ge
steld hebben de vragenstellers in hun
mening overschot van gelijk. Het is
waarachtig niet te veel gezegd, wanneer
wordt gesproken van de offerzin der
arbeiders, dig zich in een centrale be
weging aaneensluiten. Alleen reeds voor
hun contributie betalen deze arbeiders
ongeveer 2% van hun loon, dus een be
drag gelijk aan de premie ingevolge het
Ziekenfondsbesluit. Een simpel reken
sommetje toont aan, dat bijv. alleen de
katholiek georganiseerde arbeiders per
jaar het kapitale geldoffer van rond 10
millioen gulden brengen voor de werk
zaamheden van de totale K.A.B. Daar
naast is het een bekend feit, dat regel
matig. vooral op de georganiseerde ar
beiders een beroep wordt gedaan voor
het steunen van de vele charitatieve
instellingen, die deze beweging rijk is.
In dit verband moge met name worden
herinnerd aan de verzorging van de
TBC-patiënten door de vereniging „Her
wonnen Levenskracht", het priesterstu
diefonds. diverse fondsen voor kin
deruitzending enz. Voorts is er het deel
nemen aan studiedagen en cursuswerk,
wat geld kost alsmede het lidmaatschap
van soms meerdere onderafdelingen
„tot nut en vermaak". Ook deze bijdra
gen lopen gezamenlijk in de honderd
duizenden per jaar, zoal niet in de mil-
lioenen.
Maar niet in geld alleen drukt zich
de offervaardigheid der georganiseerde
arbeiders uit. Nog niet zo lang geleden
hebben we op deze plaats de aandacht
gevraagd voor het feit, dat vele plaat
selijke bestuurders meer dan overbezet
zijn. Iedere vrije minuut, de meeste van
hun vacantiedagen, Zondag na Zondag
zijn ze in de weer voor hun Beweging.
In tientallen commissies doen zij hun
verantwoordelijk vertegenwoordigend
werk. Zij pleiten in Raad van Arbeid,
Scheidsgerecht en Raad van Beroep,
zij zitten avond aan avond gereed om
klachten in ontvangst te nemen en te
behandelen; zij doen dat alles met veel
liefde en meestentijds zonder er verder
persoonlijk ook maar het minste direc
te belang bij te hebben. Als deze men
sen dan soms de woedend makende op
merking van de hierboven bedoelde pa
rasieten te verwerken krijgen als: uit
slover of nog erger, dan kunnen we
het begrijpen dat zij en met hen hun
trouwe medeleden tot de wens komen
alle tot nog toe ongeorganiseerden te
verplichten tot de vakbeweging toe te
treden. Want dat het resultaat van hun
ijveren niet alleen de georganiseerden,
maar geheel de arbeidersstand ten goe
de komt, behoeft wel niet bij herhaling
te worden aangetoond.
Toch zijn wij geen vurige, zelfs geen
gematigde voorstanders van een
verplicht lidmaatschap van de
vakbeweging. Neen, we zijn er tegen
stander van en naar we menen op de
gelijke gronden. Op de eerste plaats
zou een zodanige algemene verplichting
in gene dele passen bij het karakter
van ons volk en van de opvattingen
over democratie, zoals deze in ons volk
leyen. Op de tweede plaats zou vooral
t.a.v. de Katholieke Arbeidersbeweging
zulk een verplichting niet in overeen
stemming zijn te brengen met het we
zen en het karakter dezer beweging.
Vooreerst is de K.A.B. geen VAKbewe-
ging zonder meer, maar betrekt zij in
haar doelstellingen de gehele mens.
Volkomen onjuist is de opvatting, Ti at
de contributie, die de leden aan de
K.A.B. betalen, een vakbondscontri
butie is. Deze is een K.A.B.-contribu-
tie en wordt derhalve aangewendom
de doeleinden van de gehele K.A.B. en
van dezer samenstellende delen (vak
bonden, dio<^sane bonden, plaatselijke
en parochiële groeperingen) zo dicht
mogelijk te benaderen. Maar met het
geld alleen kan men dat nooit redden.
Mensen vormen, godsdienstig-zedelijk,
verstandelijk en cultureel, vraagt vóór
het geld de medewerking van die mens
en dan die medewerking vrijwillig ge
geven. Wat zou er van die medewer
king terecht komen, wanneer die men
sen verplicht werden wekelijks een
deel van hun loon als verplichte bij
drage aan voor hen dan een of andere
ambtelijke instantie af te staan. Want
natuurlijk zou de inning van de „con
tributie" bij de bron. het weekloon die
nen te geschieden. Andere sanctiemaat
regelen dan royement zijn nu eenmaal
tegen wanbetalers moeilijk te nemen.
Maar zal de medewerking of de inte
resse voor een beweging met een ge
dwongen lidmaatschap veel groter zijn
dan er thans b.v. is door het ziekenfond-
senbesluit of een of andere sociale ver
zekeringswet. We menen oprecht dit te
mogen betwijfelen. Bovendien zal dan
niet te vorkomen zijn. dat in de Bewe
ging lieden komen, die de plaatselijke
of landelijke leiding daar helemaal niet
in wenst. Zij zal die lieden dan even
wel niet kunnen weigeren en wat moet
er dan mee gebeuren? Dit zijn zo maar
enkele bedenkingen tegen het verplich
te lidmaatschap, waarmede deze zaak
natuurlijk niet is uit- en doodgepraat.
Zeker neemt het rechtmatige grieven
van de georganiseerde arbeiders tegen
wat zij noemen de parasieten niet weg.
Een tussenweg lijkt ons mogelijk,
nuttig en aanvaardbaar. Er dient o.i,
j naar wegen te worden gezocht, waar-
door de ongeorganiseerde wel verplicht
wordt voor het werk van de arbeiders
vakbeweging waarvan hij profiteert
zonder er ooit een prestatie tegenover te
plaatsen, een bijdrage te betalen, die ge
lijk behoort te zijn aan de bijdrage van
de leden. Zulk een regeling behoeft
geen verplicht lidmaatschap in te slui
ten. Alhoewel we zover en zolang pno-
gelijk tegenstanders zullen blijven van
de aantasting van menselijke vrijheid
door loonbeslag in welke vorm dan ook,
komt het ons voor. dat hier deze vorm
van inning niet zal zijn te ontgaan. Bij
voorkeur zou dit dienen te geschieden
door een instantie uit het bedrijfsleven
zelf voortkomende. Voor een ver.dere
détail-bespreking leent zich een kran
tenartikel niet, maar'de gedachte zelf zij
om redenen van billijkheid in de bij
zondere aandacht van de leiders onzer
arbeidersbeweging krachtig aanbevolen.
Leden van de A.V. '34 te Maastricht zul
len een oorkonde-estafette organiseren van
Maastricht naar Amsterdam. Zij zullen
een hulde-adres der Limburgse athietiek
aan de nieuwe koningin overhandigen. De
lopers starten Zondagavond te Maastricht.
De route gaat via Sittard. Roermond,
Venlo, Nijmegen, Arnhem, Utrecht langs
de Vecht naar Amsterdam. Elke loDer zal
drie kilometer afleggen. Motorrijders zui
len de lopers begeleiden.
De oorkonde wordt in de hoofdstad door
de Commissaris der Koningin in Limburg,
mr. dr. F. Houben. aan de nieuwe vorstin
overhandigd.
Bij K. B. is, te rekenen van 27 Juli
1948, aan dr. ir. A. H. W. Hacke, te Voor
burg, eervol ontslag verleend als direc
teur-generaal van de Arbeid.
Met ingang van 13 September a.s.
wordt het pakketpostverkeer met Duits-
land hervat