Oranjezon bestraalde gouden koets Een bleke Koningin met op kaar schoot een rose prinsesje... Solemnele gebeurtenis van diepe menselijke bewogenheid Kind, dat „iets voor Haar Moeder doen kon 1LK Een zware, maar ook mooie taak Tot hoofd en hart „Leve de Juliaan" st^J Rede van H.M. Koningin Juliana „Wie ben ik, dat ik dit doen mag?" I DINSDAG 7. SEPTEMBER 1948 72ste JAARGANG No. 24249 (Van. een onzer speciale verslaggevers) In een gouden koels is Hare Majesteit Koningin Juliana gisteren dwars door de juichende hoofdsiad van Haar Ftijk gereden. O neen, niet zoals U denkt wellicht, niet als de lieve Koningin uit een sprookje. Want dit was geen sprookje. Dit was werkelijkheid. Dit was de iriomphale zege tocht van een jonge vorstin die, uitgereden met al de pracht praal van Haar Koninklijk Huis, door Haar volk werd ontvangen mei laaiende geestdrift en stralend enthou siasme. Direct op de Dam al, toen de Paleisklok drie uur sloeg en iegelijk, als op commando, de zon door de wolken brak, klaterde bij Haar verschijning op de trappen van hei paleis, een jubelend applaus. En daarna is dit niet meer ver dwenen. Heel de zes kilomeier lange weg van Dam tot Bilderdijksiraat heeft dat Haar gevolgd, soms op die punten, waar zelfs een versterkte politiemacht de duizen den nauwelijks in bedwang kon houden groeide het aan iot een orkaan. Dan galmden de toejuichingen tussen de Huizen omhoog en een regen van confetti en serpentines daalde neer op die gouden koets, waarin Zij zat, Zij, Haar *han en Haar vier kinderen. Leden van de Stalen-Generaal. Dal ik hier op hel ogenblik in uw midden ben om de eed op de,Grondwet af le leggen, vervuil mij mei weemoed. Wan! hel is een gevolg van hel feil, dal mijn lieve Moeder een halve eeuw lang Haar krachten in diens! van hel Vader land en hel Rijk heefi gegeven in een male, dat Zij nu eindelijk de zware lasl niei langer dragen kan. Maar hel vervult mij ook mei de troost, dal ik Haar mag verlichten door die last mei mijn onervaren handen, maar sterkere wan! jongere kracht, over le nemen en dal ik daar mee iels voor mijn Moeder doen kan voor Haar, aan wie ik, samen met de goede mens die mijn vader was, hel levenslicht en alles le danken heb. Sedert eergisteren ben ik geroepen lol een taak, die zó zwaar is, dal niemand, die zich daarin ook maar één ogen blik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zó mooi dal ik alleen maar zeggen kan: Wie ben ik, dal ik dii doen mag? De mogelijkheden, die Mij hierdoor worden gegeve», om in hel algemeen welzijn werkzaam le kunnen wezen, zijn zo groot, dal Ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping le volgen waarop mijn Ouders mij mei zorg hebben voorbereid. BUREAUX VAN REDACTIE EN ADMINISTRATIE! SMEDESTRAAT 5 - HAARLEM Telefoon: Redactie 21544: Advertenties 21543 Abonnementen 20800 - Postgiro 143480 ABONNEMENTSPRIJS 34 cents per week, I 1.47 per maand, f 4.42 per kwartaal. Wnd. hoofdredacteur: W. Severin. Directeur: J. J. W. Boerriater HAARLEMSCHE COURANT ADVERTENTIETARIEF 28 cents per mlTÏImeter- hoogte. Ihgezonden mededelingen dubbel tarief. Omroepers 16 cents per mjn.-hoogte. De administratie behoudt zich het recht vdbr advert en tlën eventueel zonder opgave van redenen te weigeren. Plechtige inhuldiging van H.M. KONINGIN JULIANA Het historische ogenblik is aangebroken! Staande voor haar zetel legt Koningin Juliana de eed op de grondwet af. Zo deed het Koningin Wilhelmina vijftig jaar geleden. ..En men behoeft zich over deze gran dioze zegetocht niet te verbazen. Want dooit van zijn levensdagen zag Amster dam een stoet 'als deze, nooit zag het p°'n zonovergoten schittering van rood goud, van geel en blauw, van glan- ^hd zwart en gloeiend paars. Het was één festijn van kleuren en dat daarover de zon wou spelen, de *on, die gedurende geheel de inhul digingsplechtigheid als een treurende freule achter haar wolkengordijnen verscholen was gebleven, dat maakte alles dubbel goed en dubbel feeste lijk. .Heeds uren tevoren was de sfeer rond in het paleis tintelend van leven ge- h P fieri tt3u.Uokp ViarMon in ppn ®est. Handige arbeiders hadden ia een vchtig tempo de feestelijke pergola ■afgebroken en de duizenden, die in (C st„ wijde omgeving waren samenge- roornd, hadden zich bij het wegrijden tri vorstelijke gasten uit het buiten- (jpjd, die de stoet van het Rokin zou- *lu v°lgen,naar hartelust geoefend in ler vriendelijks te bijvalsbetuigingen. Niet allemaal even onschuldig ove rigens. Want- niet Margaret Rose en 'et de Kroonprins van Denemarken k enige andere vorstelijke persoon h, e6 het meeste applaus, maar Her- ®ha'll'Barn ambassadeur van Mar- Edoch, alles bijeengenomen, was het Dam allergenoeglijkst en toen eerste ere-compagnieen kwamen aangemarcheerd, toen de erewachten zich opstelden en de koetsen werden voorgereden, werd de stemming eerst recht gezellig. En toen werd het drie uur. De stu dentenweerbaarheid uit Utrecht, Lei den en Amsterdam presenteerde het geweer, het Amsterdamse Politiemu- ziekcorps zette het Wilhelmus in en op de trappen van het paleis verscheen de Koninklijke familie. De Koningin, zoals wij Haar des morgens gezien hadden in een diep blauw toilet, omhangen met de brede sjerp behorende bij het grootkruis van de orde van de Ned. Leeuw, de Prins in zijn admiraalsuniform, twee prinsesjes in licht blauw en twee in rose. Zij stegen in dq koets en terwijl heel de Dam plotseling als bij afspraak werd overgoten met gouden zonne stralen, zette de stoet zich in beweging. Het feest was begonnen. En al wat keel had en langs de straten, op de daken of op de balcons stond., juichte. Het juichte om zijn nieuwe Koningin, om Haar kinderen en om de statie van die stoet, waarop de zon flon kerde als lampestralen op een diadeem. En o, men zal dit schouwspel niet ver geten. Men zal het vertellen aan zijn kindskinderen en die zullen het weer voortzeggen aan hun kinderen als het verhaal van een droom, die werkelijk heid werd op een zomermiddag in Sep tember. Voorop weer die herauten en trompetters, die' ook des morgens de stoet hadden geopend van Paleis naar de Nieuwe Kerk. Dan een muziekcorps van de Marine, de mariniers zelf, de matrozen, een instructie-bataillon van de K. L. en dan eensklaps een pracht en praal van livreien en uniformen als men in een berooid land als het onze niet voor mogelijk zou houden. Grenadiers in glanzend zwart met hoge mutsen, cavalerie-officieren in rood en cavalerie-officieren in blauw, jagers opeens in diep groen met witte slobkousen, -witte uitmonstering en orajije koppels. Mannen van de Irene-brigade dan, vonkend rood als de leden van een Engels garde-regiment, zwarte gepiekte helmen en donkere roodgegalonneerde broeken. En daar tussen 't wonder van die gouden koets. Die zwarte paarden met hun afsteken de rode en witte tuig. Die koetsier in zijn blinkend gala, met steek en pruik. Die vier gouden engelen boven op de koets, dragend de kroon, en bjj de wielen ernstige lakeien in hun rjjkste livrei. En dan weer, alsof het nog niet ge noeg was, alsof het oog niet lang verzadigd was, die drie gala-berliners. Diepzwarte rijtuigen met scharlaken rode bekeding, waarin leden van de hofhouding in weelderige met tressen en' eretekenen versierde uniformen. En het trekt maar voort. Van Ro kin, waar we Prinsfes Margaret Rose treffen in een lang en geanimeerd onderhoud met de Erfgroothertog van Luxemburg, naar Vijzelstraat. Van Vijzelstraat naar Weteringschans en vandaar naar Leidseplein en Over toom. Overal langs de weg staat stram en stijf de erewacht. Is ze hier van de luchtmacht, daar zijn het mannen van de Marine en staat hier nog een extra erefront van het K.N.I.L., ginds reeds is de K.L. Een prachtig vertoon. En het volk van Amsterdam, het volk van Nederland staat daaromheen. Het juicht. Het is vergeten, dat het hier reeds vanmorgen stond en misschien vannacht al. Het is vergeten hoe moe het was en hoe scep tisch. Het ziet naar zijn Koningin en het wijst naar zijn prinsesjes. Ondertussen zingt het. Het zingt het Wilhelmus en het zingt het „Oranje boven" in de nieuwe variatie van „Leve de Juliaan". En dan kijkt het. O, het kijkt naar al die kleuren, naar het rood en goud. Het luistert naar de zware dreun der diép- trommen en naar het pijpen der Mari niers. Het ziet zijn oude grenadiers in hun glanzend nieuwe uitmonstering en het geniet. Het geniet met volle teu gen Het drinkt de kleuren in en in de doem van dat rood en dat geel en dat blauw trekt het na afloop de stad in. Daar viert het feest. Een dag, een nacht. Dan keert het huiswaarts en in de droom keren alle beelden terug. Het goud van de brigade en het rood in de kolbakken der artillerie-offi cieren. En dan de Koningin, die bleke wuivende Koningin met op Haar schoot een klein rose prinsesje... in de Gouden Koets. Klampt u tot het laaatste toe vast aan het goede in de mensen - (Van een onzer speciale verslaggevers) Het was de rede van Koningin Juliana, die de plechtigheid van de Inhuldiging in de Nieuwe Kerk plaatste op een niveau, dat ver uitstak boven dat van de overigens met pompeuze luister omklede formaliteit. Zij maakte haar tot een solemnele gebeurtenis van diepe menselijke bewogenheid, omddt zij iets onthulde van de weemoed, van de tragiek misschien, die de troonswisseling begeleidde. En toen de nieuwe vorstin, omhangen met de roodfluwelen, met hermelijn gevoerde en omzoomde kroningsmantel, zich richtte tot Wilhelmina, Prinses der Nederlanden, toen voelde ieder in de Kerk aanwezig, dat, dwars door alle objectiviteit van het protocolaire heen, zich baanbrak de ontroering van een jonge vrouw, die, zelf aan het begin van een bijna onmenselijke zware taak, één ogenblik peilde de eenzaamheid van Haar die, na vijftig jaren van Regeren in de volste zin van het woord, ,JHaar last niet langer meer dragen kon". Maar de Vorstin, die Haar regering begon met die last over te nemen en daarbij troost put uit de overweging dat zij daarmee „iets voor Haar Moeder doen kon", die stelde daardoor een daad niet alleen van Koninklijke, maar meer nog van menselijke eenvoud. Deze toon van menselijkheid nu bepaalde bij alle uiterlijk vertoon ondanks alle uiterlijk vertoon misschien de sfeer van deze grandioze inhuldiging van Koningin Juliana op de zesde September 194S. Naar het uiterlijk zat er overigens een langgerekte, welvoorbereide climax in de plechtigheid. Op het met een wijnrood moquette tapijt overtrokken troonplatform stonden eenzaam twee gouden, roodgestoffeerde zetels. Dat was het begin. Daar tegenover de credens tafel, waarop de Rijksregalia: de Neder landse Kroon, de gouden bewerkte hoofdband versierd met saffieren, robij nen en smaragden, fonkelend in het overvloedige licht dat straalt uit de tal rijke kroonluchters; de Scepter en de Rijksappel; en tenslotte de Grondwet, gebonden in perkamenten band met op druk van het wapen in goud en heral dische kleuren. Langs zuilen en kolom men van het kerkgebouw waren overal toeven van zalmkleurige begonia's aan gebracht, tezamen een weelde van bloe men; aan weerszijden van het koperen koorhek palmen en laurieren; meters lange vanen in de nationale driekleur completeerden de sobere, maar de over grote schoonheid van het kerkgebouw geen geweld aandoende versiering. Dit was het „dode" interieur, zoals het in de vroege morgen van deze Septem berdag lag te wachten om „bezield" te worden door de komst van allen, die uitverkoren waren om de Inhuldigings plechtigheid bij te wonen. En zij kwamen; in hun uniformen en in hun gala-tenues, de ene nog fraaier van snit en nog glanzender van kleur dan de andere. De militaire kleding na tuurlijk het meest spectaculair; zwarte helmen met een gouden piek; scharla ken-rode jassen met blauwe kragen, waarop gouden gardelissen; enorme be renmutsen met gouden zon en granaat, bovendien nog opgesierd met een klein gouden kwastje en opzij een oranje pompoen, met witte aigrette; een lichte nassau-blauwe broek met smalle rode bies en gouden galons en een zwarte kepi met witte haneveren. Voeg daarbij de schittering van de brillante met ordetekenen versierde ambtskleding van de leden van het corps diplomatique en van sommige bur gerlijke autoriteiten en voeg daarbij het felle klaproos-rood van het gewaad van de Kardinaal en het glanzende purper van de mantels der andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Voeg daar bij ook de vreemde exotische pracht van de door de leden der Indonesische delegatie met ongedwongen statie ge dragen inheemse kleding, die in dit wonderlijke verhaal van uitbundig pra lende kleuren een hoofdstuk op zich vormde. Denk daarbij aan de delicieuze toiletten der dames in dromerig blauw, in zacht, vertederend rose of in melo dieus bruin. Men kende deze vorstelijke pracht, die een poëet zou kunnen inspireren tot het schrijven van een nieuw Hoog lied, niet meer. Men wist uit overle veringen, dat ze bestaan had. maar men meende dat zij behoorde tot een reeds lang en definitief afgesloten tijdperk. Men dacht er ook niet meer aan, ernaar te verlangen in deze mee- dogenloos-nuchtere tijden. Maar noch tans was zij er, ineens, als een bijna miraculeuze niet te vermijden herha ling Van de in verhalen nog - voort levende praal van de inhuldiging van Wilhelmina in 1898. Een bijna on doenlijk archaïsche sfeer, een teer- weemogdig fin-de-siècle zelfs, hing als een zachte sluier over het sierlijke ge zelschap, dat in de Nieuwe Kerk ver zameld was. Nochtans: het werd gevormd door mannen en vrouwen van deze tijd. Daar was de markante figuur van Paul Ramadier, Ancien Président du Conseil, met George Duhamel, Prési dent de l'Alliance Francaise; daar was de schier oud-testamentische verschij ning van T. L. Herman Baruch, Am bassadeur in bijzondere zending van de U.S.A., vergezeld van mevrouw Eleanor Wilson McAdoo, dochter van wijlen president Wilson; daar was de speciale afgezant van het Vaticaan, de Pauselijke Nuntius Mgr. Valerio Va- leri en daar waren de leden van de bijzondere missies van Canada, Argen tinië, Brazilië, Italië, Portugal, Zwit serland, China, Venezuela, Finland, Mexico en Siam. Da :.r waren ook mannen en vrouwen van ons eigen volk; zij, die ieder op hun terrein en op hun manier er toe bijdroegen Ne derland te maken tot wat het is. Trouwe onderdanen van Wilhelmina in het verleden, even toegewijde on derdanen van Juliana in de toekomst. Onze staatslieden: de patriarchale fi guur van de grijze prof. mr. R. Kra nenburg, voorzitter van de gecombi neerde vergadering van de Staten-Ge- neraal, gekleed in het professorale ambtsgewaad: zwarte toga en witte bef. Hij opende met sonore stem de verenigde openbare vergadering. Daar was het voltallige ministerie in jacquet en daar waren de verschillende oud ministers in gala-ambtscostuum. Jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, de Nederlandse Ambassa deur in Frankrijk, was er ook als dra ger van het Grootkruis Ned. Leeuw.' Daar was de rijzige gestalte van Jo hannes Kardinaal de Jong. onverzet telijk in het verzet; daar waren pro minente vertegenwoordigers van leger en vloot, van de rechterlijke macht, van de illegaliteit, van de kunst, vaa de sociale verenigingen en van de sport. Da:.r waren tenslotte ook tien willekeurige burgers, wie, hoewel niet genodigd, het geluk te beurt viel, zo maar zonder meer te worden toegela ten, om waar te maken dat deze ver gadering van de Staten-Generaal een openbare was.... Zoals gezegd: er zat climax in deze plechtigheid. Want toen dit select ge zelschap zijn plaatsen had ingenomen begon de intocht van de vorstelijke gas ten, die binnen geleid werden dooi twee Kamerheren. Aan het hoofd schreed Koningin Elisabeth van België en zij werd gevolgd door Kroonprins Oscar en Kroonprinses Louise van Zwe den, Kroonprins Olav en Kroonprinses Martha van Noorwegen, Prins Axe) en Prinses Margaretha van Dene marken, Prinses Margaret Rose, in een ivoor-kleurige crinoline de aandacht trekkend door haar ontroerende onbe vangen gratie, Prins George van Grie kenland de erfgroothertog Jan van Luxemburg en Prins Aschwin, de broei van Prins Bernhard. (Vervolg op vaa. S) Overeenkomstig de bepalingen van de Grondwet ben Ik tot het Koningschap geroepen, maar de moed om deze roep te volgen vind Ik in het vertrouwen op God en in de grote liefde, waarmede ons volk Mij tegemoettreedt. Deze liefde heeft Mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voorspoed en geluk, maar nooit bleek de kracht daarvan sterker, dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben Ik gelukkig in Mijn man een levensgezel naast Mij te heb ben, die een grote steun voor Mij is, en hebben' wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een Koningin haar taak als moe der even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw. Lieve Moeder. Geleid door de liefde, de wijsheid en het verstand van grootmoeder, zijt Gij Uw zware taak begonnen met later naast U vaders gezegende persoonlijkheid. Hoe moeilijk Ge het hebt gehad in een we reld van conventionele vooroordelen, waardoor speciaal de tijd waarin Ge be gon zich kenmerkte, weet Ik nog maar alleen, en dat zeer, ten dele. Met Uw scherpe visie en Uw in de grond van Uw hart zo sterke verbonden heid met de medemens hebt Gij echter onverstoord voor het heil der gemeen schap gewerkt. Ik zelf en allen hadden altijd het ge voel dat Gij er waart, als een rots. Toen de stormen kwamen, merkte men dat pas goed. Want die rots stond daar onwrikbaar: Saevis tranquillus in undis, rustig te midden der woedendt golven. Ik weet dat Ge in Uw overgrote be scheidenheid en nederigheid, na eer halve eeuw van offeren en dienen en nooit U zelf zoeken, van onafgebroken werken, zwoegen en scheppen, zegt: maar Ik heb toch injmers niets gedaan. Waarvoor dan al deze dank? Nederland en de rijksdelen over zee hebben U een halve eeuw als „de Ko ningin" gekend en zelfs reeds acht moei lijke jeugdjaren daarvoor. Nu hoopt Ge op een welverdiende rust, het geven van eigen zinvolle vorm aan Uw levensavond. Een uiterlijk zinnebeeld, hoe ontoe reikend ook, moge U nog sterker hel gevoel van verbondenheid geven met de besten Uwer wapenbroeders in de grote strijd. In de hoop dat Uw bescheidenheid U niet zal beletten het te aanvaarden, worde U thans als symbool van het hoogtepunt van Uw regering. Uw lei derschap in de zwarte tijd van oorlog en onderdrukking, het Ridderkruis der Militaire Willemsorde, eerste klas, aan geboden. Het tekenen van dit besluit was Mijn eerste regeringsdaad als Koningin. Leden van de Staten-Generaal, Wij bevinden ons op dit ogenblik van de wereldgeschiedenis in een toe stand, waarin alles aankomt op onze houding tegen het onheil van het jong ste verleden en tegen de dreiging van nieuwe onheilen. Nederland moet niet alleen drijvende blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren. Het moet zelf zijn koers bepalen, en boven dien trachten met de andere volken sa men de koers uit te zetten van de gan se wereldvloot. Wij moeten er niet op zien of dat offers kost. Als het nodig blijkt, moeten wij bereid zijn ballast uit te werpen. Alle hens aan dek: „Een dracht en nog eens eendracht", heeft Koningin Wilhelmina ons op het hart gebonden. Veel goede voornemens worden ge uit, veel plannen worden gemaakt Zul len wij ze ook waar maken: bij het nastreven van sociale rechtvaardigheid, culturele ontwikke ling en economische welvaart in ons kleine land met zijn grote bevolking, in het regelen op voet van vrijheid, zelfstandigheid en gelijkwaardigheid van onze verhouding tot de volkeren van Indonesië, Suriname en de Neder landse Antillen in het vervullen van onze taak tussen de volken, in de wij de ruimte der wereldverhoudingen? Vervoio op pa». II Het sprookje van de Gouden Koets werd werkelijkheid in Amsterdams straten, toen Koningin Jttüana daarin gister middag een tocht maakte door de jubelende stad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1948 | | pagina 1