k
RUSLAND TOT MN DE ELBE
J
tmCD£NOORMAN:GBVANGENEN DER
FLAT in Den Haag 3 jaar LEEG
Kamerleden vuren op zelfde doelen
kj!N:ur.T«H;ra
Mensen op reis
VERVOLG
VERLEDEN
Goed zijn
Wereldtoneel
Geen informaties aan de pers
De overheid
moet ingrijpen
DE NIEUWE FINO-SOEP IS GETROKKEN VAN VOUE MERGPUPEN EN VLEES.
s
Italiaanse griep uitvloeisel van Marshall-plan?
Vraagstuk der politieke
delinquenten
K. V.P. jongeren spreken
met Duitse jeugd
Sterke verhalen over
samenwoning
ZATERDAG 22 JANUARI 1949
PAGINA 3
'•in
Hj,
GRIEP
VERKOUDHEID
SPIERPIJN
RHEUMATIEK
PIJNSTILLENDE WATTEN
Studiedagen op Drakenburgh
EXAMENOPLEIDING
Middelb. Akien Ned. Eng. M.O.
RESA - HILVERSUM
Bekende Schriftelijke Cursus
OP HET
door LESLIE FORD
Vertaling van Pauline Fellings
Het is zo gauw gezegd, zó gauw
zelfs, dat de meeste mensen zich
nauwelijks rekenschap geven van
^at 2e zeggen, als ze het woordje:
"g 0 e d" in de mond nemen. Zo gaat het
echter met alles; het is een gewoon, al-
E-fnecn menselijk verschijnsel, dat de
~lngen slijten door het dagelijks ge-
hük, ook onze woorden. Ze verliezen
Ul* Oorspronkelijke, veelzeggende in-
°Ud van een bewustzijn, omdat wij ze
,e veel en te onnadenkend hanteren. Er
'_s dan een bepaalde schok, een bijzon-
samenhang ot nieuwe omstandig-
e'd nodig om onze volle aandacht weer
®Sris te schenken aan hun eigenlijke,
lePe zin. Een gelovig mens noemt dat
ar- graag overigens met het volste
techt een genade van God. Alles, wat
0lls in het leven overkomt, tot de
°Senschijnlijk meest onbeduidende din-
toe, gebeurt met medeweten, onder
°®lating van God, vaak zelfs tengevolge
Zijn ingrijpen. En zonder enige uit-
°Pderling heeft Hij met alles Zijn lief
lijke bedoelingen ten opzichte van
"s; ook als wij, zelfs op het tweede
?ezicht, daar niets van begrijpen. Het
j at vast, dat de hele Schepping voor
e^re mensenziel medewerkt tot haar
j'Uwig, geestelijk welzijn, op voorwaar-
dat wij in staat zijn, of beter gezegd:
kdl hebben tegenover de geschapen
„'"gen de juiste houding aan te nemen.
0011 wie God lief heeft, zei de H. Pau-
s. Werkt alles mee ten goede.
r,^n dat is het, waar alles op aan komt:
liefhebben, m.a.w. zich aan Zijn H.
onderwerpen, Hem gehoorzamen,
leiding volgen. Omdat wij ervan
'6rtuigd kunnen zijn, dat wij alleen
de enig-juiste en goede levenshou-
S hebben gekozen.
^°ed zijn betekent in de grond niets
j^ers dan beantwoorden aan zijn doel.
nieer een of ander voorwerp b.v. in
"'kbaarheid, levensduur en kwaliteit
,°r zijn doel geschikt is, des te
't eter" noemen wij het. Wanneer wij
dof, begrip: goed in zijn absolute zin
Pen of andere zaak toepassen, dan
''den wij daarmee aan, dat zij voor de
honderd procent kan gebruikt wor-
voor het doel, waartoe zij be-
^d is.
"dien wij deze zelfde redenatie nu
toepassen op de mens en daar
Het alleen iets op tegen, maar wij
0 61 e n dat zelfs doen, want de mens
^'pgenwoordigt de hoogste waarde
der de schepselen van de aarde dan
,l^den wij tot het besluit, dat een mens
IjJdts dan in laatste instantie, werke-
objectief „goed" mag worden ge-
y.did, wanneer zijn denk- en handel
de, in één woord: zijn leven geheel
dl in overeenstemming is met het
d waartoe hij geschapen is. Zeker
a°d kan een knap vakman, een groot
geerde, een beroemd kunstenaar zijn.
er als zodanig aanspraak op maken
genoemci te worden. Ongetwij-
d Maar deze speciale „goedheid" be-
J't toch feitelijk maar een heel klein
bedeel van het hele leven, is
^hts van toepassing op een bepaald
dat nooit het einddoel van
v me°senleven kan zijn. De werkelijk
ernaal goede mensen zijn de heiligen.
a' zij juist hun hele streven daar-
hebben gericht hun totale leven uit-
'lend af te stemmen op hun eindbe-
^■hming en daaraan al het andere on
geschikt hebben gemaakt. Nu behoe-
th
v-'ij heus niet allemaal heiligen te
,,rJrden in deze strikte zin van het
[a0ord. Nog afgezien van het feit, dat
q a' voor veen bijzondere genade van
hodig is waarop niemand enig recht
doen gelden, zou het bovendien niet
zijn voor de normale gang van
eh op dit ondermaanse. Wat die uit-
tja°ren zielen zich aan onverschillig-
voor het stoffelijk welzijn konden
'tteren is niet voor een gewoon
ll5lveling weggelegd. Wij hebben voor
algemeen een massa plichten van
^"-tijdelijke aard, die wij onmogelijk
i^ben noch mogen verwaarlozen, zon
et, 'h onze taak door God gewild
opgedragen! te kort te schie-
"ik
aar desondanks moeten ook wij
heilig, d.i. „goed" worden, of, met
andere woorden, voortdurend ons
tv*' doen zo goed mogelijk aan het be-
van onze eindbestemming te wer-
\Vi die is niets anders dan ons eeu-
tt: geluk bij God. De voornaamste ma-
0rtl dit te verwezenlijken, ligt voor
htgewone mensen, in het goed ge-
V^'k maken van alles, wat het leven
ijJ ons inhoudt. Dit goede gebruik is
V, ?el en al afhankelijk van de wet
het ,G°d. Waar die in het gedrang komt,
tb *ii in gedachten, woorden of werken,
l$v' keren wij ons af van ons eigenlijke
en maken ons daardoor te-
minder geschikt daartoe.
jtekïL laatste Zondagen zijn de Epistels
t5 1) de brief van St. Paulus aan
Im oiïieinen uit dat deel, waar de apos-
Ï'W11 overvloed van zedelijke raadge-
pSat11 uitspreekt, alsof hij nooit uitge
lei- 2a' raken. Dit is in de grond zo
ktt, bbeiijk. Zijn vurig hart brandde
'ij u-bk van liefde tot zijn Verlosser en
n'et anders, dan iedereen deel-
maken aan het geluk, dat hij zelf
w'jti r?en had in de trouwe dienst van
f'tigg 1°d. Op de 3e Zondag na Drieko-
Jtt 11 draait zijn raad geheel en al om
^W^rote gebod van de liefde. Sint
«itig '"lus heeft later die gedachten
is z° diep in zich opgenomen, dat hij
ierke uitdrukking vond: „als gij
ri Ipfhebt, dan kunt ge voor 't ove
rig 5°en, wat ge wilt". En dat is zo!
Vcft u en z"n naaste w a a r 1 ij k lief-
y v, .an inderdaad doen wat hij wil,
h k za' nooit iets anders dan goeds
De liefde verbiedt het hem.
ti uet
[kti Viare te wensen, dat alle christe-
kJ. epistel eens letterlijk waar maak-
JjW ®.en kwaad met kwaad vergelden.
W-s on'111 en vergevingsgezind voor wie
'je^Jojecht doet. Méér nog: bijzonder
di e i? zijn-jegens zulke mensen.
I ,'5gs ei"cld lacht daarom en vindt het
di k haar enige tegenwerping
„.?an zeker maar liever zelf de
)->!!!
wiii' llever dat! En wel omdat God
hj'tl j, Omdat het de enige mogelijk-
is p e wereld bewoonbaar te maken.
'6 Ws e? trase. maar de naakte, nuch-
h t "beid. Hebben wij daarover ooit
C*1 Wledacht? Als wij het nü doen,
tiu^liik i dit Zondag-epistel voor ons
«J'e, de genade van God, die de ver-
Os Rondere aanleiding is om ons
het 5stiS rekenschap te geven van
"etekent: goed te zijn.
De Oost-Duitsers zijn bezig te leren,
hoe ze moeten léven als de Russen.
In drie en een half jaar bezetting
heeft de Sovjet-Unie haar stempel ge
drukt op de 20.000.000 Duitsers tussen
de Elbe en de Oder. Getrouwe stedehou
ders van Moskou hebben de politiek en
de volkshuishouding van dit door de
oorlog geteisterde land vervormd. In
Teutoons gewaad gehuld en lippen
dienst betonend aan het nationalisme,
klemt de communistische leer het volk
in zijn greep van de wieg tot het graf.
Waar de roden het op aanleggen is zo
duidelijk als de torens van het Krem
lin: een Partij-staat, een oversterke po
litiemacht, vernietiging van het particu
lier bedrijf, collectieve landbouw en on
wankelbare gehoorzaamheid aan Rus
land in buitenlandse aangelegenheden.
Het program is hetzelfde als in de an
dere van de Russen afhankelijke landen
van Oost-Europa, alleen het tijdschema
is anders. Volgens de Cominform heeft
nog geen enkele 'der kleine rode staten
het tot de bolsjewistische volmaaktheid
van Rusland zelf gebracht, maar som
mige zijn toch verder dan andere en de
Russische bezettingszone van Duitsland
is in het beleven der beginselen van
Stalin verre achter bij b.v. Bulgarije.
Dit komt, doordat na de oorlog aanvan
kelijk is getracht Duitsland door vier
mogendheden gezamenlijk te doen be
sturen. Maar sinds het met de goede be-
trekkingen tussen de geallieerden is mis
gelopen, hebben de Duitse communisten
het masker afgeworpen. Zij weten nu
waar het heen moet en nemen geen blad
meer voor de mond. Terwijl de Weste
lijke geallieerden er nog met elkaar over
haspelen waar de bezetting op moet uit
lopen, zouden de Russen als zij wilden
zich de weelde van het zwijgen kunnen
veroorloven, want zij weten wat zij
willen. Voor Duits gebruik dient het
lokaas van de ene, geheel Duitsland om
vattende, Duitse staat, waarmede uit
sluitend Rusland onder de grote mogend
heden vrede wil sluiten en waaruit al
leen Rusland daarna zijn troepen binnen
een jaar wil terugtrekken.
De communistische Duitse bladen
fingen de lof van de schepping der
volksrepubliek Noord-Korea en van het
terugtrekken der Russische troepen uit
die republiek in 1948. Daarnaast worden
de Amerikaanse troepen gehoond omdat
zij in Zuid-Korea zijn gebleven en een
vergelijking wordt getrokken tussen
Korea en Duitsland. Op zijn allerminst
staat een communistische republiek
Oost-Duitsland op het programma.
Misschien wordt die al in April of Mei
gesticht als tegenhanger tegen elke
vorm van eenheid van West-Duitslan^
onder auspiciën van de Verenigde Sta
ten, Engeland en Frankrijk. Maar een
van Ruslands dromen is, dat geheel
Duitsland eens een communistische
staat zal zijn. De Oost-Duitse staat,
waarin de Russen hun zone van Duits
land willen veranderen, zal uit de aard
der zaak een zogenaamde „volksrepu
bliek" zijn.
Wat dat betekent kan men lezen in
de „Prawda". Volgens de definitie van
de „Prawda" is een volksrepubliek een
land, waar een communistische minder
heid aan de macht is en de massa's
voert naar het einddoel van een Sta
linistische staat. Tot nog toe bestaat het
één-partij-stelsel in de Russische zone
nog niet, maar de communisten werken
er hard voor. Men behoeft hun niet te
vertellen, dat voor hetgeen zij willen
een geweldige politiemacht nodig is. Zij
zijn reeds bezig die op te bouwen.
Langs de hele linie voeren de commu
nisten het tempo bij de uitvoering van
hun program op, aangespoord door de
„koude oorlog" tussen Oost en West.
De ^Russische bezettingszone omvat
een derde van het land en het volk van
het overwonnen Duitsland. Russische
officieren besturen haar volgens strenge
richtlijnen uit Moskou. Maar als het
Sovjet-leger morgen moest vertrekken,
zouden de Duitse communisten de zaak
zonder hapering over kunnen nemen.
De machtsovername door een kleine
rode minderheid in vijf districten rond
Berlijn was een fijn staaltje van Sta
linistische regie. Een beetje politieter-
reur was voldoende. Alleen het gezicht
van Russische uniformen was al genoeg
om de anti-communisten hun protesten
te doen inslikken.
Het meerderheidsstelsel werd in de
bedoelde provincies Mecklenburg,
Brandenburg, Saksen-Anhalt, Saksen
en Thüringen eenvoudig op zij gezet
en om de politieke concurrentie uit te
schakelen, zetten de communisten naar
een bekend recept een fusie met de aan
stemmen rijke sociaal-democratische
partij in elkaar. Zo ontstond de socia
listische eenheidspartij de S.E.D.
waarin de sociaal-democraten slechts
„ja" hebben te zeggen of in het geheel
niets en waarvan de politiek voor 100
procent communistisch is. In hun hart
weten de communisten wel, dat vele
volwassen Duitsers moeilijk te bekeren
zijn.
Als veiligheidsklep hebben zij daar
om de schichtige overblijfselen van de
christen-democratische en liberaal-de
mocratische partijen laten bestaan en
om alle politieke daklozen aan een te
huis te helpen zelfs nog twee partijen
op de been geholpen, n.l. de nationale
democraten en de boerenunie.
Hoe meer dwergpartijtjes, hoe beter
is hun standpunt tot de tijd rijp is
voor één enkele partij.
In de provinciale parlementen zou het
er intussen zelfs bij de huidige stand
van zaken slecht uitzien, indien alle
afgevaardigden van de dwergpartijen
het eens in hun hoofd zouden halen ge
zamenlijk stelling te nemen tegen een
drastische nieuwe wet. Maar het is
hoogst onwaarschijnlijk, dat ooit zo
iets zal gebeuren.
27. Commodus wierp Eric allerlei verwensingen naar het hoofd, onderwijl zijn
tegenstander critisch opnemend. De twee mannen draaiden een poosje om elkaar
heen, als waren zij voor elkaar beducht. In de arena kon men een speld horen
vallen; de toeschouwers zaten met gerekte nek te kijken naar het verloop van deze
strijd en. het merendeel van de Romeinen hoopte in stilte, dat de geelharige man
overwinnaar mocht worden
„Nader! Nader!" daagde Commodus Eric uit. „Zift gij bevreesd?"
„Bevreesd? Wat beeldt gij u in, lafaard!" siste Eric, en nu schenen zijn woorden
doel te treffen
„Wat," brulde de tyran. „Nog nooit heeft de gróte Commodus zich ongestraft
laten beledigen!"
Met een onverwachte sprong, welke men van zo'n zwaar persoon niet verwacht
zou hebben, sloeg hij op Eric toe. Deze week op het nippertje achteruit, doch kon
niet voorkomen, dat de zware knots zijn pols raakte Met een kreun liet Eric
zijn zwaard los, een hevige pijn doortrilde zijn arm, waaruit door de slag alle krachten
geweken schenen. Een verheugende grijns krulde Commodus' lippen en hij riep
zegevierend en sarrend: „Ziet hem staan, de slaaf1 De machtige Commodus heeft
medelijden met u! We zullen het kort maken!" Met deze woorden kwam de waan~
zinnige keizer, de knots geheven, op Eric toe
(Van onze Haagse redacteur)
Wij schreven ooit over woonruimte,
welke op grote schaal verloren gaat
doordat allerlei rijks- en particuliere
kantoren zich in woonhuizen genesteld
hebben een kwestie, die een Gordi
aanse problemenknoop blijkt te zijn,
voor SSvelker ontwarring de sterke man
nog gevonden moet worden.
Een veel groter vraagteken kan men
echter nog plaatsen bij het geval van een
flatgebouw in Den Haag, dat reeds sedert
de bevrijding leeg staat. Op de Kanaalweg
3 in Scheveningen is gevestigd in een aar
dige flat het Directoraat-Generaal voor
het Verkeer; voor de woningzoekenden
een van die vele doornen in het oog,
maar goed, het is een geval, gelijk hon
derden andere. Achter dit complex ligt
echter verscholen nog een tweede flat, uit
komend op de van Stolkweg.
Tot op de dag van vandaag staat dit ge
bouw leeg. Het ligt in het voormalige z g.
„Sperrgebiet" van Den Haag. Toen dit na
de bevrijding open kwam is deze flat in
de tijd, dat verschillende instanties met
eigen bevoegdheden naast elkander werk
ten, onder de Rijksgebouwendienst komen
ressorteren. Wij willen niet onvriende
lijk zijn, maar moeten constateren, dat er
nadien niets mee gebeurd is.
De flat heet ernstig beschadigd; wij kun
nen dit niet narekenen, maar het gebouw
maakt nog een alleszins presentabele in
druk en te oordelen naar hetgeen wij er
van gezien hebben igj deze schade zeker
niet onherstelbaar. Naar ons ter ore kwam
wordt reeds geruime tijd met de eigenaar
onderhandeld over het opknappen van
deze flat.
Wij hebben ons tot de Rijksgebouwen
dienst gewend om inlichtingen over deze
zaak. Een der ambtenaren, met de behan
deling van deze kwesties belast, moest
ons echter antwoorden, dat de secretaris
generaal het ongewenst achtte in dit sta
dium aan de pers informaties te verstrek
ken.
Wij moeten dus volstaan met het formu
leren van enkele vragén.
Ten eerste: hoe dringend heeft de Rijks
gebouwendienst deze flat dan wel nodig,
dat zij er na bijna drie jaar nog niét toe
gekomen of in geslaagd is de herstelwerk
zaamheden voor elkaar te krijgen?
Ten tweede: Welk is toch, na zo lange
tijd, dit stadium, waarin nog steeds inlich
tingen ongewenst zijn?
Ten derde: hoe komt het dat zwaar ge
havende percelen in Den Haag reeds lang
en breed hersteld zijn, doch dit, zeker
minder erg getroffen gebouw, nog steeds
niet?
Ten vierde: wanneer men de 24 ruime
woningen^ die deze flat telt, nu eens toe
wees aan mensen, die reeds jaren lopen te
zoeken naar een huis, verwacht men dan
niet, dat het met de herstelwerkzaamheden
zeer snel voor elkaar gebracht zou zijn?
Ten vijfde: voelen de verantwoordelijke
instanties niet, dat het met het leeg laten
staan van deze flat een psychologische
fout wordt gemaakt, die door welke schone
wederopbouwplannen dan ook niet wordt
goedgemaakt?
Het zijn maar een paar vragen, doch
misschien zijn zé toch nog wél éen beant
woording waard.
(Van onze parlementaire redacteur)
Het tweede achttal van de sprekers-
rij voor de Begroting van Verkeer
en Waterstaat kwam Vrijdagmiddag
in het geweer en vuurde op vele,
voor het merendeel dezelfde doelen.
Het was weinig interessant en het
treden in herhalingen maakte de
zaak er niet aantrekkelijker op.
De heer De Ruiter (C.H.) sprak o.a.
over de vergunningen voor autovervoer
en zijn fractiegenoot v. d. Feltz over
de veergelden op de Wester-Schelde, die
z.i. opgeheven dienen te worden, om
dat men voor de Maastunnel te Rot
terdam, die millioenen heeft gekost, toch
ook geen doorgangsrechten behoeft te
betalen. De derde christelijk-historische
spreker, de heer v. d. Wetering, be
treurde het, dat bij het korten van de
gelden voor het AmsterdamRijnkanaal
geen overleg met het gemeentebestuur
van Amsterdam had plaats gevonden.
De heer Van Dis (S.G.) had principiële
bezwaren tegen vervoer op Zondag en
veiligheidsbezwaren tegen aanhangwa
gens, die soms aan een ijzerdraadje
worden meegevoerd.
De heer Haken (C.P.N.) onWekte
strategische invloeden uit Ameriïra
hij
de uitbreiding van onze vliegvelden en
beklaagde zich er over, dat Nederland
wel straaljagers krijgt, maar geen tun
nel bij Velsen. Voorts was er de heer
Engelbertink (K.V.P.), die de veront
reiniging van de Dintel besprak en de
noodzaak van landaanwinning, o.a. in
Biesbosch en Waddenzee, bepleitte.
De beste spreker van deze middag
was de heer Posthumus (P. v. d. A.),
die zich, na al het kleingoed, dat
reeds de revue gepasseerd was, kon
losmaken van de detailkwesties en
slechts in de richting van de heer
Haken sneerde of deze soms óók
van oordeel was, dat de Italiaanse
griep in ons land een uitvloeisel is
van het Marshall-plan.
Hij sprak verder over drie hoofdpun
ten, de binnenvaart, de Spoorwegen en
de Waterstaat. Opgemerkt werd, dat
de wirwar in de vervoerswereld coördi
natie wel noodzakelijk maakt, doch dat
overigens deze sector nog zulk een
labiliteit vertoont, dat nog geen defini
tief oordeel gegeven kan worden. Bij
de komende verkeerswetgeving te wa
ter achtte de heer Posthumus verder
gaande eisen nodig dan alleen die van
vakbekwaamheid en credietwaardig-
heid. Ten aanzien van het tweede cha-
pitre kwam de kanttekening, dat men
bij een bespreking van de investerings
politiek er rekening mee moet houden,
dat de Spoorwegen zich bij hun plan
nen moeten vastleggen op een termijn
van veertig a vijftig jaar.
Inzake de Waterstaat merkte de heer
Posthumus op, dat niets zo gevaarlijk
is als wanneer Kamerleden in hun be
toog te sterk regionale belangen laten
spreken; na alles wat vooraf gegaan
was een nogal raak commentaar.
Na hem kwamen nog aan het woord
de heer Stapelkamp (A.R.) en mej.
Tendeloo (P.v.d.A.); de eerste om meer
vrije Zondagen, speciaal voor het tram
wegpersoneel, te bepleiten, de tweede
om de bewindsman de belangen van
het Amsterdam-Rijnkanaal nog eens op
het hart te binden. Vermelden wij ten
slotte, dat een groot aantal sprekers zich
bezig hield met het bevaarbaar maken
van de Gelderse IJssel.
Minister Spitzen heeft de Kamer deze
middag nog geen antwoord op alle vra
gen van haar verlanglijstje gegeven,
doch kwam wel met een algemene be
schouwing over zijn beleid. Z. Exc. her
haalde wat hij reeds hij zijn benoeming
tegenover de pers verklaard had, name
lijk, dat er een fundamenteel verschil
is tussen de taak van een secretaris-ge-
Op pijnlijke
plek» bestrijdt
ENZ.
dozen
SO en 75 et.
neraal. die beslissingen voorbereidt, en
een minister, die deze moet nemen.
Bij de organisatie van het wegvervoer
zowel voor personen als voor goederen
zegde mr. Spitzen in ruimte mate over
leg met belanghebbenden toe. Wel moet
er rekening mede gehouden worden,
dat, in tegenstelling tot het goederen
vervoer, men bij het personenvervoer
ook te maken heeft met een reeds be
staande wetgeving, waardoor de voor
bereiding van nieuwe regelingen in een
andere sfeer komt te liggen. Boven
dien heeft de overheid inzake garanties
voor veiligheid en regelmaat een andere
taak ten opzichte van het personen- dan
tegenover het goederenvervoer.
Over de reorganisatie op zijn departe
ment, door de heer Zegering Hadders
(V.V.D.) ter sprake gebracht, gaf de be
windsman een verhelderende uiteenzet
ting en hij besloot met de plechtige ver
zekering, dat alle vervoer van water,
weg en rail hem even lief is.
Nadat aldus de grote lijnen van het
beleid getrokken waren, kreeg men de
indruk, dat het accent bij dit ministerie
van het economische meer op het zake
lijke is komen te liggen.
Gisteren en vandaag werden op
Drakenburgh besprekingen over het
vraagstuk der politieke delinquenten
gehouden. Aan de besprekingen, waar
op wij in het nummer van a.s. Maandag
uitvoerig zullen terugkomen, werd
deelgenomen door vertegenwoordigers
van brede kringen, die bij het vraag
stuk 'betrokken zijn, zoals oud-illega
len, bij de Bijzondere Rechtspleging be
trokkenen, ex-politieke delinquenten,
leiders en aalmoezeniers van interne
ringskampen, werkgevérs, sociale wer
kers en vertegenwoordigers der reclas
sering. Mr. H. B. S. Holla lichtte de
houding toe van de oud-illegalen t.o.v.
de politieke delinquenten, het juridi
sche aspect van de zaak werd behan
deld door mr. F. M. J. J. Duynstee.
Pater dr. P. Heymeyër, oud-kampaal-
moezenier, sprak over het geestelijk
welzijn van de delinquenten. De heer
Middelhuis van de K.A.B. sprak over
de wijze, waarop de Vakcentralen het
probleem hebben behandeld van de in
schakeling van de politieke delinquen
ten in het bedrijfsleven, terwijl ook
verschillende ondernemers hierover het
woord voerden.
Een delegatie van de Jongeren-
Organisatie in de KVP heeft dezer
dagen een bezoek gebracht aan
Duitsland, waar voor het eerst na de
bevrijding contact werd opgenomen
met leden van de Junge Union der
C.D.U. Deze besprekingen werden ge
houden in het tweede hoofdkwar
tier van het Nederlandsche Rode
Kruis te Burgsteinfurt in Westfalen.
Nadat de eerste avond was gebruikt
om de deelnemers met elkaar in contact
te laten komen, werden de volgende dag
twee Nederlanders in de gelegenheid ge
steld inleidingen te houden over de
binnen- en buitenlandse politiek van ons
land. De tweede dag gaven Duitse des
kundigen een uiteenzetting van hun
binnenlandse problemen en de verhou
ding tussen Duitsland en de omliggende
landen.
De Duitse afgevaardigden hebben de
Nederlandse delegatie een resolutie mee
gegeven, welke werd opgesteld na diep
gaande besprekingen over de kwesties
van het Ruhr-statuut en de grenscorrec
ties. Daarin spreken zij hun afkeuring
uit over de onbezonnen wijze, waarop
Duitse pers en politici hebben gereageerd
op de afkondiging van het Ruhr-statuut
en de berichten over annexatie.
Ten aanzien van het eerste spreken
zij als hun mening uit, dat Duitsland in
staat is de positieve ontwikkelingsmoge
lijkheden, welke in het statuut zijn vast
gelegd, te bevorderen en daarmede een
bijdrage kan leveren voor het tot stand
komen van een verenigd Europa. Zij
hopen, dat deze federatie spoedig tot
stand komt en dan ook de grenscorrec
ties niet meer zo'n waarde hebben, dat
zij nog aanleiding kunnen geven tot
ernstige onenigheden tussen nabuur-
staten.
„Zullen we hier gaan zitten?" vraagt
het rolronde, in het zwart geklede
vrouwtje aan haar man-met-zwart-
frOntje en ruitjespet. Zij schuiven aan
een tafeltje tegen de muur. Het is nog
rustig in dit café, waar straks jour
nalisten de lage ruimte zullen vullen
met hun gebruikelijke herrie.
„Hier kennen we tenminste kom
men", vindt Pa, die drie kwartier ge
zocht heeft naar een gelegenheid om
zijn eigen boterhammen op te etén.
„Ja, hier horen we thuis", beaamt
het vrouwtje en bestelt meteen „twee
kommen koffie".
Tussen de grote potkachel en de
kleine leestafel trekt een jonge man
de aandacht van het etende paar door
zijn lange haar.
„Da's toch schande, hé, in de kroeg
zitten in plaats van bij de kapper",
vindt Moe.
De eerste ploeg van een man of vijf
verschijnt. Zij bezetten luidruchtig de
lange smalle tafel onder eèn Delfts
tegeltableau.
„Hoe is 't meugelijk, wat een herrie
en ze roken terwijl ze eten". Moe's
eetlust is blijkbaar plotseling over en
het pakje brood verdwijnt weer in
de enorme zeildoeken tas. Twee dames
in manchester broek, heren in leren
■vjassen en alpino-petjes, alles kent
elkaar, begroet elkaar, praten, roken
en ritselen met vetvrije boterham
papiertjes.
„Johan? Twee koffie en twee brood
jes met!"
„Landheer, betalen!"
De beide obers zeilen tussen de
tafeltjes door, noemen iedereen bij de
naam en lachen inwendig om de ver
bazing, die van het gezicht der pro-
vincialen af te scheppen isv
„Waar zijn we nou terecht gekomn?"
„Het lijkt wel een wilcfebeestenspul"
„Laten we maar gaanvindt Pa.
„Asjeblief", zucht Moe.
Ze wenken de kellner.
„Hoeveel kost dat?"
„Veertig cent, meneer".
Langzaam komt de portemonnaie
door de bocht uit de achterzak, en
worden vier dubbeltjes afgeteld.
„Johan!" blèrt de leestafel.
„Onderweg, heren". Johan wacht
rustig de vier dubbeltjes af en laat ze
dankend in zijn sak glijden.
„Zeg mijnheer", wil Pa nog van
Johan weten, „wat bennen dit voor
mensen?"
„Krantenmensen, meneer, journalis
ten".
„Oh, ik dacht dat we in de Veilig
heidsraad terecht gekomm warn".
(Adv.)
Over het gebrek aan woonruimte raakt
men niet uitgeschreven. Het laatste, dat
ons op dit gebied onder ogen kwam,
zijn twee sterke verhalen van Sebas-
tiaan; „Oxymelus de geweldige" en
„Amadulfus de pianostemmer". Eenvou
dige, maar goede verhalen, zo geschre
ven. dat iedereen ze begrijpen en er ple
zierig om lachen kan. De man, die de
zonderlinge naam Oxymelus draagt,
heeft in zijn huis ruimte genoeg, maar
voelt niets voor inwoning. Hij komt er
zeer zonderling bij te pas. Amadulfus
is een pianostemmer, die een trouwlus
tige zoon heeft. Maar met deze weinige
zinnen zijn noch Oxymelus noch Ama
dulfus volledig gekarakteriseerd. Het
zijn mensen, zoals men ze iedere dag
kan tegenkomen, maar Sebastiaan heeft
ze enigszins in de lachspiegel^ gezien,
dat wil zeggen, dat hij sommige van
hun eigenaardigheden aangedikt heeft,
met het gevolg, dat men er inderdaad
om lacht, maar er is nog iets meer. Door
die vergroting heeft men hen precies
door: Oxymelus in zijn uitvluchten,
Amadulfus in zijn zorg. Terwijl men
om die mannen zit te lachen, begrijpt
men, wat er aan schort en wat er zou
moeten gebeuren, om dat in orde te ma
ken. Sebastiaan zegt dat zelf niet recht
streeks; hij vertelt alleen maar op zijn
plezierige manier; hij blijft ver van
alles, wat maar op een preek zou kun
nen lijken; zijn humor houdt ook alle
sentimentaliteit op een afstand, maar hij
raakt het gevoel. Eigenlijk doet hij het
heel handig: hij laat zijn lezers lachen
en dat brengt hen in de goede stemming,
om zelf de juiste conclusies te trekken.
Met het oog op dit laatste gaat de Ka
tholieke Actie in het bisdom Haarlem
deze beide verhalen verspreiden.
38
„Ik ging terug. Sandra kwam naar
me toelopen en zei dat ik door moest
gaan, zij zou het wel opknappen. Ik
vroeg wie het was. Ze zei: „O, een ar
me krankzinnige vrouw." Ik lette er
niet meer op. Er lopen zoveel krank
zinnige vrouwen los. Ik ging door."
„Zei ze diezelfde woorden?"
Andy knikte. „Precies zo."
„Hebt u enig idee. hoe die vrouw er
uit zag?"
Er was even stilte, toen zei Andy,
enigszins aarzelend: „Ik had het idee,
dat ze vrij oud was, te oordelen naar
wat ik zien kon. Ik keek maar even
naar haar. Ze stond buiten het licht aan
de kant van de deur daar."
„En dat was vlak voor twaalf?"
Andy knikte.
„Zei Sandra u niet wat ze met de
wagen wilde?"
Lucy Lee bewoog even en Andy
kleurde nog dieper.
„Ik dacht dat ze een afspraak had."
Hij hield zijn ogen op de grond ge
vestigd.
„Weet u niet met wie?
„Ik geloof dat u het aan die donkere
vriend van Rosemary zou kunnen vra
gen, als u het weten wilt. Persoonlijk
zou ik het niet kunnen zeggen."
Kolonel Primrose knikte beleefd.
„En hebt u haar niet weer gezien
nadat u om half een dit huis uitging?"
„Neen."
„Bent u daar zeker van?"
„Waarom?" vroeg Andy agressief,
zijn kin opstekend. „U niet?"
Kolonel Primrose stond op. „Dank
u", zei hij beleefd.
De telefoon in de hall belde één
keer lang. drie keer kort. Kolonel
Primrose keek me aan.
„Dat is de mijne," zei ik, „Ik kreeg
een kil gevoel over mijn rug. „Mag ik
gaan, Alice?"
„Als u het goedvindt," zei kolonel
Primrose kalm. „zal ik zelf gaan."
Hij aarzelde even, keek van de een
naar de ander en voegde er bij: „Ik
heb zo'n idee. dat het de vrouw is die
mr. Thorp Zaterdagnacht zag.
Hij grinnikte een beetje om de uit
drukking op onze gezichten en ging.
Maar toen hij terugkwam, was ep op
zijn gezicht niets te lezen.
„Was ze het niet?" vroeg ik.
„Het was sergeant Buck. Hij is te
rug uit het dorp. We kunnen wel eens
opstappen, vindt u niet. mrs. Latham?"
Ik keek Alice aan, om haar te doen
begrijpen, dat ik mijn best zou doen.
Ze knikte onmerkbaar. Ik volgde kolo
nel Primrose- We liepen het tegelpad
af langs het huisje van de Thorps en
hielden voor de deur stil.
„Er is een pad naar uw tuin van hier
af," zei hij glimlachend. „Waar is het
precies?"
„Hoe weet u dat?" vroeg ik.
„Omdat een van mijn mannen u
hier ergens kwijt raakte vanochtend."
„Kwijt raakte?"
„Ja. U wordt geëscorteerd na gister
nacht, Ik wil niet, dat u gedood wordt,
ziet u. U bent ten slotte mijn gast
vrouw."
Hij grinnikte. Ik was bepaald ge
troffen tot hij er bij voegde: „U bent
een veel te goed lokaas."
Hij grinnikte weer. Ik bracht hem bil
het gat in de heg. Het zou toch niet
helpen als ik het niet deed. Ik zag zijn
blik verscherpen toen hij de gebroken
tak zag. Ik voor mij keek naar het
boomblad dat de koperen patroonhuls
verborgen had en schrok onwillekeu
rig. Ze was weg. Minder dan een uur
geleden was ze er nog geweest.
„Er is nog iets. mrs. Latham," zei
kolonel Primrose, vlak achter me.
„Toen kleine Andy zijn vader zocht en
deze ontkende, het huis uit te zijn ge
weest, is hij gezien door een van de
negerkellners van de club. Hij ging
naar de Bishops, langs het laantje van
de club. De kellner zegt. dat het leek
of mr. Thorp niet gezien wou worden.
Hij vertelde het vanmorgen aan Buok."
Hij zag me glimlachend aan.
„Buck heeft er geweldig slag van.
informaties te krijgen," zei hij. „Ik kan
niet zeggen dat ik zijn methodes altijd
goedkeur. Het gekke is dat de kellner
ook zegt, dat hij u en mrs. Bishop op
het hek zag leunen. Dus schijnt het.
dat u Andy ook gezien hebt
„Gaan we daarom deze kant op?"
vroeg ik.
„Zeg niet, dat u dacht dat we een
morgenwandelingetje maakten."
„Neen," zei ik. „Ik dacht dat u mis
schien mijn huis onderste boven keer
de en me een poosje uit de weg wilde
hebben.",
Ik dacht radeloos snel. Andy had iets
verborgen aan de kant van het pad.
Ik wist niet wat, maar wel dat het iets
was. dat nauw verband hield met de
dood van Sandra Gould.
„Ik denk dat uw plicht als burge
res begon kolonel Primrose rustig.
„Rodman Bishop zegt, dat de groot
ste moeilijkheid is. dat er zoveel men
sen hun plicht lopen te doen en an
deren in moeilijkheden brengen," zei ik.
„Daar kan iets van waar zijn." gaf
hij opgewekt toe. „In dit geval hoeft u
toevallig de uwe niet te doen. Daar is
Buck. Ik twijfel niet of hij heeft hem
voor u gedaan."
De massieve figuur van de sergeant
stond voor ons in de laan. Hij haó zijn
jas uitgedaan en stond in zijn hemds
mouwen, met twee rose elastiekjes er
om. om ze op te houden. Hij tuurde
over de kant van het pad, niet ver van
de plaats, waar Andy naar beneden
was gegaan. Het moest er daar uitzien
of er een leger over was getrokken,
dacht ik, denkend aan de stenen die
we od het strand hadden horen neer
komen. Ik haalde diep adem en hoopte
er het beste van. Er zat niets anders
op.
Ik volgde de kolonel door het hek
je de laan in en keek over de kant.
Sergeant Buck groef voorovergebogen
als een otter in de stenige grond met
zijn grote handen. Zijn gezicht had
niet de minste uitdrukking, zelfs niet
toen hij opeens ophield met graven en
in het gat tastte, dat hij had gemaakt.
Kolonel Primrose en ik zagen hoe hij
een paar kleine, gevlekte rose satijnen
schoentjes er uit trok.
Hij hield ze op naar kolonel Prim
rose. Toen keek hij er in en haalde uit
een van de neuzen een verkreukelde
toef blauw fluwelen bloemen.
Ik staarde ernaar. De schoentjes wa
ren van Lucy Lee maar waarom had
Andy ze verborgen en, meer nog, waar
om had hij Rosemary's bloemen verbor
gen? Ik kon er niet bij. Ik geloof, dat 't
zelfs kolonel Primrose intrigeerde. Hij
nam ze aan van Buck, die met verba
zende behendigheid de steile kant op
krabbelde.
De schoentjes waren geheel bedor
ven. De dunne zolen waren doorweekt,
of ze mijlen in nat gras had gelopen
en de bruine vlek bedekte de geschaaf
de neuzen.
(Wordt vervolgd)
(Vervolg van pagina 1)
Zo wordt gesuggereerd, dat er
vrijwel geen moeders uit werken
gaan met verwaarlozing van haar moe
derlijke plichten. Maar dat dit volgt uit
die 10 pet. kinderlozen en 25 pet kin-
derzorgvrije gehuwde vrouwen, wordt
geenszins bewezen. Daarvoor zouden wij
allereerst moeten weten of het feit van
10 kinderlozen niet in gevolgelijk
verband staat met de vervulling van een
buiteniiuiselijke baan; bovendien zouden
wij willen vernemen, wat het precies be
tekent, dat de buitenshuis werkenden in
hoofdzaak onder die 10 en 25% wor
den gevonden; ten derde, wat voor ge
zin de vrouwen hadden, die na de op
voeding hunner kinderen
nog een baan aanvaarden.
De gegevens zijn veel te onvolledig be
kend, om de conclusie te wettigen, dat
buitenshuis werken slechts uiterst zelden
met verwaarlozing der moederlijke
plichten gepaard gaat.
Nu meent mevr. Fortanierde Wit
klaarblijkelijk, dat, als er maar geen kin
deren worden verwaarloosd, van bedrei
ging van het gezinsleven geen sprake
kan zijn.
Dit is een ernstige misvatting.
Het buitenhuiselijk werken der vrouw
kan een bedreiging zijn van een gezonde
uitgroei der aanwezige kinderen; te
vens echter kan dit een bedreiging wor
den voor het gezin als instelling tot
voortplanting der mensheid. Dat ziet
mevr. Fortanier over het hoofd. Mis
schien doorschouwt zij niet ten volle de
natuurrechtelijke orde waaraan het hu
welijksleven onderworpen is en is zij
zich niet klaar bewust van de natuur
rechtelijke bevoegdheden en plichten,
welke het huwelijksleven met zich mee
brengt. In ieder geval zijn er niet wei
nige vrouwen, die zwak staan op het
gebied van de huwelijksmoraal. Wanneer
nu in deze tijd van vrij zwakke gezins-
moraal de huwende ambtenares haar
functie blijft handhaven, dan dreigt een
niet gering gevaar, dat juist de gehecht
heid aan die baan, welke zo veel grotere
bewegingsvrijheid, ook economisch, mee
brengt, voor de zedelijk-normale be
leving van het huwelijk zal doen terug
schrikken om uitstel van het ontslag
zal men het kind uitstellen. En geleide
lijk zullen gemakzucht en angst bij me
nigeen sterker worden dan het gewe
ten.
Het ligt volkomen in de lijn van ge
zonde huwelijksopvattingen, dat een
gehuwde vrouw zich instelt op de
komst van het kind.
En de zeden zijn slechts dan gezond,
zo het volk het kind bij gehuwden ver
wacht. De zeden nu worden beslist be
dreigd, zo men toestanden aanvaardt,
waaruit blijkt, dat van „erop rekenen"
eigenlijk geen sprake meer is.
Daarom houdt een buitenhuiselijke
baan aanhouden wel degelijk een se
rieus gevaar in voor zedelijke verzwak
king van ons volk op huwelijksgebied.
Men doet aan struisvogelpolitiek of
aanvaardt een tegennatuurlijke huwe
lijksmoraal als een gezonde, zo men de
mening lanceert, dat men in Nederland
niet bezorgd hoeft te wez»n voor zede
lijk verval in dezen, en dat toestanden,
als in andere landen bestaan, waar een
massa gehuwde vrouwen buitenshuis
arbeiden, hier geenszins dreigen.
In 't licht van deze feitelijke toestan
den en stromingen dient de vraag
gesteld; is de Staat bevoegd en ligt
het in de lijn van zijn taak de huwende
ambtenaressen te ontslaan?
O.i. zou de Overheid te kort schieten
in haar taak, zo zij door haar houding
(het handhaven van gehuwde ambtena
ressen) er aan meehielp de mentaliteit
te voeden, dat het niet iets vanzelfspre
kends is, dat de gehuwde vrouw zich
instelt op de komst van het kind. zo
ook zij zelf toestanden scheppen zou,
die een bedreiging inhouden van het ge
zin als instelling tot voortplanting der
mensheid.
Wij menen goed te doen, het antwoord
dat minister Van Maarseveen aan mevr.
Fortanier gaf gedeeltelijk althans te
citeren: „Indirect heeft de overheid de
taak, de voorwaarden te scheppen,
waaronder het gezinsleven zich zo goed
mogelijk kan ontwikkelen. Ik vraag mij
af: heeft de overheid deze taak zo goed
mogelijk vervuld, wanneer zij de ge
huwde vrouw in haar dienst heeft?
Schept zij dan de voorwaarden, om het
gezinsleven zo goed mogelijk te ontwik
kelen? Het antwoord op deze vraag kan
niet kwestieus zijn. Nu zal de geachte
afgevaardigde misschien zeggen: het is
toch niet nodig, dat de vrouw dadelijk
na haar huwelijk wordt ontslagen! Zij
is het er mee eens, dat de gehuwde
vrouw, die kinderen heeft, in haar ge
zin thuishoort. Zou men dan hieruit niet
moeten concluderen, dat de gehuwde
vrouw pas moet worden ontslagen, wan
neer zij kinderen heeft? Ik vraag mij af,
Mijnheer de Voorzitter, of het psycho
logisch juist zou zijn. de vrouw te ont
slaan, als zij haar eerste of tweede baby
krijgt. Zou dit zijn de vervulling van de
positieve taak van de overheid, de voor
waarden te scheppen, waaronder het
gezin zich gezond kan ontwikkelen? Ik
denk, dat de strekking van deze maat
regel zou zijn het tegendeel van een ge
zonde ontwikkeling van liet gezinsleven.
Bovendien zou ik de vraag willen stel
len hiermee kom ik even op het ter
rein van het sentiment vindt men
het juist om een vrouw, die haar eerste
baby krijgt, haar ontslag thuis te stu
ren? Ik denk, dat men, als men alles
overweegt, zal inzien, dat het nodig is,
het ontslag te doen samenvallen met het
huwelijk, omdat men dan deze toestand
krijgt, dat de gezamenlijke inkomsten
komen te vervallen op een tijdstip,
waarop de gezinslasten het lichtst zijn."
De bron van het leven loopt gevaar,
als de overheid het slechte voorbeeld
geeft van handhaving van gehuwde
ambtenaressen.
PASCH. VAN MARVILDE
Truman, de 33e president der Ver
enigde Staten, had gisteren boven ons
artikel over de aanvang van diens
tweede ambtsperiode moeten staan in-
plaats van de 82e president, zoals ten
gevolge van een technische fout werd
vermeld.