k RUSLAND TOT MN DE ELBE J tmCD£NOORMAN:GBVANGENEN DER FLAT in Den Haag 3 jaar LEEG Kamerleden vuren op zelfde doelen kj!N:ur.T«H;ra Mensen op reis VERVOLG VERLEDEN Goed zijn Wereldtoneel Geen informaties aan de pers De overheid moet ingrijpen DE NIEUWE FINO-SOEP IS GETROKKEN VAN VOUE MERGPUPEN EN VLEES. s Italiaanse griep uitvloeisel van Marshall-plan? Vraagstuk der politieke delinquenten K. V.P. jongeren spreken met Duitse jeugd Sterke verhalen over samenwoning ZATERDAG 22 JANUARI 1949 PAGINA 3 '•in Hj, GRIEP VERKOUDHEID SPIERPIJN RHEUMATIEK PIJNSTILLENDE WATTEN Studiedagen op Drakenburgh EXAMENOPLEIDING Middelb. Akien Ned. Eng. M.O. RESA - HILVERSUM Bekende Schriftelijke Cursus OP HET door LESLIE FORD Vertaling van Pauline Fellings Het is zo gauw gezegd, zó gauw zelfs, dat de meeste mensen zich nauwelijks rekenschap geven van ^at 2e zeggen, als ze het woordje: "g 0 e d" in de mond nemen. Zo gaat het echter met alles; het is een gewoon, al- E-fnecn menselijk verschijnsel, dat de ~lngen slijten door het dagelijks ge- hük, ook onze woorden. Ze verliezen Ul* Oorspronkelijke, veelzeggende in- °Ud van een bewustzijn, omdat wij ze ,e veel en te onnadenkend hanteren. Er '_s dan een bepaalde schok, een bijzon- samenhang ot nieuwe omstandig- e'd nodig om onze volle aandacht weer ®Sris te schenken aan hun eigenlijke, lePe zin. Een gelovig mens noemt dat ar- graag overigens met het volste techt een genade van God. Alles, wat 0lls in het leven overkomt, tot de °Senschijnlijk meest onbeduidende din- toe, gebeurt met medeweten, onder °®lating van God, vaak zelfs tengevolge Zijn ingrijpen. En zonder enige uit- °Pderling heeft Hij met alles Zijn lief lijke bedoelingen ten opzichte van "s; ook als wij, zelfs op het tweede ?ezicht, daar niets van begrijpen. Het j at vast, dat de hele Schepping voor e^re mensenziel medewerkt tot haar j'Uwig, geestelijk welzijn, op voorwaar- dat wij in staat zijn, of beter gezegd: kdl hebben tegenover de geschapen „'"gen de juiste houding aan te nemen. 0011 wie God lief heeft, zei de H. Pau- s. Werkt alles mee ten goede. r,^n dat is het, waar alles op aan komt: liefhebben, m.a.w. zich aan Zijn H. onderwerpen, Hem gehoorzamen, leiding volgen. Omdat wij ervan '6rtuigd kunnen zijn, dat wij alleen de enig-juiste en goede levenshou- S hebben gekozen. ^°ed zijn betekent in de grond niets j^ers dan beantwoorden aan zijn doel. nieer een of ander voorwerp b.v. in "'kbaarheid, levensduur en kwaliteit ,°r zijn doel geschikt is, des te 't eter" noemen wij het. Wanneer wij dof, begrip: goed in zijn absolute zin Pen of andere zaak toepassen, dan ''den wij daarmee aan, dat zij voor de honderd procent kan gebruikt wor- voor het doel, waartoe zij be- ^d is. "dien wij deze zelfde redenatie nu toepassen op de mens en daar Het alleen iets op tegen, maar wij 0 61 e n dat zelfs doen, want de mens ^'pgenwoordigt de hoogste waarde der de schepselen van de aarde dan ,l^den wij tot het besluit, dat een mens IjJdts dan in laatste instantie, werke- objectief „goed" mag worden ge- y.did, wanneer zijn denk- en handel de, in één woord: zijn leven geheel dl in overeenstemming is met het d waartoe hij geschapen is. Zeker a°d kan een knap vakman, een groot geerde, een beroemd kunstenaar zijn. er als zodanig aanspraak op maken genoemci te worden. Ongetwij- d Maar deze speciale „goedheid" be- J't toch feitelijk maar een heel klein bedeel van het hele leven, is ^hts van toepassing op een bepaald dat nooit het einddoel van v me°senleven kan zijn. De werkelijk ernaal goede mensen zijn de heiligen. a' zij juist hun hele streven daar- hebben gericht hun totale leven uit- 'lend af te stemmen op hun eindbe- ^■hming en daaraan al het andere on geschikt hebben gemaakt. Nu behoe- th v-'ij heus niet allemaal heiligen te ,,rJrden in deze strikte zin van het [a0ord. Nog afgezien van het feit, dat q a' voor veen bijzondere genade van hodig is waarop niemand enig recht doen gelden, zou het bovendien niet zijn voor de normale gang van eh op dit ondermaanse. Wat die uit- tja°ren zielen zich aan onverschillig- voor het stoffelijk welzijn konden 'tteren is niet voor een gewoon ll5lveling weggelegd. Wij hebben voor algemeen een massa plichten van ^"-tijdelijke aard, die wij onmogelijk i^ben noch mogen verwaarlozen, zon et, 'h onze taak door God gewild opgedragen! te kort te schie- "ik aar desondanks moeten ook wij heilig, d.i. „goed" worden, of, met andere woorden, voortdurend ons tv*' doen zo goed mogelijk aan het be- van onze eindbestemming te wer- \Vi die is niets anders dan ons eeu- tt: geluk bij God. De voornaamste ma- 0rtl dit te verwezenlijken, ligt voor htgewone mensen, in het goed ge- V^'k maken van alles, wat het leven ijJ ons inhoudt. Dit goede gebruik is V, ?el en al afhankelijk van de wet het ,G°d. Waar die in het gedrang komt, tb *ii in gedachten, woorden of werken, l$v' keren wij ons af van ons eigenlijke en maken ons daardoor te- minder geschikt daartoe. jtekïL laatste Zondagen zijn de Epistels t5 1) de brief van St. Paulus aan Im oiïieinen uit dat deel, waar de apos- Ï'W11 overvloed van zedelijke raadge- pSat11 uitspreekt, alsof hij nooit uitge lei- 2a' raken. Dit is in de grond zo ktt, bbeiijk. Zijn vurig hart brandde 'ij u-bk van liefde tot zijn Verlosser en n'et anders, dan iedereen deel- maken aan het geluk, dat hij zelf w'jti r?en had in de trouwe dienst van f'tigg 1°d. Op de 3e Zondag na Drieko- Jtt 11 draait zijn raad geheel en al om ^W^rote gebod van de liefde. Sint «itig '"lus heeft later die gedachten is z° diep in zich opgenomen, dat hij ierke uitdrukking vond: „als gij ri Ipfhebt, dan kunt ge voor 't ove rig 5°en, wat ge wilt". En dat is zo! Vcft u en z"n naaste w a a r 1 ij k lief- y v, .an inderdaad doen wat hij wil, h k za' nooit iets anders dan goeds De liefde verbiedt het hem. ti uet [kti Viare te wensen, dat alle christe- kJ. epistel eens letterlijk waar maak- JjW ®.en kwaad met kwaad vergelden. W-s on'111 en vergevingsgezind voor wie 'je^Jojecht doet. Méér nog: bijzonder di e i? zijn-jegens zulke mensen. I ,'5gs ei"cld lacht daarom en vindt het di k haar enige tegenwerping „.?an zeker maar liever zelf de )->!!! wiii' llever dat! En wel omdat God hj'tl j, Omdat het de enige mogelijk- is p e wereld bewoonbaar te maken. '6 Ws e? trase. maar de naakte, nuch- h t "beid. Hebben wij daarover ooit C*1 Wledacht? Als wij het nü doen, tiu^liik i dit Zondag-epistel voor ons «J'e, de genade van God, die de ver- Os Rondere aanleiding is om ons het 5stiS rekenschap te geven van "etekent: goed te zijn. De Oost-Duitsers zijn bezig te leren, hoe ze moeten léven als de Russen. In drie en een half jaar bezetting heeft de Sovjet-Unie haar stempel ge drukt op de 20.000.000 Duitsers tussen de Elbe en de Oder. Getrouwe stedehou ders van Moskou hebben de politiek en de volkshuishouding van dit door de oorlog geteisterde land vervormd. In Teutoons gewaad gehuld en lippen dienst betonend aan het nationalisme, klemt de communistische leer het volk in zijn greep van de wieg tot het graf. Waar de roden het op aanleggen is zo duidelijk als de torens van het Krem lin: een Partij-staat, een oversterke po litiemacht, vernietiging van het particu lier bedrijf, collectieve landbouw en on wankelbare gehoorzaamheid aan Rus land in buitenlandse aangelegenheden. Het program is hetzelfde als in de an dere van de Russen afhankelijke landen van Oost-Europa, alleen het tijdschema is anders. Volgens de Cominform heeft nog geen enkele 'der kleine rode staten het tot de bolsjewistische volmaaktheid van Rusland zelf gebracht, maar som mige zijn toch verder dan andere en de Russische bezettingszone van Duitsland is in het beleven der beginselen van Stalin verre achter bij b.v. Bulgarije. Dit komt, doordat na de oorlog aanvan kelijk is getracht Duitsland door vier mogendheden gezamenlijk te doen be sturen. Maar sinds het met de goede be- trekkingen tussen de geallieerden is mis gelopen, hebben de Duitse communisten het masker afgeworpen. Zij weten nu waar het heen moet en nemen geen blad meer voor de mond. Terwijl de Weste lijke geallieerden er nog met elkaar over haspelen waar de bezetting op moet uit lopen, zouden de Russen als zij wilden zich de weelde van het zwijgen kunnen veroorloven, want zij weten wat zij willen. Voor Duits gebruik dient het lokaas van de ene, geheel Duitsland om vattende, Duitse staat, waarmede uit sluitend Rusland onder de grote mogend heden vrede wil sluiten en waaruit al leen Rusland daarna zijn troepen binnen een jaar wil terugtrekken. De communistische Duitse bladen fingen de lof van de schepping der volksrepubliek Noord-Korea en van het terugtrekken der Russische troepen uit die republiek in 1948. Daarnaast worden de Amerikaanse troepen gehoond omdat zij in Zuid-Korea zijn gebleven en een vergelijking wordt getrokken tussen Korea en Duitsland. Op zijn allerminst staat een communistische republiek Oost-Duitsland op het programma. Misschien wordt die al in April of Mei gesticht als tegenhanger tegen elke vorm van eenheid van West-Duitslan^ onder auspiciën van de Verenigde Sta ten, Engeland en Frankrijk. Maar een van Ruslands dromen is, dat geheel Duitsland eens een communistische staat zal zijn. De Oost-Duitse staat, waarin de Russen hun zone van Duits land willen veranderen, zal uit de aard der zaak een zogenaamde „volksrepu bliek" zijn. Wat dat betekent kan men lezen in de „Prawda". Volgens de definitie van de „Prawda" is een volksrepubliek een land, waar een communistische minder heid aan de macht is en de massa's voert naar het einddoel van een Sta linistische staat. Tot nog toe bestaat het één-partij-stelsel in de Russische zone nog niet, maar de communisten werken er hard voor. Men behoeft hun niet te vertellen, dat voor hetgeen zij willen een geweldige politiemacht nodig is. Zij zijn reeds bezig die op te bouwen. Langs de hele linie voeren de commu nisten het tempo bij de uitvoering van hun program op, aangespoord door de „koude oorlog" tussen Oost en West. De ^Russische bezettingszone omvat een derde van het land en het volk van het overwonnen Duitsland. Russische officieren besturen haar volgens strenge richtlijnen uit Moskou. Maar als het Sovjet-leger morgen moest vertrekken, zouden de Duitse communisten de zaak zonder hapering over kunnen nemen. De machtsovername door een kleine rode minderheid in vijf districten rond Berlijn was een fijn staaltje van Sta linistische regie. Een beetje politieter- reur was voldoende. Alleen het gezicht van Russische uniformen was al genoeg om de anti-communisten hun protesten te doen inslikken. Het meerderheidsstelsel werd in de bedoelde provincies Mecklenburg, Brandenburg, Saksen-Anhalt, Saksen en Thüringen eenvoudig op zij gezet en om de politieke concurrentie uit te schakelen, zetten de communisten naar een bekend recept een fusie met de aan stemmen rijke sociaal-democratische partij in elkaar. Zo ontstond de socia listische eenheidspartij de S.E.D. waarin de sociaal-democraten slechts „ja" hebben te zeggen of in het geheel niets en waarvan de politiek voor 100 procent communistisch is. In hun hart weten de communisten wel, dat vele volwassen Duitsers moeilijk te bekeren zijn. Als veiligheidsklep hebben zij daar om de schichtige overblijfselen van de christen-democratische en liberaal-de mocratische partijen laten bestaan en om alle politieke daklozen aan een te huis te helpen zelfs nog twee partijen op de been geholpen, n.l. de nationale democraten en de boerenunie. Hoe meer dwergpartijtjes, hoe beter is hun standpunt tot de tijd rijp is voor één enkele partij. In de provinciale parlementen zou het er intussen zelfs bij de huidige stand van zaken slecht uitzien, indien alle afgevaardigden van de dwergpartijen het eens in hun hoofd zouden halen ge zamenlijk stelling te nemen tegen een drastische nieuwe wet. Maar het is hoogst onwaarschijnlijk, dat ooit zo iets zal gebeuren. 27. Commodus wierp Eric allerlei verwensingen naar het hoofd, onderwijl zijn tegenstander critisch opnemend. De twee mannen draaiden een poosje om elkaar heen, als waren zij voor elkaar beducht. In de arena kon men een speld horen vallen; de toeschouwers zaten met gerekte nek te kijken naar het verloop van deze strijd en. het merendeel van de Romeinen hoopte in stilte, dat de geelharige man overwinnaar mocht worden „Nader! Nader!" daagde Commodus Eric uit. „Zift gij bevreesd?" „Bevreesd? Wat beeldt gij u in, lafaard!" siste Eric, en nu schenen zijn woorden doel te treffen „Wat," brulde de tyran. „Nog nooit heeft de gróte Commodus zich ongestraft laten beledigen!" Met een onverwachte sprong, welke men van zo'n zwaar persoon niet verwacht zou hebben, sloeg hij op Eric toe. Deze week op het nippertje achteruit, doch kon niet voorkomen, dat de zware knots zijn pols raakte Met een kreun liet Eric zijn zwaard los, een hevige pijn doortrilde zijn arm, waaruit door de slag alle krachten geweken schenen. Een verheugende grijns krulde Commodus' lippen en hij riep zegevierend en sarrend: „Ziet hem staan, de slaaf1 De machtige Commodus heeft medelijden met u! We zullen het kort maken!" Met deze woorden kwam de waan~ zinnige keizer, de knots geheven, op Eric toe (Van onze Haagse redacteur) Wij schreven ooit over woonruimte, welke op grote schaal verloren gaat doordat allerlei rijks- en particuliere kantoren zich in woonhuizen genesteld hebben een kwestie, die een Gordi aanse problemenknoop blijkt te zijn, voor SSvelker ontwarring de sterke man nog gevonden moet worden. Een veel groter vraagteken kan men echter nog plaatsen bij het geval van een flatgebouw in Den Haag, dat reeds sedert de bevrijding leeg staat. Op de Kanaalweg 3 in Scheveningen is gevestigd in een aar dige flat het Directoraat-Generaal voor het Verkeer; voor de woningzoekenden een van die vele doornen in het oog, maar goed, het is een geval, gelijk hon derden andere. Achter dit complex ligt echter verscholen nog een tweede flat, uit komend op de van Stolkweg. Tot op de dag van vandaag staat dit ge bouw leeg. Het ligt in het voormalige z g. „Sperrgebiet" van Den Haag. Toen dit na de bevrijding open kwam is deze flat in de tijd, dat verschillende instanties met eigen bevoegdheden naast elkander werk ten, onder de Rijksgebouwendienst komen ressorteren. Wij willen niet onvriende lijk zijn, maar moeten constateren, dat er nadien niets mee gebeurd is. De flat heet ernstig beschadigd; wij kun nen dit niet narekenen, maar het gebouw maakt nog een alleszins presentabele in druk en te oordelen naar hetgeen wij er van gezien hebben igj deze schade zeker niet onherstelbaar. Naar ons ter ore kwam wordt reeds geruime tijd met de eigenaar onderhandeld over het opknappen van deze flat. Wij hebben ons tot de Rijksgebouwen dienst gewend om inlichtingen over deze zaak. Een der ambtenaren, met de behan deling van deze kwesties belast, moest ons echter antwoorden, dat de secretaris generaal het ongewenst achtte in dit sta dium aan de pers informaties te verstrek ken. Wij moeten dus volstaan met het formu leren van enkele vragén. Ten eerste: hoe dringend heeft de Rijks gebouwendienst deze flat dan wel nodig, dat zij er na bijna drie jaar nog niét toe gekomen of in geslaagd is de herstelwerk zaamheden voor elkaar te krijgen? Ten tweede: Welk is toch, na zo lange tijd, dit stadium, waarin nog steeds inlich tingen ongewenst zijn? Ten derde: hoe komt het dat zwaar ge havende percelen in Den Haag reeds lang en breed hersteld zijn, doch dit, zeker minder erg getroffen gebouw, nog steeds niet? Ten vierde: wanneer men de 24 ruime woningen^ die deze flat telt, nu eens toe wees aan mensen, die reeds jaren lopen te zoeken naar een huis, verwacht men dan niet, dat het met de herstelwerkzaamheden zeer snel voor elkaar gebracht zou zijn? Ten vijfde: voelen de verantwoordelijke instanties niet, dat het met het leeg laten staan van deze flat een psychologische fout wordt gemaakt, die door welke schone wederopbouwplannen dan ook niet wordt goedgemaakt? Het zijn maar een paar vragen, doch misschien zijn zé toch nog wél éen beant woording waard. (Van onze parlementaire redacteur) Het tweede achttal van de sprekers- rij voor de Begroting van Verkeer en Waterstaat kwam Vrijdagmiddag in het geweer en vuurde op vele, voor het merendeel dezelfde doelen. Het was weinig interessant en het treden in herhalingen maakte de zaak er niet aantrekkelijker op. De heer De Ruiter (C.H.) sprak o.a. over de vergunningen voor autovervoer en zijn fractiegenoot v. d. Feltz over de veergelden op de Wester-Schelde, die z.i. opgeheven dienen te worden, om dat men voor de Maastunnel te Rot terdam, die millioenen heeft gekost, toch ook geen doorgangsrechten behoeft te betalen. De derde christelijk-historische spreker, de heer v. d. Wetering, be treurde het, dat bij het korten van de gelden voor het AmsterdamRijnkanaal geen overleg met het gemeentebestuur van Amsterdam had plaats gevonden. De heer Van Dis (S.G.) had principiële bezwaren tegen vervoer op Zondag en veiligheidsbezwaren tegen aanhangwa gens, die soms aan een ijzerdraadje worden meegevoerd. De heer Haken (C.P.N.) onWekte strategische invloeden uit Ameriïra hij de uitbreiding van onze vliegvelden en beklaagde zich er over, dat Nederland wel straaljagers krijgt, maar geen tun nel bij Velsen. Voorts was er de heer Engelbertink (K.V.P.), die de veront reiniging van de Dintel besprak en de noodzaak van landaanwinning, o.a. in Biesbosch en Waddenzee, bepleitte. De beste spreker van deze middag was de heer Posthumus (P. v. d. A.), die zich, na al het kleingoed, dat reeds de revue gepasseerd was, kon losmaken van de detailkwesties en slechts in de richting van de heer Haken sneerde of deze soms óók van oordeel was, dat de Italiaanse griep in ons land een uitvloeisel is van het Marshall-plan. Hij sprak verder over drie hoofdpun ten, de binnenvaart, de Spoorwegen en de Waterstaat. Opgemerkt werd, dat de wirwar in de vervoerswereld coördi natie wel noodzakelijk maakt, doch dat overigens deze sector nog zulk een labiliteit vertoont, dat nog geen defini tief oordeel gegeven kan worden. Bij de komende verkeerswetgeving te wa ter achtte de heer Posthumus verder gaande eisen nodig dan alleen die van vakbekwaamheid en credietwaardig- heid. Ten aanzien van het tweede cha- pitre kwam de kanttekening, dat men bij een bespreking van de investerings politiek er rekening mee moet houden, dat de Spoorwegen zich bij hun plan nen moeten vastleggen op een termijn van veertig a vijftig jaar. Inzake de Waterstaat merkte de heer Posthumus op, dat niets zo gevaarlijk is als wanneer Kamerleden in hun be toog te sterk regionale belangen laten spreken; na alles wat vooraf gegaan was een nogal raak commentaar. Na hem kwamen nog aan het woord de heer Stapelkamp (A.R.) en mej. Tendeloo (P.v.d.A.); de eerste om meer vrije Zondagen, speciaal voor het tram wegpersoneel, te bepleiten, de tweede om de bewindsman de belangen van het Amsterdam-Rijnkanaal nog eens op het hart te binden. Vermelden wij ten slotte, dat een groot aantal sprekers zich bezig hield met het bevaarbaar maken van de Gelderse IJssel. Minister Spitzen heeft de Kamer deze middag nog geen antwoord op alle vra gen van haar verlanglijstje gegeven, doch kwam wel met een algemene be schouwing over zijn beleid. Z. Exc. her haalde wat hij reeds hij zijn benoeming tegenover de pers verklaard had, name lijk, dat er een fundamenteel verschil is tussen de taak van een secretaris-ge- Op pijnlijke plek» bestrijdt ENZ. dozen SO en 75 et. neraal. die beslissingen voorbereidt, en een minister, die deze moet nemen. Bij de organisatie van het wegvervoer zowel voor personen als voor goederen zegde mr. Spitzen in ruimte mate over leg met belanghebbenden toe. Wel moet er rekening mede gehouden worden, dat, in tegenstelling tot het goederen vervoer, men bij het personenvervoer ook te maken heeft met een reeds be staande wetgeving, waardoor de voor bereiding van nieuwe regelingen in een andere sfeer komt te liggen. Boven dien heeft de overheid inzake garanties voor veiligheid en regelmaat een andere taak ten opzichte van het personen- dan tegenover het goederenvervoer. Over de reorganisatie op zijn departe ment, door de heer Zegering Hadders (V.V.D.) ter sprake gebracht, gaf de be windsman een verhelderende uiteenzet ting en hij besloot met de plechtige ver zekering, dat alle vervoer van water, weg en rail hem even lief is. Nadat aldus de grote lijnen van het beleid getrokken waren, kreeg men de indruk, dat het accent bij dit ministerie van het economische meer op het zake lijke is komen te liggen. Gisteren en vandaag werden op Drakenburgh besprekingen over het vraagstuk der politieke delinquenten gehouden. Aan de besprekingen, waar op wij in het nummer van a.s. Maandag uitvoerig zullen terugkomen, werd deelgenomen door vertegenwoordigers van brede kringen, die bij het vraag stuk 'betrokken zijn, zoals oud-illega len, bij de Bijzondere Rechtspleging be trokkenen, ex-politieke delinquenten, leiders en aalmoezeniers van interne ringskampen, werkgevérs, sociale wer kers en vertegenwoordigers der reclas sering. Mr. H. B. S. Holla lichtte de houding toe van de oud-illegalen t.o.v. de politieke delinquenten, het juridi sche aspect van de zaak werd behan deld door mr. F. M. J. J. Duynstee. Pater dr. P. Heymeyër, oud-kampaal- moezenier, sprak over het geestelijk welzijn van de delinquenten. De heer Middelhuis van de K.A.B. sprak over de wijze, waarop de Vakcentralen het probleem hebben behandeld van de in schakeling van de politieke delinquen ten in het bedrijfsleven, terwijl ook verschillende ondernemers hierover het woord voerden. Een delegatie van de Jongeren- Organisatie in de KVP heeft dezer dagen een bezoek gebracht aan Duitsland, waar voor het eerst na de bevrijding contact werd opgenomen met leden van de Junge Union der C.D.U. Deze besprekingen werden ge houden in het tweede hoofdkwar tier van het Nederlandsche Rode Kruis te Burgsteinfurt in Westfalen. Nadat de eerste avond was gebruikt om de deelnemers met elkaar in contact te laten komen, werden de volgende dag twee Nederlanders in de gelegenheid ge steld inleidingen te houden over de binnen- en buitenlandse politiek van ons land. De tweede dag gaven Duitse des kundigen een uiteenzetting van hun binnenlandse problemen en de verhou ding tussen Duitsland en de omliggende landen. De Duitse afgevaardigden hebben de Nederlandse delegatie een resolutie mee gegeven, welke werd opgesteld na diep gaande besprekingen over de kwesties van het Ruhr-statuut en de grenscorrec ties. Daarin spreken zij hun afkeuring uit over de onbezonnen wijze, waarop Duitse pers en politici hebben gereageerd op de afkondiging van het Ruhr-statuut en de berichten over annexatie. Ten aanzien van het eerste spreken zij als hun mening uit, dat Duitsland in staat is de positieve ontwikkelingsmoge lijkheden, welke in het statuut zijn vast gelegd, te bevorderen en daarmede een bijdrage kan leveren voor het tot stand komen van een verenigd Europa. Zij hopen, dat deze federatie spoedig tot stand komt en dan ook de grenscorrec ties niet meer zo'n waarde hebben, dat zij nog aanleiding kunnen geven tot ernstige onenigheden tussen nabuur- staten. „Zullen we hier gaan zitten?" vraagt het rolronde, in het zwart geklede vrouwtje aan haar man-met-zwart- frOntje en ruitjespet. Zij schuiven aan een tafeltje tegen de muur. Het is nog rustig in dit café, waar straks jour nalisten de lage ruimte zullen vullen met hun gebruikelijke herrie. „Hier kennen we tenminste kom men", vindt Pa, die drie kwartier ge zocht heeft naar een gelegenheid om zijn eigen boterhammen op te etén. „Ja, hier horen we thuis", beaamt het vrouwtje en bestelt meteen „twee kommen koffie". Tussen de grote potkachel en de kleine leestafel trekt een jonge man de aandacht van het etende paar door zijn lange haar. „Da's toch schande, hé, in de kroeg zitten in plaats van bij de kapper", vindt Moe. De eerste ploeg van een man of vijf verschijnt. Zij bezetten luidruchtig de lange smalle tafel onder eèn Delfts tegeltableau. „Hoe is 't meugelijk, wat een herrie en ze roken terwijl ze eten". Moe's eetlust is blijkbaar plotseling over en het pakje brood verdwijnt weer in de enorme zeildoeken tas. Twee dames in manchester broek, heren in leren ■vjassen en alpino-petjes, alles kent elkaar, begroet elkaar, praten, roken en ritselen met vetvrije boterham papiertjes. „Johan? Twee koffie en twee brood jes met!" „Landheer, betalen!" De beide obers zeilen tussen de tafeltjes door, noemen iedereen bij de naam en lachen inwendig om de ver bazing, die van het gezicht der pro- vincialen af te scheppen isv „Waar zijn we nou terecht gekomn?" „Het lijkt wel een wilcfebeestenspul" „Laten we maar gaanvindt Pa. „Asjeblief", zucht Moe. Ze wenken de kellner. „Hoeveel kost dat?" „Veertig cent, meneer". Langzaam komt de portemonnaie door de bocht uit de achterzak, en worden vier dubbeltjes afgeteld. „Johan!" blèrt de leestafel. „Onderweg, heren". Johan wacht rustig de vier dubbeltjes af en laat ze dankend in zijn sak glijden. „Zeg mijnheer", wil Pa nog van Johan weten, „wat bennen dit voor mensen?" „Krantenmensen, meneer, journalis ten". „Oh, ik dacht dat we in de Veilig heidsraad terecht gekomm warn". (Adv.) Over het gebrek aan woonruimte raakt men niet uitgeschreven. Het laatste, dat ons op dit gebied onder ogen kwam, zijn twee sterke verhalen van Sebas- tiaan; „Oxymelus de geweldige" en „Amadulfus de pianostemmer". Eenvou dige, maar goede verhalen, zo geschre ven. dat iedereen ze begrijpen en er ple zierig om lachen kan. De man, die de zonderlinge naam Oxymelus draagt, heeft in zijn huis ruimte genoeg, maar voelt niets voor inwoning. Hij komt er zeer zonderling bij te pas. Amadulfus is een pianostemmer, die een trouwlus tige zoon heeft. Maar met deze weinige zinnen zijn noch Oxymelus noch Ama dulfus volledig gekarakteriseerd. Het zijn mensen, zoals men ze iedere dag kan tegenkomen, maar Sebastiaan heeft ze enigszins in de lachspiegel^ gezien, dat wil zeggen, dat hij sommige van hun eigenaardigheden aangedikt heeft, met het gevolg, dat men er inderdaad om lacht, maar er is nog iets meer. Door die vergroting heeft men hen precies door: Oxymelus in zijn uitvluchten, Amadulfus in zijn zorg. Terwijl men om die mannen zit te lachen, begrijpt men, wat er aan schort en wat er zou moeten gebeuren, om dat in orde te ma ken. Sebastiaan zegt dat zelf niet recht streeks; hij vertelt alleen maar op zijn plezierige manier; hij blijft ver van alles, wat maar op een preek zou kun nen lijken; zijn humor houdt ook alle sentimentaliteit op een afstand, maar hij raakt het gevoel. Eigenlijk doet hij het heel handig: hij laat zijn lezers lachen en dat brengt hen in de goede stemming, om zelf de juiste conclusies te trekken. Met het oog op dit laatste gaat de Ka tholieke Actie in het bisdom Haarlem deze beide verhalen verspreiden. 38 „Ik ging terug. Sandra kwam naar me toelopen en zei dat ik door moest gaan, zij zou het wel opknappen. Ik vroeg wie het was. Ze zei: „O, een ar me krankzinnige vrouw." Ik lette er niet meer op. Er lopen zoveel krank zinnige vrouwen los. Ik ging door." „Zei ze diezelfde woorden?" Andy knikte. „Precies zo." „Hebt u enig idee. hoe die vrouw er uit zag?" Er was even stilte, toen zei Andy, enigszins aarzelend: „Ik had het idee, dat ze vrij oud was, te oordelen naar wat ik zien kon. Ik keek maar even naar haar. Ze stond buiten het licht aan de kant van de deur daar." „En dat was vlak voor twaalf?" Andy knikte. „Zei Sandra u niet wat ze met de wagen wilde?" Lucy Lee bewoog even en Andy kleurde nog dieper. „Ik dacht dat ze een afspraak had." Hij hield zijn ogen op de grond ge vestigd. „Weet u niet met wie? „Ik geloof dat u het aan die donkere vriend van Rosemary zou kunnen vra gen, als u het weten wilt. Persoonlijk zou ik het niet kunnen zeggen." Kolonel Primrose knikte beleefd. „En hebt u haar niet weer gezien nadat u om half een dit huis uitging?" „Neen." „Bent u daar zeker van?" „Waarom?" vroeg Andy agressief, zijn kin opstekend. „U niet?" Kolonel Primrose stond op. „Dank u", zei hij beleefd. De telefoon in de hall belde één keer lang. drie keer kort. Kolonel Primrose keek me aan. „Dat is de mijne," zei ik, „Ik kreeg een kil gevoel over mijn rug. „Mag ik gaan, Alice?" „Als u het goedvindt," zei kolonel Primrose kalm. „zal ik zelf gaan." Hij aarzelde even, keek van de een naar de ander en voegde er bij: „Ik heb zo'n idee. dat het de vrouw is die mr. Thorp Zaterdagnacht zag. Hij grinnikte een beetje om de uit drukking op onze gezichten en ging. Maar toen hij terugkwam, was ep op zijn gezicht niets te lezen. „Was ze het niet?" vroeg ik. „Het was sergeant Buck. Hij is te rug uit het dorp. We kunnen wel eens opstappen, vindt u niet. mrs. Latham?" Ik keek Alice aan, om haar te doen begrijpen, dat ik mijn best zou doen. Ze knikte onmerkbaar. Ik volgde kolo nel Primrose- We liepen het tegelpad af langs het huisje van de Thorps en hielden voor de deur stil. „Er is een pad naar uw tuin van hier af," zei hij glimlachend. „Waar is het precies?" „Hoe weet u dat?" vroeg ik. „Omdat een van mijn mannen u hier ergens kwijt raakte vanochtend." „Kwijt raakte?" „Ja. U wordt geëscorteerd na gister nacht, Ik wil niet, dat u gedood wordt, ziet u. U bent ten slotte mijn gast vrouw." Hij grinnikte. Ik was bepaald ge troffen tot hij er bij voegde: „U bent een veel te goed lokaas." Hij grinnikte weer. Ik bracht hem bil het gat in de heg. Het zou toch niet helpen als ik het niet deed. Ik zag zijn blik verscherpen toen hij de gebroken tak zag. Ik voor mij keek naar het boomblad dat de koperen patroonhuls verborgen had en schrok onwillekeu rig. Ze was weg. Minder dan een uur geleden was ze er nog geweest. „Er is nog iets. mrs. Latham," zei kolonel Primrose, vlak achter me. „Toen kleine Andy zijn vader zocht en deze ontkende, het huis uit te zijn ge weest, is hij gezien door een van de negerkellners van de club. Hij ging naar de Bishops, langs het laantje van de club. De kellner zegt. dat het leek of mr. Thorp niet gezien wou worden. Hij vertelde het vanmorgen aan Buok." Hij zag me glimlachend aan. „Buck heeft er geweldig slag van. informaties te krijgen," zei hij. „Ik kan niet zeggen dat ik zijn methodes altijd goedkeur. Het gekke is dat de kellner ook zegt, dat hij u en mrs. Bishop op het hek zag leunen. Dus schijnt het. dat u Andy ook gezien hebt „Gaan we daarom deze kant op?" vroeg ik. „Zeg niet, dat u dacht dat we een morgenwandelingetje maakten." „Neen," zei ik. „Ik dacht dat u mis schien mijn huis onderste boven keer de en me een poosje uit de weg wilde hebben.", Ik dacht radeloos snel. Andy had iets verborgen aan de kant van het pad. Ik wist niet wat, maar wel dat het iets was. dat nauw verband hield met de dood van Sandra Gould. „Ik denk dat uw plicht als burge res begon kolonel Primrose rustig. „Rodman Bishop zegt, dat de groot ste moeilijkheid is. dat er zoveel men sen hun plicht lopen te doen en an deren in moeilijkheden brengen," zei ik. „Daar kan iets van waar zijn." gaf hij opgewekt toe. „In dit geval hoeft u toevallig de uwe niet te doen. Daar is Buck. Ik twijfel niet of hij heeft hem voor u gedaan." De massieve figuur van de sergeant stond voor ons in de laan. Hij haó zijn jas uitgedaan en stond in zijn hemds mouwen, met twee rose elastiekjes er om. om ze op te houden. Hij tuurde over de kant van het pad, niet ver van de plaats, waar Andy naar beneden was gegaan. Het moest er daar uitzien of er een leger over was getrokken, dacht ik, denkend aan de stenen die we od het strand hadden horen neer komen. Ik haalde diep adem en hoopte er het beste van. Er zat niets anders op. Ik volgde de kolonel door het hek je de laan in en keek over de kant. Sergeant Buck groef voorovergebogen als een otter in de stenige grond met zijn grote handen. Zijn gezicht had niet de minste uitdrukking, zelfs niet toen hij opeens ophield met graven en in het gat tastte, dat hij had gemaakt. Kolonel Primrose en ik zagen hoe hij een paar kleine, gevlekte rose satijnen schoentjes er uit trok. Hij hield ze op naar kolonel Prim rose. Toen keek hij er in en haalde uit een van de neuzen een verkreukelde toef blauw fluwelen bloemen. Ik staarde ernaar. De schoentjes wa ren van Lucy Lee maar waarom had Andy ze verborgen en, meer nog, waar om had hij Rosemary's bloemen verbor gen? Ik kon er niet bij. Ik geloof, dat 't zelfs kolonel Primrose intrigeerde. Hij nam ze aan van Buck, die met verba zende behendigheid de steile kant op krabbelde. De schoentjes waren geheel bedor ven. De dunne zolen waren doorweekt, of ze mijlen in nat gras had gelopen en de bruine vlek bedekte de geschaaf de neuzen. (Wordt vervolgd) (Vervolg van pagina 1) Zo wordt gesuggereerd, dat er vrijwel geen moeders uit werken gaan met verwaarlozing van haar moe derlijke plichten. Maar dat dit volgt uit die 10 pet. kinderlozen en 25 pet kin- derzorgvrije gehuwde vrouwen, wordt geenszins bewezen. Daarvoor zouden wij allereerst moeten weten of het feit van 10 kinderlozen niet in gevolgelijk verband staat met de vervulling van een buiteniiuiselijke baan; bovendien zouden wij willen vernemen, wat het precies be tekent, dat de buitenshuis werkenden in hoofdzaak onder die 10 en 25% wor den gevonden; ten derde, wat voor ge zin de vrouwen hadden, die na de op voeding hunner kinderen nog een baan aanvaarden. De gegevens zijn veel te onvolledig be kend, om de conclusie te wettigen, dat buitenshuis werken slechts uiterst zelden met verwaarlozing der moederlijke plichten gepaard gaat. Nu meent mevr. Fortanierde Wit klaarblijkelijk, dat, als er maar geen kin deren worden verwaarloosd, van bedrei ging van het gezinsleven geen sprake kan zijn. Dit is een ernstige misvatting. Het buitenhuiselijk werken der vrouw kan een bedreiging zijn van een gezonde uitgroei der aanwezige kinderen; te vens echter kan dit een bedreiging wor den voor het gezin als instelling tot voortplanting der mensheid. Dat ziet mevr. Fortanier over het hoofd. Mis schien doorschouwt zij niet ten volle de natuurrechtelijke orde waaraan het hu welijksleven onderworpen is en is zij zich niet klaar bewust van de natuur rechtelijke bevoegdheden en plichten, welke het huwelijksleven met zich mee brengt. In ieder geval zijn er niet wei nige vrouwen, die zwak staan op het gebied van de huwelijksmoraal. Wanneer nu in deze tijd van vrij zwakke gezins- moraal de huwende ambtenares haar functie blijft handhaven, dan dreigt een niet gering gevaar, dat juist de gehecht heid aan die baan, welke zo veel grotere bewegingsvrijheid, ook economisch, mee brengt, voor de zedelijk-normale be leving van het huwelijk zal doen terug schrikken om uitstel van het ontslag zal men het kind uitstellen. En geleide lijk zullen gemakzucht en angst bij me nigeen sterker worden dan het gewe ten. Het ligt volkomen in de lijn van ge zonde huwelijksopvattingen, dat een gehuwde vrouw zich instelt op de komst van het kind. En de zeden zijn slechts dan gezond, zo het volk het kind bij gehuwden ver wacht. De zeden nu worden beslist be dreigd, zo men toestanden aanvaardt, waaruit blijkt, dat van „erop rekenen" eigenlijk geen sprake meer is. Daarom houdt een buitenhuiselijke baan aanhouden wel degelijk een se rieus gevaar in voor zedelijke verzwak king van ons volk op huwelijksgebied. Men doet aan struisvogelpolitiek of aanvaardt een tegennatuurlijke huwe lijksmoraal als een gezonde, zo men de mening lanceert, dat men in Nederland niet bezorgd hoeft te wez»n voor zede lijk verval in dezen, en dat toestanden, als in andere landen bestaan, waar een massa gehuwde vrouwen buitenshuis arbeiden, hier geenszins dreigen. In 't licht van deze feitelijke toestan den en stromingen dient de vraag gesteld; is de Staat bevoegd en ligt het in de lijn van zijn taak de huwende ambtenaressen te ontslaan? O.i. zou de Overheid te kort schieten in haar taak, zo zij door haar houding (het handhaven van gehuwde ambtena ressen) er aan meehielp de mentaliteit te voeden, dat het niet iets vanzelfspre kends is, dat de gehuwde vrouw zich instelt op de komst van het kind. zo ook zij zelf toestanden scheppen zou, die een bedreiging inhouden van het ge zin als instelling tot voortplanting der mensheid. Wij menen goed te doen, het antwoord dat minister Van Maarseveen aan mevr. Fortanier gaf gedeeltelijk althans te citeren: „Indirect heeft de overheid de taak, de voorwaarden te scheppen, waaronder het gezinsleven zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. Ik vraag mij af: heeft de overheid deze taak zo goed mogelijk vervuld, wanneer zij de ge huwde vrouw in haar dienst heeft? Schept zij dan de voorwaarden, om het gezinsleven zo goed mogelijk te ontwik kelen? Het antwoord op deze vraag kan niet kwestieus zijn. Nu zal de geachte afgevaardigde misschien zeggen: het is toch niet nodig, dat de vrouw dadelijk na haar huwelijk wordt ontslagen! Zij is het er mee eens, dat de gehuwde vrouw, die kinderen heeft, in haar ge zin thuishoort. Zou men dan hieruit niet moeten concluderen, dat de gehuwde vrouw pas moet worden ontslagen, wan neer zij kinderen heeft? Ik vraag mij af, Mijnheer de Voorzitter, of het psycho logisch juist zou zijn. de vrouw te ont slaan, als zij haar eerste of tweede baby krijgt. Zou dit zijn de vervulling van de positieve taak van de overheid, de voor waarden te scheppen, waaronder het gezin zich gezond kan ontwikkelen? Ik denk, dat de strekking van deze maat regel zou zijn het tegendeel van een ge zonde ontwikkeling van liet gezinsleven. Bovendien zou ik de vraag willen stel len hiermee kom ik even op het ter rein van het sentiment vindt men het juist om een vrouw, die haar eerste baby krijgt, haar ontslag thuis te stu ren? Ik denk, dat men, als men alles overweegt, zal inzien, dat het nodig is, het ontslag te doen samenvallen met het huwelijk, omdat men dan deze toestand krijgt, dat de gezamenlijke inkomsten komen te vervallen op een tijdstip, waarop de gezinslasten het lichtst zijn." De bron van het leven loopt gevaar, als de overheid het slechte voorbeeld geeft van handhaving van gehuwde ambtenaressen. PASCH. VAN MARVILDE Truman, de 33e president der Ver enigde Staten, had gisteren boven ons artikel over de aanvang van diens tweede ambtsperiode moeten staan in- plaats van de 82e president, zoals ten gevolge van een technische fout werd vermeld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 3