Nieuwe instelling van de K.A.B. Denk aan de leus van je leven: sta klaar" Hoe wij ons met taal en teken Mensen op reis verstaanbaar maken W H HET GEZEGEND GESLACHT Het jongensgilde Fotov'liegtuigje maakt noodlanding JEUGDHERBERG VOOR KATHOLIEKE MEISJES Strengere eisen voor sportvliegers WmH-' Literaire kroniek DEENSE GRONDWET BESTAAT HONDERD JAAR Weldra herdenking in Den Haag Znirere huid Skelet van Floris V gevonden ZATERDAG 4 JUNI 1949 PAGINA 5 Bedevaart naar Lourdes Uitzending uit Banneux 99 DE KATHOLIEKE JEUGDBEWEGING (V) De jongensclubs MM Mill Roman door C. ASTER O.f.m. Cap. H.H. Wijdingen 5- (Van een bijzondere medewerker) Op vele vergaderingen bestaat de slechte gewoonte, onbelangrijke stukken in hun geheel voor te 'ezen. Tot grote ergernis vaak van de leden, wie de omschrijving meestentijds biet interesseert en die gaarne genoegen hemen met het kennisnemen van de eonclusie. Deze week evenwel luister- ben we geboeid naar het voorlezen van een uitvoerige circulaire met nog uit- Coerigfer bijlage, betreffende een nieu we „instelling" van de K.A.B., genaamd ■■Beschouwend in Werkzaamheid." Toen (ye de secretaris vertelden deze instel ling zó interessant te vinden, dat we wel eens een stukje over in de krant (vilden schrijven, was hij zo welwillend °ns de aanbevelende circulaire en het Reglement van de nieuwe instelling ter inzage af te staan. Eerlijk gezegd bioesten we het geheel enige malen overlezen alvorens het volkomen te be- Srijpen. In circulaire en reglement worden ter- hien gebruikt, die ons wat vreemd in be oren klinken. We lazen van „Con tactorgaan met God", gebedsinstituut, aanvrage om gebedshulp aan kloosters ehz. Het bestuur heeft kennelijk zelf °ok aangevoeld, dat deze termen zou- ben kunnen worden misverstaan en schrijft daarom: Het is niet iedereen gegeven uit reglementen de juiste be- boelingen op te diepen. Vandaar dat, °P het hiervoor afgedrukte reglement beze zij het onvolledige toelich ting werd geschreven. Toch menen wij dat de welwillende lezer van het reglement deze toelich ting practisch niet eens "behoeft. Het boel immers van deze nieuwe instelling tvordt als volgt omschreven. Beschouwend in Werkzaamheid stelt ïich ten doel: A. God bij voortduring te danken, boor zowel het gemeenschappelijke als individuele werk, in en voor de K.A.B. Verricht, dagelijks aan Hem op te dra gen en te doen opdragen; B. Gebed en offers te bevorderen, teneinde: a. Gods hulp en zegen te verkrijgen voor de K.A.B. bij haar streven naar het herstel van onze volksgemeenschap °p de basis van de sociale beginselen, ontleend aan de Christelijke leer, zoals beze o.a. zijn vervat in de encyclieken Serum Novarum, Quadragesimo Anno en Divini Redemptoris; b. Gods bijzondere hulp te verkrij gen voor de met name te noemen no- ben en behoeften van de K.A.B., voort vloeiende uit de overeenkomstig artikel 2 van haar statuten te vervullen taak; c. Gods hulp en genade te verkrij gen voor de met name te noemen no- ben en moeilijkheden van de leden van be K.A.B. en hun gezinnen. Als middelen worden aangegeven: het aansporen der leden om het in artikel 2 omschrevene persoonlijk na te stre ven en zich daartoe als vrijwilli ger bij de nieuwe instelling aan te mei ben en voorts een permanent contact fhet een aantal met name genoemde kloostergemeenschappen van contem platieve orden, welke op zich namen haar gebed, boete en offers voor het gestelde doel, in vereniging met de be- boelde vrijwilligers, dagelijks aan God °P te dragen. Wanneer we het woord „instelling" in verband met de K.A.B. horen, den ken we onwillekeurig aan de talrijke economische en sociaal hygiënische hulpdiensten die deze beweging in de loop der jaren vodb hare leden stichtte: spaarbank, sanatorium, verzekerings maatschappij enz. en men moet er even aan wennen, dat nu ook een „hulpdienst" vifi bovennatuurlijke zin werd. opgericht, "laar als we het „vreemd',', aanmati gend of hoe dan ook zouden vinden, 'ouden we daarmee blijk geven ver- Vreemd te zijn van of nooit te zijn door gedrongen tot de diepere doelstellingen Van de K.A.B., de enige organisatie in Nederland, die het begrip Stands organisatie getoond heeft volledig te hegrijpen. Een initiatief als het onderhavige leent zich niet voor een propagandist hsche bespreking. Maar of men wil of niet, men moet bewondering hebben Voor de kerels, die hier achter staan. Dag in, dag uit, worstelen zij met pro blemen van materiële aard. Taai over leg met rijksbemiddelaars en werkge vers, zware besprekingen in de Stich ting van de Arbeid en die van de Land bouw, zorg en verantwoordelijkheid Voor het wel en wee van vele tiendui zenden, zouden het doen begrijpen, als beze mensen min of meer vermateria- liseerden. Maar neen, zulk een initia tief, ter toelichting waarop het bestuur Zegt: „Onze in doodsnood verkerende (vereld kan alleen door gebed, boete en aller inspanning gered worden," ge tuigt, dat het werk der K.A.B. door een Zuivere intentie wordt gedragen. Men kan aanvoeren, dat dit nu eens een ac tiviteit is, waarop direct samenwerking (vare mogelijk geweest met alle andere bevolkingsgroepen. Allen immers heb ben behoefte aan meer gebed en die- Per offerleven. Vooreerst moge dan zijn opgemerkt, dat tedere mens zo zijn eigen „bijzondere intenties" heeft, waar- Voor hij op een bijzondere wijze wil bidden en laten bidden. Waarom dan biet een bepaalde groep met zo gelijk hggende materiële en geestelijke belan gen? Maar daarnaast: natuurlijk zal bien zich bij een dergelijke actie kun- ben aansluiten. De toelichting zegt beeds, dat in de „afspraak" met de be- boelde kloostergemeenschappen zich Voor bijzondere gevallen ook niet-leden kunnen aansluiten. Onze tijd, die door een modern den ker op grond van een uitgebreid requi sitoir een „Godvergeten tijd" werd ge- hoemd, moge zich verheugen over een Zodanig initiatief. Het moge navolger? Vinden in alle rangen en standen, opdat Slier gebeds- en offerleven een massaal Getuigenis worde van de overtuiging, die lb allen leven rAoet: Als de Heer het huis niet bouwt, dan Sr beiden de werklieden tevergeefs. (Van onze correspondent) Vrijdagmiddag zijn uit Maastricht twee deinen van de Limburgse bedevaart "oar Lourdes vertrokken. Ongeveer dui- Zend pelgrims en tweehonderd zieken 'baken de reis mee. Uit alle delen van het land kwamen h® deelnemers. De verschillende extra agons werden te Utrecht aan elkaar ?°koppeld, zodat men niet behoefde uit >e stappen. Te Maastricht deed mgr. ybinmens de pelgrims uitgeleide. Met ^6h tussenpoos van twee uur vertrokken 6 treinen. Er zijn voor deze bedevaart twee in- l^hties: De algemene luidt: „Dat God jvlen., die te lijden hebben om Christus, j?et Zijn bijzondere kracht moge ster- jeh." De bijzondere: „Voor de vrede in Jbdbnesië en voor het welzijn van onze °bgens aldaar." drinkster-Dinsdag, 7 Juni a.s., 'smid- v.?Ss om half vijf, zal de K.R.O. een bochtig Lof met ziekenzegening vanuit yanneux uitzenden, de bekende Belgi- jhe verschijningsplaats van de H. Wagd- Z. H. Exc. mgr. dr. L. J. Kerk- kpis. bisschop van Luik, zal daarbij in »b„ Nederlands en Frans een kort woord jUbeken. Het bekende Maagdenkoor van Ohri Wittevrouwenveld te Maastricht l£ber directie van Jac. Smeets, ver- tl' muzikale opluistering. Het Secre- '?st van Banneux te Maastricht or- biseert die dag een kleine bedevaart. „De Eskimo's zijn de voetgangers, de Bataven de fietsers, terwijl de Bokken rijders de auto's voorstellen. Het kwartier van de Vikingers is de verkeerspolitie." Een enorme kelder onder een fabriek is de Gildehal, waar de zes eitwintig jongens nu bezig zijn met hei in practijk brengen van de leus: Wees een Heer in het verkeer. „Nog iets te vragen, mannen?", vraagt de hopman aan de Gildenbroeders, die keurig, opgesteld staan. De Eskimo's, Bataven, Bokkenrijders en de Vikingers zijn de namen van de vier kwartieren, die gezamenlijk de Gildenkring vormen. Het kartonnen stopbord begint te draaien. „Kijk uit, sufferd, ik ben toch een auto, hoor je me niet toeteren?" „En dat wil zich nou „Heer" noemen! Min, ik kom van rechts en heb toch voorrang." „Hé, hoofdcommissaris, kom er eens bij, wij hebben hier een klein botsinkie; die snuiter heb me spatbord aan barrels gereden." De Hopman speelt zijn Commissaris- rol goed en zal dit niet in het program ma staande incident oplossen. Ofschoon deze jongens allemaal minstens veer tien jaar zijn, spelen zij dit verkeers- spel met een fantasie, die de werkelijk heid soms overtreft. Zij zijn zich na tuurlijk niet bewust, dat zij getraind worden op een van de vijf vormings- gebieden die de zuilen zijn. waarop het gilde-systeem rust. n.l. de gods dienstige. de sociale, de culturele., de lichamelijke en de nationale vorming. Na dit verkeersspel. waarin het so„ ciale eleipent vertegenwoordigd was. volgt een onderwerp dat de Hopman gelegenheid geeft om het begrip ..na tionaal" tot leven te brengen. De leider toont het Nederlandse wapen en gaat er iets van vertellen. Hij maakt de jongens vertrouwd met bepaalde he raldische termen en geeft dan de op dracht aan elk kwartier, om een eigen wapen te ontwerpen. Sfa een kwartier zijn hun ideeën schetsmatig op papier gezet. De kwartierleiders, voorman ge naamd. brengen verslag uit. „Wat hebben de Bataven ontworpen'" wil de Hopman weten. „Nogal wiedes. Hopman; een uitge holde boomstam op een paar golven." „Wij hadden gedacht aan zo'n iishut, een igloo" zegt de voorman van de Es kimo's. „In ons blazoen staat een springende bok" is het idee van de Bokkenrijders. „Ik weet de naam van zo'n ding niet precies maar zo'n Vikingenschip lijkt ons wel wat", deelt tenslotte de Vi. kingenvoorman mede. Hét gewone programma van liederen, die men in Nederland pleegt te zin gen. is niet altijd even stijlvol. Hope lijk komen, deze jongens later beter voor de dag. Nu zingen zij tenminste met enthousiasme een paar werkelijk goede liedjes. „Wekt je je moeder des morgens om zeven. Krijgt niet je buur een karwei voor mekaar, Heeft soms je Vader j'een op dracht gegeven, Denk aan de leus van je leven: „Sta Klaar". En pittig klinkt een canon door de kelder: „Hola jong wij zetten vaart. De eerste sprong is alles waard". „Hoera, de bal!" roept dan een tenger bleek stadsjoch, als de Vaan- drig fluit voor een partijtje trefbal Het is maar goed, dat de electrische lampen beschermd zijn, want er wordt alleen op de bal gelet. Alles springt en danst om maar niet getroffen te worden en dan een tegenstander er uit te gooien. Een zwaargebouwde /zestienjarige, bij genaamd- de Stier, is in zijn element. ;Hij heeft de tegenpartij al gehalveerd en zal weer een voltreffer weg gaan geven, die gesmoord wordt inde hoed van de Aalmoezenier. „Ook goeie middag! Aan wie heb ik dat te danken? Natuurlijk de Stier, wacht mannetje, ik zal eens even revan che nemen". Na twee minuten verto nen de witte hemdsmouwen van de Aal moezenier zebra-patronen. Even daarna is de Stier getroffen. Ropd van hoofd en kort van adem trekt de priester zijn colbertje weer aan en gaat op een kist zitten. „Gildebroeders, toen ik jongen was, kon ik maar nooit goed hoogte krijgen van de Heilige Geest. Vaag had ik zo'n idee van een rondcirkelende duif boven het hoofd van ^>d de Vader, maar ver der neeft De priester vertelt van het naderen de Pinksterfeest, de dag van de H. Geest. In echte jongenstermen brengt hij de figuur van de H. Geest binnen hiin begrip. Na de sluiting praten wü nog even met de Hopman. „Iets, waar wij ont zettend voor op moeten passen, is de tendenz om jongens uit beter gesitueer de milieu's bij de Verkenners en arbei dersjongens bij de Gilden onder te bren gen", moet deze leider van het hart. „Soms is de uniformkwestie hiertoe al de aanleiding. Het verkennersuniform is verplicht en niet goedkoop. Dit geldt niet voor de jongens die lid worden van een Gilde. Uniforme kleding is voor hen niet verplichtend voorgeschreven, maar alle jongens of geen enkele dra gen de grijze blouse". „Hoe is het in het algemeen gesteld met de lokaliteiten?" „Wij zelf zitten hier lang niet gek. Integendeel, fantastisch goed zelfs bij anderen vergeleken. Onder de huidige omstandigheden is het begrijpelijk, dat woningen vóór jeugdgebouwen gaan. Maarrrr.... de bestaande, voor de oor log gebouwde jeugdhuizen zijn maar al te vaak aan die oorspronkelijke be stemming onttrokken. De lokalen en kamers worden als vergaderzaal en „Voor bruiloften en partijen" verhuurd. Op die manier brengen zij geld op, waar anders misschien geld bij had gemoeten. Persoonlijk kan ik deze opvatting niet goed rijmen met het grote belang, dat de opvoeding van de jeugd is. Het zou ook helemaal niet buiten de taak van de overheid liggen, indien deze de jeugdorganisaties wat meer bijstand ver leende, bijvoorbeeld door terreinen ge schikt voor buitenwerk, beschikbaar te stellen. En dan niet tegen tarieven, die niet op te brengen zijn. Vaak lijkt het erop, dat de eisen voor een jeugdleider meer op financieel, dan op paedagogisch terrein liggen. „Heeft u zoveel geldzorgen?" „Dat is nog nooit anders geweest. Maar het is logisch, dat het eigenlijke werk daar zeer onder lijdt." „Hoe mijn ideale parochie-jeugdorgani satie er uit moest zien?", vraagt de Af delingsleider, die met de Aalmoezenier de topleiding heeft en verantwoordelijk is voor de organisatie van de jeugd. „Om te beginnen een behoorlijk buiten centrum voor de Welpen, Verkenners en Voortrekkers. Dan midden in de pa rochie een Jeugdhuis. Naast de Gildehal moeten daar lokaliteiten zijn voor scha ken, dammen, tafeltennis, gymnastiek, handvaardigheids-, culturele-, en na- tuur-historische clubs en een grote zaal voor uitvoeringen. Niet alleen werd dit huis hét trefpunt voor de gehele jeugd, maar ik had meteen een afdoende op lossing voor onze jongensclubs. De timmerclub mag bijeenkomen in de werkplaats van hun instructeur, maar de toneelclub zwerft van de ene plaats naar de andere. Hoe de aquariumclub het fixt, is mij een raadsel en de zang club is samengesmolten met de wande laars. Nu zijn die clubs niet allemaal even groot, sommige bestaan maar uit vier of vijf jongens, maar alles bij el kaar zijn de jongensclubs zeker de moeite waard." „Hoe komt u eigenlijk aan die instruc teurs?" „Kijken en vragen, altijd maar weer. Genoeg hebben wij er nooit want er lopen altijd nog jongens rond, die nog niet binnen een of ander verband ge trokken zijn." „Is het verloop onder de leiders erg groot?" „Bij de leidsters is het groter dan bij de leiders. Er is helaas maar één func tie, die niet zo vaak overgenomen hoeft te worden. Het is de baan, die niet door iemand zelf gekozen wordt om zijn vrije tijd productief te maken, maar die opgelegd wordt door de Bisschop. Het is de moeilijke functie vol verantwoor delijkheid en kopzorg, vaak ook vol vreugde, van aalmoezenier." Vrijdagmiddag omstreeks half zes heeft dB; PH-FCBt een een-motorig: tweepersoon^ Aüster-viïegtuig van het fototéchnisch eri carthografisch bedrijf van de K.L.M. een noodlanding moeten maken in de omgeving van Born op 15 km. afstand van het vliegveld Beek. Het toestel is bij die lan ding zwaar beschadigd. De piloot de heer H. van Leeuwen kwam met de sehrik vrij. De fotografe mej. A. Lien werd licht ge wond. 4. Op uitnodiging van Lauri nam Eric plaats in een der stoelen, die vlak bij het geheimzinnig flakkerende vuur geschoven waren. „Allereerst een verfrissing", grimlachte de tovenaar, terwijl hij bevelend in de handen klapte. Op dat ogenblik- kreeg Eric een gevoel of zijn keel dichtgeknepen werd. Want vlak naast hem verschenen met een licht sissend geluid twee wasbleke armen uit de nevel, die een schaal met fruit torstenMet afgrijzen staarde Eric naar de tovenaar, doch toen hij diens spottende glimlachje zag, nam hij met een verbeten gezicht een appel van de schaal. „En thans terzake," klonk de hoge stem van Lauri. „Ge herinnert u ongetwijfeld de belofte, dat ge mij voor de hulp welke ik u eens mocht verlenen, een wederdienst zoudt bewijzen. Welnu, thans kom ik de inlossing van deze belofte vragen. Ik waar schuw u echter, dat déze inlossing zeer zwaar zal zijn; zo zwaar zelfs, dat ik u toe wil staan haar af te kopen." Lauri boog zich voorover. Zijn fletse oogjes lieten Eric's gelaat geen ogenblik los. „En waaruit moet die afkoop bestaan?" informeerde Eric strak. „Die afkoop bestaatuit uw eerstgeboren kind, dat ge na zijn geboorte aan mij moet afstaan Een woede, zoals hij die nog nimmer gekend had, maakte zich van de jonge Kontr.g meester. ,J4ooit! Nog lieverZijn hand schoot reeds naar zijn zwaard, doch Lauri hield hem tegen. „Uitstekend," fluisterde de tovenaar, „ge wenst 'uw belofte dus niet af te kepen. Luister dan wat ik van u vraag. Binnen zeven dagen zult ge vertrekken naar een ver land, dat in mijn boeken beschreven staat als Goudland. Daar zult gij heen varen en een scheepslading goud voor mij veroveren." Deze opdracht beviel Eric volstrekt niet. In plaats van het recht te dienen, was hij hier min of meer gedwongen een rooftocht te ondernemen. „Deze rets zal de gevaarlijkste worden, die ge ooit ondernomen hebt," vervolgde de tovenaar. ,(Neem uw beste krijgers mee en verlies nimmer het flitsende zwaard van Wogram uit het oog (Van onze redacteur) Hedenmiddag heeft de burgemeester van Valkenburg een gedeelte van kas teel Chaloen geopend als jeugdherberg voor meisjes. Dit kasteel stamt uit de twaalfde eeuw en is ingericht als voort durende expositie van antiquiteiten en familiebezit. Thans wordt er ook door de Poolse kunstschilder prof. Christo Stefanoff geëxposeerd. De aalmoezenier voor het R.K. Meis jesjeugdwerk in Zuid-Limburg, pastoor Houben heeft lang moeten aandringen voordat hij de leegstaande- bovenverdie ping van Chaloen ter beschikking heeft gekregen om er de jeugdherberg in te richten. 115 bedden worden er geplaatst en als dat aantal te klein blijkt, is er nog ruimte genoeg, om er een 25-tal bij te plaatsen. Een schoner gelegenheid kan men zich voor een jeugdherberg moeilijk denken. Men heeft modernise ringen in dit oude kasteel moeten aan brengen, maar zonder te tornen aan de oude stijl is men hierin voortreffelijk geslaagd. Het kasteel Chaloen heeft een nieuwe bestemming gekregen en tussen de antiquiteiten verschijnt de frisheid van de Hollandse natie, die eenmaal Chaloen kennende in zo groten getale zai opkomen, dat de bovenverdieping van het kasteel binnenkort wel te klein zal blijken. Sinds 1 Mei zijn ook in ons land de be palingen van de „International civil avia tion organization" van kracht geworden, volgens welke sportvliegers voortaan niet direct n)£er\na het behalen van het vlieg bewijs a niet-betalende passagiers (dus familie en kennissen) in hun toestel mogen meenemen. Zij moeten na het behalen van dit vliegbewijs eerst 39 uur in totaal heb ben gevlogen, alvorens zij op het vlieg bewijs de aantekening krijgen, niet be talende passagiers te mogen meenemen. Het behalen van het vliegbewijs A eist op zichzelf gemiddeld 20 lesuren. f mmmrn De Amerikahen hebben een nieuw raketwapen geconstrueerd. Het is een verbe terde V 2. Te „White Sands" werd de raket opgelaten. Met een snelheid van ongeveer 3500 k.m. per uur (opgave United Press) vloog het ding door de lucht. Maar dit lijkt ons al te fantastisch. anheer wij ons in deze kroniek gaan bezig houden met boeken en schrij vers en met allerlei actuele problemen in de literatuur, zal het vierlette rige woordje taal er voortdurend by te pos komen. Terloops soms, waar we bijvoorbeeld opmerken, dat een boek goed óf slécht vertaald is. Minder terloops, zodra we taal beschouwen als het materiaal, waarmee de schrijver heeft gewerkt en waarin hij alles wat hy wilde zeggen heeft uitgedrukt. Daarom eerst iets over de taal. Taal is: woorden, opgebouwd tot zinnen? Goed: maar de brabbeltaal van een kind dan? En het huilen van een baby, die nog helemaal niet pra ten kan, maar toch luid laat weten, dat hij honger heeft: Ook zonder woor den is taal mogelijk. Taal is spraak? Goed: maar geba rentaal dan? De hele kunst der pan tomime is een kwestie van „spreken de gebaren". Doch ook de dieren en planten hebben hun eigen taal. Dat moet zo zijn, want anders zouden er geen sprookjes en fabels bestaan. En anders had Guido Gezelle niet kunnen schrijven „Mij spreekt de blomme een En dan voel ik niets meer aan den lijve Lieveling, hoe is het met je hart? Kan het nog van pure vreugde [springen Als een jong lam in de voorjaarswei? Wordt het bij het zien van mooie [dingen Warm, en licht het op en wordt het [blij? Hangt het in je als een schone kroon, Die vol kaarsen is en lichte luister, Vol muziek van licht. Zo stil. Zo [schoon? Klopt het als het mijne soms zo snel? Ach, ik groet je uit mijn vallend [duister, Wees voorzichtig met je hart. Vaarwel. (Bertus Aafjes) tale". Overal in het leven ontmoeten wij uitingen van taal. Men kan wel zeggen: taal is uiting. Taal is teken. Want taal be-teken-t iets. Taal drukt leven uit. Taal betekent leven. Alle wezen heeft zo zijn taal. En de mens wel in 't bijzonder. Wij denken er echter maar zelden aan, wat voor iets bijzonders het is, dat wij ons met taal en teken aan el kaar verstaanbaar kunnen maken. Spreken, schrijven en lezen zijn voor ons routine-kwesties geworden en al les wat met routine te maken heeft. dreigt sleur te worden. Door sleur ver liezen de woorden der taal hun leven de betekenis. Maar nu is het de kunst van de schrijver en speciaal van de dichter, de taal weer opnieuw tot te ken te maken. En het is de kunst van de lezer, dit teken zo goed mogelijk te verstaan. De taal van de dichters heeft een be zwerende functie, een suggestieve macht. Zij betekent vormgeving aan de vage, vormeloze gevoelens, die door ons heen spelen. Zij is een kristallisa tie van het fantasie-leven. Zij is het symbool van een werkelijkheid, die anders is dan de gewone, alledaagse werkelijkheid. Laten wij een voor beeld kiezen. In zijn bundel „Het Koningsgraf" (uitg. J. M. Meulenhoff. A'dam) schrijft Bertus Aafjes een dichterlijke liefdesbrief uit Egypte: JE HART Lieveling, ik moet je haastig schrijven, Want straks wordt weer heel mijn [wezen zwart. et is een sonnet in heel eenvou dige woorden. Het is haast een gewone brief, wat de zakelijke inhoud betreft; beginnend met lieve ling" en eindigend met „vaarwel". En daar tussen in gaat het over allerlei gevoelens en hartsvragen, die ons ver trouwd zijn en die wij ongetwijfeld zelf wel eens in een brief hebben ge uit. Maar waarom is deze brief vin Aafjes nu een gedicht? Omdat hier met klank, rijm, bewe ging, gevoel en heel veel verbeelding een sensatie van „mooi" in ons aan het trillen wordt gebracht. Het is pri mitief gezegd, maar het geheim van poëtische taal en van de sensatie „mooi" ontsnapt aan iedere concrete definitie. Men kan slechts zeggen: Deze taal heeft een suggestieve macht. Zij maakt een sluimerende weemoed in ons wakker en bréngt daarna een kleine, licHte stilte in ons teweeg. Zij komt voort uit onrust en schept rust: uit een „vallend duister" en schept licht; uit een sfeer van flitsende her inneringen en wordt pure werkelijk heid in het gedicht. De werkelijkheid van dit gedicht, en van ieder gedicht tenslotte, kan niet verstandelijk be grepen. maar slechts intuïtief ervaren worden. Intuïtief, dat is een zeker weten, waarin verstand en gevoel on verwachts zijn saamgesmolten. Taal is teken. Intuïtief ervaren wij in de taal van een goed gedicht de ontroering van een werkelijkheid, die diep in ons leeft en die liikt op de betere, onvertroebelde, eeuwige wer kelijkheid. waarnaar wij ons leven lang blijven hunkeren. NICO VERHOEVEN (Van onze Haagse redactie) Morgen, 5 Juni.' wordt in Denemar ken plechtig herdacht het 100-jarig be staan van de Deense grondwet. Dit zal geschieden met een feestviering in het gehele land, maar de herdenking is ge concentreerd in Kopenhagen, waar in de middag een bijeenkomst van het parlement wordt gehouden. Op deze bijeenkomst zijn verschillende parle mentsleden uit Engeland, Noorwegen, Zweden, IJsland en Finland mede te genwoordig. Verder is er in de middag een grote manifestatie van het Deense volk voor het paleis van de Koning en in de avond is er een grootse fakkel optocht. Denemarken, dat sinds 1660 een abso lute monarchie was, heeft in het revo lutiejaar 1949 op geheel vredige wijze een grondwet gekregen. Men kan hier eerder spreken van een evolutie, waar de tijd toen rijp voor was, dan van een revolutie. 8 Mei zal er een herdenking in 's-Gra- yenhage plaats vinden. Deze geschiedt in de Egli6e Wallone aan het Noord einde en niet alleen tal van Denen, maar ook vele in ons land wonende Skandinaviërs zullen er aan deelne men. zacht, soepel, gaaf en gezond. Purol doet wonderen. Doos 30 cent.. 9 „En jij dan?" vroeg de jongste. „Voor jou moet toch ook iets overblijven.'; „Ik heb geen boerderij nodig. Ik trouw toch niet." 1 „Dat weet je niet. Dat is gauw veran derd. Bovendien kan ik dat zo maar niet aannemen." „Waarom niet?" „Als je getrouwd bent, moet je zelf standig zijn." „Nou." „Ik ga bij anderen geen knecht wor den." „Mmm." Steven dacht na. „Goed," zei Steven, „jij krijgt de boer derij. Dan ben ik knecht." „Maar Steven, dat gaat niet. Dat is heel de zaak op zijn kop zetten. Hoe kan ik nu baas spelen over jou." Frans, de jongste, ging derhalve een boerderij zoeken, waar hij zou kunnen leven zonder dat hij heel de dag gezel schap van zijn broer, als baas of onder daan, had. Er waren de laatste jaren echter al heel wat boerderijen bijgeko men. Hoe Frans ook probeerde: er was geen grond te krijgen. Op een avond kwam hij bij Steven terug_ en beweerde, dat een getrouwde meer' recht had op een boerderij dan een ongetrouwde. Steven herhaalde zijn aanbod om de boerderij af te staan en voortaan knecht te worden. Frans wil de de boerderij geheel voor zich, met Steven ook niet als knecht. Het had lang genoeg geduurd, zei hij. Steven verweerde zich met alle kracht maar tenslotte smeet hij de deur ach ter zich dicht en was meer dan ooit overtuigd, dat het ideaal wat hij na streefde door niemand begrepen werd. Een paar dagen later begon men voor hem een huisje te bouwen. Van het va derlijk erfdeel kreeg hij, inplaats van grond, geld. Hij was toen even in de dertig. Veel zat hij binnen. Soms werk te hij in het tuintje achter zijn huis. Met hartstocht deed hij het nooit. En kele jaren van teleurstelling hadden hem willoos gemaakt. Al zijn kracht sch,een hij opgebruikt te hebben in zijn onstuimige jaren. Hij leefde in de dria kamers van zijn huisje tussen onkruid. Hij was vuil en sprak met niemand Als een nutteloze zonderling was Ste ven tenslotte aanvaard. Hij stond bui ten het leven, alleen al omdat hij in een renteniershuisje woonde en net deed of het dagelijks brood hem vanzelf ge geven werd. De meeste mensen hadden medelijden met hem. Want al deed hij geen kwaad, iets van belang bij deze mensien was alleen hard werken en vroeg doodgaan belangrijk deed hij even min. Hij was iemand, die ver beneden anderen stond. En omdat hij voorbe schikt was de eerste van allen te zijn, maakte dit hem tot iets meelijwekkends en verachtelijks. Midden in het leven was hij helemaal dood. Dat kwam, werd de kinderen voorgehouden, omdat hij niet tevreden was met hetgeen hem zijn ouders gegeven hadden en omdat hij dingen verlangde, die voor ons gewone mensen niet rijn weggelegd. Steven had geen omgang met de men sen rondom hem. Zij begrepen hem toch niet, lachten met zijn plannen, werkten hem altijd tegen en waren een voort durende ergernis. Hij sloot zich van hen af, bleef in huis achter de kachel en de weinige keren, dat hij buiten kwam. liep hij zonder groet voorbij. Alles scheen dood aan hem. Het onstuimig vuur met de ontembare werkdrift uit vroeger jaren was geheel verdwenen. Het lag vastgeklonderd in een wrok tegen zijn medemensen, een verwijt aan hun laagbijdegrondse bemoeizucht met zijn verlangen. Als een mummie, die in een vroeger tijdperk levend was geweest liep Steven rond en ieder dacht, dat er een wonder toe nodig zou zijn om dit lijf opnieuw in vuur te zetten. Op een van zijn tochten naar 't dorp. langs het kasteel komend, zag Steven de verwaarloosde omgeving, het onge- snoeide hout, de vuile slootkanten. Hij had het honderdmaal gezien, maar nooit had hij het in contact gebracht met eigen werkzaamheid. Nooit had hij het gezien als het begin van iets groots iets wat te leven waard was. Toen deed hij het wel en hij wachtte niet langer. Hij ging de brug over naar de ingang van de kasteelbouw. Alle talmen was uit bem verdwenen. Hij ging rechtop en keek hoe de wei er bij stond. Op de brug stampte hij van levenslust een kei steen in het water, sloeg het ijzer tegen de zware deur en een half uur later had hij zijn jas aan de kant van de sloot liggen en hakte modder en onkruid van de bodem weg. Het kasteel, waar Steven aan 't werk was gegaan, lag even buiten het dorp, hoog omgeven door wuivende bomen in de stilte. Een wankele brug, waar nau welijks een kar overheen kon, een gracht vol riet en rattenholen, griend, biezen en vuil gras. Alleen in het droogst van de zomer was het omgevende land begaan baar. Op andere tijden zakte men weg in het roestig moeras en in de winter stond heel de omtrek, behalve de hoge weg, onder water. Midden in dit ondoordringbaar oord hadden middeleeuwse strategen een zandbult ontdekt, hard rood zand, met leem gemengd. Zij hadden er een dam naar aangelegd, een gracht gespit en op het zand hun onneembare vesting ge bouwd. Tot in het moeras plantten zij bomen. Daarna werd het wei voor de boeren en daarachter moet het eindelo ze jachtterrein geweest zijn, dat uitliep in de hei en de Peel. In meer vreedzame tijden was het kasteel in handen gekomen van een familie uit Brussel, die de pacht van de omtrek opstreek en er de zomer maanden doorbracht. Ook na de refor-' matie bleef het een Zuid-Nederlands erfgoed, maar dikwijls stond het jaren achtereen onbewoond. Kwam er zich iemand vestigen, dan werd spoedig van hem verteld, dat hij met zijn familie overhoop lag, dat hij was verbannen of dat zijn wangedrag hem in de wereld onmogelijk gemaakt had. Wat er van waar was, kwam men nooit te weten. Zoveel contact was er niet tussen de bewoners van het kasteel en die van de omliggende boerderijen. Als de pacht maar werd afgedragen en men elkaar enkele vast-bepaalde vriendelijk heden bewees, kon ieder rijn eigen weg gaan. In die dagen woonde op het kasteel een oude freule. Zij had althans de naam dat zij oud was. Maar als men haar zag, ging zij snel en kaarsrecht en voor haar gericht had zij steeds een sluier, zodat men de lijnen niet zien kon. Bijna tien jaar had zij op het kas teel geleefd en maar zelden ging zij uit. Haar tocht op Zondagmorgen naar de kerk was meestal de enige keer in de week dat zij buiten kwam. Bezoek kreeg zij nooit en de laatste tien jaren was zij alles samen misschien ander halve maand niet thuis geweest. In het begin hadden de mensen nog wel eens het vermoeden geuit, dat deze vrouw te jong was om bij het spinrag van een verbanningsoord thuis te ho ren. Toen was het verhaal ontstaan dat zij een vijfde dochter van een graaf was en dat zij dom en leep was, dat de graaf zich schaamde voor haar een man te zoeken. Daarom werd de eer der fa milie hier in veiligheid gebracht en toen het kind verlept was verzoende het zich met de beslissing. (Wordt vervolgd) „Amstelstationnnnn!" Een gedeelte van de reizigers uit het Zuiden springt uit de trein en haast zich langs de trappen naar be neden. In de enorme hal echoën een paar kusjes als welkom. Vlak voor de uitgangscontröle staat een onopval lende man. Bruin is zyn pak en blo zend zijn besnorde gelaat. „Dame, mag ik de inhoud van uw koffer even zien? Douane Het jonge meisje slikt kennelijk een scherp antwoord in en reikt de be ambte haar koffertje over. „Gus, meneer, als u maar voort maakt, want ik heb een reuze haast." „Kom nou, juffrouw, ik zou uren op zö'n meisje wachten. Ik heb het al bekeken, hoor, gaat uw gang maar." Met dit eerste optreden heeft hy zijn functie aan de volgende reizigers verraden en de rij achter het hekje mompelt: JHoebestaotut-deseeseedee". „Hij zit zelf zeker zonder spek en boter thuis." begrijp jij nou, dat iemand zich voor zo'n baan leent?" De douane-man heeft weer iemand op het oog. Douanemeneer, mag ik uw tas even bekijken?" „U moet mij niet hebben, maar dit vent daar." Zijn vinger wijst naar een hollende figuur in de hal. De handlanger gaat al aan de haal. „Hoeveel zijn dat er?" De beambte graait in de actentas door pakje* haaknaalden. „Geen flauw idee." Dan tasten geoefende handen ineens het lichaam van de smokkelaar af. De handen glijden langzaam over rug, borst en schouders. „Trek je jasje maar eens uit, va der." Het smokkelvest is een kunststuk. Waar maar mogelijk, zitten zakken en zakjes. De forse figuur van de smok kelaar is geslonken tot een miezeryj mannetje. „Ifc schat het op 70.000 naainaalden. Klopt dat zo ongeveer?" „Tel ze maar na, hoor. Ik weet niks." „Ga maar eens mee naar kantoor, man, dan zullen we het wel eens uit zoeken. Tja, wie zijn gbrandt» moet op de blaren zitten." In Leiden worden op het ogenblik opgravingen verricht achter de NeéL Herv. Kerk te Rijnsburg, de plaats waar vroeger een abdijkerk heeft ge staan, die in 1574 tijdens het beleg van Leiden werd verwoest. Bij deze opgra vingen zijn belangwekkende vondsten gedaan. Men heeft elf skeletten opge graven, die naar men aanneemt, de stof felijke resten van elf leden van het graaflijke geslacht van Holland. Onder deze skeletten vond men er een, waar van de schedel ernstig beschadigd was. Men acht het niet onmogelijk, dat men hier te doen heeft met het skelet van Floris V, die in 1296 in de omgeving van het Muiderslot werd vermoord. De ge schiedkundige bronnen maakten er reeds eertijds melding van, dat zich in Rijnsburg deze begraafplaats bevond, maar daar was nooit een onderzoek in gesteld, Z. H. Exc. Mgr. W. Mutsaerts, bis schop van 's-Hertogenbosch, zal Za terdag 11 Juni a.s. in c.'e kathedrale ba siliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch de volgende H.H. Wijdingen toedienen: H. Subdiaconaat aan de eerw. beren J. H. F. Bekx, J. W. M. Bluyssen, F. J. H. Boeken, A. J. J. Botden, R. Dekkers, H. J. A. M. Dumoulin, P. C. W. van Er ven, J. J. Th. Galema, A. W. M. de Haan, W. C. A. van Heusden, J. C. van den Hurk, B. A. J. Krijbolder, P. W. Kurstjens, J. A. C. Ley ten. A. C. M. van Loon. F. C. A. van Loosdrecht, P. H. Raaymakers, G. P. F. Rooymans, H. J. M. Speekenbrink, P. C. L. van de Ven, A. A. Weyling, allen theologanten van het Groot-Seminarie te Haaren. H. Priesterschap aan de eerw. heren J. G. E. van Bussel, J. C. v. Duynhoven, C. M. J. v. Groningen, H. A. M. Hoppen- brouwers, Th. C. J. M. v. Huygevoort, A. M. v. Kessel. T. J. F. Klomp-Bue- ters, W. M. P. Kruyssen, G. P. G. Lapi daire, T. E. van Lierop, J. J. de Mooy, J. F. M. v. Oosterhout, A. G. P. J. Rabou, H. A. J. Schakenraad, J. C. M. Spierings, P. B. X. M van Thiel, J. H. Toebes, L. van der Veld'en, G. P. Verhoeven, A. J. M. Vorstermans, H. M. van Weert, J. G. M. Witlox, allen theologanten van het Groot-Seminarie te Haaren. Z. H. Exc. Mgr. W. Cobben, apostolisch vicaris van Finland en titu lair bisschop van Ammata, zal Zondag 12 Juni a.s. in de kapel van het Studiehuis „St. Joseph" te Hees-Nijmegen de vol gende H.H. Wijdingen toedienen: H. Subdiaconaat aan de eerw. frater G. Geerkens van de congregatie der paters van de H. Geest: H. Diaco naat aan de eerw. fraters G. C. Bou- ritius, J. G. Soudant, L. C. van Egeraat, P. G. Kortooms, A. T. van Schie, W. J. Berkers, P. A. Clous, A. M. Vogelers, R. L. Vroom, J. H. Boonen, W. J. Jon kers, F. B. de Waal. J. Terhell, J. L. Custers, W. J. Keijzer. B. S. van Oost veen van de Priesters van het H. Hart en aan de eerw. fraters L. Timmers. F. Bull, J. Leers, J. Heuvelmans, L. Cor- nelissen, J. Meeker. A. Vervoort, C. van Vroonshoven, G. Wouters van de Kruis heren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 5