Nieuwe instelling
van de K.A.B.
Denk aan de leus van je leven:
sta klaar"
Hoe wij ons met taal en teken Mensen op reis
verstaanbaar maken
W
H
HET GEZEGEND
GESLACHT
Het jongensgilde
Fotov'liegtuigje maakt
noodlanding
JEUGDHERBERG VOOR
KATHOLIEKE MEISJES
Strengere eisen voor
sportvliegers
WmH-'
Literaire kroniek
DEENSE GRONDWET BESTAAT HONDERD JAAR
Weldra herdenking
in Den Haag
Znirere huid
Skelet van Floris V
gevonden
ZATERDAG 4 JUNI 1949
PAGINA 5
Bedevaart naar Lourdes
Uitzending uit Banneux
99
DE KATHOLIEKE JEUGDBEWEGING (V)
De jongensclubs
MM
Mill
Roman door
C. ASTER O.f.m. Cap.
H.H. Wijdingen
5-
(Van een bijzondere medewerker)
Op vele vergaderingen bestaat de
slechte gewoonte, onbelangrijke
stukken in hun geheel voor te
'ezen. Tot grote ergernis vaak van de
leden, wie de omschrijving meestentijds
biet interesseert en die gaarne genoegen
hemen met het kennisnemen van de
eonclusie. Deze week evenwel luister-
ben we geboeid naar het voorlezen van
een uitvoerige circulaire met nog uit-
Coerigfer bijlage, betreffende een nieu
we „instelling" van de K.A.B., genaamd
■■Beschouwend in Werkzaamheid." Toen
(ye de secretaris vertelden deze instel
ling zó interessant te vinden, dat we
wel eens een stukje over in de krant
(vilden schrijven, was hij zo welwillend
°ns de aanbevelende circulaire en het
Reglement van de nieuwe instelling ter
inzage af te staan. Eerlijk gezegd
bioesten we het geheel enige malen
overlezen alvorens het volkomen te be-
Srijpen.
In circulaire en reglement worden ter-
hien gebruikt, die ons wat vreemd in
be oren klinken. We lazen van „Con
tactorgaan met God", gebedsinstituut,
aanvrage om gebedshulp aan kloosters
ehz. Het bestuur heeft kennelijk zelf
°ok aangevoeld, dat deze termen zou-
ben kunnen worden misverstaan en
schrijft daarom: Het is niet iedereen
gegeven uit reglementen de juiste be-
boelingen op te diepen. Vandaar dat,
°P het hiervoor afgedrukte reglement
beze zij het onvolledige toelich
ting werd geschreven.
Toch menen wij dat de welwillende
lezer van het reglement deze toelich
ting practisch niet eens "behoeft. Het
boel immers van deze nieuwe instelling
tvordt als volgt omschreven.
Beschouwend in Werkzaamheid stelt
ïich ten doel:
A. God bij voortduring te danken,
boor zowel het gemeenschappelijke als
individuele werk, in en voor de K.A.B.
Verricht, dagelijks aan Hem op te dra
gen en te doen opdragen;
B. Gebed en offers te bevorderen,
teneinde:
a. Gods hulp en zegen te verkrijgen
voor de K.A.B. bij haar streven naar
het herstel van onze volksgemeenschap
°p de basis van de sociale beginselen,
ontleend aan de Christelijke leer, zoals
beze o.a. zijn vervat in de encyclieken
Serum Novarum, Quadragesimo Anno
en Divini Redemptoris;
b. Gods bijzondere hulp te verkrij
gen voor de met name te noemen no-
ben en behoeften van de K.A.B., voort
vloeiende uit de overeenkomstig artikel
2 van haar statuten te vervullen taak;
c. Gods hulp en genade te verkrij
gen voor de met name te noemen no-
ben en moeilijkheden van de leden van
be K.A.B. en hun gezinnen.
Als middelen worden aangegeven: het
aansporen der leden om het in artikel
2 omschrevene persoonlijk na te stre
ven en zich daartoe als vrijwilli
ger bij de nieuwe instelling aan te mei
ben en voorts een permanent contact
fhet een aantal met name genoemde
kloostergemeenschappen van contem
platieve orden, welke op zich namen
haar gebed, boete en offers voor het
gestelde doel, in vereniging met de be-
boelde vrijwilligers, dagelijks aan God
°P te dragen.
Wanneer we het woord „instelling"
in verband met de K.A.B. horen, den
ken we onwillekeurig aan de talrijke
economische en sociaal hygiënische
hulpdiensten die deze beweging in de
loop der jaren vodb hare leden stichtte:
spaarbank, sanatorium, verzekerings
maatschappij enz. en men moet er even
aan wennen, dat nu ook een „hulpdienst"
vifi bovennatuurlijke zin werd. opgericht,
"laar als we het „vreemd',', aanmati
gend of hoe dan ook zouden vinden,
'ouden we daarmee blijk geven ver-
Vreemd te zijn van of nooit te zijn door
gedrongen tot de diepere doelstellingen
Van de K.A.B., de enige organisatie
in Nederland, die het begrip Stands
organisatie getoond heeft volledig te
hegrijpen.
Een initiatief als het onderhavige
leent zich niet voor een propagandist
hsche bespreking. Maar of men wil of
niet, men moet bewondering hebben
Voor de kerels, die hier achter staan.
Dag in, dag uit, worstelen zij met pro
blemen van materiële aard. Taai over
leg met rijksbemiddelaars en werkge
vers, zware besprekingen in de Stich
ting van de Arbeid en die van de Land
bouw, zorg en verantwoordelijkheid
Voor het wel en wee van vele tiendui
zenden, zouden het doen begrijpen, als
beze mensen min of meer vermateria-
liseerden. Maar neen, zulk een initia
tief, ter toelichting waarop het bestuur
Zegt: „Onze in doodsnood verkerende
(vereld kan alleen door gebed, boete en
aller inspanning gered worden," ge
tuigt, dat het werk der K.A.B. door een
Zuivere intentie wordt gedragen. Men
kan aanvoeren, dat dit nu eens een ac
tiviteit is, waarop direct samenwerking
(vare mogelijk geweest met alle andere
bevolkingsgroepen. Allen immers heb
ben behoefte aan meer gebed en die-
Per offerleven. Vooreerst moge dan
zijn opgemerkt, dat tedere mens zo zijn
eigen „bijzondere intenties" heeft, waar-
Voor hij op een bijzondere wijze wil
bidden en laten bidden. Waarom dan
biet een bepaalde groep met zo gelijk
hggende materiële en geestelijke belan
gen? Maar daarnaast: natuurlijk zal
bien zich bij een dergelijke actie kun-
ben aansluiten. De toelichting zegt
beeds, dat in de „afspraak" met de be-
boelde kloostergemeenschappen zich
Voor bijzondere gevallen ook niet-leden
kunnen aansluiten.
Onze tijd, die door een modern den
ker op grond van een uitgebreid requi
sitoir een „Godvergeten tijd" werd ge-
hoemd, moge zich verheugen over een
Zodanig initiatief. Het moge navolger?
Vinden in alle rangen en standen, opdat
Slier gebeds- en offerleven een massaal
Getuigenis worde van de overtuiging, die
lb allen leven rAoet:
Als de Heer het huis niet bouwt, dan
Sr beiden de werklieden tevergeefs.
(Van onze correspondent)
Vrijdagmiddag zijn uit Maastricht twee
deinen van de Limburgse bedevaart
"oar Lourdes vertrokken. Ongeveer dui-
Zend pelgrims en tweehonderd zieken
'baken de reis mee.
Uit alle delen van het land kwamen
h® deelnemers. De verschillende extra
agons werden te Utrecht aan elkaar
?°koppeld, zodat men niet behoefde uit
>e stappen. Te Maastricht deed mgr.
ybinmens de pelgrims uitgeleide. Met
^6h tussenpoos van twee uur vertrokken
6 treinen.
Er zijn voor deze bedevaart twee in-
l^hties: De algemene luidt: „Dat God
jvlen., die te lijden hebben om Christus,
j?et Zijn bijzondere kracht moge ster-
jeh." De bijzondere: „Voor de vrede in
Jbdbnesië en voor het welzijn van onze
°bgens aldaar."
drinkster-Dinsdag, 7 Juni a.s., 'smid-
v.?Ss om half vijf, zal de K.R.O. een
bochtig Lof met ziekenzegening vanuit
yanneux uitzenden, de bekende Belgi-
jhe verschijningsplaats van de H.
Wagd- Z. H. Exc. mgr. dr. L. J. Kerk-
kpis. bisschop van Luik, zal daarbij in
»b„ Nederlands en Frans een kort woord
jUbeken. Het bekende Maagdenkoor van
Ohri Wittevrouwenveld te Maastricht
l£ber directie van Jac. Smeets, ver-
tl' muzikale opluistering. Het Secre-
'?st van Banneux te Maastricht or-
biseert die dag een kleine bedevaart.
„De Eskimo's zijn de voetgangers, de Bataven de fietsers, terwijl de Bokken
rijders de auto's voorstellen. Het kwartier van de Vikingers is de verkeerspolitie."
Een enorme kelder onder een fabriek is de Gildehal, waar de zes eitwintig
jongens nu bezig zijn met hei in practijk brengen van de leus: Wees een Heer in
het verkeer.
„Nog iets te vragen, mannen?", vraagt de hopman aan de Gildenbroeders,
die keurig, opgesteld staan. De Eskimo's, Bataven, Bokkenrijders en de Vikingers
zijn de namen van de vier kwartieren, die gezamenlijk de Gildenkring vormen.
Het kartonnen stopbord begint te draaien.
„Kijk uit, sufferd, ik ben toch een auto, hoor je me niet toeteren?"
„En dat wil zich nou „Heer" noemen! Min, ik kom van rechts en heb toch
voorrang."
„Hé, hoofdcommissaris, kom er eens bij, wij hebben hier een klein botsinkie;
die snuiter heb me spatbord aan barrels gereden."
De Hopman speelt zijn Commissaris-
rol goed en zal dit niet in het program
ma staande incident oplossen. Ofschoon
deze jongens allemaal minstens veer
tien jaar zijn, spelen zij dit verkeers-
spel met een fantasie, die de werkelijk
heid soms overtreft. Zij zijn zich na
tuurlijk niet bewust, dat zij getraind
worden op een van de vijf vormings-
gebieden die de zuilen zijn. waarop
het gilde-systeem rust. n.l. de gods
dienstige. de sociale, de culturele., de
lichamelijke en de nationale vorming.
Na dit verkeersspel. waarin het so„
ciale eleipent vertegenwoordigd was.
volgt een onderwerp dat de Hopman
gelegenheid geeft om het begrip ..na
tionaal" tot leven te brengen. De leider
toont het Nederlandse wapen en gaat
er iets van vertellen. Hij maakt de
jongens vertrouwd met bepaalde he
raldische termen en geeft dan de op
dracht aan elk kwartier, om een eigen
wapen te ontwerpen. Sfa een kwartier
zijn hun ideeën schetsmatig op papier
gezet. De kwartierleiders, voorman ge
naamd. brengen verslag uit.
„Wat hebben de Bataven ontworpen'"
wil de Hopman weten.
„Nogal wiedes. Hopman; een uitge
holde boomstam op een paar golven."
„Wij hadden gedacht aan zo'n iishut,
een igloo" zegt de voorman van de Es
kimo's.
„In ons blazoen staat een springende
bok" is het idee van de Bokkenrijders.
„Ik weet de naam van zo'n ding niet
precies maar zo'n Vikingenschip lijkt
ons wel wat", deelt tenslotte de Vi.
kingenvoorman mede.
Hét gewone programma van liederen,
die men in Nederland pleegt te zin
gen. is niet altijd even stijlvol. Hope
lijk komen, deze jongens later beter
voor de dag. Nu zingen zij tenminste
met enthousiasme een paar werkelijk
goede liedjes.
„Wekt je je moeder des morgens om
zeven.
Krijgt niet je buur een karwei voor
mekaar, Heeft soms je Vader j'een op
dracht gegeven, Denk aan de leus van
je leven: „Sta Klaar". En pittig klinkt
een canon door de kelder: „Hola jong
wij zetten vaart. De eerste sprong is
alles waard". „Hoera, de bal!" roept dan
een tenger bleek stadsjoch, als de Vaan-
drig fluit voor een partijtje trefbal
Het is maar goed, dat de electrische
lampen beschermd zijn, want er wordt
alleen op de bal gelet. Alles springt
en danst om maar niet getroffen te
worden en dan een tegenstander er uit
te gooien.
Een zwaargebouwde /zestienjarige, bij
genaamd- de Stier, is in zijn element.
;Hij heeft de tegenpartij al gehalveerd
en zal weer een voltreffer weg gaan
geven, die gesmoord wordt inde hoed
van de Aalmoezenier.
„Ook goeie middag! Aan wie heb ik
dat te danken? Natuurlijk de Stier,
wacht mannetje, ik zal eens even revan
che nemen". Na twee minuten verto
nen de witte hemdsmouwen van de Aal
moezenier zebra-patronen. Even daarna
is de Stier getroffen. Ropd van hoofd en
kort van adem trekt de priester zijn
colbertje weer aan en gaat op een kist
zitten.
„Gildebroeders, toen ik jongen was,
kon ik maar nooit goed hoogte krijgen
van de Heilige Geest. Vaag had ik zo'n
idee van een rondcirkelende duif boven
het hoofd van ^>d de Vader, maar ver
der neeft
De priester vertelt van het naderen
de Pinksterfeest, de dag van de H.
Geest. In echte jongenstermen brengt
hij de figuur van de H. Geest binnen
hiin begrip.
Na de sluiting praten wü nog even
met de Hopman. „Iets, waar wij ont
zettend voor op moeten passen, is de
tendenz om jongens uit beter gesitueer
de milieu's bij de Verkenners en arbei
dersjongens bij de Gilden onder te bren
gen", moet deze leider van het hart.
„Soms is de uniformkwestie hiertoe al
de aanleiding. Het verkennersuniform
is verplicht en niet goedkoop. Dit geldt
niet voor de jongens die lid worden
van een Gilde. Uniforme kleding is voor
hen niet verplichtend voorgeschreven,
maar alle jongens of geen enkele dra
gen de grijze blouse".
„Hoe is het in het algemeen gesteld
met de lokaliteiten?"
„Wij zelf zitten hier lang niet gek.
Integendeel, fantastisch goed zelfs bij
anderen vergeleken. Onder de huidige
omstandigheden is het begrijpelijk, dat
woningen vóór jeugdgebouwen gaan.
Maarrrr.... de bestaande, voor de oor
log gebouwde jeugdhuizen zijn maar al
te vaak aan die oorspronkelijke be
stemming onttrokken. De lokalen en
kamers worden als vergaderzaal en
„Voor bruiloften en partijen" verhuurd.
Op die manier brengen zij geld op, waar
anders misschien geld bij had gemoeten.
Persoonlijk kan ik deze opvatting niet
goed rijmen met het grote belang, dat
de opvoeding van de jeugd is. Het zou
ook helemaal niet buiten de taak van
de overheid liggen, indien deze de
jeugdorganisaties wat meer bijstand ver
leende, bijvoorbeeld door terreinen ge
schikt voor buitenwerk, beschikbaar te
stellen. En dan niet tegen tarieven, die
niet op te brengen zijn. Vaak lijkt het
erop, dat de eisen voor een jeugdleider
meer op financieel, dan op paedagogisch
terrein liggen.
„Heeft u zoveel geldzorgen?"
„Dat is nog nooit anders geweest.
Maar het is logisch, dat het eigenlijke
werk daar zeer onder lijdt."
„Hoe mijn ideale parochie-jeugdorgani
satie er uit moest zien?", vraagt de Af
delingsleider, die met de Aalmoezenier
de topleiding heeft en verantwoordelijk
is voor de organisatie van de jeugd.
„Om te beginnen een behoorlijk buiten
centrum voor de Welpen, Verkenners
en Voortrekkers. Dan midden in de pa
rochie een Jeugdhuis. Naast de Gildehal
moeten daar lokaliteiten zijn voor scha
ken, dammen, tafeltennis, gymnastiek,
handvaardigheids-, culturele-, en na-
tuur-historische clubs en een grote zaal
voor uitvoeringen. Niet alleen werd dit
huis hét trefpunt voor de gehele jeugd,
maar ik had meteen een afdoende op
lossing voor onze jongensclubs.
De timmerclub mag bijeenkomen in
de werkplaats van hun instructeur, maar
de toneelclub zwerft van de ene plaats
naar de andere. Hoe de aquariumclub
het fixt, is mij een raadsel en de zang
club is samengesmolten met de wande
laars. Nu zijn die clubs niet allemaal
even groot, sommige bestaan maar uit
vier of vijf jongens, maar alles bij el
kaar zijn de jongensclubs zeker de
moeite waard."
„Hoe komt u eigenlijk aan die instruc
teurs?"
„Kijken en vragen, altijd maar weer.
Genoeg hebben wij er nooit want er
lopen altijd nog jongens rond, die nog
niet binnen een of ander verband ge
trokken zijn."
„Is het verloop onder de leiders erg
groot?"
„Bij de leidsters is het groter dan bij
de leiders. Er is helaas maar één func
tie, die niet zo vaak overgenomen hoeft
te worden. Het is de baan, die niet
door iemand zelf gekozen wordt om zijn
vrije tijd productief te maken, maar die
opgelegd wordt door de Bisschop. Het
is de moeilijke functie vol verantwoor
delijkheid en kopzorg, vaak ook vol
vreugde, van aalmoezenier."
Vrijdagmiddag omstreeks half zes heeft
dB; PH-FCBt een een-motorig: tweepersoon^
Aüster-viïegtuig van het fototéchnisch eri
carthografisch bedrijf van de K.L.M. een
noodlanding moeten maken in de omgeving
van Born op 15 km. afstand van het
vliegveld Beek. Het toestel is bij die lan
ding zwaar beschadigd. De piloot de heer
H. van Leeuwen kwam met de sehrik vrij.
De fotografe mej. A. Lien werd licht ge
wond.
4. Op uitnodiging van Lauri nam Eric plaats in een der stoelen, die vlak bij het
geheimzinnig flakkerende vuur geschoven waren. „Allereerst een verfrissing",
grimlachte de tovenaar, terwijl hij bevelend in de handen klapte. Op dat ogenblik-
kreeg Eric een gevoel of zijn keel dichtgeknepen werd. Want vlak naast hem
verschenen met een licht sissend geluid twee wasbleke armen uit de nevel, die een
schaal met fruit torstenMet afgrijzen staarde Eric naar de tovenaar, doch
toen hij diens spottende glimlachje zag, nam hij met een verbeten gezicht een appel
van de schaal.
„En thans terzake," klonk de hoge stem van Lauri. „Ge herinnert u ongetwijfeld
de belofte, dat ge mij voor de hulp welke ik u eens mocht verlenen, een wederdienst
zoudt bewijzen. Welnu, thans kom ik de inlossing van deze belofte vragen. Ik waar
schuw u echter, dat déze inlossing zeer zwaar zal zijn; zo zwaar zelfs, dat ik u
toe wil staan haar af te kopen." Lauri boog zich voorover. Zijn fletse oogjes lieten
Eric's gelaat geen ogenblik los.
„En waaruit moet die afkoop bestaan?" informeerde Eric strak.
„Die afkoop bestaatuit uw eerstgeboren kind, dat ge na zijn geboorte aan mij
moet afstaan
Een woede, zoals hij die nog nimmer gekend had, maakte zich van de jonge Kontr.g
meester. ,J4ooit! Nog lieverZijn hand schoot reeds naar zijn zwaard, doch
Lauri hield hem tegen.
„Uitstekend," fluisterde de tovenaar, „ge wenst 'uw belofte dus niet af te kepen.
Luister dan wat ik van u vraag. Binnen zeven dagen zult ge vertrekken naar een
ver land, dat in mijn boeken beschreven staat als Goudland. Daar zult gij heen varen
en een scheepslading goud voor mij veroveren."
Deze opdracht beviel Eric volstrekt niet. In plaats van het recht te dienen, was
hij hier min of meer gedwongen een rooftocht te ondernemen.
„Deze rets zal de gevaarlijkste worden, die ge ooit ondernomen hebt," vervolgde
de tovenaar. ,(Neem uw beste krijgers mee en verlies nimmer het flitsende zwaard
van Wogram uit het oog
(Van onze redacteur)
Hedenmiddag heeft de burgemeester
van Valkenburg een gedeelte van kas
teel Chaloen geopend als jeugdherberg
voor meisjes. Dit kasteel stamt uit de
twaalfde eeuw en is ingericht als voort
durende expositie van antiquiteiten en
familiebezit. Thans wordt er ook door
de Poolse kunstschilder prof. Christo
Stefanoff geëxposeerd.
De aalmoezenier voor het R.K. Meis
jesjeugdwerk in Zuid-Limburg, pastoor
Houben heeft lang moeten aandringen
voordat hij de leegstaande- bovenverdie
ping van Chaloen ter beschikking heeft
gekregen om er de jeugdherberg in te
richten. 115 bedden worden er geplaatst
en als dat aantal te klein blijkt, is er
nog ruimte genoeg, om er een 25-tal bij
te plaatsen. Een schoner gelegenheid
kan men zich voor een jeugdherberg
moeilijk denken. Men heeft modernise
ringen in dit oude kasteel moeten aan
brengen, maar zonder te tornen aan de
oude stijl is men hierin voortreffelijk
geslaagd. Het kasteel Chaloen heeft een
nieuwe bestemming gekregen en tussen
de antiquiteiten verschijnt de frisheid
van de Hollandse natie, die eenmaal
Chaloen kennende in zo groten getale
zai opkomen, dat de bovenverdieping
van het kasteel binnenkort wel te klein
zal blijken.
Sinds 1 Mei zijn ook in ons land de be
palingen van de „International civil avia
tion organization" van kracht geworden,
volgens welke sportvliegers voortaan niet
direct n)£er\na het behalen van het vlieg
bewijs a niet-betalende passagiers (dus
familie en kennissen) in hun toestel mogen
meenemen. Zij moeten na het behalen van
dit vliegbewijs eerst 39 uur in totaal heb
ben gevlogen, alvorens zij op het vlieg
bewijs de aantekening krijgen, niet be
talende passagiers te mogen meenemen.
Het behalen van het vliegbewijs A eist
op zichzelf gemiddeld 20 lesuren.
f
mmmrn
De Amerikahen hebben een nieuw raketwapen geconstrueerd. Het is een verbe
terde V 2. Te „White Sands" werd de raket opgelaten. Met een snelheid van
ongeveer 3500 k.m. per uur (opgave United Press) vloog het ding door de lucht.
Maar dit lijkt ons al te fantastisch.
anheer wij ons in deze kroniek gaan bezig houden met boeken en schrij
vers en met allerlei actuele problemen in de literatuur, zal het vierlette
rige woordje taal er voortdurend by te pos komen. Terloops soms, waar
we bijvoorbeeld opmerken, dat een boek goed óf slécht vertaald is. Minder
terloops, zodra we taal beschouwen als het materiaal, waarmee de schrijver
heeft gewerkt en waarin hij alles wat hy wilde zeggen heeft uitgedrukt. Daarom
eerst iets over de taal.
Taal is: woorden, opgebouwd tot
zinnen? Goed: maar de brabbeltaal van
een kind dan? En het huilen van
een baby, die nog helemaal niet pra
ten kan, maar toch luid laat weten,
dat hij honger heeft: Ook zonder woor
den is taal mogelijk.
Taal is spraak? Goed: maar geba
rentaal dan? De hele kunst der pan
tomime is een kwestie van „spreken
de gebaren". Doch ook de dieren en
planten hebben hun eigen taal. Dat
moet zo zijn, want anders zouden er
geen sprookjes en fabels bestaan. En
anders had Guido Gezelle niet kunnen
schrijven „Mij spreekt de blomme een
En dan voel ik niets meer aan den lijve
Lieveling, hoe is het met je hart?
Kan het nog van pure vreugde
[springen
Als een jong lam in de voorjaarswei?
Wordt het bij het zien van mooie
[dingen
Warm, en licht het op en wordt het
[blij?
Hangt het in je als een schone kroon,
Die vol kaarsen is en lichte luister,
Vol muziek van licht. Zo stil. Zo
[schoon?
Klopt het als het mijne soms zo snel?
Ach, ik groet je uit mijn vallend
[duister,
Wees voorzichtig met je hart. Vaarwel.
(Bertus Aafjes)
tale". Overal in het leven ontmoeten
wij uitingen van taal. Men kan wel
zeggen: taal is uiting. Taal is teken.
Want taal be-teken-t iets. Taal drukt
leven uit. Taal betekent leven.
Alle wezen heeft zo zijn taal. En de
mens wel in 't bijzonder.
Wij denken er echter maar zelden
aan, wat voor iets bijzonders het is,
dat wij ons met taal en teken aan el
kaar verstaanbaar kunnen maken.
Spreken, schrijven en lezen zijn voor
ons routine-kwesties geworden en al
les wat met routine te maken heeft.
dreigt sleur te worden. Door sleur ver
liezen de woorden der taal hun leven
de betekenis. Maar nu is het de kunst
van de schrijver en speciaal van de
dichter, de taal weer opnieuw tot te
ken te maken. En het is de kunst van
de lezer, dit teken zo goed mogelijk te
verstaan.
De taal van de dichters heeft een be
zwerende functie, een suggestieve
macht. Zij betekent vormgeving aan
de vage, vormeloze gevoelens, die door
ons heen spelen. Zij is een kristallisa
tie van het fantasie-leven. Zij is het
symbool van een werkelijkheid, die
anders is dan de gewone, alledaagse
werkelijkheid. Laten wij een voor
beeld kiezen.
In zijn bundel „Het Koningsgraf"
(uitg. J. M. Meulenhoff. A'dam)
schrijft Bertus Aafjes een dichterlijke
liefdesbrief uit Egypte:
JE HART
Lieveling, ik moet je haastig schrijven,
Want straks wordt weer heel mijn
[wezen zwart.
et is een sonnet in heel eenvou
dige woorden. Het is haast een
gewone brief, wat de zakelijke
inhoud betreft; beginnend met lieve
ling" en eindigend met „vaarwel". En
daar tussen in gaat het over allerlei
gevoelens en hartsvragen, die ons ver
trouwd zijn en die wij ongetwijfeld
zelf wel eens in een brief hebben ge
uit. Maar waarom is deze brief vin
Aafjes nu een gedicht?
Omdat hier met klank, rijm, bewe
ging, gevoel en heel veel verbeelding
een sensatie van „mooi" in ons aan
het trillen wordt gebracht. Het is pri
mitief gezegd, maar het geheim van
poëtische taal en van de sensatie
„mooi" ontsnapt aan iedere concrete
definitie. Men kan slechts zeggen:
Deze taal heeft een suggestieve macht.
Zij maakt een sluimerende weemoed
in ons wakker en bréngt daarna een
kleine, licHte stilte in ons teweeg. Zij
komt voort uit onrust en schept rust:
uit een „vallend duister" en schept
licht; uit een sfeer van flitsende her
inneringen en wordt pure werkelijk
heid in het gedicht. De werkelijkheid
van dit gedicht, en van ieder gedicht
tenslotte, kan niet verstandelijk be
grepen. maar slechts intuïtief ervaren
worden. Intuïtief, dat is een zeker
weten, waarin verstand en gevoel on
verwachts zijn saamgesmolten.
Taal is teken. Intuïtief ervaren wij
in de taal van een goed gedicht de
ontroering van een werkelijkheid, die
diep in ons leeft en die liikt op de
betere, onvertroebelde, eeuwige wer
kelijkheid. waarnaar wij ons leven
lang blijven hunkeren.
NICO VERHOEVEN
(Van onze Haagse redactie)
Morgen, 5 Juni.' wordt in Denemar
ken plechtig herdacht het 100-jarig be
staan van de Deense grondwet. Dit zal
geschieden met een feestviering in het
gehele land, maar de herdenking is ge
concentreerd in Kopenhagen, waar in
de middag een bijeenkomst van het
parlement wordt gehouden. Op deze
bijeenkomst zijn verschillende parle
mentsleden uit Engeland, Noorwegen,
Zweden, IJsland en Finland mede te
genwoordig. Verder is er in de middag
een grote manifestatie van het Deense
volk voor het paleis van de Koning en
in de avond is er een grootse fakkel
optocht.
Denemarken, dat sinds 1660 een abso
lute monarchie was, heeft in het revo
lutiejaar 1949 op geheel vredige wijze
een grondwet gekregen. Men kan hier
eerder spreken van een evolutie, waar
de tijd toen rijp voor was, dan van een
revolutie.
8 Mei zal er een herdenking in 's-Gra-
yenhage plaats vinden. Deze geschiedt
in de Egli6e Wallone aan het Noord
einde en niet alleen tal van Denen,
maar ook vele in ons land wonende
Skandinaviërs zullen er aan deelne
men.
zacht, soepel, gaaf en gezond.
Purol doet wonderen. Doos 30 cent..
9
„En jij dan?" vroeg de jongste. „Voor
jou moet toch ook iets overblijven.';
„Ik heb geen boerderij nodig. Ik trouw
toch niet." 1
„Dat weet je niet. Dat is gauw veran
derd. Bovendien kan ik dat zo maar niet
aannemen."
„Waarom niet?"
„Als je getrouwd bent, moet je zelf
standig zijn."
„Nou."
„Ik ga bij anderen geen knecht wor
den."
„Mmm." Steven dacht na.
„Goed," zei Steven, „jij krijgt de boer
derij. Dan ben ik knecht."
„Maar Steven, dat gaat niet. Dat is
heel de zaak op zijn kop zetten. Hoe
kan ik nu baas spelen over jou."
Frans, de jongste, ging derhalve een
boerderij zoeken, waar hij zou kunnen
leven zonder dat hij heel de dag gezel
schap van zijn broer, als baas of onder
daan, had. Er waren de laatste jaren
echter al heel wat boerderijen bijgeko
men. Hoe Frans ook probeerde: er was
geen grond te krijgen.
Op een avond kwam hij bij Steven
terug_ en beweerde, dat een getrouwde
meer' recht had op een boerderij dan
een ongetrouwde. Steven herhaalde zijn
aanbod om de boerderij af te staan en
voortaan knecht te worden. Frans wil
de de boerderij geheel voor zich, met
Steven ook niet als knecht. Het had
lang genoeg geduurd, zei hij.
Steven verweerde zich met alle kracht
maar tenslotte smeet hij de deur ach
ter zich dicht en was meer dan ooit
overtuigd, dat het ideaal wat hij na
streefde door niemand begrepen werd.
Een paar dagen later begon men voor
hem een huisje te bouwen. Van het va
derlijk erfdeel kreeg hij, inplaats van
grond, geld. Hij was toen even in de
dertig. Veel zat hij binnen. Soms werk
te hij in het tuintje achter zijn huis.
Met hartstocht deed hij het nooit. En
kele jaren van teleurstelling hadden
hem willoos gemaakt. Al zijn kracht
sch,een hij opgebruikt te hebben in zijn
onstuimige jaren. Hij leefde in de dria
kamers van zijn huisje tussen onkruid.
Hij was vuil en sprak met niemand
Als een nutteloze zonderling was Ste
ven tenslotte aanvaard. Hij stond bui
ten het leven, alleen al omdat hij in
een renteniershuisje woonde en net deed
of het dagelijks brood hem vanzelf ge
geven werd. De meeste mensen hadden
medelijden met hem. Want al deed hij
geen kwaad, iets van belang bij deze
mensien was alleen hard werken en vroeg
doodgaan belangrijk deed hij even
min. Hij was iemand, die ver beneden
anderen stond. En omdat hij voorbe
schikt was de eerste van allen te zijn,
maakte dit hem tot iets meelijwekkends
en verachtelijks. Midden in het leven
was hij helemaal dood. Dat kwam, werd
de kinderen voorgehouden, omdat hij
niet tevreden was met hetgeen hem zijn
ouders gegeven hadden en omdat hij
dingen verlangde, die voor ons gewone
mensen niet rijn weggelegd.
Steven had geen omgang met de men
sen rondom hem. Zij begrepen hem toch
niet, lachten met zijn plannen, werkten
hem altijd tegen en waren een voort
durende ergernis. Hij sloot zich van hen
af, bleef in huis achter de kachel en
de weinige keren, dat hij buiten kwam.
liep hij zonder groet voorbij. Alles
scheen dood aan hem. Het onstuimig
vuur met de ontembare werkdrift uit
vroeger jaren was geheel verdwenen. Het
lag vastgeklonderd in een wrok tegen
zijn medemensen, een verwijt aan hun
laagbijdegrondse bemoeizucht met zijn
verlangen. Als een mummie, die in een
vroeger tijdperk levend was geweest
liep Steven rond en ieder dacht, dat er
een wonder toe nodig zou zijn om dit
lijf opnieuw in vuur te zetten.
Op een van zijn tochten naar 't dorp.
langs het kasteel komend, zag Steven
de verwaarloosde omgeving, het onge-
snoeide hout, de vuile slootkanten. Hij
had het honderdmaal gezien, maar nooit
had hij het in contact gebracht met
eigen werkzaamheid. Nooit had hij het
gezien als het begin van iets groots
iets wat te leven waard was. Toen deed
hij het wel en hij wachtte niet langer.
Hij ging de brug over naar de ingang
van de kasteelbouw. Alle talmen was uit
bem verdwenen. Hij ging rechtop en
keek hoe de wei er bij stond. Op de
brug stampte hij van levenslust een kei
steen in het water, sloeg het ijzer tegen
de zware deur en een half uur later
had hij zijn jas aan de kant van de
sloot liggen en hakte modder en onkruid
van de bodem weg.
Het kasteel, waar Steven aan 't werk
was gegaan, lag even buiten het dorp,
hoog omgeven door wuivende bomen in
de stilte. Een wankele brug, waar nau
welijks een kar overheen kon, een gracht
vol riet en rattenholen, griend, biezen en
vuil gras. Alleen in het droogst van de
zomer was het omgevende land begaan
baar. Op andere tijden zakte men weg
in het roestig moeras en in de winter
stond heel de omtrek, behalve de hoge
weg, onder water.
Midden in dit ondoordringbaar oord
hadden middeleeuwse strategen een
zandbult ontdekt, hard rood zand, met
leem gemengd. Zij hadden er een dam
naar aangelegd, een gracht gespit en op
het zand hun onneembare vesting ge
bouwd. Tot in het moeras plantten zij
bomen. Daarna werd het wei voor de
boeren en daarachter moet het eindelo
ze jachtterrein geweest zijn, dat uitliep
in de hei en de Peel.
In meer vreedzame tijden was het
kasteel in handen gekomen van een
familie uit Brussel, die de pacht van
de omtrek opstreek en er de zomer
maanden doorbracht. Ook na de refor-'
matie bleef het een Zuid-Nederlands
erfgoed, maar dikwijls stond het jaren
achtereen onbewoond. Kwam er zich
iemand vestigen, dan werd spoedig van
hem verteld, dat hij met zijn familie
overhoop lag, dat hij was verbannen of
dat zijn wangedrag hem in de wereld
onmogelijk gemaakt had. Wat er van
waar was, kwam men nooit te weten.
Zoveel contact was er niet tussen de
bewoners van het kasteel en die van
de omliggende boerderijen. Als de
pacht maar werd afgedragen en men
elkaar enkele vast-bepaalde vriendelijk
heden bewees, kon ieder rijn eigen weg
gaan.
In die dagen woonde op het kasteel
een oude freule. Zij had althans de
naam dat zij oud was. Maar als men
haar zag, ging zij snel en kaarsrecht
en voor haar gericht had zij steeds een
sluier, zodat men de lijnen niet zien
kon. Bijna tien jaar had zij op het kas
teel geleefd en maar zelden ging zij
uit. Haar tocht op Zondagmorgen naar
de kerk was meestal de enige keer in
de week dat zij buiten kwam. Bezoek
kreeg zij nooit en de laatste tien jaren
was zij alles samen misschien ander
halve maand niet thuis geweest.
In het begin hadden de mensen nog
wel eens het vermoeden geuit, dat deze
vrouw te jong was om bij het spinrag
van een verbanningsoord thuis te ho
ren. Toen was het verhaal ontstaan dat
zij een vijfde dochter van een graaf
was en dat zij dom en leep was, dat de
graaf zich schaamde voor haar een man
te zoeken. Daarom werd de eer der fa
milie hier in veiligheid gebracht en
toen het kind verlept was verzoende
het zich met de beslissing.
(Wordt vervolgd)
„Amstelstationnnnn!"
Een gedeelte van de reizigers uit
het Zuiden springt uit de trein en
haast zich langs de trappen naar be
neden. In de enorme hal echoën een
paar kusjes als welkom. Vlak voor
de uitgangscontröle staat een onopval
lende man. Bruin is zyn pak en blo
zend zijn besnorde gelaat.
„Dame, mag ik de inhoud van uw
koffer even zien? Douane
Het jonge meisje slikt kennelijk een
scherp antwoord in en reikt de be
ambte haar koffertje over.
„Gus, meneer, als u maar voort
maakt, want ik heb een reuze haast."
„Kom nou, juffrouw, ik zou uren op
zö'n meisje wachten. Ik heb het al
bekeken, hoor, gaat uw gang maar."
Met dit eerste optreden heeft hy
zijn functie aan de volgende reizigers
verraden en de rij achter het hekje
mompelt:
JHoebestaotut-deseeseedee".
„Hij zit zelf zeker zonder spek en
boter thuis."
begrijp jij nou, dat iemand zich
voor zo'n baan leent?"
De douane-man heeft weer iemand
op het oog.
Douanemeneer, mag ik uw tas
even bekijken?"
„U moet mij niet hebben, maar dit
vent daar."
Zijn vinger wijst naar een hollende
figuur in de hal. De handlanger gaat
al aan de haal.
„Hoeveel zijn dat er?" De beambte
graait in de actentas door pakje*
haaknaalden.
„Geen flauw idee."
Dan tasten geoefende handen ineens
het lichaam van de smokkelaar af. De
handen glijden langzaam over rug,
borst en schouders.
„Trek je jasje maar eens uit, va
der."
Het smokkelvest is een kunststuk.
Waar maar mogelijk, zitten zakken en
zakjes. De forse figuur van de smok
kelaar is geslonken tot een miezeryj
mannetje.
„Ifc schat het op 70.000 naainaalden.
Klopt dat zo ongeveer?"
„Tel ze maar na, hoor. Ik weet
niks."
„Ga maar eens mee naar kantoor,
man, dan zullen we het wel eens uit
zoeken. Tja, wie zijn gbrandt»
moet op de blaren zitten."
In Leiden worden op het ogenblik
opgravingen verricht achter de NeéL
Herv. Kerk te Rijnsburg, de plaats
waar vroeger een abdijkerk heeft ge
staan, die in 1574 tijdens het beleg van
Leiden werd verwoest. Bij deze opgra
vingen zijn belangwekkende vondsten
gedaan. Men heeft elf skeletten opge
graven, die naar men aanneemt, de stof
felijke resten van elf leden van het
graaflijke geslacht van Holland. Onder
deze skeletten vond men er een, waar
van de schedel ernstig beschadigd was.
Men acht het niet onmogelijk, dat men
hier te doen heeft met het skelet van
Floris V, die in 1296 in de omgeving van
het Muiderslot werd vermoord. De ge
schiedkundige bronnen maakten er
reeds eertijds melding van, dat zich in
Rijnsburg deze begraafplaats bevond,
maar daar was nooit een onderzoek in
gesteld,
Z. H. Exc. Mgr. W. Mutsaerts, bis
schop van 's-Hertogenbosch, zal Za
terdag 11 Juni a.s. in c.'e kathedrale ba
siliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch
de volgende H.H. Wijdingen toedienen:
H. Subdiaconaat aan de eerw. beren
J. H. F. Bekx, J. W. M. Bluyssen, F. J.
H. Boeken, A. J. J. Botden, R. Dekkers,
H. J. A. M. Dumoulin, P. C. W. van Er
ven, J. J. Th. Galema, A. W. M. de
Haan, W. C. A. van Heusden, J. C. van
den Hurk, B. A. J. Krijbolder, P. W.
Kurstjens, J. A. C. Ley ten. A. C. M.
van Loon. F. C. A. van Loosdrecht, P. H.
Raaymakers, G. P. F. Rooymans, H.
J. M. Speekenbrink, P. C. L. van de
Ven, A. A. Weyling, allen theologanten
van het Groot-Seminarie te Haaren.
H. Priesterschap aan de eerw. heren J.
G. E. van Bussel, J. C. v. Duynhoven,
C. M. J. v. Groningen, H. A. M. Hoppen-
brouwers, Th. C. J. M. v. Huygevoort,
A. M. v. Kessel. T. J. F. Klomp-Bue-
ters, W. M. P. Kruyssen, G. P. G. Lapi
daire, T. E. van Lierop, J. J. de Mooy,
J. F. M. v. Oosterhout, A. G. P. J. Rabou,
H. A. J. Schakenraad, J. C. M. Spierings,
P. B. X. M van Thiel, J. H. Toebes, L.
van der Veld'en, G. P. Verhoeven, A. J.
M. Vorstermans, H. M. van Weert, J. G.
M. Witlox, allen theologanten van het
Groot-Seminarie te Haaren.
Z. H. Exc. Mgr. W. Cobben,
apostolisch vicaris van Finland en titu
lair bisschop van Ammata, zal Zondag 12
Juni a.s. in de kapel van het Studiehuis
„St. Joseph" te Hees-Nijmegen de vol
gende H.H. Wijdingen toedienen:
H. Subdiaconaat aan de eerw.
frater G. Geerkens van de congregatie
der paters van de H. Geest: H. Diaco
naat aan de eerw. fraters G. C. Bou-
ritius, J. G. Soudant, L. C. van Egeraat,
P. G. Kortooms, A. T. van Schie, W. J.
Berkers, P. A. Clous, A. M. Vogelers,
R. L. Vroom, J. H. Boonen, W. J. Jon
kers, F. B. de Waal. J. Terhell, J. L.
Custers, W. J. Keijzer. B. S. van Oost
veen van de Priesters van het H. Hart
en aan de eerw. fraters L. Timmers. F.
Bull, J. Leers, J. Heuvelmans, L. Cor-
nelissen, J. Meeker. A. Vervoort, C. van
Vroonshoven, G. Wouters van de Kruis
heren.