LIJDEN De mooiste tijd van het leven Droom met open ogen STOPLICHTEN NOG ORANJE Wereldtoneel Mensen op reis Internationaal congres voor sociale werkers DWANGARBEID IN SOVJET-RUSLAND HET GEZEGEND GESLACHT temt dan «neemt! ZATERDAG 2 JULI 1949 PAGINA 3 blader een levend geloof in God raari 1 leven in zijn geheel één groot Ziih el. Het nederig aanvaarden van Vee? Wil, waarvan wij inderdaad Wa« ?,let kunnen begrijpen anders lij a. God Gód niet geeft zelfs aan Ven t ?n dood de enige zin, die het le un een overrijk bezit maakt Literaire kroniek VOORMOMIN Hel haft tt—n! N.V. Ml «uwe HAV Bank Bent U geboren tussen 22 Juni en 22 Juli? Adres aan Ministerraad UTRECHTSE STUDENTEN PROTESTEREN Brandende vraagstuk" VLIEGEN radicaal uitroeit Roman door C. ASTER O.f.m. Cap. Goedkope boeken uit Amerika naar ons land Er leeft in de mens van vandaag, méér dan vroeger, een groeiend verzet tegen moeilijkheden en lij den. Niet alsof de geslachten vóór ons tninder afkerig waren van de schaduw zijde van het leven; het zou onnatuurlijk zijn het pijnlijke boven het aangename te verkiezen. Maar men wist er beter tveg mee. Men was er diep van over tuigd in staat te zijn het lijden van deze aarde op zijn juiste waarde te schatten, het te zien als middel tot een alles over treffend doel, als een instrument in de hand van God, waardoor Hij ons weet te leiden tot onze eeuwige bestemming. Met andere woorden: een levend geloof iv i s t eenvoudig, dat het lijden een we zenlijk onderdeel uitmaakt van ons le ven, en dat het alleen maar verstandig is zich niet vruchteloos overigens daartegen te verzetten en het in nede rige onderworpenheid aan Gods Wil te aanvaarden als een middel tot eigen heiliging. Dat levende geloof nu ontbreekt de hedendaagse mens. Vandaar, dat hij geen raad weet met de moeilijkheden, die zich onafwendbaar herhaaldelijk voordoen; dat hij in opstand komt tegen Wat hij als onverdiende kwelling aan voelt. Soms komt men zelfs zó ver, dat God geen andere plaats meer inneemt in zijn leven dan die van voorwerp van beschuldigingen. Alsof God, Die alles voor ons gedaan heeft uit loutere liefde, er genoegen in zou hebben ons te pij nigen. Hoe men het nu ook bekijkt, het feit blijft bestaan, dat het leven op deze aarde heus geen zorgeloos bestaan is; dat ieder, vroeg of laat, zijn deel te dragen krijgt van het leed, waarvan de Wereld vol is. Verbittering en verzet maken het alleen maar erger. Daarover is wel iedereen het eens. Maar wat dan? Talloze systemen zijn in de loop van de tijd uitgedacht, die een houding voor stelden tegenover het onvermijdelijke lijden. Maar geen daarvan is bij machte gebleken op de duur te bevredigen. Geen wonder overigens. Dit wereldwijde pro bleem immers gaat ver boven de mense lijke mogelijkheden uit. Hier kan alléén God een afdoende antwoord geven. En dat antwoord heeft Hij gegeven. Eerst door Zijn openbaring tegen het einde van het Oude Testament. Later hoor het leven, de leer en het lijden van Jezus Christus. Na de zondeval in het Paradijs was de mens aan zich zelf overgelaten. Het uitzicht op de eeuwig- beid stond niet open als een troost voor de aardse moeilijkheden. Men wist, er Seen raad mee. Zelfs in het boek Job "lijft het „Waarom" van 'smans tegen slagen een groot vraagteken. Eerst het boek der wijsheid, waarvan de schrijver P°g geen vijftig jaar af stond van Chris tus' geboorte, schenkt het perspectief op de eeuwigheid. „Het mysterie van de dood en het hiernamaals", zegt drs. Eyckeler, „dat zulke tragische schadu wen wierp op de levensopvatting der vroegere schrijvers, klaart op. De hori zon breekt open. God heeft het biddend denken van de oude wijsgeren beloond door nieuwe openbaringen. Het graf beeft een tweede deur gekregen. Men gaat er niet slechts in, maar men raakt ook weer uit. Het graf is een door gang geworden naar de hemel, waar God de deugd beloont en de strijd van de rechtvaardige bekroont Het Nieuwe Testament, waarin God- zelf, Jezus Christus, ons de volle waar heid leert over oorsprong, aard en doel van het leven, laat over het lij den geen twijfel bestaan. Kort en bondig heet het daar, dat wij alleen door het lijden erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus kunnen worden, m.a.w. ons uiteindelijk doel kunnen bereiken. Een prettig voor. uitzicht is dat niet. Maar dat verandert niets aan het feit. Wij staan hier tegen over een mysterie van de oneindige wijs. beid van God, dat wij misschien alleen enigszins benaderen kunnen door een zo diep mogelijke inzicht in de oneindige be. lediging, die de Majesteit Gods is aan gedaan door de opstand van de eerste °hders in het paradijs. Hoe het ook zij: God-be staat! En wel als opperste Heer en Meester van al het geschapene. Zijn wet- Jen bezitten zonder beroep het alléén- bepalingsrecht in alle dingen Verzet daartegen loopt noodzakelijk uit op de- l'nitieve ohdergang. Terwijl het nederig aanvaarden ervan het menselijk leven °P volkomen bevredigende wijze vult zowel hier op aarde als in het hierna- Jhaals. Sint Paulus is de man, die weer heel duidelijk de juiste verhoudingen Vastlegt. „Het lijden van deze tijd weegt biet op tegen de heerlijkheid, die ons Zal worden geopenbaard". Het gaat er dus om in zuivere realiteitsgeest het zwaarst te laten wegen, wat het zwaarst !s. De eeuwigheid tegenover het korte, Vergankelijke bestaan hier op aarde. Maar bovendien: er ligt een wezenlijk Verband tussen deze beide. De mate van onze gehoorzaamheid aan God bepaalt de aard van onze eeuwigheid. Zo zijn de feiten. Nu is het een feit, dat wij ons meer aangetrokken voelen door de onmiddel lijk tastbare dingen van deze aarde, dan door een belofte voor een„verre" toekomst. Daarenboven binden de harde strijd voor het bestaan, onze innerlijke Verscheurdheid, factoren van erfelijk heid en milieu, en niet te vergeten het Bekonkel van de „helse tegenspeler Gods" ons zó vast aan het voorbijgaand stoffelijke, dat de eeuwige waarden op de achtergrond raken. Dat het veron achtzamen hiervan de druk van alle ?®rdse moeilijkheden en lijden wezen- bik verzwaart en vaak tot volslagen tvanhoop leidt is de tragische maar on vermijdelijke sanctie, waarmee.de na- ttiur van de mens reageert op het ver beken van de band met haar eindbe stemming. j).Pe hele Schepping, redeloos en rede lijk, is aan de slavernij der verganke- 'Jkheid onderworpen met alle gevol- p b van dien: rampen, lijden, dood, als «volg van de vloek, die de mens ge- roffen heeft. Maar zij „reikhalst naar openbaring der Kinderen Gods," i*tom. 8, 19-21) naar de uiteindelijke "evrijding, welke, bij het laatste oor- ?.ecl, als Gods heerlijkheid zich defini- 'cf openbaart, en de heerschappij der Ohde voor goed wordt vernietigd, t e amen met de volkomen vrijheid „er Kinderen Gods verwezenlijkt zal jV°rden. Ondanks de verlossing en de Jijbade blijven wij hier op aarde aan Jden en vergankelijkheid onderwor- en tot zekere hoogte ook aan de oude. Maar wat er in dit stoffelijk le- al aan leed en lijden ons deel zal vJb, „de tijdelijke, lichte verdrukking erwerft ons een eeuwig gewicht van Eerlijkheid." (2 Cor. 4-17). j Hoe meer wij in staat zijn onze waar- oordelen af te stemmen op het be- (jbste streven naar ons eeuwig levens- a,.el, des te scherper zal de zin van (j'es in ons leven ons duidelijk wor- hoi j Met het groeien van dit inzicht en i de l°ename van innerlijke nfl(t bb levensharmonie gelijke tred. Des te om r zal °°k onze blik worden op de V, (brmijdelijkheid van leed en lijden, Wet wij dan bovendien nog zullen tot vruchtbaar te maken als middel de ültboeting van eigen schuld en tot aj, zo onmisbare zelf-bevrijding van hienS' Wat ons uitgroeien tot volmaakte ï1 en volmaakte christenen in de W®S staat. De mooiste fijd van het leven vormen misschien de jaren, waarin men van jongen tot man en van meisje tot vrouw rijpt. Dan is bijna iedereen een beetje dichterlijk aangelegd. Volkomen begrijpelijk eigenlijk. Want in die jaren gaat de wereld open als een grote, geheimzinnige bloem. LEVEN moet met hoofdletters worden geschreven. Ongekende krachten en verlangens ontwaken. Het hart is beurtelings fantastisch gelukkig en verschrikkelijk ongelukkig. „Hïmmelhoch jauchzend zum Tode betrübt; glücklich allein ist die Seele die liebt," schreef Goethe en deze uitspraak heeft men sindsdien her haaldelijk gebruikt om de overstel pende gevoelens aan te duiden, die zich van ons meester maken, zolang wij nog jong zijn en tegelijk reeds zo oud als de wereld zelve. Want dit schijnt 't geheim tussen ons en de wereld: dat wij beiden reeds eeuwen en eeuwen oud waren en al die tijd samen door de ruimte wentelden, totdat wij nu, 15, 16, 17 jaar oud mis schien, ontdekken, dat die vertrouwde wereld zich van ons loswentelt en onze tegenspeler wordt. De jonge mens wordt als een eigen wereld de ruimte ingeslingerd en moet daar eenzaam, zeer eenzaam branden. Hij leert de wereld der mensen op een afstand beschouwen. Er ontstaat, om even wijsgerige termen te gebruiken, een relatie tussen subject en object. De wereld, als object gezien, schijnt een smeltkroes te zijn van idealisme en cynisme, jacht naar geluk, groot scheepse verwachtingen, teleurstel ling, wrok, berusting, doodsverlangen, heimwee tenslotte naar een betere wereld. En dan begint het kind rijp te worden voor de ervaring, dat het leven een opgang is van bloeien naar rijpen en sterven, om herboren te worden in het eeuwige leven. Is het nu verwonderlijk, dat zo veel jonge mensen, geworpen in deze smeltkroes van emoties, dichterlijk zijn aangelegd? Het is eigenlijk van zelfsprekend. Want wat is het dichter schap in principe méér dan een zuiver afgestemd-zijn op emoties? En is er een sprekender emotie, dan de ontdek king van het eeuwig, bloeiende, rijpen de en stervende leven? Binnen deze horizon van leven liggen tenslotte alle ontroeringen vervat, aardse en hemel se. De verliefde stemmingen der acht tienjarigen evengoed als de mystieke ervaringen van het geloof, zoals onze middeleeuwse dichteres Zuster Hade- wych ze beschreef. Het zijn twee uitersten, die hier werden genoemd, maar zij raken aan dezelfde gezichts- einder. Laten wij de zaak simpeler stellen en even speculeren over het feit, dat het dichterlijke in ieder van ons schuilt. Laten wij ons gezichtsveld eens beperken tot het vierkant van een slaapkamerraam. Wie heeft niet eens toen hij ziek was en in bed moest blij ven, door het raam naar buiten liggen turen, naar de grillige figuren der wol ken tegen het blauw van de lucht? Het was ontegenzeglijk een boeiend kijkspel, dat uren kon duren, tot men moe werd in zijn ogen en dromend in slaap viel. Toen men beter was en weer mee liep in de tredmolen van alledag, dacht men niet meer aan die drijvende berg landschappen, bevolkt met wonderlijke wezens. Men had geen tijd meer, om zich al die gefantaseerde sprookjes te herinneren. Zo zijn er veel mooie en prille dingen in ons, waarvoor we geen tijd meer hebben. Innerlijke belevenis sen, luchtkastelen en vreemde rijpings processen, die wij verdrongen hebben naar een stoffig hoekje van onze her innering. Eigenlijk zijn wii allen kunstenaars in onze fantasie. Dromers met open ogen. Maar er is voor de droom practisch geen tijd en geen plaats meer in de werkelijkheid. Deze betekenis van het woord droom even vasthoudende, kan men zeggen, dat de creërende kunstenaar droom en werkelijkheid voortdurend op elkaar in laat werken, en als zoda nig leeft hij voortdurend in „de mooi ste tijd van het leven" die wij hierbo ven aanduidden. Wie met verbeeldingskracht de werkelijkheid inkijkt, ontdekt, dat niet alleen de mensen, die ren en planten met een eigen, myste rieus leven zijn omsponnen, maar dat ook de zogenaamde dode dingen een stille, levende sfeer ademen. Inder daad de sfeer van een stilleven, van een schilderij, dat met liefde voor de stof werd geschilderd. Men moet een kinderlijke of primi tieve fantasie hebben om dit leven van ogenschijnlijk dode dingen te kunnen meevoelen, en hiervoor is in de dagelijkse werkelijkheid gewoon lijk geen plaats meer. Slechts de fan tasie van de kunstenaar en van het kind wordt nog voortdurend door „stillevens" geboeid. Lees bijvoorbeeld, hoe de begaafde dichter Leo Vroman in zijn novelle „Tineke" een ontbijttafel ziet. Tineke is veertien jaar oud. Haar fantasie werkt op volle toeren, nu ze op een stralende zomerochtend de serre bin nenkomt: „De tafel stond gedekt voor het ontbijt. Rijke massa's kersvers, on- gebezigd zonlicht stortten zich er over uit. Het wittebrood lag egoïs tisch en onhandig over de ontbijt koek in zijn schaal. De ontbijtkoek rustte met zijn achterhoofd pijnlijk gekreukt, juist op de richel van een plakje roggebrood. In de tropen- luwte onder zijn paars aangelopen stolp hurkte de jonge kaas, gekweld door ongezonde dromen. In de jampot worstelde de bessengeur en duwde hopeloos tegen het stijf- gesloten deksel. De broodrooster, vermoeid maar toch nog schrap staande tegen de trekking van het zwaar afhangend snoer, voelde de warmte als een valsgerichte prik kel, van buiten gaand naar binnen; voor lièm in strijd met alle wetten der natuur. Hij stuurde dwaze klei ne stromen door zijn draad, een ongemerkt protest. Intussen kwam de schaduw van het groene rolgor dijn, dat boven de geopende tuin deuren hing, over de tafel groeien els een lange koele zone. Het on gebruikte bordje was er in gehuld. Nu volgde het gekookte ei, einde lijk met een kans om af te koelen. De kaas ontwaakte bij het zien van de verandering. De jam geraakte langzaam uit de zon en kwam tot rust. Toen de wereld eenmaal zo ver was gedraaid, kwam er een voetstap nader en Tineke zette zich aan het ontbijt." Vroman schreef deze poëtische no velle in Japan. Onlangs werd de uit gave van het boekje eervol vermeld in de van staatswege uitgeschreven prijs vraag voor het best-verzorgde niet- bibliophiele boek. Vroman, die mo menteel in Amerika woont en bioloog van beroep is, heeft zijn werkje zelf geïllustreerd. In zijn tekeningen, zijn proza en in zijn poëzie blijkt Vroman een kunstenaar te zijn met een bijzon der fijn gevoel voor het leven der na tuur in samenhang met het rijpings proces van de jonge mens. Zo ook in de novelle „Tineke". Hierin verbeeldt hij op sublieme wijze en zonder dat hij in triges nodig heeft, Tineke's ontwaken van meisje tot .vrouw. De manier waarop hij dit thema met „stilleven fantasieën" en met natuurlyriek om speelt, alsmede de aard van Tineke's subtiel ontwaken in het leven, roept in de verte vergelijkingen op met „De Kleine Johannes" van Frederik van Eeden en met „Erik" van Godfried Bo- mans. Het verhaal „Tineke" is echter niet wijsgerig of grappig, maar puur poëtisch. Ondanks de al te prècieuze stijl hier en daar, is het een juweeltje van een novelle. NICO VERHOEVEN. L. Vroman: „Tineke", Querido. Amsterdam. Zotfxh t»« roor veilig verkeer kon Met voorkomen, dat •r nog dagolljkt vele ongevallen voor komen. Met een oagevoHeiipoJi* hi Uw be* voorkomt geen ongeval, wear net kon dan niet voorkomen, dot er finan ciële zorgen uit voortkomen. Een ongevakenpoMt van de geeft U die nekerkeld neg HÏDÏK i*KcJtd»#«n Van 9 tot en met 9 Augustus a.s. wordt te Nijmegen het Internationale Congres van de Maatschappelijke Werksters en Wer kers gehoden. h'Union Catholique Inter nationale de Service Social, welke te Brus sel zetelt, heeft het nodig geoordeeld, de betekenis van de verantwoordelijkheden, die ieder mens in het algemeen en de so ciale werker in het bijzonder heeft te dragen, nader te belichten. Een drietal con ferenties staan op het programma en zuilen worden ingeleid door Mile Elmiger, voor zitster van de Association Suisse des As- sistantes Sociales Catholiques, door Dom Lejeune O. S. B. en door Mile Lavoine, hoofd-maatschappelijk werkster van de Franse Spoorwegen. Het is voor de eerste maal dat een dergelijke internationale ma nifestatie in Nederland wordt gehouden. 27. Eric's adem stokte een ogenblik toen hij de oude koning zo onomwonden zijn twijfel hoorde uitspreken. Een ogenblik stond hij onbeweeglijkde ander strak aan ziendterwijl duizend gedachten door zijn brein woelden. Dit was het moment dat hij steeds gevreesd had. Reeds verwachtte hij de oude vorst met een enkele kreet de wacht te horen alarmeren, en zochten zijn ogen naar iets dat als wapen dienst kon doentoen de heerser der Ozmecs hem voor de tweede maal voor een verrassing stelde. „Vrees niet," klonk zijn zachte stem. „Ik kan een geheim bewaren. En zeker wanneer het mijn eigen belang is Eric's ogen vernauwden zich een ogenblik. „Ge bedoeltvroeg hij hard zonder zijn zin af te maken. „Ik bedoel, dat ge niet de Zoon-van-de-Zon zijt," fluisterde de ander, „maar toch komt ge als door de Voorzienigheid gezonden." Er was een weemoedige onder toon in zijn stem en toeh Eric naar het, door ontelbare fijne lijnen doorsneden gezictit van de oude heerser staarde, kreeg hij ineens de indruk dat deze man veel verdriet had doorgemaakt en nóg doormaakte. „Wat bedoelt ge, o koning „KoningDe oude vorst haalde schamper de schouders op. „In naam ja. De ware heersers zijn zij, die ik op uw verzoek zo juist heb weggezonden. Zij zijn het die het volk der Ozmecs regeren. Door hun afgodische erediensten boezemen zij het volk angst in, en door deze angst hebben zij mijn onderdanen in hun macht. Tyran- nen Zijn zij, wreed en onmenselijkdie het volk tot op 't merg uitzuigen. Uw komst als Zoon-van-de-Zonis hun zeer onwelgevallig. Ik waarschuw u als vriend, in de ogen van het volk geniet gij nu immers meer aanzien dan zij. Doch misschien is dat juist de gelegenheid waar ik altijd op heb gewacht; misschien kan ik met uw hulp mijn arm rijk bevrijden van de plaag, waaronder het reeds lang gebukt gaat." Op datzelfde ogenblik vond in een ander vertrek van het paleis een bijeenkomst plaats. Met een indringend gebaar boog de enogige zich naar de anderen, waarbij hij gromde: „Ha, gij dwaalt wanneer ge deze goudharige vreemdeling voor de Zoon- van-de-Zon aanziet. Ik geloof het niet. Maar het volk gelooft heten dat is erg genoeg! Als wij niet oppassen zal deze man onze macht ondermijnen. Weest ver standig! Helpt mij hem onschadelijk te maken!" De Sovjet-Unie heeft haar gedrag op de laatste Parijse viermogendhedencon- ferentie tegenover Oost-Europa willen verantwoorden en tevens het Westen in slaap willen sussen door een verkla ring af te leggen, waarin zij haar tevre denheid uit over de resultaten van deze bijeenkomst. Daarvoor werd de vorm gekozen van een door de Sovjet-minis ter van Buitenlandse Zaken Vishinsky aan de officiële Moskouse bladen Pravda en Izvestia „toegestaan inter view". Dat deze verklaring vooral ook zo snel mogelijk onder de. ogen van Westerse belanghebbenden moest komen blijkt onder meer wel uit het feit, dat het 4200 woorden lange artikel, op de ochtend van verschijnen reeds, in ver taling door de Sovjet-ambassade in Londen verspreid werd. „De internatio nale atmosfeer is opgeklaard", zo ver klaart Vishinsky, en zo riepen in alle toonaarden de laatste dagen de officiële Russische dagbladen. Natuurlijk be roemen zij zich er op, dat „deze voor uitgang in de richting van internatio nale samenwerking", zoals een dezer Sovjet-bladen de jongste ontwikkelin gen kenschetst, slechts aan het krachtig optreden der Sovjets op deze conferen tie, en elders op politiek terrein, te dan ken is. Een simpele reactie, nadat presi dent Truman reeds onmiddellijk na af loop van de Parijse vergadering het tegenovergestelde gezegd had. Als mi nister Vishinsky in zijn interview spreekt over de te Parijs gemaakte af spraak om vertegenwoordigers van de Vier de Berlijnse kwestie te doen be spreken en de handel tussen Oost en West te doen hervatten, maakt hij bo vendien een wel zeer misleidende op merking. Hij concludeert namelijk, dat deze overeenkomsten in „de geest van Potsdam" getroffen werden. In Potsdam werd echter vier jaar geleden vastge steld, dat de Vier mogendheden het recht hadden gemeenschappelijk vol ledige bevoegdheid uit te oefenen in zaken, die Duitsland als geheel betrof fen. Nu echter zal er op zijn hoogst van zeer vaag overleg sprake kunnen zijn. Toen Molotov nog Ruslands minister van Buitenlandse Zaken was, gaf de agressieve Sovjet-politiek de stoot tot een krachtige Westerse reactie. Het Marshall-plan trad in werking en droeg aanzienlijk bij tot een snel economisch herstel van West-Europa, waardoor grote sociale ontevredenheid die maar al te gemakkelijk tot communisme kon leiden voorkomen werd. Na de Westerse Unie ontstond net machtige defensieve bolwerk het Atlantisch Pact, intussen werd' hard gewerkt aan een Verenigd (West) Europa en is reeds de Raad van Europa opgericht. Dit machtig verzet van het Westen, in antwoord, op de dreigende houding van Sovjet-Rus- land, heeft Moskou, zoals reeds na de Parijse conferentie door minister Ache- son werd' opgemerkt, van het offensief zelf in het defensief gedreven. Door het doen van enige concessies en door een minzamer toon aan te slaan, hoopte het Kremlin ongetwijfeld na „Parijs" de bevolking van de Weste lijke wereld tot de gedachte te brengen, dat grootscheepse bewapeningsplannen nu niet meer zo snel ten uitvoer be hoefden te worden gebracht. Kortom, dat de Westerse Unie en het Atlantisch Pact van minder belang zouden zijn ge worden. Voorts hoopten de Sovjets het Amerikaanse Congress het idee te geven, dat het met het Marshall-plan nu wel wat kalmer aan kon. De zojuist door Vishinsky afgelegde verklaring heeft ongetwijfeld mede het doel gehad (c.m. blijkens de verzekering dat ook de Sovjets tot concessies bereid zouden zijn) de Westelijke waakzaamheid te doen verslappen, waarmee de Sovjet intenties maar al te goed gediend zou den zijn. Vlak voor Molotov's aftreden stonden aan het einde van de Westelijke poli tieke verkeerswegen alle stoplichten op rood. Intussen zijn ze successievelijk op oranje gesprongen. De Russen zouden niets liever zien, dan dat ze nu alle op groen zouden worden overgezet. Maar de Westerse politieke verkeers agenten zullen de schakelaar zeker voorlopig niet in deze richting over halen. Dan hebt l) een goed geheugen, bent U huiselijk en houdt U van gezelligheid thuis. Dan hebt U verering voor tradities en familie- gebruiken. Zulke mensen drinken, van vader op zoon, een zachte fijne Geneva; OUDE VLEK uit Delft. Bern V toevallig in de volgende periode (2) Juli-22 Augustus) jangf Schrijf dan om een gratis OUDE VLEK- analyse aan Vlek Sc Co. Delft. De Nederlandse Bond van HnU- en Grondeigenaren heeft in een adres aan de ministerraad en de beide Kamers der Staten Generaal verzocht af te zien van het voornemen tot invoering van een huurbelasting en van verhoging van het registratierecht van 5 tot 6 ZWITSAL FABRIEKEN APELDOORN (Van onze correspondent) Utrechts katholieke studenten hebben gisteravond een actie ingezet tegen de vertoning van de film „Het brandende vraagstuk". Zij hebben een tienduizend exemplaren laten drukken van een pamflet, dat zij bij de ingang van het bioscooptheater uitreiken aan hen, die de voorstelling willen bijwonen, Daar in protesteren zij tegen vertoning van de film, omdat daarin het doden van ongeboren levens zij het slechts in bepaalde omstandigheden wordt goedgekeurd en omdat door een open bare behandeling het onderwerp tot een voorwerp van sensatie wordt. De studenten hebben de burgemees ter verzocht de voorstelling te doen staken en zij hebben zich voorts ge richt tot de katholieke gemeenteraads fractie, tot de R. K. Artsenvereniging, de Rijks- en de Kathh. Filmkeuring. Bij de uitdeling gisteravond aan de bios coop deden zich geen incidenten voor. (Vervolg van pag. 1) Slavenarbeid maakt een essentieel deel uit van het Sovjet-systeem. Ten eerste voorziet deze in goedkope arbeid voor de ontwikkeling van ondernemin gen in verafgelegen wildernissen, zon der dat daarvoor uitgaven nodig zijn voor lonen, redelijke levensomstandig heden en sociale voorzieningen. Ten tweede stelt deze slavenarbeid de Geheime Politie in staat zich van ieder een te ontdoen, van wie het twijfelach tig is of hij zich volledig en zonder cri- tiek aan de communistische heerschap pij onderwerpt. Dit slaat niet alleen op personen, maar op hele bevolkingen en klassen, in het bijzonder de bevolkingen van de door Rusland overweldigde gebieden, of van provincies van Rusland zelf, waar het communistische bewind niet populair is, en vooral ook op de onafhankelijke boer (eigenaar),' de Kulak-klasse. Zo werden in 1940 meer dan een miüioen Polen uit Oost-Polen gedeporteerd, van wie er in twee jaar tijds 270.000 stier ven. In hetzelfde jaar werden honderd duizenden Litauers, Letten, Esten, en Bessarabiërs gedeporteerd, toen Rus land deze landen overweldigde. De derde rol, die de slavenarbeid in het Sovjet-systeem speelt, is die van een dreiging, die permanent over de hele werkende klasse van het land hangt Er Is aan middel, dat MUGGEN O.D.T.-POEDER in de practische. voordelige stuifzak 65 cent en haar dwingt haar lange werkuren en strenge arbeidsvoorwaarden te accep teren, teneinde een erger lot te ontko men. Deze slavenarbeid versterkt ook an dere dwangvormen en controle, waar aan de Sovjet-arbeiders zijn onderwor pen. De zogenaamde vakverenigingen zijn niet, zoals in andere landen, orga nisaties van arbeiders, die hun eigen belangen beschermen, maar organen van de regering, om de discipline te handhaven. Dan is er nog het beruchte systeem van het „arbeidsboekje", dat elke arbeider bij zich moet dragen zo lang hij leeft. Het bevat alle gegevens over zijn persoon, met alle bijzonder heden over enigerlei overtreding, die hij mocht hebben begaan. Hij kan niet van werkgever veran deren, tenzij de Sovjet-ambtenaren mochten besluiten hem naar een an der deel van het land te zenden, waar behoefte aan arbeidskrachten zou kunnen zijn. Dit wordt allemaal in zijn arbeidsboekje opgetekend en er is geen ontkomen aan. Verder bestaat er in Rusland niet zoiets als een werk loosheidssteun. Dit alles maakt het gemakkelijk te begrijpen, dat Rusland er op pocht, dat er geen werkloosheid in de Sovjet-Unie heerst. Er is altijd plaats voor een paar honderdduizend mensen meer in de sla venkampen. Waar het Sovjet-imperialisme zich over Europa heeft verspreid^ daar heeft het het systeem van de dwangarbeid met zich gebracht In Bulgarije zijn in 1945 bij de wet „commissies voor ar- beidsopvoeding" ingesteld. Het daarop volgende jaar werden bij de wet „leeg loperskampen" ingericht waar mensen 32 Ik was een misdienaar vol ijver. Mis schien niet om de reden, die mijn va der of de pastoor ervoor wensten, maar ik was het. Eenvoudig omdat het je trots maakte. Misdienaar zijn brengt je op plaatsen, waar andere jongens nooit komen. Het geeft je een sfeer van goed- op-de-hoogte-zijn met dingen 'waar an deren niets van weten. Het maakt je vertrouwd met zaken, waar ook groten een huiver voor hebben en als je een beetje gewiekst bent ken je de preek van de pastoor al voor de mis begint. Natuurlijk was ik met die houding niet aanstonds klaar. Eerbiedig en bang ging ik de eerste keer de sacristie bin nen. Ik moest nog ingeleid worden ln dat clubje van belhamels, dat de mis dienaars in die tijd vormden. Maar mijn eerste schroom was spoedig weg, toen ik ontdekte dat de jongens, die zo voor beeldig aan het altaar zaten, in de sa cristie vlegels waren, die stoeiden, to gen kapotscheurden, met kaarsvet gooi den en in de tuin van de pastoor ap pels weghaalden. Al gauw deed ik mee en ik voelde mij verplicht nog meer te doen dan an deren. Het werd een lust het eerst van allen in de sacristie te zijn en een plan voor kattekwaad klaar te hebben als de anderen binnenkwamen. Het meest prikkelende van het misdienaarsleven had ik ontdekt; je kon naar hartelust plezier maken als je maar je mond hield, hoe opgewonden je er ook over was. Een maand later moesten wij voor de eerste keer dienen. Andere jongens had den ons met het Latijn bekend ge maakt. We struikelden over al die vreemde letters, maar tenslotte beweer den we dan, dat wij het kenden. De pastoor overhoorde ons: er deugde niets van. We moesten nog maar eens begin nen. We deden het mistroostig. Toen vertrouwden de oudere misdienaars ons toe, dat het voldoende was als wij het eerste en het laatste woord duidelijk zeiden en er tussenin alleen maar wa-wa-wa-wa-wa. Zij deden dat ook al tijd. Toen wij dit misdienaarslatijn dus kenden gingen wij dienen. Het priester koor leek een oneindige ruimte. Op het altaar konden wij de weg niet vinden en als je een stap verkeerd deed, kwam je nooit meer in het goede spoor. Want de ogen van alle mensen in de kerk voelde je op je rug steken. Eigenaardig is, dat je onder al die geluiden van een volle kerk plotseling de kuch van je moeder herkent. Heb ik iets verkeerd gedaan? Maar het meest verbazingwekkende is, dat plotseling allé mensen over je beginnen te praten. Overal waar je komt bemerk je, dat je een der belang rijkste personen uit de omgeving ge worden bent. Iedereen heeft je gezien. Je wordt geprezen en er rond om heen weeft men een gesprek over kerkelijke en wereldlijke zaken, dat je een gevoel geeft of je alles persoonlijk in handen hebt. Dat was echter spoedig afgelopen. Het misdienaarsleven werd iets vanzelfspre kends, waar niemand nog aandacht aan schonk. Voor mij bracht het veel lasten mee. Halve tijd moest ik heel de week naar de kerk. Dat betekende dat ik eerder dan andere kinderen uit bed moest. Zij hoefden pas om negen uur op school te zijn. Ik moest de weg alleen afleg gen tot ik aan de zijweg kwam, waar aan Van de Beemden woonde. Daar kon ik op Karei wachten. Althans in de eerste tijd, toen ik nog vol ijver was. Later wachtte Karei meestal op mij, of was alleen naar de kerk gegaan omdat hij bang was anders te laat te komen. Vooral in de winter vond ik het ver velend. Het was koud en ik durfde niet te zeggen dat ik in het donker schrik had. Als mijn vader mij niet altijd ge wekt en aangespoord had, zou ik het zeker niet volgehouden hebben. Wel begon ik te begrijpen waarom juist Karei uitgekozen was als vertegen woordiger van het kasteel. Reeds toen zag ieder iets bijzonders in hem. Zelfs wij aanvaardden hem, onbevochten, als onze leider. Hij wist altijd iets te ver zinnen als wij alleen waren, verdedigde ons als wij onschuldig waren en bracht ons niet aan als wij ons misdragen had den. Wü aanvaardden zijn leiding omdat hij boven ons uitstak. Hij was veruit de eerste met zijn ideeën en zijn spontane handelingen. Maar hij werd er niet merkbaar trots onder. Hij stapte niet hard door de kerk en schreeuwde zijn antwoorden niet zo luid dat het boven het zangkoor uit te horen was. Toch hielden wij daar een wedstrijd in. Het was een goed middel om de aandacht op ons te vestigen. Karei was altijd eerbiedig, zijn stem klonk helder en onbevangen, maar hij schreeuwde nooit. Alles merkte hij op en hij was met alles precies op tijd. Bovendien kon hij vlot leren en thuis was hij gewillig. Dat alles schenen de mensen plotse ling te bemerken, nu Karei misdienaar geworden was. Want spoedig hoorden wij nergens over praten dan over die parmantige misdienaar van Van de Beemden. Het leek er op of de mensen alleen maar naar de kerk kwamen om hem bezig te zien en hem daarna te prijzen. Wij konden niet meer in hun gunst komen, hoezeer wij ons ook in- 'spanden. Men keek over ons heen of vond ons vervelend. De enige die met hart en ziel misdienaar was en er geheel in op ging was Karei van de Beemden. En wat iedereen verwachtte gebeur de. Op een keer riep de pastoor alle misdienaars bij elkaar. Karei stond naast hem. een beetje trots en zenuw achtig. Wij kregen instructie voor een plechtige lükmis. De wierook werd na tuurlijk aan Karei toebedeeld, omdat wij het vat toch maar overal tegën aan sloe gen. Wij letten niet op, zei de pastoor. Wij stonden maar rond te kijken. Dan moest het wel verkeerd gaan. Daarna kregen wij de meer ongevaar lijke functies toegewezen. „Maar let op het kaarsvet, ezels. De superplies moe ten toch al zo dikwijls gewassen wor den, met die smerige handen van jullie. Laat eens kijken.... Wat moet er van zulke vuilpoetsen terecht komen? Kijk liever naar Karei. Die zorgt dat zijn handen schoon zijn. Hij gaat dan ook naar het seminarie." Wij begrepen natuurlijk niet waarom schone handen een van de voornaamste eisen zijn op een seminarie, zoals wij eigenlijk nooit begrepen waarom de pastoor aan het mopperen sloeg. De ene morgen deed hij het en de andere niet. Waar dat aan lag konden wij nooit ont dekken. Het kwam echter zo dikwijls voor, dat het geen indruk meer maak te. We werden er alleen wat ruw en smij tachtig onder. Eigenlijk was het niet meer dan een manier van spreken van onze pastoor. In de grond was hij verlegen en kon niet uit zijn woorden komen. Daarom flapte hij er ook ineens uit, dat Karei naar het seminarie zou. Het was de eerste mededeling die er over gedaan werd. Als een lopend vuur tje brachten wij het nieuws overal rond, blij dat de misdienaars weer eens de eersten waren, die hiervan op de hoogte kwamen. (Wordt vervolgd) „Hierso foei je nou de polsslag fan het grotestadsleven," constateert Arie bij de uitgang van het Centraal Sta tion. ,fa, hier ken je ze zien rennen," valt Jen zijn collega bij. Een zwarte stroom reizigers deint uit de donkere tunnel, wordt ge zeefd door de vier uitgang-controles, om dan naar alle richtingen uit te waaieren. Onder de overkapping rek ken zich de nekken van de afhalers. ,X>ag tante, fijn dat V er bent, goeie reis gehad?'' „Ha die Kees, zat ju ook in deze trein?" Niemand, die hier zin gewone tem po loopt. Alles rent, iedereen heeft haast. Vertegenwoordigers spurten hun tram na, heren met een bloem in hun knoopsgat en 't avondblad in hun zijzak haasten zich waardig naar de taxi-standplaats, terwijl dames van alle leeftijden haar hakken naar bui ten gooien om gauw maar gracieus haar doel te bereiken. „Kaak daor us ankommef Twee jochies gapen hun mond open, om de ze voorlopig niet te sluiten. Twee Brits-Indiërs, met knalgele tulban den, tochtlatten die de hele wang be dekken en een huid als een gepotlode kachel schrijden langzaam op de poh- tie-agent toe. Victoriahotel, jes seur, daro over de bridsj." „Nee, papa, geen taxi, we gaan met de tram. Die week heeft al genoeg geld gekost," beslist een roodgestoof- de Ma aan het hoofd van een stel ver moeide en melige kinderen met em mers, scheppen en zeilbootjes. „Moe, mag ik een ijssie?" „Nee, we gaan naar huis." Pa is kriegelig vanwege zijn Schillerhemd en zijn tennisschoenen, de twee lood zware koffers en de bevolen tramrit. In de tunnel wuift een twee-meter lange jongeman. Buiten beantwoordt een klein, slank meisje deze groet. Hij stormt het laatste stukje naar buiten, knakt doormidden, opent zijn lange armen als twee pieren, waarin het meisje veilig landt. De kus echot onder de kap. ,tfé meneer, meneeer De controleur doet de ketting dicht en wandelt rustig naar het paar. trAls ik even storen mag, meneer, geeft mij Uw hele kaartje, ook het retourtje. Misschien is het de bedoe ling. want ik ging nooit meer terug als ik zo'n meisje had Als pijnen U kwellen die geacht worden niet behoorlijk in het productieproces te zijn opgenomen, voor zes maanden zware arbeid kunnen wor den heengezonden. In Tsjechoslowakije bestaat een wet van 25 October 1948, die zegt dat per sonen tussen 18 en 60 jaar, die ,.de lijn trekken" of „de volksdemocratische or de" bedreigen, veroordeeld kunnen wor den tot dwangarbeid voor een periode van drie maanden tot twee jaar. In Roe menië, Hongarije en Polen bestaan soortgelijke systemen. In Duitsland behoort de uraninm- mijn te Aue in Saksen tot de belangrijkste slavenarbeidsprojecten. De Russen houden de concentratiekampen, die door de Nazi's berucht zijn gewor den (Buchenwalde en Sachsenhausen daarbij inbegrepen), nog steeds in stand. Onder de bewoners van deze kampen ten getale van 250.000 personen bevinden zich vele democraten, die ml jaren achtereen in dezelfde kampen hebben doorgebracht wegens hun tegen stand tegen de Nazi's. Het is bekend, dat er sinds de oorlog meer dan 10.000 mensen in deze kampen zijn omgeko men. Officiële woordvoerders van vele landen, die in de in Maart 1949 te New York gehouden vergadering van de Economische en Sociale Raad een beroep hebben gedaan op de Verenig de Naties, om een onderzoek naar dit onmenselijke systeem van slavenar beid in te stellen, schatten het aantal gevangenen in de Sovjet-kampen op vijf tot twaalf millioen. De Sovjet-gedelegeerde beschreef de ze kampen als goed geleide „verbeter kampen", maar weigerde in te gaan op elk voorstel om aan internationale ar beidersvertegenwoordigers toe te staan deze kampen te bezoeken. In een land, dat zich er op voorstaat het paradijs der arbeiders" te zijn, moet het afschuwelijke geheim van die slavenkampen natuurlijk met de groot ste angstvalligheid voor de buitenwe reld worden bewaard. De New American Library, uitgeefster van de ook in Nederland bekende Pen- quin- en Pelican-books, voert op het ogenblik met gebruikmaking van het Marshall-plan haar uitgaven in. Zij dra gen tegenwoordig de namen „Signet"- en „Mentor"-books; onder <?e eerste valt de „fiction"-groep. Onder de tweede ho ren de populaire-wetenschappelijke uit gaven thuis. Het formaat is steeds een der, klein genoeg om het boeltje gemak kelijk in de zak te steken; de oenslag is kleurig en aantrekkelijk; de prijs zeer laag. Men treft er werken in aan van verschillende bekende en minder be kende Amerikaanse en Europese auteurs. - t -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 3