LIJDEN
De mooiste tijd van het leven
Droom met open ogen
STOPLICHTEN NOG ORANJE
Wereldtoneel
Mensen op reis
Internationaal congres
voor sociale werkers
DWANGARBEID IN SOVJET-RUSLAND
HET GEZEGEND
GESLACHT
temt dan «neemt!
ZATERDAG 2 JULI 1949
PAGINA 3
blader een levend geloof in God
raari 1 leven in zijn geheel één groot
Ziih el. Het nederig aanvaarden van
Vee? Wil, waarvan wij inderdaad
Wa« ?,let kunnen begrijpen anders
lij a. God Gód niet geeft zelfs aan
Ven t ?n dood de enige zin, die het le
un een overrijk bezit maakt
Literaire kroniek
VOORMOMIN
Hel haft tt—n!
N.V. Ml «uwe HAV Bank
Bent U geboren
tussen
22 Juni en 22 Juli?
Adres aan Ministerraad
UTRECHTSE STUDENTEN
PROTESTEREN
Brandende vraagstuk"
VLIEGEN radicaal uitroeit
Roman door
C. ASTER O.f.m. Cap.
Goedkope boeken uit
Amerika naar ons land
Er leeft in de mens van vandaag,
méér dan vroeger, een groeiend
verzet tegen moeilijkheden en lij
den. Niet alsof de geslachten vóór ons
tninder afkerig waren van de schaduw
zijde van het leven; het zou onnatuurlijk
zijn het pijnlijke boven het aangename
te verkiezen. Maar men wist er beter
tveg mee. Men was er diep van over
tuigd in staat te zijn het lijden van deze
aarde op zijn juiste waarde te schatten,
het te zien als middel tot een alles over
treffend doel, als een instrument in de
hand van God, waardoor Hij ons weet
te leiden tot onze eeuwige bestemming.
Met andere woorden: een levend geloof
iv i s t eenvoudig, dat het lijden een we
zenlijk onderdeel uitmaakt van ons le
ven, en dat het alleen maar verstandig
is zich niet vruchteloos overigens
daartegen te verzetten en het in nede
rige onderworpenheid aan Gods Wil te
aanvaarden als een middel tot eigen
heiliging.
Dat levende geloof nu ontbreekt de
hedendaagse mens. Vandaar, dat hij
geen raad weet met de moeilijkheden,
die zich onafwendbaar herhaaldelijk
voordoen; dat hij in opstand komt tegen
Wat hij als onverdiende kwelling aan
voelt. Soms komt men zelfs zó ver, dat
God geen andere plaats meer inneemt
in zijn leven dan die van voorwerp van
beschuldigingen. Alsof God, Die alles
voor ons gedaan heeft uit loutere liefde,
er genoegen in zou hebben ons te pij
nigen.
Hoe men het nu ook bekijkt, het feit
blijft bestaan, dat het leven op deze
aarde heus geen zorgeloos bestaan is;
dat ieder, vroeg of laat, zijn deel te
dragen krijgt van het leed, waarvan de
Wereld vol is. Verbittering en verzet
maken het alleen maar erger. Daarover
is wel iedereen het eens. Maar wat dan?
Talloze systemen zijn in de loop van de
tijd uitgedacht, die een houding voor
stelden tegenover het onvermijdelijke
lijden. Maar geen daarvan is bij machte
gebleken op de duur te bevredigen. Geen
wonder overigens. Dit wereldwijde pro
bleem immers gaat ver boven de mense
lijke mogelijkheden uit. Hier kan alléén
God een afdoende antwoord geven.
En dat antwoord heeft Hij gegeven.
Eerst door Zijn openbaring tegen het
einde van het Oude Testament. Later
hoor het leven, de leer en het lijden van
Jezus Christus. Na de zondeval in het
Paradijs was de mens aan zich zelf
overgelaten. Het uitzicht op de eeuwig-
beid stond niet open als een troost voor
de aardse moeilijkheden. Men wist, er
Seen raad mee. Zelfs in het boek Job
"lijft het „Waarom" van 'smans tegen
slagen een groot vraagteken. Eerst het
boek der wijsheid, waarvan de schrijver
P°g geen vijftig jaar af stond van Chris
tus' geboorte, schenkt het perspectief op
de eeuwigheid. „Het mysterie van de
dood en het hiernamaals", zegt drs.
Eyckeler, „dat zulke tragische schadu
wen wierp op de levensopvatting der
vroegere schrijvers, klaart op. De hori
zon breekt open. God heeft het biddend
denken van de oude wijsgeren beloond
door nieuwe openbaringen. Het graf
beeft een tweede deur gekregen. Men
gaat er niet slechts in, maar men raakt
ook weer uit. Het graf is een door
gang geworden naar de hemel, waar
God de deugd beloont en de strijd van
de rechtvaardige bekroont
Het Nieuwe Testament, waarin God-
zelf, Jezus Christus, ons de volle waar
heid leert over oorsprong, aard en doel
van het leven, laat over het lij
den geen twijfel bestaan. Kort
en bondig heet het daar, dat wij
alleen door het lijden erfgenamen van
God en mede-erfgenamen van Christus
kunnen worden, m.a.w. ons uiteindelijk
doel kunnen bereiken. Een prettig voor.
uitzicht is dat niet. Maar dat verandert
niets aan het feit. Wij staan hier tegen
over een mysterie van de oneindige wijs.
beid van God, dat wij misschien alleen
enigszins benaderen kunnen door een zo
diep mogelijke inzicht in de oneindige be.
lediging, die de Majesteit Gods is aan
gedaan door de opstand van de eerste
°hders in het paradijs.
Hoe het ook zij: God-be staat! En
wel als opperste Heer en Meester
van al het geschapene. Zijn wet-
Jen bezitten zonder beroep het alléén-
bepalingsrecht in alle dingen Verzet
daartegen loopt noodzakelijk uit op de-
l'nitieve ohdergang. Terwijl het nederig
aanvaarden ervan het menselijk leven
°P volkomen bevredigende wijze vult
zowel hier op aarde als in het hierna-
Jhaals. Sint Paulus is de man, die weer
heel duidelijk de juiste verhoudingen
Vastlegt. „Het lijden van deze tijd weegt
biet op tegen de heerlijkheid, die ons
Zal worden geopenbaard". Het gaat er
dus om in zuivere realiteitsgeest het
zwaarst te laten wegen, wat het zwaarst
!s. De eeuwigheid tegenover het korte,
Vergankelijke bestaan hier op aarde.
Maar bovendien: er ligt een wezenlijk
Verband tussen deze beide. De mate van
onze gehoorzaamheid aan God bepaalt
de aard van onze eeuwigheid. Zo zijn
de feiten.
Nu is het een feit, dat wij ons meer
aangetrokken voelen door de onmiddel
lijk tastbare dingen van deze aarde, dan
door een belofte voor een„verre"
toekomst. Daarenboven binden de harde
strijd voor het bestaan, onze innerlijke
Verscheurdheid, factoren van erfelijk
heid en milieu, en niet te vergeten het
Bekonkel van de „helse tegenspeler
Gods" ons zó vast aan het voorbijgaand
stoffelijke, dat de eeuwige waarden op
de achtergrond raken. Dat het veron
achtzamen hiervan de druk van alle
?®rdse moeilijkheden en lijden wezen-
bik verzwaart en vaak tot volslagen
tvanhoop leidt is de tragische maar on
vermijdelijke sanctie, waarmee.de na-
ttiur van de mens reageert op het ver
beken van de band met haar eindbe
stemming.
j).Pe hele Schepping, redeloos en rede
lijk, is aan de slavernij der verganke-
'Jkheid onderworpen met alle gevol-
p b van dien: rampen, lijden, dood, als
«volg van de vloek, die de mens ge-
roffen heeft. Maar zij „reikhalst naar
openbaring der Kinderen Gods,"
i*tom. 8, 19-21) naar de uiteindelijke
"evrijding, welke, bij het laatste oor-
?.ecl, als Gods heerlijkheid zich defini-
'cf openbaart, en de heerschappij der
Ohde voor goed wordt vernietigd, t e
amen met de volkomen vrijheid
„er Kinderen Gods verwezenlijkt zal
jV°rden. Ondanks de verlossing en de
Jijbade blijven wij hier op aarde aan
Jden en vergankelijkheid onderwor-
en tot zekere hoogte ook aan de
oude. Maar wat er in dit stoffelijk le-
al aan leed en lijden ons deel zal
vJb, „de tijdelijke, lichte verdrukking
erwerft ons een eeuwig gewicht van
Eerlijkheid." (2 Cor. 4-17).
j Hoe meer wij in staat zijn onze waar-
oordelen af te stemmen op het be-
(jbste streven naar ons eeuwig levens-
a,.el, des te scherper zal de zin van
(j'es in ons leven ons duidelijk wor-
hoi j Met het groeien van dit inzicht
en i de l°ename van innerlijke nfl(t
bb levensharmonie gelijke tred. Des te
om r zal °°k onze blik worden op de
V, (brmijdelijkheid van leed en lijden,
Wet wij dan bovendien nog zullen
tot vruchtbaar te maken als middel
de ültboeting van eigen schuld en tot
aj, zo onmisbare zelf-bevrijding van
hienS' Wat ons uitgroeien tot volmaakte
ï1 en volmaakte christenen in de
W®S staat.
De mooiste fijd van het leven vormen misschien de jaren, waarin men van
jongen tot man en van meisje tot vrouw rijpt. Dan is bijna iedereen een
beetje dichterlijk aangelegd. Volkomen begrijpelijk eigenlijk. Want in die
jaren gaat de wereld open als een grote, geheimzinnige bloem. LEVEN moet met
hoofdletters worden geschreven. Ongekende krachten en verlangens ontwaken.
Het hart is beurtelings fantastisch gelukkig en verschrikkelijk ongelukkig.
„Hïmmelhoch jauchzend zum Tode
betrübt; glücklich allein ist die Seele
die liebt," schreef Goethe en deze
uitspraak heeft men sindsdien her
haaldelijk gebruikt om de overstel
pende gevoelens aan te duiden, die
zich van ons meester maken, zolang
wij nog jong zijn en tegelijk reeds zo
oud als de wereld zelve.
Want dit schijnt 't geheim tussen ons
en de wereld: dat wij beiden reeds
eeuwen en eeuwen oud waren en al die
tijd samen door de ruimte wentelden,
totdat wij nu, 15, 16, 17 jaar oud mis
schien, ontdekken, dat die vertrouwde
wereld zich van ons loswentelt en
onze tegenspeler wordt. De jonge
mens wordt als een eigen wereld de
ruimte ingeslingerd en moet daar
eenzaam, zeer eenzaam branden. Hij
leert de wereld der mensen op een
afstand beschouwen. Er ontstaat, om
even wijsgerige termen te gebruiken,
een relatie tussen subject en object.
De wereld, als object gezien, schijnt
een smeltkroes te zijn van idealisme
en cynisme, jacht naar geluk, groot
scheepse verwachtingen, teleurstel
ling, wrok, berusting, doodsverlangen,
heimwee tenslotte naar een betere
wereld. En dan begint het kind
rijp te worden voor de ervaring, dat
het leven een opgang is van bloeien
naar rijpen en sterven, om herboren
te worden in het eeuwige leven.
Is het nu verwonderlijk, dat zo veel
jonge mensen, geworpen in deze
smeltkroes van emoties, dichterlijk
zijn aangelegd? Het is eigenlijk van
zelfsprekend. Want wat is het dichter
schap in principe méér dan een zuiver
afgestemd-zijn op emoties? En is er
een sprekender emotie, dan de ontdek
king van het eeuwig, bloeiende, rijpen
de en stervende leven? Binnen deze
horizon van leven liggen tenslotte alle
ontroeringen vervat, aardse en hemel
se. De verliefde stemmingen der acht
tienjarigen evengoed als de mystieke
ervaringen van het geloof, zoals onze
middeleeuwse dichteres Zuster Hade-
wych ze beschreef. Het zijn twee
uitersten, die hier werden genoemd,
maar zij raken aan dezelfde gezichts-
einder.
Laten wij de zaak simpeler stellen
en even speculeren over het feit, dat
het dichterlijke in ieder van ons
schuilt. Laten wij ons gezichtsveld eens
beperken tot het vierkant van een
slaapkamerraam. Wie heeft niet eens
toen hij ziek was en in bed moest blij
ven, door het raam naar buiten liggen
turen, naar de grillige figuren der wol
ken tegen het blauw van de lucht?
Het was ontegenzeglijk een boeiend
kijkspel, dat uren kon duren, tot men
moe werd in zijn ogen en dromend in
slaap viel.
Toen men beter was en weer mee
liep in de tredmolen van alledag, dacht
men niet meer aan die drijvende berg
landschappen, bevolkt met wonderlijke
wezens. Men had geen tijd meer, om
zich al die gefantaseerde sprookjes te
herinneren. Zo zijn er veel mooie en
prille dingen in ons, waarvoor we geen
tijd meer hebben. Innerlijke belevenis
sen, luchtkastelen en vreemde rijpings
processen, die wij verdrongen hebben
naar een stoffig hoekje van onze her
innering. Eigenlijk zijn wii allen
kunstenaars in onze fantasie. Dromers
met open ogen. Maar er is voor de
droom practisch geen tijd en geen
plaats meer in de werkelijkheid.
Deze betekenis van het woord droom
even vasthoudende, kan men zeggen,
dat de creërende kunstenaar
droom en werkelijkheid voortdurend
op elkaar in laat werken, en als zoda
nig leeft hij voortdurend in „de mooi
ste tijd van het leven" die wij hierbo
ven aanduidden.
Wie met verbeeldingskracht de
werkelijkheid inkijkt, ontdekt,
dat niet alleen de mensen, die
ren en planten met een eigen, myste
rieus leven zijn omsponnen, maar dat
ook de zogenaamde dode dingen een
stille, levende sfeer ademen. Inder
daad de sfeer van een stilleven, van
een schilderij, dat met liefde voor de
stof werd geschilderd.
Men moet een kinderlijke of primi
tieve fantasie hebben om dit leven
van ogenschijnlijk dode dingen te
kunnen meevoelen, en hiervoor is in
de dagelijkse werkelijkheid gewoon
lijk geen plaats meer. Slechts de fan
tasie van de kunstenaar en van het
kind wordt nog voortdurend door
„stillevens" geboeid.
Lees bijvoorbeeld, hoe de begaafde
dichter Leo Vroman in zijn novelle
„Tineke" een ontbijttafel ziet. Tineke
is veertien jaar oud. Haar fantasie
werkt op volle toeren, nu ze op een
stralende zomerochtend de serre bin
nenkomt:
„De tafel stond gedekt voor het
ontbijt. Rijke massa's kersvers, on-
gebezigd zonlicht stortten zich er
over uit. Het wittebrood lag egoïs
tisch en onhandig over de ontbijt
koek in zijn schaal. De ontbijtkoek
rustte met zijn achterhoofd pijnlijk
gekreukt, juist op de richel van een
plakje roggebrood. In de tropen-
luwte onder zijn paars aangelopen
stolp hurkte de jonge kaas, gekweld
door ongezonde dromen. In de
jampot worstelde de bessengeur
en duwde hopeloos tegen het stijf-
gesloten deksel. De broodrooster,
vermoeid maar toch nog schrap
staande tegen de trekking van het
zwaar afhangend snoer, voelde de
warmte als een valsgerichte prik
kel, van buiten gaand naar binnen;
voor lièm in strijd met alle wetten
der natuur. Hij stuurde dwaze klei
ne stromen door zijn draad, een
ongemerkt protest. Intussen kwam
de schaduw van het groene rolgor
dijn, dat boven de geopende tuin
deuren hing, over de tafel groeien
els een lange koele zone. Het on
gebruikte bordje was er in gehuld.
Nu volgde het gekookte ei, einde
lijk met een kans om af te koelen.
De kaas ontwaakte bij het zien van
de verandering. De jam geraakte
langzaam uit de zon en kwam tot
rust. Toen de wereld eenmaal zo
ver was gedraaid, kwam er een
voetstap nader en Tineke zette
zich aan het ontbijt."
Vroman schreef deze poëtische no
velle in Japan. Onlangs werd de uit
gave van het boekje eervol vermeld in
de van staatswege uitgeschreven prijs
vraag voor het best-verzorgde niet-
bibliophiele boek. Vroman, die mo
menteel in Amerika woont en bioloog
van beroep is, heeft zijn werkje zelf
geïllustreerd. In zijn tekeningen, zijn
proza en in zijn poëzie blijkt Vroman
een kunstenaar te zijn met een bijzon
der fijn gevoel voor het leven der na
tuur in samenhang met het rijpings
proces van de jonge mens. Zo ook in de
novelle „Tineke". Hierin verbeeldt hij
op sublieme wijze en zonder dat hij in
triges nodig heeft, Tineke's ontwaken
van meisje tot .vrouw. De manier
waarop hij dit thema met „stilleven
fantasieën" en met natuurlyriek om
speelt, alsmede de aard van Tineke's
subtiel ontwaken in het leven, roept in
de verte vergelijkingen op met „De
Kleine Johannes" van Frederik van
Eeden en met „Erik" van Godfried Bo-
mans. Het verhaal „Tineke" is echter
niet wijsgerig of grappig, maar puur
poëtisch. Ondanks de al te prècieuze
stijl hier en daar, is het een juweeltje
van een novelle.
NICO VERHOEVEN.
L. Vroman: „Tineke", Querido.
Amsterdam.
Zotfxh t»« roor
veilig verkeer kon Met voorkomen, dat
•r nog dagolljkt vele ongevallen voor
komen.
Met een oagevoHeiipoJi* hi Uw be*
voorkomt geen ongeval, wear net
kon dan niet voorkomen, dot er finan
ciële zorgen uit voortkomen.
Een ongevakenpoMt van de
geeft U die nekerkeld
neg HÏDÏK i*KcJtd»#«n
Van 9 tot en met 9 Augustus a.s. wordt
te Nijmegen het Internationale Congres van
de Maatschappelijke Werksters en Wer
kers gehoden. h'Union Catholique Inter
nationale de Service Social, welke te Brus
sel zetelt, heeft het nodig geoordeeld, de
betekenis van de verantwoordelijkheden,
die ieder mens in het algemeen en de so
ciale werker in het bijzonder heeft te
dragen, nader te belichten. Een drietal con
ferenties staan op het programma en zuilen
worden ingeleid door Mile Elmiger, voor
zitster van de Association Suisse des As-
sistantes Sociales Catholiques, door Dom
Lejeune O. S. B. en door Mile Lavoine,
hoofd-maatschappelijk werkster van de
Franse Spoorwegen. Het is voor de eerste
maal dat een dergelijke internationale ma
nifestatie in Nederland wordt gehouden.
27. Eric's adem stokte een ogenblik toen hij de oude koning zo onomwonden zijn
twijfel hoorde uitspreken. Een ogenblik stond hij onbeweeglijkde ander strak aan
ziendterwijl duizend gedachten door zijn brein woelden. Dit was het moment dat
hij steeds gevreesd had. Reeds verwachtte hij de oude vorst met een enkele kreet
de wacht te horen alarmeren, en zochten zijn ogen naar iets dat als wapen dienst
kon doentoen de heerser der Ozmecs hem voor de tweede maal voor een verrassing
stelde.
„Vrees niet," klonk zijn zachte stem. „Ik kan een geheim bewaren. En zeker
wanneer het mijn eigen belang is
Eric's ogen vernauwden zich een ogenblik. „Ge bedoeltvroeg hij hard
zonder zijn zin af te maken.
„Ik bedoel, dat ge niet de Zoon-van-de-Zon zijt," fluisterde de ander, „maar
toch komt ge als door de Voorzienigheid gezonden." Er was een weemoedige onder
toon in zijn stem en toeh Eric naar het, door ontelbare fijne lijnen doorsneden gezictit
van de oude heerser staarde, kreeg hij ineens de indruk dat deze man veel verdriet
had doorgemaakt en nóg doormaakte.
„Wat bedoelt ge, o koning
„KoningDe oude vorst haalde schamper de schouders op. „In naam ja. De
ware heersers zijn zij, die ik op uw verzoek zo juist heb weggezonden. Zij zijn het
die het volk der Ozmecs regeren. Door hun afgodische erediensten boezemen zij het
volk angst in, en door deze angst hebben zij mijn onderdanen in hun macht. Tyran-
nen Zijn zij, wreed en onmenselijkdie het volk tot op 't merg uitzuigen. Uw komst
als Zoon-van-de-Zonis hun zeer onwelgevallig. Ik waarschuw u als vriend, in
de ogen van het volk geniet gij nu immers meer aanzien dan zij. Doch misschien
is dat juist de gelegenheid waar ik altijd op heb gewacht; misschien kan ik met
uw hulp mijn arm rijk bevrijden van de plaag, waaronder het reeds lang gebukt gaat."
Op datzelfde ogenblik vond in een ander vertrek van het paleis een bijeenkomst
plaats. Met een indringend gebaar boog de enogige zich naar de anderen, waarbij
hij gromde: „Ha, gij dwaalt wanneer ge deze goudharige vreemdeling voor de Zoon-
van-de-Zon aanziet. Ik geloof het niet. Maar het volk gelooft heten dat is erg
genoeg! Als wij niet oppassen zal deze man onze macht ondermijnen. Weest ver
standig! Helpt mij hem onschadelijk te maken!"
De Sovjet-Unie heeft haar gedrag op
de laatste Parijse viermogendhedencon-
ferentie tegenover Oost-Europa willen
verantwoorden en tevens het Westen
in slaap willen sussen door een verkla
ring af te leggen, waarin zij haar tevre
denheid uit over de resultaten van deze
bijeenkomst. Daarvoor werd de vorm
gekozen van een door de Sovjet-minis
ter van Buitenlandse Zaken Vishinsky
aan de officiële Moskouse bladen
Pravda en Izvestia „toegestaan inter
view". Dat deze verklaring vooral ook
zo snel mogelijk onder de. ogen van
Westerse belanghebbenden moest komen
blijkt onder meer wel uit het feit, dat
het 4200 woorden lange artikel, op de
ochtend van verschijnen reeds, in ver
taling door de Sovjet-ambassade in
Londen verspreid werd. „De internatio
nale atmosfeer is opgeklaard", zo ver
klaart Vishinsky, en zo riepen in alle
toonaarden de laatste dagen de officiële
Russische dagbladen. Natuurlijk be
roemen zij zich er op, dat „deze voor
uitgang in de richting van internatio
nale samenwerking", zoals een dezer
Sovjet-bladen de jongste ontwikkelin
gen kenschetst, slechts aan het krachtig
optreden der Sovjets op deze conferen
tie, en elders op politiek terrein, te dan
ken is. Een simpele reactie, nadat presi
dent Truman reeds onmiddellijk na af
loop van de Parijse vergadering het
tegenovergestelde gezegd had. Als mi
nister Vishinsky in zijn interview
spreekt over de te Parijs gemaakte af
spraak om vertegenwoordigers van de
Vier de Berlijnse kwestie te doen be
spreken en de handel tussen Oost en
West te doen hervatten, maakt hij bo
vendien een wel zeer misleidende op
merking. Hij concludeert namelijk, dat
deze overeenkomsten in „de geest van
Potsdam" getroffen werden. In Potsdam
werd echter vier jaar geleden vastge
steld, dat de Vier mogendheden het
recht hadden gemeenschappelijk vol
ledige bevoegdheid uit te oefenen in
zaken, die Duitsland als geheel betrof
fen. Nu echter zal er op zijn hoogst van
zeer vaag overleg sprake kunnen zijn.
Toen Molotov nog Ruslands minister
van Buitenlandse Zaken was, gaf de
agressieve Sovjet-politiek de stoot tot
een krachtige Westerse reactie. Het
Marshall-plan trad in werking en droeg
aanzienlijk bij tot een snel economisch
herstel van West-Europa, waardoor
grote sociale ontevredenheid die
maar al te gemakkelijk tot communisme
kon leiden voorkomen werd. Na de
Westerse Unie ontstond net machtige
defensieve bolwerk het Atlantisch Pact,
intussen werd' hard gewerkt aan een
Verenigd (West) Europa en is reeds de
Raad van Europa opgericht. Dit machtig
verzet van het Westen, in antwoord, op
de dreigende houding van Sovjet-Rus-
land, heeft Moskou, zoals reeds na de
Parijse conferentie door minister Ache-
son werd' opgemerkt, van het offensief
zelf in het defensief gedreven.
Door het doen van enige concessies
en door een minzamer toon aan te
slaan, hoopte het Kremlin ongetwijfeld
na „Parijs" de bevolking van de Weste
lijke wereld tot de gedachte te brengen,
dat grootscheepse bewapeningsplannen
nu niet meer zo snel ten uitvoer be
hoefden te worden gebracht. Kortom,
dat de Westerse Unie en het Atlantisch
Pact van minder belang zouden zijn ge
worden. Voorts hoopten de Sovjets het
Amerikaanse Congress het idee te
geven, dat het met het Marshall-plan
nu wel wat kalmer aan kon. De zojuist
door Vishinsky afgelegde verklaring
heeft ongetwijfeld mede het doel gehad
(c.m. blijkens de verzekering dat ook
de Sovjets tot concessies bereid zouden
zijn) de Westelijke waakzaamheid
te doen verslappen, waarmee de Sovjet
intenties maar al te goed gediend zou
den zijn.
Vlak voor Molotov's aftreden stonden
aan het einde van de Westelijke poli
tieke verkeerswegen alle stoplichten op
rood. Intussen zijn ze successievelijk op
oranje gesprongen. De Russen zouden
niets liever zien, dan dat ze nu alle
op groen zouden worden overgezet.
Maar de Westerse politieke verkeers
agenten zullen de schakelaar zeker
voorlopig niet in deze richting over
halen.
Dan hebt l) een goed geheugen,
bent U huiselijk en houdt U van
gezelligheid thuis. Dan hebt U
verering voor tradities en familie-
gebruiken. Zulke mensen drinken,
van vader op zoon, een zachte fijne
Geneva; OUDE VLEK uit Delft.
Bern V toevallig in de volgende periode
(2) Juli-22 Augustus) jangf Schrijf
dan om een gratis OUDE VLEK-
analyse aan Vlek Sc Co. Delft.
De Nederlandse Bond van HnU- en
Grondeigenaren heeft in een adres aan
de ministerraad en de beide Kamers der
Staten Generaal verzocht af te zien van
het voornemen tot invoering van een
huurbelasting en van verhoging van het
registratierecht van 5 tot 6
ZWITSAL FABRIEKEN APELDOORN
(Van onze correspondent)
Utrechts katholieke studenten hebben
gisteravond een actie ingezet tegen de
vertoning van de film „Het brandende
vraagstuk". Zij hebben een tienduizend
exemplaren laten drukken van een
pamflet, dat zij bij de ingang van het
bioscooptheater uitreiken aan hen, die
de voorstelling willen bijwonen, Daar
in protesteren zij tegen vertoning van
de film, omdat daarin het doden van
ongeboren levens zij het slechts in
bepaalde omstandigheden wordt
goedgekeurd en omdat door een open
bare behandeling het onderwerp tot een
voorwerp van sensatie wordt.
De studenten hebben de burgemees
ter verzocht de voorstelling te doen
staken en zij hebben zich voorts ge
richt tot de katholieke gemeenteraads
fractie, tot de R. K. Artsenvereniging,
de Rijks- en de Kathh. Filmkeuring. Bij
de uitdeling gisteravond aan de bios
coop deden zich geen incidenten voor.
(Vervolg van pag. 1)
Slavenarbeid maakt een essentieel
deel uit van het Sovjet-systeem. Ten
eerste voorziet deze in goedkope arbeid
voor de ontwikkeling van ondernemin
gen in verafgelegen wildernissen, zon
der dat daarvoor uitgaven nodig zijn
voor lonen, redelijke levensomstandig
heden en sociale voorzieningen.
Ten tweede stelt deze slavenarbeid de
Geheime Politie in staat zich van ieder
een te ontdoen, van wie het twijfelach
tig is of hij zich volledig en zonder cri-
tiek aan de communistische heerschap
pij onderwerpt.
Dit slaat niet alleen op personen, maar
op hele bevolkingen en klassen, in het
bijzonder de bevolkingen van de door
Rusland overweldigde gebieden, of van
provincies van Rusland zelf, waar het
communistische bewind niet populair
is, en vooral ook op de onafhankelijke
boer (eigenaar),' de Kulak-klasse. Zo
werden in 1940 meer dan een miüioen
Polen uit Oost-Polen gedeporteerd, van
wie er in twee jaar tijds 270.000 stier
ven. In hetzelfde jaar werden honderd
duizenden Litauers, Letten, Esten, en
Bessarabiërs gedeporteerd, toen Rus
land deze landen overweldigde.
De derde rol, die de slavenarbeid in
het Sovjet-systeem speelt, is die van
een dreiging, die permanent over de
hele werkende klasse van het land hangt
Er Is aan middel, dat MUGGEN
O.D.T.-POEDER
in de practische. voordelige stuifzak 65 cent
en haar dwingt haar lange werkuren en
strenge arbeidsvoorwaarden te accep
teren, teneinde een erger lot te ontko
men.
Deze slavenarbeid versterkt ook an
dere dwangvormen en controle, waar
aan de Sovjet-arbeiders zijn onderwor
pen. De zogenaamde vakverenigingen
zijn niet, zoals in andere landen, orga
nisaties van arbeiders, die hun eigen
belangen beschermen, maar organen
van de regering, om de discipline te
handhaven. Dan is er nog het beruchte
systeem van het „arbeidsboekje", dat
elke arbeider bij zich moet dragen zo
lang hij leeft. Het bevat alle gegevens
over zijn persoon, met alle bijzonder
heden over enigerlei overtreding, die
hij mocht hebben begaan.
Hij kan niet van werkgever veran
deren, tenzij de Sovjet-ambtenaren
mochten besluiten hem naar een an
der deel van het land te zenden, waar
behoefte aan arbeidskrachten zou
kunnen zijn. Dit wordt allemaal in
zijn arbeidsboekje opgetekend en er
is geen ontkomen aan. Verder bestaat
er in Rusland niet zoiets als een werk
loosheidssteun.
Dit alles maakt het gemakkelijk te
begrijpen, dat Rusland er op pocht, dat
er geen werkloosheid in de Sovjet-Unie
heerst. Er is altijd plaats voor een paar
honderdduizend mensen meer in de sla
venkampen.
Waar het Sovjet-imperialisme zich
over Europa heeft verspreid^ daar heeft
het het systeem van de dwangarbeid
met zich gebracht In Bulgarije zijn in
1945 bij de wet „commissies voor ar-
beidsopvoeding" ingesteld. Het daarop
volgende jaar werden bij de wet „leeg
loperskampen" ingericht waar mensen
32
Ik was een misdienaar vol ijver. Mis
schien niet om de reden, die mijn va
der of de pastoor ervoor wensten, maar
ik was het. Eenvoudig omdat het je
trots maakte. Misdienaar zijn brengt je
op plaatsen, waar andere jongens nooit
komen. Het geeft je een sfeer van goed-
op-de-hoogte-zijn met dingen 'waar an
deren niets van weten. Het maakt je
vertrouwd met zaken, waar ook groten
een huiver voor hebben en als je een
beetje gewiekst bent ken je de preek
van de pastoor al voor de mis begint.
Natuurlijk was ik met die houding
niet aanstonds klaar. Eerbiedig en bang
ging ik de eerste keer de sacristie bin
nen. Ik moest nog ingeleid worden ln
dat clubje van belhamels, dat de mis
dienaars in die tijd vormden. Maar mijn
eerste schroom was spoedig weg, toen
ik ontdekte dat de jongens, die zo voor
beeldig aan het altaar zaten, in de sa
cristie vlegels waren, die stoeiden, to
gen kapotscheurden, met kaarsvet gooi
den en in de tuin van de pastoor ap
pels weghaalden.
Al gauw deed ik mee en ik voelde
mij verplicht nog meer te doen dan an
deren. Het werd een lust het eerst van
allen in de sacristie te zijn en een plan
voor kattekwaad klaar te hebben als de
anderen binnenkwamen. Het meest
prikkelende van het misdienaarsleven
had ik ontdekt; je kon naar hartelust
plezier maken als je maar je mond
hield, hoe opgewonden je er ook
over was.
Een maand later moesten wij voor de
eerste keer dienen. Andere jongens had
den ons met het Latijn bekend ge
maakt. We struikelden over al die
vreemde letters, maar tenslotte beweer
den we dan, dat wij het kenden. De
pastoor overhoorde ons: er deugde niets
van. We moesten nog maar eens begin
nen. We deden het mistroostig. Toen
vertrouwden de oudere misdienaars ons
toe, dat het voldoende was als wij het
eerste en het laatste woord duidelijk
zeiden en er tussenin alleen maar
wa-wa-wa-wa-wa. Zij deden dat ook al
tijd.
Toen wij dit misdienaarslatijn dus
kenden gingen wij dienen. Het priester
koor leek een oneindige ruimte. Op het
altaar konden wij de weg niet vinden
en als je een stap verkeerd deed, kwam
je nooit meer in het goede spoor.
Want de ogen van alle mensen in de
kerk voelde je op je rug steken.
Eigenaardig is, dat je onder al die
geluiden van een volle kerk plotseling
de kuch van je moeder herkent. Heb
ik iets verkeerd gedaan?
Maar het meest verbazingwekkende
is, dat plotseling allé mensen over je
beginnen te praten. Overal waar je
komt bemerk je, dat je een der belang
rijkste personen uit de omgeving ge
worden bent. Iedereen heeft je gezien.
Je wordt geprezen en er rond om heen
weeft men een gesprek over kerkelijke
en wereldlijke zaken, dat je een gevoel
geeft of je alles persoonlijk in handen
hebt.
Dat was echter spoedig afgelopen. Het
misdienaarsleven werd iets vanzelfspre
kends, waar niemand nog aandacht aan
schonk.
Voor mij bracht het veel lasten mee.
Halve tijd moest ik heel de week naar
de kerk. Dat betekende dat ik eerder
dan andere kinderen uit bed moest. Zij
hoefden pas om negen uur op school
te zijn. Ik moest de weg alleen afleg
gen tot ik aan de zijweg kwam, waar
aan Van de Beemden woonde. Daar kon
ik op Karei wachten. Althans in de
eerste tijd, toen ik nog vol ijver was.
Later wachtte Karei meestal op mij, of
was alleen naar de kerk gegaan omdat
hij bang was anders te laat te komen.
Vooral in de winter vond ik het ver
velend. Het was koud en ik durfde niet
te zeggen dat ik in het donker schrik
had. Als mijn vader mij niet altijd ge
wekt en aangespoord had, zou ik het
zeker niet volgehouden hebben.
Wel begon ik te begrijpen waarom
juist Karei uitgekozen was als vertegen
woordiger van het kasteel. Reeds toen
zag ieder iets bijzonders in hem. Zelfs
wij aanvaardden hem, onbevochten, als
onze leider. Hij wist altijd iets te ver
zinnen als wij alleen waren, verdedigde
ons als wij onschuldig waren en bracht
ons niet aan als wij ons misdragen had
den. Wü aanvaardden zijn leiding omdat
hij boven ons uitstak. Hij was veruit de
eerste met zijn ideeën en zijn spontane
handelingen. Maar hij werd er niet
merkbaar trots onder. Hij stapte niet
hard door de kerk en schreeuwde zijn
antwoorden niet zo luid dat het boven
het zangkoor uit te horen was. Toch
hielden wij daar een wedstrijd in. Het
was een goed middel om de aandacht
op ons te vestigen.
Karei was altijd eerbiedig, zijn stem
klonk helder en onbevangen, maar hij
schreeuwde nooit. Alles merkte hij op
en hij was met alles precies op tijd.
Bovendien kon hij vlot leren en thuis
was hij gewillig.
Dat alles schenen de mensen plotse
ling te bemerken, nu Karei misdienaar
geworden was. Want spoedig hoorden
wij nergens over praten dan over die
parmantige misdienaar van Van de
Beemden. Het leek er op of de mensen
alleen maar naar de kerk kwamen om
hem bezig te zien en hem daarna te
prijzen. Wij konden niet meer in hun
gunst komen, hoezeer wij ons ook in-
'spanden. Men keek over ons heen of
vond ons vervelend. De enige die met
hart en ziel misdienaar was en er geheel
in op ging was Karei van de Beemden.
En wat iedereen verwachtte gebeur
de. Op een keer riep de pastoor alle
misdienaars bij elkaar. Karei stond
naast hem. een beetje trots en zenuw
achtig. Wij kregen instructie voor een
plechtige lükmis. De wierook werd na
tuurlijk aan Karei toebedeeld, omdat wij
het vat toch maar overal tegën aan sloe
gen. Wij letten niet op, zei de pastoor.
Wij stonden maar rond te kijken. Dan
moest het wel verkeerd gaan.
Daarna kregen wij de meer ongevaar
lijke functies toegewezen. „Maar let op
het kaarsvet, ezels. De superplies moe
ten toch al zo dikwijls gewassen wor
den, met die smerige handen van jullie.
Laat eens kijken.... Wat moet er van
zulke vuilpoetsen terecht komen? Kijk
liever naar Karei. Die zorgt dat zijn
handen schoon zijn. Hij gaat dan ook
naar het seminarie."
Wij begrepen natuurlijk niet waarom
schone handen een van de voornaamste
eisen zijn op een seminarie, zoals wij
eigenlijk nooit begrepen waarom de
pastoor aan het mopperen sloeg. De ene
morgen deed hij het en de andere niet.
Waar dat aan lag konden wij nooit ont
dekken. Het kwam echter zo dikwijls
voor, dat het geen indruk meer maak
te. We werden er alleen wat ruw en
smij tachtig onder.
Eigenlijk was het niet meer dan een
manier van spreken van onze pastoor.
In de grond was hij verlegen en kon niet
uit zijn woorden komen. Daarom flapte
hij er ook ineens uit, dat Karei naar
het seminarie zou.
Het was de eerste mededeling die er
over gedaan werd. Als een lopend vuur
tje brachten wij het nieuws overal rond,
blij dat de misdienaars weer eens de
eersten waren, die hiervan op de hoogte
kwamen.
(Wordt vervolgd)
„Hierso foei je nou de polsslag fan
het grotestadsleven," constateert Arie
bij de uitgang van het Centraal Sta
tion.
,fa, hier ken je ze zien rennen," valt
Jen zijn collega bij.
Een zwarte stroom reizigers deint
uit de donkere tunnel, wordt ge
zeefd door de vier uitgang-controles,
om dan naar alle richtingen uit te
waaieren. Onder de overkapping rek
ken zich de nekken van de afhalers.
,X>ag tante, fijn dat V er bent, goeie
reis gehad?''
„Ha die Kees, zat ju ook in deze
trein?"
Niemand, die hier zin gewone tem
po loopt. Alles rent, iedereen heeft
haast. Vertegenwoordigers spurten
hun tram na, heren met een bloem in
hun knoopsgat en 't avondblad in hun
zijzak haasten zich waardig naar de
taxi-standplaats, terwijl dames van
alle leeftijden haar hakken naar bui
ten gooien om gauw maar gracieus
haar doel te bereiken.
„Kaak daor us ankommef Twee
jochies gapen hun mond open, om de
ze voorlopig niet te sluiten. Twee
Brits-Indiërs, met knalgele tulban
den, tochtlatten die de hele wang be
dekken en een huid als een gepotlode
kachel schrijden langzaam op de poh-
tie-agent toe.
Victoriahotel, jes seur, daro over de
bridsj."
„Nee, papa, geen taxi, we gaan met
de tram. Die week heeft al genoeg
geld gekost," beslist een roodgestoof-
de Ma aan het hoofd van een stel ver
moeide en melige kinderen met em
mers, scheppen en zeilbootjes.
„Moe, mag ik een ijssie?"
„Nee, we gaan naar huis." Pa is
kriegelig vanwege zijn Schillerhemd
en zijn tennisschoenen, de twee lood
zware koffers en de bevolen tramrit.
In de tunnel wuift een twee-meter
lange jongeman. Buiten beantwoordt
een klein, slank meisje deze groet.
Hij stormt het laatste stukje naar
buiten, knakt doormidden, opent zijn
lange armen als twee pieren, waarin
het meisje veilig landt. De kus echot
onder de kap.
,tfé meneer, meneeer
De controleur doet de ketting dicht
en wandelt rustig naar het paar.
trAls ik even storen mag, meneer,
geeft mij Uw hele kaartje, ook het
retourtje. Misschien is het de bedoe
ling. want ik ging nooit meer terug
als ik zo'n meisje had
Als pijnen
U kwellen
die geacht worden niet behoorlijk in het
productieproces te zijn opgenomen, voor
zes maanden zware arbeid kunnen wor
den heengezonden.
In Tsjechoslowakije bestaat een wet
van 25 October 1948, die zegt dat per
sonen tussen 18 en 60 jaar, die ,.de lijn
trekken" of „de volksdemocratische or
de" bedreigen, veroordeeld kunnen wor
den tot dwangarbeid voor een periode
van drie maanden tot twee jaar. In Roe
menië, Hongarije en Polen bestaan
soortgelijke systemen.
In Duitsland behoort de uraninm-
mijn te Aue in Saksen tot de
belangrijkste slavenarbeidsprojecten. De
Russen houden de concentratiekampen,
die door de Nazi's berucht zijn gewor
den (Buchenwalde en Sachsenhausen
daarbij inbegrepen), nog steeds in stand.
Onder de bewoners van deze kampen
ten getale van 250.000 personen
bevinden zich vele democraten, die ml
jaren achtereen in dezelfde kampen
hebben doorgebracht wegens hun tegen
stand tegen de Nazi's. Het is bekend,
dat er sinds de oorlog meer dan 10.000
mensen in deze kampen zijn omgeko
men.
Officiële woordvoerders van vele
landen, die in de in Maart 1949 te
New York gehouden vergadering van
de Economische en Sociale Raad een
beroep hebben gedaan op de Verenig
de Naties, om een onderzoek naar dit
onmenselijke systeem van slavenar
beid in te stellen, schatten het aantal
gevangenen in de Sovjet-kampen op
vijf tot twaalf millioen.
De Sovjet-gedelegeerde beschreef de
ze kampen als goed geleide „verbeter
kampen", maar weigerde in te gaan op
elk voorstel om aan internationale ar
beidersvertegenwoordigers toe te staan
deze kampen te bezoeken.
In een land, dat zich er op voorstaat
het paradijs der arbeiders" te zijn,
moet het afschuwelijke geheim van die
slavenkampen natuurlijk met de groot
ste angstvalligheid voor de buitenwe
reld worden bewaard.
De New American Library, uitgeefster
van de ook in Nederland bekende Pen-
quin- en Pelican-books, voert op het
ogenblik met gebruikmaking van het
Marshall-plan haar uitgaven in. Zij dra
gen tegenwoordig de namen „Signet"-
en „Mentor"-books; onder <?e eerste valt
de „fiction"-groep. Onder de tweede ho
ren de populaire-wetenschappelijke uit
gaven thuis. Het formaat is steeds een
der, klein genoeg om het boeltje gemak
kelijk in de zak te steken; de oenslag is
kleurig en aantrekkelijk; de prijs zeer
laag. Men treft er werken in aan van
verschillende bekende en minder be
kende Amerikaanse en Europese
auteurs. - t -