Onze naaste
Twee eeuwen geleden werd
Goethe geboren
Veel geroemde maar weinig
gelezen grootheid
ERIC IN HET RIJK VAN HET MIDDEN
f,
Mr. P. A. BLAAUWNederland
stelde telkens teleur
Mugc&n
Mensen op reis
HET
WESPENNEST
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1949
PAGINA 3
Boeit Goethe ons nog?
Waarom niet?
Goethe en de liefde
Dichter en denker
Dit zijn de mensen van de R.T.C.
Quantité négligeable
vraagt gehoor
Contingenten troepen naar
overzee
Bent U geboren
tussen
23 Aug.22 Sept?
door
David Duncan
Henri de Greeve over
U.N.O.-protestactie
H.H. Wijdingen
Liturgische weekkalender
Het valt niet te ontkennen en
het is heel jammer dat zich
in onze christelijke levensopvat-
®hg een waardeverplaatsing heeft vol
fokken, die zonder twijfel in strijd is
jj1" de uitgesproken bedoelingen van
■j®. ..Leraar der Volkeren". Wij bedoelen
Jj'b legt men zijn oor te luisteren
«aar de algemeen gangbare ideeën on-
?er de katholieken met betrekking tot
hun levenshouding, dan kan men zich
"hoeilijk van de indruk losmaken, dat
°e grote massa de christelijke waardën
?'an het leven zo goed als uitsluitend
beoordeelt vanuit het begrip eerbaar
heid en kuisheid. Door deze beide
®eugden en de tegenovergestelde on
deugden, bewust of onbewust, zo sterk
Op de voorgrond te schuiven, is lang-
JOjherhand het overige van Jezus' leer,
O'Jna a 1 het overige ongemerkt in de
"Ohaduw geraakt. Zodat het geen over-
OfJjving meer is in vele gevallen te
Roeten vaststellen, dat het zesde gebod
?o ongeveer als het wezen van de ka
tholieke leer wordt beschouwd.
Nu is het niet onze bedoeling hier op
;e oorzaken van dit verschijnsel in te
pan. Evenmin willen wij de juiste be
tekenis en de, ongetwijfeld, hoge waar
de van de kuisheid in dit artikel uit
eenzetten. Het moge voldoende zijn hier
pop te wijzen, dat dit een volkomen
prkeerde opvatting is, die, gelukkig, de
patste tijd, in woord en geschrift, hoe
]?hger hoe meer als zodanig in het
pht wordt gesteld. Dit is nooit de
per van de Kerk geweest en zal het
°°k nooit worden. Alleen al hierom niet,
®>hdat de Kerk, als behoedster van
phristus' openbaring, onder geen voor-
paarde ooit de werkelijk onvergeeflij
ke fout kan begaan, de deugd der
•pisheid los te maken van haar grote,
pardebepalende basis: de liefde.
Intussen blijft het feit bestaan, dat
Pen kuisheid en zedelijkheid veel te veel
preenzelvigt. Wanneer men over mo-
pal hoort spreken, tien tegen één, dat
?}t woord bijna uitsluitend in betrek-
5'ng met het sexuele wordt gebruikt.
5?als gezegd: dit is een fundamentele
jpsvatting. Voorschriften van zedelijk
heid of moraal omvatten het geheel
pn alle menselijke handelingen. En
\h het christendom komen alle gebo
den als een onverbreekbare
6 e n h e i d voort uit het éne grote
pfondprincipe, dat de leer van Chris-
oneindig hoog verheft boven alle
pdere wereldbeschouwingen: de lief
de tot God en de naaste. De onderlinge
®3menhang van alle geboden in hun af
hankelijkheid van de liefde is zo groot
jjh zo essentieel, dat de H. Augustinus,
h'e met zijn scherpe geest zulke prach-
'Se, bondige formuleringen wist te vin
hen voor de grote waarheden, met het
piste recht kon zeggen: Als wij de
pfde maar hebben, dan kunnen wij
prder doen wat wij willen. Daarmee
bedoelend, dat iemand, die God en zijn
paste w a a r 1 ij k lief heeft, onmoge-
'Jk iets verkeerds kan doen. Zijn hele
ï'ezen zou zich daartegen verzetten.
Sn
wie een ogenblik eerlijk hierover
pdenkt, al is het maar van zuiver na-
üurlijk standpunt uit, b.v. door zijn
'Sen ervaring te raadplegen, die
0 e t de heilige gelijk geven.
Dit vooropgesteld zal het mogelijk
zijn de gelijkenis van de barm
hartige Samaritaan uit het Evan-
plie van morgen te benaderen naar
par diepste betekenis. De Joden had-
pn aan Christus de vraag voorgelegd:
jpe is mijn naaste? Wij, mensen, zou-
pn in deze omstandigheden van wal
"'eken met een zwaarwichtige verkla-
hn
hg, een geleerde verhandeling, of een
Pf''l nauwkeurige bepaling van het
zo de Eeuwige Waarheid. En
el om een zeer afdoende reden. De
"flossende leer van Christus, een on
gehoorde nieuwigheid in de geschiede-
P's der mensheid, was wezenlijk op de
pfde gebaseerd. Op een zeer concrete,
daadwerkelijke liefde, die geen uit-
onderingen kent, die in alle omstan-
pgheden, waar ook ter wereld, en on
verschillig tegenover wie, al haar volle
pacht behoudt, geen onderscheid toe
pend tussen vriend en vijand. En
pist omdat Christus wil, dat deze lief-
re in de verhoudingen van de mensen
jhderling steeds heel persoonlijk wordt
"oefend. daarom geeft Hij ook als ant
woord op de Hem gestelde vraag geen
jpPaiing, geen definitie van de liefde,
pn definitie immers dient juist als al
gemeen geldende verklaring, die in
,pr algemeenheid de afzonderlijke, par-
"ere gevallen buiten directe be-
."houwing laat. Ter verduidelijking dit:
et is voor het praktische begrip een
poot verschil of men zegt: wij moeten
Ale mensen liefhebben ofwel: wij
Roeten, iedereen liefhebben, terwijl
'J dan desnoods nog de namen erbij
°emen. Alle mensen komt in de
paktijk neer op niemand, terwijl een
Phfrontatie. met ieder apart ons ver-
htwoordelijkheidsgevoel prikkelt.
Dit laatste is het nu, wat Christus be-
s°gde. Hij vertelt het verhaal van de
amaritaan, die op reis door rovers
j'ordt overvallen. Van alle voorbij gan-
|?rs, die de gewonde zien, is er maar
Ah. die zich zijn lot aantrekt. Maar
J"1 ook grondig. Het eigenlijke ant
woord van Christus nu is een weder
zag aan de Joden: Wie van al die
horbijgangers zou nu wel de naaste zijn
p" het slachtoffer? Kon daarop iets
pders gezegd worden dan: „Die hem
pmhartigheid bewezen heeft"?
-Daar ging het nu juist om. Geen mens
j, 11 een ander antwoord hebben kunnen
®ven. En wanneer Christus dan de les
p" de parabel samenvat in deze woor-
„Ga heen en doe ook zo", dan is
^Iprmee op niet mis te verstane wijze
Apscherpst aangegeven, dat, naar Gods
A1- ieder mens, waar of hoe wij ook
öet hem in aanraking komen, onze
Aaste is. Als zodanig heeft hij het vol-
A recht op onze liefde, achting, voor-
^Afendhcid, zo nodig, bijstand. Niet
°r middel van een gemakkelijke aal-
Pg s> maar met inzet van onze hele
yfsoon, naar het voorbeeld van de Sa-
|f'taan.
Ij D^t is de ware christelijke naasten-
"tap ry- -1 j-x j-
e. Zo wil God, dat de mensen te-
öPover elkaar handelen. Zonder on-
Z*heid, zonder uitzondering, zonder
gA°ning te houden met sympathie of
eA°cr. (Christus aanvaardt hier geen
vAUus- Zijn gebod is duidelijk. En zo
54 pegaand, dat Hij zich zelf gelijk
hip vereenzelvigt met iedere
([A's in nood: „Wat gij aan de minste
a-,„ Mijnen hebt gedaan, dat doet gij
(j6z at is de wereld toch nog ver van
hep6 Ade verwijderd! Daarvan kun-
(ja, tvij allen meespreken. Maar als wij
da. 9nder woorden brengen, laten wij
v0q 'n Godsnaam niet anderen als
kijk eeld aanLalen, maar naar ons zelf
.en.
Niet
her
voor niets wordt er telkens
Op 22 Maart 1932 herdacht de wereld het feit, dat Goethe een eeuw geleden
overleed; thans herdenkt zij het feit, dat hij twee eeuwen geleden geboren
werd, en wel te Frankfurt op 28 Augustus 1749. Het was klokslag 12 uur,
deelt Goethe ons zelf mee in „Wahrheit und Dicht u ng." De constellatie van de
sterrenhemel was gelukkig: „Die Sonne stand im Zeichen der Jungfrau, und
culminirte für den Tag; Jupiter und Venus blickten sie freundlich an, Mercur
nicht widerwartig."
In deze uitspraak vindt men reeds
de. man getekend, wiens blik ge
richt was op de cosmische ruimte,
die de wereld omkoepelt en waarvan
wij de weerspiegeling in klein formaat,
de microcosmos, zijn. De man, wiens
naam voornamelijk wereldvermaard
heid kreeg, omdat hij de dichter is van
„Faust": de tragedie van de mens, die
een pact sluit met de duivel, teneinde
alle geheimen van het bestaan in ruim
te en tijd te leren doorvorsen. Met de
schepping van deze „Faust" heeft
Goethe zich zijn leven lang bezig ge
houden en het is volkomen terecht,
wanneer men zich op grond van deze
schepping een oordeel over de dich
ter vormt.
Goethe was echter veel meer dan
dichter, ook wanneer men het dichter
schap opvat in zijn meest ruime bete
kenis en Goethe's romans „Werther"
en ,;Wilhelm Meister", alsmede zijn to
neelstukken en zijn cultuurhistorische
geschriften er bij betrekt.
Goethe was ook een ijverig beoefe
naar van de natuurwetenschappen.
Waar hij dichterlijk niet diep genoeg
door kon dringen in het wezen der
natuur, daar trachtte hij het exact,
proefondervindelijk, te doen. De struc
tuur der aarde boeide hem (de studie
van al hetgeen wij tegenwoordig ver
staan onder mineralogie, geologie en
palaeontologie)van zijn reeds jeug
dige hartstocht voor de chemie getuigt
„Faust" voldoende: hij deed voorts be
langrijk werk als botanicus en bioloog
(ontdekte het Tussenkaaksbeen)en
tenslotte moet zijn beroemd gebleven
„leer der kleuren", zijn „Farbenlehre",
genoemd worden.
Goethe was bovendien staatsman en
hij heeft als zodanig het grootste deel
van zijn leven in dienst van hertog
Carl August aan het hof te Weimar
doorgebracht.
In Weimar heeft Goethe geleefd en
gewerkt: hij is er gestorven en begra
ven. Vandaar dat Weimar voor ieder
die Goethe herdenkt een centrum van
belangstelling is en vandaar ook dat
de Duitse schrijver Thomas Mann, die
onlangs voor de hem toegekende
Goethe-prijs uit Amerika overkwam,
deze prijs in Weimar in ontvangst
moest nemen. De stad, die thans in de
Russische zone van Duitsland ligt,
heeft voor deze gelegenheid aan Mann
het ereburgerschap aangeboden en
hiermee zijn de vele thans plaats heb
bende plechtigheden ter herdenking
van Goethe's geboortedag ingeluid.
Wordt er nu, om eerlijk te zijn, bij
het vernemen van al die plechtigheden,
iets in ons bijzonder getroffen, waar
door wij warm gaan lopen voor
Goethe? Ik geloof het niet. Goethe
heeft een naam, die respect afdwingt,
ontzaglijk groot respect. Doch hier
mee houdt de belangstelling van de
moderne mens voor Goethe op. Goethe
behoort tot de wereldliteratuur; Goe
the is een eenzaam toppunt der cul
tuurhistorie; men heeft hem de laatste
universele mens genoemd, de laatste,
die alle takken van kunst en weten
schap niet slechts passief beheerde,
maar ook beoefende. Het is allemaal
waar; maar verandert het iets aan de
omstandigheid, dat Goethe in het leven
der twintigste eeuwers practisch geen
rol meer speelt? Men etaleert hem bij
bijzondere gelegenheden, gelijk thans,
in het flonkerende ornaat van zijn
grootheid en wie geregeld de pen moet
voeren heeft een aantal citaten uit
zijn werk bij de hand, om die bij tijd
en wijle naar de hoofden van het ge
acht publiek te slingeren; citaten die
vaak zó uit hun verband zijn gelicht,
dat hun oorspronkelijke betekenis niet
meer te bespeuren is. Zo leest en be
handelt men Goethe, als schrijver van
wijze en diepzinnige regels, gelijk:
„Das ewig Weibliche zieht uns hinan",
en als zodanig waardeert .men hem
ook wel. Doch hoe weinigen in Neder
land zullen ooi't anders dan op
school Goethe's werk m een groter
verband hebben gelezen?
Tegenover de omvangrijke literatuur
over Goethe, over zijn leven en over
zijn werk, tegenover het groepje vak
geleerden dat hem enthousiast door
snuffelt en tegenover de schare loftui
tende gelegenheidsschrijvers, staat de
wereld van vandaag, die bij Goethe
geen enkel belang meent te hebben.
En daar zijn wel enkele vage redenen
voor aan te wijzen.
Op de eerste plaats is Goethe's per
soonlijkheid als mens niet bijster aan
trekkelijk. In zijn jonge jaren pedant
en naderhand hooghartig en eigenlijk
met heel zijn ruime blik verschrikke
lijk egocentrisch, als zodanig was en
is hij nu nie't bepaald een beminnelijke
figuur. Eerder dan in het tijdperk der
psychologie heeft men misschien niet
zo scherp in de gaten gehad, hoe deze
persoonlijke hoedanigheden ook op
Goethe's werk hun enigszins terugsto-
tende invloed hebben gehad. En wat
mij persoonlijk vooral van grote sym
pathie voor Goethe's werk terughoudt,
is zijn volslagen gebrek aan humor. Ik
bedoel niet geestigheid, maar humor,
het spontane levensgevoel, dat aan alle
grote en kleine tragedies der wereld
een glimlach van geluk meegeeft. Deze
humor, die een kenmerk der groten
is, mist Goethe en men mag het hem
niet kwalijk nemen, wanneer men het
effect van dit gemis maar niet onder
schat.
Over de vrouwen, die in Goethe's
leven een rol hebben gespeeld en
die hem somwijlen tijdens het
scheppen voor ogen stonden, is al me
nigmaal geschreven. Het is een rijtje
van Friederike Brion en Lotte Buff, via
de adellijke Charlotte von Stein naar
het bloemenmaakstertje Christiana
Vulpius. Met tenslotte, als Goethe 74
jaar oud is, nog even de ontroerende,
onbeantwoorde en misschien pas eerste
échte liefdesvlam voor de jonge Ul-
rike von Levetzow. Dan moet de dich
ter schrijven en het klinkt spontaan:
„Mir ist das All, ich bin mir srtbst
verloren".
Over Charlotte von Stein, die in Wei-
mar, voordat Goethe in 1786 zijn Ita
liaanse reis ging maken, twaalf jaren
zijn levensloop heeft begeleid, heeft
Top Naeff een zeer mooi boekje ge
schreven 1). Het is thans in herdruk
verschenen en we signaleren het hier
graag, omdat het behoort tot de weini
ge Nederlandse boeken over Goethe,
die dit jubileumjaar heeft opgeleverd.
De visie die Top Naeff ons geeft op de
verhouding tussen Goethe en Charlctte
is ongetwijfeld scherp en knap, doch
wat eenzijdig; typisch de visie van
iemand uit de oudere school. De be
wonderde Goethe wordt er iets te
veel in opgehemeld, ten koste van
Charlotte, hetgeen onrechtvaardig is,
want dit boekje meet Goethe's kwali
teiten als kunstenaar niet uit ten op
zichte van het natuurlijk honderden
malen kleinere talent van Charlotte,
doch schildert eenvoudig deze twee
mensen in hun verhouding tot elkaar.
Overigens wordt men ook in dit boek
je weer getroffen door de geringe
warmte die Goethe's persoonlijkheid
uitstraalt en bovendien concludeert
men, dat deze in alle handboeken ver
melde verhouding toch eigenlijk maar
iets erg alledaags was, omdat de liefde
maar van één kant kwam en Goethe
er niet meer dan wat hoffelijke aar
digheid in had.
Er is nog een andere reden, waarom,
naar ik meen, Goethe slechts weinig le
zers vreugde inboezemt. En die reden
ligt, buiten alle hoedanigheden van zijn
karakter om, in de aard van zijn werk
zelf. Men kan zijn dichterlijk oeuvre
hemelhoog prijzen en men kan het met
enige ironische zinnen naar de begane
grond halen. Of men het een of het
ander doet, uiteindelijk is het van wei
nig belang. Een kunstwerk staat toch
op zichzelf en vraagt alleen om gelezen
en begrepen te worden. Doch het is
wel opmerkelijk, hoeveel schrijvers
van heden zich in volle ernst ironisch
over Goethe's werk hebben uitgelaten.
Inderdaad komt het mij voor, dat veel
van wat Goethe schreef, beschouwd
moet worden als „gedachten in dicht
vorm"; als gedachten, die soms hinder
lijk op grootspraak lijken, doch die,
omhangen met de mantel der welspre
kendheid, een imposante indruk ma
ken. Goethe was meer denker dan
dichter, meer een intellectuele dan vi
suele kunstenaar. Om hem tenvolle te
waarderen, moet men zijn wijsgerige
gedachten niet verstandelijk, maar als
schoonheid kunnen ervaren en dit is
niet altijd gemakkelijk.
Uit de wijsgerige aard van Goethe's
werk vloeit tenslotte de derde reden
voort, waarom wij een afstand tegen
over Goethe bewaren. Spreekt Goethe's
werk ons religieuze levensgevoel aan?
Men heeft hem „de grote Heiden" ge
noemd. Over deze betiteling kan men
12. Gespannen wq.chtte Eric de langzaam naderende zeerovers af. De prinses
kwam huiverend wat dichter hij hem staan. Wat hadden die kerels in de zin? Geen
enkele emotie viel op die onbewogen gezichten op te merken. Zouden zij de dood
van Toeng Cho willen wreken? En zou Eric de strijd moeten aanbinden met de
gehele bende?
Gij hebt gezien hoe het uw aanvoerder is vergaan," zei de Noorman afgemeten
en de dreiging in zijn stem kon niemand ontgaan. „Wie uwer het waagt ook maar
een vinger uit te steken naar de prinses, zal mijn zwaard tegen zich geheven zien."
Wong Hing, de onderaanvoerder, trad naar voren en stak zijn hand op het oer
oude, over de hele wereld verbreide teken van vrede en goede bedoelingen. „Gij
hebt u als onze broeder doen kennen," zei hij langzaam. Waartoe zou uw stem ons
thans met dreiging toeklinken?" De man nam in ieder geval geen vijandige houding
aan, dacht Eric verwonderd, en ook zijn strijdgenoten hadden hun wapenen wegge-
slo en. Ene liet zijn zwaard zakken. „Hoe heb ik mij dan als uw broeder doen
kennen?" vroeg Eric voorzichtig, nog steeds er op bedachtdat dit 'n list kon zijn om
z%jn waakzaamheid te doen verslappen. „Ge vraagt hoe! Hebt ge dan niet de onorer-
winnelijke Toeng Cho verslagen?" Wong Hing glimlachte, een uitdrukkingloos
grimas, dat niets uitdrukte en mets verklaarde. „Ge zijt niet alleen een bewonderens
waardig boogschutter, doch daarenboven een uiterst vermetel zwaardvechter. Ge
hebt ons van een kwelduivel verlost. Thans ben ik hier de aanvoerder en wij allen
staan onze broeder ter beschikking."
Eric fronste de wenkbrauwen. Meende de man wat hij zei. of was dit een poging
hem in te spinnen in een sluw net van mooipraterij en verdichtsels? „Mijn dreiging
geldt slechts hem, die de prinses een haar zou willen krenken zei hij waarschu
wend. „Wie zulks zou willen doen, kan 'mijn broeder niet zijn." Zelfs in de on
waardige breinen uwer broeders is geen plaats voor zulke onzalige gedaentev
antwoordde de Chinees. „De prinses zal geen haar gekrenkt worden, doch gij zult
ons toch. niet willen misgunnen een klein plan met haar uit te voeren
GOETHE
(Van onze Haagse redacteur)
Een geluid van geheel andere klank
dan men in onze eerste twee inter
views heeft kunnen beluisteren,
horen wij uit de mond van de vertegen
woordigers der minderheden bij de
R.T.C.
Toen hij aankwam wandelen over het
Lange Voorhout heeft de fotograaf hem
voor „Hotel des Indes" geknipt: mr. P. A.
Blaauw, geboren in Indonesië, opgevoed
in ons land, later in Indische dienst by
het departement van Justitie en gedele
geerd lid van de Volksraad. Na zyn ge
vangenschap speelde hjj een tijd lang
„hotellier en gros" voor het onderbren
gen van doortrekkenden en hierop volg
de een functie by het departement van
Sociale Zaken.
Een rustig, bedachtzaam spreker, die
ons ontvangt met zijn medestanders, de
heer J. Verboom en ir. J. H. Schijfsma.
In hun uiteenzetting volgt het ene pro
bleem na het andere.
Maar die problemen, zo stelt mr.
Blaauw voorop, zouden er niet geweest
zijn, indien zich een logische ontwikke
ling normaal had kunnen voltrekken.
Was de oorlog niet gekomen, dan zou
binnen afzienbare tijd een nieuwe ver
houding tussen Nederlanders en Indone
siërs langs lijnen van geleidelijkheid
volgroeid zijn.
Er mochten destijds tegengestelde be
langen zijn, er bestond toch geen haat.
Die haat heeft de Japanner geboren doen
worden en nadien is de kloof nooit meer
geheel overbrugd.
Uitermate nuchter gestemd hebben
zich mr. Blaauw en zijn mede-yertegen-
woordigers naar Den Haag begeven. Hun
mening is, dat de Nederlandse regering
bq herhaling de minderheden in Indo
nesië in dë steek heeft gelaten. Het ver
laten van Djocja is wel de zwaarste te
leurstelling geweest, welke zij moesten
verwerken, en het is hun overtuiging,
dat dit feit ook in andere kringen een
ernstige terugslag heeft gehad.
Acht gedelegeerden hebben de Ne
derlandse minderheden naar het his
torische overleg, dat in deze dagen
plaats vindt, afgevaardigd. In dit ge
zelschap variëren de meningen. Ten
twisten. In het Augustusnummer van
„De Gids", dat geheel aan Goethe is
gewijd, schrijft dr. Léon Polak een ar
tikel naar aanleiding van een onlangs
verschenen boek van Reinhold Schnei
der, een katholiek Duits auteur, die
Goethe's „Faust" als „een door en door
religieus werk" beschouwt, zij het dan
ook niet in confessionele zin. Dr. Polak
sluit zich bij die mening aan en gaat er
met zijn persoonlijke overtuiging uit
voerig op in. Maar toch, ook al zal
Goethe het hoofd wel hebben gebogen
voor Iets, dat hij boven zich voelde en
dat men dan heel vaaglijk God of God
heid kan noemen, toch kan het niet
anders, of zijn afwijsbare levensbe
schouwing maakt mede, dat de katho
liek enigszins vreemd tegenover Goe
the's werk zal blijven staan.
Uiteindelijk wil deze kroniek, ter
herdenking van de 200ste terugkeer
van Goethe's geboortedag, het zeer ve
le, waarin Goethe grootwas, niet on
derschatten. Dat Goethe groot is, be
wijst reeds het feit, dat zijn naam
door geen enkele politieke groepering
in de wereld 'te misbruiken is. Zelfs de
Nazi's, die haast iedere grote figuur
tot een Vijand of tot een vriend van
hun ideologie misvormden, hebben
Goethe onaangetast moeten laten. Deze
hoge onaantastbaarheid is misschien
wel de zuiverste waarborg, dat Goethe
groot is. Als universele geest reikt hij
tenslotte boven iedere verdeeldheid uit
NICO VERHOEVEN.
1) Top Naeff: „Charlotte von Stein,
een episode". Em. Querido's Uitg. Am
sterdam 1949. Derde druk.
Mr. P. A. Blaauw, een der vertegen
woordigers van de Nederlandse minder
heid.
onrechte staat mr. Blaauw in de lyst
van deelnemers aan de R.T.C. aange
duid als vertegenwoordiger van
Nieuw-Guinea; hij en de heren Ver
boom en Schijfsma spreken namens
een samenbundeling van zeven ver
enigingen: „Groter Nederland", de
Nieuw-Guinese Vrouwenbond, de Ver
eniging tot Kolonisatie van Nieuw-
Guinea. de NIBEG (Bond van ex-ge-
interneerden), de Nederlands-Indische
Pensioenbond, de Vaderlandse Club en
het Nederlands Cultureel Verbond.
De mensen met de oude „koloniale"
mentaliteit? De grijzende Indischman
ontkent het met nadruk. Hij en de dui
zenden, die achter hem staan, houden
van Indonesië en willen er wonen, maar
deze minderheid voelt zich behandeld
als quantité négligeable en daarom
vraagt zij met nadruk gehoor ook voor
haar stem op de R.T.C.
Dit wil niet zeggen, dat deze mensen
in de Nederlandse partij-politiek een
keuze doen en zich onder de oppositie
wensen te rekenen. Wel volharden zij
in een stellig vertrouwen op het nako
men van de morele verplichtingen, die
de Nederlandse Sta^t te hunnen op
zichte heeft. i
Nog wordt dit relaas niet gedaan in
een toon van verbittering, maar de toe
hoorder beluistert een diepe bezorgd
heid. Men dringt in deze kring aan op
een sterke en geen symbolische Unie en
voorts is er beduchtheid, dat de Neder
landse minderheid bij de toekomstige
structuur ergens zal komen te zweven
in de ruimte welke uitdrukking dan
nog zeer euphemistisch is.
Zo ergens, dan is het vanzelfsprekend
hier, dat het gesprek op Nieuw-Guinea
gebracht wordt.
Er komt geen opgewondenheid aan
te pas, maar mr. Blaauw's betoog wordt
met een ernstige overtuiging voorge
dragen-
Wij moeten wonen in een tropisch
land; beduchtheid voor leven en goed
laat zich niet gemakkelijk wegpraten
als zich dan de noodzaak zou voordoen
het Indonesië-in-engere-zin te ver
laten, dan richt de minderheid het oog
op Nieuw-Guinea, welk onontgonnen
land een eigen plaats moet kunnen in
nemen binnen het Koninkryk-„Nieu
we styi".
De argumenten voor deze afzonderty-
ke status worden van twee, drie kanten
beveiligt U en Uw kinderen ter
wijl U slaapt tegen muggebeten.
FLACON 50 en 90 ct.
aangedragen: een vijf-en-twintig jaar
geleden werd reeds de eerste kolonisa
tie-vereniging voor Nieuw-Guinea op
gericht; verder de bekende motievn
omtrent een eigen ethnologisch, geolo
gisch en strategisch karakter.
En tenslotte wijzen onze zegslieden ook
op een zuiver Nederlands belang bij de
ze zaak: de emigratie voert een flink
stuk nationale energie het land uit: de
„vermogens" men doelt vooral op
de werkkracht die Nederland langs
deze weg kwijt raakt aan Canada of
Zuid-Afrika is het kwijt; er kan geen
invloed meer op worden uitgeoefend.
Hoeveel meer zou niet bereikt worder.
wanneer de emigrantenstroom zijn reis
doel in Nieuw-Guinea zou kunnen zoe
ken.
Wij verlaten het driemanschap, dat'
„ondanks alles blijft vertrouwen op ver
dediging van de minderheden-belangen
door de Nederlandse Staat".
Sedert dit gesprek zijn al weer enige
dagen verlopen en inmiddels is gebleken,
dat over het horen van de minderheden
reeds uiteenlopende interpretaties zijn
gegeven.
De problematiek, door mr. Blaauw te
berde gebracht, is aan de Ronde Tafel
nog niet aan haar oplossing toe.
Op vragen van het Eerste Kamerlid de
heer Schoonenberg (C.P.N.), mede in ver
band met de contingenten betreffende de
uitzending van militairen naar Indonesië
hebben de heer Schokking, minister van
Oorlog, en de heer Van Maarseveen, mi
nister van Overzeese Gebiedsdelen, het
volgende geantwoord
De contingenten, welke in het normale
uitzendingsschema zijn opgenomen, om
vatten voor de jaren 1948 en 1949 twee
zelfstandige infanteriebrigades en zes ba
taljons infanterie per jaar.
De bedoelde onderdelen zijn samenge
steld volgens een bepaald organisatiesche
ma. Het aantal hierin voorkomende plaat
sen kon bij de uitzending niet volledig
worden bezet, aangezien, door tussentijd
se afkeuring voor de tropen, daarvoor te
weinig personeel beschikbaar was.
D»n hebt U een cntische, onderzoe
kende geest, dan kunt U de dingen
ondeden op redelijkheid, hum Of en
pnctisch oul Zulke mensen ptoeren
meteen de goede kwaliteiten van zo'n
fijne zachte Genevet als OUDE
VLEK uit Delft. Zij weten 't kaf
van 1 koren te scheiden.
m
Bent U toevallig ia Je velgmJe fcriode
(2i Septeaeber-21 October) prig Scbrtf
Jam em am grata OUDE VLEK-
som VlebStC* Déft
opnieuw op gehamerd, dat de we-
sterft aan gebrek aan liefde. Als
<JejAeen nu eens uit overtuiging han-
Zo„e, als de barmhartige Samaritaan!
Zi0riAe wereld er dan niet anders uit-
t)a L>at zal wel iedereen beamen,
lééjj T11 is het ook zo duidelijk, dat al-
kan l et Evangelie van liefde uitkomst
Maaien.
begjl otn dit te bereiken moeten wij
"n rAe.n met naar ons zelf te kijken
"'Krm i stus' gebod waar maken in het
'"dn!! 'even. Koste wat het koste. En
eG(^r voor zieh! De liefdeloosheid van
katl ®OcJer, van de hele wereld desnoods,
eGr ,u noch mij ooit ontslaan van de
ïtchte p,icht: liefdevol te zijn ten op-
Van onze naasten.
T„.
24
„Mijn geheugen is de laatste jaren
een tikje lek geworden. Ik zou zeggen:
ga naast Catherine staan, dan kan ik
jullie allebei tegelijk zien." Hij wierp
een blik op mijn hand, die ik in mijn
zak hield, haalde zijn schouders op en
deed zoals ik verzocht had.
Hij ging zitten in de stoel, waarin ik
daar straks gezeten had.
„Ik dacht wel dat er iets aan de hand
was," zei Wickersham. „Toen ik hoorde
dat je terug was, vroeg ik me eerst af
of je misschien van plan was het ge
recht zijn loop te laten hebben. Ik was
werkelijk verbaasd. Ik dacht dat je
daarvoor geen lef had. Maar toen je
uit de gevangenis ontsnapt was, be
greep ik dat het nooit je bedoeling ge
weest was je aan het gerecht te on
derwerpen. Er moest iets anders achter
zitten. Waarom ben je hier, Tremaine?"
„Om schone sokken aan te trekken.
Eii wie was jouw vader?"
„Je weet toch nog wel, Philip," kwam
Catherine met trillende lippen tus
senbeide. „Die is immers jarenlang
rechtskundig adviseur van onze familie
geweest. Hij was een vriend van vader.
Na zijn dood is John hier in zijn plaats
gekomen."
Dat was het dus. De familie-advocaat.
Als ik Tremaine was, dan zou hij mijn
raadsman zijn. Afgezien daarvan koes
terde hij weinig ontzag voor Philip Tre
maine. Probeerde zij me op dit ogenblik
duidelyk te maken dat ik beter deed
met in mijn rol te blijven? Als je op
het punt van verdrinken bent, en je
ergste vijand werpt je een touw toe,
dan grijp je het, al is het ook een truc
om je halverwege weer in de diepte te
laten ploffen.
„Ik zei immers dat mijn geheugen me
in de steek heeft geaten."
„Ontoerekenbaarheid is een prachtig
motief," zei Wickersham
Ijskoude duivel. „Of was je soms van
zins zelfmoord te simuleren, zodat je
naderhand bij Catherine kon komen
spoken om het geld dat ze erft?"
„Dus Catherine erft het geld?"
„Brave smeerlap, doe nu niet net alsof
jo de voorwaarden van je vader zijn
testament niet meer weet. Er heeft ge
noeg over in de kranten gestaan. Het
draaide allemaal om jou. Je vader was
een respectabel mens. Wil je het geld
erven, dan hoef je maar öf je onschuld
te bewijzen, öf je vonnis uit te dienen.
Aangezien dat vonnis ongetwijfeld de
doodstraf zal zijn, is de keus niet zo
aantrekkelijk."
„En als ik zelfmoord pleeg erft Cathe
rine dan het geld?"
„Het hoeft niet bepaald zelfmoord te
zijn," zei hij luchtig. „Van de trap af
vallen en je nek breken is net zo goed."
„Ben jij mijn advocaat?"
Hij zuchtte. „Goddank, nee. Ik knao
geen misdaden op. Op mij rust alleen
maar de taak de nalatenschap ten uit
voer te leggen. Je vader is meer dan
edelmoedig geweest. Er staat twintig
mille apart voor je advocaat, voor het
geval je voor de rechter komt. Voor dat
geld kun je een goede raadsman krij
gen, maar mij niet. Ik zou zelfs niet we
ten wie ik je moet aanbevelen."
„Dus je geeft me geen kans?"
„Kans op vrijspraak? Eerlijk gezegd,
nee D'r bestaat een kansje, dat je
levenslang krijgt in plaats van de dood
straf, tenminste wanneer je dadelijk
naar het eerste het beste politiebureau
tippelt en jezelf aangeeft. Er zijn vijf
getuigen, die je het kantoor van Clark
binnen hebben zien gaan. Ze hebben
allemaal het dodelijke schot gehoord
Twee van hen hebben je de kamer zien
verlaten met een pistool in je hand,
terwijl Clark dood over zijn lessenaar
lag Zelfmoord heeft hij beslist niet ge
pleegd."
„Ik heb hem niet vermoord."
Hij lachte. „Als je daar zeker van
bent, geef je dan bij de politie aan. Er
staan een paar agenten hier buiten. Ik
had ze al willen waarschuwen, maar ik
laat je liever niet voor Catherine's ogen
neerschieten."
„Erg attent."
„Integendeel Ik zie je namelijk liever
hangen, zie je."
Die kerel ha diets dat mijn bewon
dering afdwong. Misschien kwam het
doordat hy precies zo over Temple
dacht als ik. Zijn opmerkingen waren
totaal niet beledigend, zolang ik maar
bedacht dat ze niet voor mij bestemd
waren. En het beviel me dat hij zo on
verschillig was voor het pistool in mijn
zak.
„Misschien krijg je je zin," zei ik.
„Maar dan is het niet, voor de moord
op Earl Clark." Tegelijkertijd deed ik
een uitval naar hem. Misschien was hij
voorbereid geweest op een schot, maar
in geen geval op een Philip Tremaine,
die met zijn blote handen vocht. Ik nam
hem bij verrassing, en mijn stoot op
zijn marmeren kaak ging vergezeld van
heel mijn lichaamsgewicht Hij zakte
achterover in zijn stoel. Catherine deed
een stap naar voren, maar ik greep haar
bij de arm en duwde haar neer op een
stoel.
„Verroer je niet!" zei ik. „Blijf waar
jc bent." Ik raapte het gordijnkoord op,
dat ik op de grond had laten vallen, en
wond het om Wickersham zijn benen.
Toen bond ik ze aan de stoel vast,
waarna ik hetzelfde deed met zijn lijf
en armen. Ik stopte het doekje uit zijn
borstzakje in zijn mond en wond de
geborduurde sjaal van het tafeltje om
zijn gezicht. Hij ademde zwaar door zijn
neus en begon een beetje te bewegen.
Ik trok Catherine overeind.
„Kom mee. We gaan weg."
Ze deinsde terug „Weg? Waarom
vlucht je niet? Ga toch!"
„Ik zou dolgraag willen, maar ik heb
geen touw meer, en ik ben niet van
plan je hier ongeboeid achter te laten."
Ik liep naar de deur haar met niij mee
trekkend.
„Maar je kunt mij niet meenemen!
Met mij bij je heb je geen schijn van
kans!"
acht
Ik trok haar naar me toe en hield
baar bij de schouders vast. „Nu niet
verder praten! Mijn benen zijn niet
snel genoeg. Ik moet een auto hebben
en jij chauffeert." Ik greep haar beurs
van de stoel, maakte hem open en
vond de sleutels van de auto er in. Ik
nam haar mee door de gang en daalde
bij drie treden tegelijk de trap af. Ik
sleepte haar achter mij aan, maar
zorgde ervoor dat ze niet viel. Beneden
in de kast vond ik de bruine mantel
die ze gedragen had, toen i khaar ont
moette. Ik gooide haar die om. We
gingen door de grote huiskamer en de
eetkamer naar de keuken, die met een
deur op de garage uitkwam. Ik hield
een ogenblik stil en luisterde. De ga
ragedeuren kwamen uit op het gras
veld achter het huis, en bij het zwakke
licht zag ik de glanzende omtrekken
van een automobiel. Hij stond met de
neus in de goede richting. Van de zij
kant van het huis kwam het geluid van
stemmen.
(Wordt vervolgd)
Vijf uur op het Haagse perron. Fo
rensen en xxicantiegangers lopen
frites te kauwen uit vettige zakjes.
Een verdwaalde hond scharrelt ze
nuwachtig tussen het bos van benen.
„Wil de wagenmeester zich in ver
binding stellen met seinhuis P?"
vraagt de luidspreker.
„Traain for Emsterdem? Hierrr
Wij verzekeren d« jongeman uit
Bombay dat dit de richting Amster
dam is.
Als het gevecht om de zitplaatsen
achter d rug is, ontdekken wij Bom
bay tegenover ons. Fel con drasteert
zijn lichte zomerpak met zijn huids
kleur, die lijkt op gepolijst ebben
hout.
„It was lovely," Acht hij zich dan
tot een hoogblonde jonge vrouw.
Jaes war schön," glimlacht de
Blonde, die behalve Deense ook de
echtgenote van Bombay blijkt. Samen
genieten zij van de Hollandse wei
landen, de windmolens en een pakje
dadels, waarvan de pitten virtuoos
naar buiten gemikt worden.
Spreekt U Engels?" vraagt hij aan
de juffrouw, die naast ons zit en
waarschijnlijk typiste op een advoka-
tenkantoor is.
En dan volgt zo'n loflitanie op ons
vaderlandje in een soort onweer-
Engels, begeleid en onderstreept
met gebaren van handen en voeten.
„Een ding vind ik wel erg raar,"
vertrouwt de Blonde ons toe, „je kan
hier zo in alle huizen binnen kijken.
Elke familie leeft als het ware op
straat."
„En tot mijn verbazing zie ik hier
zoveel Indonesiërs. Dat had ik niet
verwacht," zegt Bombay en hij brengt
de Indonesische kwestie op het ta
pijt. Hij is Indiër, heeft in 'Amerika
gestudeerd, bepleit vrijheid voor alle
Oosterse volken en vindt dat wij.
Hollanders, dat toch vooral goed moe
ten begrijpen.
Onze buurvrouw, de typiste, zal
hem even van antwoord dienen. „Na
tuurlijk, vrijheid, maar alles moet
zijn tijd hebben. Neem de Verenigde
Staten. Wij Hollanders hebben daar
de boel op poten gezet, New York
gesticht en heel langzaam aan de Ame
rikanen hun vrijheid gegeven. En ik
geloof, dat wij tegenwoordig toch
niets meet in Amerika te vertellen
hebben, wel?"
De Z.E. heer H. de Greeve zal in zijn
Lichtbaken van hedenavond belangrijke
mededelingen doen over de UNO-protest-
actie. Deze mededelingen zijn in het
bijzonder bestemd voor de Katholieke
Jongeren en betreffen de tweede phase
van de gebeds- en boeteactie voor de
slachtoffers van het communisme over
de gehele wereld.
Z. H Exc. Mgr. W. Mutsaerts, bis
schop van 's-Hertogenbosch, zal 9 en 10
September a.s. in de kloosterkerk van
de paters Franciscanen te Wvchen-
Alverna de volgende wijdingen toedie
nen:
Tonsuur aan de eerw. fraters J. Ver
duit, P. de Bruin, P. v. d. Brandt en P.
Cops, van de Priesters van het Aller
heiligst Sacrament, en aan de eerw.
frater R. F. Groenen, van de Priesters
van het H. Hart van Jezus.
Tonsuur en Mindere Orden aan de
eerw. fraters Cl. Ruigrok, Th. van Wel,
B. Meurs, M. Moes, A. Krouwels, J. van
der Berk Cr. Severins, Alfr. Andela,
C. Snijders,. A Goddijn, L. Bosse, S.
van Harteveld, Pr. Vergeer, S. Chapel,
A. Beekman. A. Grasveld, L. van der
Zwaam, G. Korstens, S. Verhey, van
de Paters Franciscanen.
H. Diaconaat aan de eerw. fraters J.
Gelsing G. Cremers, G. Geurts en A.
de Jong. van de Priesters van het Al
lerheiligst Sacrament.
ZONDAG 28 Augustus: 12de Zondag na
Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H. Augusti
nus; 3 H. Hermes (Utrecht, Den Bosch:
3 Kerkwijding; 4 H. Hermes) Credo; pref.
v d. H. Drievuldigh.: groen.
MAANDAG: Onthoofding v. d. H. Joan
nes de Doper; eigen Mis; 2 H. Sabina (Den
Bosch: 2 Kerkwijding; 3 H. Sabina: Cre
do) gewone pref rood. Utrecht: octaaf
v. Kerkwijding: Mis Terribilis; 2 onthoof
ding v. S. Jan: 3 H. Sabina; Credo: gewone
prefatie; wit.
DINSDAG: H. Rosa v. Lima, maagd; Mis
Dilexisti; 2 H.H. Felix en Adauctus: (Den
Bosch: 2 Kerkwijding: 3 H. Felix, Credo)
gewone prefatie: wit.
WOENSDAG: H. Raymundus Nonnatus,
belijder; Mis Os justi: gewone prefatie:
wit. Den Bosch: octaaf v. Kerkwijding;
Mis Terribilis; 2 H. Raymundus: Credo:
gewone prefatie: wit.
DONDERDAG: H. Aegidius, abt: Mis Os
justi; 2: 12 Broeders martelaren: 3 tot alle
heiligen: gewone prefatie: wit.
VRIJDAG: H. Stephanus, belijder; eigen
Mis; 2 tot alle heiligen: 3 naar keuze:
gewone prefatie: wit Eerste Vrijdag
v d. maand: plechtige votiefmis v. h. H.
Hart: Mis Cogitationes: Credo: prefatie
v h. H. Hart; wit
ZATERDAG: Mis v. O. L. Vrouw op
Zaterdag; 2 tot de H. Geest; 3 voor Kerk
of Paus: prefatie v. O. L. Vrouw; wit.
Roermond: kerkwijding v. d. kathedraal;
Mis Terribilis: Credo: gewone prefatie:
wit.
ZONDAG 4 September: 13de Zondag na
Pinksteren: Mis v. d. dag; 2 tot alle hei
ligen; 3 naar keuze; Credo: prefatie v d.
H. Drievuldigheid: groen. Roermond: 2
kerkwijding.
Tijdens het te Asten gehouden Gene
raal Kapittel der Zusters Franciscanes
sen van de H. Antonius van Padua werd
tot algemeen overste herkozen de
zeereerw. zuster M. Dolorosa en tot as
sistenten de eerw. zusters M. Mechtil-
da, M. Margaretha, M. Magdaiena en M.
Beatrix.