Onze roeping Leven en dood in Hollywood Spot als ernst ERIC IN HET RIJK VAN HET MIDDEN Si Mensen op reis HET TEGEMOETKOMING EX-POLITIEKE GEVANGENEN „Fruit was nooit duur in volkszaken WESPENNEST EPISCOPAAT OP „YPELAAR" Evelyn Waugh, de glasharde LITERAIRE KRONIEK Voor zover zij ten onrechte zijn behandeld Verontwaardiging bij middenstand en grossiers in Limburg RESA - HILVERSUM T- ZATERDAG 1 OCTOBER 1949 PAGINA 3 Tweede Kamer besluit: Bent U geboren tussen 23 Sept. eo 23 Oct.? Niet te schriel Belangen der Indische Nederlanders G-eslaagd dank zij door David Duncan Concessie aangevraagd voor aardolieveld Liturgische weekkalender Als wij het zo noemen mogen heb ben wij, mensen, eigenlijk allen een dubbel leven: een op aarde en een in de hemel. Feitelijk moesten wij deze twee levens tezamen leven. Dat is het ideaal en ook Gods bedoeling. Al leen de heiligen hebben dit in de volle zin van het woord waar gemaakt. Voor de gewone doorsneemens volgen deze beide levens meestal op elkaar, als men tenminste zijn eindbestemming bereikt. Intussen is het een feit, dat het leven op aarde een bron is van onophoudelijke moeilijkheden. Met alles wat aan rechten en plichten daarmee samenhangt legt het ons zeer grote hindernissen in de weg met betrekking tot ons eigenlijke, eeuwige einddoel. Dit rechtuit te erken nen, er steeds rekening mee te houden, is een bewijs van gezonde werkelijk heidszin. Iedere struisvogelpolitiek, elk verstoppertje-spelen met deze waarheid voert vroeg of laat onvermijdelijk tot diepe val. Een gewaarschuwd man telt voor twee! Daarom is het alleen maar een teken van wijze voorzichtigheid de ogen open te houden voor het gevaar, dat een wereldse mentaliteit met zich brengt zo wel voor ons stoffelijk als voor ons geestelijk welzijn. Het is van het grootste belang nooit te vergeten, dat een besluit van Gods wil ons in deze wereld heeft geplaatst met de opdracht hier onze eigen, vrije keuze te doen: voor of tegen Hem. En deze keuze bepaalt ons eeuwig geluk of onze eeuwige verwerping. Dat is de grondwet, die het leven van ieder men selijk wezen beheerst. Of wij dit goed vinden of niet, legt niet het minste ge wicht in de schaal en verandert daar aan niets. Gods goedheid laat ons, nadat Hij ons in het leven heeft geroepen, echter niet aan ons lot over. Zijn tweede Schepping, de geheel nieuwe wereld der genade, waarin Zijn Kerk met haar genademid delen ons met raad en daad bijstaat, stelt ons in staat met succes de goede strijd te strijden, onmisbare voorwaarde Voor de eindoverwinning. Maar ondanks deze goddelijke steun, die ons op ieder gewenst ogenblik van ons bestaan ten dienste staat, en, goed aangewend, onfeilbaar zeker sterker zal blijken te zijn dan alle tegenwerking van de duivel, blijft het een onloochenbaar feit, dat voor ons tevens zeer beschamend is, dat zelfs wij, de uitverkorenen tot het Rijk Gods, niet of althans niet voldoende beantwoorden aan onze roeping: Ook hier wreekt zich een gebrek aan zin voor de werkelijkheid. Niemand toch zal willen ontkennen, dat de enige, echte, onveranderlijke werkelijkheid de eeuwigheid is. Ons leven op aarde daar mee te vergelijken zou een grote dwaas heid zijn. Maar w 1 beslist datzelfde leven op aarde over de aard van ons eeuwig be staan. Dat heeft God-Zelf zo bepaald. Kan er dan uit deze gegevens rede lijkerwijze een andere gevolgtrekking gemaakt worden dan dat de eisen van de eeuwigheid, omdat zij de zwaarste zijn, ook in alles het zwaarst moeten wegen? Ieder, die zijn verstand ge bruikt, zal dit moeten toegeven. Maar lussen een verstandelijk inzicht en de praktische uitvoering daarvan in het dagelijkse leven ligt een lange weg, die, getuige de ervaring, velen niet de moed hebben te gaan Een aandachtig volgen van de wis selende gebeden uit de H. Mis van de _17e Zondag na Pinksteren plaatst ons midden in deze allergewichtigste waarheid. Eerst herinnert de Kerk ons aan de plicht ons vrij te houden van zonden en onze verkeerde neigingen te bestrijden, maar dan onderstreept zij even nadrukkelijk de noodzaak van het onderhóuden van Gods geboden, waarbij natuurlijk aan de liefde de eerste plaats toekomt. Er kan niet vaak genoeg gewezen worden op het grote nut van het litur gisch medeleven van de H. Mis. Het is zo jammer, dat de meesten onder ons geen flauw begrip hebben van de god delijke wijsheid en liefde, waarmee de Kerk ons tracht te leiden naar ons eind doel, juist door haar onvergelijkelijke liturgie. Wij leven langs die onuitputte lijke rijkdom heen, zonder zelfs maar te vermoeden, welk een schade wij ons aldus zelf berokkenen. Onbekend maakt onbemind. Jawel, maar kunnen wij dat gebrek aan kennis wel verantwoorden? Het betreft im mers onze hoogste belangen! St. Paulus vat in het Epistel ons hele leven samen in dit ene, kernachtige zinnetje: „Leeft zó, dat gij Uw roeping waardig zijt!" Het is wel het sterkste bewijs van onze geestelijke armoede, dat wij deze roeping, onze hoogste adel brief, niet in een levende werkelijkheid weten om te zetten. Door God zijn wij uitverkoren tot het bovennatuurlijk leven der genade, tot het onbegrijpelijk verheven kindschap Gods, waardoor Jesus ons de plicht op legde heilig te zijn, zoals Zijn Vader in de hemel heilig is. Trots alle moeilijkheden, die het le ven op aarde met zich meebrengt, kan geen andere levenshouding genade vin den in de ogen van de heilige God. Wij dragen daarom een ontzagwek kende verantwoordelijkheid. Durven wij het aan open en eerlijk de balans op te maken van ons gedrag? Hebben wij de moed de zekere kans te lopen een fi asco te moeten constateren? Het is in derdaad niet aangenaam de ontdekking te doen, dat wij God en onze ziel ver waarlozen om wille van de dingen dezer aarde. Maar het is de waarheid! Geen ziekte kan genezen worden zon der voorafgaande, nauwkeurige diag nose. Als uitverkorenen van God heb ben wij een dubbele taak te vervullen: ons zelf te heiligen en door ons voor beeldig leven anderen tot God te bren gen. In gelijke' mate zullen wij eens voor beide rekenschap hebben af te leggen. Niemand kan een ander geven wat hij zelf niet bezit. Het volle begrip van de diepe zin van St. Paulus' woorden be tekent voor ons een nieuwe, ver los s i n g. Moge het onweerstaanbaar gebed van het diep doordringen in de tekst van de H. Mis van morgen velen onder ons de genade schenken te beseffen wat het zeggen wil, zó te leven, dat wij onze goddelijke roeping waardig en trouw blijven. i L. Bij de bevrijding van Breda in 1944 viel het klein-seminarie „IJpelaar" te Nieuw-Ginneken ten prooi aan de oor logshandelingen. Het gebouwencomplex werd geheel vernield'. Direct na de be vrijding werd een actie op touw gezet om te komen tot herbouw. Onder moei lijke omstandigheden werd me. de bouw aangevangen. Thans is het ge bouwencomplex zo ver klaar, dat het geheel onder de kap is en met de af bouw kan worden begonnen. Men hoopt in Augustus 1950 het seminarie weer te betrekken. Geheel onverwacht arriveerde Don derdagmiddag het gehele Nederlandse Episcopaat, met uitzondering van de Bisschop van Breda, die verkouden was, bij het seminarie. De hoge gasten ver toefden ruim drie kwartier in en rond de gebouwen en lieten zich over de stand der werkzaamheden voorlichten. T~pvelyn Waugh is het enfant terrible in de jongste Engelse letteren. Het begint J~1 al met de misleidende voornaam: Evelyn, die doet vermoeden, dat de naam- drager geen hij maar een zij is. Waugh is echter een hij, en wat voor een! Men kan moeilijk echt verrukt over hem zijn, maar nog moeilijker ontkennen, dat hij een virtuoos is, en wat meer is, dat hij u in zijn greep houdt. Het moeilijke aan hem is, dat hij ernst en spot zo door elkaar haspelt, dat men niet weet, wat men in zijn werk au sérieux moet nemen en wat niet. Hij stelt de werkelijkheid voor als een lelijke grap, waar men niet om lachen mag. Tpen in 1929 zijn eerste roman ver scheen, liet de uitgever hem er bij wijze Van waarschuwing voorin schrij ven, dat het verhaal humoristisch was bedoeld. Sindsdien heeft Waugh steeds waarschuwingen voorin zijn boeken moeten schrijven, nu eens vermelden de, dat de lezer een serieuze geschie denis in handen heeft, dan weer dat de werkelijkheid is uitgebeeld als een scherpe satire. Met zeldzame grilligheid springt Waugh telkens op een nieuw thema over. Hoe grappig hij zich eventueel ook in zo'n nieuw thema uitleeft, de sprong wordt in ieder geval met do delijke ernst ondernomen. Iedere sprong is een stuk clowneske acroba tiek; een stunt, uitgevoerd met het gezicht van een boer die kiespijn heef. en tevens met een doorgewinterde bru. taliteit, die totaal onthutsend werkt. Evelyn Waugh behoort met Gra ham Greene tof de vooraanstaande, moderne Engelse auteurs. Beiden zijn katholiek en snijden in hun romans zeer uitzonderlijke katholieke proble men aan. Hoe men over hun werk ook denkt, zij hebben het in ieder geval klaargespeeld de katholieke roman in Engeland populair te ma ken. Natuurlijk zouden ze dit nooit hebben klaargespeeld zonder hun talent, waartoe men behalve hun ar tistieke vaardigheid ook hun zake lijke inslag moet rekenen. Waugh en Greene weten alle twee precies, hoe ze een roman moeten maken, die in de pers het rumb'er veroorzaakt, no dig om het publiek naar de boek winkels te doen stromen. Ze brengen altijd 'n story, die, afgezien van de problemen die er in worden uitge werkt, allereerst de moeite van het lezen waard is vanwege de gedurfde intriges. Waugh en Greene zijn vaklieden. Ze vervaardigen inslaande ontspan ningslectuur. Ze werken pal op de verkoop. Ik geloof niet, dat men hun literaire kwaliteiten miskent, door hen eenvoudig te beschouwen als ge wiekste bellettristen, die van zoge naamde bestsellers niet afkerig zijn. Meer en meer moderne Engelse auteurs werpen zich op sensationele of melodramatische onderwerpen, waarvan het succes verzekerd is, maar die niettemin gelegenheid bie den tot het uitwerken van het pro bleem, dat hen als artist, diep in hun hart, bezig houdt. Zo krijgt de lezer in een onweer staanbare verpakking dezelfde dosis „echte" literatuur in handen, die minder commercieel aangelegde col lega's zonder verpakking tevergeefs aan de man trachten te brengen. Het geheim van Waugh's succes is zijn glas'nardheld. „Hard-boilêd" noemt men dat in Amerika. Hard-boiled zijn de realisten, die zonder scrupules bru tale scènes uit de strijd om het bestaan uitbeelden. De realisten, van wie men geen ander meegevoel verwacht dan ironie of verholen sarcasme- Evelyn Waugh, al is hij dan een En. gelsman van goeden huize is, voor hij een pen op papier zette, terdege school gegaan bij de Amerikanen. Hij heeft de ironie en het verholen sarcasme op gevoerd tot tergende onverholenheid. Met name in zijn laatste roman „The loved one", door de dichter Koos Schuur in vloeiend Nederlands ver taald onder de titel „De dier bare" 1). Terecht gaf Waugh aan deze roman zijn gebruikelijke waarschuwing mee. Dit is een volledig verzonnen verhaal, zegt hij; een kleine nachtmerrie, veroorzaakt door het ongewoon hoge levensniveau van een kort bezoek aan Hollywood. Zij, die gauw misselijk zijn, kunnen hun exemplaren beter ongelezen naar de leeszaal of boek winkel terugzenden. Gevolg van deze waarschuwing was na tuurlijk, dat iedereen in de Nieuwe We reld deze roman wilde lezen. Commer cieel gezien, was die waarschuwing door Waugh even handig in elkaar gezet als heel zijn griezelhistorie; „De dierbare is een tijdlang het meest verkochte boek in Amerika geweest. Maar toch mag voor de meer bezadigde Nederlandse lezers Waugh's waarschuwing gerust herhaald worden, als openhartige mededeling, waar- va» men nota dient te nemen alvorens men tot de lectuur besluit. Want „De dierbare" is een grap; een heel sinistere gran over de dood en over de wijze waar op men in Los Angeles aan de dieroare doden de laatste eer bewijst. Het is een grap die op de werkelijkheid is geba seerd en aan de werkelijkheid haar gru welijkheid ontleent. Dit is een boek over excessen. Het si- nistere van de grap zit in de volmaakte preciesheid, waarmee Waugh de overdre ven verfijning van de dodencultus in Hollywood aan de kaak stelt, alsmede de correcte - brutaliteit waarmee de begra fenisindustrie dollars weet te slaan uit het leed der nabestaanden. Dit oegra- feniswezen is een industrie, groots in 01 u- taliteit en in de manieren waarop zij naar vat op de mensen houdt. Waugh spot in deze roman met de cultuurloosheid en het onge loof van Engelsen en Ameri kanen in Hollywood. Hij spot met de stijve klazen van de Engelse kolonie, die. zwoegend in de bah der machtige filmstudio's, kramp achtig proberen zich door klassiek En gels flegma te onderscheiden van de luidruchtige Amerikaanse mentaliteit. Hij spot met hun monocles, hun leeg hoofdig gepraat over traditie en waar debesef, hun cricket- en clubgeest, hun aristocratische aderverkalking. Hij spot ook met de Amerikanen en hun hyper- zakelijke levensinstelling, die iedere menselijke emotie verindustrialiseert. Hij spot met de ongelovigen, die 'bang zijn voor de dood, en voor zichzelf en hun schoothondjes bij een begrafenis ondernemer een surrogaathemel ko men bestellen. Men leert in de roman „De dier bare" het bedrijf kennen van twee be grafenisondernemers, een voor dieren en een voor mensen. Wie zijn pekineesje, zijn geit of zijn koppiekrauw een blij bestaan in het hiernamaals wil bezorgen, gaat naar Dennis Barlow, een voortvarend Engels tekstdichter, die er bij de stu dio's is uitgebonjourd en die nu, tot verbolgenheid der zelfbewuste Engelse kolonie, zaakwaarnemer van het cre matorium „De gelukkiger Jachtvelden" is geworden. Hij zorgt er voor, dat de diepbedroefde nabestaanden de as in een urntje thuis krijgen en elk jaar op de sterfdag een gedachteniskaart per post: „Uw kleine Fikkie denkt vandaag in de hemel aan u en kwispelt met zijn staart." Op het moment, dat het lijkje in de oven verdwijnt, wordt een duif losgelaten, symbolisch teken voor de bevrijding der ziel. Er is ook nqg een predikant beschikbaar, voor het geval de nabestaanden „kerkgaande merisen" zijn. Nog macaberer dan dit dierengedoe is de zaak van de „Ruisende Luwten". Dennis moet er heen, omdat zijn oude vriend Sir Francis, die ook zijn congé heeft gekregen bij Hollywood, zich van adellijk verdriet heeft opgehangen. „Ruisende Luwten" (Whispering Gla des) regelt hetgeen thans gebeuren moet. Het is een ontzaglijk bedrijf, waaraan tal van balsemers, cosmetici, gidsen, predikanten, kapsters, kleer makers en technici verbonden zijn. De spot wordt hier verbijsterend, maar blijft onontkoombaar knap. Het is een spot met iedereen, die het mysterie van de dood onteert in dit hard-boiled be drijf; een spot, zowel met de zaken lieden, die er achter zitten, als met de stroom van clientèle, die dag in dag uit nieuwe dierbaren binnenbrengt. „Wat was uw vriend?" vraagt de juffrouw van Inlichtingen aan Den nis. „Hij was schrijver." „O, dan zou Dichtershoek voor hem een plaats zijn. Wij hebben daar veel van onze vooraanstaande litte raire namen, óf in persoon of als Schikking Vooraf. U kent ongetwij feld de werken van Amalia Berg- son?" „Ik heb er van gehoord." „Wij hebben gisteren pas aan me juffrouw Bergson een plaats bij Schikking Vooraf verkocht onder het standbeeld van de vooraanstaande Griekse dichter Homerus. Ik zou uw vriend vlak naast haar kunnen leg gen. Maar misschien wilt u de zone eerst zien, voor u een besluit neemt.!' „Ik wil alles zien." Zo wordt door het hele boek heen de dialoog gevoerd, met frappante on gedwongenheid, maar met spot in iedere zinsnede. Het is een spot, ge laden met dodelijke ernst. Want, en dit is de reden waarom deze spot nooit zijn doel mist: voor de personen, die de dialoog voeren, is er geen sprake van spot. Zowel het personeel als de clientèle menen het goed met de „dier baren". Het is, zoals het meisje van de cosmetische afdeling zegt, wier taak het is met shampoo, borstels en crèmes een natuurlijke uitdrukking op de ge zichten aan te brengen: „Ik hou van mijn vak, want het is een mooi vak. Het staat eigenlijk heel Jicht bij kunst." Zo gezien krijgt dit spotboek een hoogst ernstig voorkomen, llier ver liest het zijn kwaadaardige allure. Hier wordt de spot een wapen, gericht tegen het bespottelijke van een levensbe schouwing, die niet alleen het myste rie van het leven, maar ook van de dood negeert, en die zich van de bruta liteit hiervan niet eens bewust is. Hoe Waugh tot deze uiterste satire is gekomen, leert men enigszins be grijpen uit zijn voorgaande boek „A Handful of Dust", een haast even hard gekookt drama, thans over de liefde en geïnspireerd op een versregel van Eliot; alsmede uit „Brideshead revisi ted", een op het eerste gezicht vrij tra ditionele roman, die echter duidelijk preludeert op het marionettentheater der super-civilisatie, zoals Waugh de wereld thans ziet. Deze in 1944 ge schreven roman werd door E. van An- del vertaald als „Terugkeer naar Brideshead" 1). Voor in de En gelse uitgave moest Waugh op verzoek van de uitgever vermelden, dat dit boek niet humoristisch was bedoeld. Volgens Waugh zelf is zijn werk niets minder dan een poging de werking van het goddelijk oogmerk na te sporen in het leven van een adellijk Engels ka tholiek geslacht, dat in de tijd tussen de twee wereldoorlogen zijn leidende positie en zijn godsdienst verliest. Spot Waugh hier, of spot hij niet? 42. „Zo, is dit de Pagode der Ontheven Smarten?" vroeg Eric. Duizendmaal vergiffenismaar het is mij werkelijk onmogelijk om u verder te vergezellen," mompelde de overste schuw. „Zoals ik u reeds zei, is het onze orde verbo Hij kon de zin niet afmaken. Met een welgemikte haal schoot Eric's zwaard uit en glitste langs zijn pij. Een scheurend geluid en dodelijk ontsteld staarde de man naar de grote scheur, die plotseling in zijn kleed was gekomen. Tegelijkertijd voelde hij de scherpe punt van Eric's wapen op zijn naakte huid. „En nu geen omwegen meerl" beval de Noorman. „Breng ons regelrecht naar de prinsesen dit is je laatste kans!" Schoorvoetend betrad de overste het halfduistere voorportaal van de pagode. Eric volgde hem op de voet. Tai haalde zijn knots te voorschijn en voegde zich dan ben hen. Zij stapten een gang in. Een muffe, schimmelige lucht prikkelde hun neusgaten. Volstrekte stilte hing bijna tastbaar tussen de lage wanden. Opeens hoorden zij iets ritselen. Het naderde snel. Eric hief zijn zwaard, en met een schreeuw sprong hij op. En met een schreeuw sprong Tai op. Zijn kruik liet hij vallen. Ook de overste verstarde van schrik. „Iets vochtigs! Een harig ondiergilde Tai. De overste hervond het eerst zijn kalmte. ,£>uizendmaal vergiffenis," mompelde hij. „Misschien had ik moeten vertellen, dat men hier veel ratten kan aantreffen." Een rat! Eric's trekken ontspanden zich. Onwillekeurig speelde een glimlach om zijn lippen toen hij naar de kleine filosoof keek, die zijn dierbare kruik weer opraapte. Tai mocht dan een wijs man zijn, maar wat moed betrofHij kuchte maar eens en beduidde de overste verder te gaan. Aan het einde van de gang bleef de overste staan. Zijn handen gleden met het gebaar van een vakman langs een muur en eensklaps ging een gedeelte van de muur langzaam open. Een geheim luik! Eric en Tai hadden de man in spanning gadegeslagen en wachtten op wat nu komen zou De overste richtte zich weer tot de Noorman, doch nu deemoedig en terneergeslagen. „Door dit luik moet ge gaan," zei hij. „Dit is de toegang tot de weg, die u bij de prinses zal brengen. Doch thans moet ge mij werkelijk verontschuldigen. Tot hier heb ik u geleid. Ik kan zeer beslist niet verder met u meegaan De Tweede Kamer heeft in haar ver gadering van Vrijdagmiddag besloten het verslag van de commissie voor de handelspolitiek nopens de nota in zake de deviezenpositie van 27 April 1.1. te zenden aan de regering met verzoek het schriftelijk te willen beantwoorden. Daarna is in behandeling gekomen het wetsontwerp, houdende regelen betref fende toekenning ener tegemoetkoming aan personen, die ten onrechte als poli tieke delinquenten zijn behandeld, of hun erfgenamen voor schade tengevolge Dan bent U oprecht, gesteld op orde en regel, U houdt van een smaak volle omgeving, steeds wikkend cn wegend om hes beste te vinden. Als zij een Gcnever zoeken, kiezen zulke mensen juist altijd de fijne zachte smaak van OUDE VLEK uit Delft. Bent U toevallig de mimende periode 24 October- 22 Not/ember) jarig Schrijf dan om een gratis OUDE VLEK- analyst aan Vlek Co. Delft. Hoe meer men het einde van deze ro man nadert, hoe duidelijker het wordt, dat hier inderdaad een zeer ernstig schrijver aan het woord is; iemand, die de uitgeholde vorm en de vervlakking van zijn tijd dóór heeft. Waar hij spot, speelt hij niet zo maar een spel. De spot, die hij zijn romanfiguren in de mond legt, is hun verdediging. Dit is belangrijk; Waugh spot zelf nooit. De pointe zit altijd in de dialogen tussen de figuren, zoals dit ook is in de to neelstukken van Oscar Wilde. Met het armzalige en voor ons belachelijke, hetwelk die dialoogzeggers te berde brengen, suggereert Waugh hun leeg heid van leven zonder geloof. Op de laatste bladzijden van „Terugkeer naar Brideshead" laat hij bovendien zijn fi guren zelf de conclusies trekken. In die conclusies, kan men zeggen, om Waugh's eigen woorden aan te vullen, is het goddelijk oogmerk, waarvan de werking in deze wereld werd nage spoord, uiteindelijk weer tot leven ge wekt in de mensen. Ook al aanvaarden de enigszins schimachtige romanfigu ren dit oogmerk minder uit blijheid, dan wel uit onbestemde, donkere, in nerlijke gedrevenheid. NICO VERHOEVEN 1) Uitgave „De Bezige Bij", Amster dam. van ondergane bewaring of voorlopige hechtenis geleden. De heer Scheps (Arb.) betoogde, dat door het onderhavige ontwerp inciden teel onrecht kan ontstaan. Men mag zich niet losmaken van het M. G. en dan zijn er twee mogelijkheden: 1. De Staat ver goedt alle schade aan alle slachtoffers. 2. De Staat wijst deze vorm van ver goeding radicaal af en laat de regeling op alle groepen gelijkelijk slaan. De heer Terpstra (A.-R.) betreurde de late indiening van het ontwerp en hoop te, dat de regering zal blijven letten op de belangen van de slachtoffers van de Duitse terreur. De nadruk moet vooral vallen op het feit, aldus mej. Tendeloo (Arb.), dat degenen, die geholpen worden, ten on rechte gedetineerd zijn geweest. Zij vroeg hoe het staat met vergoeding voor onze verzetsmensen. De heer Bachg (K.V.P.) betreur de het, dat niet bredere groepen onder de wet zjjn gebracht. Naar zijn mening is er geen verschil in rechtsbehandeling ten aanzien van politieke gevangenen uit dé bezet tingstijd en van de ten onrechte ge detineerden. Voor de slachtoffers der Duitse bezetting moet alles ge daan worden wat redelijkerwijs kan worden gevraagd. Aan de slachtof fers der bevrijding moet het onrecht, dat hun is aangedaan, worden goed gemaakt. De minister van Justitie, de heer Wijers, zeide er bezwaar tegen te heb ben, dat de beoordeling van de voorge stelde regeling gekoppeld wordt aan ge vallen van andere aard. Als iemand recht heeft op vergoeding, dan moet men die geven. Uitbreiding van het aan tal categorieën Is moeilijk. De minister bestreed de opvatting, dat de regeling te schriel zou zijn. Overigens betoogde hij, dat het niet wel doenlijk is ook de ge vallen van vóór dé herfst van 1945 in de regeling te betrekken. De bepaling, dat drag van betrokkene is overgenomen uit het wetboek van strafvordering; de toe passing daarvan kan men gerust over laten aan de rechter. Men kan z.i. be zwaarlijk een vergoeding onthouden aan onschuldigen op grond van de gedachte, dat er wel een vlekje aan zal zijn. Ver volgens gaf de minister van Financiën, de heer Lieftinck, te kennen, dat op grond van financiële overwegineen een bepaalde beperking moest worden op gelegd. Teneinde te trachten een uitweg uit de moeilijkheden te vinden, diende de heer Burger (Arb.) daarop een motie in, waarin de regering uitgenodigd wordt nader te overwegen „op welke wijze de diverse categorieën van door hun vrij heidsberoving tot oorlogsslachtoffer voor de Nederlandse zaak gewordenen, bij gezamenlijke en gelijktijdige regeling in de gevallen, waarin daartoe behoefte blijkt, nader tegemoet gekomen kan worden". De motie werd verworpen met 27 te gen 43 stemmen. Vóór stemden alleen de Partij van de Arbeid en de C.P.N. Het wetsontwerp werd aangenomen met 47 tegen 22 stemmen; tegen C.P.N. en Partij van de Arbeid behalve mej. Tendeloo en "de heren Schilthuis, Van den Bom, Van der Brug en Emmens. Na uitvoerige beraadslaging zijn daar op nog z. h. s. goedgekeurd het wets ontwerp, waarin de heffing van school geld wegens het verstrekken van on derwijs aan de openbare scholen voor middelbaar en voorbereidend hoger on derwijs nieuw wordt geregeld en dut, waarin bepaald wordt, dat over het cur susjaar 1944/1945 de heffing van school geld voor onderwijs aan deze scholen achterwege blijft. „De Indische Nederlanders willen Nederlander blijven en daarom een eigen status bezitten in een nieuw land onder eigen zeggenschap", aldus heeft heeft ir. J. H. Schijfsma, voorzitter van de Vereniging-Kolonisatie Nieuw-Guinea. in Den Haag verklaard. Ir. Schijfsma wees op het verlies dat het Nederlandse .volk zou lijden wan neer de Nederlanders in Indonesië niet voor het moederland behouden zouden blijven. Er zijn goede mogelijkheden om in Nieuw-Guinea transmigratie van Ne derlanders door te voeren. Wanneer Nieuw-Guinea voor Neder land verloren zou gaan, dan zou, aldus spr., een groot afzetgebied voor Neder landse intellectuelen verloren gaan. De heer J. Verboom gaf als zijn over tuiging te kennen, dat aannemen van het Indonesische burgerschap geen op lossing geeft voor de problemen waar voor de Indische Nederlanders staan. Immers, aldus de heer Verboom, hier door zou men zeker binnen korte tijc zijn cultuur prijsgeven. Het nieuwe hoofdkwartier van de Ver enigde Naties, dat gebouwd wordt aan de oever van de East River, zal op 15 Oc tober voor de eerste maal in gebruik genomen worden als def Palestijnse verzoe ningscommissie in een reeds voltooide af deling van het gebouw bijeen komt. Met een gangetje van veertig kilo meter zoekt onze volkswagen zijn weg door de mist. Tegenliggers rollen voorzichtig te voorschijn uit de mist- deken. Slierten grijs vlagen over de weg van Roermond naar Sittard. In gespannen turen wij langs de brom mende en zwaaiende ruitenwissers. Dan begint het motortje achterin te puffen en te hikken, waarna het af slaat. Met een deskundig gezicht duiken wij onder de motorkap. Ons oordeel blijkt juist: wij vinden geen enkel mankement, want wij weten van mo toren geen fluit. ,JCan ik U helpen, meneer?" Als een schim duikt naast ons een mistwitte Wegenwacht op. Wij voelen ons als een drenkeling, die een on derzeeër ontmoet. De Wegenwacht morrelt achter in,-klungelt voorin, scharrelt met een lap en een blik, start en de motor loopt weer als vanouds. „In orde, meneer, U kunt weer rij den!" ,jLoop ik kans, dat het defect zich herhaalt?" „Dat wel, meneer, U moet Uw tank in de gaten houden, want de benzine was totaal op." (Van onze redacteur) I Het besluit van de K.A.B. in Limburg om zelf fruit op de veilingen aan te kopen en te verspreiden over de win kels van haar coöperaties, teneinde het fruit tegen een redelijke prijs aan de mijnwerkersgezinnen te kunnen ver strekken, heeft in de kringen van de middenstand en de grossiers felle en veontwaardigde reacties teweeg ge bracht. Wie het bfj het rechte einde heeft zullen wij in het midden laten en met de K.A.B. dringen wij aan op een officieel onderzoek, dat za. kunnen aan wijzen, waar en dooi welke groep van personen ongehoord boge winsten zijn behaald, waardoor het fruit in zo ern stige mate in prijs moes» stijgen. De voorzitter van de afd. Heerlen van de R. K. Bond van kleinhandelaren in groenten en fruit, verklaarde desge vraagd', dat de bonafide kleinhandel niet zwaarder beledigd had kunnen worden dan door de K.A.B. met haar actie is gedaan. Mei de meeste klem wordt de actie dan ook door deze groep van personen van de hanc. gewezen. De detaillisten in groenten en fruit bewe ren met nadruk, dat er nooit geklaagd is over de hoge prijzen die volgens de K.A.B. betaald zouder moéten worden. Men zegt in deze kringen dat de K.A.B. .zich met haar actie heeft later, leiden door een foutieve voorlichting. Men is blijkbaar afgegaan op de prijzen die in de zgn. élite-zaken worden ge vraagd. In de volkszaken echter is het fruit immers voor een redelijke prijs van de hand gedaan. Men heeft, aldus deelde men ons mede, in de volkszaken peren en appels verkocht voor een dub beltje per kilo en voor eer. kwartje per twee kilo. Ben huisvrouw kon een em mer appelen voor een kwartje krijgen, wanneer zij appelmoes wildé maken en nooit aldus onze zegsman heeft men getracht de klanten het vel over de orer.- te halen. Ook de bonafide R. K. grossiers be klaagden zich tegenover ons in heftige bewoordingen over deze actie. Volgens hen voert de K.A.B. haar actie met min dere kwaliteiten, waardoor voor de (Bekende Schriftelijke Cursus) Vraagt ons prospectus; Staatsexamen, Mulo-dipl., H.B.S. A en B, Onderwijzers-akte, Hoofdakte, Boekh. MO. FRANS, DUITS, Eng. L.O. en M.O.A- (Adv.) 53 Naar het Zuiden," zei ik. Hij knikte. Ik" schoof het ruitje weer dicht. Cathe rine leunde in een hoek van de bank en veegde haar ogen of. Ik pakte haar bij de armen en trok haar handen van haar gezicht weg; dan draaide ik haar om, zodat ik haar kon aankijken. Ze meed mijn blik. Ze hield haar ogen stijf dicht en haar gezicht droeg de uitdrukking van iemand, die al zoveel slaag gehad' heeft, dat hij ongevoelig is voor meert Een paar seconden lang hield ik haar in mijn armen Het is geen aangename gewaarwording als men bemerkt dat men het bij het verkeerde eind heeft gehad. Woorden, die een maal uitgesproken zijn, kan men niet meer inslikken. En mijn oordeel was falikant verkeerd geweest Ze had mij gered van d'e vergiftigingsdood; ze was bereid geweest me te redden door de schuld van de moord op Tuttle op zich te nemen en ze had niets uitstaan de gehad met de poging, die was onder nomen om mij in d'e afgrond te storten. Alles wat ze gezegd had, was waar. Al mijn beschuldigingen waren ongegrond. „Hoor je me?" vroeg ik. „Heb je nog niet genoeg gezegd?" fluisterde zij. „Bijna, ja. Zeg me nog één ding. En in 's Hemels naam, vertel me de waar heid. Waar heb je die vandaan?" Ik hield haar de autosleutels voor. Bij de veranderde klank van mijn stem ogende ze haar ogen. Ze staarde wezenloos naar de voorwerpen in mijn hand. „Maar die heb je immers in het hotel achtergelaten. Je zei dat je de auto niet nodig had". „Dat weet ik," zei ik. „Zijn er nog meer sleutels?" „Wat dacht je dan? Moeder had altijd een stel bij zich". Dus ze wist negens van af niets. Mijn woorden waren voor haar volko men raadselachtig geweest. Het was Philip Tremaine geweest, die onderaan de trap op mij gewacht had, en Reba Tremaine had voor de sleutels gezorgd. Daarom was Reba Tremaine op dat vroege morgenuur al gekleed en wel geweest. Ze was toen juist teruggekeerd. Daarom had ze geprobeerd mij te ver moorden in tegenwoordigheid van Wickersham. Omdat ze dacht dat ik alles wist. Het draaide mij voor de ogen. Ik hield Catherine vast in mijn armen. „Vergeef het me", fluisterde ik. „Het was jouw auto, die de afgrond inging. Ik dacht dat je hem geholpen had". „Ik ben degene die vergiffenis moet vragen," zei ze. Ze lag roerloos tegen mij aan. „Ik moet je opnieuw vaarwel zeg gen," zei ik. „Herinner je je wat ik de laatste keer tegeij je gezegd heb? Dat ik terug wilde komen?" „O, doe dat niet," zei ze. „En dat ik bijna van je hield?" „Ik kan dat .alles niet meer verdra gen," fluisterde zij. „Zeg geen dingen, die je niet meent. Zeg alleen maar dat je me niet haat. En laat me dan gaan, zodat ik je nooit meer pijn kan doen". „Ik haat je niet. Ik houd van je. Ver. geet dat nooit". Ik bero&rde haar wang. Het was geen kus, maar het moest vol doende zijn. Ze drukte een ogenblik mijn hand. om me dan los te laten. Voor de laatste maal duwde ik het glazen scherm opzij. „Stop hier," zei ik. De chauffeur zwenkte naar het trottoir toe en stopte, tk duwde hem een bankbiljet in zijn hand. Ik wierp het portier open en sprong op straat. „Vaarwel!" riep ik. „Vaarwel," zei ze, maar haar lippen wilden het woord nauwelijks uitspre ken. Toen liet ze zich weer terugzinken op de bank en wendde haar gelaat af, terwijl de taxi wegreed. Het was hoog tijd. In de kranten stond nog mijn foto en op de oude papieren stond nog mijn naam. Mike Finney. Indien Ferri.ri en Niles en Wickersham de waarheid nog niet wisten, dan zouden ze er toch binnen luttele minuten achterkomen. Maar één verschil was er tussen nu en de vorige keer, dat ik vluchtte. Ik had twintigduizend dollar op zak. Met zo'n bedrag is veel te bereiken. Ik hield een taxi aan. „Naar vliegveld Hemisphere. En snel". Met twintigduizend d'ollar kun je zelfs een vliegtuig charteren. XXV Liggend in een hangmat onder de palmen van Calisto luisterde ik naar de hoge branding, die in een telkens zwellend, telkens verstommend geraas op de kust te pletter liep Boven het terras van Jim Taylor's hotel brandden de lichten. Ik was sinds vier dagen terug. Het was nodig geweest; ik had de papieren moeten halen, die ik bij de bank te Acapulco had achtergelaten. Die papie ren droegen de naam Mike Finney en moesten vernietigd worden. Maar ik had ze nog niet vernietigd. Ik wachtte op de dagbladen uit San Francisco, om te lezen hoe de zaken ervoor stonden. Misschien was Tremaine gevangen ge nomen, of waren er andere dingen ge beurd,. waardoor mijn plannen wijzi gingen zouden ondergaan. Niet dat mijn plannen zo gewichtig waren. Toen ik me op de bank te Acapulco meldde om mijn papieren te halen, had Manuel Ruiz mij begroet in bewoordingen, die mij danig verrast hadden. „Zo, senor Fitzgerald," had hij gezegd, „dus u hebt toch maar besloten om niet weg te gaan". De enveloppe, die hij mij terug gaf, was gedateerd in de eerste week van September, en op de kalender aan de muur zag ik, dat het nog dezelfde maand was. „Nee," zei ik, „ik vond het toch beter hier te blijven." Het leek of er jaren voorbijgegaan waren. Nadat ik mijn pa. pieren terug had, was ik weergekeerd naar Calisto ik denk, omdat ik Pa- quita wilde zien. Ik geloofde dat haar donkere ogen, haar altijd bereide lach en haar lichtgelovigheid mij wel zouden helpen een meisje te vergeten, dat ik nog nooit had horen lachen. Toen ik in het dorp naar haar informeerde, kreeg ik geen antwoord. Hotel Taylor was wel blij, dat er een betalende gast terugkeerde, maar Cayetano, die thans als een volleerd bediende achter het buffet troonde, toonde zich tegenover mijn nieuwsgierigheid naar Paquita al even terughoudend als de dorpsbevol king. Hij zei dat ze in de kreek met een roeiboot was vertrokken naar een ander dorpje, Aquilango geheten, en dat men haar de volgende dag terug verwachtte. Ik was vol ongeduld. Ik bracht de tijd door met het formuleren van allerlei heel verstandige redenen, waarom ik niet meer aan Catherine Tremaine moest denken. Paquita kwam de volgende dag. Het was middag; ik was aan het strand en waadde met opgerolde broekspijpen in de branding. Ik zag haar uit de verte reeds aankomen; ze rende niet, zoals ze anders deed, maar wandelde met waardige tred. Ik ging haar tegemoet. Ze droeg een shawl over het hoofd geslagen. Enkele ogenblikken keek ze me zwijgend aan. (Wordt vervolgd) betere soorten geen afzetgebied meer gevonden wordt. Men oordeelt de brief van de K.A.B. aan de minister onrede lijk. De K.A.B. evenwel blijft op haar standpunt staan en zet haar actie voort in de hoop, dat „het een en ander ge corrigeerd zal worden." Gisteren heeft men „hevige besprekingen" gevoerd met het hoofdbestuur van de R. K. Mid denstandsbond, die echter nog geen practisch resultaat hebben opgele verd. De Middenstandsbond verlangde van de K.A.B. een verklaring, dat de bonafide leden van deze bond geen schuld dragen aan de prijsopdrijving, waarvan de K.A.B. hen beschuldigt. De K.A.B. wil zich hierover niet uitspre ken, aleer een officieel onderzoek heeft plaats gehad en blijft voorshands in dit verband nog van „de handel" in het algemeen spreken. De houding van de grossiers en de commissionnairs op de veilingen wordt uitgelegd als „terreur", waar men geen genoegen mee kan ne men. Men gelooft in deze kringen dat thans de prijzen in de volkszaken ten gevolge van de door haar gevoerde actie „niet veel meer verschillen van de prij zen die in de winkels van de coöpera ties van de K.A.B. gevraagd worden. Niettemin zet men de actie, die een zuiver principieel karakter gaat dragen, onverdroten voort De „N.V. Nederlandse Aard-olie- Maatschappij" heeft Gedeputeerde Sta ten van Overijssel verzocht hun bemid deling te verlenen teneinde te bevor deren, dat de begrenzing van de con cessie Schoonebeek wordt uitgebreid tot in totaal ongeveer 93.000 ha. De in 1948 verleende concessie, welke betrekking had op grondgebied van de gemeenten Coevorden, Schoonebeek, Dalen, Emmen, Sleen en Gramsbergen, besloeg een oppervlakte van ongeveer 15.000 ha. Boringen en andere onderzoekingen hebben aangetoond, dat de bestaande concessies slechts een deel bedekt van een uitgestrekt aardolievald, dat zich in Westelijke richting voorbij Meppel voortzet. Positieve vondsten in de laat ste jaren gedaan, dragen bij tot het exploiteren van deze gebieden. Bij de nieuwe concessieaanvrage zijn de vol gende gemeenten betrokken; Harden- berg, Avereest, Dalfsen. Ommen, Nieuw- leusen, Zwollerkerspel, Staphorst, Zwart sluis, Vollenhove, Wanneperveen, Giet hoorn, Steenwijk, Steenwijkerwold en Oldemarkt ZONDAG 2 October: 17de Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H.H. En gelbewaarders; (Haarlem; 3 H. Bavo), Credo; pref. v. d. H. Drievuldigheid; laatste Evangelie v. d. Engelbewaarders; groen. MAANDAG: H. Theresia v. h. Kindje Jezus, maagd; eigen Mis; (Haar lem: 2 H. Bavo; Credo); gewone prefa tie; wit DINSDAG: H. Franciscus van Assisië, belijder; eigen Mis; (Haarlem; 2 H. Bavo; Credo); gewone prefatie; wit WOENSDAG: H.H. Placidus en ge zellen, martelaren; Mis Salus; 2 tot alle heiligen; 3 naar keuze; gewone prefatie; rood. Haarlem: Mis v. d. H. Bavo; 2 H.H.. Placidus en gezellen; 3 tot de H. Maagd; Credo; gewone pref.; wit. DON DERDAG: H. Bruno, belijder; Mis Os justi; (Haarlem: 2 H. Bavo; Credo); ge wone prefatie; wit. VRIJDAG: H. Ro- zenkransfeest; eigen Mis; (in gelezen Missen; 2 H. Marcus; 3 H.H. Sergius en gezellen); Credo; pref. v. O. L. Vrouw; wit Eerste Vrijdag v. d. maand: Plech tige votiefmis ter ere v. h. H. Hart; Mis Cogitationes; 2 Rozenkransfeest; Credo; pref. v. h. H. Hart; laatste evangelie v. h. Rozenkransfeest; wit. ZATERDAG: H. Birgitta, weduwe; Mis Qognovi; (Roermond: 2 H. Amor); gewone pref.; wit Haarlem: octaafdag v. d. H. Bavo; eigen- Mis; 2 H. Birgitta; Credo; gewone prefatie; wit. ZONDAG 9 October: 18de Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H. Joannes Leonardus; 3 H. Dionysius enz.; Credo; pref. v. d. H. Drievuldig-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 3