K H EPIC DE noorman: OPRICHTING VAN EIGEN TIJDSCHRIFT D< Zó is mijn zoon Versterving Wereldtoneel DEZE WEER: Half December gaan de protesten naar UNO LITERAIRE KRONIEK Een kou, een griep Radio-uitzendingen uit Indonesië Nieuw geneesmiddel tegen T.B. C. ZATERDAG 12 NOVEMBER 1949 PAGINA 3 Organisatie van boete en bedetochten Von Balluseck naar V.N. Vertrek arbeidersleiders naar Amerika Onze jongste dichters (II) Kruik met twee oren door CLARENCE BUDINGTON KELLAND Vertaling van H. DE GRAAFF Mei het oog op de spertijd, een half uur later Gezante van Ierïand Liturgische weekkalender Hjt zou zeer belangwekkend en leer zaam zijn als men eens zou kun nen nagaan, hoeveel mensen on- tier al degenen, die deze krant in han den nemen, door het opschrift boven dit artikel ertoe komen het niet te lezen. Een raadsel is dat allerminst. Volgens de algemeen in de wereld heersende opinie is dit geen onderwerp, waarover oen moderne mens nog praat of onder houden wenst te worden. Men twijfelt er niet aan, dat „versterving" hopeloos uit de tijd is. De eisen van het practi- sche leven stellen zonder meer vast, dat Men daarmee geen stap verder komt Bovendien is het leven tegenwoordig zó, dat men heus geen moeite behoeft te doen, zich nog apart op versterving toe te leggen. De tijdsomstandigheden, en, niet te vergeten, de algemeen ver maledijde schraapzucht van de vader landse fiscus zorgen er wel voor, dat men volop gelegenheid tot versterving ongevraagd thuisbezorgd krijgt. Het kost daarom inspanning genoeg als men eens oen enkele keer maar een beetje van het leven genieten wil, zonder er dan ook nog op uit te moeten zijn, zich die toch al zo zeldzame buitenkansjes te ver gallen door zich vrijwillig offers op te leggen. Men laat dat daarom dan ook maar liever over aan degenen, die ambtshalve tot versterving verplicht zijn. De geest van de tijd heeft het woord versterving radicaal uit zijn woorden boek geschrapt. En het lijdt geen twij fel, dat veel katholieken, die toch beter moesten weten, hierin zeer ver mee gaan. Wanneer dus iemand desondanks over versterving wil spreken, en dat nog wel in een krant, dan zou men kun nen beweren dat het al van heel weinig journalistiek gevoel getuigt, een op schrift te kiezen, dat eerder afschrikt dan aantrekt. Toch wagen wij het er op. Heus niet omdat dit nu eenmaal een katholieke krant is, maar veeleer om dat wij ervan overtuigd zijn, dat zelfs in katholieke kringen het begrip ver sterving hoe langer hoe meer vervaagt en omdat daarom een dergelijk op schrift iéts opvallends aan zich heeft, dat wij hopen het ten minste zeer even iets goeds, dat lang begraven is onder een op het stoffelijke gerichte levenshouding, in ons wakker schudt en ons aan het nadenken zet. Het is heel zeker niet onze bedoe ling dit als sportieve waarschuwing vooraf op een moderne manier over versterving te spreken in de zin van „training" of hoe men het noemen wiL Er zou wat voor te zeggen zijn een pa rallel te trekken tussen de inspannin gen en offers, waaraan de druk bewie rookte sportkampioenen b.v. zich moe ten onderwerpen vóór zij hun overwin ningen behalen en de ascetisch levende mensen, die zich aldus bekwamen tot een waarachtig heilig leven. Het ver schil in motieven en doel is daarbij zo groot, dat een duidelijke uitwerking daarvan menigeen de ogen zou openen voor de totale omkering der waarden, ■Waaraan de moderne wereld zich schul dig maakt. Maar daarover willen wij het vandaag niet hebben. Liever willen wij een opmerking van Sint Paulus in het Epistel van morgen tot uitgangs punt nemen, omdat die ons tot de kern van de kwestie voert. De Apostel schrijft aan de gelovigen van Philippi, die hem zeer na aan het hart liggen omdat zij zo bijzonder ijve rig zijn in het onderhouden van Gods geboden. Daarom tracht hij hen tot een nóg christelijker leven te voeren door hen o.a. er op te wijzen, dat zij er goed aan doen het voorbeeld van de wer kelijk heiligen na te volgen. Zij moeten niet letten op de al te grote menigte aardsgezinden, die alleen maar aan stoffelijke goederen denken, „wier God hun buik is" en die leven „als vij anden van Christus' kruis". Integendeel, maar één levenshouding kan de juiste zijn: „ons vaderland is in de hemel. Vandaar verwachten wij de Verlosser, Jesus Christus, de Heer. Hij zal ons vernederd lichaam herscheppèn, aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk, door de kracht, waarmee Hij alles aan Zich onderwerpen kan". ort en bondig komt het hierop neer, dat ieder, die weigert aan de versterving een wezenlijke plaats hl zijn leven in te ruimen, „een vijand is van Christus' kruis". En bijgevolg een vijand van Christus zelf, omdat Chris tus niet van Zijn kruis te scheiden is. Dit moge hard klinken, maar het is de Volle waarheid. Het Christendom is geen godsdienst voor zwakkelingen en zelfzuchtigen. God is niet alleen een goedige Weldoener, tot Wie men bidt M zijn kleine en grote noden en van Wie men vanzelfsprekend een gunstige oplossing verwacht. Op de allereerste plaats hebben wij de harde, bittere werkelijkheid in het oog te houden. De mens was oorspronkelijk bestemd voor een gelukkig en van alle lijden vrij leven op aarde. Daarna zou hij overgaan naar een nog gelukkiger eeuwigheid. De zonde van onze eerste ouders heeft dit goddelijk plan totaal Verstoord. Sindsdien is de harmonie in het menselijk leven hopeloos zoek. De gevolgen van de erfzonde trekken ons haar omlaag, onverbiddelijk. Eerst de verlossing van Christus heeft ons de mogelijkheid geschonken het verstoorde evenwicht met Zijn hulp te herstel len. Maar niet dan ten koste van een Voortdurende strijd met ons zelf en de ons omringende wereld. Wij kunnen het Voor ons bestemde heil slechts verkrij gen langs de koninklijke wag van het heilige kruis. De moeilijkheid ligt hierin, dat de he- stoffelijke wereld samenspant cm ons ®f te houden van het streven naar „ons Vaderland in de hemel". Het hele leven °P aarde is de verleidelijke bondgenoot Van de duivel, de grote tegenstander van God, die tot het einde toe met Hem *hl blijven strijden voor iedere men senziel. Feitelijk, hebben wij alles, wat het leven is en biedt, tegen. Maar des ondanks moeten wij, midden in dat le- v<m staande, ons eigen heil bewerken. De overwinning is ons door een onfeil bare goddelijke belofte toegezegd. Maar op voorwaarde dat wij in alles met Zijn Eenade meewerken en de weg volgen, me Hij ons is voorgegaan. En dat is de rfeg van het kruis. De dienaar is im mers niet beter dan zijn meester. ,.De voornaamste en eerste versterving, °'e Christus van al Zijn volgelingen verwacht, is een radicale, innerlijke ont hechting aan de dingen van deze we- Leld. Aan al de dingen dezer wereld twee heren dienen gaat niet. Wat God oor de Zijnen heeft bestemd heeft mtaal niets gemeen met de stoffelijke goederen van de aarde. Zijn Rijk is met van deze wereld. Maar tóeh leven •fy in die wereld. Alles wat God ge schapen heeft is goed. Wij mogen er serust en met vreugde gebruik van ma- Maar slechts zó, dat wij daar door geen schade lijden aan onze ziel. u de aard der zaak staat alle bekom- erms voor stoffelijke belangen ons seestelijk welzijn in de weg. De ware, uvennatuurlijke levenskunst vraagt te X?n ons de dingen dezer aarde zó ziohf iuiken, dat ZÜ in geen enkel op- stght het bereiken van onze emdbe- jn mming verhinderen of belemmeren. Ce (ee .grond is het dus een kwestie van ZW yhste waardeverhouding. Wat het Te„p is moet het zwaarst wegen. keliiu°v®r bet eeuwige telt het vergan es j e in het geheel niet mee. Maar praktfit-5 ?verweging dag in dag uit in Onthg uj- 6 brengen is een innerlijke Staan g' een innerlijk volkomen los van het stoffelijke besliste voor- Russen hanteren de knoet et kan ons, Nederlanders, soms wel eens droef te moede worden, wan neer wij op het moment, dat wij in volledige overgave aan de Verenigde Naties het laatste vezeltje van imperia lisme uitbannen, de grote heren van het Kremlin in de Oost-Europese landen maar rustig hun gang zien gaan. Vorige week spraken wij over de scheurmaker en weerspannige maarschalk Tito, die van een Sovjet-overheersing niets wil weten. Thans is het werkelijk niet min der interessant dan beangstigend, om te zien, hoe Moskou een herhaling van dit ongewenst tafereel in andere landen op krachtige manier poogt te voorkomen. Wij zijn dikwijls geneigd, om Stalin of het Politbureau naar hun manier van handelen en optreden te vergelijken met Hitier. Er is echter geen vergelijking, die zo mank gaat als deze. Men hoeft slechts de feiten helder onder de loupe te nemen om dit te constateren. Wijlen Adolf zou er werkelijk veel voor over gehad hebben, om in een „bevriend" land een eigen generaal aan het hoofd van het ministerie van Defensie te kun nen zien tronen. Hij speelde dat nooit klaar, maar Stalin wel. Het klinkt als een sprookje, een ouderwets onheilspel lend sprookje en „het gebeurde eens in een heel ver land, Polen geheten". Deze gebeurtenis past echter geheel in het raam van het jongleren met veld heren en politici, die moeten voorkomen, dat over enige tijd nog een Oost-Euro pees land er de brui aan zou geven, om zich steeds te blijven bukken onder de Russische knoet. En een van de landen, die zich die knoet nog maar al te goed herinneren, is juist Polen. Toen de Duit sers in 1939 dit land binnenvielen en de Russen zulke goede vrienden met de nationaal-socialisten waren, bezetten de Rode legers een groot gedeelte van Po len, dat hun door de Duitsers was over gelaten. Bijna twee jaar hebben de al daar wonende Polen de zegeningen er van ondervonden. Daarna kwam in 1941 de Duitse aanval op Russisch gebied. De Hitleriaanse legers drongen door tot Stalingrad, maar werden daar ingesloten door Russische legergroepen onder aan voering van maarschalk Rokossofsky. Deze man duikt weer op, wanneer de Duitsers uit Rusland zijn verdwenen. Hij moet met zijn troepen Warschau be vrijden. Een aantal ondergrondse ver zetsstrijders, die zich in de stad hadden verschanst, begonnen, toen Rokossofsky haar zeer dicht genaderd was, de strijd tegen de Duitsers. Maar de Russen hielden plotseling halt en weigerden nog één stap te verzetten, zagen af van elke verdere poging om de guerilla's in War schau te steunen. Amerikanen en Engel sen trachtten hen nog om te praten, boden zelfs Britse en Amerikaans? hulp. Maarschalk Stalin weigerde echter, stelde zelfs geen vliegvelden ter be schikking en Warschau werd getransfor meerd in een afschuwelijk massagraf. Dit alles onder de ogen van Rokossofsky, die Stalin van advies had gediend en dus feitelijk verantwoordelijk was. Deze man nu is Maandag, „op aan drang en uitnodiging van de Poolse regering", benoemd tot minister van Defensie van Polen. Daags daarna werd hij benoemd tot maarschalk van het Poolse leger „wegens de uit zonderlijke diensten, aan de Poolse repu bliek en het Poolse leger bewezen in de gemeenschappelijke strijd tegen de Hit leriaanse agressie", aldus president Bierut in zijn schrijven aan de nieuwe Poolse burger. Hieruit blijkt wel, dat het waarachtig niet overdreven is, om te spreken van verschil van interpreta tie van het woord imperialisme tussen Oost- en West-Europa. Intussen is een ander fameus Russisch militair, generaal Vassili Tsjoekof, deze week tot diplomaat gebombardeerd. Tsjoekof was tijdens de Duitse aanval op Stalingrad de verdediger van de stad. In April j.l. werd hij benoemd tot be velhebber van de Sovjet-Russische troe pen in Duitsland. Maandag mocht hij het genoegen smaken chef van de Russi sche controle-commissie van de „Demo cratische Duitse Volksrepubliek" te worden. Hieruit blijkt dus, dat, hoe het ook zij, het Kremlin de Duitsers niet verder vertrouwt, dan dat het ze door een militair oog ziet. Deze weg is safer en de propagandastunt van een onaf hankelijk vrij Oost-Duisland levert mis schien nog wat goodwill bij de onwe tenden op. Tenslotte goochelde Moskou de Sovjet diplomaat Poesjkin te voorschijn als Sovjet-ambassadeur bij de Oost-Duitse regering. Ook deze Poesjkin is geen on bekende, al heeft hij dan geen sporen verdiend op het oorlogspad. Deze am bassadeur is de man geweest, die Hon- iiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiinimm waarde. En dit bereiken wij alleen, door gestage oefening, vooral in de kleine, ogenschijnlijk onbeduidende dingen van alle dag. God stelt ons eenvoudig voor de keu ze: Vóór Hem of tegen Hem. Kiezen wij Zijn kamt, dan kan dat alléén, als wij ook zonder meer alle consequenties daarvan aanvaarden. De voornaamste is: Zijn kruisweg gaan. Weigeren wij dat, dan zijn wij, zoals St. Paulus ons leert, vijanden van Christus' kruss en dus ook vijanden van Christus Zelf. Wij weten allen, hoe wij versterving beoefenen kunnen. Daarover te spieken ligt niet in onze bedoeling. Het is meer dan genoeg als wij de les van de Apos tel grondig ter harte nemen en inzien voor welk onontkoombaar dilemma de Heer van hemel en aarde ons stelt door Zijn eis van versterving. Dit is een le venskwestie van de allereerste rang. Kan iemand het verantwoorden die on verschillig naast zich neer te leggen? L. Bevin, Acheson en Schuman vergader den in Parijs en besloten de demontage van de Duitse fabrieken te beperken, maar scherp toezicht te houden op het be heer der Duitse sleutelindustrieën. Voorts zal West-Duitsland in het buitenland con sulaire vertegenwoordigers mogen benoe men onder toezicht der geallieerden en wordt dit land toegelaten tot de Raad van Europa als buitengewoon lid. De politieke commissie der V.N. nam een resolutie aan, waarin Albanië en Bul garije ervan beschuldigd worden de vrede op de Balkan te bedreigen door hulp te bieden aan de Griekse opstandelingen. Dezen zijn inmiddels bijna geliquideerd of gevlucht. De Britse troepen verlaten Grie kenland eerstdaags. Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië besloten een Zuid-Europese en West-Me diterrane groep te vormen met als hoofd kwartier Parijs. Tijdens de viering van de Tsjechisch— Russische vriendschapsweek gaf premier Zapotocky toe, dat Tsjechoslowakije ura nium levert aan de Sovjet-Unie. Met grote parades en redevoeringen vierde Moskou de 22ste verjaardag van de Octoberrevolutie. Stalin ontbrak op het appèl. Amerika en Engeland zullen Tito ben zine, vliegtuigen, motoren en onderdelen daarvan gaan leveren voor de burger luchtvaart. Het Britse Hogerhuis verwierp de be zuinigingsmaatregelen in Engeland als on toereikend. De Oostenrijkse Bondskanselier vormde een nieuwe coalitieregering, waarin de Volkspartij zevert en de Socialistische Par tij zes zetels bezette. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIimillllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIII garije in een naar de Sovjet-idee waar dige volksrepubliek heeft veranderd. En hij heeft dit grondig gedaan; men denke slechts aan het proces tegen Kardinaal Mindszenty. Dat de Russen in allerijl, maar toch voorzichtig, hun maatregelen nemen tegen een eventueel vijandige houding van een der Oost-Europese staten, is deze week wel duidelijk gebleken, waar door trouwens niet minder spherp de kloof tussen Tito en Moskou in het licht is gesteld. Ongeveer half December zal het Cen traal Comité van de UNO-actie de vele protesten tegen de verkrachting van de goddelijke en menselijke rechten in Oost-Europa bij de UNO deponeren. Momenteel worden de laatste voorbe reidingen gemaakt voor de verzending van de met tienduizenden tegelijk bin nengekomen en nog steeds binnenko mende protesten. Het ligt in de bedoeling van het Actie-Comité tegelijk met de verzending bij voorkeur 11 December over de gehele wereld de in Juli door de zeereerw. heer H. de Greeve aangekon digde bede- en boetetochten te doen or ganiseren. Naar het ANP verneemt zal de heer D. J. von Balluseck, hoofdredacteur van het „Algemeen Handelsblad" binnen enige tijd benoemd worden tot perma nent vertegenwoordiger van Nederland bij de organisatie der Verenigde Naties Twaalf Nederlandse arbeidersleiders, die een bezoek zullen brengen aan de Ver. Staten, zullen Maandag 14 Novem ber des avonds half tien van Schiphol vertrekken; Steun ove x 7. Een ogenblik, stond de onbekende onder de boom roerloosde vuisten gebald, een uitdrukking van gespannen drift op zijn gelaat. Zijn ogen gevuld van uiterste haat vestigden zich op de drie figuren, die op de stenen bank zaten te praten. Dan, met een ruk, keerde hij zich om en snelde de weg op in de richting van het keizerlijk paleis. Noch Eric, noch één van de anderen had hem opgemerkt. De Noorman was te zeer geboeid door de feiten, die Lotus hem juist had medegedeeld en ook Tai boog zich geïnteresseerd naar voren. ,,De mens drijft door het leven als een lindebloesem over de brede vijver,** merkte hij filosofisch op. Men kan nooit zeggen waar hij terecht zal komen. Daarom, mijn vriend, windt u niet op over deze Li Po, die een man van uw hoogwaardige huids kleur blijkt te zijn. Indien de goden beschikt hebben, dat ge hem zult ontmoeten zal dat zeker plaats vinden; zo niethm des te beter. En laat ons thans een beker wijn gaan drinken uit dat zeer oude vat,, hetwelk ik enige uren geleden in de keizerlijke kelder mocht ontdekken.** Doch Eric sloeg geen acht op de kleine filosoof. „Dit is vreemd." Hij keek Lotus van Jade aan. „Een blanke die uw echtgenoot blijkt te zijn?" Een peinzende uitdrukking verscheen om zijn mond. „Hij staat niet erg in aanzien aan het hof?" „Neen! Hij heeft mijn vader een zeer grote som gouds als bruidsschat aangeboden toen hij mij ten huwelijk vroeg en dat heeft geen goede indruk gemaaki. Op aan dringen van de keizerin heeft mijn keizerlijke vader dit goud aangenomen, doch men was algemeen van oordeel dat Li Po niet handelde als een man van edele geboorte. Niemand heeft hem dan ook geaccepteerd, behalve de keizerin. Met haar schijnt hij het zeer goed te kunnen vinden!" „Wat ook niet voor hem pleit!" mompelde de Noorman sarcastisch. Op dat ogenblik bewoog de onbekende zich snel door de gangen van het keizerlijk paleis, waar hij merkwaardig goed de weg scheen te kennen. Eindelijk bleef hij staan voor het gordijn, dat de privé-vertrekken van de keizerin afsloot. Met een snelle ruk schoof hij de voorhang terzijde en trad binnen. Yen Hsung, de keizerin, zag hem aankomen, en een trek van voldoening verscheen op haar gezicht. ,JLi Po!" zei ze zacht. „Goed dat ge -gekomen zijtV* Een belangrijk onderdeel van de propaganda-actie voor een eigen tijdschrift vormden de voorleesavonden uit eigen poëzie, welke de aankomende jongeren organiseerden in diverse steden van Nederland, o.a. in Den Haag, Rotterdam, Breda en Maastricht. Dat was in de maanden Januari en Februari 1948. De avonden werden met groot idealisme op touw gezet. Het was een stevige winter en de dichters, natuurlijk met weinig centen op zak, kwamen uit verre streken van het land naar de plaats van optreden. Als de trein niet betaald kon worden, kwamen ze liftend of op de fiets, om dan in een soms steenkoud vertrek een paar uren verzen voor te lezen voor een paar tientallen, aandachtige toehoorders. Ieder las ongeveer een kwartier voor en tezamen vulden de medewerkers zodoende een heel programma. kon hun werk niet anders leren kennen, dan door de tijdschriften, waarin zij eens een vers publiceerofen, na te snuf felen, of door met hen persoonlijk in cor respondentie te treden. Meeuwesi's oordeel kon men kort daarna op schrift vinden in „De Nieuwe Eeuw" van 31 Januari 1948, toen dit blad onder de leuze „Jongeren treden aan" een summiere bloemlezing bracht uit de poëzie van Frans Babyion, Michaël Déak, Jan Leyten, Michel van der Plas, Jan van Sleeuwen, Nico Verhoeven en Lou Vleugelhof. Wat Meeuwese daarbij als het meest naar voren springende „gemeenschappe lijke" opmerkte, was „de „bezorgdheid om het leven te behouden in zijn zuivere door God gewilde vorm". „Zij geven", schreef hij te voren, „hoe verschillend onderling ook in aard en aanleg, in de huidige cri- tieke situatie herhaaldelijk blijk van het ernstige streven het leven te behoeden of het in een eerlijk gevecht met God. met de wereld, met zichzelf, terug te verove ren. Het is door deze oprechte, ernstige wil Het was eigenlijk een bijzonder mooie tijd. De jonge dichters hadden elkaar nog maar pas gevonden, ontdekt kan men wel zeggen, en die ontdekking was voor hen zelf de grootste verrassing. Terwijl ze om beurten achter de leze naar stonden van een leeszaal, een gym nastieklokaal of een tentoonstellings zaaltje, leerden ze eikaars werk waar deren. Prettig was bovendien, dat enkele ge renommeerde literaire figuren hun be langstelling toonden, door de avonden zo mogelijk met een korte inleiding te openen. Zo kon men achtereenvolgens op verschillende avonden Anton van Duinkerken, Gabriël Smit en drs. Karei Meeuwese een persoonlijke visie zien geven op de zaak der jongste, katholieke poëzie. „Veel belangrijker dan de vraag, of wij op dit moment kunnen spreken van een nieuwe generatie, lijkt mij de een voudige constatering, dat er momenteel door een aantal jonge katholieke men sen poëzie word geschreven, die zoals men gewoonlijk pleegt uit te drukken een belofte voor de toekomst inhoudt." Dit was de grondgedachte van hel be toog, dat drs. Karei Meeuwese op de voorleesavond in. Breda hield. Als poëzie criticus van het weekblad „De Nieuwe Eeuw", had hij reeds ettelijke maien een lans gebroken ten gunste van de jongste dichters. Op die winteravond in het Haagje van het Zuiden ging hij na, welke min of meer belangrijke persoonlijke of gemeenschappelijke aspecten het werk der jongste kunstenaars vertoonde: in zoverre dat toen mogelijk was, wel te verstaan, want de dichters hadden toen nog geen bundels uitgegeven en men ■■1 De zeehond Snap, van de Whipenade dierentuin, getroost zich telkenmale de moeite om over de omheining van zijn bassin te klimmen, teneinde zijn ontbijt in ontvangst te nemen. tot regeneratie, dat zij zich onderscheiden van althans verschillende der katholieke jongeren, die kort voor de tweede wereld oorlog, maar reeds levend onder de drei ging der naderende catastrofe, deel uit maakten van de toenmalige Criterium- groepering". Uit deze en dergelijke conclusies blijkt het begrip en de goodwill, die de katholie ke jongsten van 1947-'48 bij hun perste pogingen om voor de dag te komen onder vonden van hun oudere broeders in de literatuur. Het jeugdige idealisme verover de de gemöederen. Dit jeugdige idealisme is echter snel ge luwd. Het gemeenschappelijke" aspect, „de bezorgdheid om het leven" (het enige, wat als gemeenschappelijk aspect naar vo ren kon worden gebracht), bleek in de praktijk niet zo tezamenbindend te wer ken, dat van een reëel groepsverband sprake kan zijn. De dichters zijn eigen we gen gegaan. Sommigen trokken zich gedes- illusionneerd terug. Anderen vonden er gens „onderdak" en wisten zich zelfstandig, buiten de irreeele groepering om, omhoog /te werken. Intussen bleef gedurende het jaar 1948 tot begin '49 toe, de zaak van het% eigen tijdschrift in de pers rlog zo'n beetje nasudderen. Van tijd tot tijd kon men een kort bericht lezen, dat het tijdschrift volgende maand zou verschij nen. Het werd telkens een nieuwe vol gende maand. Tot men tenslotte niets meer hoorde. De naam van het tijd schrift was inmiddels toch nog, heel optimistisch, vast komen staan: „Am foor". Thans zowat een jaar geleden, ver scheen in het dagblad „Trouw" een be richt dat door ettelijke bladen werd overgenomen en dat een nieuwe wen ding in de zaak scheen te brengen. Het luidde „Een groep jonge protestanten, die niet wenst mee te werken aan het christelijke letterkundige tijdschrift „Ontmoeting" en een groep jonge rooms-katholieken, die het tijdschrift „Roeping" voor zich niet geschikt acht, zullen samen een nieuw letterkundig tijdschrift gaan uitgeven, „Amfoor" ge naamd. De redactie wordt gevormd door Ad den Besten en Guillaume van der Graft (prot.) en Jan Leyten en Mat- theus Verdaasdonk (r.k.)*\ eze aarden kruik met nauwe hals en twee Oren, „Amfoor" genaamd, is echter reeds gebroken vóór hij te water ging. Het protestantse en het katholieke oor hadden tezamen wel licht een uitstekend gehoororgaan kun nen vormen, vanuit twee richtingen geluid ontvangend. Twee belijdenissen, maar een christelijk geluid. Ja, hier koorts en pijnen, drijft U uit door de kracht der genezing van SANAPIRIN Buisje 25 tabl. 40 ct; 50 tabl. 75 ct. viel, wanneer men er maar oor voor had, weer iets van het oude, hartver- overende idealisme te beluisteren. De namen der vier jonge dichters, die in de redactie zitting hadden, zowel aan deze als aan gene zijde, gaven een tamelijke waarborg, dat het tijdschrift eerlijk-ernstig zou worden opgezet. Mr. Mattheus Verdaasdonk was de oudste en bezadigdste der overmoedig jonge groepering. Jan Leyten was de enige, met wiens critische mogelijk heden men rekening mocht houden. En van de jong-prótestanten, Ad den Bes ten en Guillaume van der Graft, kon men zeggen, dat zij als oud-redacteuren van het tijdschrift „Columbus" wat thuis waren in de perikelen van het redigeren (Ad den Besten kende bo vendien de technische moeilijkheden van het vak) en dat zij beiden theolo gie hadden gestudeerd (Guillaume van der Graft is dominee). Misschien was het dit laatste, waar door het onze jongste katholieke dich ters moeilijk viel met „Amfoor" van wal te steken. Hier werd hun gebrek aan critici en essayisten (waarop wij vorige week zinspeelden) fataal. Zij wilden met de protestanten in zee gaan, omdat zij zich alleen niet sterk genoeg voelden een tijdschrift drij vende te houden. Maar zij zagen tege lijkertijd tegen de coalitie op, omdat een principieel debat inzake „Kunst en Christendom", hetwelk zeker zou wor den uitgelokt en hetwelk aan het tijd schrift een dwingend bestaansrecht zou verlenen hun uiterste capaciteit zou eisen. Theoretische bedenksels hebben in een dergelijk debat geen waarde. De jong-protestanten waren van plan hun ideeën met hart en ziel te verdedigen. Maar ook de jongste katholieken wil den onverbloemd onder ogen zien in hoeverre de realiteit der christelijke levensbeginselen in de kunst nog als lovende, realiteit aanwezig was. De protestanten wilden nog verder gaan en het predicaat Christel ij k dichter verwerpen, wanneer er in de poëzie geen sprake was van een confrontatie tussen het moderne levensbewustzijn en het Evangelie. Die confrontatie kon dan zijn, zoals zij wilde; indien zij maar hartgrondig eerlijk was. De groep der jongste katholieke dichters was het hier wel mee eens en zij had, voorzover het haarzelf betrof, reeds vroeger van gedachten gewisseld over hèt feit, dat een katholiek kun stenaar alleen maar katholiek kun stenaar is, inzoverre de beleving of de persoonlijke strijd óm de beleving van het katholicisme de bron van inspiratie vormt. Doch in de practijk der kunst (hier staat uitsluitend: in de practijk der kunst, der poëzie; en om geen andere practijk gaat het hier) was nóch van beleving nóch van verwoede strijd verrassend sprake. Dit zou niet zo in de gaten zijn ge lopen, wanneer onze jongste generatie maar een eigen katholiek tijdschrift, waarin zij zelf heer en meester was, had kunnen formeren. Dan had men misschien op „de bezorgdheid om het leven" kunnen blijven drijven, in af wachting van intens katholieke inspi ratie. Nu, tot in de boezem der redac tie samenwerkend met een jongste pro testantse generatie, werd het veel moei lijker de vlag hoog te houden. Met de eerste voorbereidende vergaderingen van Amfoor, waarop men gezamenlijk tot een soort beginselverklaring wilde geraken en vergeefs voldoende copy voor de eerste drie nummers trachtte in te zamelen, is de historische activiteit der ernstig bedoelde katholiek-protes tantse coalitie geëindigd. Jammer, want de beginselverklaring zoals die tenslotte werd geformuleerd, bevatte enige hoogst belangwekkende opmerkingen; „Het gaat ons, aldus luidde het om de persoonlijke confrontatie met het Evangelie, welke confrontatie wij aan' vaarden als onze menswaardigheid. Wtj willen geen christelijke letteren, maar menswaardige letteren, in de zo juist omschreven zin. Er is een alge hele heroriëntatie ten aanzien van het gevestigde christendom en ten aanzien 32 „We mogen blij toe zijn", merkte een van de maats op, „dat ze geen vuilig heid in de cylinders gegoten hebben". Halverwege de avonfl keerde Bunny met de wagen terug. Hij bracht drie nieuwelingen mee, onder wie ik dade lijk Paardekop herkende, aangezien de naam erg toepasselijk gekozen bleek te zijn. Het was een boom van een kerel ik wil wedden, dat hij op zijn kousen nog altijd minstens 1.90 mat (als hij kousen droeg althans), en zijn gezicht leek op een weemoedige paardekop. Het was een erg zachtzinnig gezicht In het gezelschap bevond zich verder een Indiaan, luisterende naar de weinig romantische naam van Piet Smith. Dan was er nog iemand, die ons door Bunny voorgesteld werd als Cherry. Cherry had veel weg van een schooljongen, verlegen en met een aardig gezicht. Uit gezonderd Piet maakte het gezelschap een weinig krijgshaftige indruk. Een vierde passagier sprong kwispelstaar tend van de vrachtauto een grote, armtierige witte hond, die er uitzag of hij nog uit de tijd van de zondvloed stamde half herdershond en half ter rier. Dat nam niet weg dat ik nog nooit zo'n genoeglijke hond gezien had. „Hé, Shag, ken je geen manieren meer?" vroeg Cherrie. Shag verhief zich op zijn achterpoten, salueerde met zijn rechtervoorpoot en hipte vervolgens naderbij om ons alle maal een poot te geven. Toen hij bij Maggie Jones kwam, toonde hij eerst ongekunstelde verbazing en liet zich toen als dood op de grond vallen. „Dame", zei Cherry schuchter, „u hebt zijn hart veroverd". „Zo'n lieverd!" zei Maggie. „Zeker, dame," zei Cherrie, „maar er huizen twee karakters in hem.... Ga je gang, Paardekop.'' De lange kerel stak een hand in zijn hemd en haalde vliegensvlug een re volver voor de dag. Hoe snel zijn be weging ook geweest mocht zijn, Shag was nog vlugger. Binnen een fractie van een seconde veranderde hij van een gedwee hondje in een furie en zonder ook maar te grommen wierp hij zich op Paardekop en sloot zijn kaken om diens pols. „Hola, Shag! 't Is maar voor de grap!" zei Cherrie. Het volgende ogenblik stond Shag weer vriendelijk met zijn staart te kwispelen. „t Is een handige hond," merkte Cherrie bedeesd op. „We hadden daarstraks een tikkie dorst gekregen," begon Bunny, „zodat we besloten effe een biertje te pikken. We stopten bij zo'n toeristenkamp in de buurt van Congress, zo een waar je wat kunt eten en drinken. D'r stond een ouwe kennis van ons in de can- tine. Sonora Fat. We stonden ervan te kijken dat Sonora in zo'n fatsoenlijk baantje gestapt was." „De laatste keer dat ik hem gezien had," zei Paardekop, „laat 's kijken dat was in de buurt van Guaymas." „Ik heb jullie wel eens over een al bino horen smoezen," zei Bunny. „Er zat zo'n kriaap met Sonora in de achter kamer te keuvelen. Erg geheimzinnig en zo. En Sonora maar inschenken meestal is-ie zo royaal niet." „Mijn grootvader zei altijd," merkte de jongste van het drietal op, „hij zei; „Als je een struik over de prairie ziet schuiven dan is het geen struik, maar een Indiaan." En een Sonora Fat die zomaar rondjes bier weggeeft, is even onnatuurlijk als een wandelende struik." „Weten jullie wat er vannacht hier gebeurd is?" vroeg Straight. „En of," zei Paardekop. „We willen een herhaling voorko men." zei Straight. „Gebeurt geen tweede keer," ant woordde Paardekop. „Gooi julie dekens maar m het slaap luis," zei Straight. „Over een kwartier kunnen we eten," zei Maggie. „Wat?" zei ik. Straight noch ik waren de laatste paar uren in huis geweest. „O, ik kan wel zo'n eetje koken," zei ze. Mijn tante Jezebel placht te zeg gen dat er geen grotere schat bestaat dan een meisje, dat koken kan." „Dat telegram heb ik verstuurd," zei Bunny. „Er lag ook nog post op het postkantoor. Hij overhandigde mij een paar brieven. Het adres van één daarvan was kennelijk door een vrouwenhand geschreven. Ik maakte de envelop open. Er zat een heel kort briefje in, dat luidde; „Beste vriend, ik heb het hier niets naar mijn zin. Schiet een beetje op. Mbllie Tacker." Ik las en herlas het bericht. Ik had die vrouw een paar keer ontmoet en ik meende iets van haar karakter be grepen te hebben. Oppervlakkig leek ze hard als ijs. En het leed geen twijfel dat ze onder alle omstandigheden die uiterlijke schijn zou trachten te hand haven. Dit vrijpostige beroep op mijn assis tentie was dan ook volkomen in haar stijl. Als het niet dringend noodzake lijk was geweest, zou ze niet geschre ven hebben en waar andere vrouwen hysterisch gilden, legde zij extra bra- vour aan de dag. Ik had haar reeds één keer willen helpen Rancho Paloma te ontvluchten. Butterick had daar toen een stokje voor gestoken en ze had de nederlaag in wijsgerig berusten aan vaard. Toen moest het er al kwaad voor haar uitgezien hebben, doch sindsdien scheen de toestand nog verergerd te zijn en wel zodanig dat ze naar een gelegenheid gezocht had mij deze bood schap te sturen. Het liet aan duidelijk heid niets te wensen over. „Schiet een beetje op", stond er. Snelheid van han delen was hier geboden. Ik gaf het briefje aan Straight, die het las en teruggaf. „Ik ken dat soort vrouwen niet," zei hij. „Is dat soms een lokaas?" „Maggie," zei ik, „ken jij Moilie Tacker?" „Ik heb wel eens kennis met haar gemaakt." Ik overhandigde haar het briefje. „Moet dat een val voorstellen?" vroeg ik. „Wat kunnen ze daarbij winnen?" zei ze. Dat was goed opgemerkt. Indien Butterick haar gedwongen' had dit te schrijven, of zelfs ai had ze het vrij willig voor hem gedaan wat beoog de zij ermee? Wat werd Butterick er wijzer van?" „Voorzover ik weet," zei Maggie, „beweert men algemeen dat ze geen blad voor haar mond neemt" „Dus jij denkt „Dat Butterick Moilie Tacker niet mee naar Arizona genomen heeft om haar moppen te horen tappen," zei Maggie. „En daar is ze te laat achter gekomen." „Maar heb jij enig idee," vroeg ik, „om welke reden Butterick die vrouw dus pract-isch ontvoerd heeft?" (Wordt vervolgd) van de cultuur noodzakelijk. Wij zijn er van overtuigd, dat in de wereld van heden de existentie van een christen niet anders dan een gebrokene kan zijn. doch wij weigeren er in te berusten." Dit horend moet men het inderdaad jammer vinden, dat „Amfoor" er nooit is gekomen. Het blad had in het le ven van ontzaglijk veel jonge men sen een integrale functie kunnen gaan vei vullen. Het had aan de algemene formulering „bezorgdheid om het le ven" inhoud kunnen geven. Doch van de andere kant is het misschien goed, dat de zaak niet is doorgegaan. Want de creatieve verwezenlijkingder geëiste confrontatie is in het huidige stadium der ontwikkeling, waarin de jongste generatie verkeert, eer. taak waaraan zij niet kan reiken. En indien het tijdschrift hierdoor zdu lijn mis lukt, zou dit ontmoedigender werken dan thans, nu er slechts sprake is van een mislukking in statu nascen- di. Nu kan men in elk geval nog wachten op een rijper moment. NIC© VERHOEVEN (Wordt vervolgd). Nu in verband met de stroombeper- king met ingang van 15 November de binnenlandse radiostations van 16.30— 17.30 uur hun uitzendingen zullen sta ken, zou daardoor tevens de_ dagelijks» relayering op golflengte 1875 meter en in de meeste plaatsen via de derde lijn van het radiodistributienet van het Strijdkrachienprogramma uit Batavia en bestemd voor Nederland komen te vervallen. Deze uitzending kon totnogtoe van 17.00—17.30 uur Nederlandse tijd hier te lande worden beluisterd. Teneinde dit belangrijke contact tus sen Indonesië en Nederland in stand te houden, hebben de omroep-instanties te Batavia een nieuwe regeling voor deze uitzending getroffen. Met jngang van 15 November zullen nl het Strijdkrachtenprogramma te Batavia en de ROIO (Radio Omroep In Overgangstijd) de instantie, welke de burgeromroep in Indonesië verzorgt, gezamenlijk een voor Nederland be stemd programma verzorgen en uitzen- den dagelijks van 17.30 tot 18.00 uur Nederlandse tijd. Volgens een woordvoerder van de pharmaceutische fabrieken van Bayer zijn vier Duitse geleerden er m geslaagd een nieuw geneesmiddel tegen tubercu lose samen te stellen. Naar zijn zeggen voorziet het door hen vervaardigde che mische' preparaat in een snelle, goed kope en doelmatige behandeling van de gevreesde ziekte. Het middel is in de afgelopen drie jaar in „verscheidene honderden" ziekenhuizen en klinieken beproefd. Het middel, zo verklaarde de woordvoerder, zal spoedig worden ge bruikt door de artsen in de Verenigde Staten onder de naam „Tibione". Het preparaat is in de Duitse weten schappelijke wereld bekend als TB-1 698 of „Conteben". De woordvoerder waarschuwde dat men een definitief óórdeel over de bruik baarheid van het geneesmiddel moet op schorten. Hier zullen enkele tientallen jaren overheen moeten gaan, gezien het wederkerend karakter van de ziekte. Het middel zal volgens de woordvoer der van Bayer binnenkort voor algemeen gebruik beschikbaar worden gesteld, echter met dien verstande dat het uit sluitend voor competente medici te ver- krijgenis. Naar wij vernemen, is spoedig de be noeming te verwachten- van de eerste Ierse vertegenwoordiging'bij het Neder landse Hof. De Nederlandse regering heeft bewilliging verleend voor de be- noeming van mevrouw Johanna Mac Neill als gezante van Ierland. ZONDAG 13 November, 23ste Zon dag na Pinksteren. Mis v. d. dag. 2 H. Didacus; 3 H Willibrord; Credo; pref. v d. H. Drievuldigheid. Groen. 'MAANDAG: Octaafdag v. d. H. Wil librord; Mis Statuit. 2 H. Josaphat; Credo; gewone prefatie. Wit. DINSDAG: H. Albertus de Grote, bisschop, belijder, kerkleraar Mis; In medio; Credo; gewóne prefatie Wit. WOENSDAG: H. Gertrudis. maagd; Mis: Dilexisti; gewone, pref. Wit. Haar lem: H. Lebuinus, belijder. Mis: Os justi. 2 H. Gertrudis; gewone pref. Wit. DONDERDAG: H. Gregorius de Wonderdoener. bisschop, belijder. Mis: Statuit. 2 tot alle heiligen; 3 naar keuze; gewone prefatie. Wit. VRIJDAG: Kerkwijding v. d. basilie ken v. Petrus en Paulus. Mis: Terribi- lis; Credo; gewone prefatie. Wit ZATERDAG: H. Elisabeth, weduwe. Mis: Cognovi. 2 H. Pontianus; pref. v. d. Apostelen. Wit ZONDAG 20 November: 24ste Zon dag na Pinksteren. Mis v. d. dag. 2 H. Felix; Credo; prefatie d. H Drie- vulaigh. Groen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 3