K
H
EPIC DE noorman:
OPRICHTING VAN EIGEN TIJDSCHRIFT
D<
Zó is mijn zoon
Versterving
Wereldtoneel
DEZE WEER:
Half December gaan de
protesten naar UNO
LITERAIRE KRONIEK
Een kou, een griep
Radio-uitzendingen uit
Indonesië
Nieuw geneesmiddel
tegen T.B. C.
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1949
PAGINA 3
Organisatie van boete
en bedetochten
Von Balluseck naar V.N.
Vertrek arbeidersleiders
naar Amerika
Onze jongste dichters (II)
Kruik met twee oren
door
CLARENCE BUDINGTON
KELLAND
Vertaling van H. DE GRAAFF
Mei het oog op de spertijd,
een half uur later
Gezante van Ierïand
Liturgische weekkalender
Hjt zou zeer belangwekkend en leer
zaam zijn als men eens zou kun
nen nagaan, hoeveel mensen on-
tier al degenen, die deze krant in han
den nemen, door het opschrift boven dit
artikel ertoe komen het niet te lezen.
Een raadsel is dat allerminst. Volgens
de algemeen in de wereld heersende
opinie is dit geen onderwerp, waarover
oen moderne mens nog praat of onder
houden wenst te worden. Men twijfelt
er niet aan, dat „versterving" hopeloos
uit de tijd is. De eisen van het practi-
sche leven stellen zonder meer vast, dat
Men daarmee geen stap verder komt
Bovendien is het leven tegenwoordig
zó, dat men heus geen moeite behoeft
te doen, zich nog apart op versterving
toe te leggen. De tijdsomstandigheden,
en, niet te vergeten, de algemeen ver
maledijde schraapzucht van de vader
landse fiscus zorgen er wel voor, dat
men volop gelegenheid tot versterving
ongevraagd thuisbezorgd krijgt. Het kost
daarom inspanning genoeg als men eens
oen enkele keer maar een beetje van
het leven genieten wil, zonder er dan
ook nog op uit te moeten zijn, zich die
toch al zo zeldzame buitenkansjes te ver
gallen door zich vrijwillig offers op te
leggen. Men laat dat daarom dan ook
maar liever over aan degenen, die
ambtshalve tot versterving verplicht
zijn.
De geest van de tijd heeft het woord
versterving radicaal uit zijn woorden
boek geschrapt. En het lijdt geen twij
fel, dat veel katholieken, die toch beter
moesten weten, hierin zeer ver mee
gaan. Wanneer dus iemand desondanks
over versterving wil spreken, en dat
nog wel in een krant, dan zou men kun
nen beweren dat het al van heel weinig
journalistiek gevoel getuigt, een op
schrift te kiezen, dat eerder afschrikt
dan aantrekt. Toch wagen wij het er
op. Heus niet omdat dit nu eenmaal een
katholieke krant is, maar veeleer om
dat wij ervan overtuigd zijn, dat zelfs
in katholieke kringen het begrip ver
sterving hoe langer hoe meer vervaagt
en omdat daarom een dergelijk op
schrift iéts opvallends aan zich heeft,
dat wij hopen het ten minste zeer
even iets goeds, dat lang begraven is
onder een op het stoffelijke gerichte
levenshouding, in ons wakker schudt en
ons aan het nadenken zet.
Het is heel zeker niet onze bedoe
ling dit als sportieve waarschuwing
vooraf op een moderne manier over
versterving te spreken in de zin van
„training" of hoe men het noemen wiL
Er zou wat voor te zeggen zijn een pa
rallel te trekken tussen de inspannin
gen en offers, waaraan de druk bewie
rookte sportkampioenen b.v. zich moe
ten onderwerpen vóór zij hun overwin
ningen behalen en de ascetisch levende
mensen, die zich aldus bekwamen tot
een waarachtig heilig leven. Het ver
schil in motieven en doel is daarbij zo
groot, dat een duidelijke uitwerking
daarvan menigeen de ogen zou openen
voor de totale omkering der waarden,
■Waaraan de moderne wereld zich schul
dig maakt. Maar daarover willen wij
het vandaag niet hebben. Liever willen
wij een opmerking van Sint Paulus in
het Epistel van morgen tot uitgangs
punt nemen, omdat die ons tot de kern
van de kwestie voert.
De Apostel schrijft aan de gelovigen
van Philippi, die hem zeer na aan het
hart liggen omdat zij zo bijzonder ijve
rig zijn in het onderhouden van Gods
geboden. Daarom tracht hij hen tot een
nóg christelijker leven te voeren door
hen o.a. er op te wijzen, dat zij er goed
aan doen het voorbeeld van de wer
kelijk heiligen na te volgen. Zij
moeten niet letten op de al te grote
menigte aardsgezinden, die alleen maar
aan stoffelijke goederen denken, „wier
God hun buik is" en die leven „als vij
anden van Christus' kruis".
Integendeel, maar één levenshouding
kan de juiste zijn: „ons vaderland is in
de hemel. Vandaar verwachten wij de
Verlosser, Jesus Christus, de Heer. Hij
zal ons vernederd lichaam herscheppèn,
aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk,
door de kracht, waarmee Hij alles aan
Zich onderwerpen kan".
ort en bondig komt het hierop
neer, dat ieder, die weigert aan de
versterving een wezenlijke plaats
hl zijn leven in te ruimen, „een vijand
is van Christus' kruis". En bijgevolg een
vijand van Christus zelf, omdat Chris
tus niet van Zijn kruis te scheiden is.
Dit moge hard klinken, maar het is de
Volle waarheid. Het Christendom is
geen godsdienst voor zwakkelingen en
zelfzuchtigen. God is niet alleen een
goedige Weldoener, tot Wie men bidt
M zijn kleine en grote noden en van
Wie men vanzelfsprekend een gunstige
oplossing verwacht.
Op de allereerste plaats hebben wij de
harde, bittere werkelijkheid in het oog
te houden. De mens was oorspronkelijk
bestemd voor een gelukkig en van alle
lijden vrij leven op aarde. Daarna zou
hij overgaan naar een nog gelukkiger
eeuwigheid. De zonde van onze eerste
ouders heeft dit goddelijk plan totaal
Verstoord. Sindsdien is de harmonie in
het menselijk leven hopeloos zoek. De
gevolgen van de erfzonde trekken ons
haar omlaag, onverbiddelijk. Eerst de
verlossing van Christus heeft ons de
mogelijkheid geschonken het verstoorde
evenwicht met Zijn hulp te herstel
len. Maar niet dan ten koste van een
Voortdurende strijd met ons zelf en de
ons omringende wereld. Wij kunnen het
Voor ons bestemde heil slechts verkrij
gen langs de koninklijke wag van het
heilige kruis.
De moeilijkheid ligt hierin, dat de he-
stoffelijke wereld samenspant cm ons
®f te houden van het streven naar „ons
Vaderland in de hemel". Het hele leven
°P aarde is de verleidelijke bondgenoot
Van de duivel, de grote tegenstander van
God, die tot het einde toe met Hem
*hl blijven strijden voor iedere men
senziel. Feitelijk, hebben wij alles, wat
het leven is en biedt, tegen. Maar des
ondanks moeten wij, midden in dat le-
v<m staande, ons eigen heil bewerken.
De overwinning is ons door een onfeil
bare goddelijke belofte toegezegd. Maar
op voorwaarde dat wij in alles met Zijn
Eenade meewerken en de weg volgen,
me Hij ons is voorgegaan. En dat is de
rfeg van het kruis. De dienaar is im
mers niet beter dan zijn meester.
,.De voornaamste en eerste versterving,
°'e Christus van al Zijn volgelingen
verwacht, is een radicale, innerlijke ont
hechting aan de dingen van deze we-
Leld. Aan al de dingen dezer wereld
twee heren dienen gaat niet. Wat God
oor de Zijnen heeft bestemd heeft
mtaal niets gemeen met de stoffelijke
goederen van de aarde. Zijn Rijk is
met van deze wereld. Maar tóeh leven
•fy in die wereld. Alles wat God ge
schapen heeft is goed. Wij mogen er
serust en met vreugde gebruik van ma-
Maar slechts zó, dat wij daar
door geen schade lijden aan onze ziel.
u de aard der zaak staat alle bekom-
erms voor stoffelijke belangen ons
seestelijk welzijn in de weg. De ware,
uvennatuurlijke levenskunst vraagt
te X?n ons de dingen dezer aarde zó
ziohf iuiken, dat ZÜ in geen enkel op-
stght het bereiken van onze emdbe-
jn mming verhinderen of belemmeren.
Ce (ee .grond is het dus een kwestie van
ZW yhste waardeverhouding. Wat het
Te„p is moet het zwaarst wegen.
keliiu°v®r bet eeuwige telt het vergan
es j e in het geheel niet mee. Maar
praktfit-5 ?verweging dag in dag uit in
Onthg uj- 6 brengen is een innerlijke
Staan g' een innerlijk volkomen los
van het stoffelijke besliste voor-
Russen hanteren de knoet
et kan ons, Nederlanders, soms wel
eens droef te moede worden, wan
neer wij op het moment, dat wij
in volledige overgave aan de Verenigde
Naties het laatste vezeltje van imperia
lisme uitbannen, de grote heren van het
Kremlin in de Oost-Europese landen
maar rustig hun gang zien gaan. Vorige
week spraken wij over de scheurmaker
en weerspannige maarschalk Tito, die
van een Sovjet-overheersing niets wil
weten. Thans is het werkelijk niet min
der interessant dan beangstigend, om
te zien, hoe Moskou een herhaling van
dit ongewenst tafereel in andere landen
op krachtige manier poogt te voorkomen.
Wij zijn dikwijls geneigd, om Stalin of
het Politbureau naar hun manier van
handelen en optreden te vergelijken met
Hitier. Er is echter geen vergelijking,
die zo mank gaat als deze. Men hoeft
slechts de feiten helder onder de loupe
te nemen om dit te constateren. Wijlen
Adolf zou er werkelijk veel voor over
gehad hebben, om in een „bevriend"
land een eigen generaal aan het hoofd
van het ministerie van Defensie te kun
nen zien tronen. Hij speelde dat nooit
klaar, maar Stalin wel. Het klinkt als
een sprookje, een ouderwets onheilspel
lend sprookje en „het gebeurde eens in
een heel ver land, Polen geheten".
Deze gebeurtenis past echter geheel
in het raam van het jongleren met veld
heren en politici, die moeten voorkomen,
dat over enige tijd nog een Oost-Euro
pees land er de brui aan zou geven, om
zich steeds te blijven bukken onder de
Russische knoet. En een van de landen,
die zich die knoet nog maar al te goed
herinneren, is juist Polen. Toen de Duit
sers in 1939 dit land binnenvielen en de
Russen zulke goede vrienden met de
nationaal-socialisten waren, bezetten de
Rode legers een groot gedeelte van Po
len, dat hun door de Duitsers was over
gelaten. Bijna twee jaar hebben de al
daar wonende Polen de zegeningen er
van ondervonden. Daarna kwam in 1941
de Duitse aanval op Russisch gebied. De
Hitleriaanse legers drongen door tot
Stalingrad, maar werden daar ingesloten
door Russische legergroepen onder aan
voering van maarschalk Rokossofsky.
Deze man duikt weer op, wanneer de
Duitsers uit Rusland zijn verdwenen. Hij
moet met zijn troepen Warschau be
vrijden. Een aantal ondergrondse ver
zetsstrijders, die zich in de stad hadden
verschanst, begonnen, toen Rokossofsky
haar zeer dicht genaderd was, de strijd
tegen de Duitsers. Maar de Russen
hielden plotseling halt en weigerden nog
één stap te verzetten, zagen af van elke
verdere poging om de guerilla's in War
schau te steunen. Amerikanen en Engel
sen trachtten hen nog om te praten,
boden zelfs Britse en Amerikaans? hulp.
Maarschalk Stalin weigerde echter,
stelde zelfs geen vliegvelden ter be
schikking en Warschau werd getransfor
meerd in een afschuwelijk massagraf.
Dit alles onder de ogen van Rokossofsky,
die Stalin van advies had gediend en
dus feitelijk verantwoordelijk was.
Deze man nu is Maandag, „op aan
drang en uitnodiging van de
Poolse regering", benoemd tot
minister van Defensie van Polen. Daags
daarna werd hij benoemd tot maarschalk
van het Poolse leger „wegens de uit
zonderlijke diensten, aan de Poolse repu
bliek en het Poolse leger bewezen in de
gemeenschappelijke strijd tegen de Hit
leriaanse agressie", aldus president
Bierut in zijn schrijven aan de nieuwe
Poolse burger. Hieruit blijkt wel, dat
het waarachtig niet overdreven is, om
te spreken van verschil van interpreta
tie van het woord imperialisme tussen
Oost- en West-Europa.
Intussen is een ander fameus Russisch
militair, generaal Vassili Tsjoekof, deze
week tot diplomaat gebombardeerd.
Tsjoekof was tijdens de Duitse aanval
op Stalingrad de verdediger van de stad.
In April j.l. werd hij benoemd tot be
velhebber van de Sovjet-Russische troe
pen in Duitsland. Maandag mocht hij
het genoegen smaken chef van de Russi
sche controle-commissie van de „Demo
cratische Duitse Volksrepubliek" te
worden. Hieruit blijkt dus, dat, hoe het
ook zij, het Kremlin de Duitsers niet
verder vertrouwt, dan dat het ze door
een militair oog ziet. Deze weg is safer
en de propagandastunt van een onaf
hankelijk vrij Oost-Duisland levert mis
schien nog wat goodwill bij de onwe
tenden op.
Tenslotte goochelde Moskou de Sovjet
diplomaat Poesjkin te voorschijn als
Sovjet-ambassadeur bij de Oost-Duitse
regering. Ook deze Poesjkin is geen on
bekende, al heeft hij dan geen sporen
verdiend op het oorlogspad. Deze am
bassadeur is de man geweest, die Hon-
iiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiinimm
waarde. En dit bereiken wij alleen, door
gestage oefening, vooral in de kleine,
ogenschijnlijk onbeduidende dingen van
alle dag.
God stelt ons eenvoudig voor de keu
ze: Vóór Hem of tegen Hem. Kiezen
wij Zijn kamt, dan kan dat alléén, als
wij ook zonder meer alle consequenties
daarvan aanvaarden. De voornaamste
is: Zijn kruisweg gaan. Weigeren wij
dat, dan zijn wij, zoals St. Paulus ons
leert, vijanden van Christus' kruss en
dus ook vijanden van Christus Zelf.
Wij weten allen, hoe wij versterving
beoefenen kunnen. Daarover te spieken
ligt niet in onze bedoeling. Het is meer
dan genoeg als wij de les van de Apos
tel grondig ter harte nemen en inzien
voor welk onontkoombaar dilemma de
Heer van hemel en aarde ons stelt door
Zijn eis van versterving. Dit is een le
venskwestie van de allereerste rang.
Kan iemand het verantwoorden die on
verschillig naast zich neer te leggen?
L.
Bevin, Acheson en Schuman vergader
den in Parijs en besloten de demontage
van de Duitse fabrieken te beperken,
maar scherp toezicht te houden op het be
heer der Duitse sleutelindustrieën. Voorts
zal West-Duitsland in het buitenland con
sulaire vertegenwoordigers mogen benoe
men onder toezicht der geallieerden en
wordt dit land toegelaten tot de Raad van
Europa als buitengewoon lid.
De politieke commissie der V.N. nam
een resolutie aan, waarin Albanië en Bul
garije ervan beschuldigd worden de vrede
op de Balkan te bedreigen door hulp te
bieden aan de Griekse opstandelingen.
Dezen zijn inmiddels bijna geliquideerd of
gevlucht. De Britse troepen verlaten Grie
kenland eerstdaags.
Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië
besloten een Zuid-Europese en West-Me
diterrane groep te vormen met als hoofd
kwartier Parijs.
Tijdens de viering van de Tsjechisch—
Russische vriendschapsweek gaf premier
Zapotocky toe, dat Tsjechoslowakije ura
nium levert aan de Sovjet-Unie.
Met grote parades en redevoeringen
vierde Moskou de 22ste verjaardag van de
Octoberrevolutie. Stalin ontbrak op het
appèl.
Amerika en Engeland zullen Tito ben
zine, vliegtuigen, motoren en onderdelen
daarvan gaan leveren voor de burger
luchtvaart.
Het Britse Hogerhuis verwierp de be
zuinigingsmaatregelen in Engeland als on
toereikend.
De Oostenrijkse Bondskanselier vormde
een nieuwe coalitieregering, waarin de
Volkspartij zevert en de Socialistische Par
tij zes zetels bezette.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIimillllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIII
garije in een naar de Sovjet-idee waar
dige volksrepubliek heeft veranderd. En
hij heeft dit grondig gedaan; men denke
slechts aan het proces tegen Kardinaal
Mindszenty.
Dat de Russen in allerijl, maar toch
voorzichtig, hun maatregelen nemen
tegen een eventueel vijandige houding
van een der Oost-Europese staten, is
deze week wel duidelijk gebleken, waar
door trouwens niet minder spherp de
kloof tussen Tito en Moskou in het
licht is gesteld.
Ongeveer half December zal het Cen
traal Comité van de UNO-actie de vele
protesten tegen de verkrachting van de
goddelijke en menselijke rechten in
Oost-Europa bij de UNO deponeren.
Momenteel worden de laatste voorbe
reidingen gemaakt voor de verzending
van de met tienduizenden tegelijk bin
nengekomen en nog steeds binnenko
mende protesten.
Het ligt in de bedoeling van het
Actie-Comité tegelijk met de verzending
bij voorkeur 11 December over
de gehele wereld de in Juli door de
zeereerw. heer H. de Greeve aangekon
digde bede- en boetetochten te doen or
ganiseren.
Naar het ANP verneemt zal de heer
D. J. von Balluseck, hoofdredacteur van
het „Algemeen Handelsblad" binnen
enige tijd benoemd worden tot perma
nent vertegenwoordiger van Nederland
bij de organisatie der Verenigde Naties
Twaalf Nederlandse arbeidersleiders,
die een bezoek zullen brengen aan de
Ver. Staten, zullen Maandag 14 Novem
ber des avonds half tien van Schiphol
vertrekken;
Steun ove
x
7. Een ogenblik, stond de onbekende onder de boom roerloosde vuisten gebald,
een uitdrukking van gespannen drift op zijn gelaat. Zijn ogen gevuld van uiterste
haat vestigden zich op de drie figuren, die op de stenen bank zaten te praten. Dan,
met een ruk, keerde hij zich om en snelde de weg op in de richting van het
keizerlijk paleis. Noch Eric, noch één van de anderen had hem opgemerkt. De
Noorman was te zeer geboeid door de feiten, die Lotus hem juist had medegedeeld
en ook Tai boog zich geïnteresseerd naar voren.
,,De mens drijft door het leven als een lindebloesem over de brede vijver,** merkte
hij filosofisch op. Men kan nooit zeggen waar hij terecht zal komen. Daarom, mijn
vriend, windt u niet op over deze Li Po, die een man van uw hoogwaardige huids
kleur blijkt te zijn. Indien de goden beschikt hebben, dat ge hem zult ontmoeten
zal dat zeker plaats vinden; zo niethm des te beter. En laat ons thans een
beker wijn gaan drinken uit dat zeer oude vat,, hetwelk ik enige uren geleden in
de keizerlijke kelder mocht ontdekken.**
Doch Eric sloeg geen acht op de kleine filosoof.
„Dit is vreemd." Hij keek Lotus van Jade aan. „Een blanke die uw echtgenoot
blijkt te zijn?"
Een peinzende uitdrukking verscheen om zijn mond.
„Hij staat niet erg in aanzien aan het hof?"
„Neen! Hij heeft mijn vader een zeer grote som gouds als bruidsschat aangeboden
toen hij mij ten huwelijk vroeg en dat heeft geen goede indruk gemaaki. Op aan
dringen van de keizerin heeft mijn keizerlijke vader dit goud aangenomen, doch
men was algemeen van oordeel dat Li Po niet handelde als een man van edele
geboorte. Niemand heeft hem dan ook geaccepteerd, behalve de keizerin. Met haar
schijnt hij het zeer goed te kunnen vinden!"
„Wat ook niet voor hem pleit!" mompelde de Noorman sarcastisch.
Op dat ogenblik bewoog de onbekende zich snel door de gangen van het keizerlijk
paleis, waar hij merkwaardig goed de weg scheen te kennen. Eindelijk bleef hij
staan voor het gordijn, dat de privé-vertrekken van de keizerin afsloot. Met een
snelle ruk schoof hij de voorhang terzijde en trad binnen.
Yen Hsung, de keizerin, zag hem aankomen, en een trek van voldoening verscheen
op haar gezicht.
,JLi Po!" zei ze zacht. „Goed dat ge -gekomen zijtV*
Een belangrijk onderdeel van de propaganda-actie voor een eigen tijdschrift
vormden de voorleesavonden uit eigen poëzie, welke de aankomende
jongeren organiseerden in diverse steden van Nederland, o.a. in Den
Haag, Rotterdam, Breda en Maastricht. Dat was in de maanden Januari en
Februari 1948. De avonden werden met groot idealisme op touw gezet. Het
was een stevige winter en de dichters, natuurlijk met weinig centen op zak,
kwamen uit verre streken van het land naar de plaats van optreden. Als de
trein niet betaald kon worden, kwamen ze liftend of op de fiets, om dan in
een soms steenkoud vertrek een paar uren verzen voor te lezen voor een
paar tientallen, aandachtige toehoorders. Ieder las ongeveer een kwartier voor
en tezamen vulden de medewerkers zodoende een heel programma.
kon hun werk niet anders leren kennen,
dan door de tijdschriften, waarin zij
eens een vers publiceerofen, na te snuf
felen, of door met hen persoonlijk in cor
respondentie te treden.
Meeuwesi's oordeel kon men kort
daarna op schrift vinden in „De Nieuwe
Eeuw" van 31 Januari 1948, toen dit blad
onder de leuze „Jongeren treden aan"
een summiere bloemlezing bracht uit de
poëzie van Frans Babyion, Michaël Déak,
Jan Leyten, Michel van der Plas, Jan
van Sleeuwen, Nico Verhoeven en Lou
Vleugelhof.
Wat Meeuwese daarbij als het meest
naar voren springende „gemeenschappe
lijke" opmerkte, was „de „bezorgdheid om
het leven te behouden in zijn zuivere door
God gewilde vorm". „Zij geven", schreef
hij te voren, „hoe verschillend onderling
ook in aard en aanleg, in de huidige cri-
tieke situatie herhaaldelijk blijk van het
ernstige streven het leven te behoeden of
het in een eerlijk gevecht met God. met
de wereld, met zichzelf, terug te verove
ren. Het is door deze oprechte, ernstige wil
Het was eigenlijk een bijzonder mooie
tijd. De jonge dichters hadden elkaar
nog maar pas gevonden, ontdekt kan
men wel zeggen, en die ontdekking was
voor hen zelf de grootste verrassing.
Terwijl ze om beurten achter de leze
naar stonden van een leeszaal, een gym
nastieklokaal of een tentoonstellings
zaaltje, leerden ze eikaars werk waar
deren.
Prettig was bovendien, dat enkele ge
renommeerde literaire figuren hun be
langstelling toonden, door de avonden
zo mogelijk met een korte inleiding te
openen. Zo kon men achtereenvolgens
op verschillende avonden Anton van
Duinkerken, Gabriël Smit en drs. Karei
Meeuwese een persoonlijke visie zien
geven op de zaak der jongste, katholieke
poëzie.
„Veel belangrijker dan de vraag, of
wij op dit moment kunnen spreken van
een nieuwe generatie, lijkt mij de een
voudige constatering, dat er momenteel
door een aantal jonge katholieke men
sen poëzie word geschreven, die zoals
men gewoonlijk pleegt uit te drukken
een belofte voor de toekomst inhoudt."
Dit was de grondgedachte van hel be
toog, dat drs. Karei Meeuwese op de
voorleesavond in. Breda hield. Als poëzie
criticus van het weekblad „De Nieuwe
Eeuw", had hij reeds ettelijke maien een
lans gebroken ten gunste van de jongste
dichters. Op die winteravond in het
Haagje van het Zuiden ging hij na, welke
min of meer belangrijke persoonlijke of
gemeenschappelijke aspecten het werk
der jongste kunstenaars vertoonde: in
zoverre dat toen mogelijk was, wel te
verstaan, want de dichters hadden toen
nog geen bundels uitgegeven en men
■■1
De zeehond Snap, van de Whipenade dierentuin, getroost zich telkenmale de
moeite om over de omheining van zijn bassin te klimmen, teneinde zijn ontbijt
in ontvangst te nemen.
tot regeneratie, dat zij zich onderscheiden
van althans verschillende der katholieke
jongeren, die kort voor de tweede wereld
oorlog, maar reeds levend onder de drei
ging der naderende catastrofe, deel uit
maakten van de toenmalige Criterium-
groepering".
Uit deze en dergelijke conclusies blijkt
het begrip en de goodwill, die de katholie
ke jongsten van 1947-'48 bij hun perste
pogingen om voor de dag te komen onder
vonden van hun oudere broeders in de
literatuur. Het jeugdige idealisme verover
de de gemöederen.
Dit jeugdige idealisme is echter snel ge
luwd. Het gemeenschappelijke" aspect,
„de bezorgdheid om het leven" (het enige,
wat als gemeenschappelijk aspect naar vo
ren kon worden gebracht), bleek in de
praktijk niet zo tezamenbindend te wer
ken, dat van een reëel groepsverband
sprake kan zijn. De dichters zijn eigen we
gen gegaan. Sommigen trokken zich gedes-
illusionneerd terug. Anderen vonden er
gens „onderdak" en wisten zich zelfstandig,
buiten de irreeele groepering om, omhoog
/te werken.
Intussen bleef gedurende het jaar
1948 tot begin '49 toe, de zaak van het%
eigen tijdschrift in de pers rlog zo'n
beetje nasudderen. Van tijd tot tijd kon
men een kort bericht lezen, dat het
tijdschrift volgende maand zou verschij
nen. Het werd telkens een nieuwe vol
gende maand. Tot men tenslotte niets
meer hoorde. De naam van het tijd
schrift was inmiddels toch nog, heel
optimistisch, vast komen staan: „Am
foor".
Thans zowat een jaar geleden, ver
scheen in het dagblad „Trouw" een be
richt dat door ettelijke bladen werd
overgenomen en dat een nieuwe wen
ding in de zaak scheen te brengen. Het
luidde
„Een groep jonge protestanten, die
niet wenst mee te werken aan het
christelijke letterkundige tijdschrift
„Ontmoeting" en een groep jonge
rooms-katholieken, die het tijdschrift
„Roeping" voor zich niet geschikt acht,
zullen samen een nieuw letterkundig
tijdschrift gaan uitgeven, „Amfoor" ge
naamd. De redactie wordt gevormd
door Ad den Besten en Guillaume van
der Graft (prot.) en Jan Leyten en Mat-
theus Verdaasdonk (r.k.)*\
eze aarden kruik met nauwe hals
en twee Oren, „Amfoor" genaamd,
is echter reeds gebroken vóór hij
te water ging. Het protestantse en het
katholieke oor hadden tezamen wel
licht een uitstekend gehoororgaan kun
nen vormen, vanuit twee richtingen
geluid ontvangend. Twee belijdenissen,
maar een christelijk geluid. Ja, hier
koorts en pijnen, drijft U uit door de
kracht der genezing van SANAPIRIN
Buisje 25 tabl. 40 ct; 50 tabl. 75 ct.
viel, wanneer men er maar oor voor
had, weer iets van het oude, hartver-
overende idealisme te beluisteren. De
namen der vier jonge dichters, die in
de redactie zitting hadden, zowel aan
deze als aan gene zijde, gaven een
tamelijke waarborg, dat het tijdschrift
eerlijk-ernstig zou worden opgezet.
Mr. Mattheus Verdaasdonk was de
oudste en bezadigdste der overmoedig
jonge groepering. Jan Leyten was de
enige, met wiens critische mogelijk
heden men rekening mocht houden. En
van de jong-prótestanten, Ad den Bes
ten en Guillaume van der Graft, kon
men zeggen, dat zij als oud-redacteuren
van het tijdschrift „Columbus" wat
thuis waren in de perikelen van het
redigeren (Ad den Besten kende bo
vendien de technische moeilijkheden
van het vak) en dat zij beiden theolo
gie hadden gestudeerd (Guillaume van
der Graft is dominee).
Misschien was het dit laatste, waar
door het onze jongste katholieke dich
ters moeilijk viel met „Amfoor" van
wal te steken. Hier werd hun gebrek
aan critici en essayisten (waarop wij
vorige week zinspeelden) fataal. Zij
wilden met de protestanten in zee
gaan, omdat zij zich alleen niet sterk
genoeg voelden een tijdschrift drij
vende te houden. Maar zij zagen tege
lijkertijd tegen de coalitie op, omdat
een principieel debat inzake „Kunst en
Christendom", hetwelk zeker zou wor
den uitgelokt en hetwelk aan het tijd
schrift een dwingend bestaansrecht zou
verlenen hun uiterste capaciteit zou
eisen. Theoretische bedenksels hebben
in een dergelijk debat geen waarde. De
jong-protestanten waren van plan hun
ideeën met hart en ziel te verdedigen.
Maar ook de jongste katholieken wil
den onverbloemd onder ogen zien in
hoeverre de realiteit der christelijke
levensbeginselen in de kunst nog als
lovende, realiteit aanwezig was. De
protestanten wilden nog verder gaan
en het predicaat Christel ij k dichter
verwerpen, wanneer er in de poëzie geen
sprake was van een confrontatie tussen
het moderne levensbewustzijn en het
Evangelie. Die confrontatie kon dan
zijn, zoals zij wilde; indien zij maar
hartgrondig eerlijk was.
De groep der jongste katholieke
dichters was het hier wel mee eens en
zij had, voorzover het haarzelf betrof,
reeds vroeger van gedachten gewisseld
over hèt feit, dat een katholiek kun
stenaar alleen maar katholiek kun
stenaar is, inzoverre de beleving of de
persoonlijke strijd óm de beleving van
het katholicisme de bron van inspiratie
vormt. Doch in de practijk der kunst
(hier staat uitsluitend: in de practijk
der kunst, der poëzie; en om geen
andere practijk gaat het hier) was
nóch van beleving nóch van verwoede
strijd verrassend sprake.
Dit zou niet zo in de gaten zijn ge
lopen, wanneer onze jongste generatie
maar een eigen katholiek tijdschrift,
waarin zij zelf heer en meester was,
had kunnen formeren. Dan had men
misschien op „de bezorgdheid om het
leven" kunnen blijven drijven, in af
wachting van intens katholieke inspi
ratie. Nu, tot in de boezem der redac
tie samenwerkend met een jongste pro
testantse generatie, werd het veel moei
lijker de vlag hoog te houden. Met de
eerste voorbereidende vergaderingen
van Amfoor, waarop men gezamenlijk
tot een soort beginselverklaring wilde
geraken en vergeefs voldoende copy
voor de eerste drie nummers trachtte in
te zamelen, is de historische activiteit
der ernstig bedoelde katholiek-protes
tantse coalitie geëindigd. Jammer, want
de beginselverklaring zoals die tenslotte
werd geformuleerd, bevatte enige hoogst
belangwekkende opmerkingen;
„Het gaat ons, aldus luidde het
om de persoonlijke confrontatie met het
Evangelie, welke confrontatie wij aan'
vaarden als onze menswaardigheid. Wtj
willen geen christelijke letteren, maar
menswaardige letteren, in de zo
juist omschreven zin. Er is een alge
hele heroriëntatie ten aanzien van het
gevestigde christendom en ten aanzien
32
„We mogen blij toe zijn", merkte een
van de maats op, „dat ze geen vuilig
heid in de cylinders gegoten hebben".
Halverwege de avonfl keerde Bunny
met de wagen terug. Hij bracht drie
nieuwelingen mee, onder wie ik dade
lijk Paardekop herkende, aangezien de
naam erg toepasselijk gekozen bleek te
zijn. Het was een boom van een kerel
ik wil wedden, dat hij op zijn kousen
nog altijd minstens 1.90 mat (als hij
kousen droeg althans), en zijn gezicht
leek op een weemoedige paardekop.
Het was een erg zachtzinnig gezicht
In het gezelschap bevond zich verder
een Indiaan, luisterende naar de weinig
romantische naam van Piet Smith. Dan
was er nog iemand, die ons door Bunny
voorgesteld werd als Cherry. Cherry
had veel weg van een schooljongen,
verlegen en met een aardig gezicht. Uit
gezonderd Piet maakte het gezelschap
een weinig krijgshaftige indruk. Een
vierde passagier sprong kwispelstaar
tend van de vrachtauto een grote,
armtierige witte hond, die er uitzag of
hij nog uit de tijd van de zondvloed
stamde half herdershond en half ter
rier. Dat nam niet weg dat ik nog nooit
zo'n genoeglijke hond gezien had.
„Hé, Shag, ken je geen manieren
meer?" vroeg Cherrie.
Shag verhief zich op zijn achterpoten,
salueerde met zijn rechtervoorpoot en
hipte vervolgens naderbij om ons alle
maal een poot te geven. Toen hij bij
Maggie Jones kwam, toonde hij eerst
ongekunstelde verbazing en liet zich
toen als dood op de grond vallen.
„Dame", zei Cherry schuchter, „u hebt
zijn hart veroverd".
„Zo'n lieverd!" zei Maggie.
„Zeker, dame," zei Cherrie, „maar er
huizen twee karakters in hem.... Ga
je gang, Paardekop.''
De lange kerel stak een hand in zijn
hemd en haalde vliegensvlug een re
volver voor de dag. Hoe snel zijn be
weging ook geweest mocht zijn, Shag
was nog vlugger. Binnen een fractie
van een seconde veranderde hij van
een gedwee hondje in een furie en
zonder ook maar te grommen wierp hij
zich op Paardekop en sloot zijn kaken
om diens pols.
„Hola, Shag! 't Is maar voor de
grap!" zei Cherrie.
Het volgende ogenblik stond Shag
weer vriendelijk met zijn staart te
kwispelen.
„t Is een handige hond," merkte
Cherrie bedeesd op.
„We hadden daarstraks een tikkie
dorst gekregen," begon Bunny, „zodat
we besloten effe een biertje te pikken.
We stopten bij zo'n toeristenkamp in
de buurt van Congress, zo een waar je
wat kunt eten en drinken. D'r stond
een ouwe kennis van ons in de can-
tine. Sonora Fat. We stonden ervan te
kijken dat Sonora in zo'n fatsoenlijk
baantje gestapt was."
„De laatste keer dat ik hem gezien
had," zei Paardekop, „laat 's kijken
dat was in de buurt van Guaymas."
„Ik heb jullie wel eens over een al
bino horen smoezen," zei Bunny. „Er
zat zo'n kriaap met Sonora in de achter
kamer te keuvelen. Erg geheimzinnig
en zo. En Sonora maar inschenken
meestal is-ie zo royaal niet."
„Mijn grootvader zei altijd," merkte
de jongste van het drietal op, „hij zei;
„Als je een struik over de prairie ziet
schuiven dan is het geen struik, maar
een Indiaan." En een Sonora Fat die
zomaar rondjes bier weggeeft, is even
onnatuurlijk als een wandelende struik."
„Weten jullie wat er vannacht hier
gebeurd is?" vroeg Straight.
„En of," zei Paardekop.
„We willen een herhaling voorko
men." zei Straight.
„Gebeurt geen tweede keer," ant
woordde Paardekop.
„Gooi julie dekens maar m het slaap
luis," zei Straight.
„Over een kwartier kunnen we eten,"
zei Maggie.
„Wat?" zei ik. Straight noch ik waren
de laatste paar uren in huis geweest.
„O, ik kan wel zo'n eetje koken," zei
ze. Mijn tante Jezebel placht te zeg
gen dat er geen grotere schat bestaat
dan een meisje, dat koken kan."
„Dat telegram heb ik verstuurd," zei
Bunny. „Er lag ook nog post op het
postkantoor. Hij overhandigde mij een
paar brieven. Het adres van één daarvan
was kennelijk door een vrouwenhand
geschreven. Ik maakte de envelop
open. Er zat een heel kort briefje in,
dat luidde;
„Beste vriend, ik heb het hier niets
naar mijn zin. Schiet een beetje op.
Mbllie Tacker."
Ik las en herlas het bericht. Ik had
die vrouw een paar keer ontmoet en
ik meende iets van haar karakter be
grepen te hebben. Oppervlakkig leek ze
hard als ijs. En het leed geen twijfel
dat ze onder alle omstandigheden die
uiterlijke schijn zou trachten te hand
haven.
Dit vrijpostige beroep op mijn assis
tentie was dan ook volkomen in haar
stijl. Als het niet dringend noodzake
lijk was geweest, zou ze niet geschre
ven hebben en waar andere vrouwen
hysterisch gilden, legde zij extra bra-
vour aan de dag. Ik had haar reeds één
keer willen helpen Rancho Paloma te
ontvluchten. Butterick had daar toen
een stokje voor gestoken en ze had de
nederlaag in wijsgerig berusten aan
vaard. Toen moest het er al kwaad voor
haar uitgezien hebben, doch sindsdien
scheen de toestand nog verergerd te
zijn en wel zodanig dat ze naar een
gelegenheid gezocht had mij deze bood
schap te sturen. Het liet aan duidelijk
heid niets te wensen over. „Schiet een
beetje op", stond er. Snelheid van han
delen was hier geboden.
Ik gaf het briefje aan Straight, die
het las en teruggaf.
„Ik ken dat soort vrouwen niet," zei
hij. „Is dat soms een lokaas?"
„Maggie," zei ik, „ken jij Moilie
Tacker?"
„Ik heb wel eens kennis met haar
gemaakt."
Ik overhandigde haar het briefje.
„Moet dat een val voorstellen?" vroeg
ik.
„Wat kunnen ze daarbij winnen?"
zei ze.
Dat was goed opgemerkt. Indien
Butterick haar gedwongen' had dit te
schrijven, of zelfs ai had ze het vrij
willig voor hem gedaan wat beoog
de zij ermee? Wat werd Butterick er
wijzer van?"
„Voorzover ik weet," zei Maggie,
„beweert men algemeen dat ze geen
blad voor haar mond neemt"
„Dus jij denkt
„Dat Butterick Moilie Tacker niet
mee naar Arizona genomen heeft om
haar moppen te horen tappen," zei
Maggie. „En daar is ze te laat achter
gekomen."
„Maar heb jij enig idee," vroeg ik,
„om welke reden Butterick die vrouw
dus pract-isch ontvoerd heeft?"
(Wordt vervolgd)
van de cultuur noodzakelijk. Wij zijn
er van overtuigd, dat in de wereld van
heden de existentie van een christen
niet anders dan een gebrokene kan zijn.
doch wij weigeren er in te berusten."
Dit horend moet men het inderdaad
jammer vinden, dat „Amfoor" er nooit
is gekomen. Het blad had in het le
ven van ontzaglijk veel jonge men
sen een integrale functie kunnen gaan
vei vullen. Het had aan de algemene
formulering „bezorgdheid om het le
ven" inhoud kunnen geven. Doch van
de andere kant is het misschien goed,
dat de zaak niet is doorgegaan. Want
de creatieve verwezenlijkingder
geëiste confrontatie is in het huidige
stadium der ontwikkeling, waarin de
jongste generatie verkeert, eer. taak
waaraan zij niet kan reiken. En indien
het tijdschrift hierdoor zdu lijn mis
lukt, zou dit ontmoedigender werken
dan thans, nu er slechts sprake is
van een mislukking in statu nascen-
di. Nu kan men in elk geval nog
wachten op een rijper moment.
NIC© VERHOEVEN
(Wordt vervolgd).
Nu in verband met de stroombeper-
king met ingang van 15 November de
binnenlandse radiostations van 16.30—
17.30 uur hun uitzendingen zullen sta
ken, zou daardoor tevens de_ dagelijks»
relayering op golflengte 1875 meter en
in de meeste plaatsen via de derde lijn
van het radiodistributienet van het
Strijdkrachienprogramma uit Batavia
en bestemd voor Nederland komen te
vervallen. Deze uitzending kon totnogtoe
van 17.00—17.30 uur Nederlandse tijd
hier te lande worden beluisterd.
Teneinde dit belangrijke contact tus
sen Indonesië en Nederland in stand te
houden, hebben de omroep-instanties te
Batavia een nieuwe regeling voor deze
uitzending getroffen.
Met jngang van 15 November zullen
nl het Strijdkrachtenprogramma te
Batavia en de ROIO (Radio Omroep In
Overgangstijd) de instantie, welke de
burgeromroep in Indonesië verzorgt,
gezamenlijk een voor Nederland be
stemd programma verzorgen en uitzen-
den dagelijks van 17.30 tot 18.00 uur
Nederlandse tijd.
Volgens een woordvoerder van de
pharmaceutische fabrieken van Bayer
zijn vier Duitse geleerden er m geslaagd
een nieuw geneesmiddel tegen tubercu
lose samen te stellen. Naar zijn zeggen
voorziet het door hen vervaardigde che
mische' preparaat in een snelle, goed
kope en doelmatige behandeling van de
gevreesde ziekte. Het middel is in de
afgelopen drie jaar in „verscheidene
honderden" ziekenhuizen en klinieken
beproefd. Het middel, zo verklaarde de
woordvoerder, zal spoedig worden ge
bruikt door de artsen in de Verenigde
Staten onder de naam „Tibione".
Het preparaat is in de Duitse weten
schappelijke wereld bekend als TB-1 698
of „Conteben".
De woordvoerder waarschuwde dat
men een definitief óórdeel over de bruik
baarheid van het geneesmiddel moet op
schorten. Hier zullen enkele tientallen
jaren overheen moeten gaan, gezien het
wederkerend karakter van de ziekte.
Het middel zal volgens de woordvoer
der van Bayer binnenkort voor algemeen
gebruik beschikbaar worden gesteld,
echter met dien verstande dat het uit
sluitend voor competente medici te ver-
krijgenis.
Naar wij vernemen, is spoedig de be
noeming te verwachten- van de eerste
Ierse vertegenwoordiging'bij het Neder
landse Hof. De Nederlandse regering
heeft bewilliging verleend voor de be-
noeming van mevrouw Johanna Mac
Neill als gezante van Ierland.
ZONDAG 13 November, 23ste Zon
dag na Pinksteren. Mis v. d. dag. 2 H.
Didacus; 3 H Willibrord; Credo; pref.
v d. H. Drievuldigheid. Groen.
'MAANDAG: Octaafdag v. d. H. Wil
librord; Mis Statuit. 2 H. Josaphat;
Credo; gewone prefatie. Wit.
DINSDAG: H. Albertus de Grote,
bisschop, belijder, kerkleraar Mis; In
medio; Credo; gewóne prefatie Wit.
WOENSDAG: H. Gertrudis. maagd;
Mis: Dilexisti; gewone, pref. Wit. Haar
lem: H. Lebuinus, belijder. Mis: Os
justi. 2 H. Gertrudis; gewone pref.
Wit.
DONDERDAG: H. Gregorius de
Wonderdoener. bisschop, belijder.
Mis: Statuit. 2 tot alle heiligen; 3 naar
keuze; gewone prefatie. Wit.
VRIJDAG: Kerkwijding v. d. basilie
ken v. Petrus en Paulus. Mis: Terribi-
lis; Credo; gewone prefatie. Wit
ZATERDAG: H. Elisabeth, weduwe.
Mis: Cognovi. 2 H. Pontianus; pref. v.
d. Apostelen. Wit
ZONDAG 20 November: 24ste Zon
dag na Pinksteren. Mis v. d. dag. 2 H.
Felix; Credo; prefatie d. H Drie-
vulaigh. Groen.