EPIC DE noorman:
Problemen met mensen of
mensen met problemen?
R
Bereidt de weg
Verwerping souvereiniteitsoverdracht
niet te verantwoorden
i lump
T'
Ander beleid zou nog zwaardere offers
hebben gevraagd
W*
EERSTE NIEUW GEBOUWDE KERK WORDT
IN NIJMEGEN INGEZEGEND
ULi I/li
REGERING VAAK IN
DWANGPOSITIE
Staten van Suriname
accoord met R.T.C.
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 17 DECEMBER 1949
PAGINA 3
REGERING ANTWOORDT EERSTE KAMER
INTERPELLATIE IN STATEN
VAN SURINAME
Over dood van geïnter
neerden
Internaat opleiding voor
ambtenaren der P.T.T.
VADER MISHANDELDE EN
DOODDE ZIJN KIND
HOOFDPIJN?
Sober en massief van stijl
GEDWARSBOOMDE
Liturgische weekkalender
Mijn einde nader!
AVONTUREN VAN
TANTE POLLEWOP
Nog één week en wij vieren het
Hoogheilig Kerstfeest. In woord
en geschrift hebben de geestelijke
leiders der katholieke wereld hun gelo
vigen aangespoord zich naar best ver
mogen voor te bereiden op de komst van
de Verlosser en erop gewezen, dat de
herdenking van Christus' komst op aar
de eerst dan haar doel bereikt, wanneer
wij, ieder afzonderlijk, de geestelijke
wedergeboorte van de Heiland in onze
harten ervaren. De tijd van voorberei
ding, de vier weken durende Advent, be
hoort daarom door gebed en offer ge
wijd te zijn aan het zo wijd mogelijk
open stellen van ons innerlijk voor de
goddelijke genade. Het spreekt wel van
zelf, dat het eerste werk daarbij gelegen
is in het vermijden van alles, wat voor
de invloed van Gods genade de klas
sieke belemmering mag heten: de zonde.
Vandaag, nu het heilig Kerstfeest zo
nabij is, kan het zijn nut hebben onze
gedachten eens te laten gaan over een
ander aspect van deze voorbereiding op
Christus' komst, dat zeker niet onbelang
rijk is,.vooral in een tijd als de onze,
waarin zelfs Christenen het juiste gevoel
voor de ware verhoudingen dreigen te
verliezen. Wij bedoelen deze vraag: Hoe
zijn wij van plan het Kerstfeest te vie
ren?
Tijdens de Nazi-overheersing heeft men
getracht de grote, kerkelijke feesten te
'vervangen door oud-heidense, Germaan
se gebruiken weer in ere te herstellen.
In onze dagen proberen communistische
doordrijvers de aandacht van Kerstmis
af te leiden door de verjaardag van Sta
lin de voorrang te geven. Deze pogingen
zijn natuurlijk uitersten van verdwazing,
die geen serieus en eerlijk mens enige
aandacht waard acht. Juist door hun op
geschroefde overdrevenheid schieten zij
hun doel ver voorbij en veroordelen zij
zichzelf. Dit fanatiek gedoe betekent dan
ook werkelijk geen reëel gevaar. Groter,
véél groter zelfs is het gevaar, dat
schuilt in de geest van de wereld, die
langzaamaan en bijna ongemerkt de
christelijke feesten doet ontaarden m
een welkome aanleiding tot pret en ver
maak, waaraan alle oorspronkelijke be
tekenis van het eigenlijke feest volko
men vreemd is.
Niemand zal willen tegenspreken, dat
er nu eenmaal een redelijke overeen
stemming moet bestaan tussen onze in
wendige gesteltenis, onze houding t.o.v.1
de geestelijke en godsdienstige inhoud
.van het Kerstfeest en de manier, waarop
wij onze feeststemming uiten in ons ge
drag. De omstandigheden, of liever de
tijdgeest, hebben wij daarbij tegen. Het
is goed dit vooraf scherp vast te stellen.
Tot grote schade en schande van het
mensdom is de eigenlijke zin van het
Kerstgebeuren bij de moderne Kerstvie
ring steeds meer op de achtergrond ge
raakt, zo nij al niet geheel veronacht
zaamd of ontkend wordt. Wat er dan
overblijft is niet meer dan een motief
tot feesten fuiven zou vaak een juis
ter uitdrukking zijn en surprises, ge
concentreerd rondom de in ontelbare
variaties optredende figuur van een fan
tastisch Kerstmannetje. Kerstmis is in
een „réveillon" ontaard met dwaze mut
sen van gekleurd papier en feestdiners
in een entourage, waarin alles past, be
halve de alleen gewenste en nodige gees
telijke ingetogenheid om wille van Gods
grootste liefdedaad.
Als het erg hoog gaat, dan weet men
zich nog op te werken tot een zekere
sentimentele, graag „poëtisch" genoem
de ontroering, die iets te maken heeft
met dennengeur, kaarslicht en een
overdadig uitgedoste kerstboom, waar
onder echter de kribbe ontbreekt. Is
net geen typerend verschijnsel, dat de
vroegere, vrome hoogtij-wens: Zalig
Kerstfeest, in woord en druk heeft moe
ten plaats maken, voor uitdrukkingen
die de nadruk leggen op pret en vro
lijkheid? Alsof men zich schaamt blijk
te geven van zijn begrip voor de ware
zin van het Kerstfeest.
De tijd, dat onze ouders de herden-
dingsdag van Christus' Geboorte .te
heilig achtten voor profaan vermaak
schijnt toch wel erg ver achter ons te
liggen.
Wij staan hier tegenover een niet te
loochenen ontering en ontwij
ding van het heilige, waardoor
onvermijdelijk de hoogste waarden, die
het leven in zijn geheel bezit, dreigen
verloren te gaan voor ons bewustzijn.
Het kan voor ons,' Christenen, geen
vraag zijn, welk standpunt wij t.o.v. dit
ontbindingsverschijnsel hebben in te
te nemen.
Onwrikbaar en beginselvast moeten
wij vierkant weigeren daaraan
mee te doen. Kerstmis is geen feest, dat
alleen en uitsluitend in de kerk thuis
hoort. De Menswording van Gods Zoon
is de allergewichtigste gebeurtenis van
de hele wereldgeschiedenis en van het
allergrootste levensbelang voqr iedere
afzonderlijke mens. Hoe de we
reld daar ook over denkt, wij hebben
Gods eigen verklaring als garantie voor
de absolute waarheid van ons geloof.
Tegenover het wonder van de Kerst
nacht moet ieder zijn houding bepalen.
God accepteert geen neutraliteit. Wie
niet -voor Hem is. is noodzakelijk
tegen Hem. Zonder de goddelijke
verlossing en zonder onze gefundeerde
hoop op een gelukkige eeuwigheid, die
wij beide aan Christus te danken heb
ben, zijn geen diepe, innerlijke vrede,
geen echte blijheid en ware vreugde
mogelijk. De moderne Kerstviering met
haar pret en uitgelaten vermaak zijn
daarvan nog minder dan een arm
zalig surrogaat; zonder nog te spreken
van regelrechte o n t w ij d i n g, waar
aan allen zich schuldig maken, die Kerst
mis vieren zonder Christus.
Echte vreugde en echte blijheid, echt
geluk kunnen alleen maar een hart ver
warmen, dat zich op waardige en op
rechte wijze heeft voorbereid op de
komst van de Verlosser. Omdat alleen
zo'n hart de onbezorgdheid van een kind
kent, dat niet van onrust wil leven,
maar van geloof, niet van twijfel maar
van zekerheid.
Op ons allen rust de grote plicht weg
bereiders te zijn van God, naar het voor
beeld van Joannes de Doper.
Vooreerst en zo vervullen wij onze
plicht van zelfheiliging door de diep
overtuigde navolging van de nederigheid
en hulpeloosheid van het Kind in db
kribbe. Zonder God kunnen wij immers
niets doen. In alles hebben wij allen
Hem zo bitter nodig. Dit alleen is waar
heid in onze houding tegenover de
levende God.
Maar op de tweede plaats moeten wij
evenzeer de wegbereiders van God zijn
tegenover de wereld. Ieder van ons heeft
in het levensmilieu, waarin God ons
geplaatst heeft, een zeer eigene en on
vervangbare taak als apostel van God.
Allen, met wie wij in aanraking komen,
hebben wij, naar Gods bedoeling, iets te
geven van Zijn waarheid, van Zijn goed
heid, van Zijn verlossing. Het behoort
tot het volledig begrip van onze voor
bereiding op het Kerstfeest te beseffen
hoezeer de mensheid van haar weg naar
God is afgedwaald.
Wij hebben de taak door ons voor
beeld en door ons gebed de-weg-terug
mogelijk en aantrekkelijk te maken.
Want niet alleen voor Johannes de
Doper geldt het woord: „Bereidt de weg
des Heren en maakt Zijn paden recht".
L.
De K.L.M. zal met ingang van 2 Januari
Miinchen gaan vliegen. Tweemaal per
Week gaat de reis van Amsterdam via Düs-
•eldorf en Neurenberg en even zoveel keer
Per week via Frankfort. De aankomsttijden
tn Duitsland 'zijn ingesteld op de vertrek
keen van de treinen naar Oostenrijk.
In de Memorie van Antwoord van de
regering op het door de Eerste Kamer
uitgebrachte voorlopig verslag betref
fende de overdracht van de souvereini-
teit wordt allereerst aandacht gewijd
aan de oppositie. Het zou, aldus de re
gering, volkomen juist zijn, als ook zij,
die met het gevoerde beleid nimmer
hebben ingestemd, toch aan het wets
ontwerp hun stem geven, indien zij van
oordeel zijn, dat in de actuele situatie,
waarin Nederland en Indonesië zich be
vinden, verwerping van het wetsont
werp niet te verantwoorden is. Een an
der beleid zou naar de vaste overtui
ging van de regering de Nederlandse
politiek hebben doen uitlopen op een
voortgezet brengen van steeds grotere
en zwaardere offers, gepaard echter
aan steeds toenemende verslechtering
der kansen op een redelijke oplossing
van het Indonesische probleem. Steeds
heeft de regering met de mogelijkheid
van verwerping rekening gehouden, al
zij erkend, dat zij een verwerping nood
lottig zou achten in verband met de
huidige situatie.
Ook al geeft de regering zich reken
schap van de ernstige bezwaren, welke
sommige Kamerleden hebben met be
trekking tot het zelfbeschikkingsrecht
en de veiligheid, dan nog mag zulks de
ze leden niet tot de conclusie leiden
dat een mogelijke niet-aanvaarding een
gevolg zal zijn van het beleid der re
gering.
De regering ziet geen reden te twij-
De staten van Suriname betreuren
ernstig, aldus wordt opgemerkt in hun
advies aan de regering inzake de sou
vereiniteitsoverdracht, de gekozen vorm
om Suriname in deze aangelegenheid
te horen. Zij zijn van oordeel, dat het
onder de bestaande omstandigheden
(en niet het minst door de op Neder
land uitgeoefende internationale druk)
niet juist zou zijn, indien Suriname
zou besluiten, geen medewerking te
verlenen aan de souvereiniteitsover
dracht en de vorming der Unie.
De Staten kunnen er zich mede ver
enigen, dat Nederland voor het Konink
rijk de mantelresolutie met de ontwerp
overeenkomsten aanvaardt, evenwel
onder de voorwaarde, dat Suriname
door Nederland volledig wordt gevrij
waard van alle verplichtingen en las
ten, die deelname met zich zou kunnen
meebrengen. Overigens zal Suriname
zich omtrent de Unie en de in verband
daarmede gesloten overeenkomsten
nader uitspreken op de R.T.C. voor
West-Indië.
De Staten van Suriname hebben met
elf tegen vijf stemmen een interpella
tie goedgekeurd, die het bestuur inlich
tingen vraagt over de dood van Olde-
barnevelt en Van Poelje. Inlichtingen
worden gevraagd over tegenstrijdigheid
in de berichtgeving, hetgeen slaat op
een officieel bericht, dat de geïnterneer
den in 1942 tijdens hun vlucht werden
doodgeschoten, en de huidige verkla
ring van de procureur-generaal, dat er
sprake is van misdrijf.
(Eigen bericht)
Naar wij vernemen bereidt de P.T.T.
de oprichting voor van een internaat, te
vestigen te Wassenaar, tot opleiding en
verdere scholing van haarambtenaren.
De cursus voor jongelui, afgestudeer
den van M.O.-instellingen, zal drie jaar
duren.
Verder zullen hier ambtenaren, die
reeds een staat van dienst hebben en
daartoe geschikt zijn gebleken, verder
geschoold worden voor de hogere func
ties. De vakken,- die op het internaat
gedoceerd zullen worden, zijn, behalve
een nauwkeurige kennis van de belang
rijke en uitgebreide P.T.T.-wetgeving,
talen, techniek, sociologie, psychologie,
enz.
Eerst nu is een gruwelijke mishande
ling aan het licht gekomen, die een va
der in 1944 te Rotterdam pleegde op zijn
vier maanden oude baby, een jongetje,
waardoor deze baby tenslotte overleed.
Het kwam de poiitie dezer dagen ter
ore, dat het kind van de familie P., die
destijds aan de Schiedamsesingel woon
de, vermoedelijk een onnatuurlijke dood
was gestorven. De vader heeft een vol
ledige bekentenis afgelegd.
felen aan de vervulbaarheid van de in
het Unie-statuut neergelegde gedachte
van een duurzame samenwerking tussen
de Unie-genoten.
Aan het adres van degenen die
vasthouden aan de uitleg door de
heer Pollema gegeven aan art. 209
der Grondwet wordt de consequentie
van hun houding voor ogen gehou
den. Deze uitleg is niet de enig-ver
dedigbare. Men zal moeten overwe
gen wat ten deze moet prevaleren:
de door de heer Pollema c.s. gege
ven uitleg öf de gevolgen van een
voortduwen van het Indonesische
conflict.
Het dagbladbericht, volgens hetwelk
de regering bereids de erkenning van de
republiek der Verenigde Staten van In
donesië als souvereine staat bij de Ver
enigde Naties zou hebben aangevraagd,
is niet juist.
Indien al bekend is gemaakt dat de
Ver. Staten na een eventuele ratificatie
van de overeenkomst der R. T. C. een
ambassadeur bij de republiek zullen be
noemen, dan is deze benoeming noch be
krachtigd door de senaat, noch door de
president.
De opvatting van sommige leden, dat
de regering bij herhaling blijk geeft op
het votum van de volksvertegenwoordi
ging vooruit te lopen, is niet in over
eenstemming met het streven der rege
ring om haar beslissingen wel voor te
bereiden, maar niet te nemen zolang d<-
volksvertegenwoordiging niet beslist
heeft. Dat de regering tot deze voorbe
reiding overgaat, is een gevolg van de
omstandigheid, dat de oplossing van het
Indonesisch conflict spoedige beslissin
gen vergt en derhalve ook de regering
dikwijls in een dwangpositie plaatst.
Onjuist is naar de mening der rege
ring het inzicht, dat de regeling van het
zelfbeschikkingsrecht volkomen onvol
doende zou zijn. De regeling is ofschoon
niet geheel bevredigend, aanvaardbaar.
Het toekomstig overleg over Nieuw-
Guinea zou een toetssteen kunnen vor
men voor de ontwikkeling van een goe
de en vruchtbare samenwerking.
Uit het votum van het KNIP, waarbij
de RTC-overeenkomst met 226 voor te
gen 62 stemmen tegen en 31 onthoudin
gen werd goedgekeurd blijkt dat het ka
binet-Hatta het vertrouwen geniet Van
de overgrote meerderheid van het In
donesische volk in de republiek en door
dat volk wordt beschouwd als een in
strument waaraan zijn belangen veilig
kunnen worden toevertrouwd.
Voor een groot aantal leden weegt zeer
zwaar het gewetenconflict, waarvoor
vele ambtenaren, die plotseling onder
een vreemde souverein worden gesteld,
zullen worden geplaatst. Ook thans wenst
de regering te verklaren, dat het aan
duiden van de nieuwe souverein als een
„vreemde" souverein Sonder meer naar
haar mening het Unie-verband miskent,
aangezien door de Unie een bijzondere
band met het Koninkrijk der Nederlan
den wordt geschapen.
De regering deelt de opvatting, dat de
uitvoer van Nederlandse boeken naar
Indonesië van bijzonder belang geacht
moet worden en dat hiertoe voldoende
deviezen beschikbaar gesteld dienen te
worden. Artikel 16 van het ontwerp cul
turele overeenkomst biedt de mogelijk
heid om aandrang uit te oefenen tot een
dergelijke beschikbaarstelling.
Advertentie
Mijnhardt Hoofdpijnpoeders. Doos 45 ct.
Mijnharde Hoofdpijntabletten. Koker 75 ct.
Sfótm overOuna
37.
„Oh Eric mompelde ze gesmoord. Het is zoverschrikkelijk, vader
in de macht van Baldon en de keizerin. Ze ze zullen hem doden!"
Kalm maar. Stil maar," suste de Noorman zacht. Hij keek medelijdend neer op
het kleine figuurtje, dat geheel scheen op te gaan in haar verdriet. „We zijn nog niet
verslagen. Er móét een oplossing te vinden zijn." Hij onderbrak zichzelf een ogenblik
om zich, als geboren aanvoerder, tot Ming te wenden. „Beter dat je een paar van
je mannen bij de deuren op post zetMing. Voor mijn gevoel is de paleiswacht
niet definitief verslagen en ik voel er weinig voor om hierin deze zaal, onverhoeds
overrompeld te worden."
„Maar wat wil je doen?" fluisterde Lotus wanhopig. „We weten, niet eens waar
zij de keizer naar toe hebben gebracht. We zijn volstrekt niet op de hoogte van
hun plannen. Neen. vader is reddeloos verloren."
„We moeten allereerst te weten zien te komen waar je vader verborgen wordt
gehouden," gaf de Noorman energiek te kennen; en er lag zoveel zekerheid, zoveel
vertrouwen in eigen kracht iti zijn stemdat Lotus zichondanks alles, iets geruster
voelde worden. „Wees niet bang, Lotus. Ik beloof je dat we alles zullen doen wat
in ons vermogen ligt om de keizer te redden. Er moeten aanwijzingen zijn te vinden
die ons naar de plaats leiden waar Baldon hem gevangen houdt. Misschien weet
iemand hier in het paleis er iets van af, misschien ook moeten we in een andere
richting zoeken
Op dat ogenblik klonk een luide schreeuw uit de richting van de deuren. Met een
ruk wendden zij hun bliken zowel Tax als het meisje slaakten een verschrikte
In de deuropening waren de bekende helmen en schilden zichtbaar geworden.
Blijkbaar had de paleiswacht zich van de onverwachtse overval hersteld en maakte
zij zich thans op om voorgoed met de indringers af te rekenen. Ene hoorde Ming
enige scherpe bevelen uiten. In een flits vloog zijn eigen zwaard uxt de schede.
„Een raadselachtige ontvoering oplossen en nu dit weer," mompelde hij sarcastisch
terwijl hij met snelle sprongen op de deuropening toevloog. kan niet zeggen
dat het lot het mij eenvoudig maakt
Jan Willem Holstra, hoogstaande geest
T" T et is gevaarlijk te veel te laten zien aan de mens, hoe zeer hij op het dier
f—f gelijkt, zonder tevens zijn grootheid te tonen Het is gevaarlijker hem
zijn grootheid te laten zien zonder zijn dierlijkheid. Het is nóg gevaar
lijker hem zowel wat het een als het ander betreft onwetend te laten. Maar
het strekt hem tot voordeel wanneer hij tegelijkertijd het een én het ander
onder ogen krijgt."
De Franse tekst van deze stelling van
de wijsgeer Pascal gaf Jan Willem Hof-
stra als motto mee aan zijn jongste ro
man „Een man alleen". Heel gelukkig
typeerde Hofstra er zijn bedoelingen als
schrijver mee, zoals die niet alleen in
„Een man alleen", maar ook in zijn voor
gaande werk vorm kregen.
Het is altijd ietwat delicaat bij een
schrijver te spreken van „bedoelingen".
Het wekt de indruk, alsof men de kun
stenaar een verstandelijke vooropgezet
heid aanwrijft, die de onbevangenheid
van zijn werk schaadde. En in zekere zin
is dit bij Hofstra ook wel het geval.
Hij is nog jeugdig, deze katholieke
Nederlandse romancier, maar hij geeft
in zijn werk blijk van méér bezonnen
heid, verantwoordelijkheidsbewustzijn en
koelcritisch denkvermogen, dan men el
ders in onze moderne romankunst aan
treft. Bezonnenheid en de andere ge
noemde eigenschappen zijn in de litera
tuur van heden zo'n ongewone zaken
geworden, dat men even aan Hofstra's
pen moet wennen
Hier is een schrijver van de oude stem
pel aan het woord. Een, die nog doel
bewust zijn. zinnen en hoofdstukken
componeert, rustig voortschrijdend van
voorstelling naar voorstelling, tot zich
als vanzelf de rechte lijn van een kor
daat uitgewerkte gedachtengang afte
kent in het verhaal. Deze schrijver
zwemt niet in een zee van gevoelens,
(Van onze redacteur)
Morgen zal in Nijmegen de eerste ge
heel nieuw gebouwde kerk na de oor
logsverwoestingen op plechtige wijze in
gebruik worden genomen. Dit is voor
de oude Keizerstad een bijzonder be
langrijke gebeurtenis. Tengevolge van
de oorlogshandelingen werden in Ny-
megens binnenstad vier monumentale
kerken totaal uitgeschakeld, waardoor
een onhoudbare toestand in de uitoefe
ning van het geloofsleven ontstond. On
middellijk na de oorlog togen de paters
Jezuïeten, die zich de kerk van St. Pe
trus Canisius zagen ontvallen, aan het
werk en wisten dit godshuis weer ge
deeltelijk op te bouwen. Van de overige
drie kerken zal er slechts één in de
binnenstad terugkeren.
Het is de kerk van de paters Carme-
lieten, die thans een kleine noodkerk
in de oude stad, in de Priemstraat, ter
hunner beschikking hebben. Deze nieu
we kerk zal worden gebouwd op de
plaats, waar de Franciscanen hun kerk
m vlammen zagen opgaan, op de Dod-
dendaal. De Franciscanen verlaten hier
mede de Nijmeegse binnenstad, waar zij
ruim 300 jaar gewerkt hebben. Zij kre
gen een nieuwe parochie toegewezen in
een der buitenwijken van de stad, waar
heen zich de uitbreiding beweegt en zij
lieten daar door architect Kropholler
een nieuwe kerk bouwen. Thans is deze
zover gereed, dat tot ingebruikname kan
worden overgegaan. De derde nieuwe
kerk, die binnenkort in Nijmegen zal
worden gebouwd, is van de Domini
canen, die op het Galgenveld, gaan bou
wen in de buurt waar eens de nieuwe
universiteitscomplexen zullen verrijzen.
De nieuwe Franciscanenkerk, die
morgen plechtig in gebruik wordt ge
nomen, biedt plaats aan 800 gelovigen,
tcrwyl de nieuwe parochie 2700 zielen
telt. Zondagmiddag om twee uur zal
de nieuwe pastoor, de zeeyeerw. heer
A. B. M. Bary, aan de grens van de
parochie worden ingehaald, waarna de
plechtige inzegening van de kerk zal
plaats hebben.
Om half vier heeft de plechtige in
stallatie plaats van pastoor Bary door
de hoogeerw. heer C. v. Dijck, deken
van Nijmegen. De volgende week zullen
er nog geen diensten in de kerk worden
gehouden. De eerste plechtige heilige
Mis die daar wordt opgedragen zal de
Nachtmis zijn. De consecratie van deze
kerk vindt in het voorjaar plaats.
Deze nieuwe Franciscuskerk aan de
Heiweg is sober en massief van*stijl. Dit
komt, zoals architect Kropholler in een
toelichting zelf zegt, door de gewijzigde
tijdsomstandigheden en de schaarste aan
de kostbare buitenlandse materialen, die
men voor de kerkbouw «pleegde te ge
bruiken. Thans is het bouwen van een
kerk een kwestie van zeer veel econo
misch overleg en van bezuiniging, waar
bij toch getracht moet worden een zo
waardig en verheven mogelijke vorm te
scheppen. Wij geloven, dat Kropholler
hierin volledig is geslaagd.
waarvan de horizon niet te overzien is.
Hij leeft weliswaar midden in zijn ver
haal, maar tegelijkertijd op een daar
boven gelegen plan, vanwaar nij zijn
eigen verbeelding kan blijven overzien
en controleren. Deze literaire werkwijze
is klassiek. Zij betekent, goed doorge
voerd, een superieur niveau. Zij heeft
in onze dagen echter het nadeel, dat de
moderne lezer, gewend aan de felle
kreet uit de diepte, aan de schokkende
verbeelding van een als chaos ervaren
wereld, aan de eerlijk-hopeloze zwem
bewegingen van een auteur, die aan 't
verdrinken is in een door onrust opge
zweepte levenszee tegenover de ro
mans van Hofstra als een bedaard toe
schouwer blijft staan. Maar zoals een
schrijver ons mee kan trekken naar zijn
persoonlijk gevecht in de diepte, zo kan
een schrijver ons ook mee trekken naar
zijn hoger plan, vanwaar hij het gewoel
in de diepte gadeslaat. Alleen: dit laatste
is niet zo gemakkelijk te bewerkstel
ligen. Want op zulk een hoger plan krij
gen de levensbewegingen in de diepte
hun reden van bestaan v i a de bezonnen
heid van de schrijver, en de lezer wordt
bijgevolg minder tot meebeleven dan tot
meebezinnen geprikkeld. Hoe moeilijk
het is op dit hoger plan levende karak
ters te scheppen, bewijzen de romans
van Hofstra, waarin ieder karakter
hoofdzakelijk door hef optreden van an
dere karakters tot leven wordt gewekt.
Indirect dus. En wanneer men de voor-,
naamste karakters in Hofstra's romans
nader bekijkt, dan blijkt, dat ze in wezen
niet veel van elkaar verschillen: dat ze
tamelijk doorzichtig ontworpen zijn als
dragers van problemen; juister gezegd
nog, als afzonderlijke levensvormen van
een-en-hetzelfde probleem.
Hofstra is ongetwijfeld een belangrijk
romanschrijver, maar hij kan niet zoals
de grote romanciers, in wier lijn hij voort-
werkt, romanfiguren scheppen die zich in
de herinnering van de lezer vastzetten. Wat
zich in de herinnering vastzet, is een ab
stracte hoofdpersoon, waarin alle vervluch
tigde figuren zijn neergeslagen; wat ons
bijblijft, is het besef, dat alles in het leven
een kwestie is van fataliteit en genade. In
dit besef kunnen alle problemen worden
opgelost.
Hofstra schept geen mensen met proble
men, maar problemen belichaamd in men
sen. Dit is uiteraard iets te scherp gezegd.
Het gaat slechts' om de nadrukverschui-
ving. doch deze moet in een juiste waarde
bepaling van Hofstra's werk terdege opge
merkt worden, omdat zij tegelijkertijd Hof
stra's beperktheid en zijn grootheid binnen
die beperktheid aannemelijk maakt. Bo
vendien zal het nu ook duidelijker zijn,
waarom men n.a.v. het door Hofstra aan
gehaalde motto uit Pascal bij deze roman
cier kan spreken van „bedoelingen zon
der hem als vrij scheppend kunstenaar
afbreuk te doen. Hofstra's voornaamste be
doeling als schrijver is: de geestelijke nood
der hedendaagse intellectuelen te peilen.
In de afzonderlijke personen van zijn ro
mans belicht Hofstra dit probleem van
geestelijke nood telkens van een andere
kant. Het resultaat is, dat slechts één van
alle kanten belichte mens in onze herinne
ring achterblijft: een eenzame mens, in wie
de wet van fataliteit en genade „genadig
in vervulling is gegaan.
Het verwondert ons niet, dat Hofstra deze
wet het aannemelijkst maakte daar waar
hij zijn figuren confronteerde met de dood.
Zo bevat de bundel „Bezoek in den
avond" 1) vijf vertellingen, spelend in de
schemering- die hier symbolisch is voor de
schemering van de dood. In vijf variaties
op hetzelfde thema oefende Hofstra hier
zijn verbeelding op de grens van het reële
en het irreële. Dit thema kan men om
schrijven als: het leven is een gemiste kans,
waarover wij ons leven lang treuren; maar
vóór de dood komt, geeft het lot ons nog
de grote kans van ons leven. De kunst der
novelle geniet hij de lezers te weinig be
langstelling. In zijn gave eenvoud is de
novellenbundel „Bezoek in den avond" ech
ter zeker zo veel waard als de drie ro
mans die Hofstra achtereenvolgens publi
ceerde: „De Vrienden van mijn Vrienden",
„Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?"
en „Een man alleen" 2). Deze romans vor
men samen met de novellen een eenheid,
waaraan het volgend jaar een vierde ro
man „Gelukkige familie" als sluitstuk zal
worden toegevoegd.
eeds na een paar bladzijden lectuur
valt het de lezer op. hoe Hofstra
een geheel eigen stijl schrijft, die,
als men naar een vergelijking wil zoe
ken, aan Couperus doet denken. Trou
wens, het zijn niet alleen de welover
wogen loop der zinnen, de hoge toon
der gesprekken en de enigszins antieke
woordkeuze, die aan Couperus doen den.
ken. Ook de mensenmilieus, de familie
verhoudingen met een overdaad aan
lieve, oude, Haagse tantes, voorts de iet
wat opgeschroefde belangstelling voor
het verfijnde leven van zeer welge
stelde burgers, de spitse aandacht voor
uiterste etiquette, en menig detail in de
romanstoffering herinneren aan de grote
meester in zijn Haagse tijd: speciaal aan
de roman „Van oude menschen, de
dingen die voorbijgaan".
Hofstra had, toen hij het schrijversvak
koos, een slechtere meester kunnen kie
zen om bij in de leer te gaan! Men
merkt, dat hij Couperus grondig tot
zich heeft genomen; iets wat men bij
géén andere moderne Hollandse schrij
vers merkt. Hofstra is een uitzondering
in onze hedendaagse literatuur, zowel
wat zijn stijl als wat zijn geestelijke
structuur betreft. Hij is een auteur, die
op modern Europees niveau de veron
achtzaamde romantraditie van Couperus
voortzet. Ook het fataliteitsgevoel, dat
men in Hofgtra's werk signaleert, herin,
nert aan Couperus. Het moderne en te
vens belangwekkend katholieke aan
Hofstra is, dat hij die fataliteit laat zien
onder het bliksemlicht der genade. Maar
er is tenslotte nóg een eigenaardigheid,
die een vergelijking met Couperus recht
vaardigt: dat is Hofstra's angst om zich
te encanailleren met het gewone. Om de
geestelijke nood der hedendaagse intel
lectuelen te peilen behoefde hij zich niet
per se tot de hoogste kringen van het
maatschappelijk leven te bepalen. Welis.
waar komt die nood daar, temidden
van een materiële overbeschaving, het
schrijnendst uit, maar toch lijkt Hofstra's
besliste voorkeur voor de hoffelijkste
en tegelijk ijdelste levensvormen ken-
door
PATRICK PURCELL
Vertaling
JOHANNA PERENBOOM
1.
EERSTE HOOFDSTUK
Esther, Esther Mary, Esther Mary
Hanrahan, een melodie was die naam
voor mij, ongenood kwam hij op mijn
lippen beven
De ploegschaar scheurde weer een
rode voor van de onwillige zode weg
en met iedere tred en hoek zwollen de
zware bilspieren van de paarden.
Esther Mary Hanrahan, er was mu
ziek in die naam, een naam waar een
man misschien een lied over kon ma
ken, zoals Carolan de Blinde of Rafte-
ry hun woorden vlochten tot een krans
voor Mary Hynes.
Maar welke dichter, welke melodie,
welke taal kon de lof zingen van de
vrouw, die Esther Mary Hanrahan heet
te? Alles bij elkaar weten "dichters
en gedichten maar bitter weinig van
het levenEn toch was er een vers
van Fred Higgins, dat mij dopr mijn
gedachten bleef schrijden, in gelijke
tred met de regelmatige gang van de
paarden;
Liefde, waar vindt gij ooit rust? Ga
heen met uw spa in de hand
en slijt haar met spitten en zwoegen
tot vreugd uw verdriet overmant!
Slijt in het werk uw verdriet; een
man door de liefde gekweld
schiep vaker uit leec^ reeds gras op een
dor en troosteloos veld.
De grote paarden hielden stil waar de
voor eindigde en wachtten geduldig op
het bevel, dat de ploeg weer zou doen
keren, in wonderlijk sierlijke bewe
ging. Zij wachtten vergeefs.
Geleund op de grepen van mijn ploeg
keek ik uit over mijn fraai getrokken
voor, over de welige vallei beneden me,
over de wijde velden naar het punt
waar, tussen de bomen door, de blauwe
rook dreef van het dorpje Mooncoin
met zijn steil-gedakt kerkje, over de
wazigheid van de rivierbocht naar waar
de Comeraghs met hun besneeuwde
toppen zich tegen de hemel aftekenden.
En ofschoon dit een verhaal is over
huwelijksaanzoeken en trouwen, stond
mijn hoofd naar geen van deze beide
dingen, op die heldere, bittere Maart
morgen. Tenslotte liet ik mijn paard
keren en bleef nog eens stil staan om
trots de donkere bruine richels te be
zien, voor naast voor, die reeds getuig
den van mijn werk op deze morgen, al
moest de zon nog een uur klimmen eer
het middag was.
Mijn hoofd stond heel weinig naar
trouwen, maar de doordringende voor
jaarswind woei zwaar van herinnerin
gen, al was ik ook een gezworen vij
and van die herinneringen, sinds jaar
en dag. Ik talmde toch nog even en
keek om naar waar het zonlicht fon
kelde op de verre sneeuwspits van de
Slievenamon; ik keek aandachtig naar
waar het de zilveren lijn van de toppen
der staalblauwe Comeraghs etste, waar
het zelfs aan de grauwe rivier een
lichtflikkering ontlokte, dat zonlicht,
dat een belofte van leven en zomer
bracht aan het door de wind geteister
de hoogland en aan de winterkille val
leien van het Suirland. Toen kwamen
ondanks mijzelf de herinneringen toch
weer boven.
Ploegen is al een heel verkeerde be
zigheid voor een man, die zijn herinne
ringen vreest.
Terwijl ik mijn paarden weer voor
waarts deed gaan en de ploegschaar
schurend door de graslaag sneed, ver
wijlde ik een ogenblik in andere dagen,
niet helder van het karige zonlicht van
Maart, maar van de vlammende zelf
bewustheid van Juni of van Septem
bers' rijpe mildheid, dagen, die nog hel
derder werden door de donkere schoon
heid van Hanrahan's dochter.
Van al mijn herinneringen was dit
degene, die mij het meest in de war
bracht en die het koppigste aanhield,
de gedachte aan Esther Mary Hanra
han, die woonde in het grote grijze huis
achter de heuvelkam en die, al mijn
wilskracht ten spijt, nog altijd in mijn
hart bleef wonen.
Ik riep mijn wil nu in het geweer.
Ik sprak mijn treuzelige paarden met
scherpe woorden toe. Naar de duivel
met al die herinneringen! Mijn dwaze
dagen waren voorbij, laat ze voorbij
blijven!
Ik was een boer, zonder een cent,
achtervolgd door armoe, die zijn brood
verdiende met het zweet van zijn aan
schijn en deSkracht van zijn spieren.
Ik was een eenzaam en verbitterd man,
een stug en grimmig behoeder van de
vier en vijftig morgens land, die de
najsten en liefsten van mijn bloed en
geslacht versleten hadden en in het
graf gebracht. Wat moest ik nog met
herinneringen?
Wanneer ik er in de vrolijke en on
nadenkende uren van mijn jeugd beha
gen in had gevonden om van liefde te
dromen en van maneschijn en van don
ker haar in rijk trossende krullen, laat
dan die droom voorbij zijn, mét de
jeugd die voorbij was. Laat die droom
afgelopen zijn, mét de dwaze verlan
gens, die ik al lang had vertrapt en
vertreden. Ik had mijn weg gekozen,
al lang geleden. Weg met alle nuttelo
ze spijt!
In die dagen mijn God, wat leken
ze al lang voorbij! vóór mijn vader
naar zijn laatste, langdurige rustplaats
ging „in het land ver achter het dal"
had hij mij in het dwaze van zijn wijs
heid naar een universiteit in Dublin
gestuurd. Een rokerige, vriendelijke
stad. Dublin. Een kwaad oord, een uni
versiteit, voor iemand die groot was
gebracht in het conservatisme van de
Suirkant.
Daar leerde men mij, dat ik de ge
lijke van iedereen was; daar leerde ik
mijzelf, dat ik boven iedereen stond.
Daar kreeg de eerzucht mij te pakken
tot dat ik dacht dat er geen hoogten
waren, die ik niet beklimmen kon. En
daar had ik. toen ik één en twintig
was. Esther Hanrahan ontmoet en was
hopeloos verliefd op haar geworden.
Thuis in onze eigen groene dalen zou
zo iéts catastrofaals ons nooit overko
men zijn. Aan de Suir trouwen gelij
ken met gelijken en als wij, jongelui,
lichtzinnig genoeg waren om die regel
te vergeten, zouden de ouderen ons
spoedig tot rede hebben gebracht. De
sociale normen zijn nergens zijn on
wrikbaar als in die rijke dalen. Ner
gens vindt men een striktere schei
dingslijn tussen de kaste met weinig
en de kaste met meer, en de kloof tus
sen onze vijftig morgens en de vijfhon
derd van Hanrahan was voorwaar
breed genoeg.
En als om deze kloof nog breder te
maken, waren Thady Hanrahan en mijn
vader sinds veertig jaar verbitterde vij
anden geweest! Thady had veel op ge
had met mijn moeder in de lang ver
vlogen dagen toen hun generatie nog
jong was. Gehouden had zij nooit van
hem, maar zij had toch beloofd met
hem te trouwen, om een einde te ma
ken aan haar moeders tranen en te
ontkomen aan haar vaders woede, want
hoewel haar ouders zelf in goede doen
waren, konden zij het toch niet aanzien,
dat één van hun kinderen zich de kans
op het land van Hanrahan en de rijk
dommen van Hanrahan liet ontgaan.
(Wordt t>ervolgd)
ZONDAG 18 DECEMBER: 4de Zondag
v. d. Advent; Mis v. d. dag; 2 tot de H.
Maagd; 3 voor Kerk of Paus; Credo;
pref. v. d. H. Drievuldigheid; paars.
MAANDAG: Mis v. d. vorige Zondag;
2 tot de H. Maagd; 3 voor alle overlede
nen; 4 voor Kerk of Paus; gewone pref.
paars.
DINSDAG: vigilie v. d. H. Thomas:
Mis Ego autem; 2 gebed v. d. Zondag; 3
tot de H. Maagd; gewone prefatie
paars.
WOENSDAG: H. Thomas, apostel;
eigen Mis; 2 gebed v. d. Zondag; Credo;
prefatie v. d. Apostelen rood.
DONDERDAG: als Maandag, behalve
3 voor alle overledenen; Utrecht, Haar
lem: H. Hungerus, bisschop, belijder;
Mis Statuit; 2 gebed v. d. Zondag (Haar
lem: 3 tot de H. Maagd; gewone prefa
tie Wit
VRIJDAG: als Maandag, behalve 3
voor alle overledenen.
ZATERDAG: vigilie v. d. geboorte v.
Christus; eigen Mis; gewone prefatie
paars.
ZONDAG 25 DECEMBER: Feest v.
Christus' geboorte (Kerstmis); 3 eigen
Missen; (in 2de Mis: 2 H. Anastasia);
Credo; pref. v. Kerstmis wit
Advertentie
maar als U vlug is kunt U
nog wel een exemplaar van
Godfried Bomus'
bemachtigen voor 2.90
bij Uw boekhandelaar!
nelijk op wat men bij Couperus placht
te noemen: het dandyisme.
hans willen wij zeer in het kort het
gegeven van Hofstra's drie romans
schetsen. De titel „De vrienden
van mijn vrienden" duidt al aan, hoe de
schrijver zich als een toeschouwer tegen,
over zijn gegeven gedraagt. Hij heeft
a.h.w. twee beschermende cirkels om
zich heen getrokken, waarbinnen hij per.
soonlijk onaangetast wenst te blijven.
Buiten de eerste cirkel vallen: mijn
vrienden; buiten de tweede: de vrienden
van mijn vrienden. Over hén kan het
verhaal, rustig, objectief en onderzoe
kend, geschreven worden. In deze def
tige. Haagse roman gaat het om het
probleem, of de beschaafde mens. met
zijn egocentrisch zelfbewustzijn en zijn
gewichtige bedrijvigheid, het gewich
tigste in zijn leven niet vergeet, en of
hii met zijn verzwijging van het dier
lijke in de mens ooit de menselijke
grootheid (waarvan Pascal gewaagt, zie
boven) in zichzelf kan ontdekken.
In de hierop aansluitende roman „Een
sterke vrouw, wie zal haar vinden?"
gaat het om de eenzaamheid van een
beroemde operazangeres, die tevergeefs
haar leven tracht te vullen met haar
kunst. De schrijver Hofstra, in het da
gelijkse leven zangpaedagoog, heeft zich
in deze roman nog meer dan in zijn
overige werk op de toonkunstenaars
wereld geïnspireerd om in de mentali
teit van beroemde zangers en zangeres
sen de nood van de overbeschaafde
mens gade te slaan. Toch komt deze ro.
man, ondanks (of wellicht juist door)
het feit, dat de stof de schrijver zo ver
trouwd was, mij het minst geslaagd
voor.
De derde roman „Een man alleen" ver
rast hierna van de eerste bladzijde af
als een bijzonder rijp en helder werkstuk,
waarbij de twee voorgaande romans als
studies naar de achtergrond wijken, voor
het eerst is hier de compositie geheel ge
slaagd. de conversatietoon werkelijk be
langrijk geworden, de stijl volkomen eigen
bezit, de ongedwongen uitbeelding van de
overbeschaafde sfeer doelmatig gericht op
de vraag: waarmee zal de mens, al baadt
hij nog zo in weelde van geld en geest,
zijn leven vullen, indien hij de genade ont
beert. en het geloof mist in het grote
Iets dat zijn leven bezielt? Fataliteit, ge
nade en geloofsovergave. Waarmee zal de
mens, zonder dit drievoudig besef, zijn le
ven vullen? Er zijn figuren in Hofstra's
laatste roman, die aan deze vraag niet toe
komen. De schrijver beeldt hen uit op het
nulpunt van de ziel, onwetend zowel wat
het dierlijke als wat het superieure in de
mens betreft. Er zijn er, die hun leven
trachten te vullen door het dierlijke in
zich de vrije teugel te geven. En er is er
een, die zich in de ivoren toren van zijn
geestelijke superioriteit opsluit en blind
blijft voor alle duistere drijfveren. Voort
durend laat Hofstra de lezer voelen, hoe
onnaspeurlijk het verkeer der mensen en
hun verhoudingen is: hoezeer zij altijd on
bekenden voor elkander blijven en zelfs
onbekenden voor zichzelf. De titel „Een
man alleen" kan men verstaan als: Een
man, een vrouw, een mens alleen. Maar, en
daarna parafraseert Hofstra een woord uit
het Evangelie: „Wij zijn verenigd in ene
dood". Dat is Hofstra's filosofie van de
hoop (het existentialisme van Gabriel Mar
cel) Door zijn karakters onverwachts te
plaatsen tegenover de realiteit van de
dood, slaagt Hofstra er op meesterlijke
wijze in, deze filosofie van de hoop richting
te geven. Het is de richting naar overgave
aan geloof in God.
NICO VERHOEVEN.
1) J. W. Hofstra: „Bezoek in den avond",
vijf metamorphoses over een oud thema.
Uitgeverij „Helmond", Helmond.
2) J. W. Hofstra: „De vrienden van miin
vrienden" (1946). in herdruk; ..Een stérke
vrouw, wie zal haar vinden?" (1947): ..Een
man alleen" (1949). H. P. Leopolds Uitg.
Mjj., Den Haag.