EPIC DE noorman: Problemen met mensen of mensen met problemen? R Bereidt de weg Verwerping souvereiniteitsoverdracht niet te verantwoorden i lump T' Ander beleid zou nog zwaardere offers hebben gevraagd W* EERSTE NIEUW GEBOUWDE KERK WORDT IN NIJMEGEN INGEZEGEND ULi I/li REGERING VAAK IN DWANGPOSITIE Staten van Suriname accoord met R.T.C. LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 17 DECEMBER 1949 PAGINA 3 REGERING ANTWOORDT EERSTE KAMER INTERPELLATIE IN STATEN VAN SURINAME Over dood van geïnter neerden Internaat opleiding voor ambtenaren der P.T.T. VADER MISHANDELDE EN DOODDE ZIJN KIND HOOFDPIJN? Sober en massief van stijl GEDWARSBOOMDE Liturgische weekkalender Mijn einde nader! AVONTUREN VAN TANTE POLLEWOP Nog één week en wij vieren het Hoogheilig Kerstfeest. In woord en geschrift hebben de geestelijke leiders der katholieke wereld hun gelo vigen aangespoord zich naar best ver mogen voor te bereiden op de komst van de Verlosser en erop gewezen, dat de herdenking van Christus' komst op aar de eerst dan haar doel bereikt, wanneer wij, ieder afzonderlijk, de geestelijke wedergeboorte van de Heiland in onze harten ervaren. De tijd van voorberei ding, de vier weken durende Advent, be hoort daarom door gebed en offer ge wijd te zijn aan het zo wijd mogelijk open stellen van ons innerlijk voor de goddelijke genade. Het spreekt wel van zelf, dat het eerste werk daarbij gelegen is in het vermijden van alles, wat voor de invloed van Gods genade de klas sieke belemmering mag heten: de zonde. Vandaag, nu het heilig Kerstfeest zo nabij is, kan het zijn nut hebben onze gedachten eens te laten gaan over een ander aspect van deze voorbereiding op Christus' komst, dat zeker niet onbelang rijk is,.vooral in een tijd als de onze, waarin zelfs Christenen het juiste gevoel voor de ware verhoudingen dreigen te verliezen. Wij bedoelen deze vraag: Hoe zijn wij van plan het Kerstfeest te vie ren? Tijdens de Nazi-overheersing heeft men getracht de grote, kerkelijke feesten te 'vervangen door oud-heidense, Germaan se gebruiken weer in ere te herstellen. In onze dagen proberen communistische doordrijvers de aandacht van Kerstmis af te leiden door de verjaardag van Sta lin de voorrang te geven. Deze pogingen zijn natuurlijk uitersten van verdwazing, die geen serieus en eerlijk mens enige aandacht waard acht. Juist door hun op geschroefde overdrevenheid schieten zij hun doel ver voorbij en veroordelen zij zichzelf. Dit fanatiek gedoe betekent dan ook werkelijk geen reëel gevaar. Groter, véél groter zelfs is het gevaar, dat schuilt in de geest van de wereld, die langzaamaan en bijna ongemerkt de christelijke feesten doet ontaarden m een welkome aanleiding tot pret en ver maak, waaraan alle oorspronkelijke be tekenis van het eigenlijke feest volko men vreemd is. Niemand zal willen tegenspreken, dat er nu eenmaal een redelijke overeen stemming moet bestaan tussen onze in wendige gesteltenis, onze houding t.o.v.1 de geestelijke en godsdienstige inhoud .van het Kerstfeest en de manier, waarop wij onze feeststemming uiten in ons ge drag. De omstandigheden, of liever de tijdgeest, hebben wij daarbij tegen. Het is goed dit vooraf scherp vast te stellen. Tot grote schade en schande van het mensdom is de eigenlijke zin van het Kerstgebeuren bij de moderne Kerstvie ring steeds meer op de achtergrond ge raakt, zo nij al niet geheel veronacht zaamd of ontkend wordt. Wat er dan overblijft is niet meer dan een motief tot feesten fuiven zou vaak een juis ter uitdrukking zijn en surprises, ge concentreerd rondom de in ontelbare variaties optredende figuur van een fan tastisch Kerstmannetje. Kerstmis is in een „réveillon" ontaard met dwaze mut sen van gekleurd papier en feestdiners in een entourage, waarin alles past, be halve de alleen gewenste en nodige gees telijke ingetogenheid om wille van Gods grootste liefdedaad. Als het erg hoog gaat, dan weet men zich nog op te werken tot een zekere sentimentele, graag „poëtisch" genoem de ontroering, die iets te maken heeft met dennengeur, kaarslicht en een overdadig uitgedoste kerstboom, waar onder echter de kribbe ontbreekt. Is net geen typerend verschijnsel, dat de vroegere, vrome hoogtij-wens: Zalig Kerstfeest, in woord en druk heeft moe ten plaats maken, voor uitdrukkingen die de nadruk leggen op pret en vro lijkheid? Alsof men zich schaamt blijk te geven van zijn begrip voor de ware zin van het Kerstfeest. De tijd, dat onze ouders de herden- dingsdag van Christus' Geboorte .te heilig achtten voor profaan vermaak schijnt toch wel erg ver achter ons te liggen. Wij staan hier tegenover een niet te loochenen ontering en ontwij ding van het heilige, waardoor onvermijdelijk de hoogste waarden, die het leven in zijn geheel bezit, dreigen verloren te gaan voor ons bewustzijn. Het kan voor ons,' Christenen, geen vraag zijn, welk standpunt wij t.o.v. dit ontbindingsverschijnsel hebben in te te nemen. Onwrikbaar en beginselvast moeten wij vierkant weigeren daaraan mee te doen. Kerstmis is geen feest, dat alleen en uitsluitend in de kerk thuis hoort. De Menswording van Gods Zoon is de allergewichtigste gebeurtenis van de hele wereldgeschiedenis en van het allergrootste levensbelang voqr iedere afzonderlijke mens. Hoe de we reld daar ook over denkt, wij hebben Gods eigen verklaring als garantie voor de absolute waarheid van ons geloof. Tegenover het wonder van de Kerst nacht moet ieder zijn houding bepalen. God accepteert geen neutraliteit. Wie niet -voor Hem is. is noodzakelijk tegen Hem. Zonder de goddelijke verlossing en zonder onze gefundeerde hoop op een gelukkige eeuwigheid, die wij beide aan Christus te danken heb ben, zijn geen diepe, innerlijke vrede, geen echte blijheid en ware vreugde mogelijk. De moderne Kerstviering met haar pret en uitgelaten vermaak zijn daarvan nog minder dan een arm zalig surrogaat; zonder nog te spreken van regelrechte o n t w ij d i n g, waar aan allen zich schuldig maken, die Kerst mis vieren zonder Christus. Echte vreugde en echte blijheid, echt geluk kunnen alleen maar een hart ver warmen, dat zich op waardige en op rechte wijze heeft voorbereid op de komst van de Verlosser. Omdat alleen zo'n hart de onbezorgdheid van een kind kent, dat niet van onrust wil leven, maar van geloof, niet van twijfel maar van zekerheid. Op ons allen rust de grote plicht weg bereiders te zijn van God, naar het voor beeld van Joannes de Doper. Vooreerst en zo vervullen wij onze plicht van zelfheiliging door de diep overtuigde navolging van de nederigheid en hulpeloosheid van het Kind in db kribbe. Zonder God kunnen wij immers niets doen. In alles hebben wij allen Hem zo bitter nodig. Dit alleen is waar heid in onze houding tegenover de levende God. Maar op de tweede plaats moeten wij evenzeer de wegbereiders van God zijn tegenover de wereld. Ieder van ons heeft in het levensmilieu, waarin God ons geplaatst heeft, een zeer eigene en on vervangbare taak als apostel van God. Allen, met wie wij in aanraking komen, hebben wij, naar Gods bedoeling, iets te geven van Zijn waarheid, van Zijn goed heid, van Zijn verlossing. Het behoort tot het volledig begrip van onze voor bereiding op het Kerstfeest te beseffen hoezeer de mensheid van haar weg naar God is afgedwaald. Wij hebben de taak door ons voor beeld en door ons gebed de-weg-terug mogelijk en aantrekkelijk te maken. Want niet alleen voor Johannes de Doper geldt het woord: „Bereidt de weg des Heren en maakt Zijn paden recht". L. De K.L.M. zal met ingang van 2 Januari Miinchen gaan vliegen. Tweemaal per Week gaat de reis van Amsterdam via Düs- •eldorf en Neurenberg en even zoveel keer Per week via Frankfort. De aankomsttijden tn Duitsland 'zijn ingesteld op de vertrek keen van de treinen naar Oostenrijk. In de Memorie van Antwoord van de regering op het door de Eerste Kamer uitgebrachte voorlopig verslag betref fende de overdracht van de souvereini- teit wordt allereerst aandacht gewijd aan de oppositie. Het zou, aldus de re gering, volkomen juist zijn, als ook zij, die met het gevoerde beleid nimmer hebben ingestemd, toch aan het wets ontwerp hun stem geven, indien zij van oordeel zijn, dat in de actuele situatie, waarin Nederland en Indonesië zich be vinden, verwerping van het wetsont werp niet te verantwoorden is. Een an der beleid zou naar de vaste overtui ging van de regering de Nederlandse politiek hebben doen uitlopen op een voortgezet brengen van steeds grotere en zwaardere offers, gepaard echter aan steeds toenemende verslechtering der kansen op een redelijke oplossing van het Indonesische probleem. Steeds heeft de regering met de mogelijkheid van verwerping rekening gehouden, al zij erkend, dat zij een verwerping nood lottig zou achten in verband met de huidige situatie. Ook al geeft de regering zich reken schap van de ernstige bezwaren, welke sommige Kamerleden hebben met be trekking tot het zelfbeschikkingsrecht en de veiligheid, dan nog mag zulks de ze leden niet tot de conclusie leiden dat een mogelijke niet-aanvaarding een gevolg zal zijn van het beleid der re gering. De regering ziet geen reden te twij- De staten van Suriname betreuren ernstig, aldus wordt opgemerkt in hun advies aan de regering inzake de sou vereiniteitsoverdracht, de gekozen vorm om Suriname in deze aangelegenheid te horen. Zij zijn van oordeel, dat het onder de bestaande omstandigheden (en niet het minst door de op Neder land uitgeoefende internationale druk) niet juist zou zijn, indien Suriname zou besluiten, geen medewerking te verlenen aan de souvereiniteitsover dracht en de vorming der Unie. De Staten kunnen er zich mede ver enigen, dat Nederland voor het Konink rijk de mantelresolutie met de ontwerp overeenkomsten aanvaardt, evenwel onder de voorwaarde, dat Suriname door Nederland volledig wordt gevrij waard van alle verplichtingen en las ten, die deelname met zich zou kunnen meebrengen. Overigens zal Suriname zich omtrent de Unie en de in verband daarmede gesloten overeenkomsten nader uitspreken op de R.T.C. voor West-Indië. De Staten van Suriname hebben met elf tegen vijf stemmen een interpella tie goedgekeurd, die het bestuur inlich tingen vraagt over de dood van Olde- barnevelt en Van Poelje. Inlichtingen worden gevraagd over tegenstrijdigheid in de berichtgeving, hetgeen slaat op een officieel bericht, dat de geïnterneer den in 1942 tijdens hun vlucht werden doodgeschoten, en de huidige verkla ring van de procureur-generaal, dat er sprake is van misdrijf. (Eigen bericht) Naar wij vernemen bereidt de P.T.T. de oprichting voor van een internaat, te vestigen te Wassenaar, tot opleiding en verdere scholing van haarambtenaren. De cursus voor jongelui, afgestudeer den van M.O.-instellingen, zal drie jaar duren. Verder zullen hier ambtenaren, die reeds een staat van dienst hebben en daartoe geschikt zijn gebleken, verder geschoold worden voor de hogere func ties. De vakken,- die op het internaat gedoceerd zullen worden, zijn, behalve een nauwkeurige kennis van de belang rijke en uitgebreide P.T.T.-wetgeving, talen, techniek, sociologie, psychologie, enz. Eerst nu is een gruwelijke mishande ling aan het licht gekomen, die een va der in 1944 te Rotterdam pleegde op zijn vier maanden oude baby, een jongetje, waardoor deze baby tenslotte overleed. Het kwam de poiitie dezer dagen ter ore, dat het kind van de familie P., die destijds aan de Schiedamsesingel woon de, vermoedelijk een onnatuurlijke dood was gestorven. De vader heeft een vol ledige bekentenis afgelegd. felen aan de vervulbaarheid van de in het Unie-statuut neergelegde gedachte van een duurzame samenwerking tussen de Unie-genoten. Aan het adres van degenen die vasthouden aan de uitleg door de heer Pollema gegeven aan art. 209 der Grondwet wordt de consequentie van hun houding voor ogen gehou den. Deze uitleg is niet de enig-ver dedigbare. Men zal moeten overwe gen wat ten deze moet prevaleren: de door de heer Pollema c.s. gege ven uitleg öf de gevolgen van een voortduwen van het Indonesische conflict. Het dagbladbericht, volgens hetwelk de regering bereids de erkenning van de republiek der Verenigde Staten van In donesië als souvereine staat bij de Ver enigde Naties zou hebben aangevraagd, is niet juist. Indien al bekend is gemaakt dat de Ver. Staten na een eventuele ratificatie van de overeenkomst der R. T. C. een ambassadeur bij de republiek zullen be noemen, dan is deze benoeming noch be krachtigd door de senaat, noch door de president. De opvatting van sommige leden, dat de regering bij herhaling blijk geeft op het votum van de volksvertegenwoordi ging vooruit te lopen, is niet in over eenstemming met het streven der rege ring om haar beslissingen wel voor te bereiden, maar niet te nemen zolang d<- volksvertegenwoordiging niet beslist heeft. Dat de regering tot deze voorbe reiding overgaat, is een gevolg van de omstandigheid, dat de oplossing van het Indonesisch conflict spoedige beslissin gen vergt en derhalve ook de regering dikwijls in een dwangpositie plaatst. Onjuist is naar de mening der rege ring het inzicht, dat de regeling van het zelfbeschikkingsrecht volkomen onvol doende zou zijn. De regeling is ofschoon niet geheel bevredigend, aanvaardbaar. Het toekomstig overleg over Nieuw- Guinea zou een toetssteen kunnen vor men voor de ontwikkeling van een goe de en vruchtbare samenwerking. Uit het votum van het KNIP, waarbij de RTC-overeenkomst met 226 voor te gen 62 stemmen tegen en 31 onthoudin gen werd goedgekeurd blijkt dat het ka binet-Hatta het vertrouwen geniet Van de overgrote meerderheid van het In donesische volk in de republiek en door dat volk wordt beschouwd als een in strument waaraan zijn belangen veilig kunnen worden toevertrouwd. Voor een groot aantal leden weegt zeer zwaar het gewetenconflict, waarvoor vele ambtenaren, die plotseling onder een vreemde souverein worden gesteld, zullen worden geplaatst. Ook thans wenst de regering te verklaren, dat het aan duiden van de nieuwe souverein als een „vreemde" souverein Sonder meer naar haar mening het Unie-verband miskent, aangezien door de Unie een bijzondere band met het Koninkrijk der Nederlan den wordt geschapen. De regering deelt de opvatting, dat de uitvoer van Nederlandse boeken naar Indonesië van bijzonder belang geacht moet worden en dat hiertoe voldoende deviezen beschikbaar gesteld dienen te worden. Artikel 16 van het ontwerp cul turele overeenkomst biedt de mogelijk heid om aandrang uit te oefenen tot een dergelijke beschikbaarstelling. Advertentie Mijnhardt Hoofdpijnpoeders. Doos 45 ct. Mijnharde Hoofdpijntabletten. Koker 75 ct. Sfótm overOuna 37. „Oh Eric mompelde ze gesmoord. Het is zoverschrikkelijk, vader in de macht van Baldon en de keizerin. Ze ze zullen hem doden!" Kalm maar. Stil maar," suste de Noorman zacht. Hij keek medelijdend neer op het kleine figuurtje, dat geheel scheen op te gaan in haar verdriet. „We zijn nog niet verslagen. Er móét een oplossing te vinden zijn." Hij onderbrak zichzelf een ogenblik om zich, als geboren aanvoerder, tot Ming te wenden. „Beter dat je een paar van je mannen bij de deuren op post zetMing. Voor mijn gevoel is de paleiswacht niet definitief verslagen en ik voel er weinig voor om hierin deze zaal, onverhoeds overrompeld te worden." „Maar wat wil je doen?" fluisterde Lotus wanhopig. „We weten, niet eens waar zij de keizer naar toe hebben gebracht. We zijn volstrekt niet op de hoogte van hun plannen. Neen. vader is reddeloos verloren." „We moeten allereerst te weten zien te komen waar je vader verborgen wordt gehouden," gaf de Noorman energiek te kennen; en er lag zoveel zekerheid, zoveel vertrouwen in eigen kracht iti zijn stemdat Lotus zichondanks alles, iets geruster voelde worden. „Wees niet bang, Lotus. Ik beloof je dat we alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om de keizer te redden. Er moeten aanwijzingen zijn te vinden die ons naar de plaats leiden waar Baldon hem gevangen houdt. Misschien weet iemand hier in het paleis er iets van af, misschien ook moeten we in een andere richting zoeken Op dat ogenblik klonk een luide schreeuw uit de richting van de deuren. Met een ruk wendden zij hun bliken zowel Tax als het meisje slaakten een verschrikte In de deuropening waren de bekende helmen en schilden zichtbaar geworden. Blijkbaar had de paleiswacht zich van de onverwachtse overval hersteld en maakte zij zich thans op om voorgoed met de indringers af te rekenen. Ene hoorde Ming enige scherpe bevelen uiten. In een flits vloog zijn eigen zwaard uxt de schede. „Een raadselachtige ontvoering oplossen en nu dit weer," mompelde hij sarcastisch terwijl hij met snelle sprongen op de deuropening toevloog. kan niet zeggen dat het lot het mij eenvoudig maakt Jan Willem Holstra, hoogstaande geest T" T et is gevaarlijk te veel te laten zien aan de mens, hoe zeer hij op het dier f—f gelijkt, zonder tevens zijn grootheid te tonen Het is gevaarlijker hem zijn grootheid te laten zien zonder zijn dierlijkheid. Het is nóg gevaar lijker hem zowel wat het een als het ander betreft onwetend te laten. Maar het strekt hem tot voordeel wanneer hij tegelijkertijd het een én het ander onder ogen krijgt." De Franse tekst van deze stelling van de wijsgeer Pascal gaf Jan Willem Hof- stra als motto mee aan zijn jongste ro man „Een man alleen". Heel gelukkig typeerde Hofstra er zijn bedoelingen als schrijver mee, zoals die niet alleen in „Een man alleen", maar ook in zijn voor gaande werk vorm kregen. Het is altijd ietwat delicaat bij een schrijver te spreken van „bedoelingen". Het wekt de indruk, alsof men de kun stenaar een verstandelijke vooropgezet heid aanwrijft, die de onbevangenheid van zijn werk schaadde. En in zekere zin is dit bij Hofstra ook wel het geval. Hij is nog jeugdig, deze katholieke Nederlandse romancier, maar hij geeft in zijn werk blijk van méér bezonnen heid, verantwoordelijkheidsbewustzijn en koelcritisch denkvermogen, dan men el ders in onze moderne romankunst aan treft. Bezonnenheid en de andere ge noemde eigenschappen zijn in de litera tuur van heden zo'n ongewone zaken geworden, dat men even aan Hofstra's pen moet wennen Hier is een schrijver van de oude stem pel aan het woord. Een, die nog doel bewust zijn. zinnen en hoofdstukken componeert, rustig voortschrijdend van voorstelling naar voorstelling, tot zich als vanzelf de rechte lijn van een kor daat uitgewerkte gedachtengang afte kent in het verhaal. Deze schrijver zwemt niet in een zee van gevoelens, (Van onze redacteur) Morgen zal in Nijmegen de eerste ge heel nieuw gebouwde kerk na de oor logsverwoestingen op plechtige wijze in gebruik worden genomen. Dit is voor de oude Keizerstad een bijzonder be langrijke gebeurtenis. Tengevolge van de oorlogshandelingen werden in Ny- megens binnenstad vier monumentale kerken totaal uitgeschakeld, waardoor een onhoudbare toestand in de uitoefe ning van het geloofsleven ontstond. On middellijk na de oorlog togen de paters Jezuïeten, die zich de kerk van St. Pe trus Canisius zagen ontvallen, aan het werk en wisten dit godshuis weer ge deeltelijk op te bouwen. Van de overige drie kerken zal er slechts één in de binnenstad terugkeren. Het is de kerk van de paters Carme- lieten, die thans een kleine noodkerk in de oude stad, in de Priemstraat, ter hunner beschikking hebben. Deze nieu we kerk zal worden gebouwd op de plaats, waar de Franciscanen hun kerk m vlammen zagen opgaan, op de Dod- dendaal. De Franciscanen verlaten hier mede de Nijmeegse binnenstad, waar zij ruim 300 jaar gewerkt hebben. Zij kre gen een nieuwe parochie toegewezen in een der buitenwijken van de stad, waar heen zich de uitbreiding beweegt en zij lieten daar door architect Kropholler een nieuwe kerk bouwen. Thans is deze zover gereed, dat tot ingebruikname kan worden overgegaan. De derde nieuwe kerk, die binnenkort in Nijmegen zal worden gebouwd, is van de Domini canen, die op het Galgenveld, gaan bou wen in de buurt waar eens de nieuwe universiteitscomplexen zullen verrijzen. De nieuwe Franciscanenkerk, die morgen plechtig in gebruik wordt ge nomen, biedt plaats aan 800 gelovigen, tcrwyl de nieuwe parochie 2700 zielen telt. Zondagmiddag om twee uur zal de nieuwe pastoor, de zeeyeerw. heer A. B. M. Bary, aan de grens van de parochie worden ingehaald, waarna de plechtige inzegening van de kerk zal plaats hebben. Om half vier heeft de plechtige in stallatie plaats van pastoor Bary door de hoogeerw. heer C. v. Dijck, deken van Nijmegen. De volgende week zullen er nog geen diensten in de kerk worden gehouden. De eerste plechtige heilige Mis die daar wordt opgedragen zal de Nachtmis zijn. De consecratie van deze kerk vindt in het voorjaar plaats. Deze nieuwe Franciscuskerk aan de Heiweg is sober en massief van*stijl. Dit komt, zoals architect Kropholler in een toelichting zelf zegt, door de gewijzigde tijdsomstandigheden en de schaarste aan de kostbare buitenlandse materialen, die men voor de kerkbouw «pleegde te ge bruiken. Thans is het bouwen van een kerk een kwestie van zeer veel econo misch overleg en van bezuiniging, waar bij toch getracht moet worden een zo waardig en verheven mogelijke vorm te scheppen. Wij geloven, dat Kropholler hierin volledig is geslaagd. waarvan de horizon niet te overzien is. Hij leeft weliswaar midden in zijn ver haal, maar tegelijkertijd op een daar boven gelegen plan, vanwaar nij zijn eigen verbeelding kan blijven overzien en controleren. Deze literaire werkwijze is klassiek. Zij betekent, goed doorge voerd, een superieur niveau. Zij heeft in onze dagen echter het nadeel, dat de moderne lezer, gewend aan de felle kreet uit de diepte, aan de schokkende verbeelding van een als chaos ervaren wereld, aan de eerlijk-hopeloze zwem bewegingen van een auteur, die aan 't verdrinken is in een door onrust opge zweepte levenszee tegenover de ro mans van Hofstra als een bedaard toe schouwer blijft staan. Maar zoals een schrijver ons mee kan trekken naar zijn persoonlijk gevecht in de diepte, zo kan een schrijver ons ook mee trekken naar zijn hoger plan, vanwaar hij het gewoel in de diepte gadeslaat. Alleen: dit laatste is niet zo gemakkelijk te bewerkstel ligen. Want op zulk een hoger plan krij gen de levensbewegingen in de diepte hun reden van bestaan v i a de bezonnen heid van de schrijver, en de lezer wordt bijgevolg minder tot meebeleven dan tot meebezinnen geprikkeld. Hoe moeilijk het is op dit hoger plan levende karak ters te scheppen, bewijzen de romans van Hofstra, waarin ieder karakter hoofdzakelijk door hef optreden van an dere karakters tot leven wordt gewekt. Indirect dus. En wanneer men de voor-, naamste karakters in Hofstra's romans nader bekijkt, dan blijkt, dat ze in wezen niet veel van elkaar verschillen: dat ze tamelijk doorzichtig ontworpen zijn als dragers van problemen; juister gezegd nog, als afzonderlijke levensvormen van een-en-hetzelfde probleem. Hofstra is ongetwijfeld een belangrijk romanschrijver, maar hij kan niet zoals de grote romanciers, in wier lijn hij voort- werkt, romanfiguren scheppen die zich in de herinnering van de lezer vastzetten. Wat zich in de herinnering vastzet, is een ab stracte hoofdpersoon, waarin alle vervluch tigde figuren zijn neergeslagen; wat ons bijblijft, is het besef, dat alles in het leven een kwestie is van fataliteit en genade. In dit besef kunnen alle problemen worden opgelost. Hofstra schept geen mensen met proble men, maar problemen belichaamd in men sen. Dit is uiteraard iets te scherp gezegd. Het gaat slechts' om de nadrukverschui- ving. doch deze moet in een juiste waarde bepaling van Hofstra's werk terdege opge merkt worden, omdat zij tegelijkertijd Hof stra's beperktheid en zijn grootheid binnen die beperktheid aannemelijk maakt. Bo vendien zal het nu ook duidelijker zijn, waarom men n.a.v. het door Hofstra aan gehaalde motto uit Pascal bij deze roman cier kan spreken van „bedoelingen zon der hem als vrij scheppend kunstenaar afbreuk te doen. Hofstra's voornaamste be doeling als schrijver is: de geestelijke nood der hedendaagse intellectuelen te peilen. In de afzonderlijke personen van zijn ro mans belicht Hofstra dit probleem van geestelijke nood telkens van een andere kant. Het resultaat is, dat slechts één van alle kanten belichte mens in onze herinne ring achterblijft: een eenzame mens, in wie de wet van fataliteit en genade „genadig in vervulling is gegaan. Het verwondert ons niet, dat Hofstra deze wet het aannemelijkst maakte daar waar hij zijn figuren confronteerde met de dood. Zo bevat de bundel „Bezoek in den avond" 1) vijf vertellingen, spelend in de schemering- die hier symbolisch is voor de schemering van de dood. In vijf variaties op hetzelfde thema oefende Hofstra hier zijn verbeelding op de grens van het reële en het irreële. Dit thema kan men om schrijven als: het leven is een gemiste kans, waarover wij ons leven lang treuren; maar vóór de dood komt, geeft het lot ons nog de grote kans van ons leven. De kunst der novelle geniet hij de lezers te weinig be langstelling. In zijn gave eenvoud is de novellenbundel „Bezoek in den avond" ech ter zeker zo veel waard als de drie ro mans die Hofstra achtereenvolgens publi ceerde: „De Vrienden van mijn Vrienden", „Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?" en „Een man alleen" 2). Deze romans vor men samen met de novellen een eenheid, waaraan het volgend jaar een vierde ro man „Gelukkige familie" als sluitstuk zal worden toegevoegd. eeds na een paar bladzijden lectuur valt het de lezer op. hoe Hofstra een geheel eigen stijl schrijft, die, als men naar een vergelijking wil zoe ken, aan Couperus doet denken. Trou wens, het zijn niet alleen de welover wogen loop der zinnen, de hoge toon der gesprekken en de enigszins antieke woordkeuze, die aan Couperus doen den. ken. Ook de mensenmilieus, de familie verhoudingen met een overdaad aan lieve, oude, Haagse tantes, voorts de iet wat opgeschroefde belangstelling voor het verfijnde leven van zeer welge stelde burgers, de spitse aandacht voor uiterste etiquette, en menig detail in de romanstoffering herinneren aan de grote meester in zijn Haagse tijd: speciaal aan de roman „Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan". Hofstra had, toen hij het schrijversvak koos, een slechtere meester kunnen kie zen om bij in de leer te gaan! Men merkt, dat hij Couperus grondig tot zich heeft genomen; iets wat men bij géén andere moderne Hollandse schrij vers merkt. Hofstra is een uitzondering in onze hedendaagse literatuur, zowel wat zijn stijl als wat zijn geestelijke structuur betreft. Hij is een auteur, die op modern Europees niveau de veron achtzaamde romantraditie van Couperus voortzet. Ook het fataliteitsgevoel, dat men in Hofgtra's werk signaleert, herin, nert aan Couperus. Het moderne en te vens belangwekkend katholieke aan Hofstra is, dat hij die fataliteit laat zien onder het bliksemlicht der genade. Maar er is tenslotte nóg een eigenaardigheid, die een vergelijking met Couperus recht vaardigt: dat is Hofstra's angst om zich te encanailleren met het gewone. Om de geestelijke nood der hedendaagse intel lectuelen te peilen behoefde hij zich niet per se tot de hoogste kringen van het maatschappelijk leven te bepalen. Welis. waar komt die nood daar, temidden van een materiële overbeschaving, het schrijnendst uit, maar toch lijkt Hofstra's besliste voorkeur voor de hoffelijkste en tegelijk ijdelste levensvormen ken- door PATRICK PURCELL Vertaling JOHANNA PERENBOOM 1. EERSTE HOOFDSTUK Esther, Esther Mary, Esther Mary Hanrahan, een melodie was die naam voor mij, ongenood kwam hij op mijn lippen beven De ploegschaar scheurde weer een rode voor van de onwillige zode weg en met iedere tred en hoek zwollen de zware bilspieren van de paarden. Esther Mary Hanrahan, er was mu ziek in die naam, een naam waar een man misschien een lied over kon ma ken, zoals Carolan de Blinde of Rafte- ry hun woorden vlochten tot een krans voor Mary Hynes. Maar welke dichter, welke melodie, welke taal kon de lof zingen van de vrouw, die Esther Mary Hanrahan heet te? Alles bij elkaar weten "dichters en gedichten maar bitter weinig van het levenEn toch was er een vers van Fred Higgins, dat mij dopr mijn gedachten bleef schrijden, in gelijke tred met de regelmatige gang van de paarden; Liefde, waar vindt gij ooit rust? Ga heen met uw spa in de hand en slijt haar met spitten en zwoegen tot vreugd uw verdriet overmant! Slijt in het werk uw verdriet; een man door de liefde gekweld schiep vaker uit leec^ reeds gras op een dor en troosteloos veld. De grote paarden hielden stil waar de voor eindigde en wachtten geduldig op het bevel, dat de ploeg weer zou doen keren, in wonderlijk sierlijke bewe ging. Zij wachtten vergeefs. Geleund op de grepen van mijn ploeg keek ik uit over mijn fraai getrokken voor, over de welige vallei beneden me, over de wijde velden naar het punt waar, tussen de bomen door, de blauwe rook dreef van het dorpje Mooncoin met zijn steil-gedakt kerkje, over de wazigheid van de rivierbocht naar waar de Comeraghs met hun besneeuwde toppen zich tegen de hemel aftekenden. En ofschoon dit een verhaal is over huwelijksaanzoeken en trouwen, stond mijn hoofd naar geen van deze beide dingen, op die heldere, bittere Maart morgen. Tenslotte liet ik mijn paard keren en bleef nog eens stil staan om trots de donkere bruine richels te be zien, voor naast voor, die reeds getuig den van mijn werk op deze morgen, al moest de zon nog een uur klimmen eer het middag was. Mijn hoofd stond heel weinig naar trouwen, maar de doordringende voor jaarswind woei zwaar van herinnerin gen, al was ik ook een gezworen vij and van die herinneringen, sinds jaar en dag. Ik talmde toch nog even en keek om naar waar het zonlicht fon kelde op de verre sneeuwspits van de Slievenamon; ik keek aandachtig naar waar het de zilveren lijn van de toppen der staalblauwe Comeraghs etste, waar het zelfs aan de grauwe rivier een lichtflikkering ontlokte, dat zonlicht, dat een belofte van leven en zomer bracht aan het door de wind geteister de hoogland en aan de winterkille val leien van het Suirland. Toen kwamen ondanks mijzelf de herinneringen toch weer boven. Ploegen is al een heel verkeerde be zigheid voor een man, die zijn herinne ringen vreest. Terwijl ik mijn paarden weer voor waarts deed gaan en de ploegschaar schurend door de graslaag sneed, ver wijlde ik een ogenblik in andere dagen, niet helder van het karige zonlicht van Maart, maar van de vlammende zelf bewustheid van Juni of van Septem bers' rijpe mildheid, dagen, die nog hel derder werden door de donkere schoon heid van Hanrahan's dochter. Van al mijn herinneringen was dit degene, die mij het meest in de war bracht en die het koppigste aanhield, de gedachte aan Esther Mary Hanra han, die woonde in het grote grijze huis achter de heuvelkam en die, al mijn wilskracht ten spijt, nog altijd in mijn hart bleef wonen. Ik riep mijn wil nu in het geweer. Ik sprak mijn treuzelige paarden met scherpe woorden toe. Naar de duivel met al die herinneringen! Mijn dwaze dagen waren voorbij, laat ze voorbij blijven! Ik was een boer, zonder een cent, achtervolgd door armoe, die zijn brood verdiende met het zweet van zijn aan schijn en deSkracht van zijn spieren. Ik was een eenzaam en verbitterd man, een stug en grimmig behoeder van de vier en vijftig morgens land, die de najsten en liefsten van mijn bloed en geslacht versleten hadden en in het graf gebracht. Wat moest ik nog met herinneringen? Wanneer ik er in de vrolijke en on nadenkende uren van mijn jeugd beha gen in had gevonden om van liefde te dromen en van maneschijn en van don ker haar in rijk trossende krullen, laat dan die droom voorbij zijn, mét de jeugd die voorbij was. Laat die droom afgelopen zijn, mét de dwaze verlan gens, die ik al lang had vertrapt en vertreden. Ik had mijn weg gekozen, al lang geleden. Weg met alle nuttelo ze spijt! In die dagen mijn God, wat leken ze al lang voorbij! vóór mijn vader naar zijn laatste, langdurige rustplaats ging „in het land ver achter het dal" had hij mij in het dwaze van zijn wijs heid naar een universiteit in Dublin gestuurd. Een rokerige, vriendelijke stad. Dublin. Een kwaad oord, een uni versiteit, voor iemand die groot was gebracht in het conservatisme van de Suirkant. Daar leerde men mij, dat ik de ge lijke van iedereen was; daar leerde ik mijzelf, dat ik boven iedereen stond. Daar kreeg de eerzucht mij te pakken tot dat ik dacht dat er geen hoogten waren, die ik niet beklimmen kon. En daar had ik. toen ik één en twintig was. Esther Hanrahan ontmoet en was hopeloos verliefd op haar geworden. Thuis in onze eigen groene dalen zou zo iéts catastrofaals ons nooit overko men zijn. Aan de Suir trouwen gelij ken met gelijken en als wij, jongelui, lichtzinnig genoeg waren om die regel te vergeten, zouden de ouderen ons spoedig tot rede hebben gebracht. De sociale normen zijn nergens zijn on wrikbaar als in die rijke dalen. Ner gens vindt men een striktere schei dingslijn tussen de kaste met weinig en de kaste met meer, en de kloof tus sen onze vijftig morgens en de vijfhon derd van Hanrahan was voorwaar breed genoeg. En als om deze kloof nog breder te maken, waren Thady Hanrahan en mijn vader sinds veertig jaar verbitterde vij anden geweest! Thady had veel op ge had met mijn moeder in de lang ver vlogen dagen toen hun generatie nog jong was. Gehouden had zij nooit van hem, maar zij had toch beloofd met hem te trouwen, om een einde te ma ken aan haar moeders tranen en te ontkomen aan haar vaders woede, want hoewel haar ouders zelf in goede doen waren, konden zij het toch niet aanzien, dat één van hun kinderen zich de kans op het land van Hanrahan en de rijk dommen van Hanrahan liet ontgaan. (Wordt t>ervolgd) ZONDAG 18 DECEMBER: 4de Zondag v. d. Advent; Mis v. d. dag; 2 tot de H. Maagd; 3 voor Kerk of Paus; Credo; pref. v. d. H. Drievuldigheid; paars. MAANDAG: Mis v. d. vorige Zondag; 2 tot de H. Maagd; 3 voor alle overlede nen; 4 voor Kerk of Paus; gewone pref. paars. DINSDAG: vigilie v. d. H. Thomas: Mis Ego autem; 2 gebed v. d. Zondag; 3 tot de H. Maagd; gewone prefatie paars. WOENSDAG: H. Thomas, apostel; eigen Mis; 2 gebed v. d. Zondag; Credo; prefatie v. d. Apostelen rood. DONDERDAG: als Maandag, behalve 3 voor alle overledenen; Utrecht, Haar lem: H. Hungerus, bisschop, belijder; Mis Statuit; 2 gebed v. d. Zondag (Haar lem: 3 tot de H. Maagd; gewone prefa tie Wit VRIJDAG: als Maandag, behalve 3 voor alle overledenen. ZATERDAG: vigilie v. d. geboorte v. Christus; eigen Mis; gewone prefatie paars. ZONDAG 25 DECEMBER: Feest v. Christus' geboorte (Kerstmis); 3 eigen Missen; (in 2de Mis: 2 H. Anastasia); Credo; pref. v. Kerstmis wit Advertentie maar als U vlug is kunt U nog wel een exemplaar van Godfried Bomus' bemachtigen voor 2.90 bij Uw boekhandelaar! nelijk op wat men bij Couperus placht te noemen: het dandyisme. hans willen wij zeer in het kort het gegeven van Hofstra's drie romans schetsen. De titel „De vrienden van mijn vrienden" duidt al aan, hoe de schrijver zich als een toeschouwer tegen, over zijn gegeven gedraagt. Hij heeft a.h.w. twee beschermende cirkels om zich heen getrokken, waarbinnen hij per. soonlijk onaangetast wenst te blijven. Buiten de eerste cirkel vallen: mijn vrienden; buiten de tweede: de vrienden van mijn vrienden. Over hén kan het verhaal, rustig, objectief en onderzoe kend, geschreven worden. In deze def tige. Haagse roman gaat het om het probleem, of de beschaafde mens. met zijn egocentrisch zelfbewustzijn en zijn gewichtige bedrijvigheid, het gewich tigste in zijn leven niet vergeet, en of hii met zijn verzwijging van het dier lijke in de mens ooit de menselijke grootheid (waarvan Pascal gewaagt, zie boven) in zichzelf kan ontdekken. In de hierop aansluitende roman „Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?" gaat het om de eenzaamheid van een beroemde operazangeres, die tevergeefs haar leven tracht te vullen met haar kunst. De schrijver Hofstra, in het da gelijkse leven zangpaedagoog, heeft zich in deze roman nog meer dan in zijn overige werk op de toonkunstenaars wereld geïnspireerd om in de mentali teit van beroemde zangers en zangeres sen de nood van de overbeschaafde mens gade te slaan. Toch komt deze ro. man, ondanks (of wellicht juist door) het feit, dat de stof de schrijver zo ver trouwd was, mij het minst geslaagd voor. De derde roman „Een man alleen" ver rast hierna van de eerste bladzijde af als een bijzonder rijp en helder werkstuk, waarbij de twee voorgaande romans als studies naar de achtergrond wijken, voor het eerst is hier de compositie geheel ge slaagd. de conversatietoon werkelijk be langrijk geworden, de stijl volkomen eigen bezit, de ongedwongen uitbeelding van de overbeschaafde sfeer doelmatig gericht op de vraag: waarmee zal de mens, al baadt hij nog zo in weelde van geld en geest, zijn leven vullen, indien hij de genade ont beert. en het geloof mist in het grote Iets dat zijn leven bezielt? Fataliteit, ge nade en geloofsovergave. Waarmee zal de mens, zonder dit drievoudig besef, zijn le ven vullen? Er zijn figuren in Hofstra's laatste roman, die aan deze vraag niet toe komen. De schrijver beeldt hen uit op het nulpunt van de ziel, onwetend zowel wat het dierlijke als wat het superieure in de mens betreft. Er zijn er, die hun leven trachten te vullen door het dierlijke in zich de vrije teugel te geven. En er is er een, die zich in de ivoren toren van zijn geestelijke superioriteit opsluit en blind blijft voor alle duistere drijfveren. Voort durend laat Hofstra de lezer voelen, hoe onnaspeurlijk het verkeer der mensen en hun verhoudingen is: hoezeer zij altijd on bekenden voor elkander blijven en zelfs onbekenden voor zichzelf. De titel „Een man alleen" kan men verstaan als: Een man, een vrouw, een mens alleen. Maar, en daarna parafraseert Hofstra een woord uit het Evangelie: „Wij zijn verenigd in ene dood". Dat is Hofstra's filosofie van de hoop (het existentialisme van Gabriel Mar cel) Door zijn karakters onverwachts te plaatsen tegenover de realiteit van de dood, slaagt Hofstra er op meesterlijke wijze in, deze filosofie van de hoop richting te geven. Het is de richting naar overgave aan geloof in God. NICO VERHOEVEN. 1) J. W. Hofstra: „Bezoek in den avond", vijf metamorphoses over een oud thema. Uitgeverij „Helmond", Helmond. 2) J. W. Hofstra: „De vrienden van miin vrienden" (1946). in herdruk; ..Een stérke vrouw, wie zal haar vinden?" (1947): ..Een man alleen" (1949). H. P. Leopolds Uitg. Mjj., Den Haag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 3