Waardering voor opbouw en werking van het
ambtelijk apparaat in Londen
Kranig werk van Nederlandse zeeslepers
AMERIKA meende dat
Nederland rijk was
SCHEEPVAARTBELEID IN OORLOGSTIJD
Engelsen haren de Nederlandse schepen
Om transport goudvoorraden was heel wat te doen
UNRRA was niet nodig voor aankopen
Vaak raakten goederen
Onregelmatigheden in
Australië
||||lilll
Functies minister
Steenberghe
zoek
Spanningen tussen min. Kerstens
en het Scheepvaart-comité
Exploitatie-verlies meer
dan 80 millioen
ZATERDAG 17 DECEMBER 1949
PAGINA 5
FINANCIEEL BELEID DER REGERING VAN 194Q TOT 1945
AMBTENAREN TOONDEN NIET
NEIGING TOT SPAREN
VEEL
(Van een onzer redacteuren)
Twee besluiten kenmerken het financiële beleid van de
Nederlandse regering in Engeland. Hei eerste is hei
K.B. van 20 Juni 1940, waarbij wordt bepaald, dat voortaan
ieder half jaar een begroting zal verschijnen. Het tweede
geldt de instelling van de Buitengewone Algemene Reken
kamer. Vooral deze laatste, die in 1941 mét haar arbeid
begint, heeft veel en nuttig werk verricht. De Rekenkamer
immers controleerde de uitgaven, die verschillende rege-
ringsinstanties deden. Waar zij ingrijpen nodig achtte
waarschuwde zij. Onbarmhartig legde zij alle feilen bloot.
Zij was daarom zo nodig, omdat gedurende de oorlog een
sterke neiging bestond minder voorzichtig mei 's lands
gelden om ie gaan. De Parlementaire Enqueie-Commissie
wijst daarop mei nadruk. Zowel in Engeland als in Australië
kwamen onregelmatigheden voor. De regering heeft met de
opböuw van een goed funciionnerend ambtenaren-apparaat
veel moeite gehad. Dat zij daarin toch is geslaagd verdient
naar het oordeel van de commissie alle waardering.
Op het nippertje
Veel critiek
Verstandig en vol overleg
In Australië
Geen boekhouding in
Madrid
v Verspilling door M.G.
i A chtlien duizend vijfhon-
-la derd zeelieden voeren
in oorlogsiijd onder Neder-
landse vlag. Hei zijn hun
inspanningen, hun offers
en wapenfeiten, die schuil
gaan onder de gegevens,
welke hel verslag van de
Parlementaire Enqueie-
Commissie over hei edbno-
misch beleid der regering
ie Londen verschaft. Zij
raken op de achtergrond déze mannen, die voor de uit-
I voering moesten zorgen van hei werk dat de regering
en haar organen nodig achtten voor hei welzijn van f
hei vaderland. Op 1 Mei 1944 blijken 3310 zeelieden f
om het leven ie zijn gekomen, van wie 2527 door oor-
logsaciies. Vijfhonderd mannen werden afgekeurd, 1
een honderdtal wegens invaliditeit gepensionneerd. 1
Weer cijfers. Cijfers gepuurd uit de verslagen, welke
wij van het financiële en economische regeringsbeleid
i in deze kolommen publiceren, maar hoeveel duide-
lijker taal gaan zij spreken, wanneer men hun onder-
1 ling verband verstaat.
ip i
piiiliiilli
Feiten
1.
ÉÉSËÉIsfe
Voor haar inkomsten beschikt de
regering* in Londen over verschillende
bronnen. De goudvoorraad van het
Egalisatiefonds is er een van. Deze
goudvoorraad, die een hoeveelheid van
52121 kg. omvat, is over Amerika, En
geland, Zwitserland en Zuid-Airika
verspreid. Hij valt dus niet in handen
der Duitsers. Dat is wel met een deel
van de goudvoorraad der NederL
Bank het geval. Het onderzoek van de
Enquête-commissie heeft uitgewezen,
dat met het in veiligheid brengen van
die goudvoorraad heel wat te doen is
geweest. De goudtransporten begonnen
reeds voor het uitbreken van de oorlog.
Toen de oorlog echter was uitgebroken,
verklaarde Nederland zich neutraal.
Moesten de goudverschepingen nu
voortgezet worden? Daar had de rege
ring weinig oren naar. Ze was bang,
dat men dat als een schending van on
ze neutraliteit zou opvatten. Daarom
trof zij met de directie der Nederl.
BAnk een regeling, waarbij die directie
in geval van onmiddellijk dreigend
gevaar gewaarschuwd zou worden en
de nog resterende goudvoorraad naar
Engeland zou worden gebracht. In No
vember 1939 wordt de toestand drei
gend. Een_ Duitse inval schijnt op komst.
Dadelijk alarmeert men de NederL
fl3ank. Twee schepen worden gerêed gé-
houden. Men hoeft nu alleen de goud
voorraad maar in te laden en men kan
vertrekken.
ten. Versobering ware echter van
meet af aan al gewenst geweest.
Ook een andere instelling geeft ge
legenheid om deze soberheid te betrach
ten. Het is de Rijksspaardienst. Daar
mee biedt de regering vooral aan de
zeevarenden de gelegenheid hun opge
spaarde geld veilig te beleggen. De op-
geen andere mogelijkheid heeft reke
ning gehouden, acht de Enquête-Com
missie dan ook een ernstige tekortko
ming.
De geldzuivering tenslotte komt ook
nog ter sprake Pas in het voorjaar van
1945 heeft men de daarvoor benodigde
maatregelen getroffen. Dan geeft mi
nister Huysmans als minister van Fi
nanciën opdracht munten en bankbil
jetten aan te maken. Was men daarmee
vroeger begonnen, dan zou de geldzui
vering in ons land zich beduidend eer
der hebben kunnen voltrekken. Wel is
gezorgd voor nieuwe pasmunt. Liefst
tot een bedrag van 193.5 millioen gul
den! De regering bracht de munten
dadelijk na de bevrijding in circulatie,
maar in tegenstelling tot haar verwach
tingen verdwenen de. zilveren dubbel
tjes en kwartjes even snel als ze geko
men waren. De Nederlanders potten ze
op of deden ze in België van de hand.
In Londen heeft mén daar al tegsn ge
waarschuwd. De regering heeft die
waarschuwing e.chter in d'e wind gesla
gen. „Het is zo'n prachtige demonstra
tie van de bevrijding. Je komt weer
met je mooie Nederlandse geld, dat is
een mooie, entrée", had minister-presi
dent Gerbrandy gezegd. De entrée
maakte te diepe indruk....
Al met al is het financieel be
leid der Nederlandse regering in
Engeland aan veel critiek onderhe
vig. Wanneer de Parlementaire En
quête-Commissie soms ernstige aan
merkingen moet laten horen, wil zij
echter ook rekening houden met de
moeilijke omstandigheden, waarin
men werkte. Het opbouwen van het
Zover komt het niet. Nauwelijks
heldert de situatie wat op, of de re
gering gelast de expeditie #,f. Voor
166 mill, gulden aan goud blijft in de
kluizen van de Bank in Amsterdam
liggen. Te Rotterdam is nog een voor
raad van 228 millioen. Dan komt de
tiende Mei. Twee schepen van de
K.N.S.M. brengen voor de formidabele
prijs van vijfhonderd duizend gulden
de goudvoorraad» uit Amsterdam naar
Engeland. Vervoer uit Rotterdam is
niet meer mogelijk. Wel probeert men
nog een hoeveelheid tot een waarde
van 28 millioen met een loodsboot <n
veiligheid te brengen, maar de loods
boot wordt op de Nieuwe Waterweg
tot zinken gebracht. Twintig procent
van de goudvoorraad der Nederl.
Bank valt op die manier de Duitsers
in handen. Het is aan het initiatief
van de directie der Bank te danken,
dat het bij deze twintig procent bleef.
Zjj heeft op eigen initiatief het groot
ste deel van de voorraden in veilig
heid gebracht.
Te Londen trekt de Nederlandse rege
ring daarvan profijt. Ze verkoopt om
haar uitgaven te dekken 126.314 kg. Ook
spreekt zij de goudvoorraad aan om de
leningen in de V. S. af te lossen. Die
leningen bedragen respectievelijk 100 en
35 millioen dollar. Een voorraad goud
van 116.254 kg. gaat er mee heen. De
regering geniet, echter geen financiële
bijstand van in Engeland gevestigde Ne
derlandse ondernemingen. Wel neemt
zij een voorschot op van de Bank van
Engeland ten bedrage van 12L& millioen
pond. Ook de sterling-saldi van het
Scheepvaartfonds en de opbrengst van
een vrijwillige en verplichte inkomsten
belasting, voor Nederlanders in Enge-
lind geheven, verlichten haar finan
ciële zorgen.
Want zorgen heeft zij genoeg. Men
hoeft daarvoor alleen haar uitgaven
maar na te gaan. Ruim 769 millioen
gulden bedragen ze in totaal. Natuurlijk
eist de' deelname aan de geallieerde oor
logvoering het leeuwendeel daarvan op.
Er blijkt overigens niet altijd een geest
van soberheid geheerst te hebben op
het departement van oorlog. Vooral in
de tijd na de invasie spreidt men een
onverantwoordelijke zorgeloosheid ten
toon. Over het algemeen echter noemt
de Enquête-commissie het beleid ver
standig en vol overleg. Tachtig procent
van de uitgaven van de gewone dienst
heeft de regering te Londen aan de
oorlogvoering besteed.
De overige twintig procent verdwe
nen voor edn groot deel aan salarissen
en verblijfsvergoeding. Vele ambte
naren in Engeland hebben hun gezin
in Nederland moeten achterlaten. Zij
maken aanspraak op een salaris, dat
hen in staat zal stellen om de schul
den, die in het vaderland zijn gemaakt,
te voldoen. Zij hebben ook recht op
een behoorlijke verblijfsvergoeding.
De regering tast daarvoor aanvanke
lijk wel wat erg diep in de beurs. Zij
betaalt vergoedingen, die de ambte
naren in staat stellen een luxueus
leven te leiden, wat dan ook nogal
eens gebeurt. Wel krijgen de ambte
naren niet hun volle salaris uitbetaald
de helft spaart de regering voor
hen maar met wat zij overhouden
kunnen zij zeer goed rondkomen en
er zelfs nog van overhouden. Zuinig
heid echter is hun sterkste zijde niet.
Dat de regering er toe is overgegaan
de vergoedingskosten te beknotten
is dan ook voornamelijk aan de royale
leefwijze van vele ambtenaren te wij-
Ook de Nederlandse zeelieden wilden graag weten „of het goed ging". Zelf
leverden zij daarvoor een aanzienlijke bijdrage. Dat blijkt vooral uit de strijd,
die de Nederlandse regering met de Engelse heeft moeten voeren om de
koopvaardijvloot voor zichzelf te behouden. Een deel der Nederlandse schepen
is aan de Engelsen verhuurd. De prestaties van de koopvaardij worden overal
ter wefeld met grote waardering vermeld. De zeeman, die hier „Vrij Neder
land" leest, is er een uit het grote leger dw naamlbzen.
richting van de Rijksspaardienst bete
kende, aldus de Parlementaire. Enquête.
Commissie, een grote morele steun. Het
aanzienlijke bedrag van 3.600.000 pond
werd er gedurende de oorlog ingelegd.
Een van fle belangrijkste hoofdstukken
in het verslag der enquêtecommissie is
voorts gedijd aan het financiële beleid
in Australië na de bezetting van Java.
Met de grootste moeite heeft men ook
daar het regeringsapparaat weer op kun
nen bouwen. Dezelfde moeilijkheden als
te Londen deden zich voor. Er waren
niet voldoende ambtenaren. Vooral fi
nanciële deskundigen ontbraken. Dat
heeft tot een ernstig gebrek aan con
trole op het beheer van vele regerings
organen in Australië geleid. Ook de ad
ministratie raakte achterop. Toen de
Nederlands-Indische organen in Austra
lië werden geliquideerd zijn veel on
regelmatigheden voorgekomen. De be
grotingstekorten bedroegen van Maart
1942 tot December 1945 in totaal
f77 035 278 Het goud van de Javasche
Bank werd niet aangesproken. Ofschoon
er dus veel is, dat de toets der critiek
niet kan doorstaan, zijn er toch ook
enige belangrijke regelingen getroffen,
die 's Rijks kas een flinke aderlating
hebben bespaard.
Om te beginnen is daar een claim van
de Australische regering voor een be
drag Vön 20 millioen Australische pon
den. Die claim is onredelijk. Dr. Van
Mook en zijn medewerkers weten de
Australische regering ertoe te bewegen
heel wat te laten vallen. Het bed rak
wordt' tot acht millioen teruggebracht.
Een tweede succes boekt men wanneer
de in Australië gestrande ladingen wor
den geliquideerd. De Nederlands-Indi
sche autoriteiten weten te bereiken, dat
het provenu tot onze beschikking komt.
Dat de ongemotiveerd royale levens
wijze van vele Nederlandse functiona
rissen in oorlogstijd de anti-Nederlandse
stemming, die na de oorlog in Australië
heerste, in de hand zou hebben gewerkt,
acht de Parlementaire Enquête-Commis
sie overdreven. Wel heeft zij ernstige
critiek op bepaalde onderdelen van het
financiële beleid.
Men vindt in het verslag van de
Parlementaire Enquête-Commissie nog
een aantal andere onderwerpen be
handeld, waarop zij de aandacht meent
te moeten vestigen. Zo bijvoorbeeld
de kwestie der gezantschappen. Een
verantwoord beheer is ook daar niet
altijd gevoerd. Vooral voor de manier,
waarop men te Madrid meende de
zaken te moeten behartigen, heeft de
Enquête-Commissie bitter weinig lof.
Er is zelfs een tijd lang geen be
hoorlijke boekhouding gevoerd. In
zakboekjes werden inkomsten en uit
gaven genoteerd.
Een ander punt van bespreking
maakt hét financiële beleid van het Mi
litair Gezag uit. De Enquête-Commis
sie stelt vast, dat de regering te Lon
den de grote geldverspillingen van dit
instituut had kunnen voorkomen, wan
neer zij betere instructies had uitge
vaardigd. Regering en leiding van het
>Militair Gezag gingen er van uit, dat
de bevrijding van ons land zich binnen
enkele weken zou voltrekken. Hoe be
drogen kwam men uit! Dat men met
In volle zee is een Amerikaans
vrachtschip door een Duitse onder
zeeër getorpedeerd. Grote rookwol
ken slaan uit het schip. Een Neder
landse slfeepboot is echter te hulp
gekomen. Zij zal trachten het schip
nog te behouden. Eén van de Ne
derlandse sleepboten, die over de
wereldzeeën varen, is er tijdens de
oorlog in geslaagd 22 schepen tot
'n gezamenlijke tonnage van 128.000
B.R.T. in veilige haven te doen be
landen.
ambtenarenapparaat vooral kostte
hoofdbrekens. Dat de regering hierin
uiteindelijk toch is geslaagd, acht
de Parlementaire Enquête-Commis
sie belangrijk genoeg om er haar
waardering niet aan te onthouden.
yiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
fiiiiiiiMiiiiimimimiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiHHMiiitiiiiiiiHiiiiMHi1!' ■•••■•■••«■•■••iiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiviiiiiiiiiiiinaT
De heer Steenberghe heeft tijdens de
oorlog vele functies vervuld. Hij was
minister van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart tot 1941 en nam als minis
ter van Financiën ad interim het initia
tief tot het oprichten der Algemene Re
kenkamer in Engeland, waarvan oud
minister Van Rhijn voorzitter werd. Na
zijn aftreden als minister werd de heer
Steenberghe hoofd van de Economisch-
financiële en Scheepvaartmissie in Ame
rika. Bij de oprichting van de N.O.R.R.
in 1944 werd hij aangezocht de leiding
van dit centrale aankoopbureau op zich
te nemen. Hij stelde echter negen voor
waarden, die in het oog van minister
president Gerbrandy veel te ver gingen.
Vooral maakte de heer Gerbrandy be
zwaar tegen de grote financiële be
voegdheden, die de heer Steenberghe
vroeg.
Er is te Londen op 28 Aug. 1940 een
niet-gepubliceerd K.B. verschenen. Dat
gebeurde in de dagen, dat minister-pre
sident De Geer zou aftreden. Het K.B.
bevatte een wachtgeldregeling voor mi
nisters en ambtenaren. Deze bedroeg
85 pCt. van de laatstelijk genoten wedde,
verhoogd met de verblijfsvergoeding.
Ook de geallieerde scheepvaartinstan
ties hebben ernstige bedenkingen geuit
tegen het beleid van het Nederlands
Scheepvaartcomité te New York. Het
comité schakelde de schepen nie.t effi
ciënt genoeg in de geallieerde oorlog
voering. Dat bleek onder meer uit het
feit, dat het comité de schepen repa
raties deed ondergaan, die niet noodza
kelijk waren.
Vele aankopen, die de Nederlandse
regering heeft laten verrichten om ons
land na de bevrijding van goederen te
voorzien, zijn uitgevoerd door „The
Netherlands Purchasing Commission" Ze
werd kortheidshalve de N.P.C. genoemd.
Overal op het Westelijk halfrond
spreidde ze haar activiteit ten toon.
Voor ruim 500 millioen dollar plaatste
ze aan bestellingen. Van deze bestel
lingen is „slechts" voor 345.527.257.81 dol
lar geleverd. De onkosten van de N.P.C-
bedroegen ruim vijf en een half mil
lioen dollar.
In Amerika heerste tijdens de oorlog
de mening, dat Nederland een rijk iand
was. Die gedachte kan ontstaan zijn, om
dat minister Kerstans bij de toetreding
van Nederland tot de UNRRA, in het,
openbaar te kennen heeft gegeven, dat
wij, als dat verwacht werd, voor de hulp
van de UNRRA zouden betalen. De Par.
lementaire Enquête-Commissie vindt die
toezegging aanvaardbaar. Nederland be
schikte nu namelijk over de mogelijk
heid, zich buiten de UNRRA om
rechtstreeks tot de geallieerde instanties
Veelbewogen is de geschiedenis van het scheepvaart-
beleid der Nederlandse regering in Engeland. Heel wat
moeilijkheden zijn daar het hoofd geboden. Spanningen
waren er te over. Zowel van buiten af als van binnen
uit werd dat scheepvaartbeleid bedreigd. Daar waren om
te beginnen de Engelsen, die de Nederlandse regering het
vuur na aan de schenen legden. Er moest een speciale
„Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie", de
N.S.H.C., worden opgericht om met onze gastheren tot
overeenstemming te komen over de aanspraken op de in
Engeland gestrande Nederlandse schepen en hun lading.
Ongeveer 1.417.784 Bruto-registerton is aan de Engelsen
in huur gegeven. De Nederlandse regering gaat er ook
,toe over alle schepen, die niet zijn verhuurd, van de
Nederlandse rederijen te vorderen De N.S.H.C. belast
zich met het beheer daarvan in Engeland, een Neder-
lands Scheepvaartcomité exploiteert de schepen in
Amerika. Al spoedig raakt de N.S.H.C. nu in conflict
met minister Kerstens. De minister heeft in het comité
weinig vertrouwen. Het comité, waarin merendeels reders
zitting hebben, heeft geen vertrouwen in de minister.
De ontwikkeling van dit conflict tekent de verhoudingen
scherp. Ook het mislukte optreden van het Scheepvaart
comité in Amerika levert geen opwekkende stof voor de
geschiedenis van het scheepvaartbeleid gedurende de
oorlog.
Nijverheid en Scheepvaart, de heer P. A.
Kerstens, er toch in om haar in 1944
dbor te voeren. De Engelsen zwichten.
Hij weef ook te bereiken, dat tachtig
procent der huren in dollars wordt uit
betaald. Daardoor krijgt de regering
Bij haar oprichting in 1941 krijgt de
N.S.H.C. al dadelijk druk werk. Vele
Nederlandse koopvaardijschepen lossen
na de 10e Mei hun ladingen in Engeland,
terwijl de eigenaars van die ladingen in
bezet gebied zijn Voor het lossen van
die schepen moet men op korte termijn
een oplossing vinden. De regeringsladin-
gen leveren geen moeilijkheden op.
Daaraan kunnen de Engelsen niet tor
nen. Op de andere ladingen maken zij
echter wel aanspraak. Er komt nu een
regeling tot stand, waarbij de Engelsen
uit alle ladingen ook die der regering
die goederen behouden, die van direct
belang zijn voor de oorlogvoering of de
Engelse volkshuishouding. Zij betalen
daarvoor de aankoopprijs, vermeerderd
met assurantiepremies. Alle overige
goederen uit de particuliere ladingen
betalen de Engelsen' in geld of ze stellen
ze aan de N.S.H.C. ter beschikking.
De commissie vertrouwt de liqui
datie toe aan haar handelsafdeling,
die er bevredigende resultaten mee be
reikt. De netto-opbrengst der particu
liere ladingen bedraagt 30 September
1945 6.227.640.6-5, terwijl de aankoop-
waarde op 6.097.186.15.9 wordt ge
steld, De netto-opbrengst der geliqui
deerde regeringsladingen blijft echter
£^95.151.6.1 beneden de aankoop-
waarde.
Nadat deze affaire met de Engelsen is
afgewikkeld, kan men zich gaan bezig
houden met een tweede twistpunt. De
Engelse regering had namelijk het plan
de gehele Nederlandse koopvaardijvloot
te vorderen. De N.S.H.C. slaagt er in
met het Ministry of Shipping huurover
eenkomsten aan te gaan. De schepen,
die in September 1939 niet op Europa
voeren, vallen echter buiten deze rege
ling. Zij worden nog beheerd door de
rederijen, maar met ingang van 1 Juni
1942 vordert de Nederlandse regering
de gehele koopvaardijvloot. Ook
de vissersschepen worden gevorderd.
Twee derde deel komt bij de Marine,
een derde deel vist. De huurprijzen, die
de Engelsen betalên, blijken echter al
spoedig te laag. Reparatie- en exploita
tiekosten stijgen schrikbarend. Hoewel
de Nederlandse regering niet over vol
doende gegevens beschikt om aan te
tonen hoe dringend een huurverhoging
nodig is, slaagt de minister van Handel
meer dollars ter beschikking voor aan
kopen in Amerika.
Hoe gunstig dit resultaat ook is, er
wordt lange tijd met verlies gevaren,
vooral in Amerika. Volgens de accoun
tant-generaal, de heer Keiler, moet het
gehele verlies op de exploitatie van de
koopvaardijvloot geschat worden op
f51.000.000. Daarbij komt dan nog een
bedrag van f34.000.000 voor vervanging
van schepen, die in de oorlog verloren
gaan. De verrichtingen van de koop
vaardijvloot tijdens de oorlog zijn echter
wel zo belangrijk, dat dit verliescijfer
niet te zwaar mag wegen. De Parlemen
taire Enquête-Commissie vindt het zelfs
„geen al te onbevredigend resultaat, dat
men de verliezen tot het hierboven ge
noemde bedrag wist te beperken."
Natuurlijk onderzocht de Enquête-
Commissie ook waarom de verliezen in
Amerika zo hoog zijn. In de tweede helft
van 1942 bedragen zij meer dan vier
millioen gulden. Dat valt te meer op
wanneer men deze verliezen vergelijkt
met de cijfers, die te Londen worden ge.
boekt. Daar bedraagt het verlies iets
meer dan driehonderdduizend gulden,
terwijl de tonnages niet ver uiteenlopen.
Het Nederlands Scheepvaartcomité te
Zo is het leven op een Nederlands koopvaardijschip gedurende de oorlog.
Ze zijn uitgerust met kanonnen en mitrailleurs benevens luchtafweerge
schut. Er is melding gemaakt van vijandelijke activiteit en de mannen
hebben hun post betrokken. Zij zijn verantwoordelijk voor het vervoer van
de lading, die zij koste wat kost in veilige haven willen brengen. Het
aandeel der Nederlanders in de Geallieerde oorlogvoering is niet gering.
Te land tracht de Nederlandse regering er haar beleid volledig op af te
stemmen.
te wenden, die over de toewijzing van
goederen beslisten. Ze kon op deze ma
nier h3ar aankopen zelf verrichten. Het
gevolg was echter, dat men in Amerika
betaling ging vragen voor goederen, die
wij op basis van de lend lease-overeen
komsten wilden betrekken. Dat wij
deze goederen niet op crediet kregen,
weegt bij de Enquête-Commissie even
wel minder zwaar dan het feit, dat de
de regering in ieder geval niet afhan
kelijk was van de hulp der UNRRA.
De Enquête-Commissie brengt bij deze
gelegenheid ook nog een advies van mi
nister Kerstens ter sprake, die iu 1944
voorstelde de aankopen van goederen te
staken. Hij grondde dat advies op de
veronderstelling dat de bevrijding van ons
land in etappes zou geschieden en de
Nederlanders door de militaire instanties
bevoorraad zouden worden. Ook achtte
hij de beschikbare scheepsruimte niet
voldoende en de prijzen te hoog. De re
gering ging niet op zijn advies in. De
Enquête-Commissie acht deze handels
wijze van de Nederlandse regering juist.
Onder de minder welluidende titel
NORR werd tijdens de oorlog een rege
ringsorgaan in het leven geroepen om
een zelfstandige inkooppolitiek te kun
nen voeren.
Aan de organisatie van dit orgaan
heeft -veel ontbroken. De regering be
schikte over te weinig deskundige krach-
ten om in de behoefte aan administratief
personeel op de NORR te voorzien. Ge
volg was, dat men nogal eens verzuimde
inlichtingen te verstrekken, die voor een
behoorlijk vervoer van goederen onder
het beheer der NORR nodig waren. Vaak
raakten die goederen zoek. Wanneer
men tijdig had gewaarschuwd wanneer
die goederen bij de betrokken Neder
landse instanties verwacht konden wor.
den. zouden dergelijke toestanden niet
ziin voorgekomen. De Parlementaire En
quête-Commissie wijst op deze nalatig
heid. Overigens acht zij de resultaten
van het werk door de NORR verricnt,
niet van die aard, dat zij er haar tevre
denheid niet over zou uitspreken. Daar.
mee valt haar oordeel nog mild uit
New York, dat is samengesteld uit
scheepvaartdirecteuren, is voor die ver
liezen verantwoordelijk. Hun nalatigheid
is er oorzaak van, dat men niet over
gegevens beschikt, die aantonen hoe
hoog de verliezen oplopen. De lenen
van het Scheepvaart-comité te New
York hebben, naar de mening van de
Enquête-Commissie, hun taak niet „op
zodanige wijze vervuld, als met het oog
op de ernstige omstandigheden geboden
was".
Tenslotte wijdt de Enquête-Commis
sie nog uitvoerig haar aandacht aan de
spanningen, die bestonden tussen dé
N S.H.C. en minister Kerstens. Die
spanningen resulteren in een conflict
wanneer de minister contact opneemt
met vertegenwoordigers der zeelieden.
De zeelieden zouden namelijk overleg
plegen met de N.S.H.C. over de tekst
van sommige instructies, welke de
N.S.H.C. aan gezagvoerders wil opleg
gen. Zij heDben o.a. betrekking op de
arbeidsvoorwaarden, de dienstverhou-
ding en de huisvesting der zeelieden.
Nu bestaat de N.S.H.C. voornamelijk
uit reders. Het is hun erg onwelgeval
lig, dat de minister zich op een terrein
begeeft, waar juist de N.S.H.C. als be
heerder van de belangen van derden
alleen de verantwoordelijkheid draagt.
In een brief aan de minister dreigen
de leden uitgezonderd de heer Fer-
werda hun luncties neer te leggen.
Dat neemt de regering hoog op. Het be
tekent zoveel als staking. Moeizame on
derhandelingen leiden ertoe, dat men de
brief intrekt. Achteraf is gebleken, dat
minister-president Gerbrandy tijdens die
onderhandelingen het beleid van minis
ter Kerstens niet volledig heeft gedekt.
De Parlementaire Enquête-Commissie,
zich over deze aangelegenheid uitspre
kend, heeft voor deze houding van de
N.S.H.C. wel begrip, maar keurt haar
toch niet goed. Door te dreigen met het
neerleggen der functies zetten de leden
van de N.S.H.C. de hoogste belangen op
het spel. Van de andere kant meent de
commissie, dat de minister met meer
tact te werk had moeten gaan. Dat hij
maar weinig vertrouwen had in de N S.
H.C. en met name vond, dat men er de
commerciële belangen liet praevaleren
boven de oorlogvoering, acht de commis
sie niet voldoende gemotiveerd.
Interne moeilijkheden ontbraken er
dus bij het scheepvaartbeleid niet. De
oprichting van de N.S.H.C. heeft even
wel gunstige gevolgen gehad. De rege
ring beschikte nu over een instantie, die
haar belangen voldoende kon beharti
gen. Zij heeft dat in vele gevallen met
voortvarendheid en redelijk resultaat
gedaan.
I