ONZE LIEVE VROUW TER SNEEUW
Een verhaal van BRUCE MARSHAll
BEGIN VAN DOSTOJEWSKI's
LIJDENSWEG
Het Kerstekind van
Greceio
DE
GEL
IfPl I
m
Thans 100 jaar
geleden
1
w
ZATERDAG 24 DECEMBER 1949 V,
PAGINA 4
Honderd jaar geleden, in de Kersinachi van hei jaar
1849, werd de schrijver van „Schuld en boeie" op
transport naar Siberië gesteld. Dosiojewski was toen 28 jaar
en had zijn eerste succesjes als feuilleionschrijver achter de
rug. In 1846 sloot hij zich in een roes en ten dele ook uil
verveling aan bij de Dekabrisien, een groepje intellectuele
opstandelingen, die mei nieuwe Westerse ideeën het auto
cratische Tsarenrijk ondermijnden.
Toen Sambe schreiend en hongerig
in het klooster van Onze Lieve
Vrouw ter Sneeuw kwam, namen
de zusters hem natuurlijk op, omdat
het een werk van barmhartigheid was.
Want God had bevolen; dat zwerver
tjes van zeven jaar liefdevol geholpen
moesten worden. En de zusters wisten,
dat Onze Lieve Heer evenveel hield
van zwarte, als van blanke kinderen,
want ook voor hen was Hij gestorven.
Natuurlijk doopten zij hem, want al
zei pater McGonigal ook aL dat ook
het protestantse doopsel goed was, als
het maar met de juiste woorden was
toegediend en als het water maar had
gevloeid, het was toch altijd nog moge
lijk, dat Sambo helemaal niet gedoopt
was. Er gebeurden tegenwoordig wel
meer vreemde dingen. Er waren ket
ters, die geloofden in de meest gekke
dingen, van de gouden standaard tot
de nieuwste filmster.
Bij het doopsel kreeg Sambo nieuwe
namen: Franciscus Ignatius Domini -
cus. Want zuster Maria Teresia zei, dat
hij zoveel mogelijk beschermers moest
hebben. En Sambo was immers hele
maal geen christelijke naam, want er
was nooit een Heilige Sambo geweest,
tenminste niet voorzover zij wist en in
elk geval geen honderd procent heilige
als.Sint Petrus, die met het hoofd naar
beneden gekruisigd, of als Sint Lauren-
tius. die op een rooster gebraden was.
En zelfs als Sambo zelf heilige zou
worden wat God van hem verlang
de dan zou men zich toch moeilijk
kunnen voorsteilen, dat iemand hon
derd jaar na zijn dood zou bidden:
„Sancto Sambo, ora pro nobis".
Maar het zag er niet erg naar uit,
dat Sambo heilig zou worden, ondanks
het feit, dat pater McGonigal hem spe
ciale cathechismusles gaf en dat zuster
Maria Teresia hem vertelde, dat de
christelijke leer werkelijk en waarach
tig waar was. omdat zij door God Zelf,
Die niet bedriegen kon en niet bedro
gen kon worden, aan de Kerk geleerd
was.
Om te beginnen weigerde hij te luis
teren naar zijn nieuwe christelijke na
men. En het baatte niet, dat zuster Ma
ria Teresia hem telkens weer vertelde,
dat hij graag die namen moest dragen,
omdat zij zo prachtig waren en omdat
ook grote en goede mensen in de hemel
die namen droegen: Sint Franciscus,
die een vriend van de armen was ge
weest en die gepreekt had voor de vo
gels, Sint Ignatius, die eerst soldaat
was geweest, maar daarna soldaat voor
Christus was geworden en Sint Domi-
nicus. aan wie Onze Lieve Vrouw zelf
de schone devotie van de Rozenkrans
had geopenbaard.
„Fransje, ook al ben je een negertje,
dan is dat nog geen reden om je niet
achter je oren te wasser.", zei zuster
Maria Teresia een keer, maar Sambo
keek haar aan met twee grote sta
rende ogen als pepermuntjes en ver
roerde geen vin. Dan probeerde ze „Ig
natius". „Ignatius, wil je de houtskool
aansteken voor het lof", of „Dominicus,
de Eerwaarde Moeder vraagt of je haar
brevier uit de koorbank wil gaan ha
len", maar Sambo dacht er niet aan
om een vin te verroeren.
Maar de jonge, aardige zusters Ag
nes Perpetua, die uit Ierland
kwam, behoefde maar te zeggen:
„Wel Sambo" of „Sambo, toe nou", en
hij waste direct zijn oren en blies zo
hard op de houtskool, dat de sacristie
bijna in brand vloog en dan haalde hij
onmiddellijk het brevier en ook nog het
grote rood en gouden missaal van de
Eerwaarde Moeder.
Zuster Maria Teresia noemde dit op
treden van zuster Agnes Perpetua ver
wennerij en tijdens de recreatie vertelde
ze tegen de andere zusters, dat ze altijd
wel gedacht had, dat zuster Agnes Per
petua een beetje te werelds was en dat
al die lichtzinnige bals, waar ze in Du
blin vroeger naar toe geweest was, haar
ziel weinig goed hadden gedaan. Dat
was werkelijk heel slecht van zuster
Maria Teresia, want zelfs al had zuster
Agnes Perpetua eens mooie kleren ge
dragen en al had zij haar gouden haren
in mooie lange lokken geborsteld, staan
de voor een grote spiegel, nu was zij
dan toch in elk geval een heilige non.
Ieder die haar op Goede Vrijdag tijdens
het lange passieverhaal voortdurend had
zien staan of die haar had zien knielen
voor het Heilig Sacrament, moest dat
toegeven.
Misschien was het, omdat zuster Ag
nes Perpetua succes had. waar zij faal
de. dat zuster Maria Teresia Sambo's
tweede grote fout, die daarin bestond,
dat hij niet in staat was de klare, hel
dere leer van het Christendom te vat
ten, steeds erger begon te vinden. „Sam
bo". zo placht zij te vragen want ten
slotte had ze het met Franciscus, Igna
tius en Dominicus maar opgegeven
„Sambo, hoeveel personen zijn er in de
Heilige en Ondeelbare Drie-eenheid?"
„O. zuster Maria Teresia, dat is ge
makkelijk. In de Heilige en Ondeelbare
Drie-eenheid zijn zeven personen", ant
woordde Sambo dan en dan vergat zus
ter Maria Teresia. dat ze een non was
en dan stampte ze met haar voet en zei,
dat het volkomen nutteloos was, dat zij
probeerde Sambo de dingen van Onze
Lieve Heer te leren, als hij toch maar
steeds de dingen door elkaar haalde.
Telkens en telkens weer legde ze hem
uit. dat de Heilige Drie-eenheid werke
lijk was als een klaverblad, dat drie
aparte blaadjes had en toch maar één
klaverblaadje was, maar Sambo zei
steeds maar weer, dat het er zeven wa
ren of zelfs zestien, ofschoon hij de din
gen over God, ovor Jezus en over de
Heilige Geest apart heel goed begreep
en ook die over Maria en de Heilige
Jozef.
Ten einde raad vroeg zuster Maria
Teresia aan pater McGonigal of hij
niet eens in de kapel een preek
speciaal over de Heilige Drie-eenheid
kon houden, maar nu gebeurde het, dat
de bisschop onverwacht kwam en dat
hij bij de preek van pater McGonigal in
de kapel aanwezig was. En toen hij
daar op zijn troon zat met zijn koor
kap "om en zijn mijter op en met
strenge blik voor zich uit keek, ver
loor pater McGonigal het hoofd en zen
„Het geheim van de Heilige Drie-een
heid is zo'n groot geheim, dat de groot
ste Kerkleraren het nooit hebben kun
nen verklaren. Mijn dierbare broeders
in Christus, ik zal u nu verder het gro
te geheim van de Allerheiligste Drie
eenheid verklaren." Toen begon Sam
bo, die als misdienaar op het koor zat,
hardop te lachen en later gooide pater
McGonigal van kwaadheid zijn bonnet
naar de andere kant van het koor, recht
op het hoofd van Sint Antonius van
Padua, die er toch werkelijk niets aan
kon doen.
Doch behalve dan zijn onhandigheid
bij het van buiten leren van de din
gen van de hemel en het feit, dat hij
steeds weer op het verkeerde tijdstip de
altaarbei deed klinken of met het wie
rookvat kwam binnendragen, gaf Sam
bo zuster Maria Teresia niet veel reden
tot klagen, want hij begreep heel goed,
dat het op de wereld op de eerste plaats
ging om God en om de redding van je
ziel en niet om bankcredieten en een
lekker leventje.
Misschien vond zuster Maria Teresia
het in haar hart wel vervelend, dat hij
niet ondeugender was, want al was zij
dan een non, zij kwam toch uit Virgi
nia en zij wist, dat zwarte kindertjes
niet helemaal hetzelfde waren als blan
ke kindertjes, wat de heilige Kerklera
ren en Belijders dan ook al over die
kwestie mochten zeggen.
Eens werd zij kwaad omdat hij geen
juist antwoord gaf op het Orate Fratres
van de priester, maar dat kon zij toch
niet lang volhouden, omdat ook zij ten
slotte wel moest inzien, dat „Suscipiat
Dominus sacrificium de manibus tuis
ad laudem et gloriam nominis sui, ad
utilitatem quoque nostram, totiusque
Ecclesiae suae sanctae" voor een jonge
tje van zeven jaar toch wel een hele
mond vol was. Diep in haar hart wist
zij natuurlijk wel. dat het verkeerd van
haar was om altijd maar te willen vit
ten op Sambo. maar door een snelle
wending van haar geweten wist zij er
zichzelf toch weer van te overtuigen,
dat het goed was voor hem, al was het
dan misschien ook slecht voor haar.
Op zekere dag dacht ze hem betrapt
te hebben op een ernstige fout. Terwijl
ze over de rand van haar missaal zat te
kijken, merkte zij, dat hij met heel zijn
zwart gezichtje lachte, terwijl hij in
zijn veel te lange toga over het koor
liep om pater McGonigal te dienen bij
de stille mis. Toen zij na de mis naar
de sacristie ging was zij zo kwaad, dat
ze nauwelijks kon spreken.
„Zeg eens jongen, waarom loop ie te
grijnzen als een aap, wanneer je de mis
dient?" vroeg ze hem.
„Echt, zuster Maria Teresia", ant
woordde Sambo aarzelend, „ik grijns als
een aap, omdat ik mij gelukkig voel in
het huis van Onze Lieve Heer".
Dat antwoord sloeg haar voor een
ogenblik uit het veld, maar dan ook
slechts voor een ogenblik. En ze stond
net op het punt, om een preekje af te
steken en Sambo te wijzen op zijn
plicht zijn plezier te bedwingen, opdat
het niet voor oneerbiedigheid zou wor
den aangezien, toen die grote domme
pater McGonigal in plat Iers ertussen
kwam: „Ja, je kunt werkelijk beter
portier zijn in het huis van Onze Lieve
Heer dan wonen in de tenten der god-
delozen". Zuster Maria Teresia wierp
een verstoorde blik op zijn groot, heilig
dom Iers gezicht en liep ziedend van
heilige toom de sacristie uit. Maar later
moest zij door de tralies aan de pater
opbiechten, dat zij de zonde van hoog
moed had bedreven.
Maar eindelijk betrapte ze Sambo
dan toch op iets wat volgens
haar toch wel een rasechte zon
de was. Sambo was het enige kind, dat
bij.de zusters in het klooster woonde,
maar er kwamen daar veel kinderen
naar school, omdat de zusters tot een
onderwijs-congregatie behoorden. Deze
Allen stonden rond de stervende
Sambo.
minden, want je moest toch wel heel
erg zondig zijn, meende hij, als je Onze
Lieve Heer niet beminde. Maar hij was
he.t er helemaal met zuster Agnes Per
petua over eens, dat je met schone woor
den je vreugde moest opofferen aan Onze
Lieve Heer. En hij vond dat
Compostella
La bella
Nos se ve
Hasta que esté
En ella,
zo ongeveer de mooiste woorden wa
ren, die hij ooit in zijn leven gehoord
had.
Ofschoon hij niet samen met de blanke
kinderen mocht flansen, kon Sambo wel
vanuit de tuin door he.t raam in de zaal
naar binnen gluren. Dan drukte hij zijn
neus vast tegen de ruit, zodat zijn adem
besloeg tegen het glas. Toen hij daar
op een goeie dag stond te kijken, merk
te hij, dat de kinderen onder het dan
sen helemaal niet blij keken Ze had
den uitgestreken gezichten 'en keken
alsof ze te veel snoep hadden gegeten,
waardoor hun maag van streek begon
te raken. En door het bovenlicht van
het raam, dat open stond, kwamen de
klanken van een liedje, dat zij zongen.
En dat leek hem helemaal geen heilig
liedje, want de woorden waren:
„Kijk, daar komen de rovers voorbij;
Kijk, daar komen de rovers voorbij.
Juffertje, juffertje, kijk ook jij."
Terwijl hij daar stond te kijken naar
hun plechtige gezichtjes, kwam Sambo
al gauw tot de conclusie, dat de reden,
waarom zij niet lachten, was, dat zij
wereldse liedjes zongen over rovers in
plaats van een mooi lied over Jezus en
zijn engelen of een lofzang tot Maria.
Liefderijk namen de zusters de arme Sambo in haar klooster op.
andere kinderen waren allen blanke
kinderen, en zij hadden rijke vaders en
zij brachten voor de dansles op Woens
dag speciale schoentjes mee naar
school, die ze in een wit tasje om de
hals droegen.
Sambo mocht de danslessen niet bij
wonen, want zuster Maria Teresia had
hem verteld, dat het niet helemaal juist
was, dat zwarte kindertjes zo maar vrij
omgingen met blanke kindertjes, want
Jezus en Zijn Heilige Moeder en al de
heiligen waren blanken. En in elk ge
val was dansen iets lichtzinnigs zo het
al niet direct eett zonde was en daarom
moest Sambo maar dankbaar zijn, dat
hij de danslessen niet mocht bijwonen,
want daardoor zou het gemakkelijker
voor hem zijn om zijn ziel te redden.
Sambo had deze argumenten niet he
lemaal begrepen en hij begreep er nog
minder van toen zuster Agnes Perpetua
hem zei, dat zelfs zij af en toe wel eens
graag een walsje zou willen draaien op
een heerlijk gladde vloer en dat zij niet
geloofde, dat dat een zondig verlangen
was, want tenslotte kon je toch net zo
goed een polka dansen tot meerdere eer
en glorie van God als dat je de litanie
van Alle Heiligen bad of blootsvoets
naar Compostella in Spanje wandelde,
waar de apostel Jacobus begraven lag
over wie zij een aardig gedichtje kende:
Compostella
La bella
Nos se ve
Hasta que esté
En ella.
De woorden leken Sambo heel mooi
en hij herhaalde ze steeds maar weer tot
hij ze van buiten kende, ofschoon hij
nooit kon onthouden wat zij beteken
den, hoe vaak zuster Agnes Perpetua
het hem ook had verteld Maar zuster
Agnes Perpetua zei, dat het niet erg
was als hij ook niet wist, wat zij bete
kenden, als hij maar wist, dat het ging
over het grote gelukkige middeleeuwse
Spanje, waar mannen en vrouwen hun
vreugde en lijden opofferden aan God
en hun volksdansen begonnen met een
Gloria en eindigden met een Adoremus.
Zuster Agnes Perpetua keek zeer ern
stig, toen zij dit zei, ernstiger dan Sam
bo haar ooit tevoren gezien had en zij
zei verder, dat het dat was, waaraan
het haperde in de hedendaagse wereld
eh dat de mensen Onze Lieve Heer meer
zouden beminnen, als ze maar wilden
leren om hun vreugde met mooie woor
den op te offeren aan God, in plaats
van met lelijke woorden aan de duivel.
Sambo had nooit kunnen begrijpen,
dat er mensen waren, die God niet be-
Had zuster Agnes Perpetua dit bedoeld,
toen zij vertelde van mensen, die hun
vreugde offerden aan de duivel met
lelijke woorden?
Sambo aarzelde niet lang en deed wat
hij instinctief voelde dat zijn plicht was.
Hij liep de zaal in, onderbrak de dans
en verzamelde de kinderen om zich
heen. Hij vertelde hen, dat het verkeerd
was om te zingen over de rovers, die
voorbij komen, terwijl er zulke hei
lige liederen waren als „Compostella la
bella", dat, al ging het dan ook niet
direct over Jezus, tenminste een plaats
bezong in Spanje, waar het lichaam be
graven lag van Sint Jacobus, die veel
van Jezus gehouden had.
De kinderen hielden veel van Sambo
en ze vonden de nieuwe vreemde woor
den, die hij hun vertelde, erg mooi. Zij
vonden dat zij net zo goed daarop kon
den dansen als op het lied van de
rovers. De jonge danslerares, die geen
non was, kwam net binnen, toen de
kinderen rond Sambo stonden te juichen.
Zij had er helemaal geen bezwaar tegen,
dat zij de nieuwe woorden zouden zin
gen als ze ze maar op dezelfde melodie
zongen, want zij wist wel, dat het haar
niet zou lukken om er speciaal nieuwe
muziek op te maken. Het beste zou zijn,
zei ze, dat Sambo bleef en meedanste.
Dan kon hij de nieuwe woorden heel
luid zingen en dan konden de andere
kinderen ze hem nazingen.
Sambo bleef dus en ze hadden ont
zettend veel plezief, toen Sambo in hun
kring meedanste.
Maar niemand lachte toen zuster Ma
ria Teresia binnen kwam stormen, zo
dat haar grote rozenkrans ratelde over
haar zwart habijt. Zonder een woord
te zeggen keek ze de kring rond en
niemand durfde zijn mond open te doen.
Wat zouden hun ouders wel denken, als
zij zagen dat hun kinderen zich zo ge
droegen? zei ze. Allemaal kregen ze de
les gelezen en Sambo kreeg speciaal nog
een standje.
Nee, nee, ze wilde geen woord horen
van wat Sambo meende te moeten zeg
gen. Stel je voor! In het klooster van
Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw werd de
kinderen niet geleerd om bij het dansen
wereldse liederen te zingen en over zus
ter Agnes Perpetua zou ze een hartig
woordje spreken met Moeder Overste. En
Sambo moest het zich nu maar voor
eens en voor goed gezegd houden, dat
het geen pas gaf. dat zwarte kindertjes
dansten met blanke kindertjes. En als
Sambo nog eens wilde weten waarom,
wel omdat Jezus en Maria en alle hei
ligen blanken waren. Daarom waren de
blanken geroepen tot een hogere rang
in het leven dan de zwarte mensen.
En Sambo vroeg, wat er zou gebeuren
als hij heilig zou worden. Zou Jezus
hem blank maken als hij in de hemel
kwam? Waarop zuster Maria Teresia
zei, dat hij geen ketterij moest verkon
digen. Sambo zou voor straf niet de
mijter van de bisschop mogen dragen
als Monseigneur Zondag op het patroon
feest in het klooster kwam. Sambo moest
dan maar op de tribune in de kerk gaan
zitten en witte confetti strooien als sym
bool van de sneeuw, die Onze Lieve
Vrouw op 5 Augustus in het jaar 355
had laten vallen boven een stuk grond
in Rome, waar op haar wens de basiliek
van Santa Maria Maggiore moest wor
den gebouwd.
Sambo vond het jammer, dat hij de
mijter van de bisschop niet mocht
dragen, maar hij vond het toch ook
weer niet erg, dat hij daar op de tribune
mocht zitten hoog boven de bisschop
met zijn mooie gewaden en boven pater
McGonigal, die diaken was en die het
evangelie zong in een heilige wierook
wolk. Pater McGonigal zou ook de
preek houden en toen Sambo hem de
wenteltrap van de preekstoel zag be
klimmen, dacht hij bij zichzelf, dat de
pater misschien weer iets geks zou gaan
zeggen. En ja, pater McGonigal zei
weer iets geks.
Hij kneep zijn ogen dicht, vouwde de
handen plechtig samen, haalde een tekst
aan uit de Misgebeden van die dag
het waren de woorden: „Intonuit Domi
nus de coelo" en vertaalde deze, ove
rigens letterlijk en correct, met „De
Heer donderde uit de hemel".
Sambo lachte zo hard. dat de leuning
van de tribune het begaf en hij met een
smak op de stenen vloer van het koor
terecht kwam.
Zij knielden allen rond Sambo, die
daar lag te sterven. De bisschop,
bekleed met zijn schone gewaden
en de diakens en de nonnen en zuster
Maria Teresia, die het meest van allen
schreidde, omdat zij zo onvriendelijk
was geweest voor Sambo en omdat zij
wist dat het haar schuld was, dat hij
daarboven op de tribune had gezeten.
„Sambo, Sambo, kun je het mij ver
geven," fluisterde ze telkens weer tussen
twee gebeden van de biscshop in.
„Zingen, ik hoor zingen," zei Sambo.
Compostella
La bella
No se ve
Hasta que esté
En ella.
„Ja, dat zingen zij."
En toen zuster Agnes Perpetua zei,
dat die woorden betekenden: „Compos
tella, het schone, kun je niet zien tenzij
je binnen zijn muren bent," en dat Com
postella de plaats was in Spanje, waar
vroeger de pelgrims uit alle delen van
de wereld kwamen om te bidden bij
het graf van Sint Jacobus, was zuster
Maria Teresia er zeker van, dat de enge
len door dit lied aan Sambo wilden dui
delijk maken, dat hij de hemelse glorie
niet kon aanschouwen, voordat hij de
gouden poorten was binnen gegaan.
„Sambo. jij zult het gauw zien. Nog
even en dan zul je Onze Lieve Vrouw
zelf zien in al haar schoonheid, jong en
blank en glanzend," zei zuster Maria
Teresia.
„Ik geloof dat ik haar nu zie en zij
bedrijft zeker ketterij, want zij is net
zo zwart geworden als ik," zei Sambo,
maar Sambo kon aan zuster Maria Te
resia niets meer vertellen over de an
dere lieve zwarte heiligen, die hij zag,
want Sambo was dood.
Op last van Nicolaas I werd hij dien
tengevolge op 22 April 1849 met 33 an
deren gearresteerd en gevangen gezet in
de Peter en Paulsvesting te Sint-Pe
tersburg (Leningrad). In afwachting van
ziin berechting schreef Dostojewski daar
zijn subtiele novelle „Een kleine held".
Het vooronderzoek duurde vijf maanden.
Op 1 November werd hij buiten zijn we
ten veroordeeld tot acht jaar dwangar
beid in Siberië. Nicolaas I schreef ech
ter welwillend in de marge van het ge
rechtelijk document: „Voor vier jaar en
daarna als gewoon soldaat". Deze gratie
moest echter geheim blijven. Dosto
jewski en zijn medegevangenen bleven
intussen tot 22 December in onzekerheid
over hun lot. Dostojewski, die eigenlijk
niets belangrijks op zijn geweten had,
dacht ieder ogenblik vrijgelaten te wor
den. Op de genoemde ijzige December
morgen werden de gevangenen gezamen
lijk naar de binnenplaats der vesting ge
voerd, waar hun vonnissen plechtig wer
den voorgelezen. Ze luidden stuk voor
stuk: „Ter dood veroordeeld". Het was
een onvoorstelbaar gruwelijke gril: het
was de bedoeling de verbannenen eerst
even de doodschrik op het lijf te jagen
om hen daarna van de onvergelijkelijke
genade van de Tsaar te vervullen. Uit
voerig werd de voltrekking van het von
nis geënsceneerd. Eerst moesten de ge
vangenen een preek aanhoren. Op de
achtergrond stond een kar met zeil be
dekt. Dostojewski vermoedde, dat er
lijkkisten onder verborgen waren.
Hoornsignalen en tromgeroffel kondigden
de vuurpeletons aan. Met verschrikke
lijke ernst werd het spel gespeeld. Pas
bij het salvo „vuur" trad de aanklager
naar voren en las het genade-oordeel
voor: hun doodstraf was in verbanning
naar Siberië gewijzigd.
De uren op de binnenplaats der gevan
genis zijn Dostojewski levenslang bijge
bleven. De lezer van zijn romans zal er
overal de verborgen sporen van terug
vinden. Ettelijke malen zinspeelde de
schrijver er in duidelijker woorden op,
woorden, die rechtstreeks dat uur van
de dood in herinnering roepen. Zo leest
men in „De Idioot", geschreven in 1868,
dus twintig jaar later: „En als ik eens
niet zou sterven? Als mij het leven weer
werd gegeven? Wat een eeuwigheid....
en dat alles zou van mij zijn! Oh, dan
zou ik iedere minuut in een eeuw ver
anderen, ik zou er geen een verliezen,
ik.zou mezelf rekenschap geven van al
mijn ogenblikken, opdat ik er geen enkel
lichtzinnig zou verdoen!"
De 22ste December betekent in Dosto-
jewski's leven een tweede geboorte. Van
die tijd af is in hem de romanschrijver
werkzaam, die in de uitbeelding van
het zieleleven zijns gelijke niet heeft.
N. V.
Wat blééf verzwegen voor elkaar
Angstvallig nog in zielenood,
Werd aan Franciscus openbaar:
Het Kerstekind is dood.
Gestorven is Het in het hart
Van velen, zó in 's werelds lust
En strikken van hun waan verward,
Dat liefde is geblust
Franciscus, die van onzen Heer
Zijn liefde jubelend overdacht,
Wist hoe het hart door ootmoed weer
Het Kind ten leven bracht.
Hij had een vriend, een edelman,
Aan God méér dan zijn goed gewijd,
Die was, waarvoor de Arme kwam,
Steeds tot zijn dienst bereid.
Ik wil, zo heeft hij hem gezegd,
Aanschouwen hoe mijn Hartelust
Van 's hemels heerlijkheid onthecht,
Op strooisel heeft gerust.
Doe mij in Greccio een grot
Bereiden, waar ik de geboort
Kan vieren van mijn Heer en God,
Als mensgeworden Woord.
De nacht, die alle dag en jaar
Verlicht met flonkerende ster,
Werd luide van de blijde maar
Die klonk van heind' en ver.
Uit wouden, waar een bont gedrang
Van volk en herders met schalmei
Hun lied'ren paarden aan de zang
Van broeders in hun pij,
Franciscus zong bij fakkelschijn,
Wijl hij ter Mis diaken stond,
De boodschap van het Kindekijn
Door Engelen verkond.
Hij predikte met held're stem
Hoe dat zijn Koning, rijk en groot,
Geboren was te Bethlehem
In ongerief en nood.
En telkenmale hij het Kind
Uit David's stad te noemen kwam,
Was hij van vreugde gans ontzind
En blaatte als een lam.
Zijn lippen, likkend met de tong
Zó wonderzoet was hem die naam
Leek het de hoorders of hij zong
En schreide in één aam.
En toen in aller hart de vreugd
Ontstoken was van hemels licht,
Vernam een man van hoge deugd
Een wonderbaar gezicht.
Hij zag Gods Arme, die verrukt
Naar 't Kindje in de kribbe liep
Dat, aan zijn brandend hart gedrukt,
Hij weer ten leven riep.
JACQUES BENOiT.
WAARLIJK, broeders, het Woord is vlees geworden en zo beeft het
onder ons gewoond. Toen het in den beginne was bij God, be
woonde het het ondoorgrondelijke licht en niemand was er, die
het kon bevatten. Wie immers is er doorgedrongen tot Gods besluit en wie
is Gods raadsman geweest? De mens van vlees begrijpt de dingen van Gods
geest niet, maar Iaat hij thans begrijpen wat van vlees is, want het Woord
is vlees geworden. Indien hij niets verstaan kan buiten het vlees, welnu:
het Woord is vlees geworden, Iaat hij dit dan in het vlees verstaan! O mens,
in het vlees wordt u de Wijsheid getoond; die weleer zo verborgen was,
wordt thans uit de verborgenheden ontraadseld en stelt zich waarneembaar
voor de zintuigen van uw vlees. leeseiijk (als ik dat zo mag zeggen) leert
Hij u: ontvlucht de wellust, want de dood staat op de drempel der ge
neugte: pleeg boetvaardigheid, want hierdoor komt Gods rijk nabij.
Dit predikt u die stal, dit roept die krib u toe, dit maken deze kinder
ledematen openbaar, dit is het evangelie van die tranen en die zuchten.
Want Christus schreit, maar niet zoals andere kinderen of tenminste niet
om dezelfde reden. In die andere kinderen schreit de gevoeligheid, in
Christus de genegenheid. Zij ondergaan hun leed, maar doen zelf niets,
want ze hebben nog geen beschikking over hun eigen wil. Zij klagen van
leed, Christus klaagt van medelijden.
Uit een Kerstpreek van St. Bernard van Clairvaux (10901153)
- V-? ,1
Boven, in het topje van de Kerst
boom, stond een engel. Hoe zij
daar gekomen! was, dat kon zij
zich met de beste wil niet meer herin
neren. Zij had nog een vage heugenis
aan een nauwe, donkere ruimte, waar
uit zij opeens door een kleine hand in
een zee van licht getild was. Het was
een glorieuze geboorte geweest en sinds
dat ogenblik was zij altijd gelukkig ge
weest. Dit „altijd" had eigenlijk nog
maar één avond geduurd, maar voor een
Kerstengel is dat een eeuwigheid, dat
begrijp je wel. Arme, kleine Kerstengel!
Zij wist niet dat het Kerstfeest slechts
een enkele avond duurt en dat die al
bijna voorbij was. Zij stond, met een
blikken knipje aan de boom bevestigd,
zachtjes heen en weer te wiegen en
keek door haar gazen vleugels naar de
lichtjes der kaarsen, die beneden haar
brandden.
opeens, daar doofde een kaars
uit. Meerdere volgden. Het werd
steeds donkerder om haar heen
en ten laatste zag zij niets dan de
zwarte nacht. De engel niesde, want de
walm der gedoofde kaarsen prikkelde
in haar neus. In het begin dacht zij dat
het een grapje was, maar toen het don
ker bleef, kwam zij tot nadenken. „Ik
had beter moeten opletten, toen het
nog licht was", dacht zij spijtig, „ik heb
helemaal niet gekeken. Ik herinner mij
eigenlijk niets. Absoluut niets. Werd
het maar weer licht." En het werd
licht. Maar hoe geheel anders was dit
licht! Grauw, groezelig en met tegen
zin viel het door een groot, vierkant
raam, en eer het ten volle ontloken
was kwam er een dienstbode in de ka
mer, pakte de Kerstboom beet en
smeet hem op zolder. Bom! daar lag de
engel en keek recht in een naad van
de planken vloer.
Het was er verschrikkelijk koud
en buitengewoon ongezellig. In
het begin dacht de engel weer:
„Kom, kom. het is maar een grapje",
maar toen zij daar drie volle dagen en
nachten in de naad van de houten
vloer gekeken had, begon zij zich ern
stig ongerust te maken. En hoe langer
zij over het licht van het vierkante
raam nadacht, hoe duidelijker begreep
zij dat dit het mooiste was dat zij ooit
gezien had. „Ik zal proberen het je uit
te leggen", sprak zij op een Maartse
dag tegen een muis, die juist voorbij
kwam. „door een glazen gat in de he
mel viel een verblindend licht boven
op mijn hoofd. Dat is het mooiste wat
ik ooit heb meegemaakt. Ik kan je niet
zeggen hoe gelukkig ik eigenlijk was.
Maar ik was in die tij8 erg onnozel: ik
besefte het niet. Nu weet ik het. En nu
is het te laat. Maar ik heb tenminste
de herinnering." „Dat is altijd wat",
meende de muis, na er een hele tijd
over te hebben nagedacht, „goedendag,
ik moet verder."
Op een dag kwam de meid op zol
der en vond de Kerstengel in een
schemerige hoek op de grond
liggen. En zij nam haar op en smeet
haar in het kolenhok. Daar lag zij, tus
sen twee turvep, recht tegenover een
somber kijkend stuk anthraciet.
Een week lang zweeg de engel, want
zij vond dit geen gezelschap om tegen
te praten. Doch eindelijk, na een dag
in September, kon zij zich niet meer
inhouden. „Jullie hebt er geen flauwe
voorstelling van", sprak zij, „boe het
licht op zolder is. Het doet bijna pUn
aan de ogen, zó stralend is het. Jam
mer genoeg was ik toen te beperk
om mijn zaligheid ten volle te begrij
pen. Maar ik heb nu tenminste iets om
aan te denken." „Dat is altijd wat
meende het stuk anthraciet, „maai
vind de verlichting hier ook heel re e
lijk." De engel zweeg. Tegen zu!k ee
bekrompen opvatting was het vruc
loos te spreken.