ONZE LIEVE VROUW TER SNEEUW Een verhaal van BRUCE MARSHAll BEGIN VAN DOSTOJEWSKI's LIJDENSWEG Het Kerstekind van Greceio DE GEL IfPl I m Thans 100 jaar geleden 1 w ZATERDAG 24 DECEMBER 1949 V, PAGINA 4 Honderd jaar geleden, in de Kersinachi van hei jaar 1849, werd de schrijver van „Schuld en boeie" op transport naar Siberië gesteld. Dosiojewski was toen 28 jaar en had zijn eerste succesjes als feuilleionschrijver achter de rug. In 1846 sloot hij zich in een roes en ten dele ook uil verveling aan bij de Dekabrisien, een groepje intellectuele opstandelingen, die mei nieuwe Westerse ideeën het auto cratische Tsarenrijk ondermijnden. Toen Sambe schreiend en hongerig in het klooster van Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw kwam, namen de zusters hem natuurlijk op, omdat het een werk van barmhartigheid was. Want God had bevolen; dat zwerver tjes van zeven jaar liefdevol geholpen moesten worden. En de zusters wisten, dat Onze Lieve Heer evenveel hield van zwarte, als van blanke kinderen, want ook voor hen was Hij gestorven. Natuurlijk doopten zij hem, want al zei pater McGonigal ook aL dat ook het protestantse doopsel goed was, als het maar met de juiste woorden was toegediend en als het water maar had gevloeid, het was toch altijd nog moge lijk, dat Sambo helemaal niet gedoopt was. Er gebeurden tegenwoordig wel meer vreemde dingen. Er waren ket ters, die geloofden in de meest gekke dingen, van de gouden standaard tot de nieuwste filmster. Bij het doopsel kreeg Sambo nieuwe namen: Franciscus Ignatius Domini - cus. Want zuster Maria Teresia zei, dat hij zoveel mogelijk beschermers moest hebben. En Sambo was immers hele maal geen christelijke naam, want er was nooit een Heilige Sambo geweest, tenminste niet voorzover zij wist en in elk geval geen honderd procent heilige als.Sint Petrus, die met het hoofd naar beneden gekruisigd, of als Sint Lauren- tius. die op een rooster gebraden was. En zelfs als Sambo zelf heilige zou worden wat God van hem verlang de dan zou men zich toch moeilijk kunnen voorsteilen, dat iemand hon derd jaar na zijn dood zou bidden: „Sancto Sambo, ora pro nobis". Maar het zag er niet erg naar uit, dat Sambo heilig zou worden, ondanks het feit, dat pater McGonigal hem spe ciale cathechismusles gaf en dat zuster Maria Teresia hem vertelde, dat de christelijke leer werkelijk en waarach tig waar was. omdat zij door God Zelf, Die niet bedriegen kon en niet bedro gen kon worden, aan de Kerk geleerd was. Om te beginnen weigerde hij te luis teren naar zijn nieuwe christelijke na men. En het baatte niet, dat zuster Ma ria Teresia hem telkens weer vertelde, dat hij graag die namen moest dragen, omdat zij zo prachtig waren en omdat ook grote en goede mensen in de hemel die namen droegen: Sint Franciscus, die een vriend van de armen was ge weest en die gepreekt had voor de vo gels, Sint Ignatius, die eerst soldaat was geweest, maar daarna soldaat voor Christus was geworden en Sint Domi- nicus. aan wie Onze Lieve Vrouw zelf de schone devotie van de Rozenkrans had geopenbaard. „Fransje, ook al ben je een negertje, dan is dat nog geen reden om je niet achter je oren te wasser.", zei zuster Maria Teresia een keer, maar Sambo keek haar aan met twee grote sta rende ogen als pepermuntjes en ver roerde geen vin. Dan probeerde ze „Ig natius". „Ignatius, wil je de houtskool aansteken voor het lof", of „Dominicus, de Eerwaarde Moeder vraagt of je haar brevier uit de koorbank wil gaan ha len", maar Sambo dacht er niet aan om een vin te verroeren. Maar de jonge, aardige zusters Ag nes Perpetua, die uit Ierland kwam, behoefde maar te zeggen: „Wel Sambo" of „Sambo, toe nou", en hij waste direct zijn oren en blies zo hard op de houtskool, dat de sacristie bijna in brand vloog en dan haalde hij onmiddellijk het brevier en ook nog het grote rood en gouden missaal van de Eerwaarde Moeder. Zuster Maria Teresia noemde dit op treden van zuster Agnes Perpetua ver wennerij en tijdens de recreatie vertelde ze tegen de andere zusters, dat ze altijd wel gedacht had, dat zuster Agnes Per petua een beetje te werelds was en dat al die lichtzinnige bals, waar ze in Du blin vroeger naar toe geweest was, haar ziel weinig goed hadden gedaan. Dat was werkelijk heel slecht van zuster Maria Teresia, want zelfs al had zuster Agnes Perpetua eens mooie kleren ge dragen en al had zij haar gouden haren in mooie lange lokken geborsteld, staan de voor een grote spiegel, nu was zij dan toch in elk geval een heilige non. Ieder die haar op Goede Vrijdag tijdens het lange passieverhaal voortdurend had zien staan of die haar had zien knielen voor het Heilig Sacrament, moest dat toegeven. Misschien was het, omdat zuster Ag nes Perpetua succes had. waar zij faal de. dat zuster Maria Teresia Sambo's tweede grote fout, die daarin bestond, dat hij niet in staat was de klare, hel dere leer van het Christendom te vat ten, steeds erger begon te vinden. „Sam bo". zo placht zij te vragen want ten slotte had ze het met Franciscus, Igna tius en Dominicus maar opgegeven „Sambo, hoeveel personen zijn er in de Heilige en Ondeelbare Drie-eenheid?" „O. zuster Maria Teresia, dat is ge makkelijk. In de Heilige en Ondeelbare Drie-eenheid zijn zeven personen", ant woordde Sambo dan en dan vergat zus ter Maria Teresia. dat ze een non was en dan stampte ze met haar voet en zei, dat het volkomen nutteloos was, dat zij probeerde Sambo de dingen van Onze Lieve Heer te leren, als hij toch maar steeds de dingen door elkaar haalde. Telkens en telkens weer legde ze hem uit. dat de Heilige Drie-eenheid werke lijk was als een klaverblad, dat drie aparte blaadjes had en toch maar één klaverblaadje was, maar Sambo zei steeds maar weer, dat het er zeven wa ren of zelfs zestien, ofschoon hij de din gen over God, ovor Jezus en over de Heilige Geest apart heel goed begreep en ook die over Maria en de Heilige Jozef. Ten einde raad vroeg zuster Maria Teresia aan pater McGonigal of hij niet eens in de kapel een preek speciaal over de Heilige Drie-eenheid kon houden, maar nu gebeurde het, dat de bisschop onverwacht kwam en dat hij bij de preek van pater McGonigal in de kapel aanwezig was. En toen hij daar op zijn troon zat met zijn koor kap "om en zijn mijter op en met strenge blik voor zich uit keek, ver loor pater McGonigal het hoofd en zen „Het geheim van de Heilige Drie-een heid is zo'n groot geheim, dat de groot ste Kerkleraren het nooit hebben kun nen verklaren. Mijn dierbare broeders in Christus, ik zal u nu verder het gro te geheim van de Allerheiligste Drie eenheid verklaren." Toen begon Sam bo, die als misdienaar op het koor zat, hardop te lachen en later gooide pater McGonigal van kwaadheid zijn bonnet naar de andere kant van het koor, recht op het hoofd van Sint Antonius van Padua, die er toch werkelijk niets aan kon doen. Doch behalve dan zijn onhandigheid bij het van buiten leren van de din gen van de hemel en het feit, dat hij steeds weer op het verkeerde tijdstip de altaarbei deed klinken of met het wie rookvat kwam binnendragen, gaf Sam bo zuster Maria Teresia niet veel reden tot klagen, want hij begreep heel goed, dat het op de wereld op de eerste plaats ging om God en om de redding van je ziel en niet om bankcredieten en een lekker leventje. Misschien vond zuster Maria Teresia het in haar hart wel vervelend, dat hij niet ondeugender was, want al was zij dan een non, zij kwam toch uit Virgi nia en zij wist, dat zwarte kindertjes niet helemaal hetzelfde waren als blan ke kindertjes, wat de heilige Kerklera ren en Belijders dan ook al over die kwestie mochten zeggen. Eens werd zij kwaad omdat hij geen juist antwoord gaf op het Orate Fratres van de priester, maar dat kon zij toch niet lang volhouden, omdat ook zij ten slotte wel moest inzien, dat „Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nominis sui, ad utilitatem quoque nostram, totiusque Ecclesiae suae sanctae" voor een jonge tje van zeven jaar toch wel een hele mond vol was. Diep in haar hart wist zij natuurlijk wel. dat het verkeerd van haar was om altijd maar te willen vit ten op Sambo. maar door een snelle wending van haar geweten wist zij er zichzelf toch weer van te overtuigen, dat het goed was voor hem, al was het dan misschien ook slecht voor haar. Op zekere dag dacht ze hem betrapt te hebben op een ernstige fout. Terwijl ze over de rand van haar missaal zat te kijken, merkte zij, dat hij met heel zijn zwart gezichtje lachte, terwijl hij in zijn veel te lange toga over het koor liep om pater McGonigal te dienen bij de stille mis. Toen zij na de mis naar de sacristie ging was zij zo kwaad, dat ze nauwelijks kon spreken. „Zeg eens jongen, waarom loop ie te grijnzen als een aap, wanneer je de mis dient?" vroeg ze hem. „Echt, zuster Maria Teresia", ant woordde Sambo aarzelend, „ik grijns als een aap, omdat ik mij gelukkig voel in het huis van Onze Lieve Heer". Dat antwoord sloeg haar voor een ogenblik uit het veld, maar dan ook slechts voor een ogenblik. En ze stond net op het punt, om een preekje af te steken en Sambo te wijzen op zijn plicht zijn plezier te bedwingen, opdat het niet voor oneerbiedigheid zou wor den aangezien, toen die grote domme pater McGonigal in plat Iers ertussen kwam: „Ja, je kunt werkelijk beter portier zijn in het huis van Onze Lieve Heer dan wonen in de tenten der god- delozen". Zuster Maria Teresia wierp een verstoorde blik op zijn groot, heilig dom Iers gezicht en liep ziedend van heilige toom de sacristie uit. Maar later moest zij door de tralies aan de pater opbiechten, dat zij de zonde van hoog moed had bedreven. Maar eindelijk betrapte ze Sambo dan toch op iets wat volgens haar toch wel een rasechte zon de was. Sambo was het enige kind, dat bij.de zusters in het klooster woonde, maar er kwamen daar veel kinderen naar school, omdat de zusters tot een onderwijs-congregatie behoorden. Deze Allen stonden rond de stervende Sambo. minden, want je moest toch wel heel erg zondig zijn, meende hij, als je Onze Lieve Heer niet beminde. Maar hij was he.t er helemaal met zuster Agnes Per petua over eens, dat je met schone woor den je vreugde moest opofferen aan Onze Lieve Heer. En hij vond dat Compostella La bella Nos se ve Hasta que esté En ella, zo ongeveer de mooiste woorden wa ren, die hij ooit in zijn leven gehoord had. Ofschoon hij niet samen met de blanke kinderen mocht flansen, kon Sambo wel vanuit de tuin door he.t raam in de zaal naar binnen gluren. Dan drukte hij zijn neus vast tegen de ruit, zodat zijn adem besloeg tegen het glas. Toen hij daar op een goeie dag stond te kijken, merk te hij, dat de kinderen onder het dan sen helemaal niet blij keken Ze had den uitgestreken gezichten 'en keken alsof ze te veel snoep hadden gegeten, waardoor hun maag van streek begon te raken. En door het bovenlicht van het raam, dat open stond, kwamen de klanken van een liedje, dat zij zongen. En dat leek hem helemaal geen heilig liedje, want de woorden waren: „Kijk, daar komen de rovers voorbij; Kijk, daar komen de rovers voorbij. Juffertje, juffertje, kijk ook jij." Terwijl hij daar stond te kijken naar hun plechtige gezichtjes, kwam Sambo al gauw tot de conclusie, dat de reden, waarom zij niet lachten, was, dat zij wereldse liedjes zongen over rovers in plaats van een mooi lied over Jezus en zijn engelen of een lofzang tot Maria. Liefderijk namen de zusters de arme Sambo in haar klooster op. andere kinderen waren allen blanke kinderen, en zij hadden rijke vaders en zij brachten voor de dansles op Woens dag speciale schoentjes mee naar school, die ze in een wit tasje om de hals droegen. Sambo mocht de danslessen niet bij wonen, want zuster Maria Teresia had hem verteld, dat het niet helemaal juist was, dat zwarte kindertjes zo maar vrij omgingen met blanke kindertjes, want Jezus en Zijn Heilige Moeder en al de heiligen waren blanken. En in elk ge val was dansen iets lichtzinnigs zo het al niet direct eett zonde was en daarom moest Sambo maar dankbaar zijn, dat hij de danslessen niet mocht bijwonen, want daardoor zou het gemakkelijker voor hem zijn om zijn ziel te redden. Sambo had deze argumenten niet he lemaal begrepen en hij begreep er nog minder van toen zuster Agnes Perpetua hem zei, dat zelfs zij af en toe wel eens graag een walsje zou willen draaien op een heerlijk gladde vloer en dat zij niet geloofde, dat dat een zondig verlangen was, want tenslotte kon je toch net zo goed een polka dansen tot meerdere eer en glorie van God als dat je de litanie van Alle Heiligen bad of blootsvoets naar Compostella in Spanje wandelde, waar de apostel Jacobus begraven lag over wie zij een aardig gedichtje kende: Compostella La bella Nos se ve Hasta que esté En ella. De woorden leken Sambo heel mooi en hij herhaalde ze steeds maar weer tot hij ze van buiten kende, ofschoon hij nooit kon onthouden wat zij beteken den, hoe vaak zuster Agnes Perpetua het hem ook had verteld Maar zuster Agnes Perpetua zei, dat het niet erg was als hij ook niet wist, wat zij bete kenden, als hij maar wist, dat het ging over het grote gelukkige middeleeuwse Spanje, waar mannen en vrouwen hun vreugde en lijden opofferden aan God en hun volksdansen begonnen met een Gloria en eindigden met een Adoremus. Zuster Agnes Perpetua keek zeer ern stig, toen zij dit zei, ernstiger dan Sam bo haar ooit tevoren gezien had en zij zei verder, dat het dat was, waaraan het haperde in de hedendaagse wereld eh dat de mensen Onze Lieve Heer meer zouden beminnen, als ze maar wilden leren om hun vreugde met mooie woor den op te offeren aan God, in plaats van met lelijke woorden aan de duivel. Sambo had nooit kunnen begrijpen, dat er mensen waren, die God niet be- Had zuster Agnes Perpetua dit bedoeld, toen zij vertelde van mensen, die hun vreugde offerden aan de duivel met lelijke woorden? Sambo aarzelde niet lang en deed wat hij instinctief voelde dat zijn plicht was. Hij liep de zaal in, onderbrak de dans en verzamelde de kinderen om zich heen. Hij vertelde hen, dat het verkeerd was om te zingen over de rovers, die voorbij komen, terwijl er zulke hei lige liederen waren als „Compostella la bella", dat, al ging het dan ook niet direct over Jezus, tenminste een plaats bezong in Spanje, waar het lichaam be graven lag van Sint Jacobus, die veel van Jezus gehouden had. De kinderen hielden veel van Sambo en ze vonden de nieuwe vreemde woor den, die hij hun vertelde, erg mooi. Zij vonden dat zij net zo goed daarop kon den dansen als op het lied van de rovers. De jonge danslerares, die geen non was, kwam net binnen, toen de kinderen rond Sambo stonden te juichen. Zij had er helemaal geen bezwaar tegen, dat zij de nieuwe woorden zouden zin gen als ze ze maar op dezelfde melodie zongen, want zij wist wel, dat het haar niet zou lukken om er speciaal nieuwe muziek op te maken. Het beste zou zijn, zei ze, dat Sambo bleef en meedanste. Dan kon hij de nieuwe woorden heel luid zingen en dan konden de andere kinderen ze hem nazingen. Sambo bleef dus en ze hadden ont zettend veel plezief, toen Sambo in hun kring meedanste. Maar niemand lachte toen zuster Ma ria Teresia binnen kwam stormen, zo dat haar grote rozenkrans ratelde over haar zwart habijt. Zonder een woord te zeggen keek ze de kring rond en niemand durfde zijn mond open te doen. Wat zouden hun ouders wel denken, als zij zagen dat hun kinderen zich zo ge droegen? zei ze. Allemaal kregen ze de les gelezen en Sambo kreeg speciaal nog een standje. Nee, nee, ze wilde geen woord horen van wat Sambo meende te moeten zeg gen. Stel je voor! In het klooster van Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw werd de kinderen niet geleerd om bij het dansen wereldse liederen te zingen en over zus ter Agnes Perpetua zou ze een hartig woordje spreken met Moeder Overste. En Sambo moest het zich nu maar voor eens en voor goed gezegd houden, dat het geen pas gaf. dat zwarte kindertjes dansten met blanke kindertjes. En als Sambo nog eens wilde weten waarom, wel omdat Jezus en Maria en alle hei ligen blanken waren. Daarom waren de blanken geroepen tot een hogere rang in het leven dan de zwarte mensen. En Sambo vroeg, wat er zou gebeuren als hij heilig zou worden. Zou Jezus hem blank maken als hij in de hemel kwam? Waarop zuster Maria Teresia zei, dat hij geen ketterij moest verkon digen. Sambo zou voor straf niet de mijter van de bisschop mogen dragen als Monseigneur Zondag op het patroon feest in het klooster kwam. Sambo moest dan maar op de tribune in de kerk gaan zitten en witte confetti strooien als sym bool van de sneeuw, die Onze Lieve Vrouw op 5 Augustus in het jaar 355 had laten vallen boven een stuk grond in Rome, waar op haar wens de basiliek van Santa Maria Maggiore moest wor den gebouwd. Sambo vond het jammer, dat hij de mijter van de bisschop niet mocht dragen, maar hij vond het toch ook weer niet erg, dat hij daar op de tribune mocht zitten hoog boven de bisschop met zijn mooie gewaden en boven pater McGonigal, die diaken was en die het evangelie zong in een heilige wierook wolk. Pater McGonigal zou ook de preek houden en toen Sambo hem de wenteltrap van de preekstoel zag be klimmen, dacht hij bij zichzelf, dat de pater misschien weer iets geks zou gaan zeggen. En ja, pater McGonigal zei weer iets geks. Hij kneep zijn ogen dicht, vouwde de handen plechtig samen, haalde een tekst aan uit de Misgebeden van die dag het waren de woorden: „Intonuit Domi nus de coelo" en vertaalde deze, ove rigens letterlijk en correct, met „De Heer donderde uit de hemel". Sambo lachte zo hard. dat de leuning van de tribune het begaf en hij met een smak op de stenen vloer van het koor terecht kwam. Zij knielden allen rond Sambo, die daar lag te sterven. De bisschop, bekleed met zijn schone gewaden en de diakens en de nonnen en zuster Maria Teresia, die het meest van allen schreidde, omdat zij zo onvriendelijk was geweest voor Sambo en omdat zij wist dat het haar schuld was, dat hij daarboven op de tribune had gezeten. „Sambo, Sambo, kun je het mij ver geven," fluisterde ze telkens weer tussen twee gebeden van de biscshop in. „Zingen, ik hoor zingen," zei Sambo. Compostella La bella No se ve Hasta que esté En ella. „Ja, dat zingen zij." En toen zuster Agnes Perpetua zei, dat die woorden betekenden: „Compos tella, het schone, kun je niet zien tenzij je binnen zijn muren bent," en dat Com postella de plaats was in Spanje, waar vroeger de pelgrims uit alle delen van de wereld kwamen om te bidden bij het graf van Sint Jacobus, was zuster Maria Teresia er zeker van, dat de enge len door dit lied aan Sambo wilden dui delijk maken, dat hij de hemelse glorie niet kon aanschouwen, voordat hij de gouden poorten was binnen gegaan. „Sambo. jij zult het gauw zien. Nog even en dan zul je Onze Lieve Vrouw zelf zien in al haar schoonheid, jong en blank en glanzend," zei zuster Maria Teresia. „Ik geloof dat ik haar nu zie en zij bedrijft zeker ketterij, want zij is net zo zwart geworden als ik," zei Sambo, maar Sambo kon aan zuster Maria Te resia niets meer vertellen over de an dere lieve zwarte heiligen, die hij zag, want Sambo was dood. Op last van Nicolaas I werd hij dien tengevolge op 22 April 1849 met 33 an deren gearresteerd en gevangen gezet in de Peter en Paulsvesting te Sint-Pe tersburg (Leningrad). In afwachting van ziin berechting schreef Dostojewski daar zijn subtiele novelle „Een kleine held". Het vooronderzoek duurde vijf maanden. Op 1 November werd hij buiten zijn we ten veroordeeld tot acht jaar dwangar beid in Siberië. Nicolaas I schreef ech ter welwillend in de marge van het ge rechtelijk document: „Voor vier jaar en daarna als gewoon soldaat". Deze gratie moest echter geheim blijven. Dosto jewski en zijn medegevangenen bleven intussen tot 22 December in onzekerheid over hun lot. Dostojewski, die eigenlijk niets belangrijks op zijn geweten had, dacht ieder ogenblik vrijgelaten te wor den. Op de genoemde ijzige December morgen werden de gevangenen gezamen lijk naar de binnenplaats der vesting ge voerd, waar hun vonnissen plechtig wer den voorgelezen. Ze luidden stuk voor stuk: „Ter dood veroordeeld". Het was een onvoorstelbaar gruwelijke gril: het was de bedoeling de verbannenen eerst even de doodschrik op het lijf te jagen om hen daarna van de onvergelijkelijke genade van de Tsaar te vervullen. Uit voerig werd de voltrekking van het von nis geënsceneerd. Eerst moesten de ge vangenen een preek aanhoren. Op de achtergrond stond een kar met zeil be dekt. Dostojewski vermoedde, dat er lijkkisten onder verborgen waren. Hoornsignalen en tromgeroffel kondigden de vuurpeletons aan. Met verschrikke lijke ernst werd het spel gespeeld. Pas bij het salvo „vuur" trad de aanklager naar voren en las het genade-oordeel voor: hun doodstraf was in verbanning naar Siberië gewijzigd. De uren op de binnenplaats der gevan genis zijn Dostojewski levenslang bijge bleven. De lezer van zijn romans zal er overal de verborgen sporen van terug vinden. Ettelijke malen zinspeelde de schrijver er in duidelijker woorden op, woorden, die rechtstreeks dat uur van de dood in herinnering roepen. Zo leest men in „De Idioot", geschreven in 1868, dus twintig jaar later: „En als ik eens niet zou sterven? Als mij het leven weer werd gegeven? Wat een eeuwigheid.... en dat alles zou van mij zijn! Oh, dan zou ik iedere minuut in een eeuw ver anderen, ik zou er geen een verliezen, ik.zou mezelf rekenschap geven van al mijn ogenblikken, opdat ik er geen enkel lichtzinnig zou verdoen!" De 22ste December betekent in Dosto- jewski's leven een tweede geboorte. Van die tijd af is in hem de romanschrijver werkzaam, die in de uitbeelding van het zieleleven zijns gelijke niet heeft. N. V. Wat blééf verzwegen voor elkaar Angstvallig nog in zielenood, Werd aan Franciscus openbaar: Het Kerstekind is dood. Gestorven is Het in het hart Van velen, zó in 's werelds lust En strikken van hun waan verward, Dat liefde is geblust Franciscus, die van onzen Heer Zijn liefde jubelend overdacht, Wist hoe het hart door ootmoed weer Het Kind ten leven bracht. Hij had een vriend, een edelman, Aan God méér dan zijn goed gewijd, Die was, waarvoor de Arme kwam, Steeds tot zijn dienst bereid. Ik wil, zo heeft hij hem gezegd, Aanschouwen hoe mijn Hartelust Van 's hemels heerlijkheid onthecht, Op strooisel heeft gerust. Doe mij in Greccio een grot Bereiden, waar ik de geboort Kan vieren van mijn Heer en God, Als mensgeworden Woord. De nacht, die alle dag en jaar Verlicht met flonkerende ster, Werd luide van de blijde maar Die klonk van heind' en ver. Uit wouden, waar een bont gedrang Van volk en herders met schalmei Hun lied'ren paarden aan de zang Van broeders in hun pij, Franciscus zong bij fakkelschijn, Wijl hij ter Mis diaken stond, De boodschap van het Kindekijn Door Engelen verkond. Hij predikte met held're stem Hoe dat zijn Koning, rijk en groot, Geboren was te Bethlehem In ongerief en nood. En telkenmale hij het Kind Uit David's stad te noemen kwam, Was hij van vreugde gans ontzind En blaatte als een lam. Zijn lippen, likkend met de tong Zó wonderzoet was hem die naam Leek het de hoorders of hij zong En schreide in één aam. En toen in aller hart de vreugd Ontstoken was van hemels licht, Vernam een man van hoge deugd Een wonderbaar gezicht. Hij zag Gods Arme, die verrukt Naar 't Kindje in de kribbe liep Dat, aan zijn brandend hart gedrukt, Hij weer ten leven riep. JACQUES BENOiT. WAARLIJK, broeders, het Woord is vlees geworden en zo beeft het onder ons gewoond. Toen het in den beginne was bij God, be woonde het het ondoorgrondelijke licht en niemand was er, die het kon bevatten. Wie immers is er doorgedrongen tot Gods besluit en wie is Gods raadsman geweest? De mens van vlees begrijpt de dingen van Gods geest niet, maar Iaat hij thans begrijpen wat van vlees is, want het Woord is vlees geworden. Indien hij niets verstaan kan buiten het vlees, welnu: het Woord is vlees geworden, Iaat hij dit dan in het vlees verstaan! O mens, in het vlees wordt u de Wijsheid getoond; die weleer zo verborgen was, wordt thans uit de verborgenheden ontraadseld en stelt zich waarneembaar voor de zintuigen van uw vlees. leeseiijk (als ik dat zo mag zeggen) leert Hij u: ontvlucht de wellust, want de dood staat op de drempel der ge neugte: pleeg boetvaardigheid, want hierdoor komt Gods rijk nabij. Dit predikt u die stal, dit roept die krib u toe, dit maken deze kinder ledematen openbaar, dit is het evangelie van die tranen en die zuchten. Want Christus schreit, maar niet zoals andere kinderen of tenminste niet om dezelfde reden. In die andere kinderen schreit de gevoeligheid, in Christus de genegenheid. Zij ondergaan hun leed, maar doen zelf niets, want ze hebben nog geen beschikking over hun eigen wil. Zij klagen van leed, Christus klaagt van medelijden. Uit een Kerstpreek van St. Bernard van Clairvaux (10901153) - V-? ,1 Boven, in het topje van de Kerst boom, stond een engel. Hoe zij daar gekomen! was, dat kon zij zich met de beste wil niet meer herin neren. Zij had nog een vage heugenis aan een nauwe, donkere ruimte, waar uit zij opeens door een kleine hand in een zee van licht getild was. Het was een glorieuze geboorte geweest en sinds dat ogenblik was zij altijd gelukkig ge weest. Dit „altijd" had eigenlijk nog maar één avond geduurd, maar voor een Kerstengel is dat een eeuwigheid, dat begrijp je wel. Arme, kleine Kerstengel! Zij wist niet dat het Kerstfeest slechts een enkele avond duurt en dat die al bijna voorbij was. Zij stond, met een blikken knipje aan de boom bevestigd, zachtjes heen en weer te wiegen en keek door haar gazen vleugels naar de lichtjes der kaarsen, die beneden haar brandden. opeens, daar doofde een kaars uit. Meerdere volgden. Het werd steeds donkerder om haar heen en ten laatste zag zij niets dan de zwarte nacht. De engel niesde, want de walm der gedoofde kaarsen prikkelde in haar neus. In het begin dacht zij dat het een grapje was, maar toen het don ker bleef, kwam zij tot nadenken. „Ik had beter moeten opletten, toen het nog licht was", dacht zij spijtig, „ik heb helemaal niet gekeken. Ik herinner mij eigenlijk niets. Absoluut niets. Werd het maar weer licht." En het werd licht. Maar hoe geheel anders was dit licht! Grauw, groezelig en met tegen zin viel het door een groot, vierkant raam, en eer het ten volle ontloken was kwam er een dienstbode in de ka mer, pakte de Kerstboom beet en smeet hem op zolder. Bom! daar lag de engel en keek recht in een naad van de planken vloer. Het was er verschrikkelijk koud en buitengewoon ongezellig. In het begin dacht de engel weer: „Kom, kom. het is maar een grapje", maar toen zij daar drie volle dagen en nachten in de naad van de houten vloer gekeken had, begon zij zich ern stig ongerust te maken. En hoe langer zij over het licht van het vierkante raam nadacht, hoe duidelijker begreep zij dat dit het mooiste was dat zij ooit gezien had. „Ik zal proberen het je uit te leggen", sprak zij op een Maartse dag tegen een muis, die juist voorbij kwam. „door een glazen gat in de he mel viel een verblindend licht boven op mijn hoofd. Dat is het mooiste wat ik ooit heb meegemaakt. Ik kan je niet zeggen hoe gelukkig ik eigenlijk was. Maar ik was in die tij8 erg onnozel: ik besefte het niet. Nu weet ik het. En nu is het te laat. Maar ik heb tenminste de herinnering." „Dat is altijd wat", meende de muis, na er een hele tijd over te hebben nagedacht, „goedendag, ik moet verder." Op een dag kwam de meid op zol der en vond de Kerstengel in een schemerige hoek op de grond liggen. En zij nam haar op en smeet haar in het kolenhok. Daar lag zij, tus sen twee turvep, recht tegenover een somber kijkend stuk anthraciet. Een week lang zweeg de engel, want zij vond dit geen gezelschap om tegen te praten. Doch eindelijk, na een dag in September, kon zij zich niet meer inhouden. „Jullie hebt er geen flauwe voorstelling van", sprak zij, „boe het licht op zolder is. Het doet bijna pUn aan de ogen, zó stralend is het. Jam mer genoeg was ik toen te beperk om mijn zaligheid ten volle te begrij pen. Maar ik heb nu tenminste iets om aan te denken." „Dat is altijd wat meende het stuk anthraciet, „maai vind de verlichting hier ook heel re e lijk." De engel zweeg. Tegen zu!k ee bekrompen opvatting was het vruc loos te spreken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1949 | | pagina 4