Eenheid DEMOCRATISCH FINLAND STEMT J Wereldtoneel Opgepast voor slagwoorden DICHTERES VAN 4 JAAR EPIC-DE noorman: TUSSEN IDEAAL EN „De Kleine Johannes3 in dundrukeditie WERKELIJKHEID Mensen op reis r irrnr O LilJl I/U Haar eerste boek uitgegeven A EEN TRILOGIE LITERAIRE KRONIEK nüTliiffliHiH ZATERDAG 21 JANUARI 1950 PAGINA 3 Ex-libris-prijsvraag Internationale Bidweek Liturgische weekkalender icundzn ~6€anJk *izui; adem fius a/s mcA&zndajUur. IHILVERSUM Vraagt ons prospectus ONDERWIJZERSAKTE GEDWARSBOOMDE Vertaling JOHANNA PERENBOOM Als wij de achtergrond en de beteke nis van de Internationale Bidweek goed begrijpen, dan zullen wij er tevens diep van overtuigd zijn, dat. strikt genomen, geen Christen ter wereld zich verantwoord mag achten, wanneer hij geen deel neemt aan deze algemene gebedsactie. Zonder vrees voor overdrij ving mag men gerust beweren, dat de biddende Christenheid in deze dagen ons de vergelijking ingeeft met een leger, dat alle beschikbare krachten samentrekt voor de beslissende strijd. Omdat de grote crisis gekomen is! Constructieve plannen worden niet ge boren in een paniekstemming. Ander zijds eisen echter doortastende maatre gelen ter verbetering van een verkeerde toestand een voorafgaande, nauwkeurige diagnose. Alleen een zekere kennis van de eigenlijke aard der kwaal maakt de keuze van het juiste geneesmiddel mogelijk. Het is daarom van het grootste belang, dat wij ons ter dege rekenschap geven van het feit, dat onze generatie een keer punt in de geschiedenis van het mens dom beleeft. Herhaaldelijk is elders en op deze plaats betoogd, dat het christen dom niet bij machte is gebleken het ideaal en de opdracht van zijn goddelijke Stichter te verwezenlijken. Althans niet door de wijze, waarop het over de grote linie door de Christenen in practijk is gebracht. Zonder het vele goede, dat in de loop der eeuwen is tot stand gebracht, en ook nu nog. plaatselijk te bewonderen valt. ook maar in 't minst te ontkennen, dwingt de huidige wereldsituatie ons toch van een bedroevend fiasco te spreken. En zoals eveneens meermalen is vastgesteld, moet. helaas, worden toegegeven, dat het christendom, in zijn algemene, tegenwoor- woordige beleving, nauwelijks in staat kan worden geacht, opgewassen te zijn tegen de in het communisme één en stern, geworden machten van het kwaad, di» het aanschijn der aarde „dreigen" te her nieuwen. Dat deze vernieuwing geen verbetering is. behoeft wel niet nader te worden verklaard. Het valt niet te loochenen, dat het communisme nooit en nimmer die vat op de massa zou gekregen hebben, wanneer de Christenen, door een strikte en nauw gezette beleving van de leer van hun Meester, liefde en rechtvaardigheid op aarde de plaats hadden gegeven, die hun volgens Gods bedoelingen toekomt. Want met uitsluiting van a'le andere wereldbeschouwingen bezit alléén het Christendom de enige waarheid omtrent de juiste levenshouding van de mens, waardoor vrede en geluk op aarde ge waarborgd zijn. Het blijft een onweerlegbare waar heid." dat het Christendom de enige tegenstander is, die met succes de strijd tegen de vernietigende invloed van de communistische leer kan aanbin den. Maar dan een Christendom, dat zijn belijdenis als één man tegenover de we reld stelt, als het levende bewijs, dat liefde, rechtvaardigheid en vrede op dit ondermaanse enkel en alleen, maar ook ten volle, te verwezenlijken zijn in een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Gods wet. Het probleem van het communisme is de dagelijkse zorg van onze hedendaagse samenleving. Een louter negatieve be strijding, verre van een oplossing te brengen, zal zijn invloed en macht eer der versterken, omdat het positieve tegenwicht ontbreekt. Ontdéan van zijn godloze en materia listische basis toont het communisme in zijn doelstelling een verregaande over eenkomst met de idealen van het chris tendom. Het verbijsterende open-staan van de grote massa voor deze nieuwe, maatschappelijke „heilsleer" is dan ook o.a. te verstaan door het tekortschieten van de Christenen en de luid uitgeba zuinde communistische beloften van een direct verwezenlijkbaar „paradijs op aarde". Inderdaad kan niemand ontkennen, dat de Christenen de grote verantwoordelijk heid dragen voor het ontbreken van een gezonde, maatschappelijke orde. De diepste oorzaak hiervan ligt ongetwijfeld in hun betreurenswaardige, onderlinge verdeeldheid. Zoals eenheid macht maakt, zo verzwakt verdeeldheid alle kracht. Er is, goddank, een kentering ten goede te bespeuren. Maar het staat tevens vast, dat cr nog een lange en doornige weg is af te leggen vóórdat Christus' wens, dat allen één zijn, in vervulling is gegaan. Wij, Katholieken, hebben de zware plicht, door ons b 1 ij v e n d gebed voor onze afgescheiden broeders de genade te verkrijgen van hun terugkeer naar d» éne Moederkerk. De Internationale Bid week, die nu over de wereld gehouden Wordt en al onze geloofsgenoten tot^en machtig, smekend leger verbindt, biedt ons de gelegenheid tot het vervullen van onze echt katholieke, apostolische taak. Niet voor niets heeft Z.H. de Paus er tel kens weer op gewezen, dat het H. Jaar een geestelijke kruistocht behoort te zijn ten voordele van de hele wereld. En heel in het bijzonder heeft de verantwoorde lijke Herder van de zielen der mensen er de nadruk op gelegd, dat door het heilig leven en het vurig gebed der Katholie ken zeer veel afgedwaalden tot de Ware Kerk moeten terugkeren. Dit is een verheven, een heilige, een echt katholieke taak, die God zelf ons heeft opgelegd. Wij mogen ons niet daar aan onttrekken. Omdat het heil van velen van ons gebed kan afhangen. Maar daarbij mogen wij niet nalaten, ons eigen gedrag grondig te herzien, dat nu •mg. al te vaak onze mede-mensen eerder afstoot dan aantrekt. L. Finland staat weer in het brandpunt van de belangstelling. De bevolking van dit land, die ons in de jaren vlak vóór de oorlog door haar moedige strijd zo sympathiek was, heeft meer moeten doorstaan. Door de omstandig heden gedwongen werd het land gewik keld in een oorlog met Rusland, maar dan aan de kant van de Duitsers. Zo moest het dappere Finland nog een zwaar vredesverdrag slikken, waarbij het mirabile dictu toch nog op een behoorlijke wijze zijn onafhankelijkheid wist te waarborgen. Thans is het land volgens onze be grippen een democratische republiek. De president wordt door driehonderd kiesmannen gekozen, die op hun beurt weer door het volk worden gekozen. De laatste maal dat in Finland presi dentschapsverkiezingen werden gehou den volgens de bepalingen van de grondwet, was in 1937, toen Kyosto Kal- lio, in die 'tijd leider van de Agrarische Partij, tot president werd gekozen. Kal- lio stierf in 1940, vóór zijn zittingsperio de om was. Het land had een zware last op de schouder als gevolg van het ver liezen van de zogenaamde „winteroor- log" tegen Rusland (19391940). Natio nale verkiezingen werden daarom als te moeilijk beschouwd, omdat meer dan een tiende van het totaal aantal kiezers als verplaatste personen in Finland leefde, nadat hun geboortestreken aan Rusland waren afgestaan. Er werd daarom een speciale wet aangenomen, die het kiescollege van 1937 machtigde om Kallio's opvolger aan te wijzen.Zij kozen premier Riso Ryti, die tijdens de ziekte van Kallio als waarnemend pre sident was opgetreden. De rest van de zittingsperiode bleef hij aan als presi dent. In 1943, toen het tijdstip voor verkie zingen gekomen was, was Finland op' nieuw in oorlog met Rusland, en een in terne politieke strijd werd als te ge vaarlijk beschouwd. Het oude kiescol lege kreeg een nieuwe volmacht en Ry ti bleef president. In de zomer van 1944 trad Ryti af, hopend, dat het land een vredesschik- king met Rusland zou kunnen bereiken. Het parlement nam een noodwet aan en benoemde veldmaarschalk Carl G. Man- nerheim tot president voor een zittings periode van zes jaar, die op 4 Augustus 1944 begon. Begin 1946 trad de 79-jarige Mannerheim, die thans in Zwitserland verblijft en Dinsdag speciaal per vlieg tuig naar Helsinki kwam om te stem men, af, officieel wegens zijn slechte ge zondheid, mogelijk ook om politieke re denen. Opnieuw werd een noodwet aangeno men. Het parlement achtte het onmoge lijk de verkiezingen binnen een kor tere periode dan verscheidene maanden te houden. Verder meende het, dat het gevaarlijk zou zijn de hoge functie vacant te laten onder de onstabiele na oorlogse omstandigheden. Premier J. K. Paasikivi, die de func tie tijdens Mannerheims ziekte waar nam, werd door het parlement aange wezen om Mannerheims zittingsperiode vol te maken. Deze periode loopt op 1 Maart a.s. af. Het is thans vrijwel zeker, dat Paasi kivi tot president gekozen zal worden Van de 300 kiesmannen, die bij de stem ming van Maandag en Dinsdag zijn aan gewezen om 15 Februari de president te kiezen, zullen er naar verwacht mag worden 173 op Paasikivi stemmen. Indien Paasikivi gekozen' wordt, zal hij 85 zijn aan het eind van zijn zittings periode. Velen beschouwen hem als „te oud" en de communisten zeggen, dat hij „te reactionnair" is. De andere candidaten zijn de 49-jarige voorzitter van het parlement, Urho K. Kekkonen, de leider der Agrariërs, en de 59-jarige Mauno Pekkala, premier in 19461943, de candidaat der communisten. Vier par tijen steunen Paasikivi direct of indirect. Het zijn de Conservatieven, de Libe ralen, de Zweeds sprekende Volks partij en de Sociaal-Democraten. Paasi- (Vervolg van pag. 1) gekken, dat als men nu maar enige taren lang op dit aambeeld blijft ha meren er plotseling in onze Staten-Ge- heraal een besluit zou worden geno den. tengevolge waarvan enkele weken later de niet-bezitters hun banktegoed regelmatig zouden zien stijgen. We •herten, dat de kwestie van de eigen domsvorming vooralsnog in- wat we houden willen noemen het academisch Radium verkeert. Het feit, dat men het s'elt is belangrijk. Dat economen en sociologen er op studeren is van bete kenis; dat men de mensen zonder par- ,'culier bezit wijst op de wenselijkheid, dat zij iets gaan bezitten, daar is op ^Ich niets op tegen. Het kan slechts de Spaarzaamheid ten goede komen. Maar aten we vooral zorgen van deze zaak |eon propagandastunt, geen holle leuze, 5?en schoonklinkende frase te maken, d'e slechts onrust zou teweeg brengen ,n de maatschappelijke ontevredenheid a°ct stijgen. v ^en vergelijking met de ontwikkeling an de sociaie wetgeving moge ook in n opzicht worden getrokken. Wie een aive eeuw geleden zou hebben ge- de un over de noodzakelijkheid van ]a b,->na 50 sociale wetten, die ons «na thans kent, zou niet naar Utopia, >:?ar naar een krankzinnigen-inrichting verwezen. Toch was de behoefte aan wetten ook toen wel degelijk nwezig. Een langzame omgroei van de s, gedachtenwereld kon evenwel alle U de weg effenen, waarlangs dit der n worden bereikt. Moge de weg Vqo ^e'eideliikheid en der deugdelijke vanr^lchtigheid ook in het propageren v.n,"e gedachte van eigendomsvorming rden gevolgd. kivi heeft de candidatuur echter niet of ficieel aangenomen. De vroegere leider der Conservatieven houdt er van boven alle partijen te staan. Dezer dagen zei- de hij, dat hij de candidatuur alleen maar zou accepteren, indien hij „een stemmig gesteund" zou worden. Daar om heeft hij de vrije hand om wan neer dan ook „neen" te zeggen, speci aal wanneer hij vindt, dat 't resultaat var, de verkiezing van het kiescollege zijn herverkiezing niet volkomen zeker maakt. Het kiessysteem voor de leden van het kiescollege werkt als volgt: indien een candidaat meer dan de helft van het aantal stemmen krijgt bij de eerste stemming, dan is hij gekozen. Anders moet opnieuw gestemd worden. Indien dan niemand een meerdeïheid krijgr, wordt voor de derde maal gestemd en wel tussen de twee bovenste candidaten der tweede stemming. Indien hetgeen niet het geval is geweest bij zo'n eerste stemming blijkt, dat de door bo vengenoemde partijen gesteunde candi daat niet door het kiescollege zal wor den gekozen, dan schuiven zij meestal een totaal onbekende figuur naar voren. Het is daarom ook vrijwel uitgesloten, dat, indien Paasikivi niet gekozen zou worden, Kekkonen of Pekkala een goe de kans zou maken. Hierbij moet wor den aangetekend, dat het kiescollege al tijd eerst de partijen hoort. Indien een „outsider" president zou worden, dan zou dat niet de eerste maal in de Finse geschiedenis zijn. In 1925 werd Lauri Relander gekozen, hoewel zijn naam nooit genoemd was in ver band met de verkiezingen. Hij werd ge kozen, omdat de verdeeldheid der stem men bij de eerste stemming te groot was. Het enige, dat de wet van de pre sident eist, is, dat hij door geboorte een Fins staatsburger moet zijn. De drie candidaten maken op verschil lende wijze verkiezingspropaganda: Kekkonen reisde door de provincies en sprak verscheidene redevoeringen per dag uit. Pekkala werd gesteund door de hele communistische pers, die veel critiek uitoefent op president Paasikivi. Paasikivi zelf maakt helemaal geen pro paganda. Hij heeft geen enkele redevoe ring uitgesproken, die als verkiezings rede kan worden beschouwd mis schien met uitzondering van zijn nieuw jaarsboodschap. waarin hij zeide: „Ik heb meer gedaan dan enige andere le vende Fin voor de handhaving van de vriendschap en vrede met de Sovjet- Unie". Een minuut nadat hij gesproken had, bracht de radio een Tass-bericht, waar in gezegd werd, dat Rusland de uitle vering eiste van Russische oorlogsmis dadigers, die in Finland asyl zouden go- nieten. Achteraf is van deze beschuldi ging niets waar gebleken. De aanhan gers van Paasikivi zeggen, dat zijn bui tenlandse politiek prima is geweest. Een bewijs hiervan noemen zij de belachelij ke Russische nota: er was blijkbaai niets beters te vinden. De communisten beweren natuurlijk, dat de Russische, no ta 'n bewijs is van Paasikivi's reaction- naire politiek en dat Paasikivi zich in zijn functie onmogelijk heeft gemaakt. Kekkonen en de Agrariërs zijn niet of ficieel tegen Paasikivi gekant, doch Zij zijn zeer ontevreden met het kabinet, dat geleid wordt door Karl Fagerholm en zijn dus indirect tegen de president De in 1947 door de Nederlandse Exli- bris-Kring ingestelde prijs voor hef beste exlibris, zal ook dit jaar worden toe gekend. De mededinging staat open voor alle Nederlandse leden van de N.E.K. voor exlibris, door hen ontworpen en uitgevoerd in 1949. De jury wordt ge vormd door dr. A. van der Boom te Haarlem, Pam G. Rueter te Amsterdam en Johan Schwencke te Den Haag. Intentie voor 22 Januari: De eenheid van qeloof en onder werping aan de Paus van alle Christenen van Amerika. schrijfster op bezoek geweest en bij die gelegenheid is het meisje plotseling met dat versje voor de dag gekomen. Is die Michèle Chédid nu een wonder kind? Die kleine hummels hebben zo dikwijls een prachtige fantasie, zij heb ben er niet altijd van die tekenende woorden voor en nog minder een moe der, die hun gepraat opschrijft en uit geeft. Ze weet er zelf niets van, de kleine Michèle Chédid, die vier jaar is, dat er een boek van haar is uitgekomen. Een dichtbundel zelfs. „Le Petit Livre" heeft de moeder van het kleine meisje dat bundeltje genoemd, en zij heeft ook voor de uitgave gezorgd. Zij heeft het zelfs geschreven, niet als autrice, slechts als toegewijde secretaresse, die nauwgezet noteerde wat de kleine dochter haar ver telde, aldus zegt mme Chédid zelf. In ieder geval zijn het simpele, kinder lijke gedichtjes. Zoals dit: Maman elle est partie Et je me suis couchée Sous les coussins Et j'ai pleuré. Maman elle est revenue Et elle m'a pris La main. Et moi j'ai baissé la tête Pour ne pas regarder Dans les yeux De maman. Het hoeft nauwelijks vertaald, want wat blijft er dan van die kinderlijke sfeer over? Misschien zo: Mama die is weg en en ik lig in mijn bed onder de kussens en ik heb gehuild. Mama die is terug zij heeft mijn hand ge pakt en ik heb mijn hoofd gebogen om niet te hoeven kijken in de ogen van mama En dit merkwaardige versje: Un rat est venu Je l'ai accompagné. Je suis resté avec lui. Puis une autre fille est venue. Je l'ai dit bonjour. „Je t'emmènerai dans le jardin Oü il n'y a pas de porte" Et la dame criait comme une folie. Vertaald: Er is een rat gekomen ik ging met hem mee ik ben er bij ge bleven Toen kwam er een ander klein meisje aan. Ik zei goede dag. „Ik breng je naar de tuin waar geen poortje in is". En de vrouw huilde als een gek. En dit neg: Le vent s'est collé dans un trou Et il se frottait les yeux. II avait des yeux Grands comme une poèle. L'étoile lui dit: „Je vous présente ma fille!" Êt l'ogre lui dit: „II ne faut pas chanter Dans les vignes". Wat in het Nederlands zou kunnen wor den: „De wind is in een hoekje wegge kropen hij wreef zich d e ogen uit Hij had ogen zo groot als van een kip De ster zei tegen hem „Ik stel u mijn dochter voor" En de bruut die zei: „Je mag niet zingen in de wijngaarden." Het tweede van deze drie gedichten staat niet in „Le Petit Livre", Esther van Loo. medewerkster van het Franse blad „Combat", citeert het. Zij is bij de kleine Stern ovetGiina 66. In een ogenblik waren Baldon en de Japanse commandant omringd door de haveloos geklede aanhangers van de mandarijn, terwijl enige anderen geen oog van de keizerin aflieten. Zowel de Noorman als Ming liepen op de keizer toe. „Wij zijn er trots op uwe hoge majesteit uit deze onwaardige gevangenschap te mogen verlossen," sprak de mandarijn. Doch toen de keizer hem een woord van dank wilde toevoegen maakte hij een afwerend gebaar. „Niet mijdoch de Noorman komt erkentelijkheid toe. Zonder hem zouden luij er nimmer in geslaagd zijn uw verblijfplaats onopgemerkt te naderen." Hij wilde zich tot Eric wenden, doch zag dat deze reeds weer op de gevangenen was toegetreden en nu toezag dat zij achter elkander uit het vertrek werden geleid. „Het is Eric's plan om hen als gijzelaars mee te voeren. Op die manier hoopt hij ongehinderd dit kamp te kunnen verlaten. Niemand zal ons durven tegenhouden wanneer wij de aanvoerders onder het bereik van onze zwaarden hebben." Eric verloor geen tijd met praten. Hij wist hoe gevaarlijk de situatie was waarin zij verkeerden. Geen seconde langer dan nodig was wilde hij z'n mannen aan het risico van een onverwachtse aanval blootstellen. Afgebeten gaf hij zijn bevelen en sloeg geen acht op de verbeten blikken, welke dc drie gevangenen hem toezonden. Maar cr was iemand anders, die zich niet om de noodzaak van zwijgzaamheid bekommerde. „Ha, uitbeeldsels van laagheid!" brieste Tai triomfantelijk. „Zo komt uw sluwheid tot een einde! Niemand vermag te strijden tegen zo groot een dapperheid als de mijne... eh de onze! Sidder! Sidder nu! Later zullen dankbare dichters liederen zingen over de Grote Tai en diens allesversplintercnde knots, die een keizer wist le bevrijden met nog enkele anderen," voegde hij er grootmoedig amn toe. H>j wendde zich om teneinde de Japanner te volgen, die naar de uitgang werd gevoerd. Ha, wat vermag Nippon tegen de dapperheid van een wijs man.' Loop door, afgietsel van lafheid, of ik zal Hij kreeg geen gelegenheid om zijn zin af te maken. Een vuist rukte hem ruw zijn wapen uit de hand. Dit was de gelegenheid waarop Baldon vanaf het begin qeloerd had. Met een wanhopige beweging wende hij zich om en zo snel was zijn uitzwaait, dat de knots Eric tussen de ogen trof eer hij terug had kunnen springen. Met een zachte kreet stortte de Noorman achterover Trireder ik van Eeden werd in 1860 te Haarlem, geboren; hij groeide er H op tot zijn achttiende jaar. In 1878 vertrok hij naar Amsterdam om er medicijnen te studeren. Na zijn promotie vestigde hij zich in Bussum. De sfeer van zijn Haarlemse jeugd heeft hij echter nooit vergeten. In zijn roman „De Kleine Johannes" herkent men onder allerlei verbeeldingsvormen 'gemakkelijk de herinnering aan stad en duinlandschap. Het is niet te verwonderen, dat de lezer, die „De Kleine Johannes" hoort vernoemen, bijna altijd alleen maar denkt aan het eerste boek van die naam. In feite zijn er een Kleine Jo hannes I, II en III, die samen een tri logie vormen, waarvan het eerste deel verreweg het bekendste en geslaagdste is. Van Eeden opende er in October 1885 de eerste jaargang van de Nieuwe Gids mee. Twintig jaar later, in 190o en '06. toen Van Eeden zich allang van de jonge beweging der literatuurver nieuwers. de Tachtigers en de Nieu we Gids had losgemaakt, verschenen in Verwey's tijdschrift De Beweging de delen II en III. In de practijk is het eerste deel echter een op zich zelf staand boek gebleven. Het is een der weinige beroemde Nederlandse romans, prij kend op het literatuurlijstje, dat iedere leerling van een middelbare school voor zijn eindexamen moet lezen. Het is. in tegenstelling met deel II en III", herhaalde malen herdrukt. Maar nooit, tot voor kort, zijn de drie delen teza men uitgegeven. Nu eindelijk de com plete Kleine Johannes in één band is thuisgebracht, is er wel reden, over deze roman (s) van een halve eeuw geleden te schrijven als over een nieu we uitgave. Lodewijk van Deyssel schreef er een speciaal voorwoord voor Kon men vroeger „De Kleine Jo hannes" een dichterlijk weergegeven rijpingsproces van kind tot man noe men, omdat men voornamelijk oog had voor het eerste deel, voor de complete uitgave van de trilogie is deze omschrijving te beperkt. Men dient het boek nu veel meer te zien als de weergave van alles wat een mens, die cp zoek is naar het geluk, kan ervaren vóór hij dit geluk vindt. De schrijver zelf is zo'n zoekende ge weest; tot hij in 1922 zijn geluk in het katholicisme vond. Het ging hem in zijn kunst niet om de Schoonheid, zoals bij de andere Tachtigers, die dit woord met een majesteitelijke hoofd letter schreven. Het ging hem om problemen, om de uitbeelding en op lossing van problemen. Hierom gaat het ook in de Kleine Johannes. On der de symbolische, soms sprookjes achtige, gebeurtenissen van deze ro man komt een bizarre reeks levens vragen bloot, die veel meer betekent dan weergave van een rijpende kinderziel. Het boek „De Kleine Johannes" is Van Ecden's poging om zijn eigen ver scheurdheid tussen geluk en ongeluk te genezen. Het is een belijdenis Van die verscheurdheid in opperste vorm. Men kan die verscheurdheid op verschillen de manieren omschrijven, maar men stelt zich haar licht te eenvoudig voor. Het grote probleem, waar het bij Van Eeden steeds om gaat, is: Ideaal en Werkelijkheid met elkaar te verenigen. In het eerste boek van de Kleine Jo hannes leeft Johannes nog heerlijk in zijn fantasiewereldje. In de fantasie is Portret van dr. Frederik van Eeden (geschilderd door Jacques van Looy). er geen tweespalt tussen ideaal en werkelijkheid. In de fantasie, hier voor gesteld door het elfje Windekind, is Johannes één met het leven Van plan ten en dieren in de natuur. Hij praat met konijntjes en glimwormen," met *de elfenkoning Oberon en met de rode duinroos, die het gouden sleuteltje van het geluk, dat Johannes van Winde kind heeft gekregen, tussen haar wor tels bewaart. Dit sleuteltje van het ge luk raakt echter zoek, omdat Johannes op den duur niet meer in zijn fantasie gelooft. Kabouter Wistik, die als maar vraagt wist ik wist ik heeft hem aan 't nadenken gezet over de vraag „waarom alle dingen zijn zoals ze zijn". En wie hier eenmaal over na gaat denken, raakt steeds dieper in de put van het onbegrijpelijke. Het gaat dan ook niet goed meer met de kleine Johannes; totdat er eindelijk iets in zijn leven komt, dat steekhou dender is dan zijn fantasie. Dat is zijn „liefde voor de mensheid". p het einde van het eerste deel wordt deze liefde in het vooruit zicht. gesteld. Het boek eindigt met deze verwachting der tijejen, onge veer als het hoofdstuk uit het Oude Testament, waarin de Verlosser aan Adam en Eva wordt beloofd, nadat zij zojuist uit het Paradijs zijn verdreven. Johannes is verdreven uit hef paradijs van ziin fantasie. De wereld is nu in eens akelig koud en leeg. Maar op de laatste bladzijde wordt Johannes mee gevoerd aan de hand van een onbeken de geleider, die van zichzelf zegt, dat hij méér is dan een mens. Samen gaan zij op weg naar de stad, „waar de mensheid is en haar weedom". Zoals het na de eerste belofte van de Ver losser nog eeuwen zou duren, eer het Oude Testament kon worden afgeslo ten, zo duurt het voor de Kleine Jo hannes nog twee lijvige romans vol J J geestesavonturen, vooraleer hij zijn ge- f lf) fJTl luk vindt in dienende liefde voor de K-B' Cy L C L mensheid. Bovenstaande vergelijking krijgt des te meer zin, naarmate men in deel II en III van „De Kleine Johannes'* een nabootsing van het Evangelieverhaal gaat opmerken. De onbekende geleider, die Markus Vis blijkt te heten en die de broederschap tussen alle mensen verpersoonlijkt, ontpopt zich als een socialistische Christusfiguur. Het geluk waarnaar Johannes zoekt; het geluk, gelegen in de liefde voor het lijden der wereld, blijkt in wezen religieus te ziin. Van Eeden droomde in die dagen van een ideale commu nistische gemeenschap (de stichting van de kolonie „W a 1 d e n" is van deze droom de mislukte daad geweest; be wijs wederom van de verscheurdheid tussen Ideaal en Werkelijkheid!) en voelde zich dientengevolge verwant aan de eerste Christenen, die letterlijk naar het Evangelie trachtten te leven. Van Eeden zocht nu op zijn wijze, aange past aan levensomstandigheden van de moderne tijd, de wording van een edele, communistisch-evangelische maat schappij te verbeelden. Zijn poging werd tegelijkertijd een vertoon van halfzacht idealisme èn een grootse fan tasie van het geestelijk lijden, dat de moderne mens moet doorstaan vóórdat hij alle dwalingen van zijn geest door ziet. Dit lijden van de mens is groter naarmate zijn zelfbewustzijn, zijn ik-gevoel, groter is., In het werk van Frederik van Eeden is dit ik-gevoel bepaald opvallend aanwezig; opval lend, juist omdat de schrijver het probeert om te cijferen in een ge meenschapsgevoel. Ook dit kramp achtige wegcijferen van zichzelf, dit omtoveren van andermans verdriet in eigen verdriet en van eigen ver driet in andermans verdriet, is een vorm van de innerlijke verscheurd heid, die Frederik van Eeden tot zijn scheppend werk dreef. NICO VERHOEVEN Frederik van Eeden: „De Kleine Johannes!', complete uitgave. Met een voorwoord van Lodewijk van Deyssel. Illustraties van Guust Hens. Uitg. Mou- ton Co,, 's-Gravenhage 1949. ZONDAG 22 Januari: 3de Zondag na Driekoningen: Mis v. d. dag: 2 H.H. Vin- centius en Anastasius; 3 tot de H. Maagd: Crecfo; pref. v. d. H. Drievuldigh.; groen MAANDAG: H. Raijmundus v. Penna* fort, belijder; Mis Os justi; 2 H. Emeren- tiana; 3 tot de H. Maagd; gewone prefatie: wit. DINSDAG: H. Timotheus, bisschop, mar telaar; Mis Statuit; gewone prefatie; rood. WOENSDAG: Bekering v. d. H. Paulus; eigen Mis: 2 H. Petrus; Credo; prefatie v. d. Apostelen; wit. N.B.: Einde v. d. In ternationale Bidweek. DONDERDAG: H. Polycarpus, bisschop, martelaar; eigen Mis; gewone prefatie; rood. VRIJDAG: H. Joannes Chysostomus, bis schop, belijder, kerkleraar; eigen Mis; Credo; gewone prefatie; wit. ZATERDAG: H. Petrus Nolascus, belij der; Mis Justus; 2 H. Agnes; gewone pre fatie; wit# ZONDAG 29 Januari: 4de Zondag na Driekoningen; Mis v. d. dag; 2 H. Francis- cus v. Sales; Credo; prefatie v. d. H Drie vuldigheid; groen. Advertentie H.B.S., Staatsexamen A en B, Mulcwjipl. Advertentie N.V. &CO ROTTERDAM KON. MEUBELFABRIEK KLEIWEG 244 TEL 84784 Meubelen en betimmeringen voor: Directiekamers Vergaderzalen Hotels Woningen Schepen Adviezen voor binnenhuisarchitectuu' Utrechts Binnenhuis Museumlttn 7,Utrecht TeL 17285 Met schokjes remt de electrische af en worden wij wakker. Op het perron van Driebergen fladderen vier witte jassen achter vier bladen met witte, papieren bekers. Koffieieieie. Als wij hoofd en hand-met-beker koffie terughalen uit de raamope ning, kijken wij op de gleufhoed van een medereiziger. De hele trein is bijna leeg, maar uitgerekend tegen over ons moest deze man plaats ne men. „Goede morgen, meneer." Wij brommen iets terug, drinken koffie en gluren over de bekerrand naar de gleufhoed. Zestig jaar, met een houding als een versgesteven overhemd, en een veel te wijde, vale huid opgehangen van het ene oor naar het andere. „Koffie goed, meneerbegint Gleufhoed zijn conversatie. „Ja. dank u. Prima." „Ook naar Arnhem, meneer?" Gleufhoed heeft een aparte, lijzige en eentonige manier van spreken. „Nee, ik ga door naar Nijmegen." „Zwaar getroffen, dat Nijmegen, meneer." Bij dat woord „getroffen" weten wij ineens met zekerheid, dat Gleuj- lioed het eerzame maar onsympa thieke beroep van begrafenisonder nemer uitoefent. „Druk in zaken, meneer?" Onze buurman vraagt maar door. „Niet er0. U wel?" Gleufhoed doet zijn handschoenen uit en steekt een klein sigaartje op. „Kijkt u eens, al zeg ik het zelf. dom ben ik nooit geweest. Toen ik als jongen een beroep moest kiezen, heb ik gezocht naar een baan, waarbij de kans op werkloosheid miniem was." „Sjonge, dat is vooruitziend. Toen bent u zeker bakker geworden. Ieder een eet elke dag brood." Gleufhoed schudt zijn wangzakken van links naar rechts. „Nee, meneer. Er zijn nog zóveel andere dingen, die een mens kan eten. Dat was mij nog niet safe ge noeg. Ik redeneerde als volgt: wat doet ieder mens in ieder geval altijd?" Met goocheme glimogen wacht Gleufhoed af, of wij misschien op het juiste antwoord komen. „Praten natuurlijk." Wij denken aan ons plan om tijdens deze reis de slaapachterstand in te halen, wat Gleufhoed volkomen torpedeert. „Nee meneer. Ieder mens wordt in elk geval geboren en gaat in elk ge val dood. Dusben ik lijkbezorger geworden „En heeft u geen spijt van die keus?" „Geen moment gehad, meneer. Prettig werk, meneer. Vol afwisse ling. Nooit geen vaste klanten. Iedere keer een ander. Weet u al, wie u hé, meneer.'" Wtj geven geen antwoord. Wy zyn aan het sterven. door PATRICK PURCEIX 30. Zoals ik zei, had ik hem, behalve op een afstand, nooit tevoren gezien en üe afstand ontnam hem zijn aangeboren levendigheid, gaf hem met zijn geweldig groot lichaam iets hulpeloos. Maar hier was geen sprake van hulpeloosheid, eer- der, was er een groot bewustzijn van kracht en macht. Zelfs zijn wenkbrau wen waren massief en zelfbewust, de grijze ogen hadden een staalachtigo glinstering en de bos donker, taai haar. die zijn hoofd bekroonde, gaf hem de zelfde soort waardigheid als een kolbau van berenvel aan een grenadier. Hij was wel een heerboer, en een rijke bovendien, maar er waren nu weinig blijken van rijkdom of voornaamheid hem, behalve dat zijn donkere, ouder wetse twiedpak goed gemaakt en van uitstekende stof was. Hij zag er uit alsof hij behaaglgijk en op zijn gemak bij het keukenvuur had zitten uitrusten en nu door ons onaangediend bezoek weer mei geweld was teruggebracht naar zijn schoenen en zijn achtenswaardigheid. Het opbollende vest verried de haast, waarmee hij vergeten had alle knopen dicht te maken, en één schoenveter sleepte over het vloerkleed, terwijl hij op ons toe kwam Zijn stemgeluid was laag, maar in hei lege register had het iets rijps en zachts. Hij groette mijn oom Malachy heel hof felijk, heel vriendelijk. Daarna wendde hij zich tot mij. Ik hield mijn hoofd hoog. Als mijn vader mij uit de Nevelen gadesloeg, dan zou hij geen reden hebben om te vrezen, dat ik zijn nagedachtenis vergeten Was. Deze man mocht de vader van Esther zijn, hij mocht nu duizendmaal een machtig man zijn, het was Thady Han- rahan, een vijand. Hij stak zijn hanéP uit. Hij sprak. Hij was zowel vriendelijk als bescheiden. „Je bent welkom op Teampallpadraig, Joè Doyle," zei hij rustig, „zowel wat je vader als wat je zelf aangaat." Ik verroerde me niet. Ik aanvaardde niet die toegestoken hand, dat teken van vriendschap: de sombere koppigheid van mi in geslacht slinkt maar langzaam. Hij trók zijn hand niet terug. Hij sprak ver der, nóg steeds met zachte en oprechte stem. „Die dwaasheid, die er tussen ons ge weest is, tussen je vader en mij, was al erg genoeg, toen we allebei nog leefden, al hebben we het dan ook Godbetert pas gezien, toen het te laat was. Maar het heeft niet de rrtinste zin om een per soonlijke kwestie nog over het graf heen to laten komen en een erfenis van haal te laten aan de opgroeiende jeugd. Neem mijn hand, jongen. Ik had die je vader al jaren geleden moeten toesteken, maar daarvoor was ik geen kerei genoeg. Ik nam zijn hand. Ik wist dat mijn vader dat ook zou gedaan hebben, ais hij op mijn plaats had gestaan „Wel bedankt, mijnheer Hanrahan," zei ik, terwijl ik ging staan. „Voor wat mij betreft is nu het verleden voorbij en afgedaan. Het beste wat wij kunnen doen, is het helemaal vergeten." Hij liet zijn grote hand op mijn schouder neerdalen. „Je hebt gelijk, jongen! En vergeten zal het ook zijn!" Hjer liet ik het bij. Om wille van Ma lachy had ik er in toegestemd om zijn huwelijksaanzoek te. behartigen in een soort sfeer van wapenstilstand, maar als Thady vrede wou, dan moest het maar vrede zijn. Nu er recht gedaan was en de vijand schap uit de weg was geruimd, zette Thady zich op zijn-gemak in een fau teuil, die verrassend goed bij zijn om vang paste. „Dus jullie waren bij de wedstrijd?" „Wis en waarachtig. We komen er net pas vandaan." Malachy. blij dat de span ning geluwd was, graaide naar zijn pijp terwijl hij sprak. „Heer in de hemel, ik ben, geloof ik, mijn beetje benul nog aan het verlie zen." Hanrahan sprong op uit de grote fauteuil. „Hebben jullie die grote reis achter de rug en zit ik hier doodkalm in mijn stoel, zonder er ook maar aan te dénken om jullie te vragen, of je nog iets hebben wilt!" In een ogenblik stond hij voor een kastje, dat onder de trap verscholen zat, en maakte het open. „Kom, kom! Doe geen moeite, man, doe geen moeite! Als je het mij vraagt, hebben we al heel wat te veel van dat zelfde vocht genoten," verzette zich Ma lachy, met zijn pijp in de hand, zonder veel overtuiging, heen en weer getrok ken tussen zijn zwak voor geestrijke vochten en zijn angstige zorg om zijn gewichtige zaken met een enigszins hel der hoofd af te doen. „O nee, 't is geen moeite! Een slokje whiskey, Malachy? En jij ook, Joe?" Malachy gaf mij een waarschuwende wenk en fronste zijn gezicht. Ik deed, met een zekere pret, of ik hem niet be greep. „Och kijk eens, mijnheer Hanrahan." zei ik vrolijk, ,,'t is niet dat ik zo gek op het spul ben, maar ik geloof dat ik toch voor de gezelligheid een slokje ne men moet." Malachy protesteerde niet verder toen Thady uit een of andere schemerige schuilhoek waar hij met zijn hand een geluid van gestoten glazen teweeg bracht, een omvangrijke karaf te voor schijn haalde. „Én is er goed gespeeld?" vroeg hij. „Ja, dat zeker. Wel goed, hoor!" Ma lachy was nog steeds een perfect woord voerder. „Ik had gedacht, dat Mooncoin wat beter voor de dag zou komen. Maar al les bij elkaar genomen en iedereen in zijn waarde gelaten, zou ik het toch zo zeggen, dat de sterkste ploeg het zeker gewonnen heeft." „Heb jijzelf meegespeeld, Joe?" Tha dy scharrelde nog steeds met de glazen. „Ja zeker, dat wil zeggen, ik heb het geprobeerd. Maar ik kwam wel tot de ontdekking, dat ik tegen Kieran Doheny niet opkon." De kast had nu eindelijk de gezochte glazen opgeleverd. Met enig gedruis zet te de zware Thady de tumblers en de karaf op de schoorsteenmantel. „Op zichzelf is dat helemaal niet iets om je over te schamen. Ik heb wel ho ren zeggen dat er geen drie spelers in Ierland zijn, die hem baas kunnen." „Ja, een betere dan hij heb ik in ieder geval nooit ontmoet." Met een opwekkend geluid klokkerde de whiskey uit de fles. „Kijk eens, Malachy." „Grote hemel! Verdomme, man. wil je me verzuipen?" Corcoran staarde naar de hem toebedeelde portie met goedge- veinsd afgrijzen. „Loop heen. je hoeft er helemaal niet bang van te zijn. Dat goedje is zo zacht als je moeders melk. 't Zal geen kind kwaad doen en er zit meer in dan even een proefje." Met deze woorden reikte hij ook mij een tumbler aan, een zo wel gevulde, dat ik er zelfs bij volkomen nuchterheid van zou geschrokken zijn. Malachy hief zijn glas met een ge wichtig gezicht op. „Kom. op degenen die gestorven en uit de tijd zijn. op al onze doden!" „Amen!" zei Thady. „Alle goeds!" zei ik. „Prosit!" antwoordde Thady. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3