Eenheid
DEMOCRATISCH FINLAND STEMT
J
Wereldtoneel
Opgepast voor
slagwoorden
DICHTERES VAN 4 JAAR
EPIC-DE noorman:
TUSSEN IDEAAL EN
„De Kleine Johannes3
in dundrukeditie
WERKELIJKHEID
Mensen op reis
r irrnr
O
LilJl I/U
Haar eerste boek
uitgegeven
A
EEN TRILOGIE
LITERAIRE KRONIEK
nüTliiffliHiH
ZATERDAG 21 JANUARI 1950
PAGINA 3
Ex-libris-prijsvraag
Internationale Bidweek
Liturgische weekkalender
icundzn ~6€anJk *izui; adem fius a/s mcA&zndajUur.
IHILVERSUM
Vraagt ons prospectus
ONDERWIJZERSAKTE
GEDWARSBOOMDE
Vertaling
JOHANNA PERENBOOM
Als wij de achtergrond en de beteke
nis van de Internationale Bidweek
goed begrijpen, dan zullen wij er
tevens diep van overtuigd zijn, dat.
strikt genomen, geen Christen ter wereld
zich verantwoord mag achten, wanneer
hij geen deel neemt aan deze algemene
gebedsactie. Zonder vrees voor overdrij
ving mag men gerust beweren, dat de
biddende Christenheid in deze dagen ons
de vergelijking ingeeft met een leger, dat
alle beschikbare krachten samentrekt
voor de beslissende strijd.
Omdat de grote crisis gekomen is!
Constructieve plannen worden niet ge
boren in een paniekstemming. Ander
zijds eisen echter doortastende maatre
gelen ter verbetering van een verkeerde
toestand een voorafgaande, nauwkeurige
diagnose. Alleen een zekere kennis van
de eigenlijke aard der kwaal maakt de
keuze van het juiste geneesmiddel
mogelijk.
Het is daarom van het grootste belang,
dat wij ons ter dege rekenschap geven
van het feit, dat onze generatie een keer
punt in de geschiedenis van het mens
dom beleeft. Herhaaldelijk is elders en
op deze plaats betoogd, dat het christen
dom niet bij machte is gebleken het
ideaal en de opdracht van zijn goddelijke
Stichter te verwezenlijken. Althans niet
door de wijze, waarop het over de grote
linie door de Christenen in practijk is
gebracht.
Zonder het vele goede, dat in de loop
der eeuwen is tot stand gebracht, en ook
nu nog. plaatselijk te bewonderen valt.
ook maar in 't minst te ontkennen, dwingt
de huidige wereldsituatie ons toch van
een bedroevend fiasco te spreken. En
zoals eveneens meermalen is vastgesteld,
moet. helaas, worden toegegeven, dat het
christendom, in zijn algemene, tegenwoor-
woordige beleving, nauwelijks in staat
kan worden geacht, opgewassen te zijn
tegen de in het communisme één en stern,
geworden machten van het kwaad, di»
het aanschijn der aarde „dreigen" te her
nieuwen. Dat deze vernieuwing geen
verbetering is. behoeft wel niet nader
te worden verklaard.
Het valt niet te loochenen, dat het
communisme nooit en nimmer die vat op
de massa zou gekregen hebben, wanneer
de Christenen, door een strikte en nauw
gezette beleving van de leer van hun
Meester, liefde en rechtvaardigheid op
aarde de plaats hadden gegeven, die hun
volgens Gods bedoelingen toekomt.
Want met uitsluiting van a'le andere
wereldbeschouwingen bezit alléén het
Christendom de enige waarheid omtrent
de juiste levenshouding van de mens,
waardoor vrede en geluk op aarde ge
waarborgd zijn.
Het blijft een onweerlegbare waar
heid." dat het Christendom de enige
tegenstander is, die met succes de
strijd tegen de vernietigende invloed
van de communistische leer kan aanbin
den. Maar dan een Christendom, dat zijn
belijdenis als één man tegenover de we
reld stelt, als het levende bewijs, dat
liefde, rechtvaardigheid en vrede op dit
ondermaanse enkel en alleen, maar ook
ten volle, te verwezenlijken zijn in een
onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan
Gods wet.
Het probleem van het communisme is
de dagelijkse zorg van onze hedendaagse
samenleving. Een louter negatieve be
strijding, verre van een oplossing te
brengen, zal zijn invloed en macht eer
der versterken, omdat het positieve
tegenwicht ontbreekt.
Ontdéan van zijn godloze en materia
listische basis toont het communisme in
zijn doelstelling een verregaande over
eenkomst met de idealen van het chris
tendom. Het verbijsterende open-staan
van de grote massa voor deze nieuwe,
maatschappelijke „heilsleer" is dan ook
o.a. te verstaan door het tekortschieten
van de Christenen en de luid uitgeba
zuinde communistische beloften van een
direct verwezenlijkbaar „paradijs op
aarde".
Inderdaad kan niemand ontkennen, dat
de Christenen de grote verantwoordelijk
heid dragen voor het ontbreken van een
gezonde, maatschappelijke orde. De
diepste oorzaak hiervan ligt ongetwijfeld
in hun betreurenswaardige, onderlinge
verdeeldheid. Zoals eenheid macht
maakt, zo verzwakt verdeeldheid alle
kracht.
Er is, goddank, een kentering ten goede
te bespeuren. Maar het staat tevens vast,
dat cr nog een lange en doornige weg
is af te leggen vóórdat Christus' wens,
dat allen één zijn, in vervulling is gegaan.
Wij, Katholieken, hebben de zware
plicht, door ons b 1 ij v e n d gebed voor
onze afgescheiden broeders de genade
te verkrijgen van hun terugkeer naar d»
éne Moederkerk. De Internationale Bid
week, die nu over de wereld gehouden
Wordt en al onze geloofsgenoten tot^en
machtig, smekend leger verbindt, biedt
ons de gelegenheid tot het vervullen van
onze echt katholieke, apostolische taak.
Niet voor niets heeft Z.H. de Paus er tel
kens weer op gewezen, dat het H. Jaar
een geestelijke kruistocht behoort te zijn
ten voordele van de hele wereld. En heel
in het bijzonder heeft de verantwoorde
lijke Herder van de zielen der mensen er
de nadruk op gelegd, dat door het heilig
leven en het vurig gebed der Katholie
ken zeer veel afgedwaalden tot de Ware
Kerk moeten terugkeren.
Dit is een verheven, een heilige, een
echt katholieke taak, die God zelf ons
heeft opgelegd. Wij mogen ons niet daar
aan onttrekken. Omdat het heil van
velen van ons gebed kan afhangen.
Maar daarbij mogen wij niet nalaten, ons
eigen gedrag grondig te herzien, dat nu
•mg. al te vaak onze mede-mensen eerder
afstoot dan aantrekt. L.
Finland staat weer in het brandpunt
van de belangstelling. De bevolking
van dit land, die ons in de jaren
vlak vóór de oorlog door haar moedige
strijd zo sympathiek was, heeft meer
moeten doorstaan. Door de omstandig
heden gedwongen werd het land gewik
keld in een oorlog met Rusland, maar
dan aan de kant van de Duitsers. Zo
moest het dappere Finland nog een
zwaar vredesverdrag slikken, waarbij
het mirabile dictu toch nog op een
behoorlijke wijze zijn onafhankelijkheid
wist te waarborgen.
Thans is het land volgens onze be
grippen een democratische republiek.
De president wordt door driehonderd
kiesmannen gekozen, die op hun beurt
weer door het volk worden gekozen.
De laatste maal dat in Finland presi
dentschapsverkiezingen werden gehou
den volgens de bepalingen van de
grondwet, was in 1937, toen Kyosto Kal-
lio, in die 'tijd leider van de Agrarische
Partij, tot president werd gekozen. Kal-
lio stierf in 1940, vóór zijn zittingsperio
de om was. Het land had een zware last
op de schouder als gevolg van het ver
liezen van de zogenaamde „winteroor-
log" tegen Rusland (19391940). Natio
nale verkiezingen werden daarom als te
moeilijk beschouwd, omdat meer dan
een tiende van het totaal aantal kiezers
als verplaatste personen in Finland
leefde, nadat hun geboortestreken aan
Rusland waren afgestaan. Er werd
daarom een speciale wet aangenomen,
die het kiescollege van 1937 machtigde
om Kallio's opvolger aan te wijzen.Zij
kozen premier Riso Ryti, die tijdens de
ziekte van Kallio als waarnemend pre
sident was opgetreden. De rest van de
zittingsperiode bleef hij aan als presi
dent.
In 1943, toen het tijdstip voor verkie
zingen gekomen was, was Finland op'
nieuw in oorlog met Rusland, en een in
terne politieke strijd werd als te ge
vaarlijk beschouwd. Het oude kiescol
lege kreeg een nieuwe volmacht en Ry
ti bleef president.
In de zomer van 1944 trad Ryti af,
hopend, dat het land een vredesschik-
king met Rusland zou kunnen bereiken.
Het parlement nam een noodwet aan en
benoemde veldmaarschalk Carl G. Man-
nerheim tot president voor een zittings
periode van zes jaar, die op 4 Augustus
1944 begon. Begin 1946 trad de 79-jarige
Mannerheim, die thans in Zwitserland
verblijft en Dinsdag speciaal per vlieg
tuig naar Helsinki kwam om te stem
men, af, officieel wegens zijn slechte ge
zondheid, mogelijk ook om politieke re
denen.
Opnieuw werd een noodwet aangeno
men. Het parlement achtte het onmoge
lijk de verkiezingen binnen een kor
tere periode dan verscheidene maanden
te houden. Verder meende het, dat het
gevaarlijk zou zijn de hoge functie
vacant te laten onder de onstabiele na
oorlogse omstandigheden.
Premier J. K. Paasikivi, die de func
tie tijdens Mannerheims ziekte waar
nam, werd door het parlement aange
wezen om Mannerheims zittingsperiode
vol te maken. Deze periode loopt op 1
Maart a.s. af.
Het is thans vrijwel zeker, dat Paasi
kivi tot president gekozen zal worden
Van de 300 kiesmannen, die bij de stem
ming van Maandag en Dinsdag zijn aan
gewezen om 15 Februari de president te
kiezen, zullen er naar verwacht mag
worden 173 op Paasikivi stemmen.
Indien Paasikivi gekozen' wordt, zal hij
85 zijn aan het eind van zijn zittings
periode. Velen beschouwen hem als
„te oud" en de communisten zeggen,
dat hij „te reactionnair" is. De andere
candidaten zijn de 49-jarige voorzitter
van het parlement, Urho K. Kekkonen,
de leider der Agrariërs, en de 59-jarige
Mauno Pekkala, premier in 19461943,
de candidaat der communisten. Vier par
tijen steunen Paasikivi direct of indirect.
Het zijn de Conservatieven, de Libe
ralen, de Zweeds sprekende Volks
partij en de Sociaal-Democraten. Paasi-
(Vervolg van pag. 1)
gekken, dat als men nu maar enige
taren lang op dit aambeeld blijft ha
meren er plotseling in onze Staten-Ge-
heraal een besluit zou worden geno
den. tengevolge waarvan enkele weken
later de niet-bezitters hun banktegoed
regelmatig zouden zien stijgen. We
•herten, dat de kwestie van de eigen
domsvorming vooralsnog in- wat we
houden willen noemen het academisch
Radium verkeert. Het feit, dat men het
s'elt is belangrijk. Dat economen en
sociologen er op studeren is van bete
kenis; dat men de mensen zonder par-
,'culier bezit wijst op de wenselijkheid,
dat zij iets gaan bezitten, daar is op
^Ich niets op tegen. Het kan slechts de
Spaarzaamheid ten goede komen. Maar
aten we vooral zorgen van deze zaak
|eon propagandastunt, geen holle leuze,
5?en schoonklinkende frase te maken,
d'e slechts onrust zou teweeg brengen
,n de maatschappelijke ontevredenheid
a°ct stijgen.
v ^en vergelijking met de ontwikkeling
an de sociaie wetgeving moge ook in
n opzicht worden getrokken. Wie een
aive eeuw geleden zou hebben ge-
de un over de noodzakelijkheid van
]a b,->na 50 sociale wetten, die ons
«na thans kent, zou niet naar Utopia,
>:?ar naar een krankzinnigen-inrichting
verwezen. Toch was de behoefte
aan wetten ook toen wel degelijk
nwezig. Een langzame omgroei van
de
s, gedachtenwereld kon evenwel
alle U de weg effenen, waarlangs dit
der n worden bereikt. Moge de weg
Vqo ^e'eideliikheid en der deugdelijke
vanr^lchtigheid ook in het propageren
v.n,"e gedachte van eigendomsvorming
rden gevolgd.
kivi heeft de candidatuur echter niet of
ficieel aangenomen. De vroegere leider
der Conservatieven houdt er van boven
alle partijen te staan. Dezer dagen zei-
de hij, dat hij de candidatuur alleen
maar zou accepteren, indien hij „een
stemmig gesteund" zou worden. Daar
om heeft hij de vrije hand om wan
neer dan ook „neen" te zeggen, speci
aal wanneer hij vindt, dat 't resultaat var,
de verkiezing van het kiescollege zijn
herverkiezing niet volkomen zeker
maakt.
Het kiessysteem voor de leden van het
kiescollege werkt als volgt: indien een
candidaat meer dan de helft van het
aantal stemmen krijgt bij de eerste
stemming, dan is hij gekozen. Anders
moet opnieuw gestemd worden. Indien
dan niemand een meerdeïheid krijgr,
wordt voor de derde maal gestemd en
wel tussen de twee bovenste candidaten
der tweede stemming. Indien hetgeen
niet het geval is geweest bij zo'n
eerste stemming blijkt, dat de door bo
vengenoemde partijen gesteunde candi
daat niet door het kiescollege zal wor
den gekozen, dan schuiven zij meestal
een totaal onbekende figuur naar voren.
Het is daarom ook vrijwel uitgesloten,
dat, indien Paasikivi niet gekozen zou
worden, Kekkonen of Pekkala een goe
de kans zou maken. Hierbij moet wor
den aangetekend, dat het kiescollege al
tijd eerst de partijen hoort.
Indien een „outsider" president zou
worden, dan zou dat niet de eerste maal
in de Finse geschiedenis zijn. In 1925
werd Lauri Relander gekozen, hoewel
zijn naam nooit genoemd was in ver
band met de verkiezingen. Hij werd ge
kozen, omdat de verdeeldheid der stem
men bij de eerste stemming te groot
was. Het enige, dat de wet van de pre
sident eist, is, dat hij door geboorte een
Fins staatsburger moet zijn.
De drie candidaten maken op verschil
lende wijze verkiezingspropaganda:
Kekkonen reisde door de provincies en
sprak verscheidene redevoeringen per
dag uit. Pekkala werd gesteund door
de hele communistische pers, die veel
critiek uitoefent op president Paasikivi.
Paasikivi zelf maakt helemaal geen pro
paganda. Hij heeft geen enkele redevoe
ring uitgesproken, die als verkiezings
rede kan worden beschouwd mis
schien met uitzondering van zijn nieuw
jaarsboodschap. waarin hij zeide: „Ik
heb meer gedaan dan enige andere le
vende Fin voor de handhaving van de
vriendschap en vrede met de Sovjet-
Unie".
Een minuut nadat hij gesproken had,
bracht de radio een Tass-bericht, waar
in gezegd werd, dat Rusland de uitle
vering eiste van Russische oorlogsmis
dadigers, die in Finland asyl zouden go-
nieten. Achteraf is van deze beschuldi
ging niets waar gebleken. De aanhan
gers van Paasikivi zeggen, dat zijn bui
tenlandse politiek prima is geweest. Een
bewijs hiervan noemen zij de belachelij
ke Russische nota: er was blijkbaai
niets beters te vinden. De communisten
beweren natuurlijk, dat de Russische, no
ta 'n bewijs is van Paasikivi's reaction-
naire politiek en dat Paasikivi zich in
zijn functie onmogelijk heeft gemaakt.
Kekkonen en de Agrariërs zijn niet of
ficieel tegen Paasikivi gekant, doch Zij
zijn zeer ontevreden met het kabinet,
dat geleid wordt door Karl Fagerholm
en zijn dus indirect tegen de president
De in 1947 door de Nederlandse Exli-
bris-Kring ingestelde prijs voor hef beste
exlibris, zal ook dit jaar worden toe
gekend. De mededinging staat open voor
alle Nederlandse leden van de N.E.K.
voor exlibris, door hen ontworpen en
uitgevoerd in 1949. De jury wordt ge
vormd door dr. A. van der Boom te
Haarlem, Pam G. Rueter te Amsterdam
en Johan Schwencke te Den Haag.
Intentie voor 22 Januari:
De eenheid van qeloof en onder
werping aan de Paus van alle
Christenen van Amerika.
schrijfster op bezoek geweest en bij die
gelegenheid is het meisje plotseling met
dat versje voor de dag gekomen.
Is die Michèle Chédid nu een wonder
kind? Die kleine hummels hebben zo
dikwijls een prachtige fantasie, zij heb
ben er niet altijd van die tekenende
woorden voor en nog minder een moe
der, die hun gepraat opschrijft en uit
geeft.
Ze weet er zelf niets van, de kleine
Michèle Chédid, die vier jaar is, dat er
een boek van haar is uitgekomen. Een
dichtbundel zelfs. „Le Petit Livre" heeft
de moeder van het kleine meisje dat
bundeltje genoemd, en zij heeft ook voor
de uitgave gezorgd. Zij heeft het zelfs
geschreven, niet als autrice, slechts als
toegewijde secretaresse, die nauwgezet
noteerde wat de kleine dochter haar ver
telde, aldus zegt mme Chédid zelf.
In ieder geval zijn het simpele, kinder
lijke gedichtjes.
Zoals dit:
Maman elle est partie
Et je me suis couchée
Sous les coussins
Et j'ai pleuré.
Maman elle est revenue
Et elle m'a pris
La main.
Et moi j'ai baissé la tête
Pour ne pas regarder
Dans les yeux
De maman.
Het hoeft nauwelijks vertaald, want
wat blijft er dan van die kinderlijke
sfeer over? Misschien zo: Mama die is
weg en en ik lig in mijn bed onder de
kussens en ik heb gehuild. Mama
die is terug zij heeft mijn hand ge
pakt en ik heb mijn hoofd gebogen
om niet te hoeven kijken in de
ogen van mama
En dit merkwaardige versje:
Un rat est venu
Je l'ai accompagné.
Je suis resté avec lui.
Puis une autre fille est venue.
Je l'ai dit bonjour.
„Je t'emmènerai dans le jardin
Oü il n'y a pas de porte"
Et la dame criait comme une folie.
Vertaald: Er is een rat gekomen ik
ging met hem mee ik ben er bij ge
bleven Toen kwam er een ander klein
meisje aan. Ik zei goede dag. „Ik
breng je naar de tuin waar geen
poortje in is". En de vrouw huilde
als een gek.
En dit neg:
Le vent s'est collé dans un trou
Et il se frottait les yeux.
II avait des yeux
Grands comme une poèle.
L'étoile lui dit:
„Je vous présente ma fille!"
Êt l'ogre lui dit:
„II ne faut pas chanter
Dans les vignes".
Wat in het Nederlands zou kunnen wor
den: „De wind is in een hoekje wegge
kropen hij wreef zich d e ogen uit
Hij had ogen zo groot als van een kip
De ster zei tegen hem „Ik stel u
mijn dochter voor" En de bruut die
zei: „Je mag niet zingen in de
wijngaarden."
Het tweede van deze drie gedichten
staat niet in „Le Petit Livre", Esther van
Loo. medewerkster van het Franse blad
„Combat", citeert het. Zij is bij de kleine
Stern ovetGiina
66. In een ogenblik waren Baldon en de Japanse commandant omringd door de
haveloos geklede aanhangers van de mandarijn, terwijl enige anderen geen oog
van de keizerin aflieten. Zowel de Noorman als Ming liepen op de keizer toe.
„Wij zijn er trots op uwe hoge majesteit uit deze onwaardige gevangenschap te
mogen verlossen," sprak de mandarijn. Doch toen de keizer hem een woord van
dank wilde toevoegen maakte hij een afwerend gebaar. „Niet mijdoch de Noorman
komt erkentelijkheid toe. Zonder hem zouden luij er nimmer in geslaagd zijn uw
verblijfplaats onopgemerkt te naderen." Hij wilde zich tot Eric wenden, doch zag
dat deze reeds weer op de gevangenen was toegetreden en nu toezag dat zij achter
elkander uit het vertrek werden geleid. „Het is Eric's plan om hen als gijzelaars
mee te voeren. Op die manier hoopt hij ongehinderd dit kamp te kunnen verlaten.
Niemand zal ons durven tegenhouden wanneer wij de aanvoerders onder het bereik
van onze zwaarden hebben."
Eric verloor geen tijd met praten. Hij wist hoe gevaarlijk de situatie was waarin
zij verkeerden. Geen seconde langer dan nodig was wilde hij z'n mannen aan het
risico van een onverwachtse aanval blootstellen. Afgebeten gaf hij zijn bevelen en
sloeg geen acht op de verbeten blikken, welke dc drie gevangenen hem toezonden.
Maar cr was iemand anders, die zich niet om de noodzaak van zwijgzaamheid
bekommerde.
„Ha, uitbeeldsels van laagheid!" brieste Tai triomfantelijk. „Zo komt uw sluwheid
tot een einde! Niemand vermag te strijden tegen zo groot een dapperheid als de
mijne... eh de onze! Sidder! Sidder nu! Later zullen dankbare dichters liederen
zingen over de Grote Tai en diens allesversplintercnde knots, die een keizer wist
le bevrijden met nog enkele anderen," voegde hij er grootmoedig amn toe. H>j
wendde zich om teneinde de Japanner te volgen, die naar de uitgang werd gevoerd.
Ha, wat vermag Nippon tegen de dapperheid van een wijs man.' Loop door, afgietsel
van lafheid, of ik zal
Hij kreeg geen gelegenheid om zijn zin af te maken. Een vuist rukte hem ruw
zijn wapen uit de hand. Dit was de gelegenheid waarop Baldon vanaf het begin
qeloerd had. Met een wanhopige beweging wende hij zich om en zo snel was zijn
uitzwaait, dat de knots Eric tussen de ogen trof eer hij terug had kunnen springen.
Met een zachte kreet stortte de Noorman achterover
Trireder ik van Eeden werd in 1860 te Haarlem, geboren; hij groeide er
H op tot zijn achttiende jaar. In 1878 vertrok hij naar Amsterdam om er
medicijnen te studeren. Na zijn promotie vestigde hij zich in Bussum. De
sfeer van zijn Haarlemse jeugd heeft hij echter nooit vergeten. In zijn roman
„De Kleine Johannes" herkent men onder allerlei verbeeldingsvormen
'gemakkelijk de herinnering aan stad en duinlandschap.
Het is niet te verwonderen, dat de
lezer, die „De Kleine Johannes" hoort
vernoemen, bijna altijd alleen maar
denkt aan het eerste boek van die
naam. In feite zijn er een Kleine Jo
hannes I, II en III, die samen een tri
logie vormen, waarvan het eerste deel
verreweg het bekendste en geslaagdste
is. Van Eeden opende er in October
1885 de eerste jaargang van de Nieuwe
Gids mee. Twintig jaar later, in 190o
en '06. toen Van Eeden zich allang van
de jonge beweging der literatuurver
nieuwers. de Tachtigers en de Nieu
we Gids had losgemaakt, verschenen
in Verwey's tijdschrift De Beweging de
delen II en III. In de practijk is het
eerste deel echter een op zich zelf staand
boek gebleven. Het is een der weinige
beroemde Nederlandse romans, prij
kend op het literatuurlijstje, dat iedere
leerling van een middelbare school
voor zijn eindexamen moet lezen. Het
is. in tegenstelling met deel II en III",
herhaalde malen herdrukt. Maar nooit,
tot voor kort, zijn de drie delen teza
men uitgegeven. Nu eindelijk de com
plete Kleine Johannes in één band is
thuisgebracht, is er wel reden, over
deze roman (s) van een halve eeuw
geleden te schrijven als over een nieu
we uitgave. Lodewijk van Deyssel
schreef er een speciaal voorwoord
voor
Kon men vroeger „De Kleine Jo
hannes" een dichterlijk weergegeven
rijpingsproces van kind tot man noe
men, omdat men voornamelijk oog
had voor het eerste deel, voor de
complete uitgave van de trilogie is
deze omschrijving te beperkt. Men
dient het boek nu veel meer te zien
als de weergave van alles wat een
mens, die cp zoek is naar het geluk,
kan ervaren vóór hij dit geluk vindt.
De schrijver zelf is zo'n zoekende ge
weest; tot hij in 1922 zijn geluk in
het katholicisme vond. Het ging hem
in zijn kunst niet om de Schoonheid,
zoals bij de andere Tachtigers, die dit
woord met een majesteitelijke hoofd
letter schreven. Het ging hem om
problemen, om de uitbeelding en op
lossing van problemen. Hierom gaat
het ook in de Kleine Johannes. On
der de symbolische, soms sprookjes
achtige, gebeurtenissen van deze ro
man komt een bizarre reeks levens
vragen bloot, die veel meer betekent
dan weergave van een rijpende
kinderziel.
Het boek „De Kleine Johannes" is
Van Ecden's poging om zijn eigen ver
scheurdheid tussen geluk en ongeluk te
genezen. Het is een belijdenis Van die
verscheurdheid in opperste vorm. Men
kan die verscheurdheid op verschillen
de manieren omschrijven, maar men
stelt zich haar licht te eenvoudig voor.
Het grote probleem, waar het bij Van
Eeden steeds om gaat, is: Ideaal en
Werkelijkheid met elkaar te verenigen.
In het eerste boek van de Kleine Jo
hannes leeft Johannes nog heerlijk in
zijn fantasiewereldje. In de fantasie is
Portret van dr. Frederik van Eeden
(geschilderd door Jacques van Looy).
er geen tweespalt tussen ideaal en
werkelijkheid. In de fantasie, hier voor
gesteld door het elfje Windekind, is
Johannes één met het leven Van plan
ten en dieren in de natuur. Hij praat
met konijntjes en glimwormen," met *de
elfenkoning Oberon en met de rode
duinroos, die het gouden sleuteltje van
het geluk, dat Johannes van Winde
kind heeft gekregen, tussen haar wor
tels bewaart. Dit sleuteltje van het ge
luk raakt echter zoek, omdat Johannes
op den duur niet meer in zijn fantasie
gelooft. Kabouter Wistik, die als maar
vraagt wist ik wist ik heeft
hem aan 't nadenken gezet over de
vraag „waarom alle dingen zijn zoals ze
zijn". En wie hier eenmaal over na
gaat denken, raakt steeds dieper in de
put van het onbegrijpelijke.
Het gaat dan ook niet goed meer met
de kleine Johannes; totdat er eindelijk
iets in zijn leven komt, dat steekhou
dender is dan zijn fantasie. Dat is zijn
„liefde voor de mensheid".
p het einde van het eerste deel
wordt deze liefde in het vooruit
zicht. gesteld. Het boek eindigt
met deze verwachting der tijejen, onge
veer als het hoofdstuk uit het Oude
Testament, waarin de Verlosser aan
Adam en Eva wordt beloofd, nadat zij
zojuist uit het Paradijs zijn verdreven.
Johannes is verdreven uit hef paradijs
van ziin fantasie. De wereld is nu in
eens akelig koud en leeg. Maar op de
laatste bladzijde wordt Johannes mee
gevoerd aan de hand van een onbeken
de geleider, die van zichzelf zegt, dat
hij méér is dan een mens. Samen gaan
zij op weg naar de stad, „waar de
mensheid is en haar weedom". Zoals
het na de eerste belofte van de Ver
losser nog eeuwen zou duren, eer het
Oude Testament kon worden afgeslo
ten, zo duurt het voor de Kleine Jo
hannes nog twee lijvige romans vol
J J geestesavonturen, vooraleer hij zijn ge-
f lf) fJTl luk vindt in dienende liefde voor de
K-B' Cy L C L mensheid.
Bovenstaande vergelijking krijgt des
te meer zin, naarmate men in deel II
en III van „De Kleine Johannes'* een
nabootsing van het Evangelieverhaal
gaat opmerken. De onbekende geleider,
die Markus Vis blijkt te heten en die
de broederschap tussen alle mensen
verpersoonlijkt, ontpopt zich als een
socialistische Christusfiguur.
Het geluk waarnaar Johannes zoekt;
het geluk, gelegen in de liefde voor
het lijden der wereld, blijkt in wezen
religieus te ziin. Van Eeden droomde
in die dagen van een ideale commu
nistische gemeenschap (de stichting van
de kolonie „W a 1 d e n" is van deze
droom de mislukte daad geweest; be
wijs wederom van de verscheurdheid
tussen Ideaal en Werkelijkheid!) en
voelde zich dientengevolge verwant aan
de eerste Christenen, die letterlijk naar
het Evangelie trachtten te leven. Van
Eeden zocht nu op zijn wijze, aange
past aan levensomstandigheden van de
moderne tijd, de wording van een
edele, communistisch-evangelische maat
schappij te verbeelden. Zijn poging
werd tegelijkertijd een vertoon van
halfzacht idealisme èn een grootse fan
tasie van het geestelijk lijden, dat de
moderne mens moet doorstaan vóórdat
hij alle dwalingen van zijn geest door
ziet.
Dit lijden van de mens is groter
naarmate zijn zelfbewustzijn, zijn
ik-gevoel, groter is., In het werk van
Frederik van Eeden is dit ik-gevoel
bepaald opvallend aanwezig; opval
lend, juist omdat de schrijver het
probeert om te cijferen in een ge
meenschapsgevoel. Ook dit kramp
achtige wegcijferen van zichzelf, dit
omtoveren van andermans verdriet
in eigen verdriet en van eigen ver
driet in andermans verdriet, is een
vorm van de innerlijke verscheurd
heid, die Frederik van Eeden tot zijn
scheppend werk dreef.
NICO VERHOEVEN
Frederik van Eeden: „De Kleine
Johannes!', complete uitgave. Met een
voorwoord van Lodewijk van Deyssel.
Illustraties van Guust Hens. Uitg. Mou-
ton Co,, 's-Gravenhage 1949.
ZONDAG 22 Januari: 3de Zondag na
Driekoningen: Mis v. d. dag: 2 H.H. Vin-
centius en Anastasius; 3 tot de H. Maagd:
Crecfo; pref. v. d. H. Drievuldigh.; groen
MAANDAG: H. Raijmundus v. Penna*
fort, belijder; Mis Os justi; 2 H. Emeren-
tiana; 3 tot de H. Maagd; gewone prefatie:
wit.
DINSDAG: H. Timotheus, bisschop, mar
telaar; Mis Statuit; gewone prefatie; rood.
WOENSDAG: Bekering v. d. H. Paulus;
eigen Mis: 2 H. Petrus; Credo; prefatie
v. d. Apostelen; wit. N.B.: Einde v. d. In
ternationale Bidweek.
DONDERDAG: H. Polycarpus, bisschop,
martelaar; eigen Mis; gewone prefatie;
rood.
VRIJDAG: H. Joannes Chysostomus, bis
schop, belijder, kerkleraar; eigen Mis;
Credo; gewone prefatie; wit.
ZATERDAG: H. Petrus Nolascus, belij
der; Mis Justus; 2 H. Agnes; gewone pre
fatie; wit#
ZONDAG 29 Januari: 4de Zondag na
Driekoningen; Mis v. d. dag; 2 H. Francis-
cus v. Sales; Credo; prefatie v. d. H Drie
vuldigheid; groen.
Advertentie
H.B.S., Staatsexamen A en B, Mulcwjipl.
Advertentie
N.V.
&CO
ROTTERDAM
KON. MEUBELFABRIEK
KLEIWEG 244 TEL 84784
Meubelen en
betimmeringen voor:
Directiekamers
Vergaderzalen
Hotels
Woningen
Schepen
Adviezen voor
binnenhuisarchitectuu'
Utrechts Binnenhuis
Museumlttn 7,Utrecht
TeL 17285
Met schokjes remt de electrische
af en worden wij wakker. Op het
perron van Driebergen fladderen
vier witte jassen achter vier bladen
met witte, papieren bekers.
Koffieieieie.
Als wij hoofd en hand-met-beker
koffie terughalen uit de raamope
ning, kijken wij op de gleufhoed van
een medereiziger. De hele trein is
bijna leeg, maar uitgerekend tegen
over ons moest deze man plaats ne
men.
„Goede morgen, meneer."
Wij brommen iets terug, drinken
koffie en gluren over de bekerrand
naar de gleufhoed. Zestig jaar, met
een houding als een versgesteven
overhemd, en een veel te wijde, vale
huid opgehangen van het ene oor
naar het andere.
„Koffie goed, meneerbegint
Gleufhoed zijn conversatie.
„Ja. dank u. Prima."
„Ook naar Arnhem, meneer?"
Gleufhoed heeft een aparte, lijzige
en eentonige manier van spreken.
„Nee, ik ga door naar Nijmegen."
„Zwaar getroffen, dat Nijmegen,
meneer."
Bij dat woord „getroffen" weten
wij ineens met zekerheid, dat Gleuj-
lioed het eerzame maar onsympa
thieke beroep van begrafenisonder
nemer uitoefent.
„Druk in zaken, meneer?" Onze
buurman vraagt maar door.
„Niet er0. U wel?"
Gleufhoed doet zijn handschoenen
uit en steekt een klein sigaartje op.
„Kijkt u eens, al zeg ik het zelf.
dom ben ik nooit geweest. Toen ik
als jongen een beroep moest kiezen,
heb ik gezocht naar een baan, waarbij
de kans op werkloosheid miniem
was."
„Sjonge, dat is vooruitziend. Toen
bent u zeker bakker geworden. Ieder
een eet elke dag brood."
Gleufhoed schudt zijn wangzakken
van links naar rechts.
„Nee, meneer. Er zijn nog zóveel
andere dingen, die een mens kan
eten. Dat was mij nog niet safe ge
noeg. Ik redeneerde als volgt: wat
doet ieder mens in ieder geval altijd?"
Met goocheme glimogen wacht
Gleufhoed af, of wij misschien op het
juiste antwoord komen.
„Praten natuurlijk." Wij denken
aan ons plan om tijdens deze reis de
slaapachterstand in te halen, wat
Gleufhoed volkomen torpedeert.
„Nee meneer. Ieder mens wordt in
elk geval geboren en gaat in elk ge
val dood. Dusben ik lijkbezorger
geworden
„En heeft u geen spijt van die
keus?"
„Geen moment gehad, meneer.
Prettig werk, meneer. Vol afwisse
ling. Nooit geen vaste klanten. Iedere
keer een ander. Weet u al, wie u
hé, meneer.'"
Wtj geven geen antwoord. Wy zyn
aan het sterven.
door
PATRICK PURCEIX
30.
Zoals ik zei, had ik hem, behalve op
een afstand, nooit tevoren gezien en üe
afstand ontnam hem zijn aangeboren
levendigheid, gaf hem met zijn geweldig
groot lichaam iets hulpeloos. Maar hier
was geen sprake van hulpeloosheid, eer-
der, was er een groot bewustzijn van
kracht en macht. Zelfs zijn wenkbrau
wen waren massief en zelfbewust, de
grijze ogen hadden een staalachtigo
glinstering en de bos donker, taai haar.
die zijn hoofd bekroonde, gaf hem de
zelfde soort waardigheid als een kolbau
van berenvel aan een grenadier.
Hij was wel een heerboer, en een rijke
bovendien, maar er waren nu weinig
blijken van rijkdom of voornaamheid
hem, behalve dat zijn donkere, ouder
wetse twiedpak goed gemaakt en van
uitstekende stof was. Hij zag er uit alsof
hij behaaglgijk en op zijn gemak bij het
keukenvuur had zitten uitrusten en nu
door ons onaangediend bezoek weer mei
geweld was teruggebracht naar zijn
schoenen en zijn achtenswaardigheid.
Het opbollende vest verried de haast,
waarmee hij vergeten had alle knopen
dicht te maken, en één schoenveter
sleepte over het vloerkleed, terwijl hij
op ons toe kwam
Zijn stemgeluid was laag, maar in hei
lege register had het iets rijps en zachts.
Hij groette mijn oom Malachy heel hof
felijk, heel vriendelijk. Daarna wendde
hij zich tot mij.
Ik hield mijn hoofd hoog. Als mijn
vader mij uit de Nevelen gadesloeg, dan
zou hij geen reden hebben om te vrezen,
dat ik zijn nagedachtenis vergeten Was.
Deze man mocht de vader van Esther
zijn, hij mocht nu duizendmaal een
machtig man zijn, het was Thady Han-
rahan, een vijand.
Hij stak zijn hanéP uit. Hij sprak. Hij
was zowel vriendelijk als bescheiden.
„Je bent welkom op Teampallpadraig,
Joè Doyle," zei hij rustig, „zowel wat je
vader als wat je zelf aangaat."
Ik verroerde me niet. Ik aanvaardde
niet die toegestoken hand, dat teken van
vriendschap: de sombere koppigheid van
mi in geslacht slinkt maar langzaam. Hij
trók zijn hand niet terug. Hij sprak ver
der, nóg steeds met zachte en oprechte
stem.
„Die dwaasheid, die er tussen ons ge
weest is, tussen je vader en mij, was al
erg genoeg, toen we allebei nog leefden,
al hebben we het dan ook Godbetert
pas gezien, toen het te laat was. Maar
het heeft niet de rrtinste zin om een per
soonlijke kwestie nog over het graf heen
to laten komen en een erfenis van haal
te laten aan de opgroeiende jeugd. Neem
mijn hand, jongen. Ik had die je vader
al jaren geleden moeten toesteken, maar
daarvoor was ik geen kerei genoeg.
Ik nam zijn hand. Ik wist dat mijn
vader dat ook zou gedaan hebben, ais
hij op mijn plaats had gestaan
„Wel bedankt, mijnheer Hanrahan,"
zei ik, terwijl ik ging staan. „Voor wat
mij betreft is nu het verleden voorbij
en afgedaan. Het beste wat wij kunnen
doen, is het helemaal vergeten."
Hij liet zijn grote hand op mijn
schouder neerdalen. „Je hebt gelijk,
jongen! En vergeten zal het ook zijn!"
Hjer liet ik het bij. Om wille van Ma
lachy had ik er in toegestemd om zijn
huwelijksaanzoek te. behartigen in een
soort sfeer van wapenstilstand, maar
als Thady vrede wou, dan moest het
maar vrede zijn.
Nu er recht gedaan was en de vijand
schap uit de weg was geruimd, zette
Thady zich op zijn-gemak in een fau
teuil, die verrassend goed bij zijn om
vang paste.
„Dus jullie waren bij de wedstrijd?"
„Wis en waarachtig. We komen er net
pas vandaan." Malachy. blij dat de span
ning geluwd was, graaide naar zijn pijp
terwijl hij sprak.
„Heer in de hemel, ik ben, geloof ik,
mijn beetje benul nog aan het verlie
zen." Hanrahan sprong op uit de grote
fauteuil. „Hebben jullie die grote reis
achter de rug en zit ik hier doodkalm
in mijn stoel, zonder er ook maar aan
te dénken om jullie te vragen, of je nog
iets hebben wilt!"
In een ogenblik stond hij voor een
kastje, dat onder de trap verscholen zat,
en maakte het open.
„Kom, kom! Doe geen moeite, man,
doe geen moeite! Als je het mij vraagt,
hebben we al heel wat te veel van dat
zelfde vocht genoten," verzette zich Ma
lachy, met zijn pijp in de hand, zonder
veel overtuiging, heen en weer getrok
ken tussen zijn zwak voor geestrijke
vochten en zijn angstige zorg om zijn
gewichtige zaken met een enigszins hel
der hoofd af te doen.
„O nee, 't is geen moeite! Een slokje
whiskey, Malachy? En jij ook, Joe?"
Malachy gaf mij een waarschuwende
wenk en fronste zijn gezicht. Ik deed,
met een zekere pret, of ik hem niet be
greep.
„Och kijk eens, mijnheer Hanrahan."
zei ik vrolijk, ,,'t is niet dat ik zo gek
op het spul ben, maar ik geloof dat ik
toch voor de gezelligheid een slokje ne
men moet."
Malachy protesteerde niet verder toen
Thady uit een of andere schemerige
schuilhoek waar hij met zijn hand een
geluid van gestoten glazen teweeg
bracht, een omvangrijke karaf te voor
schijn haalde.
„Én is er goed gespeeld?" vroeg hij.
„Ja, dat zeker. Wel goed, hoor!" Ma
lachy was nog steeds een perfect woord
voerder.
„Ik had gedacht, dat Mooncoin wat
beter voor de dag zou komen. Maar al
les bij elkaar genomen en iedereen in
zijn waarde gelaten, zou ik het toch zo
zeggen, dat de sterkste ploeg het zeker
gewonnen heeft."
„Heb jijzelf meegespeeld, Joe?" Tha
dy scharrelde nog steeds met de glazen.
„Ja zeker, dat wil zeggen, ik heb het
geprobeerd. Maar ik kwam wel tot de
ontdekking, dat ik tegen Kieran Doheny
niet opkon."
De kast had nu eindelijk de gezochte
glazen opgeleverd. Met enig gedruis zet
te de zware Thady de tumblers en de
karaf op de schoorsteenmantel.
„Op zichzelf is dat helemaal niet iets
om je over te schamen. Ik heb wel ho
ren zeggen dat er geen drie spelers in
Ierland zijn, die hem baas kunnen."
„Ja, een betere dan hij heb ik in ieder
geval nooit ontmoet."
Met een opwekkend geluid klokkerde
de whiskey uit de fles.
„Kijk eens, Malachy."
„Grote hemel! Verdomme, man. wil je
me verzuipen?" Corcoran staarde naar
de hem toebedeelde portie met goedge-
veinsd afgrijzen.
„Loop heen. je hoeft er helemaal niet
bang van te zijn. Dat goedje is zo zacht
als je moeders melk. 't Zal geen kind
kwaad doen en er zit meer in dan even
een proefje."
Met deze woorden reikte hij ook mij
een tumbler aan, een zo wel gevulde,
dat ik er zelfs bij volkomen nuchterheid
van zou geschrokken zijn.
Malachy hief zijn glas met een ge
wichtig gezicht op.
„Kom. op degenen die gestorven en
uit de tijd zijn. op al onze doden!"
„Amen!" zei Thady.
„Alle goeds!" zei ik.
„Prosit!" antwoordde Thady.
(Wordt vervolgd)