De zwerf- en boetetocht van Sinte Brandaan „Komkommertijd" bij Philips „IK KOM TERUG" Nederlands geschenk aan Canada Vol wonderlijke avonturen en avontuurlijke wonderen Passiezondag GEERVLIET Leden Soc. Econ. Raad LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 25 MAART 1950 PAGINA 3 Bent U geboren tussen 21 Maart en 21 April? hoort hoortoestel Keizersgracht 411 Amsterdam-G WIJZIGING BEGROTING O., K. EN W. Een schilderij van Meindert Hohbema Urk by Overijssel Onderbrenging op 1 April Liturgische weekkalender door J. VERMEER AMERIKAANSE DAG BIJ DE K.R.O. Veel eminente sprekers Speciale vlucht naar de „Holland Fair" Dan hebe U initiatief, dan wilt U graag leiding neme», dan staat U erop het beste te krijgen dat er is. Zulke mensen drinken bij voorkeur een oude Gcnever, sinds eeuwen bekend om haar fijne zachte smaak. Zij willen OUD£ VLEK Gcnever uit Delft Bent U toevallig in de volgende periode (22 April-21 Mei) jarig? Schrijf dan om een gratis OUDE VLEK- analyse aan Vlek G». Delft. Advertentie 41 er weer bij met een modern van Vraagt gratis brochure. intentie van het Heilig Jaar. En nu heeft een herderlijk schrijven van het Nederlands Episcopaat voor Passiezon dag een bijzondere gebedsactie ge vraagd, waarin wij ons zouden vereni gen met onze biddende Paus om van God de oplossing te verkrijgen van de problemen, waarmee de wereld wor stelt. Maar één ding is zeker. Die op lossing komt niet en nooit van God alléén! Wij zelf moeten daarvoor zorgen. En wel door het enige middel toe te passen, dat hier helpen kan: le ven volgens Gods geboden! Gods genade wordt op deze wijze en door veel gebed en boete verkregen en zal dan door ons voorbeeld en door ons gebed anderen de ogen openen tot na volging en terugkeer tot God. Maar wat hebben wij tot nog toe gedaan? Zijn wij ons bewust in het Heilig Jaar te leven, dat een algemene gebedskruistocht be tekent voor onze bekering en de red ding der wereld? Hoe hebben wij de H. Vastentijd doorgebracht? Weten wij, diep in ons hart. dat nu de Passietijd is aangebroken, die maatstaf is voor de beoordeling van ons godsdienstig leven? Voelen wij, dat er nu voor ons diepste innerlijk iets bijzonders aan de hand is? Drukt deze lijdenstijd werkelijk een apart stempel op ons gevoelsleven en ons uiterlijk gedrag, b.v. zoals een sterf geval in onze eigen familie zou doen? Als wij werkelijk diep doordrongen wa ren van de allerhoogste betekenis van deze dagen, dan zouden zij ons zeker op die manier aangrijpen en onze gedachten bezig houden. Is dat niet het geval, blijven wij er kóud en onverschillig onder, dan ont breekt er iets aan de levendigheid van ons geloof, aan ons verantwoordelijk heidsgevoel, aan onze godsdienstige le venshouding. Wij mogen aan deze vragen niet voor bijgaan zonder naar een ernstig ant woord te zoeken. Geve Gods genade, dat wij het juiste antwoord vinden en ons gedrag daar naar regelen. L. Ter wijziging van de begroting van O., K. en W. voor 1949 is een wetsont werp ingediend, dat o.a. voorziet in een uitgave van f 100.000 voor maat regelen der stimulering van de belang stelling voor de onderwijzersopleiding, f 70.000 was nodig voor studiebeurzen aan hen, die na beëindiging van hun universitaire studie bereid zijn een leraarsambt te kiezen, f 100.000 was no dig voor de inrichting van een bunker onder Schaarsbergen tot archiefbewaar plaats. Verder is een commissie in het leven geroepen, die films voor scholen moet beoordelen, met het doel de inspec teurs richtlijnen te verschaffen bij de beoordeling van de vraag, of zij voor de vertoning al dan niet afwijking van het lesrooster moeten toestaan. Bjj de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot aanbieding aan de staat Canada van een schilderij van de Neder landse schilder Meindert Hobbema, welk stuk bekend is onder de naam van „De twee watermolens". De minister-president en de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen en van Buitenlandse Zaken delen in de memorie van toelichting het volgende mede: Wat Canada, zijn regering en zijn volk, gedurende en na de laatste wereldoorlog voor Nederland en voor zijn Prinselijk Gezin heeft gedaan, is zoveel en voor Ne derland van zodanig historisch belang, dat de grote dankbaarheid van het Ne derlandse volk niet alleen in de annalen van zijn geschiedenis is opgenomen, maar ook voortleeft in zijn herinneringen. De regering meent, dat niet beter uitdrukking kan worden gegeven van deze dank aan Canada, aan zijn dap pere en edelmoedige bevolking, dan door aan het Canadese volk als ge schenk een schilderij aan te bieden van een der beroemde Nederlandse mees ters. (Van onze Haagse redactie) Naar wij hedenmorgen vernamen, zal voor het Kon. Ned. Landbouwcomité mr. C. Th. H. E. Graaf van Lynden van Sandenburg zitting nemen in de. Sociaal-Economische Raad, het toporgaan van de P.B.O. Als zijn plaatsvervanger zal optreden de heer G. van der Ley. Voor de Ondernemersraad voor Indo nesië zal zitting nemen mr. W. G. F. Jongejan, voorzitter van deze raad. Mr. J. van Oldenborgh zal zijn plaatsvervanger zijn. De commissaris der Koningin in Noord- Holland, dr. J. E. Baron de Vos van Steen- wijk, en de commissaris der Koningin in Overijssel, ir. J. B. G. M. Ridder de van der Schueren, zullen op Zaterdag 1 April naar Urk gaan ter gelegenheid van het feit, dat Urk op die dag zijn plaats in de provincie Noord-Holland zal verlaten om tijdelijk bij de provincie Overijssel te worden onderge bracht. ZONDAG 26 Maart: Passiezondag; Mis v. d. dag; 2 voor Kerk of Paus, (Utrecht: 2 H. Ludgerus); Credo; prefatie v h H. Kruis paars. MAANDAG: H. Joannes Damascenus, belijder, kerkleraar; eigen Mis; 2 gebed v d. dag; Credo; pref. v. h. H Kruis; laatste evangelie v d. dag; wit. DINSDAG: H. Joannes v Capistrano, belijder; eigen Mis; 2 gebed v. d dag; pref. v. d. H. Kruis; laatste evangelie v. d dag; wit. WOENSDAG: Mis v. d. dag; 2 voor Kerk of Paus; prefatie v. h. H Kruis; paars. DONDERDAG: als Woensdag. VRIJDAG: O. L Vrouw v. Zeven Smarten; eigen Mis; 2 gebed v. d. dag; sequentie; Credo; prefatie v O. L. Vrouw;; laatste evangelie v. d. dag; wit. ZATERDAG: als Woensdag ZONDAG 2 April: Palmzondag; Mis v. d. dag; Credo; prefatie v. h. H. Kruis; laatste evangelie v d. Palmwijding; paars. De 2oon van Qdcdeïhowtm 37. Bitter wendt Ene zich van het venster af en ontmoet de meewarige blikken van de dwerg. „Dat zijn meester Erwinzegt hij verduidelijkend. Dat zijn jouw zoon. Jij weten?" En als Eric langzaam knikt. Hij worden meegenomen door diena ren van tovenaar Lauri. Zij altijd bij hem. Zij altijd hem bewaken. Tovenaar Lauri passen erg goed op kleine meester Erwin." Er komt een peinzende uitdrukking in Eric's ogen. Onwillekeurig moet hij terug- denken aan de dagen voor hij uitzeilde. Toen was hij koning van een+goed geordende staat, echtgenoot van een vrouw, die hem vereerde. En thans? Lauri de magiër heeft zich van zijn rijk meester ge maakt. Overal heersen ellende, armoede en onrust. Opgejaagd en vervolgd is hij zelfs niet in staat zijn zoon te behoeden voor de dienaren van de magiër. „Er is veel veranderd!" mompelt hij zacht. „Heel veel veranderd," beaamt Pum-Pum trots. Meester Eric zien mij snor hebben? ledereen hebben snor. Dapper Pum-Pum maken ook snor. Zijn inderdaad heel veel veranderd." Even glimlacht Eric. Doch de ernst van de toestand doet zich onmiddellijk weer gelden. „Vertel me eens Pum-Pum, waar brengen die kerels Erwin heen? Naar Lauri?" „O nee, nee!" schudt de dwerg gewichtig. „Tovenaar Lauri zijn maar zelden rrp burcht. Zij brengen hem naar Vrouwe Winonah. Zij passen op Erwin. En dapper Pum-Pum passen op haar. Alles heel goed geregeld." „Winonah? Hoe is het met haar?" „Zij huilen veel," mompelt de dwerg ernstig. „Zij denken meester Eric dood, verweg. Zij denken Lauri wil Erwin meenemen. Zij zijn veel bang Hij houdt plotseling op en duidt schichtig achter zich. „Horen!" fluistert hij. „Luisteren!" Nu hoort Eric het ook. Door de holle gang achter hen naderen sloffende voet» stappen. Vliegensvlug drukt hij zich tegen een pilaar en staart voorzichtig om dc hoek. Juist op tijd om de beide zwartgemantelde figuren te onderscheiden, en naast hen Erwin. „Zij brengen meester Erwin naar vertrekken van vrouwe Winonahfluistert Pum-Pum benepen. Advertentie Voordat Bertus Aafjes in 1944 zijn poëtisch reisjournaal „Een voetreis naar Rome" schreef, had hij zich terdege geoefend in wat men kan noemen „het dichten op de lange baan". Op aanraden van de dichter M. Nijhoff had hij iedere zonnige zomerdag een honderdtal regels vertaald uit een middeleeuwse roman-in-verzen, behelzende de vreemde lotgevallen van de Ierse abt Sinte Brandaan, de heilige held, die negen jaar op zee rondzwalkte teneinde de ongelofe lijkste wonderen der schepping met eigen ogen te aanschouwen. kapelaan mee, een „scribent", die alles, wat er onderweg te zien zou zijn, moest noteren, net zo lang tot het boek vol was. Pas toen Sinte Brandaan het uit einde der wereld had aanschouwd, waar het water zo sereen was, dat men in de diepte klokken kon horen „luden ende klingen", was het boek volschreven en kon de ongelovige abt naar de vader landse bodem terugkoersen om er in een geur van heiligheid te sterven Er heerst in het Philips laboratorium grote bedrij vigheid, want het is ér kom kommertijd. Dit lijkt een tegenspraak, maar het is 't toch niet, want die „kom kommertijd" moet men in de meest letterlijke zin opvatten. De komkommer- en ook dé tomatenplanten zijn van kiemplanten af in kweek- kastjes in het Philipslabo ratorium opgegroeid, en brengen nu onafhankelijk van het jaargetijde normale bloe men en vruchten voort. Een buitenstaander denkt meestal, dat in de grote Na tuurkundige Laboratoria der N.V. Philips slechts onder zoekingen worden verricht, welke in rechtstreeks ver band staan met gloeilampen of radiobuizen. Toch is dat niet helemaal juist', want er worden ook veel onderzoe kingen verricht, die schijn baar niet of althans heel wei nig met deze dingen te maken hebben en waarvan men te voren helemaal niet weet, welk nut deze zullen afwer pen. Dit is het z.g.n. funda menteel wetenschappelijk on derzoek, dat tot de kern van de natuurkundige problemen wil doordringen. Fundamenteel onderzoek biedt veel meer kansen om iets werkelijk nieuws te vin den dan het- z.g.n. gerichte onderzoek, dat meestal wordt opgezet om bepaalde fouten in een constructie te vinden of te verbeteren. Oorspronkelijk misschien bedoeld als steun voor de fabricage in de fabriek en voor het' natuurkundig on derzoek in het laboratorium groeide ook de scheikunde uit tot een zelfstandige tak van fundamenteel weten schappelijk onderzoek, waar door de groep der chemici allengs groter werd Ook hun werk heeft tot het vervaar digen van nieuwe producten geleid; het maakte o.a de fabricage van synthetische vitamine D mogelijk. De,sa menwerking tussen natuur kundigen en scheikundigen in het Philipslaboratorium is echter zo intens, dat het vaak moeilijk te zeggen is, aan welke van deze beide groepen een bepaalde vin ding nu eigenlijk moet wor den toegeschreven. Sinds kort heeft nu weer een nieuw lid uit de familie der natuurwetenschappen zijn intrede in het Natuurkundig Laboratorium gedaan, name lijk de biologie. Zo is men reeds bezig te onderzoeken, hoe het proces zich precies ontwikkelt waarbij koolzuur uit de lucht en water uit' de bodem door de plant tot koolhydraten en suikers wor den verwerkt. Verder worden in speciaal daarvoor ingerichte kweek- kastjes allerlei proeven met planten genomen om na te gaan. hoe de planten reage ren op meer of minder licht, op bestraling gedurende meer of minder uren p. dag op meer of minder vochtigheid in de lucht) op meer of minder koolzuur in de lucht, op hogere of lagere temperatuur enz. In de natuur en ook in kassen heeft men al die ver schillende factoren niet in de hand. Als men daar dus proe ven met planten neemt, krijgt men resultaten, waarvan men niet met zekerheid weet, aan welke der verschillende oor zaken zij moeten worden-toe geschreven. Wanneer bijvoor beeld de planten in onze huiskamer wel welig groeien, maar te hoog opschieten en te slap van stengel blijven, wie zal dan kunnen zeggen, of dit nu komt door te veel of te weinig licht, te veel of te weinig water, te hoge of te lage kamertemperatuur, door licht met te veel rood en te weinig blauw of omge keerd, door bestraling gedu rende te veel of te weinig uren per dag, of wat ook. Door middel van funda menteel onderzoek wil de biologische afdeling van het Philipslaboratorium nu trach ten door te dringen tot in de kern van deze en velerlei andere problemen, die met de groei en bloei van planten samenhangen. Van fundamen teel onderzoek kan men nooit vooraf zeggen, wat er uit zal komen; de resultaten bevatten altijd verrassingen. Zo zal dat, ook hier weer zijn. En als wij dan nagaan, welke verrassende resultaten Een ongelovige Thomas Sint Brandaan was een echte onge lovige Thomas. Hij was een vroom en geletterd man. die zeer veel had gelezen. Maar op zekere dag kreeg hij een hand schrift onder ogen, waarin te lezen stond, dat er twee paradijzen boven de aarde zijn, dat er een wereld bestaat onder de aarde, waar het nacht wordt als bij ons de dag begint, dat er in de zee vissen zijn, zo-groot als een eiland en met een hele wildernis op hun huid, en voorts, dat Judas de verrader in de hel des Zondags iets minder gekweld wordt dan door de week. Dit alles nu vond Sint Brandaan zó verdacht, dat hij het boek elk gezag ontzei, het in het vuur wierp en over de onbekende auteur zijn vloek uitsprak. Maar dit kwam hem duur te staan. Want terwijl de laatste perkamen ten bladzijden in het vuur omkrulden en wegsmeulden, verscheen hem een engel, die zeide: „Lieve vriend", zei hij tot Brandaan, „hierin hebt gij deerlijk misdaan; door uw toorn en enkel daardoor ging de waarheid voorgoed teloor. Kom, laat het nu maar branden daar. Binnenkort wordt gij wel gewaar, wat waar is geweest en wat niet; de Heer Jezus Christus gebiedt u om onverwijld scheep te gaan: gij kunt dan op de oceaan zwerven ongeveer negen jaar en er zelf nagaan wat of waar genoemd mag worden en wat niet." Dit werd oorzaak van veel verdriet. Aldus boette hij voor het boek en de eenmaal geuite vloek. Lang was hij in de grootste nood, maar hij deed wat God hem gebood. Deze passage aan het begin van de roman, in de vertaling van Aafjes, bevat de geestelijke reden van de nu komende het speurwerk in het Philips laboratorium in de loop der jaren reeds heeft opgeleverd, dan is er alle aanleiding ook dit onderzoek met span ning te volgen. avonturen. Brandaan is geen avonturier zonder meer. Hij heeft, zonder dat hij nu precies weet waarheen het lot hem voe ren zal, toch een welomlijnd doel voor ogen. Hij moet, zoals het verhaal het zegt, het verbrande boek „herstellen". Zijn avonturen zouden leerzaam zijn, voor zijn ongeloof in de eerste plaats, maar daarbovenuit voor ieder die er na derhand van horen zou. Zo vatte de middeleeuwer de taak der litteratuur op en zo genoot hij er waarschijnlijk ook van. Hij onderging de avonturen, die hij achter de beperkte horizon van zijn leven vermoedde, als reële mogelijkhe den. In Gods hand waren alle wonder baarlijkheden volkomen natuurlijk. De begripshouden van avontuurlijk en na tuurlijk lagen nog vlak bij elkaar. Men moest zich impulsief aan het avontuur durven overgeven en dan was men ook in het ergste gevaar nog in de veilige hand van God. Ook Brandaan vatte de hem opgelegde taak impulsief op. Onverwijld ging hij een vaartuig bouwen, dat stevig in de gebinten zat, en daarin bracht hij zoveel proviand onder, dat een bemanning van wel tachtig koppen er gedurende negen jaar genoeg aan had. Hij nam ook een Verdichte eschatologie Om de aanleiding tot deze „Reis van Sinte Brandaan" goed te waarderen, moet men allereerst bedenken, dat boe ken in de Middeleeuwen een kostbaar bezit waren. Toen Brandaan het boek in het vuur wierp, vernietigde hij wellicht het enige exemplaar, dat er van bestond: een moeizaam gepenseelde foliant, die nog nimmer was „afgeschreven". Er was dus wel reden, dat Brandaan hêt verlies van de „waarheid", welke het boek be vatte, ongedaan moest maken door zelf die waarheid te gaan opzoeken en er op nieuw melding van te maken. Maar er is nog veel meer, dat tot een goed begrip nodig is. Men moet oog heb ben voor de tijd, waarin dit gedicht ont stond: de eeuwen tussen 1000 en 1300. Het was de tijd van de Kruistochten, d.w.z., dat de ridders, die hun degelijke maar donkere kastelen van West-Europa verlieten om ten strijde te trekken tegen de Turken, tijdens hun tocht de verfijnde Weelde van het Oosten leerden kennen en tevens, dat een drang naar reizen en ontdekkingen zich van alle eertijds rus tige lieden meester maakte. Deze drang weerspiegelt zich in de litteratuur dier dagen en ook in de ontdekkingsreis, die Sinte Brandaan onderneemt. Doch zoals wij hebben gezien, is het niet louter avontuurlijkheid, waardoor Brandaan wordt gedreven. Zijn tocht is een hem opgelegde straf, omdat hij de waarheid had zoek gemaakt. Die waarheid nu be staat in de kennis van hetgeen boven en onder en achter de wereld is, m.a.w. van hetgeen tijdeloos is en bijgevolg zal blij ven bestaan, nadat de wereld voorbij is. Om deze kennis ging het mede in de middeleeuwse drang naar avontuur en men vindt hier een nadere verklaring voor, enerzijds, omdat de middeleeuwse wereld naar een nieuw tijdperk van be schaving toe begon te groeien, naar het tijdperk der grote ontdekkingsreizen en naar 'n burgerlijke in plaats van feodale maatschappij vorm; en anderzijds.'omdat in die ondergaande middeleeuwen een vage ondergangsstemming zich van de mensen meester maakte. Men verwachtte (vooral rond het jaar 1000) het einde der wereld en men wilde méér weten om trent de situatie van het hiernamaals: hemel, hel en vagevuur. Hiermee hield de fantasie der kunstenaars zich bezig. Ook Dante's tocht door de hel (in zijn Divina Commedia) kan men zien als een uiting van deze zgn. „eschatologische" litteratuur. (Eschatologie, d.i. de christe lijke leer omtrent de laatste dingen: het duizendjarig rijk, de verrijzenis des vleses en het laatste oordeel). Ook de anonieme dichter van Sinte Brandaan's reize vaart in zijn fantasie langs het rijk der uiterste dingen. Zo aanschouwt hij in zee bijvoorbeeld een brandende berg en vlak daarbij ligt de helleput. Hij geeft er ons een vrij tra ditionele voorstelling van zaken van: In de put werd geen ander woord dan „wee" en „ach" en „wee" gehoord. Tandenknarsen hoorde men ook...., waaruit wel blijkt, welk een „vertrouw de stof" dit avontuur voor de middel eeuwer moet zijn geweest. Nadat een der kwelduivels aan Bran daan heeft verteld wie daar in de put zo al vertoeven, vaart het schip snel verder, mede omdat het van de stank en de schroeilucht niet uit te houden was! De middeleeuwers waren wel rea listisch in hun geloofsbeleving. Niet al leen waar het de hel. maar ook waar het de landen der gelukzaligheid betreft. De nieuwe uitgave „De reis van Sinte Brandaan", die in het middelnederlands niet zo gemak kelijk te lezen is, is door Bertus Aafjes gedurende de oorlog herdicht en thans naast het origineel gedrukt, uitgegeven met een inleiding en commentaar van dr. Maartje Draak 1). Aafjes heeft, door zo ongekunsteld mogelijk te vertalen, de sfeer van het origineel verrassend zuiver benaderd. Door deze prachtige en in haar soort unieke uitgave, die tegelijk wetenschap pelijk verantwoord en populair genie- telijk is, wordt dus voor letterlijk ie dereen de rijkdom ontsloten van dit wonderlijke avonturenboek, dat welis waar aan Sindbad de Zeeman, de Odys see en de oud-Ierse zeereisverhalen, be kend onder de naam Immrama, ele menten heeft ontleend, maar dat op zich zelf toch een fantastisch originele ge schiedenis behelst. NICO VERHOEVEN 1) „De Reis van Sinte Brandaan", uitgave, inleiding en commentaar door dr. Maartje Draak. Herdicht door Bertus Aafjes. Met houtsneden uit de gedrukte uitgave van Anton Sorg te Augsburg 1476. Uitg. J. M. Meulenhoff, A'dam 1949. „Hum! Heel interessant!" vond ik, het groene telegramformulier, dat voor' mij op tafel lag, ietwat afwezig bekijkend. Erg enthousiast klonk mijn stem niet; misschien zal u dat duidelijk zijn, «ils ik u vertel, dat ik een ontzettend drukke dag achter de rug had; dat ik, nauwe lijks vijf minuten thuis, werd opgebeld en dringend verzocht werd onmiddellijk na het diner een sigaar te komen roken in een zekere studeerkamer aan de Sta- tenlaan, wat meestal niet veel goeds betekende; dat Ellv en ikzelf ons had den voorgesteld deze avond nu eens rustig met ons beidjes thuis door te brengen en dat het telegram, dat blijk baar de dringende reden vormde, die onze plannen althans gedeeltelijk in duigen deed vallen, niets meer bevatte dan de woorden: „Ik kom terug". Afgegeven in Marseille, de vorige dag om tien uur 's ochtends. Geadres seerd aan dr. Elias de Jong. Statenlaan, 's Gravenhage, Holland. Geen onder tekening. „Heel interessant!" herhaalde ik. „Wel nu, en wat verder? Erg goed begrijpen doe ik het niet". Dr. Elias de Jong. oogheelkundige- in-ruste, chemicus, athleet en internatio naal criminoloog, streek nadenkend langs zijn korte, grijzende puntbaard. Er flik kerde een sarcastisch glimlachje in zijn vriendelijke ogen. „Nog een telegram!" antwoordde hij langzaam. Zijn rechterwijsvinger kromde zich elegant en schoot een tweede tele gram dat ik tot nu toe niet gezien had in mijn richting. Ik opende het met ma tige belangstelling. De dagtekening was eveneens van de vorige dag, echter van t.ien uur 's avonds, en het was ver zonden uit Parijs. De inhoud was verder letterlijk dezelfde. Ik haalde mijn schou ders op. „Een flauwe mop", oordeelde ik. „Nog iets?" „Jawel. Nog een telegram asjeblief". Het groene papiertje ritselde over de schrijftafel. Verbaasd vouwde ik 't open, verzonden uit Brussel, dezelfde achtend om tien uur. Verdere inhoud dezelfde. Mijn schouders gingen tweemaal omhoog en ik keek mijn vriend ten zeerste ver wonderd aan. Zijn' glimlach verdween. „Dat dacht ik ook, toen ik het eerste ontving" deelde hij mede. „Bij het vierde lachte ik om de drommel niet meer, dat kan ik je verzekeren" „Het vierde? Merkwaardig. Wanneer kwam dat?" vroeg ik, niet eens de moeite nemend het in te zien omdat het natuur lijk precies eender was. „Om half zeven, daarnet. Ik heb je onmiddellijk opgebeld toen ik het kreeg. Bekijk het maar eens". Het vierde telegram bleek verzonden te zijn uit Rotterdam om zes uur diezelf de middag. Het luidde kort en krachtig: „Tot straks!" Hoe het kwam, weet ik niet, maar plotseling bemerkte ik een alleronaan genaamst gevoel aan mijn ruggegraat, dat heel veel van een ouderwetse hui vering weg had. „Maar wat betekent dat nu?" vroeg ik, een en al aandacht. Het drong ineens tot mij door, dat wellicht mijn bezoek van die avond niet geheel en ai nutte loos was. Dr. de Jong staarde nadenkend voor zich uit, beide ellebogen op tafel steu nend, dan liet hij zich in zijn bureau stoel achterovervallen, koos zorgvuldig een Virgina-sigaret uit zijn gegraveerde koker en liet de electrische sigarenaan steker naast hem zijn plicht doen. „Kijk eens hier", antwoordde hij rus tig, terwijl een lange, grijze rookspiraal uit zijn neus krinkelde, die hij aandach tig nakeek. „Wat dit nu precies betekent, weet jij net zo goed als ik: iemand be richt mij telegrafisch dat hij terugkomt en deelt mij mede, dat hij mij weldra weer hoopt te zien. Dat is nogal duide lijk nietwaar?" „Ja, zo ver ben ik ook. Maar wie is die iemand en wat wil hii? Dat laatste telegram klinkt bi na als een bedreiging'. „Hoera, je wordt al wat logischer. Na tuurlijk vormen die vier telegrammen even zovele bedreigingen, dat is nogal duidelijk. Heb jij ooit ervan gehoord, dat een vriend of kennis van je, die la ten we zeggen uit J.uuie kond. legrammen stuurt, zonder ondertekenin gen en niet een dergelijke vreemde in houd? Zo iemand zat toch immers al lang in het gekkenhuis. Nee, dit is werk van een vijand, die proberen wil mij te intimideren en die zijn aanstaande wraakpoging wil aankondigen". „Hum, ja. Dat is een redenering, waar ik veel voor voel". „O zo. Blijft de vraag: Wie is die vij and? Zoals je zeer terecht opmerkte. Toen ik het laatste telegram ontving, rook ik na enig nadenken lont. Ik heb dus de passagierslijsten en dienstrege ling van de Rotterdamse Lloyd eens ne- gekeken. De passagierslijsten kon ik ge voeglijk laten liggen, de laatste Lloyd- boot kwam al een week geleden in Marseille, dus daarmee is de afzender zeer waarschijnlijk niet gekomen, want dan had hij wel eerder van zich laten horen. Toen ik het derde telegram van ochtend uit Brussel kreeg, heb ik opge beld of ze daar de afzender kenden. Deze had inderdaad zijn naam opgege ven, zoals trouwens, verplicht is, maar het was een zeer duidelijke valse naam en een signalement kon men mij niet geven, 't Was het hoofdkantoor en daar schijnen ze het te druk te hebben om op klanten te letten". „Met andere woorden?" „Met andere woorden: Zekerheid heb ik niet kunnen krijgen". „Nu ja, zekerheid. Maar wie gelooft dan dat het is?" De detective antwoordde niet dade lijk. Hij schoof voorzichtig zijn stoel wat achteruit, legde zijn halfopgerookte sigaret in een gleufje van het asbakje voor hem, sloeg zijn benen over elkaar en trok een- lade van zijn schrijftafel open. Het volgende ogenblik schoof hij mij een zwaar dof glanzend voorwerp toe. „Steek dat in je zak", vermaande hij. „De polftie heeft ze pas een week ge leden gekregen, drie proefexemplaren ervan. Over een maand zal iedere Haagse rechercheur er een hebben. De nieuwste vinding van Webley Scott; magazijn voor twaalf 7.2. capucijners, radiumkorrel, eenvoudiger safety-cacch en zekerder automatische ejector. Bo vendien is hij nog lichter dan de oude 9-shots. Werkelijk een ideaal dingetje voor gevaarlijke beroepen. Hier is nog een doosje patronen óók, omdat jij het bent". Ik zat met een schok rechtop. „Alle duivels, is het zo erg? Maar wie en wat (Wordt vervolgd) Een der houtsneden uit het boek „De reis van Sinte Brandaan". Zondag 26 Maart zendt de K.R.O. een Amerikaanse Dag uit, waarvoor opna men en gegevens verstrekt zijn door de radio-afdeling van E.C.A.O.S.C. te Pa rijs, de E.C.A.-missie in Nederland, door hét Amerikaanse gezantschap te 's-Gra- venhage, door het ministerie van Eco nomische Zaken, de Catholic Broadcas ters Association te Wilmington, Delawa re in de Verenigde Staten e.a. Voornaamste sprekers van de dag zijn Z. Exc. Selden Chapin, ambassa deur van de Verenigde Staten voor Nederland, de heer Clarence D. Hun- ter van de E.C.A.-missie in Neder land, de heer William O'Dwyer, bur gemeester van New York, Z. Em Francis Kardinaal Spellman en Z Exc. D. Stikker, minister van Bui tenlandse Zaken en politiek bemidde laar van de O.E.E.C. Veel tijd is gewijd aan Amerikaanse muziek van ernstig en licht karakter, waarvan wij o.a. de operette „Rose Ma rie" noemen in het avondprogramma In bet programma „Amerika in een Notedop" bespreken 14 deskundigen in speeches van twee minuten even zovele aspecten van leven en streven in de Verenigde Staten. Tenslotte biedt het avondprogramma een grote prijsvraag, waaraan gratis deelneming openstaat voor iedereen en waaraan als prijzen o.a. verbonden zijn; vier reizen per K.L.M. met gratis 10- daags verblijf in Londen, Parijs of Rome. Ter gelegenheid van de opening van de „Holland Fair" door Prins Bernhard in Gimbell's warenhuizen te Philadelphia op 5 Mei a.s. overweegt de K.L.M. begin Mei een van haar diensten van Amsterdam naar New York door te trekken naar Philadel phia. Het is te verwachten, dat behalve een aantal officiële personen, ook Nederlandse zakenlieden van deze „Holland Fair Flight" gebruik zullen maken. Naar wij vernemen zullen Koningin Ju liana en Prins Bernhard de opening van de tentoonstelling „Rotterdam-Ahoy" op 16 Ju ni as. by wonen. Vanaf deze dag begint in de kerke lijke liturgie de eigenlijke, directe voorbereiding op het verlossende Lijden va.: Christus. Ook uiterlijk draagt de Kerk de tekenen van diepe rouw. Het paars immers, waarmee het kruis en de beelden in het kerkgebouw worden bedekt, is van ouds de echte kleur van boete en rouw. De beelden worden aan het oog onttrokken, omdat alles moet wijken voor de hoofdfiguur van het lijdensdrama, de Verlosser Christus. Dat de kruisen eveneens met paars worden behangen zou op het eerste gezicht feitelijk een tegenspraak kunnen zijn met de genoemde reden. Als de lijdende Verlosser in het middel punt van onze dankbare overweging moet staan, waarom dan juist het cor pus van het kruis achter een paarse doek doen schuil gaan? De verklaring hiervan moeten wij in de oudheid zoe ken. Eertijds kende men in de kerken alleen het kruis, dus zonder corpus, zonder afbeelding van de lijdende God- Mens. Maar deze kruisen waren alle rijk versierd met goud en edelstenen, uit eerbied voor het martelwerktuig, waarop God uit liefde voor de mensen Zijn leven heeft gegeven. In de Passie- tijd nu, gedurende welke de Kerk de dood van haar Bruidegom herdenkt, is er geen plaats voor pracht en praal. Vandaar het paarse teken van rouw over de kostbaar versierde kruisen. In de oude Kerk was het kruis het teken der overwinning. „Uit het kruis im mers, waaraan het Leven de dood stierf, is het leven voortgekomen" zingt de prachtige hymne Vexilla Regis. Het voornaamste accent legde men toen op het verlossende doel van Christus' Lijden, waardoor wij allen tot kinderen van God zijn verheven. Vandaar dat men zo goed als nooit over het „bitter lijden" van Christus sprak, maar veel eer woorden als verlossend, verblij dend, zaligmakend enz. koos. Zóver wordt deze gedachte zelfs doorgevoerd, dat men in mediterende vervoering er toe komt te spreken van een „geluk kige schuld" van Adam, omdat wij daaraan zulk een Verlosser te danken hebben! Het kruis met de afbeelding van de lijdende Christus is eerst in de Middel eeuwen gebruikelijk geworden, omdat de devotie in die tijd er behoefte aan had Gods liefde voor de mensen te over wegen door daarbij uit te gaan van het afgrijselijke lijden, dat Hij voor ons heeft over gehad. Beide lijdensopvattingen komen in de liturgie tot uiting. Rouw over de lij dende en stervende Bruidegom, gepaard met een diep eerlijk berouw over onze zonden, die dat lijden veroorzaakt heb ben, zijn het uitwendige teken van beide gedachten, maar de oude opvatting leert ons tevens, dat onze droefheid in vreug de zal verkeren, dat zij niet troosteloos is, dat wij de zekerheid hebben, een goddelijke zekerheid, dat juist dit mate loze lijden ons de bevrijding heeft ge bracht. Uit de tekst van de liturgie spreekt echter vooral zeer duidelijk, dat de lijdende Verlosser in deze komende twee weken al onze aandacht vraagt. Als voorafbeelding van de Heiland houdt de grote lijdensprofeet Jeremias ons de hele Passietijd door zijn klaag zangen voor ogen. Enerzijds zien wij de Mens Jesus gebukt onder het gruwe lijkste lijden, als uitboeting voor onze zonden, maar van de andere kant worden wij er tevens telkens aan her innerd, dat deze Mens God is. Die vrij- willig en uit de zuiverste liefde al dat lijden op Zich heeft genomen. Het zou te ver voeren, hier die won derschone teksten uit de H. Schrift aan te halen, waarvan de liturgie in de ko mende weken boordevol is. Dat is eigen lijk zeer jammer. Want er kan niet genoegd nadruk gelegd worden op de onuitputtelijke rijkdom van diepe en ontroerende gedachten van deze litur gische tijd. De mooiste mensenboeken over dit onderwerp zijn maar een zwak gestamel, vergeleken bij deze door de H Geest Zelf ingegeven Schriftuur- teksten. Geen betere leiding voor een vruchtbaar beleven van de Passietijd is dan ook denkbaar dan een ernstige overweging van óe kerkelijke gebeden en plechtigheden in deze twee weken. Wanneer gij heden de stem van de Heer verneemt, sluit dan Uw hart niet. af. Met deze woorden beginnen de Metten van de Passietijd. Vanuit deze hoofdgedachte is de hele liturgie van deze tijd opgebouwd. De H. Kerk vraagt van ons onze harten wijd open te zetten voor het genadenrijke in zicht in de wereldhervormend'e gebeur tenissen van deze weken. Het klinkt als een laatste kans, die ons geboden wordt om toch mee te leven met Jesus' lijden om onze eigen houding te herzien en deze in overeenstemming te brengen met Gods heilsplannen voor ons zelf en de hele wereld. Wanneer de vastentijd tot nu toe ons gedrag nog weinig of niet heeit gewij zigd, wanneer wij zonder ernstige ge dachte van dankbaarheid of verant woordelijkheidsgevoel ons gewone sleurleven hebben verder geleefd en ons nog niet hebben kunnen opwerken tot het besef van onze allergrootste schuld, dat het gebed „Spaar, Heer, spaar Uw volk" op onze lippen heeft ge bracht, dan moet nu toch eindelijk de herinnering aan Jesus' lijden ons met schaamte en berouw vervullen. Als wij nog een greintje verantwoor delijkheidsgevoel in ons hart over heb ben, dan moet er nu toch iets in ons wakker worden, dat ons aanzet de ernst te begrijpen van wat er nu over de we reld hangt. Ieder plekje van deze aarde staat in het teken van de herinnering aan zijn verlossing door Christus. Iedere dag. die wij nu verder tot aan Pasen beleven, brengt ons dichter tot het grootste drama, dat ooit in de geschie denis der mensheid is voorgekomen, dichter -tot de ingrijpendste hervor ming, die de wereld ooit heeft pnder- gaan. Van de houding, die de mensheid daartegenover aanneemt, hangt «aar eeuwig maar ook haar tijdelijk welzijn af. En wanneer wij nu bedenken, hoe onverschillig verreweg het grootste deel van de mensen daaraan voorbij gaat. hoe zij hun oppervlakkig leven verder leven, alsof er geen God be stond, Die juist tot redding van die zelfde mensen Zijn leven heeft gegeven, dan kan men alleen maar diep mede lijden gevoelen met deze noodlottige kortzichtigheid, die de enig-ware en al lerhoogste goederen op het spel zet. Voor vele niet-Katholieken is misschien nog een verontschuldiging of verkla ring voor hun onverschilligheid of on wetendheid te bedenken die hun schuld, in deze tenminste, enigszins vermindert. Maar voor ons, Katholie ken, bestaat dat eenvoudig niet. Wij weten precies, wat wij aan onze Ver losser te danken hebben, wij zijn goed op de hoogte van onze verplichtingen tegenover Hem, onszelf en onze mede mensen. Wanneer wij hierin te kort schieten, is er alleen maar een grote schuld, waarvan wij eens rekenschap hebben af te leggen. Niet alleen voor onze eigen ziel en zaligheid zijn boete en vurig gebed drin gend noodzakelijk, maar de ondergaan de wereld heeft onze hulp nodig om bevrijd te raken uit de chaos van ver keerde inzichten en hartstochten, die ware vrede mogelijk maken en al gemene vernietiging elke dag nader brengen. Z.H. de Paus heeft er met alle aan drang om gevraagd, dat wij onze ver antwoordelijkheid toch zouden beseffen. Dat wij ons gedrag toch radicaal in overeenstemming zouden brengen met ens H. Geloof. Dat wij de hemel een hei lig geweld zouden aandoen voor de red ding der wereld. Dat is de voornaamste

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3