Wijkverpleegsters ontberen
rechtvaardig loon
het
fife#*
ZACHTE ZEEK
VOORUITZICHTEN VAN KAASEXPORT
ZIJN VRIJ ONGUNSTIG
DE STILLE
MAN
Mensen op reis
De juiste
levensrichting
'té
Een klaar geluid
Sociale positie zeer onbevredigend
Bevrijdingssigaretten
Aanduiding op de
verpakking
Kaasprijs zal niet verder meer dalen
LAAT BELGIE DE
HEFFING LOS?
w///////////////////////m/m
11 droogscheren moet worden geleerd
GEERVLIET
Egmond weer abdij
Operatie Wellevendheid
ZATERDAG 22 APRIL 1950
PAGINA 3
Rijks- en gemeentesubsidies
dringend noodzakelijk
Varkoop begint 1 Mei
C,GROENE ZEEP")
Gevitamineerde margarine
In zeven voorafgaande adviezen hebben wij U laten zien hoe
een electrisch droogscheer-apparaat moet worden gebruikt. Dit
is echter niet allesHet droogscheren kunt U eerst goed leren
door het regelmatig te doen. Ook bij U zal het zo gaan.»
door
PATRICK PURCILL
Ook
hoort
hoortoestel
Keizersgracht 411
Amsterdam-C
Binnenkort abtskeuze
Debarkatie C. H. Muir
Jeugdtveek 1950
Liturgische weekkalender
Wanneer wij de tekst van de H.
Mis van de tweede Zondag na
Pasen aandachtig beschouwen,
valt het ons spoedig op, dat deze geheel
is geïnspireerd door Christus' gelijkenis
van de Goede Herder. De bedoeling van
de H. Kerk is ons daardoor nog eens
bijzonder op het hart te drukken dat de
Verlosser, Die door Zijn lijden en dood
het ontspoorde mensdom een nieuwe
levensinhoud schonk en ons bestaan op
aarde een scherp omlijnd doel gaf, uit
drukkelijk verlangt, dat alle mensen
zonder uitzondering deel heb
ben aan de vruchten van Zijn heils
werk. Daarop wijst heel duidelijk de
volgende uitspraak van Christus zelf:
„Ik heb nog andere schapen, die niet
uit deze (d.i. de Joodse) schaapstal zijn.
Ook die (d.i. de Heidenen) behoor Ik
te leiden, en zij zullen naar Mijn stem
luisteren. En het zal worden één kudde
en één Herder (Jo. 10. 1116).
Wij, katholieken, hebben h^t onwaar
deerbare geluk deel uit te maken van
de ware kudde van de ware Herder.
Maar daarom rust ook op ons, die door
Zijn genade tot Zijn volgelingen geroe
pen zijn, de zware plicht Zijn geboden
en de leiding Zijner Kerk getrouw en
stipt te volgen. Want Hijzelf heeft .,aan
het kruishout in Zijn Lichaam onze zon
den gedragen, opdat wij, hiervan be
vrijd, voor de gerechtigheid zouden
leven". 1 Petrus, 2, 24).
Het is van het grootste belang ons
hierbij goed rekenschap te geven van
het feit, dat het Christendom in, zijn
diepste grond eigenlijk niets anders is
dan waarachtige werkelijkheids-
zin, toegepast op tijd en eeu
wigheid. Voor de ware gelovige, die
zich in eerbiedige en vertrouwvolle
aanvaarding buigt voor zijn Schepper,
z ij n er geen kwellende problemen om
trent dit leven. De duidelijke, niet mis
te verstane Goddelijke Openbaring richt
alle levensverschijnselen recht op het
doel van de ipens, dat eeuwig is, en
geeft ze aldus' een diepe en alleszins
bevredigende zin. Aan dit laatste en
hoogste doel behoort, als wij redelijk
willen zijn, al het andere onder
geschikt te zijn. In géén geval kan
onverschillig welke levensuiting dan ook
een verantwoorde reden van bestaan
hebben, zodra zij het streven naar en
het bereiken van onze eindbestemming
in de weg staat. Zo kon Christus dan
ook met het volste recht spreken van
het „enig-noodzakelijke" en ons, vóór al
les, in ons eigen voordeel de
taak opdragen: „Zoekt eerst het Rijk
Gods".
Of wij het nu prettig vinden of niet,
of wij het geloven of niet, of wij
in vermetel vertrouwen ons lang
zamerhand een houding hebben aange
meten van het-zal-wel-zo'n-vaart-niet-
lopen, éénmaal komt ieder mens te
staan voor de absolute werkelijkheid
van God, Die zich dan aan hem zal open
baren in volle, strikt rechtvaardige on
verbiddelijkheid.
De voornaamste taak van een mensen,
leven is en blijft dan ook deze overtui
ging consequent tot uitsluitende maat
staf te nemen voor al zijn gedragingen.
Wij behoren te leven „voor dc ge
rechtigheid", alléén daarvoor en voor
niets anders. Met het radicalisme, dat
Christus het uiterste middel deed kiezen
Voor onze verlossing, en dat Hij dus met
Volle recht ook van ons mag eisen.
Er is veel te veel slappe lafheid in
onze levenshouding. Niemand kan eraan
ontkomen tegenover het leven en zijn
grote problemen zijn houding te bepalen.
Èn een keuze te doen! En wel onmid
dellijk! Christus stelt ons met goddelijke
autoriteit en beslistheid voor het dwin
gende alternatief: „Wie niet voor Mij is,
is tegen Mij". Uitstel en onverschillig
heid zijn evenmin verenigbaar met deze
klare uitspraak als het quasi-verdraag-
zame pogen twee heren te dienen. Chris
tus. Die eenmaal Zelf de rechtvaardige
Rechter zal zijn van levenden en doden,
laat immers geen middenweg open tussen
goedkeuring en onverbiddelijke veroor
deling, die bovendien, eenmaal uitge
sproken, voor eeuwig onherroepelijk zal
ïijn.
Wij leven weliswaar in de wereld,
maar wij kunnen en mogen niet van
de wereld zijn. Omdat haar beginselen
Uitgesproken vijandig staan tegenover de
gegst van Christus. Sinds het Christen
dom in de wereld gekomen is, heeft
deze vijandigheid nog nooit zulke felle
en algemene vormen aangenomen als in
onze tijd. En het wordt met de dag dui
delijker dat hier geen compromis mo
gelijk is. Dit zou trouwens reeds bij
voorbaat tot mislukking zijn gedoemd.
Zwart en wit, ja en neen zijn niet met
elkander in overeenstemming te brengen.
Van Gods zijde zijn alle voorwaarden
om ons de mogelijkheid van een goede
keuze en de volharding daarin te verge
makkelijken in rijke doelmatigheid ge
schapen. Hij wist immers heel goed, dat
wij uit ons zelf tot niets bovennatuür-
lijk-goeds in staat zijn, dat wij voor alles
Zijn hulp nodig hebben.
„Als schapen hebt gij rondgedwaald
maar thans zijt gij teruggekeerd tot de
herder, die uw zielen behoedt" (1 Petr.
2. 25).
Door Zijn genaden, door de leiding
Van Zijn Kerk, door de onuitputtelijke
steun van Zijn Sacramenten! Wij be
hoeven maar toe te tasten! Een edel
moedig pogen onzerzijds wordt steeds
met een nóg edelmoediger tegemoetko
ming van God beantwoord.
Zó staan de zaken. Schieten wij te
kort, dan ligt dat alleen en uitsluitend
aan onze onverschilligheid, waarvoor wij
zelf alle verantwoordelijkheid dragen
(a
Het lijkt een voorbarigheid uit de
bedroevende sociale positie der wijkver
pleegsters te concluderen, dat er een
tendenz schijnt te bestaan om het gebod
„niemand zijn rechtvaardig loon te ont
houden" naast zich neer te leggen, wan
neer het gaat om haar, die hun hele
leven in dienst hebben gesteld van de
naastenliefde en de offervaardigheid.
Men Stelt zich blijkbaar op het stand
punt, dat een werk van barmhartigheid
immers niet voor dank of beloning
wordt verricht, daarbij uit het oog ver
liezend, dat hef verschaffen van een
bevredigende rechtspositie allerminst
een beloning, doch veeleer een daad van
sociale rechtvaardigheid mag heten.
Toch is men niet van enige voorbarig
heid overtuigd, wanneer men kennis
neemt van de totaal onvoldoende voor
zieningen, welke er ten aanzien van de
wijkverpleegsters zjjn getroffen.
Is het niet bedroevend, dat er door het
ontbreken van een bevredigende pen.
sioenregeling gevallen zijn aan te wij
zen en deze zijn allerminst zeldzaam
waaruit blijkt, dat ér wijkverpleeg
sters zijn, die zich op vijfenvijftigjarige
leeftijd tevreden moeten stellen met een
pensioen van nauwelijks zeshonderd gul
den per jaar?
Onmiddellijk zij toegegeven, dat er uit
zonderlijke moeilijkheden bestaan, doch
dit maakt deze toestand niet minder ern
stig.
Men staat inderdaad voor het feit, dat
vele wijkverpleegsters hun functie eerst
op latere leeftijd aanvaarden, waardoor
de premies der pensioenverzekeringen
uiteraard zeer hoog worden en voor par
ticuliere instellingen moeilijk zijn op te
brengen. Dit toqpt echter tevens aan,
dat het zeer gewenst is een regeling te
treffen, waarbij hef mogelijk wordt voor
de pensioen verzekering ook die jaren te
laten meetellen, waarin de wijkverpleeg
ster zich elders voor deze taak heeft be
kwaamd. Zonder een dergelijke regeling
zal het bijv. voor de Kruisverenigingen
tot de onmogelijkheden blijven behoren
die voorzieningen te treffen, welke niet
alleen redelijk zijn. doch waartoe zij zich
ook moreel verplicht achten.
Wel bestaat er thans bü de Kruisver
enigingen een pensioenverzekering, doch
deze zjjn er zich terdege van bewust, dat
dit onvoldoende is en geenszins beant
woordt aan hun streven voor iedere
wijkverpleegster op vijfenvijftigjarige
leeftijd een minimum pensioen van
1200 te waarborgen. Een zelfstandige
verbetering is echter wegens de finan
ciële consequenties niet door te voeren.
Financiële moeilijkheden zijn het ook,
die de Kruisverenigingen zorgen baren,
nu eindelijk overigens tot hun grote
voldoening en mede door hun activiteit
een salarisverbetering voor wijkver
pleegsters tot stand is gekomen.
In de Staatscourant van 11 April j.l
werd namelijk een beschikking van het
College van Rijksbemiddelaars gepubli
ceerd, waarin het aanvangssalaris voor
wijkverpleegsters op 2340 gulden en het
maximum-salaris (na acht jaarlijkse ver
hogingen) op 3300 gulden werd bepaald
Een nevenbepaling in deze beschikking
duidt er echter reeds op, dat het College
van Rijksbemiddelaars de speciale moei
lijkheden kent, die deze bindend ver
klaarde salariëring voor de Kruisvereni
gingen zal opleveren Het oordeelt de
voorgestelde periodieke verhogingen
derhalve wel alleszins gerechtvaardigd,
doch acht het verplicht-stellen van deze
verhogingen op dit ogenblik nog niet
verantwoord, juist gezien de financiële
positie der instellingen, waarbij de wijk.
verpleegsters werkzaam zijn. Om deze
positie aan de normen der nieuwe sala
risregeling aan te passen wordt daarom
aan deze instellingen een overgangstijd
toegestaan.
Een voorbeeld zal duidelijk maken,
welke consequenties deze salarisre
geling met zich meebrengt.
In een kleine plaats, waar bijv.
het Wit-Gele-Kruis vierhonderd le
den heeft en een wijkverpleegster
werkzaam is, die recht heeft op het
maximum-salaris van 3300 gulden,
(welk bedrag bij een eventuele pen
sioenregeling en door sociale lasten
tot ruim 4000 gulden zal worden
verhoogd) zullen de leden per hoofd
tien gulden aan contributie moeten
opbrengen, hetgeen een voorwaarde
is, welke moeilijk verwezenlijkt zal
1 Mei a.s. begint de verkoop van de
„bevrijdingssigaretten" in pakjes van
twintig stuks, in dezelfde verpakking,
zoals zij in de bezetting (op 31 Augustus
1941) zijn gedropped. De prijs van 't pakje
is f 0.75, waarin begrepen is een toeslag
van f 0.25 ten bate van de Stichting
19401945. De minister van Financiën
heeft bepaald, dat deze f 0.25 vrij van
accijns en omzetbelasting blijven.
kunnen worden. Wil men derhalve
kunnen voldoen aan de alleszins ge
rechtvaardigde eisen, die een bevre
digende salariëring en een accepta
bele pensioenregeling stellen, dan
zal men moeten beschikken over
rijks- of gemeentesubsidies, vooral
daar er bovendien veel geld nodig
is om ook andere, noodzakelijke
voorzieningen in het belang der
volksgezondheid te treffen.
Bovendien zal men zijn inkomsten kun
nen verhogen door de contributies der
leden, hetgeen niet beduidt, dat deze
per hoofd moeten stijgeh, doch wel, dat
een groeiend ledental van het hoogste
belang is.
Allen, die de betekenis van deze heil
zame instellingen beseffen, kunnen in
deze derhalve een persoonlijke daad stel
len.
Advertentie
Met ingang van 24 April 1950 is voor
geschreven, dat 'margarine niet als ge
vitamineerd mag worden aangeduid,
tenzij het product ten minste twintig
internationale Eenheden vitamine A per
gram bevat, dus vijfduizend eenheden
per half pond. De aanduiding der vita
minering. die op een bepaalde wijze op
de verpakking moet zijn aangebracht,
luidt: „bevat 20 I. E. vitamine A per
gram". Door deze maatregelen is thans
een basis gelegd voor een doeltreffende
controle, zodat het publiek meer zeker
heid heeft, dat bij aankoop van als ge
vitamineerd aangeprezen margarine, het
product inderdaad vitamina A in de ver
eiste hoeveelheden bevat.
De Zoon van Süc
60. „Vul aan!" schreeuwt de aanvoerder. „Maak hem at, mannen! Ditmaal kan
hij ons niet meer ontkomen."
Maar zijn krijgers hebben geen aansporing nodig. Triomfantelijk in het besef van
hun overmacht snoeren zij de kring rond de eenzame figuur in het midden snel toe.
Van alle zijden storten zij zich naar voren. Eén zwaard tegen vele.
De uitslag kan niet onzeker zijn. Eric verdedigt zich wanhopig, hoewel hij besejt
dat tegen deze overmacht ieder verzet nutteloos is. Stap voor stap wordt hij terugge
drongen. Maar hij zal deze horde tonerhoe een edelman weet te sterven, eenzaam
doch tot het laatste toe bereid z'n zwaard te kruisen met ieder die voor hem komt.
Dus dit is het einde," denkt hij enigszins bitter, zich in de rug dekkend tegen
een stam. „Daarvoor heeft de reis naar Noorwegen, de eindeloze reeks van avon
turen, blijkbaar gediend. Om hier, in een donkere nacht, in een van mijn eigen
wouden de dood te vinden onder de zwaarden van een troep van Lauri's gehuurde
moordenaars."
Hij heeft al zijn aandacht nodig om de slagen van zijn tegenstanders te pareren
en ziet niet hoe de aanvoerder zijdelings nader sluipt, loerend op een kans om de
beslissende slag toe te brengen
Op dat ogenblik verneemt de man, die het centrum vormt van de heftig bewe
gende, vechtende gestalten rond de boom, plotseling weer de roep van de hoornuil,
dezelfde kreet die hem reeds eerder heeft beziggehouden. Maar ditmaal klinkt d€
kreet zeer nabij. En hij is nog niet verstorven of een regen van pijlen snort onver -
wachts vanuit het bladerdak neer op Lauri's krijgers.
De verwarring, welke deze spookachtige aanval uit het duister veroorzaakt is on
beschrijflijk. De aanvoerder, die Eric onverhoeds zocht te doorsteken, slaakt een
doordringende gil als de eerste pijl hem doorboort. Andere krijgers rollen voorover
in de vochtige varens. De rest duikt in paniek uit elkaar, niet begrijpend wat hun
overkomt, of wie deze pijlen afvuurt.
Lang behoeven zij daarover trouwens niet in het onzekere te verkeren. Boven
hun hoofden davert reeds een vurige krijgskreet op. De takken ritselen. Uit het
lover springen dozijnen gestalten neer op de dodelijk beangstigde soldaten. Hun
zwaarden liggen vast in de vuist. En zij springen toe als mannen, die door een
hevige haat bezield worden Eric kan zijn ogen nauwelijks geloven bij het zien van
deze sinistere aanval uit het duister, die hem zo plotseling te hulp komt. Wie zijn
deze mannen en waarom trachten zij hem te redden? Doch lang pijnigt hij zijn
hersens niet met die vraag. Nu valt er maar één ding te doen. Met een vrolijke kreet
heft de Noorman z'n zwaard en stort zich in het gevecht, dat thans met ongekende
hevigheid tussen de maanverlichte stammen ontbrandt
(Van onze Haagse redactie)
TT"V e prijs van de kaas voor de Nederlandse consument, die in het afgelopen
J jaar belangrijk daalde de gemiddelde winkelprijs bedraagt thans onge-
veer 29 a 30 cent schijnt, naar mag aangenomen worden, niet verder
meer te zullen dalen. Er bestaat evenwel nog een kleine kans, dat de prijs voor de
zeer jonge kaas misschien op 23 of 22 cent komt, maar dit zou dan ook de uiterste
prijs zijn, zo vernemen wij van bevoegde zijde. Calamiteiten bij de zuivelproduc-
Ue, zoals een grote droogte en mond- en klauwzeer, moeten hierbij dan buiten
beschouwing gelaten worden. Ook zal men er op moeten kunnen vertrouwen,
dat de Overheid vast houdt aan de bodemprijs van f 1.S0, die in de markt gelegd
is. Voor deze prijs leveren de kaasproducenten de kaas thans af aan de groothan
del. Vfager dan f Ï.80 kan deze prijs, wanneer men de Overheid mag vertrouwen,
dus niet worden. In kringen van de kaasproducenten meent men echter, dat wan
neer de prijs bepaald zou kunnen worden door vraag en aanbod, de kaasprijs op
dit moment iets lager zou komen te liggen.
Niet alleen in Nederland, maar over
de gehele wereld neemt de melkstroom
toe en het ligt dus Voor de hand, dat
er een overschot aan zuivelproducten
zal komen. Dit zal op de eerste plaats
gelden voor massaproducten als boter,
condensmelk en melkpoeder. Men is
thans bijna overal in staat deze pro
ducten van vrijwel gelijke kwaliteit te
leveren en enige landen b.v. Austra-
Advertentie
de te week
zult U wellicht zeggen
„Electrisch droogscheren?
Niks voor mij", maar
de 2e week
verandert reeds Uw mening
„Hé" zegt U dan: „Er zit
toch wat in" en
de 3e week
komt U eindelijk tot de con
clusie: „Uitstekend! Dit is
de oplossing van het scheet-
probleem".
Stelt U zich daarom direct met een Philips „PhiliShave" handelaar in
verbinding. Laat hem het apparaat demonstreren en neem een goed besluit..^
begin met droogscheren.
Ook voor U betekent „PhiliShave" een gemak!
N.V. PHILIPS' VERKOOP-MAATSCHAPPIJ VOOR NEDERLAND - EINDHOVEN
HOOFDSTUK I
Vanaf zijn hoge eenzame zitplaats op
le schommelende wagen tuurde hij
'aar de smalle weg, die voor hem uit
ke lage heuvel opkronkelde. In het
'roege maanlicht leek de weg sneeuw
wit, doch waar het stof zich onder de
•omen verzamelde, had hij een vaal-
trijze kleur.
Zwijgend zat hij daar, terwijl de een-
Samheid hem als met een mantel om-
laf. Hij zag de eerste sterren pinkelen
Joven de trage maan, en de gedachte,
'at diezelfde sterren vannacht neerza
ten op Burren, zijn Burren, zo kaal en
koud, waarvan de halve breedte van
■erland hem nu scheidde, maakte hem
°°g eenzamer. Boven het geklik-klak
wan de paardenhoeven op de hobbelige
f'ee was het hem, als hoorde hij het
Tullen van de brekende golven, die
?ild en woest schuimend tegen de ruige
*ust van Clare beukten; was het hem,
•'s zag hij, weerkaatst in de fluwelen
«Piegel der duisternis, zijn vaders wit-
Bekalkte huis, hoogliggend op de dorre
ailing van de heuvel, boven de dicht-
Peengepakte daken van Ballyvaughan.
Het verbaasde hem, dat hij vanavond
eer heimwee had dan ooit. sinds hij,
Jaar geleden, de huiselijke haard
verwisselde met de kweekschool in het
verre Dublin....
De koetsier wekte hem met een flinke
por tussen de ribben uit zijn dromen.
„Ziet u daar die paar lichtjes boven
ons. op de heuvel?"
„Ja, zeker".
„Dat is nu de straatweg van Carrig-
lea!"
Hij liet zijn zweep even knallen en
vervolgde: „Daar moeten we zijn. U zei
toch naar het huis van de meester?"
„Inderdaad, naar Mr. Coady's huis!"
„Ik vermoed zo, dat u zijn nieuwe as
sistent bent", opperde de plotseling
spraakzamer wordende voerman, „en
ik hoop maar dat u die oude bedrieger
beter kunt zetten dan zijn laatste pleeg
kind. Na een hal f jaar praktijk met het
gedoe van Jer Coady had de arme jon
gen er zijn buik vol van en smeerde-n-
'm zo gauw ie kon. Werkelijk, met
Coady is moeilijker om te gaan dan met
een wild paard!"
Behalve zijn verlatenheid kwelde
hem nu ook nog een drukkende angst
voor het onbekende. Toch polste hij
voorzichtig verder om zijn toekomstig
lot in al zijn bitterheid te leren kennen.
„Geen erg prettig vooruitzicht",
merkte hij op, zorgvuldig op zijn woor
den lettend. „Dat had je me eigenlijk
wel in Waterford kunnen vertellen,
vermoedelijk zou ons dan deze reis be
spaard zijn gebleven. Wat is er eigen
lijk aan de hand mét die Coady? Zijn
brieven leken me toch erg vriendelijk".
De voerman spuwde eens bedacht
zaam op de grond, precies naast de
schommelende heupen van de merrie.
„Allemachtig, naar de maan vliegen
zou nog makkelijker voor me zijn dan
u daarover in te lichten. De een zal u
vertellen, dat Coady de knapste geleerde
is van hier tot aan Cork en de grootste
gentleman die je ooit zou kunnen ont
moeten. Vraag het een ander en u zult
horen, dat er geen vervelender mopper
pot, geen groter zwetser op Ierse bodem
rondloopt."
Nadat hij enige tijd tevergeefs op ver
dere uitleg gewacht had, vroeg de pas
sagier opnieuw: „En wat is nu je eigen
mening over hem?"
De man glimlachte even, klakte met
zijn tong naar de merrie: „Ik woon nu
eenmaal niet in Carriglea en dus hoef
ik er mijn hoofd ook niet over te bre
ken of die vent gek is of niet. Te oor
delen naar wat ik zo hier en daar hoor
is er geen groter gek te vinden dan hij.
Maar getikt of niet, u zult lang moeten
zoeken eer u een even wonderlijk type
als hij ontmoet, en als" u het zover kunt
brengen, dat u zijn grollen en grappen
kunt waarderen, wel, dan zult u er geen
onprettige tijd doorbrengen. Jer Coady
houdt meer van een gulle lach dan van
een lang leven."
Ze hielden stil bij een ijzeren poort.
Met een angstig gevoel stapte hij af, nam
zijn koffer en betaalde zonder pingelen
de gepeperde prijs. Hij wachtte nog even
totdat paard en wagen in de duisternis
verdwenen varen, liep toen struikelend
het donkere pad op en klopte zachtjes
aan de deur.
Het licht, dat door de geopende deur
straalde, vexblindde hem een ogenblik,
maar het gaf hem ook, nog voordat hij
zijn gastheer zag, een gevoel van huise
lijke warmte en vriendschap. Hij sehrok
zelfs niet eens van de bulder-stem, die
hem van achter de zware baard be
groette:
„Welkom in Carriglea, Peter O'Dea,
uit het graafschap Clare!"
Voldaan en opgelucht zat Peter weg
gedoken in een gemakkelijke stoel bij
de haard, te kijken naar het vrolijke
spel van de dansende vlammen. Alleen
al de gedachte aan de baardige reus te
genover hem, vol bruisende levenslust
en humor, deed hem glimlachen, en als
hij maar gedurfd had, zou hij zelfs hard
op gelachen hebben bij de herinnering
aan zijn dwaze angst. Hoe ongegrond
was die geweest en hoe snel ook weer
vergeten!
De grote man streek bedachtzaam zijn
zwarte baard glad.
„Neem nu van mij aan, Peter, en dat
vertel ik je als ervaren man en opvoe
der, dat Arthur Guiness de schepper van
het achtste wereldwonder is. Zijn groot
ste daad, het laten gisten van gerste
korrels met het taankleurige water van
Dublin, gaf aan de mensheid het levens
elixer terug, die godenwijn, het verloren
geheim van de edele kunst der Oud-Ierse
brouwers. Het bruine gerstenat kan
nooit genoeg geprezen worden; het is
een streling voor de tong, een opwek
king van de geest en een onvervang
baar middel voor een gezonde spijsver
tering."
Coady pauzeerde even, leste zijn dorst
uit een grote tinnen kan bier en zoog
nadenkend op zijn bakkebaarden.
„Maar ik ben er blij om, dat jij geen
dronkaard bent. In ons beroep, mijn
heer, in de nobele kunst der paedago-
giek en het allesomvattende onderwijs
der jeugd, is het sterk aan te bevelen,
dat degenen, wier dure plicht het is,
het opgroeiend geslacht op te voeden
tot werkzame, beschaafde en ontwik
kelde burgers, deze giftige drank schu
wen, evenals de duivel zelf mijn oude
vriend kanunnik Costigan mijdt. Het
is diep betreurenswaardig, dat ieman'd
het waagt matigheid, ja zelfs geheel
onthouding te preken, terwijl zijn glim
mend-rode neus boven zijn baard uit
steekt en er, uitpuilende uit zijn jas
zak, een grote, zwarte fles te zien is,
zoals die arme Coady wel eens overko
men is."
(Wordt vervolgd)
lië en Canada produceren zelfs goed
koper dan Nederland. Voor deze pro
ducten zijn wij afhankelijk van de we
reldmarktprijzen en wij zullen de con
currentiestrijd dus niet zo lang kunnen
volhouden. Het vorige jaar is reeds
een „plafond" geconstateerd. Alles kon
toen echter nog afgezet worden. Dit
jaar zal de melkproductie naar schat
ting met ongeveer 20% toenemen.
Met de kaas ligt de situatie echter
anders. De Goudse en Edammer kaas
zijn typisch Nederlandse producten.
Men heeft getracht deze kaassoorten
na te maken Denemarken, Duitsland
en België maar de kwaliteit van de
ze imitatieproducten is minder dan die
van de originele Hollandse kaas. Deze
speciale Nederlandse kaassoorten heb
ben nog steeds hun afnemers over de ge
hele wereld Nederland heeft z'n eigen
kaaseters wat tot gevolg heeft, dat
Nederland in het buitenland een sta
biele kaasmarkt heeft, een eigen prijs
kan vormen en niet geheel afhankelijk
is van de wereldmarktprijs voor kaas.
Daardoor is de kaas voor de Nederland
se zuivelindustrie nog steeds van grote
betekenis.
De historisch gegroeide afzet voor
kaasproducten is echter zeer hetero
geen samengesteld en in bepaalde krin
gen van kaasexporteurs heeft men de
indruk, dat de export niet goed geor
ganiseerd- is. Er zijn op het ogenblik
ongeveer 450 ingeschreven exporteurs.
Een 40-tal van hen exporteren 80% van
hun productie; de rest exporteert on
geveer 20%. De markt is overvoerd en
door scherpe concurrentie, waarbij men
zich niet onthoudt van knoeierijen,
maakt men elkaar het leven danig
zuur. Men heeft in kringen van ex
porteurs sterk de indruk, dat Neder
land door de huidige organisatie van
zijn afzetapparaat geldelijke verliezen
lijdt en men acht het in het belang
van de Nederlandse zuivelindustrie
noodzakelijk, dat hierin verbetering
komt.
Met de export van kaas staat het
er op het -ogenblik niet erg roos
kleurig voor. Duitsland, dat vóór dc
oorlog ruim 30 millioen kg afnam,
voerde de eigen kaasproductie be
langrijk op. Het kan zich in de zo
mermaanden zelf volledig bedrui
pen en heeft op bepaalde momenten
zelfs een» overproductie, waardoor
het mogelijk werd om naar Ameri
ka le exporteren. Vanaf begin De
cember 1949 exporteerde Nederland
dan ook slechts ongeveer 4 millioen
kg kaas naar Duitsland.
De sterk verminderde koopkracht in
Duitsland speelt hierbij natuurlijk ook
een zeer belangrijke rol. Daarbij komt
nog, dat in Duitsland een actie gaande
is tegen de invoer van Nederlandse
kaas. Hetzelfde is het geval in België.
Voor de oorlog nam dit land ongeveer
20 millioen kg kaas van ons af. Dit
kwantum zou dit jaar weer bereikt
kunnen worden, wanneer de moeilijk
heden, die er thans bestaan, spoedig
zouden worden opgelost.
Zoals bekend heeft de Belgische rege
ring op de invoer van onze kaas een
heffing gelegd van 12 francs per kg.
Tot dit besluit is men gekomen door
het plotseling dalen van de Nederlandse
kaasprijs (vorig jaar f2.80; thans f 1.80».
Men beoogt hiermede de binnenlandse
producent te beschermen, die de kaas
even goedkoop zou moeten leveren als
de betere Nederlandse kaas. Het gevolg
is, dat er sinds enige tijd maar zeer
weinig Nederlandse kaas naar België
gaat. Van de zijde van onze regering
heeft men ernstig aangedrongen op het
ongedaan maken van deze heffing en
er zou zelfs gedreigd zijn met het leg
gen van heffingen op producten, die
door België ingevoerd worden.
Ingewijden menen te mogen aanne
men, dat zeer binnenkort de heffing,
of althans een belangrijk gedeelte daar
van. ongedaan gemaakt zal worden.
Engeland zal dit jaar minder Kaas
van ons afnemen dan vorig jaar, toen
het ruim 17 millioen kg afnam. Men
heeft te kennen gegeven de eerste
drie maanden geen interesse te heb
ben. De export naar Amerika biedt
de eerste jaren nog weinig perspec
tief; het kwantum, dat uitgevoerd zal
worden, zal althans geen rol spelen
in onze totale uitvoer. In Frankrijk
tracht men onze kaas te weren en een
voor-oorlogs kwantum zal zeker niet
bereikt worden. De uitvoer naar de
overige landen maakt slechts een zeer
klein gedeelte uit van onze totale
afzet.
Er is dus op het ogenblik een over
schot aan kaas. Daar komt nog bij, dat
de voorraden van het vorige jaar nog
niet geheel zijn weggewerkt. De Neder
landse consument, die ongeveer 50%
van de productie opeet, zal die voorra
den zeker niet weg kunnen werken!
Hoe dit alles zal worden opgelost blijft
vooralsnog een grote vraag.
Advertentie
U
er weer bij met
een modern
Tan
Vraagt gratis brochure.
Ter gelegenheid van het feit dat het
duizend jaar geleden is, dat de Bene
dictijnen zich ter plaatse vestigden,
heeft Z.H. de Paus de Priorij van Eg-
mond tot Abdij verheven. Binnenkort
zal de kloostergemeenschap haar Abt
kiezen, die in Juni a.s. door Z.H.E.
Mgr. J. H. Huibers zal worden gewijd.
Deze plechtigheid vormt het hoogte
punt van de herdenking der vestiging,
duizend jaar geleden, bij welke viering
tal van hoge kerkelijke autoriteiten
worden verwacht.
Duizend jaar geleden werd de houten
kloosterkerk, in 922 gesticht boven hët
graf van St. Adelbert, die op 25 Juni
740 te Egmond stierf en te ruste werd
gelegd, vervangen door een stenen kloos
terkerk, waarheen het stoffelijk over
schot werd overgebracht. In plaats van
de Benedictinessen, die zich in Benne-
broek vestigden, betrokken de Bene
dictijnen het klooster, dat na een roem
rijke geschiedenis, in 1573 tegen de wil
van de Prins van Oranje door Sonoy
werd verwoest. Nadat in 1909 de S^im
Adelbertstichting het eigendom ver
wierf van de belangrijkste voormalige
Abdijgronden, werd in 1934 met de her
bouw begonnen. Na de inwijding van het
eerste gedeelte van de Priorij door wij
len Mgr. Aengenent, op 25 Juni 1934, be
trokken op 23 Augustus van dat jaar de
eerste monniken het nieuwe klooster,
dat in 1947 tot zelfstandige Priorij werd
verheven.
De General C. H. Muir zal a.s. Maan
dag om 7 -uur te Rotterdam aankomen.
De debarkatie zal daarna om 9 uur
plaats vinden. Dit in tegenstelling tot
vorige publicaties als zou men reeds
Zondagmiddag debarkeren.
Minister mr dr. J. in 't Veld heeft
zich bereid verklaard aan de vooravond
van de Jeugdweek, welke van 2127
Mei gehouden wordt, een radio-toespraak
te houden tot het gehele Nederlandse
volk. In deze Jeugdweek zullen de ge
zamenlijke jeugdorganisaties, verenigd
in de Nederlandse Jeugd Gemeenschap,
speciale aandacht vragen voor de „wel
levendheid".
O.m. door middel van een grote prijs
vraag onder de jeugd zal van de vrije
jeugdvorming uit de strijd worden aan
gebonden tegen de geest van de tijd.
ZONDAG 23 April: 2de Zondag na Pasen;
Mis v. d. dag; 2 H. Georgius: 3 tot de H.
Maagd; Credo: Paasprefatie; wit.
MAANDAG: H. Fidelis v. Sigmaringen,
martelaar; Mis Protexisti; Paaspref.: rood.
Utrecht: H. Egbertus belijder; Mis Justus; 2
H. Fidelis; Paaspref.; wit.
DINSDAG: H. Marcus, evangelist; eigen
Mis; 2 uit Mis voor Kruisdagen; Credo:
pref. v. d. Apostelen; rood (na de lita
nie; Mis v. d. Kruisdagen; 2 tot de H. Maagd;
3 voor Kerk of Paus; Paaspref.; paars).
WOENSDAG: bescherfeest v. d. H. Joseph;
eigen Mis; (in gelezen Missen: 2 H.H. Cletus
en Marcellinus); Credo; pref. y. d. H. Jo
seph; wit.
DONDERDAG: H. Petrus Canisius, belij
der, kerkleraar; eigen Mis; 2 octaaf v. d.
H. Joseph; Credo; pref. v. d. H. Joseph;
wit.
VRIJDAG: H. Paulus v. h. Kruis; belij
der; eigen Mis; 2 octaaf v. H. Joseph; 3 H.
Vitalis; Credo; prefatie v. d. H. Joseph;
wit.
ZATERDAG: H. Petrus, martelaar; Mis
Protexisti; 2 octaaf v. d. H. Joseph; Cre
do; prefatie v. d. H. Joseph; rood.
ZONDAG 30 April: 3e Zondag na Pasen;
Mis v. d. dag; 2 H. Catharina; 3 octaaf v
d. H. Joseph; Credo; Paasprefatie; wit.
- Puffend en blazend werkt het
stoomtreintje zich van Purmerend naar
Hoorn. Buiten de coupéramen snijden
de sloten het land aan smalle repen.
Naast ons zit een juffrouw, die naar
„staaahad" is geweest. Tegenover ons
twee jonge kerels met platte zwart-
doorkerfde duimen, die vermoedelijk
kool verbouwen in de Streek. In de
hoek zit het kleine heertje van een
jaar of veertig met het insigne op zijn
revers.
„Bent U goochelaar?" wijzen wij naar
het konijntje, dat uit de knoopsgat-
hogehoed komt kijken.
„Amateur, meneer", antwoordt het
heertje bescheiden.
„Guswatleuk, doetu us wat", inviteert
de juffrouw.
Goochelaar lacht.
„Ik heb het U gezegd, ik ben ama
teur. Ik goochel dus voor de liefheb
berij. Maar ik kan nergens komen, of
ik moet wat laten zien. En er valt niet
eens zoveel te zien. Ik werk alleen met
vingerhoeden."
Toch krijgt de juffrouw haar zin.
Het heertje manipuleert met lepe
handen, grijpt graaiend in de lucht
met vingers die kronkelen als slan
gen. Een vinger gevingerhoed, weg is
het ding, drie vingertoppen dragen
dan een dop, foetsji, uit een oor en de
boodschappentas van de juffrouw ko
men enkele veelkleurige, plastic vin
gerhoedjes.
„He, fader, met je handen uit me
tas blijve. Daar zif ook zo'n ding in,
net gekocht vanmiddag."
„Eentje maar, U moet zich toch ver
gissen."
De goochelaar plukt zeven vinger
hoedjes uit de tas. De juffrouw loopt
een tikkeltje paars aan. graait in de
tas, en commandeert: „Terug die ene
fan mij."
„Die heb ik heus met. dame", ver
klaart het heertje zuurzoet, „maar
misschien wil meneer hem terugge
ven."
Uit onze regenjas komt inderdaad
de vingerhoed. Maar de goochelaar
gaat door. Goochelt de juffrouw vin-
gerhoedenblind. Als wij Hoorn binnen
stuiven, is zij verslagen.
„Heb ik nou ja,, of heb ik nou né
me vingerhoed?" smeekt zij, ..ik ben
totaal de kluts kwijt."
„Stapt U maar rustig uit, juffrouw.
Ziet U wel. hier is ie."
De juffrouw roetst de rits gauw
dicht en'laat zich op het perron zak-
ke,?Dame, vergeet Uw vingerhoed
nog", roept, heertje haar dan na. Weer
tas open, weer zoeken, geen vinger,
hoed. Razend neemt zij haar eigen
dom in ontvangst.
Neem voortaan een ander m de
maling. Ut is me wat moois. Nooit (an
me teven meer naar 'n goochelaar. U kan
ut nog goed maken: als U Vrijdag
avond bij me thuis komt, als me man
met zijn loon komt. Goochel daar maar
de helft bij."
{Vervolg van pag. 1)
teert ieder, die wezenlijk belang stelt
in de samenleving, met de huidige toe
stand en met de middelen die worden
aangewend om deze toestand, die men
als onbevredigend erkent, te verbeteren.
Wij kunnen ons niet aan de indruk
onttrekken, dat Prof. Oldendorff ten
onrechte Hoofdstuk II van het rapport
kleineert.
Waarom zou hij anders schrijven: „Dit
is een heel sociaal wijsgerige uiteenzet
ting geworden. Overigens niet vrij van
gemeenplaatsen. Er wordt weer eens
in kerkvaderlijke stijl gesproken over
de menswaardigheid van de arbeid, de
verantwoordelijkheid en „de zelfuit-
drukking in product en werkwijze"?
Men zou van werkgevers, werknemers
en sociale werk(st)ers toch eigenlijk
verwachten, dat zij de realiteit van de
huidige fabrieksarbeid onder ogen kon
den zien en zich niet langer verscholen
achter tamelijk abstracte speculaties".
Ernstig bezwaar hebben wij tegen de
toon van deze zinnen
Immers, wanneer men een serieuze
poging doet om de tegenwoordige ver
schijningsvorm van wat men voorheen
het sociale vraagstuk noemde, weten
schappelijk en principieel bezien,
abstracte speculaties gaat noemen, moet
dit dan niet betekenen, dat een weten
schappelijk man als Prof. Oldendorff
maar zou willen berusten in het afglij
den van de menselijke persoonlijkheid
tengevolge van de toenemende sociale
en economische werkverdeling? Merk
waardig hierbij is dat bij een poging
van de commissie om een oplossing
voor het verlies aan arbeidsvreugde aan
de hand te doen Prof. Oldendorff de
commissie naïveteit verwijt.
Ook onzerzijds achten we weliswaar
het rapport niet op zijn sterkst, wan
neer het spreekt over het herstel van
de arbeidsvreugde, maar hier wordt
niettemin een poging gedaan, hetgeen in
ieder geval meer waard is dan de af
wijzing van Prof. Oldendorff zonder dat
hij daar zelf iets positiefs tegenover
stelt.
Resumerend stellen we vast, dat de
slotzin van het artikel van Prof. Olden
dorff de zaak waar het om gaat onjuist
waardeert en dat hij in zijn critiek te
negatief is gebleken.
Een nader bezien van het inderdaad
bestaande vraagstuk der arbeidsvreug
de komt ons intussen dringend gewenst
voor.
V