Wijkverpleegsters ontberen rechtvaardig loon het fife#* ZACHTE ZEEK VOORUITZICHTEN VAN KAASEXPORT ZIJN VRIJ ONGUNSTIG DE STILLE MAN Mensen op reis De juiste levensrichting 'té Een klaar geluid Sociale positie zeer onbevredigend Bevrijdingssigaretten Aanduiding op de verpakking Kaasprijs zal niet verder meer dalen LAAT BELGIE DE HEFFING LOS? w///////////////////////m/m 11 droogscheren moet worden geleerd GEERVLIET Egmond weer abdij Operatie Wellevendheid ZATERDAG 22 APRIL 1950 PAGINA 3 Rijks- en gemeentesubsidies dringend noodzakelijk Varkoop begint 1 Mei C,GROENE ZEEP") Gevitamineerde margarine In zeven voorafgaande adviezen hebben wij U laten zien hoe een electrisch droogscheer-apparaat moet worden gebruikt. Dit is echter niet allesHet droogscheren kunt U eerst goed leren door het regelmatig te doen. Ook bij U zal het zo gaan.» door PATRICK PURCILL Ook hoort hoortoestel Keizersgracht 411 Amsterdam-C Binnenkort abtskeuze Debarkatie C. H. Muir Jeugdtveek 1950 Liturgische weekkalender Wanneer wij de tekst van de H. Mis van de tweede Zondag na Pasen aandachtig beschouwen, valt het ons spoedig op, dat deze geheel is geïnspireerd door Christus' gelijkenis van de Goede Herder. De bedoeling van de H. Kerk is ons daardoor nog eens bijzonder op het hart te drukken dat de Verlosser, Die door Zijn lijden en dood het ontspoorde mensdom een nieuwe levensinhoud schonk en ons bestaan op aarde een scherp omlijnd doel gaf, uit drukkelijk verlangt, dat alle mensen zonder uitzondering deel heb ben aan de vruchten van Zijn heils werk. Daarop wijst heel duidelijk de volgende uitspraak van Christus zelf: „Ik heb nog andere schapen, die niet uit deze (d.i. de Joodse) schaapstal zijn. Ook die (d.i. de Heidenen) behoor Ik te leiden, en zij zullen naar Mijn stem luisteren. En het zal worden één kudde en één Herder (Jo. 10. 1116). Wij, katholieken, hebben h^t onwaar deerbare geluk deel uit te maken van de ware kudde van de ware Herder. Maar daarom rust ook op ons, die door Zijn genade tot Zijn volgelingen geroe pen zijn, de zware plicht Zijn geboden en de leiding Zijner Kerk getrouw en stipt te volgen. Want Hijzelf heeft .,aan het kruishout in Zijn Lichaam onze zon den gedragen, opdat wij, hiervan be vrijd, voor de gerechtigheid zouden leven". 1 Petrus, 2, 24). Het is van het grootste belang ons hierbij goed rekenschap te geven van het feit, dat het Christendom in, zijn diepste grond eigenlijk niets anders is dan waarachtige werkelijkheids- zin, toegepast op tijd en eeu wigheid. Voor de ware gelovige, die zich in eerbiedige en vertrouwvolle aanvaarding buigt voor zijn Schepper, z ij n er geen kwellende problemen om trent dit leven. De duidelijke, niet mis te verstane Goddelijke Openbaring richt alle levensverschijnselen recht op het doel van de ipens, dat eeuwig is, en geeft ze aldus' een diepe en alleszins bevredigende zin. Aan dit laatste en hoogste doel behoort, als wij redelijk willen zijn, al het andere onder geschikt te zijn. In géén geval kan onverschillig welke levensuiting dan ook een verantwoorde reden van bestaan hebben, zodra zij het streven naar en het bereiken van onze eindbestemming in de weg staat. Zo kon Christus dan ook met het volste recht spreken van het „enig-noodzakelijke" en ons, vóór al les, in ons eigen voordeel de taak opdragen: „Zoekt eerst het Rijk Gods". Of wij het nu prettig vinden of niet, of wij het geloven of niet, of wij in vermetel vertrouwen ons lang zamerhand een houding hebben aange meten van het-zal-wel-zo'n-vaart-niet- lopen, éénmaal komt ieder mens te staan voor de absolute werkelijkheid van God, Die zich dan aan hem zal open baren in volle, strikt rechtvaardige on verbiddelijkheid. De voornaamste taak van een mensen, leven is en blijft dan ook deze overtui ging consequent tot uitsluitende maat staf te nemen voor al zijn gedragingen. Wij behoren te leven „voor dc ge rechtigheid", alléén daarvoor en voor niets anders. Met het radicalisme, dat Christus het uiterste middel deed kiezen Voor onze verlossing, en dat Hij dus met Volle recht ook van ons mag eisen. Er is veel te veel slappe lafheid in onze levenshouding. Niemand kan eraan ontkomen tegenover het leven en zijn grote problemen zijn houding te bepalen. Èn een keuze te doen! En wel onmid dellijk! Christus stelt ons met goddelijke autoriteit en beslistheid voor het dwin gende alternatief: „Wie niet voor Mij is, is tegen Mij". Uitstel en onverschillig heid zijn evenmin verenigbaar met deze klare uitspraak als het quasi-verdraag- zame pogen twee heren te dienen. Chris tus. Die eenmaal Zelf de rechtvaardige Rechter zal zijn van levenden en doden, laat immers geen middenweg open tussen goedkeuring en onverbiddelijke veroor deling, die bovendien, eenmaal uitge sproken, voor eeuwig onherroepelijk zal ïijn. Wij leven weliswaar in de wereld, maar wij kunnen en mogen niet van de wereld zijn. Omdat haar beginselen Uitgesproken vijandig staan tegenover de gegst van Christus. Sinds het Christen dom in de wereld gekomen is, heeft deze vijandigheid nog nooit zulke felle en algemene vormen aangenomen als in onze tijd. En het wordt met de dag dui delijker dat hier geen compromis mo gelijk is. Dit zou trouwens reeds bij voorbaat tot mislukking zijn gedoemd. Zwart en wit, ja en neen zijn niet met elkander in overeenstemming te brengen. Van Gods zijde zijn alle voorwaarden om ons de mogelijkheid van een goede keuze en de volharding daarin te verge makkelijken in rijke doelmatigheid ge schapen. Hij wist immers heel goed, dat wij uit ons zelf tot niets bovennatuür- lijk-goeds in staat zijn, dat wij voor alles Zijn hulp nodig hebben. „Als schapen hebt gij rondgedwaald maar thans zijt gij teruggekeerd tot de herder, die uw zielen behoedt" (1 Petr. 2. 25). Door Zijn genaden, door de leiding Van Zijn Kerk, door de onuitputtelijke steun van Zijn Sacramenten! Wij be hoeven maar toe te tasten! Een edel moedig pogen onzerzijds wordt steeds met een nóg edelmoediger tegemoetko ming van God beantwoord. Zó staan de zaken. Schieten wij te kort, dan ligt dat alleen en uitsluitend aan onze onverschilligheid, waarvoor wij zelf alle verantwoordelijkheid dragen (a Het lijkt een voorbarigheid uit de bedroevende sociale positie der wijkver pleegsters te concluderen, dat er een tendenz schijnt te bestaan om het gebod „niemand zijn rechtvaardig loon te ont houden" naast zich neer te leggen, wan neer het gaat om haar, die hun hele leven in dienst hebben gesteld van de naastenliefde en de offervaardigheid. Men Stelt zich blijkbaar op het stand punt, dat een werk van barmhartigheid immers niet voor dank of beloning wordt verricht, daarbij uit het oog ver liezend, dat hef verschaffen van een bevredigende rechtspositie allerminst een beloning, doch veeleer een daad van sociale rechtvaardigheid mag heten. Toch is men niet van enige voorbarig heid overtuigd, wanneer men kennis neemt van de totaal onvoldoende voor zieningen, welke er ten aanzien van de wijkverpleegsters zjjn getroffen. Is het niet bedroevend, dat er door het ontbreken van een bevredigende pen. sioenregeling gevallen zijn aan te wij zen en deze zijn allerminst zeldzaam waaruit blijkt, dat ér wijkverpleeg sters zijn, die zich op vijfenvijftigjarige leeftijd tevreden moeten stellen met een pensioen van nauwelijks zeshonderd gul den per jaar? Onmiddellijk zij toegegeven, dat er uit zonderlijke moeilijkheden bestaan, doch dit maakt deze toestand niet minder ern stig. Men staat inderdaad voor het feit, dat vele wijkverpleegsters hun functie eerst op latere leeftijd aanvaarden, waardoor de premies der pensioenverzekeringen uiteraard zeer hoog worden en voor par ticuliere instellingen moeilijk zijn op te brengen. Dit toqpt echter tevens aan, dat het zeer gewenst is een regeling te treffen, waarbij hef mogelijk wordt voor de pensioen verzekering ook die jaren te laten meetellen, waarin de wijkverpleeg ster zich elders voor deze taak heeft be kwaamd. Zonder een dergelijke regeling zal het bijv. voor de Kruisverenigingen tot de onmogelijkheden blijven behoren die voorzieningen te treffen, welke niet alleen redelijk zijn. doch waartoe zij zich ook moreel verplicht achten. Wel bestaat er thans bü de Kruisver enigingen een pensioenverzekering, doch deze zjjn er zich terdege van bewust, dat dit onvoldoende is en geenszins beant woordt aan hun streven voor iedere wijkverpleegster op vijfenvijftigjarige leeftijd een minimum pensioen van 1200 te waarborgen. Een zelfstandige verbetering is echter wegens de finan ciële consequenties niet door te voeren. Financiële moeilijkheden zijn het ook, die de Kruisverenigingen zorgen baren, nu eindelijk overigens tot hun grote voldoening en mede door hun activiteit een salarisverbetering voor wijkver pleegsters tot stand is gekomen. In de Staatscourant van 11 April j.l werd namelijk een beschikking van het College van Rijksbemiddelaars gepubli ceerd, waarin het aanvangssalaris voor wijkverpleegsters op 2340 gulden en het maximum-salaris (na acht jaarlijkse ver hogingen) op 3300 gulden werd bepaald Een nevenbepaling in deze beschikking duidt er echter reeds op, dat het College van Rijksbemiddelaars de speciale moei lijkheden kent, die deze bindend ver klaarde salariëring voor de Kruisvereni gingen zal opleveren Het oordeelt de voorgestelde periodieke verhogingen derhalve wel alleszins gerechtvaardigd, doch acht het verplicht-stellen van deze verhogingen op dit ogenblik nog niet verantwoord, juist gezien de financiële positie der instellingen, waarbij de wijk. verpleegsters werkzaam zijn. Om deze positie aan de normen der nieuwe sala risregeling aan te passen wordt daarom aan deze instellingen een overgangstijd toegestaan. Een voorbeeld zal duidelijk maken, welke consequenties deze salarisre geling met zich meebrengt. In een kleine plaats, waar bijv. het Wit-Gele-Kruis vierhonderd le den heeft en een wijkverpleegster werkzaam is, die recht heeft op het maximum-salaris van 3300 gulden, (welk bedrag bij een eventuele pen sioenregeling en door sociale lasten tot ruim 4000 gulden zal worden verhoogd) zullen de leden per hoofd tien gulden aan contributie moeten opbrengen, hetgeen een voorwaarde is, welke moeilijk verwezenlijkt zal 1 Mei a.s. begint de verkoop van de „bevrijdingssigaretten" in pakjes van twintig stuks, in dezelfde verpakking, zoals zij in de bezetting (op 31 Augustus 1941) zijn gedropped. De prijs van 't pakje is f 0.75, waarin begrepen is een toeslag van f 0.25 ten bate van de Stichting 19401945. De minister van Financiën heeft bepaald, dat deze f 0.25 vrij van accijns en omzetbelasting blijven. kunnen worden. Wil men derhalve kunnen voldoen aan de alleszins ge rechtvaardigde eisen, die een bevre digende salariëring en een accepta bele pensioenregeling stellen, dan zal men moeten beschikken over rijks- of gemeentesubsidies, vooral daar er bovendien veel geld nodig is om ook andere, noodzakelijke voorzieningen in het belang der volksgezondheid te treffen. Bovendien zal men zijn inkomsten kun nen verhogen door de contributies der leden, hetgeen niet beduidt, dat deze per hoofd moeten stijgeh, doch wel, dat een groeiend ledental van het hoogste belang is. Allen, die de betekenis van deze heil zame instellingen beseffen, kunnen in deze derhalve een persoonlijke daad stel len. Advertentie Met ingang van 24 April 1950 is voor geschreven, dat 'margarine niet als ge vitamineerd mag worden aangeduid, tenzij het product ten minste twintig internationale Eenheden vitamine A per gram bevat, dus vijfduizend eenheden per half pond. De aanduiding der vita minering. die op een bepaalde wijze op de verpakking moet zijn aangebracht, luidt: „bevat 20 I. E. vitamine A per gram". Door deze maatregelen is thans een basis gelegd voor een doeltreffende controle, zodat het publiek meer zeker heid heeft, dat bij aankoop van als ge vitamineerd aangeprezen margarine, het product inderdaad vitamina A in de ver eiste hoeveelheden bevat. De Zoon van Süc 60. „Vul aan!" schreeuwt de aanvoerder. „Maak hem at, mannen! Ditmaal kan hij ons niet meer ontkomen." Maar zijn krijgers hebben geen aansporing nodig. Triomfantelijk in het besef van hun overmacht snoeren zij de kring rond de eenzame figuur in het midden snel toe. Van alle zijden storten zij zich naar voren. Eén zwaard tegen vele. De uitslag kan niet onzeker zijn. Eric verdedigt zich wanhopig, hoewel hij besejt dat tegen deze overmacht ieder verzet nutteloos is. Stap voor stap wordt hij terugge drongen. Maar hij zal deze horde tonerhoe een edelman weet te sterven, eenzaam doch tot het laatste toe bereid z'n zwaard te kruisen met ieder die voor hem komt. Dus dit is het einde," denkt hij enigszins bitter, zich in de rug dekkend tegen een stam. „Daarvoor heeft de reis naar Noorwegen, de eindeloze reeks van avon turen, blijkbaar gediend. Om hier, in een donkere nacht, in een van mijn eigen wouden de dood te vinden onder de zwaarden van een troep van Lauri's gehuurde moordenaars." Hij heeft al zijn aandacht nodig om de slagen van zijn tegenstanders te pareren en ziet niet hoe de aanvoerder zijdelings nader sluipt, loerend op een kans om de beslissende slag toe te brengen Op dat ogenblik verneemt de man, die het centrum vormt van de heftig bewe gende, vechtende gestalten rond de boom, plotseling weer de roep van de hoornuil, dezelfde kreet die hem reeds eerder heeft beziggehouden. Maar ditmaal klinkt d€ kreet zeer nabij. En hij is nog niet verstorven of een regen van pijlen snort onver - wachts vanuit het bladerdak neer op Lauri's krijgers. De verwarring, welke deze spookachtige aanval uit het duister veroorzaakt is on beschrijflijk. De aanvoerder, die Eric onverhoeds zocht te doorsteken, slaakt een doordringende gil als de eerste pijl hem doorboort. Andere krijgers rollen voorover in de vochtige varens. De rest duikt in paniek uit elkaar, niet begrijpend wat hun overkomt, of wie deze pijlen afvuurt. Lang behoeven zij daarover trouwens niet in het onzekere te verkeren. Boven hun hoofden davert reeds een vurige krijgskreet op. De takken ritselen. Uit het lover springen dozijnen gestalten neer op de dodelijk beangstigde soldaten. Hun zwaarden liggen vast in de vuist. En zij springen toe als mannen, die door een hevige haat bezield worden Eric kan zijn ogen nauwelijks geloven bij het zien van deze sinistere aanval uit het duister, die hem zo plotseling te hulp komt. Wie zijn deze mannen en waarom trachten zij hem te redden? Doch lang pijnigt hij zijn hersens niet met die vraag. Nu valt er maar één ding te doen. Met een vrolijke kreet heft de Noorman z'n zwaard en stort zich in het gevecht, dat thans met ongekende hevigheid tussen de maanverlichte stammen ontbrandt (Van onze Haagse redactie) TT"V e prijs van de kaas voor de Nederlandse consument, die in het afgelopen J jaar belangrijk daalde de gemiddelde winkelprijs bedraagt thans onge- veer 29 a 30 cent schijnt, naar mag aangenomen worden, niet verder meer te zullen dalen. Er bestaat evenwel nog een kleine kans, dat de prijs voor de zeer jonge kaas misschien op 23 of 22 cent komt, maar dit zou dan ook de uiterste prijs zijn, zo vernemen wij van bevoegde zijde. Calamiteiten bij de zuivelproduc- Ue, zoals een grote droogte en mond- en klauwzeer, moeten hierbij dan buiten beschouwing gelaten worden. Ook zal men er op moeten kunnen vertrouwen, dat de Overheid vast houdt aan de bodemprijs van f 1.S0, die in de markt gelegd is. Voor deze prijs leveren de kaasproducenten de kaas thans af aan de groothan del. Vfager dan f Ï.80 kan deze prijs, wanneer men de Overheid mag vertrouwen, dus niet worden. In kringen van de kaasproducenten meent men echter, dat wan neer de prijs bepaald zou kunnen worden door vraag en aanbod, de kaasprijs op dit moment iets lager zou komen te liggen. Niet alleen in Nederland, maar over de gehele wereld neemt de melkstroom toe en het ligt dus Voor de hand, dat er een overschot aan zuivelproducten zal komen. Dit zal op de eerste plaats gelden voor massaproducten als boter, condensmelk en melkpoeder. Men is thans bijna overal in staat deze pro ducten van vrijwel gelijke kwaliteit te leveren en enige landen b.v. Austra- Advertentie de te week zult U wellicht zeggen „Electrisch droogscheren? Niks voor mij", maar de 2e week verandert reeds Uw mening „Hé" zegt U dan: „Er zit toch wat in" en de 3e week komt U eindelijk tot de con clusie: „Uitstekend! Dit is de oplossing van het scheet- probleem". Stelt U zich daarom direct met een Philips „PhiliShave" handelaar in verbinding. Laat hem het apparaat demonstreren en neem een goed besluit..^ begin met droogscheren. Ook voor U betekent „PhiliShave" een gemak! N.V. PHILIPS' VERKOOP-MAATSCHAPPIJ VOOR NEDERLAND - EINDHOVEN HOOFDSTUK I Vanaf zijn hoge eenzame zitplaats op le schommelende wagen tuurde hij 'aar de smalle weg, die voor hem uit ke lage heuvel opkronkelde. In het 'roege maanlicht leek de weg sneeuw wit, doch waar het stof zich onder de •omen verzamelde, had hij een vaal- trijze kleur. Zwijgend zat hij daar, terwijl de een- Samheid hem als met een mantel om- laf. Hij zag de eerste sterren pinkelen Joven de trage maan, en de gedachte, 'at diezelfde sterren vannacht neerza ten op Burren, zijn Burren, zo kaal en koud, waarvan de halve breedte van ■erland hem nu scheidde, maakte hem °°g eenzamer. Boven het geklik-klak wan de paardenhoeven op de hobbelige f'ee was het hem, als hoorde hij het Tullen van de brekende golven, die ?ild en woest schuimend tegen de ruige *ust van Clare beukten; was het hem, •'s zag hij, weerkaatst in de fluwelen «Piegel der duisternis, zijn vaders wit- Bekalkte huis, hoogliggend op de dorre ailing van de heuvel, boven de dicht- Peengepakte daken van Ballyvaughan. Het verbaasde hem, dat hij vanavond eer heimwee had dan ooit. sinds hij, Jaar geleden, de huiselijke haard verwisselde met de kweekschool in het verre Dublin.... De koetsier wekte hem met een flinke por tussen de ribben uit zijn dromen. „Ziet u daar die paar lichtjes boven ons. op de heuvel?" „Ja, zeker". „Dat is nu de straatweg van Carrig- lea!" Hij liet zijn zweep even knallen en vervolgde: „Daar moeten we zijn. U zei toch naar het huis van de meester?" „Inderdaad, naar Mr. Coady's huis!" „Ik vermoed zo, dat u zijn nieuwe as sistent bent", opperde de plotseling spraakzamer wordende voerman, „en ik hoop maar dat u die oude bedrieger beter kunt zetten dan zijn laatste pleeg kind. Na een hal f jaar praktijk met het gedoe van Jer Coady had de arme jon gen er zijn buik vol van en smeerde-n- 'm zo gauw ie kon. Werkelijk, met Coady is moeilijker om te gaan dan met een wild paard!" Behalve zijn verlatenheid kwelde hem nu ook nog een drukkende angst voor het onbekende. Toch polste hij voorzichtig verder om zijn toekomstig lot in al zijn bitterheid te leren kennen. „Geen erg prettig vooruitzicht", merkte hij op, zorgvuldig op zijn woor den lettend. „Dat had je me eigenlijk wel in Waterford kunnen vertellen, vermoedelijk zou ons dan deze reis be spaard zijn gebleven. Wat is er eigen lijk aan de hand mét die Coady? Zijn brieven leken me toch erg vriendelijk". De voerman spuwde eens bedacht zaam op de grond, precies naast de schommelende heupen van de merrie. „Allemachtig, naar de maan vliegen zou nog makkelijker voor me zijn dan u daarover in te lichten. De een zal u vertellen, dat Coady de knapste geleerde is van hier tot aan Cork en de grootste gentleman die je ooit zou kunnen ont moeten. Vraag het een ander en u zult horen, dat er geen vervelender mopper pot, geen groter zwetser op Ierse bodem rondloopt." Nadat hij enige tijd tevergeefs op ver dere uitleg gewacht had, vroeg de pas sagier opnieuw: „En wat is nu je eigen mening over hem?" De man glimlachte even, klakte met zijn tong naar de merrie: „Ik woon nu eenmaal niet in Carriglea en dus hoef ik er mijn hoofd ook niet over te bre ken of die vent gek is of niet. Te oor delen naar wat ik zo hier en daar hoor is er geen groter gek te vinden dan hij. Maar getikt of niet, u zult lang moeten zoeken eer u een even wonderlijk type als hij ontmoet, en als" u het zover kunt brengen, dat u zijn grollen en grappen kunt waarderen, wel, dan zult u er geen onprettige tijd doorbrengen. Jer Coady houdt meer van een gulle lach dan van een lang leven." Ze hielden stil bij een ijzeren poort. Met een angstig gevoel stapte hij af, nam zijn koffer en betaalde zonder pingelen de gepeperde prijs. Hij wachtte nog even totdat paard en wagen in de duisternis verdwenen varen, liep toen struikelend het donkere pad op en klopte zachtjes aan de deur. Het licht, dat door de geopende deur straalde, vexblindde hem een ogenblik, maar het gaf hem ook, nog voordat hij zijn gastheer zag, een gevoel van huise lijke warmte en vriendschap. Hij sehrok zelfs niet eens van de bulder-stem, die hem van achter de zware baard be groette: „Welkom in Carriglea, Peter O'Dea, uit het graafschap Clare!" Voldaan en opgelucht zat Peter weg gedoken in een gemakkelijke stoel bij de haard, te kijken naar het vrolijke spel van de dansende vlammen. Alleen al de gedachte aan de baardige reus te genover hem, vol bruisende levenslust en humor, deed hem glimlachen, en als hij maar gedurfd had, zou hij zelfs hard op gelachen hebben bij de herinnering aan zijn dwaze angst. Hoe ongegrond was die geweest en hoe snel ook weer vergeten! De grote man streek bedachtzaam zijn zwarte baard glad. „Neem nu van mij aan, Peter, en dat vertel ik je als ervaren man en opvoe der, dat Arthur Guiness de schepper van het achtste wereldwonder is. Zijn groot ste daad, het laten gisten van gerste korrels met het taankleurige water van Dublin, gaf aan de mensheid het levens elixer terug, die godenwijn, het verloren geheim van de edele kunst der Oud-Ierse brouwers. Het bruine gerstenat kan nooit genoeg geprezen worden; het is een streling voor de tong, een opwek king van de geest en een onvervang baar middel voor een gezonde spijsver tering." Coady pauzeerde even, leste zijn dorst uit een grote tinnen kan bier en zoog nadenkend op zijn bakkebaarden. „Maar ik ben er blij om, dat jij geen dronkaard bent. In ons beroep, mijn heer, in de nobele kunst der paedago- giek en het allesomvattende onderwijs der jeugd, is het sterk aan te bevelen, dat degenen, wier dure plicht het is, het opgroeiend geslacht op te voeden tot werkzame, beschaafde en ontwik kelde burgers, deze giftige drank schu wen, evenals de duivel zelf mijn oude vriend kanunnik Costigan mijdt. Het is diep betreurenswaardig, dat ieman'd het waagt matigheid, ja zelfs geheel onthouding te preken, terwijl zijn glim mend-rode neus boven zijn baard uit steekt en er, uitpuilende uit zijn jas zak, een grote, zwarte fles te zien is, zoals die arme Coady wel eens overko men is." (Wordt vervolgd) lië en Canada produceren zelfs goed koper dan Nederland. Voor deze pro ducten zijn wij afhankelijk van de we reldmarktprijzen en wij zullen de con currentiestrijd dus niet zo lang kunnen volhouden. Het vorige jaar is reeds een „plafond" geconstateerd. Alles kon toen echter nog afgezet worden. Dit jaar zal de melkproductie naar schat ting met ongeveer 20% toenemen. Met de kaas ligt de situatie echter anders. De Goudse en Edammer kaas zijn typisch Nederlandse producten. Men heeft getracht deze kaassoorten na te maken Denemarken, Duitsland en België maar de kwaliteit van de ze imitatieproducten is minder dan die van de originele Hollandse kaas. Deze speciale Nederlandse kaassoorten heb ben nog steeds hun afnemers over de ge hele wereld Nederland heeft z'n eigen kaaseters wat tot gevolg heeft, dat Nederland in het buitenland een sta biele kaasmarkt heeft, een eigen prijs kan vormen en niet geheel afhankelijk is van de wereldmarktprijs voor kaas. Daardoor is de kaas voor de Nederland se zuivelindustrie nog steeds van grote betekenis. De historisch gegroeide afzet voor kaasproducten is echter zeer hetero geen samengesteld en in bepaalde krin gen van kaasexporteurs heeft men de indruk, dat de export niet goed geor ganiseerd- is. Er zijn op het ogenblik ongeveer 450 ingeschreven exporteurs. Een 40-tal van hen exporteren 80% van hun productie; de rest exporteert on geveer 20%. De markt is overvoerd en door scherpe concurrentie, waarbij men zich niet onthoudt van knoeierijen, maakt men elkaar het leven danig zuur. Men heeft in kringen van ex porteurs sterk de indruk, dat Neder land door de huidige organisatie van zijn afzetapparaat geldelijke verliezen lijdt en men acht het in het belang van de Nederlandse zuivelindustrie noodzakelijk, dat hierin verbetering komt. Met de export van kaas staat het er op het -ogenblik niet erg roos kleurig voor. Duitsland, dat vóór dc oorlog ruim 30 millioen kg afnam, voerde de eigen kaasproductie be langrijk op. Het kan zich in de zo mermaanden zelf volledig bedrui pen en heeft op bepaalde momenten zelfs een» overproductie, waardoor het mogelijk werd om naar Ameri ka le exporteren. Vanaf begin De cember 1949 exporteerde Nederland dan ook slechts ongeveer 4 millioen kg kaas naar Duitsland. De sterk verminderde koopkracht in Duitsland speelt hierbij natuurlijk ook een zeer belangrijke rol. Daarbij komt nog, dat in Duitsland een actie gaande is tegen de invoer van Nederlandse kaas. Hetzelfde is het geval in België. Voor de oorlog nam dit land ongeveer 20 millioen kg kaas van ons af. Dit kwantum zou dit jaar weer bereikt kunnen worden, wanneer de moeilijk heden, die er thans bestaan, spoedig zouden worden opgelost. Zoals bekend heeft de Belgische rege ring op de invoer van onze kaas een heffing gelegd van 12 francs per kg. Tot dit besluit is men gekomen door het plotseling dalen van de Nederlandse kaasprijs (vorig jaar f2.80; thans f 1.80». Men beoogt hiermede de binnenlandse producent te beschermen, die de kaas even goedkoop zou moeten leveren als de betere Nederlandse kaas. Het gevolg is, dat er sinds enige tijd maar zeer weinig Nederlandse kaas naar België gaat. Van de zijde van onze regering heeft men ernstig aangedrongen op het ongedaan maken van deze heffing en er zou zelfs gedreigd zijn met het leg gen van heffingen op producten, die door België ingevoerd worden. Ingewijden menen te mogen aanne men, dat zeer binnenkort de heffing, of althans een belangrijk gedeelte daar van. ongedaan gemaakt zal worden. Engeland zal dit jaar minder Kaas van ons afnemen dan vorig jaar, toen het ruim 17 millioen kg afnam. Men heeft te kennen gegeven de eerste drie maanden geen interesse te heb ben. De export naar Amerika biedt de eerste jaren nog weinig perspec tief; het kwantum, dat uitgevoerd zal worden, zal althans geen rol spelen in onze totale uitvoer. In Frankrijk tracht men onze kaas te weren en een voor-oorlogs kwantum zal zeker niet bereikt worden. De uitvoer naar de overige landen maakt slechts een zeer klein gedeelte uit van onze totale afzet. Er is dus op het ogenblik een over schot aan kaas. Daar komt nog bij, dat de voorraden van het vorige jaar nog niet geheel zijn weggewerkt. De Neder landse consument, die ongeveer 50% van de productie opeet, zal die voorra den zeker niet weg kunnen werken! Hoe dit alles zal worden opgelost blijft vooralsnog een grote vraag. Advertentie U er weer bij met een modern Tan Vraagt gratis brochure. Ter gelegenheid van het feit dat het duizend jaar geleden is, dat de Bene dictijnen zich ter plaatse vestigden, heeft Z.H. de Paus de Priorij van Eg- mond tot Abdij verheven. Binnenkort zal de kloostergemeenschap haar Abt kiezen, die in Juni a.s. door Z.H.E. Mgr. J. H. Huibers zal worden gewijd. Deze plechtigheid vormt het hoogte punt van de herdenking der vestiging, duizend jaar geleden, bij welke viering tal van hoge kerkelijke autoriteiten worden verwacht. Duizend jaar geleden werd de houten kloosterkerk, in 922 gesticht boven hët graf van St. Adelbert, die op 25 Juni 740 te Egmond stierf en te ruste werd gelegd, vervangen door een stenen kloos terkerk, waarheen het stoffelijk over schot werd overgebracht. In plaats van de Benedictinessen, die zich in Benne- broek vestigden, betrokken de Bene dictijnen het klooster, dat na een roem rijke geschiedenis, in 1573 tegen de wil van de Prins van Oranje door Sonoy werd verwoest. Nadat in 1909 de S^im Adelbertstichting het eigendom ver wierf van de belangrijkste voormalige Abdijgronden, werd in 1934 met de her bouw begonnen. Na de inwijding van het eerste gedeelte van de Priorij door wij len Mgr. Aengenent, op 25 Juni 1934, be trokken op 23 Augustus van dat jaar de eerste monniken het nieuwe klooster, dat in 1947 tot zelfstandige Priorij werd verheven. De General C. H. Muir zal a.s. Maan dag om 7 -uur te Rotterdam aankomen. De debarkatie zal daarna om 9 uur plaats vinden. Dit in tegenstelling tot vorige publicaties als zou men reeds Zondagmiddag debarkeren. Minister mr dr. J. in 't Veld heeft zich bereid verklaard aan de vooravond van de Jeugdweek, welke van 2127 Mei gehouden wordt, een radio-toespraak te houden tot het gehele Nederlandse volk. In deze Jeugdweek zullen de ge zamenlijke jeugdorganisaties, verenigd in de Nederlandse Jeugd Gemeenschap, speciale aandacht vragen voor de „wel levendheid". O.m. door middel van een grote prijs vraag onder de jeugd zal van de vrije jeugdvorming uit de strijd worden aan gebonden tegen de geest van de tijd. ZONDAG 23 April: 2de Zondag na Pasen; Mis v. d. dag; 2 H. Georgius: 3 tot de H. Maagd; Credo: Paasprefatie; wit. MAANDAG: H. Fidelis v. Sigmaringen, martelaar; Mis Protexisti; Paaspref.: rood. Utrecht: H. Egbertus belijder; Mis Justus; 2 H. Fidelis; Paaspref.; wit. DINSDAG: H. Marcus, evangelist; eigen Mis; 2 uit Mis voor Kruisdagen; Credo: pref. v. d. Apostelen; rood (na de lita nie; Mis v. d. Kruisdagen; 2 tot de H. Maagd; 3 voor Kerk of Paus; Paaspref.; paars). WOENSDAG: bescherfeest v. d. H. Joseph; eigen Mis; (in gelezen Missen: 2 H.H. Cletus en Marcellinus); Credo; pref. y. d. H. Jo seph; wit. DONDERDAG: H. Petrus Canisius, belij der, kerkleraar; eigen Mis; 2 octaaf v. d. H. Joseph; Credo; pref. v. d. H. Joseph; wit. VRIJDAG: H. Paulus v. h. Kruis; belij der; eigen Mis; 2 octaaf v. H. Joseph; 3 H. Vitalis; Credo; prefatie v. d. H. Joseph; wit. ZATERDAG: H. Petrus, martelaar; Mis Protexisti; 2 octaaf v. d. H. Joseph; Cre do; prefatie v. d. H. Joseph; rood. ZONDAG 30 April: 3e Zondag na Pasen; Mis v. d. dag; 2 H. Catharina; 3 octaaf v d. H. Joseph; Credo; Paasprefatie; wit. - Puffend en blazend werkt het stoomtreintje zich van Purmerend naar Hoorn. Buiten de coupéramen snijden de sloten het land aan smalle repen. Naast ons zit een juffrouw, die naar „staaahad" is geweest. Tegenover ons twee jonge kerels met platte zwart- doorkerfde duimen, die vermoedelijk kool verbouwen in de Streek. In de hoek zit het kleine heertje van een jaar of veertig met het insigne op zijn revers. „Bent U goochelaar?" wijzen wij naar het konijntje, dat uit de knoopsgat- hogehoed komt kijken. „Amateur, meneer", antwoordt het heertje bescheiden. „Guswatleuk, doetu us wat", inviteert de juffrouw. Goochelaar lacht. „Ik heb het U gezegd, ik ben ama teur. Ik goochel dus voor de liefheb berij. Maar ik kan nergens komen, of ik moet wat laten zien. En er valt niet eens zoveel te zien. Ik werk alleen met vingerhoeden." Toch krijgt de juffrouw haar zin. Het heertje manipuleert met lepe handen, grijpt graaiend in de lucht met vingers die kronkelen als slan gen. Een vinger gevingerhoed, weg is het ding, drie vingertoppen dragen dan een dop, foetsji, uit een oor en de boodschappentas van de juffrouw ko men enkele veelkleurige, plastic vin gerhoedjes. „He, fader, met je handen uit me tas blijve. Daar zif ook zo'n ding in, net gekocht vanmiddag." „Eentje maar, U moet zich toch ver gissen." De goochelaar plukt zeven vinger hoedjes uit de tas. De juffrouw loopt een tikkeltje paars aan. graait in de tas, en commandeert: „Terug die ene fan mij." „Die heb ik heus met. dame", ver klaart het heertje zuurzoet, „maar misschien wil meneer hem terugge ven." Uit onze regenjas komt inderdaad de vingerhoed. Maar de goochelaar gaat door. Goochelt de juffrouw vin- gerhoedenblind. Als wij Hoorn binnen stuiven, is zij verslagen. „Heb ik nou ja,, of heb ik nou né me vingerhoed?" smeekt zij, ..ik ben totaal de kluts kwijt." „Stapt U maar rustig uit, juffrouw. Ziet U wel. hier is ie." De juffrouw roetst de rits gauw dicht en'laat zich op het perron zak- ke,?Dame, vergeet Uw vingerhoed nog", roept, heertje haar dan na. Weer tas open, weer zoeken, geen vinger, hoed. Razend neemt zij haar eigen dom in ontvangst. Neem voortaan een ander m de maling. Ut is me wat moois. Nooit (an me teven meer naar 'n goochelaar. U kan ut nog goed maken: als U Vrijdag avond bij me thuis komt, als me man met zijn loon komt. Goochel daar maar de helft bij." {Vervolg van pag. 1) teert ieder, die wezenlijk belang stelt in de samenleving, met de huidige toe stand en met de middelen die worden aangewend om deze toestand, die men als onbevredigend erkent, te verbeteren. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat Prof. Oldendorff ten onrechte Hoofdstuk II van het rapport kleineert. Waarom zou hij anders schrijven: „Dit is een heel sociaal wijsgerige uiteenzet ting geworden. Overigens niet vrij van gemeenplaatsen. Er wordt weer eens in kerkvaderlijke stijl gesproken over de menswaardigheid van de arbeid, de verantwoordelijkheid en „de zelfuit- drukking in product en werkwijze"? Men zou van werkgevers, werknemers en sociale werk(st)ers toch eigenlijk verwachten, dat zij de realiteit van de huidige fabrieksarbeid onder ogen kon den zien en zich niet langer verscholen achter tamelijk abstracte speculaties". Ernstig bezwaar hebben wij tegen de toon van deze zinnen Immers, wanneer men een serieuze poging doet om de tegenwoordige ver schijningsvorm van wat men voorheen het sociale vraagstuk noemde, weten schappelijk en principieel bezien, abstracte speculaties gaat noemen, moet dit dan niet betekenen, dat een weten schappelijk man als Prof. Oldendorff maar zou willen berusten in het afglij den van de menselijke persoonlijkheid tengevolge van de toenemende sociale en economische werkverdeling? Merk waardig hierbij is dat bij een poging van de commissie om een oplossing voor het verlies aan arbeidsvreugde aan de hand te doen Prof. Oldendorff de commissie naïveteit verwijt. Ook onzerzijds achten we weliswaar het rapport niet op zijn sterkst, wan neer het spreekt over het herstel van de arbeidsvreugde, maar hier wordt niettemin een poging gedaan, hetgeen in ieder geval meer waard is dan de af wijzing van Prof. Oldendorff zonder dat hij daar zelf iets positiefs tegenover stelt. Resumerend stellen we vast, dat de slotzin van het artikel van Prof. Olden dorff de zaak waar het om gaat onjuist waardeert en dat hij in zijn critiek te negatief is gebleken. Een nader bezien van het inderdaad bestaande vraagstuk der arbeidsvreug de komt ons intussen dringend gewenst voor. V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3