Regering waakt voor belangen van de minder draagkrachtigen Pelgrims van het Heilig Jaar Eric de Noorman - Va strijd om Aet GIJ ZIJT: nieuwe dichtbundel van Nico Verhoeven MOEDERKEN Mensen op reis Leer en leven Toeslag Indonesische pensioenen DE STILLE MAN KORSTEN van 1848 WEK DE GAL IN UW LEVER OP Minister Lieftinck zorgt voor een grote verzoendag in Tweede Kamer ZATERDAG 13 MEI 1950 PAGINA 3 Heerengracht 408 Amsterdam WATERNOOD OP WALCHEREN door GUIDO GEZELLE 't En is van U hiernederwaard, geschilderd of geschreven, mij, moederken, geen beeltenis, geen beeld van U gebleven. Geen teekening, geen lichtdrukmaal, geen beitelwerk van steene, 't en zij dat beeld in mij, dat gij gelaten hebt alleene. O, moge ik, U onweerdig, nooit die beeltenis bederven, maar eerzaam laat zij leven in mij, eerzaam in mij sterven. Be vrij din gsklokken O door PATRICK PURCILL I Wanneer wij in het algemeen een karakteristiek zouden moeten geven van de stemming der Mensheid in deze moderne tijd, dan ZlJn wij wel verplicht enige weinig be moedigende en sombere woorden daar voor te kiezen. Teleurstelling en kille, verbitterde wanhoop hebben diepe Vfonden geslagen in ons hart. Men voelt zich bedrogen in alle goed en edel streven. En niet zonder reden! De hoopvolle en schijnbaar gefundeerde verwachtin gen op een betere toekomst in ver broedering en eensgezinde samenwer- jlng, gekoesterd en aangewakkerd tij dens de oorlog, zijn in feite op niets anders uitgelopen dan op eindeloze conferenties en onderling wantrouwen. Overal heeft een heerszuchtige macht- lust de kop weer opgestoken, en al dan biet gecamoufleerde politieke motieven zijn een voortdurend beletsel voor het verwerkelijken van de algemeen als noodzakelijk erkende sociaal-economi sche wereldhervorming. Eerlijk idealisme, vol vertrouwen ge schonken toewijding en oprecht geloof Worden dag aan dag geschonden, offi cieel zelfs, en in niet-vermoede noch gewilde richting geleid. Er is een com plete catastrophe in de harten der men sen ontstaan. Men kan immers niet meer geloven aan oprechtheid en waar achtigheid, nu in de verhouding van individuen en volkeren iedere werke lijke grondslag daarvoor ontbreekt. Verreweg het groocste deel der mens heid leeft in een verlammende onzeker heid en ziet geen uitweg uit deze cri sis. En de groten der aarde, die veron dersteld worden de oplossing voor de dwingende problemen aan de hand te doen, blijven in gebreke en geven niets anders dan vage beloften voor de toe komst. En de reden? Omdat men zo goed als alleen op uitsluitend menselijke wijsheid vertrouwt. Is het wonder, dat het geloof en het vertrouwen in de politici en geleerden ernstig is ondermijnd? Dat ieder pro beert op eigen gelegenheid zijn per soonlijke belangen te behartigen met voorbijzien van zijn medemensen? Be langeloos idealisme, waar het nog voor komt, wordt vanuit de hoogte met een medelijdend lachje als een verschijnsel uit een andere wereld beschouwd, Waaraan men in de werkelijkheid een voudig ten onder gaat! Men leeft van de hand in de tand, van vandaag op morgen, overtuigd, dat de toekomst tè onzeker is om enig recht te hebben ons gedrag van het ogenblik te beïnvloe den. Hogere motieven komen niet meer aan bod, omdat men het vertrouwen heeft verloren in hun geschiktheid om de brandende, actuele kwesties tot een goede en liefst onmiddellijke oplossing te brengen. Zodat de mensheid ieder houvast is kwijtgeraakt. Men vindt, zwartkijkerig, het leven ondraaglijk. Maar het leven i s niet ondraaglijk. Door zijn verkeerde houding is de mens zelf oorzaak, dat heton draaglijk 1 ij k t Hoe men het ook keert of wendt, de diepste reden van deze verwarring ligt in het feit, dat men Gods waarheid heeft vergeten. Dat men Zijn wetten Veronachtzaamt, dat er en dit geldt Vóór alles voor de Christenen geen eenheid is tussen leer en leven. Wij mogen en kunnen niet ontken nen, dat dit weer zijn oorsprong vindt in een verregaande vervreemding tus sen Schepper en schepsel, tussen wereld én God, tussen wereld en Kerk. En bij gevolg in de onechtheid, de onwaar achtigheid, het verwrongene van ons eigen leven. De H. Jacobus zegt hierover zeer behartigenswaardige dingen in zijn brief, die gedeeltelijk het Epistel vormt van de H. Mis van mor gen. „Wat baat het, broeders, of iemand al beweert het geloof te bezitten, zo hij de werken niet heeft? Kan het geloof hem soms redden?" (2, 14), En elders: „Weest werkers van het woord, mannen van de daad, en niet hoor ders alleen, want dan bedriegt gij Uzelf" (1, 22). Waar het op aan komt is dus niet te roepen: „Heer, Heer!", maar te leven haar het geloof! „Wie Mijn geboden on derhoudt, hij is het, die Mij liefheeft", stelde Jezus vast. EnZonder Mij kunt gij niets doen!" Wij zoeken de fout op de Verkeer- d e plaats. Niet ons geloof, niet het Christendom schiet te kort. Dat bezit hog steeds en zal steeds bezitten de zelfde onuitputtelijke kracht van Zijn Stichter. De fout ligt bij ons! Uitsluitend bij ons! Omdat wii de leer geen levende ge stalte weten te geven in ons gedrag! Omdat wij ons Christendom beschou wen als iets, dat buiten ons staat, Waarmee wij op gezette tijden alleen maar een oppervlakkig sleurcontact onderhouden, dat geen blijvende en to taal hervormende invloed op ons leven heeft. Wij hebben een geheel verkeerd idee van God. Zeker, God is de oneindige Goedheid en Barmhartigheid-zelf. Maar Hij is óók de enige Heer en Meester van het heelal, dat in alles aan Zijn Wetten heeft te gehoorzamen, o p straffe van anders Zijn ge zonde en normale ontwikke ling te verstoren. Evenals de door God ingestelde natuurlijke Wetten van het heelal hun normale Werking moeten volgen, zonder dat God telkens weer tussen beide zou moeten komen om afwijkingen te herstellen, zo moet ook de mens, die met verstand vrije wil is begaafd, deze goed ge bruiken, zoals ze naar Gods beschik king zijn bedoeld. Maken wij daar *h i s b r u i k van, dan is er geen en kele reden, waarom God verplicht zou zijn de normale, eenmaal vastgestelde Orde van Zijn Schepping het onderste hoven te keren, om ons van de gevol- Sen van onze verkeerde daden te red- oen. God doet niets, dat Zijn eenmaal Segeven morele wetten tijdelijk opheft. Gok niet als de mens door eigen 0 m h e i d de hele samenleving tot een kwelling zou maken. Wij weten immers door goddelijke openbaring precies hoe het w 1 moet! Hebben wij het recht ?eu horlogemaker te beschuldigen als het horloge niet meer loopt, omdat wij In°edwillig de veer hebben stuk- Sedraaid? De beginselen, waarop de menselijke samenleving evengoed als het persoon- hjke leven der afzonderlijke individuen 's gebaseerd, zijn eens en voor ®°ed door God vastgesteld en vanaf dat moment zijn zij de e n i g - m o g e- (Van onze parlementaire redacteur a.i.) De Tweede Kamer heeft, zoals wü gis teren in een gedeelte van onze oplage meldden, het wetsontwerp tot afschaffing van de ondernemingsbelasting en de verhoging van de vennootschapsbelasting goedgekeurd. Het is met die goedkeuring vlotter gegaan, dan men mocht verwach ten. Daar lag immers nog altijd de motie- Hofstra, die enige dagen geleden de oor zaak is geweest van het incident tussen minister Lieftinck en de Kamervoorzit ter. De bewindsman heeft n.l. geen kans gekregen het zijne over die motie te zeg gen en nu vroeg de voorzitter hem om een Salomonsoordeel. Dat was te veel eer voor de minister van Financiën. „Minder dan Salomon staat hier", zei hij. Had men hem Woensdag maar aan het woord gelaten, dan had hij de Kamer een aantal primeurs kunnen geven. Hij had dan allereerst kunnen vertel len, dat het wetsontwerp tot het ver lenen van kinderbijslag voor kleine zelf standigen op de griffie gearriveerd was. Vervolgens had hij de Kamer kunnen mededelen en dat wist de Kamer tot dan toe nog niet dat de toeslag op de overheidspensioenen zeer binnenkort verwacht kon worden. Verder had hij de Kamer nog willen zeggen, dat de Re gering zich ernstig beraadt op de voort zetting van de gevoerde subsidiepolitiek De wijziging van de begroting van het landbouw-egalisatiefonds, die hiermede verband houdt, lag reeds op zijn schrijf tafel en de besprekingen hierover zouden gisteren hebben kunnen beginnen ware het niet, dat de Kamer thans beslag op hem legde! Aan de wensen van de heer Hofstra zou dus meteen voldaan zijn geweest. De Regering, zo zei de minister verder, waakt voor de belangen der minder draagkrachtigen. De heer Hofstra was met het antwoord van de minister zo ingenomen, dat hij zijn motie terugnam. Toen zou de Ka mer gaan beraadslagen over het betref fende artikel van het wetsontwerp. Vijf minuten spreektijd gaf de voorzitter de Hoogcarspel (CPN) oneerlijk. Hofstra heeft één uur mogen praten, Woensdag, zei hij, en ik nu maar 5 minuten; dat ging toch niet. En toch zal het gebeuren, dacht voorzitter Kortenhorst en hij maakte er een voorstel van, dat de Ka mer (48—29) aannam. Met vriendelijk gebaar nodigde hij toen Hoogcarspel uit te spreken. Het C.P.N.-lid zag toen ech ter maar van spreken af, omdat hij in die 5 minuten geen tijd genoeg had het politieke spel van de voorzitter te ont maskeren. Toen de Kamer het wetsontwerp tot wijziging van de drankwet en het wets ontwerp ter financiering van de zicken- huïsbouw goedgekeurd had, kon de heer Van de Wetering (C.H.) beginnen aan zjjn interpellatie over de duurtetocslag op de Indonesische pensioenen. Hij meende, dat de regering reeds in Fe bruari 1949 had toegezegd, dat die duur- tetoeslag verhoogd zou worden. Dat was volgens minister Götzen echter niet juist. De regering heeft slechts toege zegd, dat de Indonesische gepensionneer. den in Nederland een redelijke behan deling zouden ondergaan. De regering is er verder niet van overtuigd, dat in talrijke gezinnen met Indonesische pensioenen zulk een nood heerst. Maar toch en het doet na dit alles wel enigszins vreemd aan kon minister Götzen mededelen, dat de rege ring met de meeste spoed voorzieningen zou treffen in de vorm van een wets ontwerp, waardoor de Indonesische ge- pensionneerden, die minder dan f 400. per maand aan pensioen genieten, een verhoging van- de duurtetoeslag zullen krijgen; een en ander met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1950. De tweede en laatste interpellant was de heer Gortzak (C.P.N.), die minister Mansholt uit zijn tent lokte om nog eens wat over de aardappelen te vertellen. „Onder goede consumptie-aardappelen versta ik niet alleen klei-aardappelen, maar ook zandaardappelen," zei deze. Hij gaf overigens toe, dat de prijzen voor klei-aardappelen inderdaad te hoog wa ren. Het is echter onmogelijk om deze omlaag te brengen. Advertentia Telefoon 37132 - 37133 CENTRALE VERWARMING OLIESTOOKINSTALLATIES jl'ke voor een behoorlijk bestaan van cciere mens apart en van de maat- ^cnappij Storen wij ons daar niet aan, an wie is dan de schuld als het mis- loopt? r>u^i hebben dan ook geen recht het nristendom, dat Gods openbaring de°ï 1161 ^ele leven bevat, als redden- on ctor voor de ondergaande wereld nip. vertr°uwen op te zeggen, zolang wij kra v,terst 'n ons eigen leven de volle ,e,rvan aan den lijve ondervon- iefc hehben. Want dan veroordelen wij dat wij niet kennen! Wen„?ra<ïtiik van bet dagelijkse leven hieecfk'r-u s' ket oordeel, dat de Beloof Christenen inderdaad hun eigen en gpon'! niet vol<Ioende kennen hvetel i ito frjp hebben van de on- Jhe rijkdom aan zielevrede en ge- De grote en vredelie vende aanval op Rome is al begonnen op de eerste dag van de Goede Week. Onder de pelgrims, die van alle kanten de stad binnentrokken en die zich op Paasmorgen tussen de 400.000-koppige menigte op het Sint Pietersplein be vonden, waren ook de deelnemers aar. de eerste nationale bedevaart uit Nederland en de leraren en leraressen van de ver eniging Bonaventura. Van toen af is er geen ogen blik van stilstand meer geweest in de onafgebro ken stroom van reizigers. In het tijdperk van 23 April tot 4 Mei vielen de bezoeken van veel beken de persoonlijkheden sa men: de groothertogin van Luxemburg, de presi dent van de Ierse repu bliek, de Franse schrijver Paul Claudel, gravin Von Hohenau, Bob Tailor, Car- mencita Franco met haar echtgenoot markies De Villaverde, de tenniskam pioen Gussie Moran.... Paul Claudel voerde op 29 April met zijn troep fragmenten van zijn werk op in tegenwoordigheid van Zijne Heiligheid, Gra vin Helena von Hohenau besteeg op 6 April haar Arabische schimmel, Bella Gisella, en legde de af stand van haar kasteel in Beieren tot Rome af in 22 dagen. Op de vroege mor. gen van 28 April deed zij haar intocht op het Sint Pietersplein als de gene raal van een zegevierend leger. Deze 1500 kilome ter lange tocht moet wer kelijk wel een zware strijd zijn geweest tegen de «harde aanvallen van dit onbarmhartige seizoen, tegen de nukken en de vermoeidheid van Gisella en tegen de bureaucratie van douanen, die niet zo maar opeens wisten onder welke goederen van import zij dit paard moesten rang schikken. De pelgrim amazone had met haar reis een tweeledig doel voor ogen: de jubilé- aflaat in de Romeinse ba. silieken en het concours hippique op de Piazza di Siena in Rome. Bij gebrek aan een Luxemburgse legatie in de Eeuwige Stad nam de Nederlandse gezant bij de H. Stoel, Jonkheer Mare van Weede, de honneurs waar bij de ontvangst van de groothertogin van Luxemburg. Op 26 April Ontving Paus Pius XII Charlotte van Luxemburg met haar gemaal, haar twee zoons en vier doch ters in een privé audiën tie. De Europese vorsten huizen zijn op de vingers van uw handen te tel len en een bezoek aan het opperhoofd van de Kerk is niet iets, dat iedere dag voorkomt. Het was dan ook een grootse ontvangst: in het gelid stonden: de Zwitserse garde, de Pa- latijnse erewacht, het pauselijk politiecorps. Bij het binnentreden in het Vaticaan presenteerden de militairen het geweer en het muziekcorps hief het Luxemburgse volkslied aan. Een hele rij Kamer heren, geheim Kamerhe ren, ridders met kap en degen, leden van de Pau selijke edelwacht, ceremo niemeesters, prinsen en graven ging de vorstelijke familie vooraf naar de troonzaal, waar Zijne Hei ligheid zijn gasten ielt tegemoet ging. Het onder houd duurde ongeveer een half uur en werd be eindigd met de zegen en het overhandigen van rozenkransen in wit leren étuis. Het is te begrijpen, dat het voor een eenzame be zoeker wel eens moeilijk is om zijn 4 Onze Vaders te bidden, nu ook talloze grote bedevaarten van de ene basiliek naar de an dere gedreven worden. Op de spitsuren, zullen we maar zeggen, moet hij be. scherming zoeken tegen een pilaar of in de nis van een heilige om niet onder de voet gelopen te wor den. Op het Sint Pieters plein, waar talrijke foto grafen opereren, loopt de eenling gevaar opgenomen te worden binnen een kring van neger-missio narissen, of van leden van een Amerikaanse women- club, hij kan de idyllische kiek van een paartje op huwelijksreis bederven of de homogeniteit van een mannencongregatie. Hij kan worden weggezogen door een groep zingende boerinnen of door een kostschool van aspirant- Salezianen, die de litanie van de H. Maagd zingen in marstempo. Misschien doet hij ook de minder aangename ondervinding op van te geraken binnen de kring van een Duits sprekend gezelschap, zoals het mij eens overkwam in de Santa Maria Maggiore. Gelijk het de Duitsers eigen is, liepen zij alles onder de voet en ik werd dus meegevoerd naar de crypte, waar in dit jaar de kribbe van Bethlehem in een zilveren schrijn is uitgesteld. Een welkome verrassing overigens! Het lijkt er misschien op, of ik reclame wil ma. ken voor het „en comité" reizen. Integendeel. On danks de hierboven aan gehaalde bezwaren is het alleen reizen altijd nog ideaal, omdat men aan elk ding, dat u interesseert, zoveel tijd en aandacht kan geven als u zelf wenst, en omdat u de vol doening hebt van zelf het Colosseum of de pyramide van Caius Cestius ontdekt te hebben en er niet te zijn heengevoerd. De Nederlandse Spoorwegen denken hier helaas anders over. De arme één-, twee- of drieling geniet geen enkel privilege. Alleen de K.L.M. houdt zich aan de afspraak en geeft 10 pCt. reductie aan de privé- reiziger. Het zou werke lijk voor velen een aan moediging zijn om Rome en misschien ook andere beroemde Italiaanse ste den te bezoeken als men in Nederland wat guller met. deviezen was en al wat daarmee samenhangt. 78. Snel volgt Eric de weg terug, die hem naar de plaats moet leiden waar hij de Lynx der Wouden zal ontmoeten. Vrolijk babbelend gaat Erwin naast hem voort. De jongen is uitgelaten van vreugde, dat hij eindelijk in gezelschap is van de man die hij zo vurig bewondert. Opgegroeid in de sombere sfeer van de door Lauri beheerste burcht, kan hij bijna niet geloven in zijn nieuwe vrijheid. Het zonnige bos, Eric's gekscherende opmerkingen en Wolf's speelse uitvallendat alles maakt dat Erwin de gelukkigste dag van zijn leven doormaakt. En hij straalt van trots, wanneer hij Wolf aan de riem mag houden„Ik ben een groot jager!" zegt hij fier. „Zie je, ik volg ieder spoor met mijn speurhond! Die volgt mijn minste bevel Hé!" De laatste uitroep ontsnapt hem vol schrik, want met een heftige sprong heeft de hond zich plotseling losgerukt. „Hè! Stop! Kom terug!" schreeuwt de „grote" jager beledigd. Doch de hond luistert niet. Het is, of iets in de verte zijn volle aandacht heeft. Diep in de lucht snuivend verdwijnt hij in de verte. ,JLuister!" gilt Erwin onthutst. „Loop niet weg! Wolf! Wolf!" En meteen zet het energieke kereltjealles vergetend, de draf er in en rent achter de hond aan, hem luidkeels gebiedend terug te komen. Samen verdwijnen zij om de bocht van het pad. Lachend heeft Eric het hele toneeltje aangezien. Het doet hem plezier dat zijn zoon zich niet uit het veld laat slaan. Zonder zich te haasten loopt hij verder, verwachtend dat de twee zo dadelijk wel terug zullen komen. Doch in die verwach ting wordt hij bedrogen. De minuten verlopen en alles blijft stil. Eric fronst de wenkbrauwen. „Waar zijn ze gebleven?" vraagt hij zich enigszins ongerust af, en onwillekeurig verhaast hij z'n stap. Maar zijn onrust groeit en hij schrikt wanneer hij plotseling in de verte het geschreeuw van vele mannenstemmen hoort, waarboven het schelle geblaf van de hond opklinkt. En is dat zwakke geroep niet de stem van Erwin? „Wat is er gebeurd?" flitst het door zijn hoofd. „Vijanden? Erwin gevangen?" Zonder een ogenblik te aarzelen verlaat hij het pad en sluipt door de struiken in de richting van het geluid, terwijl zijn handen zich tot vuisten ballen Op Verhoeven's in de Reina Prinsen Geerligs-prijsvraag eervol ver melde verzenbundel „Vooruitgang" (Amsterdam, 1948) is onlangs een „ver volg" verschenen in de vorm van zijn nieuwe bundel „Gij zijt" (no. IV in de Windroos-reeks, Amsterdam, 1950). Deze verzen van Nico Verhoeven recht vaardigen opnieuw de karakteristiek, die Karei Meeuwesse indertijd in „De Nieu we Eeuw" meen ik, gaf van de jongste katholieke poëzie: „een gemeenschappe lijke bezorgdheid om het leven te be houden in zijn zuivere door God gewilde vorm", een ernstig streven het leven te behoeden of in een eerlijk gevecht terug te veroveren. Waar Nico Verhoeven zich nu juist in onderscheidt bij dit streven, is, dat hij hierbij strikt litterair te werk gaat, in de overtuiging stellig, dat poëzie zich alleen artistiek laat verantwoorden. Een van de opvallendste kenmerken van deze poëzie is dan ook een strikt persoonlijke signatuur. Verhoeven eist van zijn vers, dat het uitsluitend vers is, elementair vers is, geen sentiment, geen anecdote, maar symbool. Het woord krijgt hier mede de opdracht zich geheel te zuive ren, te ledigen soms, zich opnieuw met oorspronkelijke straalkracht te laden, alvorens het als teken in het vers kan functionneren. Door deze persoonlijke signatuur blijft zijn vers moeilijk, zolang het niet volledig geslaagd is. Dit is het voordeel bij deze poëzie, dat ze zich nimmer uit een openbare situatie in een „dichter lijke vrijheid" redt, dat ze onverbloemd getuigt vóór of tegen zichzelf. Men dient zich bij dit werk van zo persoonlijk gehalte te hoeden voor het misverstand, dat het hier ook alleen om een persoonlijke problematiek zou gaan. Deze zou ons trouwens ook slechts kunnen interesseren, waar het persoonlijke gestalte geeft aan het menselijke, en zulk „document hu- main" zou, als poëzie aangediend, bo vendien en allereerst poëzie moeten zijn. De menselijkheid van Verhoeven's werk blijkt overal, waar hij een inter pretatie tracht te geven van het leven, de zin probeert te ontdekken van hét leven in z ij n leven, en dat is in vrijwel elk vers het geval. Het is met name de eeuwig-menselijke tweespalt tussen „belofte" en „wanhoop", tusen „liefde" en „angst", die om een op lossing vraagt. In „De Zandzee" stelt de dichter deze tweespalt zo: Uit vier kwartieren evangelisch heimwee komen de maagden met haar lage lampen zingende naar een morgen aan de bron nen en naar uw vreugde die haar was be loofd: Gij zijt de wortel van haar welgevallen. Maar vier kwartieren dorst zenden hun legers over u allen, toren, maagd en spiegel, over uw handen in den schoot begraven, over uw voeten sulferiede wortels, over uw heimwee, uw ontvleugeld kla gen en al uw dieren op den kim vervagend, om deze zee die ieder leven dooft. Dat in deze tweespalt-lyriek de vrouw een centrale plaats inneemt, ligt voor de hand. Deze poëzie daarom met „erotisch" af te doen, is ech ter haar misverstaan. De vrouw is de brug of nauwkeuriger de stroom tussen de uitersten van de tweespalt, symbool tevens van vrucht bare vervulling en schrijnendste vergan kelijkheid; de eenheid van vrouw en man is de eenheid van stroom en bedding, een paradoxale eenheid van rust en be weging, van „thuis" en „reis". Eenmaal dit vrouw-symbool aldus gegeven het gebied tussen de uitersten schenkt de dichter haar de aandacht die in staat moet zijn dit gebied te ontdekken en te veroveren, aldus de uitersten verzoenend. Te klemmender, overtuigender wordt dit symbool, naarmate de dichter alleen in de liefde de verzoening mogelijk ging achten. Aldus bleef het wezen der vrouw ook in dichterlijke zin ongerept, omdat zij niet alleen „doorgang" is, maar ook zelf. standig „thuis". Ook in deze laatste zin heeft het vrouw-symbool zijn abstracte correlatie: Eis niet mijn overgaaf, doof niet mijn klein kristal, zend mij een licht, mijn God, dat ik het liefdekruis zoals dit het heelal om der geliefden wil omvèmen moet, mag zien en zeggen: ik ben thuis. Verhoeven's vers is geen gevecht om TT?' Pelgrims uit alle 1 werelddelen trek ken in het Heilig Jaar naar Rome. Hun eerste gang is doorgaans naar de Sint Pieter, waar men dagelijks dui zenden ziet bin- j nengaan. En niet zelden treft men er karakteristieke ver schijningen, zoals deze oude Capucij- ner pater, die ook 'de tocht naar het verre Rome heeft gemaakt. Nu, moe, maar tevreden staat hij in de branden de zon op het plain voor de Sint Pieter als voor de ver vulling van zijn droom. Zijn kaart bungelt aan een koord. Hij heeft iets van een kabouter Dagreizen liggen achter hem, maar al laten zij ook hun sporen achter op zijn verweerd ge- zicht, de werke lijkheid, die hij nu aanschouwt, is alle v ermoeienissen waard. de vrouw, ze is een strijd om al datgene wat de vrouw symbolisch verbindt en vertegenwoordigt. Al ontkomt deze poëzie niet overal aan de gevaren, die ze moedwillig met haar intentie alleen al trotseert, het gevaar van een te ver doorgevoerde abstractie èn beeldend van het dichterlijk kunnen halen beeld ze overtuigt èn rhyth- misch èn beeldend van het dichterlijk kunnen van haar schrijver. In de groeiende duidelijkheid, dat deze gedichten noodzakelijk zó-zijn- en-niet-anders, is deze bundel een vooruitgang vergeleken bij het debuut. Verhoeven moet in staat geacht wor den het tekort aan heldere onontkoom baarheid, waardoor zijn vers nog niet volledig overtuigt, te overwinnen. Dr. HARRIE KAPTEIJNS In Vlissingen zijn de bewoners van hooggelegen stadsdelen en van bovenver diepingen van Vrijdagmiddag twee uur af verstoken van leidingwater. Vlissin gen, en via Vlissingen verscheidene an dere plaatsen op Walcheren, krijgen hun water van de waterleidingmaatschappij Zuid-Beveland. die haar prise d'eau te Ossendrecht in Noord-Brabant heeft. Ten gevolge van de droogte is het verbruik van leidingwater op Zuid-Beveland sterk toegenomen, zodat door de over dat eiland lopende transportleiding niet vol doende water meer naar Walcheren gaat. Het waterwingebied te Biggekerke, dat door het Vlissingse gemeentelijke water leidingbedrijf als aanvullingsgebied wordt gebruikt, heeft slechts een beperkte ca paciteit. Op alle postkantoren, bij- en hulpkan toren van de P.T.T. staan thans busjes waarin een bijdrage voor de bevrij- dingsklokken kan worden gedeponeerd Advertentie salt norgeni „kiplekker" ait bed springen. fflte dag moet uw lever een liter gal la aw ingewanden doen stromen, anders ver teert uw voedsel niet, het bederft. U raakt verstopt, wordt humeurig en loom. Neem de plantaardige CARTER'S LEVERPIL LETJES om die liter gal op te wekken en uw spijsvertering en stoelgang op natuur lijke wijze te regelen. Een plantaardig zacht middel, onovertroffen om de gal te doen stromen. Eist Carter's Leveipületjes. Advertentie H.V. lomtMM ■BOM. MlUIEinillil BfiWES iM .KL947M Meubelen ea betimmeringen voor: Direcdekamen Vergaderzalen Hotel» Woningen Schepen Adviezen voo* y-i—KniMwhiwffUB r Utrechts luk; welke een diep-overtuigde be leving ervan hun schenken kan en zal!! Eerst wanneer de christelijke daad het leven beheerst van ieder, die zich Christen noemt, wanneer leer en leven tot een bevrijdende eenheid zijn uit gegroeid, is er kans op verbetering van de ellendige toestand, waarin onze samenleving verkeert en dreigt dood te bloeden. 20 Boven de avonddis schudde Jer Coady langzaam zijn hoofd. „Allemachtig, Pe ter, dat scheelde maar een haar. Als die vrouw er vanavond in geslaagd was haar voornemen ten uitvoer te bren gen, zou ]e op 't ogenblik zo goed als getrouwd zijn met haar; in goed Ne derlands: je zou voor de rest van je le ven een terdoodveroordeelde zijn." Peter betastte teder zijn gezicht. „Al les goed en wel, maar daarom hoefde ze me toch niet zo'n klap te geven toen het scherm viel. Als ze dan per se ie mand had willen slaan, had ze beter de man die aan he.t touw trok kunnen uit kiezen". „Aha, en bewijst dat niet, wat voor soort helleveeg ze is," antwoordde Jer triomfantelijk, ,,'t verwondert me nog. dat ze je niet in je ogen spuwde". „Maar," zei Peter niet zonder leed vermaak, ,,'t arme kind heeft zich tegen over de hele parochie genoeg gebla meerd met haar malle vertoning. De eerste tien jaar zal ze wel het mikpunt van spotternijen blijven". „Naar mijn bescheiden mening," bracht Fonsy Farrell, die tot dusver ge zwegen had, in 't midden, „heeft uitge lachen worden nog nooit iemand pijn gedaan. Dat, wat er vanavond voorge vallen is, zou een tweemaal zo oude vrouw nog ontmoedigd hebben, maar Julia StapJeton trok er zich toch maar niks van aan. Onderweg naar hier zag ik 'r tenminste stevig gearmd met een man naar huis stappen" „Zie je nou wel, Peter!" riep Jer met een knipoogje naar Fonsy, „veel tijd om een ander aan de haak te slaan heeft ze niet nodig gehad. Heb je mis schien toevallig gezien wie de gelukkige was, Fonsy?" „Nou en of," verzekerde Farrell, dikke rookwolken uit zijn pijp blazend, ,,'t Was niemand minder dan onze grote toneelspeler, die het vanavond met zijn eigen twee benen niet eens kon worden. De dappere Andy Gorman in hoogst eigen persoon, en hij was zo met zich zelf ingenomen, dat het leek, alsof ie de honderdduizend had getrokken". Jer Coady sprong op van tafel, en hief zijn rechterhand plechtig omhoog. „Peter, Peter, laat deze avond een lesje voor je zijn, jongen, voor eens en voor altijd. Verlaat je niet op een vrouw, Peter O'Dea, vrouwen immers zijn gelijk aan het wispelturig vee, dat in een onbewaakt ogenblik zijn eigenaar verlaat, verdraaid nogantoe en dat voor zo'n slome duikelaar, wiens enig aan deel in de dramatische kunst eruit be stond, op zijn achterste van het toneel te vallen". Schaterlachend sloeg hij zich op zijn dij. „Joost mag 't weten, Fonsy, misschien is dat haar opvatting van eet» artistieke climax!" HOOFDSTUK IV Ondanks het feit, dat een enkel ver liefd vrouwelijk wezen nu en dan po gingen aanwendde, te bereiken, wat de volhardende Julia Stapleton niet gelukt was, leefden Peter O'Dea en Jer Coady menig gelukkig jaar in die grote kast aan de eenzame straatweg van Carrig- lea. Daar kwamen ze mopperend meni ge zachte, natte lente door, als de blauwe hemel haar jaarlijkse veldslag won van de Februari-mist, totdat een gure, koude maand Maart de akkers opdroogde in afwachting van de April- buien. Daar verdroomden ze menige zomer, met de ontluikende bloemen pracht van Mei, de herinnering aan de schoonheid van de .groene bladertooi in Juni, en telkens opnieuw was de warme Julimaand de zonovergoten voorbode van de komende herfstovervloed. Daar schonk Augustus gul zijn rijkdommen aan akkers en boomgaarden, aan iedere haag of heg bracht September de rode hagedoorn en trossen braambessen, Oc tober vulde de schuren hoog op met de geoogste haver en witte tarwe en lang- gebaarde schoven van knisterende gerst. Daar kwamen de dorpszwervers bij el kaar rond Jer Coady's vuur als de lan ge, lange avonden van Kerstmis traag uit de zwarte diepten van de winter oprezen; en daar, als het tweetal 's och tends. vroeg aan zijn ontbijt zat te kau wen, keken ze verlangend uit of door het luik van het Oostelijk venster het eerste licht van de schoorvoetende Ja- nuari-dageraad nog niet te zien was. Voor hun beiden moet het een tijd geweest zijn, waarin het practisch on mogelijk scheen, dat hun zorgeloze -le ventje nog eens ooit zou kunnen ver anderen. Kapelaans kwamen en gingen, inspecteurs verschenen en verdwenen, maar jaar in jaar uit, in eindeloze regel maat, sloften tegenstribbelende kinde ren, uitgedost in hun lange witte kle ren, dreinend Peter O'Dea's klaslokaal binnen Jaar na jaar zouden hun oudste broers, dan hun oudere broers en einde lijk zijzelf op een goeie dag aan Jer Coady bericht, dat zij van alle boeken verlost en dat hun schooldagen ten einde waren. En vele dagen daarna zouden de onderwijzers, op weg naar school hun oud-leerlingen dan tegenko men, boven op de een of andere rate lende melkkar gezeten; puntmuts man nelijk over een oog getrokken, en zelf bewust naar hun vroegere meesters grinnekend; sommigen draaiden zelfs minachtend hun hoofd om, als wilden ze iedere herinnering aan de achter hen liggende slavernij verjagen. Geen zomervacantie ging voorbij, of er verdwenen een of twee van de meer intellingente leerlingen uit het gezichts veld en men zag ze pas weer terug op die stipt geregelde tijden, dat de stu denten van het grijze seminarie te Kil- kennny vrolijk huiswaarts stroomden voor een welverdiende vacantie. Het was de gewoonte in Carriglea, dat de Collegejongens, ieder voor zich of gezamenlijk, een gelegenheidsbezoek brachten aan hun vroegere onderwij zers, voor zij naar Kilkenny terugkeer den. Meestal kwamen ze 's avonds en omdat de aanwezigheid der studenten altijd de vaste bezoekers afschrok, vond Peter O'Dea deze visitieavondjes de vervelendste avonden van het jaar. De jongeren onder hen waren steeds te verlegen om te praten en spraken alleen als hun iets gevraagd werd, en de oude ren, die al wat meer geleerd hadden, hulden zich soms in een hooghartig stilzwijgen, overtuigd als ze waren, dat de gewone, alledaagse lagere-school- onderwijzers intellectueel en maat schappelijk hun minderen waren ge worden. (Wordt vervolgd „RotterdamFeijenoord". De stem van de leerling-conducteur draagt nog niet ver. Wij hebben het vandaag al ettelijke malen gehoord: „Weet je nog, tien jaar geleden?" De trein schuift weg tussen de twee rijen huizen van Rotterdam-Zuid. Rommelig en verveloos zijn de achter kanten van de straten. Op de kleine veranda's, die als kooien op en naast elkaar gestapeld zijn, wappert de was en spelen kleine kinderen. Onze electrische dendert kletterend over de eerste Maasbrug. „Ik stond toen net daro", wijst een oude stucadoor met witte snor. „Ja, en weet je nog die moffe, die in dat huis daar op dat hoekie zaten?" De stucadoorsmaat wijst naar een juist een brief afgeeft. „Toen begon de ellende", zucht de witte snor. „En wanneer zou daar eens een einde aan komen?" wil zijn maat wijs gerig weten. „Wat is er terecht geko men van die grootse wederopbouw plannen?" „Hobo, jongeman," de oude stuca door heft bezwerendzijn hand op, .jij beseft nog steeds niet, hoe grondig de hele boel in de soep zat. Èn wie zat er het diepst in de soep? Het mens dom. En. jonge, als de mense eenmaal diep gezonke zijn, dan komme ze heus niet zo gauw weer boven wa ter." Midden in de vlakte, die eens Rotterdam-Centrum moet worden, spitsen de lege gothische bogen en de gehavende toren van de St. Laurens- kerk omhoog. „Heus, geloof mijn nou. Die kerk is weer helemaal klaar, voordat de men sen het weer nodig vinde om er naar toe te gaan." Erg hoog schijn je de wereld niet an te slaan, ome Gerrit." „Om de dooie dood niet. Kijk eens naar de natuur. Die begint elk jaar weer opnieuw an ze wederopbouw. En dat lukt, hè?" Altijd goed. En daar komt geen mens an te pas. hé?" En de natuur kent toch ook oorlog, niet? Daar vrete ze mekaar ook op. Maar het resultaat is iets prachtigs. En als de mense heibel make, blijft er alleen maar puin over en niks moois. Da's nou het grote verschil." „Daar zit iets in," vindt het maatje, ..en ken jij dat verschil verklare, ome Gerrit?" „Dat ken jij ook, jochie. In de na tuur is O. L. Heer alleen de baas. De mense hebbe zogenaamd verstand en spele ook zo'n beetje basie, en dan ken je der donder op zegge, dat het drmdere wordt."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3