Regering waakt voor belangen van
de minder draagkrachtigen
Pelgrims van het Heilig Jaar
Eric de Noorman - Va strijd om Aet
GIJ ZIJT: nieuwe dichtbundel van Nico Verhoeven
MOEDERKEN
Mensen op reis
Leer en leven
Toeslag Indonesische
pensioenen
DE STILLE
MAN
KORSTEN van 1848
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
Minister Lieftinck zorgt voor een grote
verzoendag in Tweede Kamer
ZATERDAG 13 MEI 1950
PAGINA 3
Heerengracht 408 Amsterdam
WATERNOOD OP
WALCHEREN
door GUIDO GEZELLE
't En is van U
hiernederwaard,
geschilderd of geschreven,
mij, moederken, geen beeltenis,
geen beeld van U
gebleven.
Geen teekening,
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
van steene,
't en zij dat beeld
in mij,
dat gij
gelaten hebt
alleene.
O, moge ik, U
onweerdig,
nooit die
beeltenis bederven,
maar eerzaam
laat zij
leven in mij,
eerzaam in mij
sterven.
Be vrij din gsklokken
O
door
PATRICK PURCILL
I
Wanneer wij in het algemeen een
karakteristiek zouden moeten
geven van de stemming der
Mensheid in deze moderne tijd, dan
ZlJn wij wel verplicht enige weinig be
moedigende en sombere woorden daar
voor te kiezen. Teleurstelling en kille,
verbitterde wanhoop hebben diepe
Vfonden geslagen in ons hart. Men voelt
zich bedrogen in alle goed en edel
streven.
En niet zonder reden! De hoopvolle
en schijnbaar gefundeerde verwachtin
gen op een betere toekomst in ver
broedering en eensgezinde samenwer-
jlng, gekoesterd en aangewakkerd tij
dens de oorlog, zijn in feite op niets
anders uitgelopen dan op eindeloze
conferenties en onderling wantrouwen.
Overal heeft een heerszuchtige macht-
lust de kop weer opgestoken, en al dan
biet gecamoufleerde politieke motieven
zijn een voortdurend beletsel voor het
verwerkelijken van de algemeen als
noodzakelijk erkende sociaal-economi
sche wereldhervorming.
Eerlijk idealisme, vol vertrouwen ge
schonken toewijding en oprecht geloof
Worden dag aan dag geschonden, offi
cieel zelfs, en in niet-vermoede noch
gewilde richting geleid. Er is een com
plete catastrophe in de harten der men
sen ontstaan. Men kan immers niet
meer geloven aan oprechtheid en waar
achtigheid, nu in de verhouding van
individuen en volkeren iedere werke
lijke grondslag daarvoor ontbreekt.
Verreweg het groocste deel der mens
heid leeft in een verlammende onzeker
heid en ziet geen uitweg uit deze cri
sis. En de groten der aarde, die veron
dersteld worden de oplossing voor de
dwingende problemen aan de hand te
doen, blijven in gebreke en geven niets
anders dan vage beloften voor de toe
komst. En de reden? Omdat men zo
goed als alleen op uitsluitend
menselijke wijsheid vertrouwt.
Is het wonder, dat het geloof en het
vertrouwen in de politici en geleerden
ernstig is ondermijnd? Dat ieder pro
beert op eigen gelegenheid zijn per
soonlijke belangen te behartigen met
voorbijzien van zijn medemensen? Be
langeloos idealisme, waar het nog voor
komt, wordt vanuit de hoogte met een
medelijdend lachje als een verschijnsel
uit een andere wereld beschouwd,
Waaraan men in de werkelijkheid een
voudig ten onder gaat! Men leeft van
de hand in de tand, van vandaag op
morgen, overtuigd, dat de toekomst tè
onzeker is om enig recht te hebben ons
gedrag van het ogenblik te beïnvloe
den.
Hogere motieven komen niet meer
aan bod, omdat men het vertrouwen
heeft verloren in hun geschiktheid om
de brandende, actuele kwesties tot een
goede en liefst onmiddellijke oplossing
te brengen. Zodat de mensheid ieder
houvast is kwijtgeraakt.
Men vindt, zwartkijkerig, het leven
ondraaglijk.
Maar het leven i s niet ondraaglijk.
Door zijn verkeerde houding is de
mens zelf oorzaak, dat heton
draaglijk 1 ij k t
Hoe men het ook keert of wendt, de
diepste reden van deze verwarring ligt
in het feit, dat men Gods waarheid
heeft vergeten. Dat men Zijn wetten
Veronachtzaamt, dat er en dit geldt
Vóór alles voor de Christenen geen
eenheid is tussen leer en leven.
Wij mogen en kunnen niet ontken
nen, dat dit weer zijn oorsprong vindt
in een verregaande vervreemding tus
sen Schepper en schepsel, tussen wereld
én God, tussen wereld en Kerk. En bij
gevolg in de onechtheid, de onwaar
achtigheid, het verwrongene van ons
eigen leven.
De H. Jacobus zegt hierover zeer
behartigenswaardige dingen in
zijn brief, die gedeeltelijk het
Epistel vormt van de H. Mis van mor
gen. „Wat baat het, broeders, of iemand
al beweert het geloof te bezitten, zo hij
de werken niet heeft? Kan het geloof
hem soms redden?" (2, 14), En elders:
„Weest werkers van het woord,
mannen van de daad, en niet hoor
ders alleen, want dan bedriegt gij
Uzelf" (1, 22).
Waar het op aan komt is dus niet te
roepen: „Heer, Heer!", maar te leven
haar het geloof! „Wie Mijn geboden on
derhoudt, hij is het, die Mij liefheeft",
stelde Jezus vast. EnZonder Mij
kunt gij niets doen!"
Wij zoeken de fout op de Verkeer-
d e plaats. Niet ons geloof, niet het
Christendom schiet te kort. Dat bezit
hog steeds en zal steeds bezitten de
zelfde onuitputtelijke kracht van Zijn
Stichter.
De fout ligt bij ons! Uitsluitend bij
ons!
Omdat wii de leer geen levende ge
stalte weten te geven in ons gedrag!
Omdat wij ons Christendom beschou
wen als iets, dat buiten ons staat,
Waarmee wij op gezette tijden alleen
maar een oppervlakkig sleurcontact
onderhouden, dat geen blijvende en to
taal hervormende invloed op ons leven
heeft.
Wij hebben een geheel verkeerd idee
van God. Zeker, God is de oneindige
Goedheid en Barmhartigheid-zelf. Maar
Hij is óók de enige Heer en Meester
van het heelal, dat in alles aan Zijn
Wetten heeft te gehoorzamen, o p
straffe van anders Zijn ge
zonde en normale ontwikke
ling te verstoren. Evenals de
door God ingestelde natuurlijke
Wetten van het heelal hun normale
Werking moeten volgen, zonder dat God
telkens weer tussen beide zou moeten
komen om afwijkingen te herstellen,
zo moet ook de mens, die met verstand
vrije wil is begaafd, deze goed ge
bruiken, zoals ze naar Gods beschik
king zijn bedoeld. Maken wij daar
*h i s b r u i k van, dan is er geen en
kele reden, waarom God verplicht zou
zijn de normale, eenmaal vastgestelde
Orde van Zijn Schepping het onderste
hoven te keren, om ons van de gevol-
Sen van onze verkeerde daden te red-
oen. God doet niets, dat Zijn eenmaal
Segeven morele wetten tijdelijk opheft.
Gok niet als de mens door eigen
0 m h e i d de hele samenleving tot een
kwelling zou maken. Wij weten immers
door goddelijke openbaring precies hoe
het w 1 moet! Hebben wij het recht
?eu horlogemaker te beschuldigen als
het horloge niet meer loopt, omdat wij
In°edwillig de veer hebben stuk-
Sedraaid?
De beginselen, waarop de menselijke
samenleving evengoed als het persoon-
hjke leven der afzonderlijke individuen
's gebaseerd, zijn eens en voor
®°ed door God vastgesteld en vanaf
dat
moment zijn zij de e n i g - m o g e-
(Van onze parlementaire
redacteur a.i.)
De Tweede Kamer heeft, zoals wü gis
teren in een gedeelte van onze oplage
meldden, het wetsontwerp tot afschaffing
van de ondernemingsbelasting en de
verhoging van de vennootschapsbelasting
goedgekeurd. Het is met die goedkeuring
vlotter gegaan, dan men mocht verwach
ten. Daar lag immers nog altijd de motie-
Hofstra, die enige dagen geleden de oor
zaak is geweest van het incident tussen
minister Lieftinck en de Kamervoorzit
ter. De bewindsman heeft n.l. geen kans
gekregen het zijne over die motie te zeg
gen en nu vroeg de voorzitter hem om
een Salomonsoordeel. Dat was te veel
eer voor de minister van Financiën.
„Minder dan Salomon staat hier", zei hij.
Had men hem Woensdag maar aan het
woord gelaten, dan had hij de Kamer
een aantal primeurs kunnen geven.
Hij had dan allereerst kunnen vertel
len, dat het wetsontwerp tot het ver
lenen van kinderbijslag voor kleine zelf
standigen op de griffie gearriveerd was.
Vervolgens had hij de Kamer kunnen
mededelen en dat wist de Kamer tot
dan toe nog niet dat de toeslag op de
overheidspensioenen zeer binnenkort
verwacht kon worden. Verder had hij
de Kamer nog willen zeggen, dat de Re
gering zich ernstig beraadt op de voort
zetting van de gevoerde subsidiepolitiek
De wijziging van de begroting van het
landbouw-egalisatiefonds, die hiermede
verband houdt, lag reeds op zijn schrijf
tafel en de besprekingen hierover zouden
gisteren hebben kunnen beginnen ware
het niet, dat de Kamer thans beslag op
hem legde!
Aan de wensen van de heer Hofstra
zou dus meteen voldaan zijn geweest. De
Regering, zo zei de minister verder,
waakt voor de belangen der minder
draagkrachtigen.
De heer Hofstra was met het antwoord
van de minister zo ingenomen, dat hij
zijn motie terugnam. Toen zou de Ka
mer gaan beraadslagen over het betref
fende artikel van het wetsontwerp. Vijf
minuten spreektijd gaf de voorzitter de
Hoogcarspel (CPN) oneerlijk. Hofstra
heeft één uur mogen praten, Woensdag,
zei hij, en ik nu maar 5 minuten; dat
ging toch niet. En toch zal het gebeuren,
dacht voorzitter Kortenhorst en hij
maakte er een voorstel van, dat de Ka
mer (48—29) aannam. Met vriendelijk
gebaar nodigde hij toen Hoogcarspel uit
te spreken. Het C.P.N.-lid zag toen ech
ter maar van spreken af, omdat hij in
die 5 minuten geen tijd genoeg had het
politieke spel van de voorzitter te ont
maskeren.
Toen de Kamer het wetsontwerp tot
wijziging van de drankwet en het wets
ontwerp ter financiering van de zicken-
huïsbouw goedgekeurd had, kon de heer
Van de Wetering (C.H.) beginnen aan
zjjn interpellatie over de duurtetocslag
op de Indonesische pensioenen. Hij
meende, dat de regering reeds in Fe
bruari 1949 had toegezegd, dat die duur-
tetoeslag verhoogd zou worden. Dat was
volgens minister Götzen echter niet
juist. De regering heeft slechts toege
zegd, dat de Indonesische gepensionneer.
den in Nederland een redelijke behan
deling zouden ondergaan.
De regering is er verder niet van
overtuigd, dat in talrijke gezinnen met
Indonesische pensioenen zulk een nood
heerst. Maar toch en het doet na dit
alles wel enigszins vreemd aan kon
minister Götzen mededelen, dat de rege
ring met de meeste spoed voorzieningen
zou treffen in de vorm van een wets
ontwerp, waardoor de Indonesische ge-
pensionneerden, die minder dan f 400.
per maand aan pensioen genieten, een
verhoging van- de duurtetoeslag zullen
krijgen; een en ander met terugwerkende
kracht tot 1 Januari 1950.
De tweede en laatste interpellant was
de heer Gortzak (C.P.N.), die minister
Mansholt uit zijn tent lokte om nog eens
wat over de aardappelen te vertellen.
„Onder goede consumptie-aardappelen
versta ik niet alleen klei-aardappelen,
maar ook zandaardappelen," zei deze.
Hij gaf overigens toe, dat de prijzen voor
klei-aardappelen inderdaad te hoog wa
ren. Het is echter onmogelijk om deze
omlaag te brengen.
Advertentia
Telefoon 37132 - 37133
CENTRALE VERWARMING
OLIESTOOKINSTALLATIES
jl'ke voor een behoorlijk bestaan van
cciere mens apart en van de maat-
^cnappij Storen wij ons daar niet aan,
an wie is dan de schuld als het mis-
loopt?
r>u^i hebben dan ook geen recht het
nristendom, dat Gods openbaring
de°ï 1161 ^ele leven bevat, als redden-
on ctor voor de ondergaande wereld
nip. vertr°uwen op te zeggen, zolang wij
kra v,terst 'n ons eigen leven de volle
,e,rvan aan den lijve ondervon-
iefc hehben. Want dan veroordelen wij
dat wij niet kennen!
Wen„?ra<ïtiik van bet dagelijkse leven
hieecfk'r-u s' ket oordeel, dat de
Beloof Christenen inderdaad hun eigen
en gpon'! niet vol<Ioende kennen
hvetel i ito frjp hebben van de on-
Jhe rijkdom aan zielevrede en ge-
De grote en vredelie
vende aanval op Rome is
al begonnen op de eerste
dag van de Goede Week.
Onder de pelgrims, die
van alle kanten de stad
binnentrokken en die zich
op Paasmorgen tussen de
400.000-koppige menigte op
het Sint Pietersplein be
vonden, waren ook de
deelnemers aar. de eerste
nationale bedevaart uit
Nederland en de leraren
en leraressen van de ver
eniging Bonaventura. Van
toen af is er geen ogen
blik van stilstand meer
geweest in de onafgebro
ken stroom van reizigers.
In het tijdperk van 23
April tot 4 Mei vielen de
bezoeken van veel beken
de persoonlijkheden sa
men: de groothertogin
van Luxemburg, de presi
dent van de Ierse repu
bliek, de Franse schrijver
Paul Claudel, gravin Von
Hohenau, Bob Tailor, Car-
mencita Franco met haar
echtgenoot markies De
Villaverde, de tenniskam
pioen Gussie Moran....
Paul Claudel voerde op
29 April met zijn troep
fragmenten van zijn werk
op in tegenwoordigheid
van Zijne Heiligheid, Gra
vin Helena von Hohenau
besteeg op 6 April haar
Arabische schimmel, Bella
Gisella, en legde de af
stand van haar kasteel in
Beieren tot Rome af in 22
dagen. Op de vroege mor.
gen van 28 April deed zij
haar intocht op het Sint
Pietersplein als de gene
raal van een zegevierend
leger. Deze 1500 kilome
ter lange tocht moet wer
kelijk wel een zware
strijd zijn geweest tegen
de «harde aanvallen van
dit onbarmhartige seizoen,
tegen de nukken en de
vermoeidheid van Gisella
en tegen de bureaucratie
van douanen, die niet zo
maar opeens wisten onder
welke goederen van import
zij dit paard moesten rang
schikken. De pelgrim
amazone had met haar
reis een tweeledig doel
voor ogen: de jubilé-
aflaat in de Romeinse ba.
silieken en het concours
hippique op de Piazza di
Siena in Rome.
Bij gebrek aan een
Luxemburgse legatie in
de Eeuwige Stad nam de
Nederlandse gezant bij de
H. Stoel, Jonkheer Mare
van Weede, de honneurs
waar bij de ontvangst van
de groothertogin van
Luxemburg. Op 26 April
Ontving Paus Pius XII
Charlotte van Luxemburg
met haar gemaal, haar
twee zoons en vier doch
ters in een privé audiën
tie. De Europese vorsten
huizen zijn op de vingers
van uw handen te tel
len en een bezoek aan het
opperhoofd van de Kerk
is niet iets, dat iedere dag
voorkomt. Het was dan
ook een grootse ontvangst:
in het gelid stonden: de
Zwitserse garde, de Pa-
latijnse erewacht, het
pauselijk politiecorps. Bij
het binnentreden in het
Vaticaan presenteerden
de militairen het geweer
en het muziekcorps hief
het Luxemburgse volkslied
aan. Een hele rij Kamer
heren, geheim Kamerhe
ren, ridders met kap en
degen, leden van de Pau
selijke edelwacht, ceremo
niemeesters, prinsen en
graven ging de vorstelijke
familie vooraf naar de
troonzaal, waar Zijne Hei
ligheid zijn gasten ielt
tegemoet ging. Het onder
houd duurde ongeveer
een half uur en werd be
eindigd met de zegen en
het overhandigen van
rozenkransen in wit leren
étuis.
Het is te begrijpen, dat
het voor een eenzame be
zoeker wel eens moeilijk
is om zijn 4 Onze Vaders
te bidden, nu ook talloze
grote bedevaarten van de
ene basiliek naar de an
dere gedreven worden. Op
de spitsuren, zullen we
maar zeggen, moet hij be.
scherming zoeken tegen
een pilaar of in de nis van
een heilige om niet onder
de voet gelopen te wor
den. Op het Sint Pieters
plein, waar talrijke foto
grafen opereren, loopt de
eenling gevaar opgenomen
te worden binnen een
kring van neger-missio
narissen, of van leden van
een Amerikaanse women-
club, hij kan de idyllische
kiek van een paartje op
huwelijksreis bederven of
de homogeniteit van een
mannencongregatie. Hij
kan worden weggezogen
door een groep zingende
boerinnen of door een
kostschool van aspirant-
Salezianen, die de litanie
van de H. Maagd zingen
in marstempo. Misschien
doet hij ook de minder
aangename ondervinding
op van te geraken binnen
de kring van een Duits
sprekend gezelschap, zoals
het mij eens overkwam in
de Santa Maria Maggiore.
Gelijk het de Duitsers
eigen is, liepen zij alles
onder de voet en ik werd
dus meegevoerd naar de
crypte, waar in dit jaar
de kribbe van Bethlehem
in een zilveren schrijn is
uitgesteld. Een welkome
verrassing overigens!
Het lijkt er misschien
op, of ik reclame wil ma.
ken voor het „en comité"
reizen. Integendeel. On
danks de hierboven aan
gehaalde bezwaren is het
alleen reizen altijd nog
ideaal, omdat men aan elk
ding, dat u interesseert,
zoveel tijd en aandacht
kan geven als u zelf
wenst, en omdat u de vol
doening hebt van zelf het
Colosseum of de pyramide
van Caius Cestius ontdekt
te hebben en er niet te
zijn heengevoerd. De
Nederlandse Spoorwegen
denken hier helaas anders
over. De arme één-, twee-
of drieling geniet geen
enkel privilege. Alleen de
K.L.M. houdt zich aan de
afspraak en geeft 10 pCt.
reductie aan de privé-
reiziger. Het zou werke
lijk voor velen een aan
moediging zijn om Rome
en misschien ook andere
beroemde Italiaanse ste
den te bezoeken als men
in Nederland wat guller
met. deviezen was en al
wat daarmee samenhangt.
78. Snel volgt Eric de weg terug, die hem naar de plaats moet leiden waar hij de
Lynx der Wouden zal ontmoeten. Vrolijk babbelend gaat Erwin naast hem voort.
De jongen is uitgelaten van vreugde, dat hij eindelijk in gezelschap is van de man
die hij zo vurig bewondert. Opgegroeid in de sombere sfeer van de door Lauri
beheerste burcht, kan hij bijna niet geloven in zijn nieuwe vrijheid. Het zonnige
bos, Eric's gekscherende opmerkingen en Wolf's speelse uitvallendat alles maakt
dat Erwin de gelukkigste dag van zijn leven doormaakt. En hij straalt van trots,
wanneer hij Wolf aan de riem mag houden„Ik ben een groot jager!" zegt hij fier.
„Zie je, ik volg ieder spoor met mijn speurhond! Die volgt mijn minste bevel
Hé!" De laatste uitroep ontsnapt hem vol schrik, want met een heftige sprong heeft
de hond zich plotseling losgerukt.
„Hè! Stop! Kom terug!" schreeuwt de „grote" jager beledigd. Doch de hond
luistert niet. Het is, of iets in de verte zijn volle aandacht heeft. Diep in de lucht
snuivend verdwijnt hij in de verte. ,JLuister!" gilt Erwin onthutst. „Loop niet
weg! Wolf! Wolf!" En meteen zet het energieke kereltjealles vergetend, de draf
er in en rent achter de hond aan, hem luidkeels gebiedend terug te komen. Samen
verdwijnen zij om de bocht van het pad.
Lachend heeft Eric het hele toneeltje aangezien. Het doet hem plezier dat zijn
zoon zich niet uit het veld laat slaan. Zonder zich te haasten loopt hij verder,
verwachtend dat de twee zo dadelijk wel terug zullen komen. Doch in die verwach
ting wordt hij bedrogen. De minuten verlopen en alles blijft stil. Eric fronst de
wenkbrauwen. „Waar zijn ze gebleven?" vraagt hij zich enigszins ongerust af, en
onwillekeurig verhaast hij z'n stap. Maar zijn onrust groeit en hij schrikt wanneer hij
plotseling in de verte het geschreeuw van vele mannenstemmen hoort, waarboven
het schelle geblaf van de hond opklinkt. En is dat zwakke geroep niet de stem
van Erwin?
„Wat is er gebeurd?" flitst het door zijn hoofd. „Vijanden? Erwin gevangen?"
Zonder een ogenblik te aarzelen verlaat hij het pad en sluipt door de struiken in
de richting van het geluid, terwijl zijn handen zich tot vuisten ballen
Op Verhoeven's in de Reina Prinsen
Geerligs-prijsvraag eervol ver
melde verzenbundel „Vooruitgang"
(Amsterdam, 1948) is onlangs een „ver
volg" verschenen in de vorm van zijn
nieuwe bundel „Gij zijt" (no. IV in de
Windroos-reeks, Amsterdam, 1950).
Deze verzen van Nico Verhoeven recht
vaardigen opnieuw de karakteristiek, die
Karei Meeuwesse indertijd in „De Nieu
we Eeuw" meen ik, gaf van de jongste
katholieke poëzie: „een gemeenschappe
lijke bezorgdheid om het leven te be
houden in zijn zuivere door God gewilde
vorm", een ernstig streven het leven te
behoeden of in een eerlijk gevecht terug
te veroveren.
Waar Nico Verhoeven zich nu juist in
onderscheidt bij dit streven, is, dat hij
hierbij strikt litterair te werk gaat, in
de overtuiging stellig, dat poëzie zich
alleen artistiek laat verantwoorden. Een
van de opvallendste kenmerken van deze
poëzie is dan ook een strikt persoonlijke
signatuur. Verhoeven eist van zijn vers,
dat het uitsluitend vers is, elementair
vers is, geen sentiment, geen anecdote,
maar symbool. Het woord krijgt hier
mede de opdracht zich geheel te zuive
ren, te ledigen soms, zich opnieuw met
oorspronkelijke straalkracht te laden,
alvorens het als teken in het vers kan
functionneren.
Door deze persoonlijke signatuur
blijft zijn vers moeilijk, zolang het niet
volledig geslaagd is. Dit is het voordeel
bij deze poëzie, dat ze zich nimmer uit
een openbare situatie in een „dichter
lijke vrijheid" redt, dat ze onverbloemd
getuigt vóór of tegen zichzelf.
Men dient zich bij dit werk van zo
persoonlijk gehalte te hoeden voor het
misverstand, dat het hier ook alleen
om een persoonlijke problematiek zou
gaan. Deze zou ons trouwens ook
slechts kunnen interesseren, waar het
persoonlijke gestalte geeft aan het
menselijke, en zulk „document hu-
main" zou, als poëzie aangediend, bo
vendien en allereerst poëzie moeten
zijn.
De menselijkheid van Verhoeven's
werk blijkt overal, waar hij een inter
pretatie tracht te geven van het leven,
de zin probeert te ontdekken van hét
leven in z ij n leven, en dat is in vrijwel
elk vers het geval.
Het is met name de eeuwig-menselijke
tweespalt tussen „belofte" en „wanhoop",
tusen „liefde" en „angst", die om een op
lossing vraagt. In „De Zandzee" stelt de
dichter deze tweespalt zo:
Uit vier kwartieren evangelisch heimwee
komen de maagden met haar lage lampen
zingende naar een morgen aan de bron
nen
en naar uw vreugde die haar was be
loofd:
Gij zijt de wortel van haar welgevallen.
Maar vier kwartieren dorst zenden hun
legers
over u allen, toren, maagd en spiegel,
over uw handen in den schoot begraven,
over uw voeten sulferiede wortels,
over uw heimwee, uw ontvleugeld kla
gen
en al uw dieren op den kim vervagend,
om deze zee die ieder leven dooft.
Dat in deze tweespalt-lyriek de
vrouw een centrale plaats inneemt,
ligt voor de hand. Deze poëzie
daarom met „erotisch" af te doen, is ech
ter haar misverstaan.
De vrouw is de brug of nauwkeuriger
de stroom tussen de uitersten van de
tweespalt, symbool tevens van vrucht
bare vervulling en schrijnendste vergan
kelijkheid; de eenheid van vrouw en man
is de eenheid van stroom en bedding,
een paradoxale eenheid van rust en be
weging, van „thuis" en „reis". Eenmaal
dit vrouw-symbool aldus gegeven het
gebied tussen de uitersten schenkt de
dichter haar de aandacht die in staat
moet zijn dit gebied te ontdekken en te
veroveren, aldus de uitersten verzoenend.
Te klemmender, overtuigender wordt dit
symbool, naarmate de dichter alleen in
de liefde de verzoening mogelijk ging
achten.
Aldus bleef het wezen der vrouw ook
in dichterlijke zin ongerept, omdat zij
niet alleen „doorgang" is, maar ook zelf.
standig „thuis". Ook in deze laatste zin
heeft het vrouw-symbool zijn abstracte
correlatie:
Eis niet mijn overgaaf, doof niet mijn
klein kristal,
zend mij een licht, mijn God, dat ik het
liefdekruis
zoals dit het heelal om der geliefden wil
omvèmen moet, mag zien en zeggen: ik
ben thuis.
Verhoeven's vers is geen gevecht om
TT?' Pelgrims uit alle
1 werelddelen trek
ken in het Heilig
Jaar naar Rome.
Hun eerste gang is
doorgaans naar de
Sint Pieter, waar
men dagelijks dui
zenden ziet bin-
j nengaan. En niet
zelden treft men er
karakteristieke ver
schijningen, zoals
deze oude Capucij-
ner pater, die ook
'de tocht naar het
verre Rome heeft
gemaakt. Nu, moe,
maar tevreden staat
hij in de branden
de zon op het plain
voor de Sint Pieter
als voor de ver
vulling van zijn
droom. Zijn kaart
bungelt aan een
koord. Hij heeft iets
van een kabouter
Dagreizen liggen
achter hem, maar
al laten zij ook hun
sporen achter op
zijn verweerd ge-
zicht, de werke
lijkheid, die hij nu
aanschouwt, is alle
v ermoeienissen
waard.
de vrouw, ze is een strijd om al datgene
wat de vrouw symbolisch verbindt en
vertegenwoordigt.
Al ontkomt deze poëzie niet overal aan
de gevaren, die ze moedwillig met haar
intentie alleen al trotseert, het gevaar
van een te ver doorgevoerde abstractie
èn beeldend van het dichterlijk kunnen
halen beeld ze overtuigt èn rhyth-
misch èn beeldend van het dichterlijk
kunnen van haar schrijver.
In de groeiende duidelijkheid, dat
deze gedichten noodzakelijk zó-zijn-
en-niet-anders, is deze bundel een
vooruitgang vergeleken bij het debuut.
Verhoeven moet in staat geacht wor
den het tekort aan heldere onontkoom
baarheid, waardoor zijn vers nog niet
volledig overtuigt, te overwinnen.
Dr. HARRIE KAPTEIJNS
In Vlissingen zijn de bewoners van
hooggelegen stadsdelen en van bovenver
diepingen van Vrijdagmiddag twee uur
af verstoken van leidingwater. Vlissin
gen, en via Vlissingen verscheidene an
dere plaatsen op Walcheren, krijgen hun
water van de waterleidingmaatschappij
Zuid-Beveland. die haar prise d'eau te
Ossendrecht in Noord-Brabant heeft. Ten
gevolge van de droogte is het verbruik
van leidingwater op Zuid-Beveland sterk
toegenomen, zodat door de over dat
eiland lopende transportleiding niet vol
doende water meer naar Walcheren gaat.
Het waterwingebied te Biggekerke, dat
door het Vlissingse gemeentelijke water
leidingbedrijf als aanvullingsgebied wordt
gebruikt, heeft slechts een beperkte ca
paciteit.
Op alle postkantoren, bij- en hulpkan
toren van de P.T.T. staan thans busjes
waarin een bijdrage voor de bevrij-
dingsklokken kan worden gedeponeerd
Advertentie
salt norgeni „kiplekker"
ait bed springen.
fflte dag moet uw lever een liter gal la
aw ingewanden doen stromen, anders ver
teert uw voedsel niet, het bederft. U raakt
verstopt, wordt humeurig en loom. Neem
de plantaardige CARTER'S LEVERPIL
LETJES om die liter gal op te wekken en
uw spijsvertering en stoelgang op natuur
lijke wijze te regelen. Een plantaardig zacht
middel, onovertroffen om de gal te doen
stromen. Eist Carter's Leveipületjes.
Advertentie
H.V.
lomtMM
■BOM. MlUIEinillil
BfiWES iM .KL947M
Meubelen ea
betimmeringen voor:
Direcdekamen
Vergaderzalen
Hotel»
Woningen
Schepen
Adviezen voo*
y-i—KniMwhiwffUB r
Utrechts
luk; welke een diep-overtuigde be
leving ervan hun schenken kan en
zal!!
Eerst wanneer de christelijke daad
het leven beheerst van ieder, die zich
Christen noemt, wanneer leer en leven
tot een bevrijdende eenheid zijn uit
gegroeid, is er kans op verbetering van
de ellendige toestand, waarin onze
samenleving verkeert en dreigt dood te
bloeden.
20
Boven de avonddis schudde Jer Coady
langzaam zijn hoofd. „Allemachtig, Pe
ter, dat scheelde maar een haar. Als die
vrouw er vanavond in geslaagd was
haar voornemen ten uitvoer te bren
gen, zou ]e op 't ogenblik zo goed als
getrouwd zijn met haar; in goed Ne
derlands: je zou voor de rest van je le
ven een terdoodveroordeelde zijn."
Peter betastte teder zijn gezicht. „Al
les goed en wel, maar daarom hoefde
ze me toch niet zo'n klap te geven toen
het scherm viel. Als ze dan per se ie
mand had willen slaan, had ze beter de
man die aan he.t touw trok kunnen uit
kiezen".
„Aha, en bewijst dat niet, wat voor
soort helleveeg ze is," antwoordde Jer
triomfantelijk, ,,'t verwondert me nog.
dat ze je niet in je ogen spuwde".
„Maar," zei Peter niet zonder leed
vermaak, ,,'t arme kind heeft zich tegen
over de hele parochie genoeg gebla
meerd met haar malle vertoning. De
eerste tien jaar zal ze wel het mikpunt
van spotternijen blijven".
„Naar mijn bescheiden mening,"
bracht Fonsy Farrell, die tot dusver ge
zwegen had, in 't midden, „heeft uitge
lachen worden nog nooit iemand pijn
gedaan. Dat, wat er vanavond voorge
vallen is, zou een tweemaal zo oude
vrouw nog ontmoedigd hebben, maar
Julia StapJeton trok er zich toch maar
niks van aan. Onderweg naar hier zag
ik 'r tenminste stevig gearmd met een
man naar huis stappen"
„Zie je nou wel, Peter!" riep Jer met
een knipoogje naar Fonsy, „veel tijd
om een ander aan de haak te slaan
heeft ze niet nodig gehad. Heb je mis
schien toevallig gezien wie de gelukkige
was, Fonsy?"
„Nou en of," verzekerde Farrell, dikke
rookwolken uit zijn pijp blazend, ,,'t
Was niemand minder dan onze grote
toneelspeler, die het vanavond met zijn
eigen twee benen niet eens kon worden.
De dappere Andy Gorman in hoogst
eigen persoon, en hij was zo met zich
zelf ingenomen, dat het leek, alsof ie de
honderdduizend had getrokken".
Jer Coady sprong op van tafel, en
hief zijn rechterhand plechtig omhoog.
„Peter, Peter, laat deze avond een
lesje voor je zijn, jongen, voor eens en
voor altijd. Verlaat je niet op een
vrouw, Peter O'Dea, vrouwen immers
zijn gelijk aan het wispelturig vee, dat
in een onbewaakt ogenblik zijn eigenaar
verlaat, verdraaid nogantoe en dat voor
zo'n slome duikelaar, wiens enig aan
deel in de dramatische kunst eruit be
stond, op zijn achterste van het toneel
te vallen". Schaterlachend sloeg hij zich
op zijn dij. „Joost mag 't weten, Fonsy,
misschien is dat haar opvatting van eet»
artistieke climax!"
HOOFDSTUK IV
Ondanks het feit, dat een enkel ver
liefd vrouwelijk wezen nu en dan po
gingen aanwendde, te bereiken, wat de
volhardende Julia Stapleton niet gelukt
was, leefden Peter O'Dea en Jer Coady
menig gelukkig jaar in die grote kast
aan de eenzame straatweg van Carrig-
lea. Daar kwamen ze mopperend meni
ge zachte, natte lente door, als de
blauwe hemel haar jaarlijkse veldslag
won van de Februari-mist, totdat een
gure, koude maand Maart de akkers
opdroogde in afwachting van de April-
buien. Daar verdroomden ze menige
zomer, met de ontluikende bloemen
pracht van Mei, de herinnering aan de
schoonheid van de .groene bladertooi in
Juni, en telkens opnieuw was de warme
Julimaand de zonovergoten voorbode
van de komende herfstovervloed. Daar
schonk Augustus gul zijn rijkdommen
aan akkers en boomgaarden, aan iedere
haag of heg bracht September de rode
hagedoorn en trossen braambessen, Oc
tober vulde de schuren hoog op met de
geoogste haver en witte tarwe en lang-
gebaarde schoven van knisterende gerst.
Daar kwamen de dorpszwervers bij el
kaar rond Jer Coady's vuur als de lan
ge, lange avonden van Kerstmis traag
uit de zwarte diepten van de winter
oprezen; en daar, als het tweetal 's och
tends. vroeg aan zijn ontbijt zat te kau
wen, keken ze verlangend uit of door
het luik van het Oostelijk venster het
eerste licht van de schoorvoetende Ja-
nuari-dageraad nog niet te zien was.
Voor hun beiden moet het een tijd
geweest zijn, waarin het practisch on
mogelijk scheen, dat hun zorgeloze -le
ventje nog eens ooit zou kunnen ver
anderen. Kapelaans kwamen en gingen,
inspecteurs verschenen en verdwenen,
maar jaar in jaar uit, in eindeloze regel
maat, sloften tegenstribbelende kinde
ren, uitgedost in hun lange witte kle
ren, dreinend Peter O'Dea's klaslokaal
binnen Jaar na jaar zouden hun oudste
broers, dan hun oudere broers en einde
lijk zijzelf op een goeie dag aan Jer
Coady bericht, dat zij van alle boeken
verlost en dat hun schooldagen ten
einde waren. En vele dagen daarna
zouden de onderwijzers, op weg naar
school hun oud-leerlingen dan tegenko
men, boven op de een of andere rate
lende melkkar gezeten; puntmuts man
nelijk over een oog getrokken, en zelf
bewust naar hun vroegere meesters
grinnekend; sommigen draaiden zelfs
minachtend hun hoofd om, als wilden
ze iedere herinnering aan de achter
hen liggende slavernij verjagen.
Geen zomervacantie ging voorbij, of
er verdwenen een of twee van de meer
intellingente leerlingen uit het gezichts
veld en men zag ze pas weer terug op
die stipt geregelde tijden, dat de stu
denten van het grijze seminarie te Kil-
kennny vrolijk huiswaarts stroomden
voor een welverdiende vacantie.
Het was de gewoonte in Carriglea,
dat de Collegejongens, ieder voor zich
of gezamenlijk, een gelegenheidsbezoek
brachten aan hun vroegere onderwij
zers, voor zij naar Kilkenny terugkeer
den. Meestal kwamen ze 's avonds en
omdat de aanwezigheid der studenten
altijd de vaste bezoekers afschrok, vond
Peter O'Dea deze visitieavondjes de
vervelendste avonden van het jaar. De
jongeren onder hen waren steeds te
verlegen om te praten en spraken alleen
als hun iets gevraagd werd, en de oude
ren, die al wat meer geleerd hadden,
hulden zich soms in een hooghartig
stilzwijgen, overtuigd als ze waren, dat
de gewone, alledaagse lagere-school-
onderwijzers intellectueel en maat
schappelijk hun minderen waren ge
worden.
(Wordt vervolgd
„RotterdamFeijenoord". De stem
van de leerling-conducteur draagt nog
niet ver.
Wij hebben het vandaag al ettelijke
malen gehoord: „Weet je nog, tien
jaar geleden?"
De trein schuift weg tussen de twee
rijen huizen van Rotterdam-Zuid.
Rommelig en verveloos zijn de achter
kanten van de straten. Op de kleine
veranda's, die als kooien op en naast
elkaar gestapeld zijn, wappert de was
en spelen kleine kinderen.
Onze electrische dendert kletterend
over de eerste Maasbrug.
„Ik stond toen net daro", wijst een
oude stucadoor met witte snor.
„Ja, en weet je nog die moffe, die
in dat huis daar op dat hoekie zaten?"
De stucadoorsmaat wijst naar een
juist een brief afgeeft.
„Toen begon de ellende", zucht de
witte snor.
„En wanneer zou daar eens een
einde aan komen?" wil zijn maat wijs
gerig weten. „Wat is er terecht geko
men van die grootse wederopbouw
plannen?"
„Hobo, jongeman," de oude stuca
door heft bezwerendzijn hand op, .jij
beseft nog steeds niet, hoe grondig de
hele boel in de soep zat. Èn wie zat
er het diepst in de soep? Het mens
dom. En. jonge, als de mense eenmaal
diep gezonke zijn, dan komme ze
heus niet zo gauw weer boven wa
ter."
Midden in de vlakte, die eens
Rotterdam-Centrum moet worden,
spitsen de lege gothische bogen en de
gehavende toren van de St. Laurens-
kerk omhoog.
„Heus, geloof mijn nou. Die kerk is
weer helemaal klaar, voordat de men
sen het weer nodig vinde om er naar
toe te gaan."
Erg hoog schijn je de wereld niet
an te slaan, ome Gerrit."
„Om de dooie dood niet. Kijk eens
naar de natuur. Die begint elk jaar
weer opnieuw an ze wederopbouw. En
dat lukt, hè?" Altijd goed. En daar
komt geen mens an te pas. hé?" En
de natuur kent toch ook oorlog, niet?
Daar vrete ze mekaar ook op. Maar
het resultaat is iets prachtigs. En als
de mense heibel make, blijft er alleen
maar puin over en niks moois. Da's
nou het grote verschil."
„Daar zit iets in," vindt het maatje,
..en ken jij dat verschil verklare, ome
Gerrit?"
„Dat ken jij ook, jochie. In de na
tuur is O. L. Heer alleen de baas. De
mense hebbe zogenaamd verstand en
spele ook zo'n beetje basie, en dan
ken je der donder op zegge, dat het
drmdere wordt."