Loonnivellering FATHERS VAN MILL HILL zestig jaar in Nederland Eric de Noo 5* „DE WINDROOS", een serie he De breuk die men betreurt A':strejei om /iet T$e<A Mensen op reis MIPIÏWF" IS M DE STILLE MAN CkefarineJT Twaalf procent der Nederlandse missionarissen behoort tot deze Congregatie Internationale vorming geeft eigen cachet 4kracHtige pijnstillende middelen in 1 tablet ZATERDAG 27 MEI 1950 PAGINA 3 Vrijspraak inzake paleisbrand Indonesië-debat in Tweede Kamer mzmmm „Mythologisch" Bent U geboren tussen 22 Mei en 21 Juni 1 „Sous-terrain" en „Plattegrond" LITERAIRE KRONIEK Uitkering ziekengeld Aan t.b.c.-patiënten COLLECTIEF PtASPOORT Ook nationaal identiteits bewijs nodig Dr. ir. F. Tellegen docent te Delft? Still making friends! door PATRICK PURCILL 1 si Liturgische weekkalender Wanneer hevige pijnen U het leven moeilijk maken, neem dan eens CHEFARINE „4". Elk tablet bevat 4 geneesmiddelen, die stuk voor stuk wereldberoemd zi|n geworden als bestrijders van rheumatiek, perio dieke-, zenuw-, hoofd-, kiespijn enz. (Van een bijzondere medewerker) In een periode, waarin er bewust naar wordt gestreefd het arbeidsloon te houden op een zodanig peil, dat het de consumptie in verhouding tot de pro ductie niet te grote mogelijkheden geeft, kan het haast niet anders of er wor den, zowel economisch als sociaal, fou ten gemaakt. Het noodzakelijk streven om het resultaat van onze nationale pro ductieve kracht niet te doen verdwij nen door een evenredige consumptie verhoging, rechtvaardigt het vragen van offers over de gehele linie. In sociaal-economisch opzicht vroegen onmiddellijk na de bevrijding twee za ken de nationale aandacht. Ten eerste voortbrenging tot elke prijs en ten tweede een zo behoorlijk mogelijk alge meen welvaartspeil. Het is niet onze bedoeling hier na te gaan in hoeverre deze dubbele doelstelling thans is be reikt, wel willen we hier aandacht schenken aan een, deze doelstellingen vergezellend uitermate belangrijk bij verschijnsel, n.l. dat van de nivel lering van het loon van geoefenden, on geschoolde en geschoolde krachten. De schreeuwende nood in Nederland aan van alles en nog wat in de eerste na-oorlogsjaren riep enerzijds een ab normale kooplust op. Vrijwel ten aan zien van elk artikel overtrof de vraag het aanbod verre. Er kon niet altijd op kwaliteit worden gelet: liever een slecht stuk ondergoed dan geen; anderzijds be tekende dit voor de ondernemer: produ ceer en let desnoods niet al te zeer op de vakbekwaamheid der arbeiders, want beter een driekwart kracht dan geen- Voor vele arbeiders betekende deze toe stand: grijp je kans, wat je tot nog toe gedaan hebt bracht niet voldoende op, nu kun je „gauw even" vakman wor den, En daar kwamen ze naast elkaar te staan, de geschoolde vakman, die na zijn ambachtsschooltijd al maar door had gestudeerd en langzamerhand een gespecialiseerd vakman was geworden, en de „twaalf-ambachten-dertien-onge- lukken-man" die na een korte periode van z.g. omscholing, eveneens aan een draaibank kwam te staan. Was er aan vankelijk nog enig loonverschil tussen de omgeschoolde en de man die van ouds al tot de vaklieden behoorde, dit loonverschil liep steeds meer terug. Het kon niet uitblijven, er moesten moeilijk heden uit voort komen. De laatste tijd maken we het steeds veelvuldiger mee, dat geschoolde vakarbeiders de klacht uiten: Waarom heb ik eigenlijk zoveel moeite gedaan, zoveel geld weggegooid om een goed vakman te worden? Zeker, de goede vakman heeft meer plezier in zijn werk, hij zal met groter nauwkeu righeid en meer toewijding elk werk stuk bezien en het werkelijk kwaliteits werk komt voornamelijk uit z ij n han den, maar arbeidsvreugde alléén is niet voldoende honorering. Aannemende dat ook de on- en minder geschoolde vak arbeider met töewijding werkt en wer kelijk zijn best doet om de voor hem beste prestatie te leveren, blijft daar toch het feit, dat we te doen hebben met mensen, die ofwel zich niet de moeite hebben willen getroosten, door welke oorzaak dan ook, zich van jongsaf aan op een bepaald vak toe te leggen, ófwel door hun gebrek aan kunnen daar nimmer toe zijn gekomen. De werkelijk goede vakman zal steeds kunnen terugwijzen op een leertijd, hetgeen voor de moderne vakman be tekent: schoolbanken, studieboeken en vaak dure lessen. Deze mensen bewij zen aan de gemeenschap een bijzondere dienst-. Hoe wordt in Nederland niet geklaagd over het ontstellend gebrek aan vak lieden, aan middelbaar en aan leiding gevend kader in het bedrijfsleven. Hoe heeft, met name minister v. d. Brink, niet aangedrongen in zijn industrialisa- tie-nota, op het kweken van vaklieden. Wil Nederland op de wereldmarkt mee- concurreren. dan zal het niet alleen éen artikel moeten brengen dat in prijs in derdaad mee kan dingen, maar dat voor al door een minstens gelijkwaardige, maar zo mogelijk betere kwaliteit an dere overtreft, klaar het goede kwali teitsproduct ontstaat niet alleen door voortreff°!iike machines en verdere be- drijfsoutillage. het is de hand en het oog van de vakman, die het staal op zijn bardheid keurt, zijn machine op de honderdste millimeter nauwkeurig weet te besturen. Wanneer zulke prestaties worden geleverd dan behoort de belo ning eenvoudig ingevolge het strikte recht, in overeenstemming hiermede te zijn. De gehele voorbereiding op het vakmanschap, de vakbekwaamheid zelf zijnde een bijzondere prestatie en de toewijdin" verdienen gehonoreerd te worden. Wij blijven dit nog steeds zien als een van de beste prikkels voor de vooruitgang. Onder de ongeschoolde en geoefende vaklieden hebben we twee categorieën te onderscheiden. Op de eerste plaats de mensen, die door ge brek aan intelligentie het nooit tot vak man zullen kunnen brengen en op de tweede plaats de mensen, die zich deze eretitel nooit zullen mogen aanmatigen tengevolge van karakterfouten. Onge schoolden voeren nogal eens bij een pleidooi voor loonverschil tussen ge schoolden en ongeschoolden aan. dat zij toch ook hun 48 uur per week hard wer ken en nog dezer dagen zei ons een sjouwerman: „Mijn rug is 's avonds natter dan die van de metselaar. Ik heb heel wat zwaarder en beroerder kar weitjes te doen en zou jij nu willen dat ik dan iets minder verdiende dan die metselaar?" Toen wij deze vraag bevestigend be antwoordden, repliceerde hij met te zeg gen: „Maar dan word ik ook metse laar." Kijk, daar moesten we hem pre cies hebben. „Groot gelijk," hebben we geantwoord, „wanneer je dat althans kimt. Maar meen je eerlijk dat elke sjouwerman in staat is om een goede toog te metselen? En dat elke hand langer werkelijk stratenmaker kan wor den?" Onze vriend was eerlijk genoeg om te bekennen, dat hij dit niet voor mogelijk achtte. In zijn eenvoudige taal zei hij: „Natuurlijk, daar zijn nu een maal lui die er nooit kijk op krijgen. Waar 'm dat in zit weet ik ook niet." We hebben toen getracht hem duidelijk te maken welk prachtig wonder in Gods scheppingsplan ligt besloten in de ver scheidenheid van het menselijk kunnen. We moeten inzien dat het noodzakelijk is dat de mensen verschillend zijn in aanleg en geschiktheid. Verstaan we óit. dan zullen we vrede hebben met, de bijzondere beloning voor de bijzondere Prestatie, zii het dan dat elke beloning binnen de grenzen van het redelijke dient te blijven. Er wordt hier natuur lijk geen pleidooi bedoeld voor een zo danige druk op de lonen der onge schoolden dat hun bestaansminimum hierdoor zou worden bedreigd. De man, die op z ij n terrein en naar de mate van z ij n kunnen een arbeids prestatie levért, heeft eenvoudig al krachtens de rechtvaardigheid, recht op een beloning die hem in staat stelt op een redelüke wiize in zijn behoefte te voorzien. Daar gaat het dus niet om. Wat wij wel beogen, dat is dat meer dan lot heden een premie wordt gesteld op de vakbekwaamheid. Ambachtsscholen stichten en vakcursussen organiseren is allemaal belangrijk en onmisbaar, maar men zal ook een materiële prikkel moe ten geven en een kans tot meer wel vaart, Anders halen alle andere maat regelen niet voldoende uit. Bij vonnis van het gerechtshof te s-Gravenhage is de assistent van de in- jondant der Koninklijke paleizen, de 2eer J. J. W„ vrijgesproken van schuld *®p .het ontstaan van de brand in het uaieis Noordeinde te 's-Gravenhage op Mei 1948. Twaalf procent van onze Nederlandse mssionanssen behoort tot de Fathers van Mill Hill. Hiermee is eigenlijk reeds de belangrijkheid van deze congregatie voor ons land getekend. Vijf jaar na de stichting in 1866 van St. Josephcollege te Mill Hill maakte de stichter, Kardinaal Herbert Vaughan, zijn eerste propagan- dareis naar Nederland. In 1890 stichtte father Jan Aelen uit Tilburg te Roosen daal hun eerste Nederlandse missiehuis Nu dit huis zijn diamanten bestaansfeest viert, zijn van de 814 priesters van Mill Hill, 465 uit Nederland afkomstig, terwijl van de 92 broeders zelfs 86 Nederlander zijn. Niet zonder reden zullen met Pinksteren m Roosendaal de vlaggen wapperen. Toen Herbert Vaughan zijn college te Mill Hill oprichtte, stond hem als eer ste doel voor ogen: de Engelse Katho lieken helpen om hun missieplicht, vooral jegens de eigen koloniën, te ver vullen. Hij wilde daarom geen nieuwe congregatie stichten, hij wilde slechts priesters recruteren voor het missie werk. Met behulp van geld, dat hij vooral in Amerika inzamelde, bracht hij zijn college tot stand. Hier werd een vereniging van wereldheren gevormd, die zich uitsluitend toeleggen op het missiewerk. Hoewel in de eerste plaats gesticht voor de Engelse Katholieken, stond Mill Hill van de stichting af ook open voor buitenlanders. Kardinaal Vaughan kende op dit punt geen enkel onderscheid. Voor hem hadden al zijn missionarissen de Kerk van Christus tot vaderland. De stichting van het missiehuis te Roosendaal, dat later nog gevolgd werd door Tilburg, Arnhem, Hoorn en Hae- len, was niet bedoeld om de Nederlan ders van de Engelsen en andere buiten landers te scheiden, maar slechts om het toetreden te vergemakkelijken. Thans is het zo, dat de toekomstige Mill-Hillers hun eerste vier jaar Klein seminarie maken te Hoorn of te Tilburg. De vijfde en zesde klas is voor jongens uit alle provincies in Haelen. In Roo sendaal is het Philosophicum gevestigd, waar de Nederlanders met de Engelsen. Schotse en Ierse missionarissen-in-spé kennis maken en samen studeren om twee jaar later naar Mill Hill te ver trekken, waar ook de Tirolers, Italianen en eventueel Belgen zich bij hen voegen. Hier ontvangen zij de priesterwijding en, op dezelfde dag, hun benoeming tot missionaris in een der twaalf missie- gronden, die Mill Hill bewerkt. Deze internationale vorming geeft Mill Hill zijn eigen cachet. Aan de Nederlandse scholen werken ook En gelse en Tiroolse leraren, terwijl op Mill Hill een aantal Nederlanders on derwijs geeft. De Nederlanders leren Engels, dat later voertaal wordt, maar de Engelsen leren ook Nederlands. Zo kan het gebeuren, dat op le Pinkster dag de jubileumrevue „Hoe bestao-g- 't" door Nederlandse en Engelse priesterstudenten samen zal worden opgevoerd. Dat een Engelse Mill- Hiller zijn bewondering kan uitspre ken voor een werk van Van Duinker ken, dat hij kortelings met veel ge noegen heeft gelezen, vindt ook hierin zijn verklaring. Door deze gezamenlijke studietijd le ren de Mill-Hillers zich aanpassen aan personen van een andere landsaard, een eigenschap, die bij het missiewerk van onschatbare betekenis is. In de Britse koloniën richt het missie werk zich meer en meer op het onder wijs. De scholen daar, die voor 70% in handen zijn van missie en protestantse zending, worden tegenwoordig gesubsi dieerd door het rijk. Dit brengt echter mee, dat de Engelse regering ook eisen stelt ten aanzien van de bevoegdheid der leraren. Dit heeft tot gevolg gehad, dat thans meer priesters dan voorheen na hun wijding nog universitaire studies maken, veelal aan Engelse, maar ook aan Belgische en Nederlandse hoge scholen. Zo doen zich ook in het missiewerk steeds veranderingen voor. Dank zij be ter inzicht in tropische hygiëne, medi sche verzorging en tijdige vacanties is de gemiddelde leeftijd der missionaris sen aanzienlijk gestegen. De bewoners van het rustoord „Huize Vrijland", dat tal van gouden jubilarissen herbergt, zijn daarvan een levend bewijs Wat er echter ook veranderd mag zijn, (Vervolg van pag. 1) De federatieve opzet der Indonesi sche staatsstructuur is een wezens bestanddeel geweest van wat ter R.T.C. is overeengekomen. Een tus sentijdse verandering is in strijd met deze opzet. De Nederlandse regering is dan ook teleurgesteld in haar verwachtingen ten deze. Dit betekent echter niet, dat de federatieve opzet steeds gehandhaafd zou moeten wor den. Het zelfbeschikkingsrecht zal in materieel opzicht wel degelijk moe ten worden verwezenlijkt. Aange drongen is op een nadere verklaring over de geëigend? stappen, die de regering heeft ondernomen. De re gering moet zich ten deze beperken. Aan de regering der V.S.I. en aan de U.N.C.I. zijn nota's gezonden. In de eerste verzocht de regering te doen blij ken, hoe het zelfbeschikkingsrecht te verwezenlijken zal zijn. Aan de U.N.C.I. is o.m. opgemerkt, dat. haar zelfstandige functies zijn opgedragen, o.a. het hou den van plebiscieten. De regering heeft met alle kracht het doel nagestreefd een bloedbad op Am- bon te voorkomen en zij zal daarnaar blijven streven. Het gerucht als zouden Nederlanders bij de actie-Westerling zijn betrokken verwees spr. naar het rijk der fabelen. Deze zaak maakt overigens een onder werp van gerechtelijk onderzoek uit. De Staatssecretaris van Oorlog, de heer Fockema Andreae, besprak hiernae de overgang van het K.N.I.L. in het liquidatie van het, K.N.I.L. wordt door leger der V.S.I. Het moeilijke proces de hei overgrote deel van de militairen ge dragen op een wijze, die Nederlandse militairen betaamt, zei spr. Bij de ge- beurtenisen in iMakassar zijn tien Indo nesische leden van het K.N.I.L. gedood en acht en dertig gewond. De aanval op het K.N.I.L. is bijna uitsluitend door guerilla's geschied. Met veel verliezen zijn ze uit heit kampement geweerd. Thans is de toestand rustig. Wat de re patriëring der troepen aangaat zei spr., dat wat men kan krijgen op het gebied van troepenschepen, is gecharterd. Op desbetreffende vragen van de he ren Gerbrandy en Weiter verklaarde de Staatssecretaris van Marine, de heer Moorman, dat noch op korvetten, noch op een ander schip van de krijgsmarine der V.S.I. enig lid van het personeel der Kon. Marine dient. Daar is ook niet om gevraagd. de geest is dezelfde gebleven. In Mill Hill en in Roosendaal heerst nog steeds die geest van missieliefde, die Herbert Vaughan dreef tot zijn stichting en die Jan Aelen bewoog toen hij het zaadje van Mill Hill 60 jaar geleden overbracht naar Roosendaal. Met vreugde en dankbaarheid zal men daarom morgen in Roosendaal dit dia manten feest vieren met een pontificale Hoogmis, opgedragen door Mgr. Jos Baeten, bisschop-coadjutor van Breda, een feestvergadermg, een receptie en ten slotte een feestrevue, op te voeren door de studenten. 89. Een kwartier later wordt Agir bet staan de mannen bijeen als hun makker spreekt. Maar de laatste uitroep van de Lr hen allen. Baldon zal deze rekening moeten zwaarden dat zij dragen. De bloedschuld va „Hij toas een dapper man," zegt Eric eeni van iemand gezegd kan worden. Hij viel allen ter harte gaat. Noorwegen bevrijden v de roofridder. Wij zullen verder gaan e leven gaf. En waarschijnlijk heeft hij ons dan h\i ooit zelf heeft beseft. Want dank zi Baldon het goud vervoert." „De weg langs de Arendsrots!" mompelt Wij moeten Baldon overvallen! Dit gou Alleen wanneer wij daarin slagen zal de ma e Windroos is een pas opgezette reeks verzenbundels, waarin jonge dichters, J ongeacht hun poëtische richting of levensbeschouwing, aan het woord kunnen komen Ad den Besten is de initiatiefnemer en redacteur van deze reeks. Vier deeltjes zijn tot op heden verschenen. Ze zijn bescheiden maar zeer smaakvol uitgevoerd, met een helder gekleurde omslag. In dit opzicht zijn redacteur en uitgever in hun bedoeling, een goede en goedkope publicatiemo gelijkheid te scheppen, ten volle geslaagd. Op de bundel „Mythologisch" van Guïllaume van der Graft hebben wij vorige week in de kroniek over de geboorte van het gedicht reeds de aandacht gevestigd. Wij willen thans op deze voorshands belangwekkendste bundel van„De Windroos" wat nader ingaan. Er zijn enige nieuwe aspecten van „moderne kunst" aan te demonstreren Het heeft s gekoi] Brit; radio! zich sectoi gei strate Amer genos genos al ar n en m indie" niet 20' hem verhinderen zijn moordzuchtige benden op tijd hun soldij te betalen. En wat de gevolgen daarvan zullen zijn, weet ge evengoed als ik deze Er valt een korte stilte. „Het is practisch onmogelijk om de Arendsrots te bereiken in de korte tijd die ons nog rest," zegt de aanvoerder dan. „Baldon is ons zeker Gei twaalf uur voor." comir „Het móét lukken!" een p "En tie andere twee!zegt de Lynx zacht. „De twee andere verspieders die k y nog in Baldon's burcht gevangen zijn. Wij kunnen toch niet Eric perst zijn lippen op elkaar. Niemand zal ooit weten hoeveel moeite dit besluit J if hem gekost heeft. Nimmer heeft hij hulp geweigerd waar dit mogelijk teas. Maar gernli thans ziet hij scherp de keuze die er ligt tussen het lot van twee mannen of dat van het een geheel rijk! „Wij moeten hen achterlaten zegt hij hees. „Alleen dan hebben zal k wij een kleine kans de Arendsrots vóór Baldon te bereiken! Er is geen andere de gr keuze zich Nada Advertentie De titel „Mythologisch" betekent min of meer, dat de dichter aan zijn woorden een lokkende kracht pro beert te geven, om er een nieuwe wer kelijkheid mee op te roepen, waarin alles wat wonderlijk, tragisch en ma gisch is, tevens volkomen vanzelfspre kend, onverdeeld en natuurlijk is. Zoals voor de primitieve, nog my thische mens, een ruisende beek onver wacht in een ruisende vrouw kan ver anderen, zonder dat het ongeloofwaardig is, en zoals de vrouw van Lot op de vlucht uit Sodoma tot zoutpilaar ver steende, zo ook kan voor de dichter Guillaume van der Graft het een voort durend in het ander overgaan. Het een is toch altijd slechts de metamorphose van het ander en het wezenlijke is zin tuiglijk onvatbaar. Deze verbinding en dooreenmengeling van het een en het ander maakt de poëzie van Van der Graft, zowel naar de gemoedsinhoud als naar de verbeeldingsvorm, modern. Hemel en aarde zijn voor hem „twee dooreengelopen kleuren". De dichter be vindt zich ergens weifelwillig tussen twee metamorphoses, ergens tussen man en vrouw, of zoals hij het in zijn eerste gedicht zegt: in een randgebied tussen twee landschappen, hetwelk hij „het randscbap" noemt. Dit randschap van het dichterschap verbeeldt dan tevens Advertentie Dan hebe U een sterke vrijheidsliefde en een besliste wens naar eigen inzicht te handelen. Hebben zulke mensen eenmaal kennis gemaakt met de zachte fijne smaak van OUDE VLEK Genever uit Delft, dan willen ze niet* andets, wat anderen ook zeggen. Btnt V toevallig in de veigende fmede 22 Juni-21 Juli) jarig? Schrijf Jan tm ten gratis OUDE VLEK- ttnalyst. met opgave van geboortedatum ott jaar, aan Vlek ie Ca. Delft. het dualisme, dat ons leven beheerst: het dualisme tussen goed en slecht, schoon en lelijk, hemel en aarde, het heimwee naar het paradijs en de ge neigdheid tot het kwade. Aldus blijkt al meteen, dat dit dichterschap zich na drukkelijk om religieuze kernen be weegt. „In het hemelgewelf is een scheur en ik schrijf daarvan", zegt de dichter: en links is de zee van het land en rechts is het land van de zee, maar ik doe er niet aan mee, ik ben aan het Randschap verwant. Verbinding en dooreenmengeling van tegenstellingen betekent voor deze dich ter ook verbinding en dooreenmengeling van verheven dichtregels met gewone spreektaal, zoals men in bovenstaande regelt ziet aan het zinnetje „maar ik doe er niet aan mee". Soms slaagt dit procédé, zoals bijvoor beeld in het vers „Eva" (uit een voor gaande bundel „Poëzie in practijk"-1 met de typerende slotregels: maar het liefste in dit leven is de breuk die men betreurt. De scheur, de breuk, het randschap („ik sta hier, en ik sta op het uiterste punt, ik sta op de buitenste oever"), het zijn sleutelwoorden in deze poëzie, waarin de dingen steeds veranderen en toch zichzelf blijven. Het is ons men selijk tekort die veranderingen te zien en te doorzien. Tevens is het ons manco, dat wij de liefde (de aardse en de he melse) door onze eigenliefde te niet doen. Door alle dingen en ook de liefde met taal en teken te benoemen, raakt de dichter in vervoering, maar hier ver werft hij de liefde nog niet mee. In zijn gedicht „Het manco" getuigt de dichter hiervan met behulp van overrompelend eenvoudige beeldspraken. Mislukt daarentegen zijn beelden als: God, vreemde God, die mij te fel belaagt en mij het vuur te na legt aan de schenen, en waar hii van de dag van vandaag zegt: Vandaag stak zijn middelvinger in het wijwater van de natuur. Zo'n beeld is meer een trouvaille dan een vondst: het is te gewild, evenals: De maan van de tijd is gevallen in vijvers van dag en dauw Raffinement, brille en een scherp verstand maken het deze dichter in zijn „randschap" uiterst moeilijk, juist omdat hij een poëzie wil schrijven over ge voelservaringen, die bijna verstandser varingen zijn. De dichter doorziet zijn eigen gevoelens als metamorphoses van zijn zuivere kennis. Het is juist de meta. morphose, die hij wil laten' zien: mytho logisch, ais natuurlijke verandering van het een in het ander. Waar de weten schap geen woorden en geen formules vindt, omdat zij, zoals Huizinga zegt, „op de grenzen van het denkvermogen" is gekomen, daar probeert de moderne dichter verder te werken, en hij doet dit niet rationeel, maar irrationeel. Het verschijnsel is kenmerkend voor de mo derne dichtkunst. Philosophic, theologie en psychologie worden binnen het do mein der poëzie getrokken; de jongste resultaten der physica worden poëtisch geannexeerd. De dichtkunst probeert zich alzijds uit te strekken. Zij gaat werken met limieten en luchtledige ruimten; zij onderscheidt nieuwe atoom structuren en telt haar eigen kerngetal- n Marine Neptunus-bommenwerper ■J Forces Day" te Washington. En ërjfens in deze experimenteer- lustige, moderne dichtkunst neemt de dichter Guillaume van der Graft zijn boeiende plaats in. in der boeiende deeltjes van „D# Windroos zijn „Sous-terrain" van W. J. van der Molen en „Platte grond" van J. Meulenbelt. Tegen de verzen in „Sous-terrain" heb ik het bezwaar, dat zij geheel afhankelijk zijn van en niet zouden zijn ontstaan zonder het radioactieve voorbeeld van de dichter Ger- rit Achterberg. Het is geen kwestie van plagiaat, maar slechts van klakkeloos na dreunen, wanneer Van der Molen het eerste vers van zijn bundel aldus begint: Het leven stokt mij in de keeL ik kan alleen de dood nog horen met de verbindingen der oren waartussen ik mij zelf verdeel. „Zich te verdelen tussen de verbindingen der oren" is klinkklare onzin. Een dergelijke aanvangmaakt, dat men de rest van de bundel argwanend gaat lezen, teneinde niet bedot te worden. Men kan niet meer ge loven in regels als deze: Alles verandert rondom mij tot steen: de staartpen, die een vogel heeft verloren, grift in de rotsen zijn naaldscherpe voren Dit beeld van de achteloos en willoos vallende staartpen kan niet tegelijkertijd het beeld zijn van een in de rotsen grif fende naald. Dergelijke serieuze wartaal zal men in de bundel „Plattegrond" van J. Meulenbelt niet aantreffen. Dit is opzettelijk heel ge woon gehouden poëzie; poëzie op een praattoon, een beetje toonloos om de ver rassing van een rake opmerking zuiverder tot haar recht te laten komen; enigszins in de trant, waarin Greshoff, Han Hoekstra en Eric van der Steen voor de oorlog reeds schreven. Welk een grote invloed de dich ter Pierre Kemp, naast Achterberg, op de jongere generatie heeft, merkt men in het gedicht: HET PAARD ER ACHTER Ik kijk graag op mijn fiets door het land met geijkte gevoelens naar alle kant: koeien staan inderdaad gezond in hun eigen groene grond; aesthetisch zijn lang niet gek sloot, dam, wilg, hek. Maar het paard er achter kijkt altijd veel doordachter dan ik, aangepaster en zachter. Dit is poëzle.van iemand, die, ondanks alle triestheid, toch nog heel plezierig-gelukkig van het leven wil maken wat er van te maken valt; en dat kan alleen maar door nuchter en met een scherpe biik in het dagelijks gareel te blijven lopen. Wat tenslotte voor elk van deze i bundeltjes van „De Windroos" geldt: er is een trek naar het religieuze merkbaar. Het religieuze gevoel begint weer poëtisch verbeeldbaar te wor den; soms gaat het nog weerbarstig of gecamoufleerd door ironie. Maar het leeft weer in de dichtkunst! Hoe uit eenlopend deze eerste deeltjes ook zijn, ze hebben aldus toch eenzelfde ach tergrond. En voor deze achtergrond past de redacteur van „De Windroos", de dichter Ad den Besten, een woord van waardering voor zijn smaak en verantwoordelijkheidsgevoel. Van zijn keuze van de verdere bundels in deze nieuwe reeks, die inderdaad in een be hoefte voorziet, hangt het mede af, of die achtergrond in onze moderne poëzie klaarder tot zijn recht zal kun nen komen. NICO VERHOEVEN. In aansluiting op de termijn geduren de welke wettelijke aanspraak op zie kengeld bestaat (maximum één jaar), zal voorlopig een vrijwillige aanvullen de uitkering van ziekengeld worden ge geven voor rekening van het prophy- laxefonds, zulks met ingang van 1 Mei 1950. Deze regeling geldt alléén voor de TBC-patiënten die gehuwd zijn of als kostwinner moeten worden beschouwd, terwijl zij niet blijvend invalide moe ten worden geacht. Het betreft dus ziek tegevallen die op 1 Mei nog lopende wa ren of na die datum zijn ontstaan en een verlenging van de uitkeringstermijn met hoogstens twee jaar, zodat dus in deze gevallen in totaal hoogstens drie jaar ziekengeld kan worden genoten. Zoals bekend kunnen voortaan ge zelschappen voor reizen naar Frank rijk gebruik maken van een collectief paspoort. In een dergelijk geval moet de leider van de groep zelf bovendien in het bezit zijn van een geldig indivi dueel paspoort. De overige leden van de groep moeten een nationaal iden titeitsbewijs met foto hebben, waaruit hun identiteit blijkt, bijvoorbeeld een bewijs van Nederlanderschap. Men kan ook volstaan met een ander identi teitsbewijs, maar een bewijs van Ne derlanderschap wordt aangeraden, zo vernemen wij van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dr. ir. F. Ph. A. Teilegen, landelijk voorzitter van de Katholieke Actie, zal, naar verluidt, vermoedelijk de bijzon dere leerstoel in de Thomistische wijs begeerte aan de Technische Hogeschool te Delft gaan bezetten. Dr. Teilegen is 2 October 1904 in Zwolle geboren. Hij heeft aan de Technische Hogeschool te Delft voor scheikundig ingenieur gestu deerd en is daar in 1935 gepromoveerd tot doctor in de technische wetenschap pen. Hij heeft ook philosophic en theolo gie gestudeerd en op religieus, wijsgerig, cultureel en sociaal gebied vele artikelen gepubliceerd. Advertentie U. M. Holland, Amsterdam 1950. Ze lachte zo prettig dat Peter, gefas cineerd door de charme van die lach, haar de hatelijkheid vergaf „U moet weten, dat ik erg teleurgesteld ben, hier een normaal mens aan te treffen. Op weg naar school klopte ik mijzelf voort durend op de schouder, vol trots over mijn eigen dapperheid hier naar toe te durven gaan. De schaduw van de oude Jer Coady hangt nog zo zwaar over deze streek, dat ik, omdat u zo'n dikke vriend van hem bent geweest, er vast van overtuigd was, dat u vijandig te genover iedere vrouw zou staan, die het zou wagen Coady's nagedachtenis te onteren, door een voet in uw school te zetten. Daarenboven hoorde ik van de kanunnik, dat hij u nooit geraad pleegd heeft over mijn benoeming als assistente, dus veronderstelde ik, dat u uzelf zeer terecht verongelijkt zou voe len." „Integendeel! Integendeel!" zei Peter, proberend vriendelijk te zijn, maar hij stond in twijfel, of hij haar bezwaren ineens of stuk voor stuk uit de weg zou ruimen. „Feitelijk ben ik degene, die erg laks is geweest, door e.r niet voor te zorgen, dat u een passender welkom in Carriglea werd bereid, mej Fogarty. Ik vrees, dat Jer Coady's lang durig regiem onze goéde manieren be dorven heeft. Maar ik hoop van harte, dat het u hier toch zal bevallen, on danks onze nalatigheid en dat onze samenwerking hartelijk en van lange duur zal blijken te zijn." Hij sprak haar niet meer voor lunch tijd. Ten teken dat de dagelijkse pauze was aangebroken, liet hij de fietsbel rinkelen, die Jer Coady, in een vin dingrijk ogenblik, aan de onderwijzers- lessenaar van het grotere klaslokaal had bevestigd. Hij zat juist toe te kijken hoe de laatste, treuzelende leerlingen naar de speelplaats aftrokken, toen zij binnenkwam. Ze zocht naar hem, glim lachend, maar kennelijk in verlegen heid. „Ik ben de grootste sufferd van Ier land," verkondigde ze. „Vanmorgen ging ik van huis en vergat mijn lunch- mandje. ofschoon mijn moeder mij wel tien keer gewaarschuwd heeft er aan te denken. Zodat ik genoodzaakt ben u te vragen, waar ik ergens in dit vooruitstrevende dorp zoiets als een kop thee kan bemachtigen." Peter ging de mogelijkheden na. „U zou het bij Doran kunnen proberen," opperde hij, „maar de vrouw des huizes is niet erg in orde en ik denk, dat de vader is gaan vissen. Of Judy Tom Peg, die staat altijd klaar iemand een dienst te bewijzen, alleen is Judy zelf, naar mijn bescheiden mening, even proper als haar huis en als u dat huis ziet, zal het niet moeilijk zijn u voor te stellen wat voor thee u daarbinnen zou krijgen. Verder zou u natuurlijk naar Café Sul livan kunnen gaan. Ik meen, dat daar de vorige onderwijzeres, voor jaren te rug dan. ook gewoonlijk kwam. Maar Mevr. Sullivan is zelden op Maandag thuis. Meestal gaat ze met baar zoon des Maandagsochtends naar de stad, om hun voorraad aan te vullen na een dorstig week-end." Hij aarzelde, doch overwon zijn schuwheid. „Wanneer u met brood en thee genoegen zoudt willen nemen, kunt u met mij mee eten. Ik lunch hier altijd." Zij was al weggegaan. Nu draaide ze zich echter om en kwam verheugd terug. „Dolgraag, als ik u tenminste niet ont- rief. Weet u zeker, dat het niet te veel moeite is? O, ik vind mezelf vreselijk gemeen, zo op uw edelmoedigheid te pa rasiteren." „Mij ontrieven?" Peter verbaasde zich over zijn eigen gretigheid. „Thee en sui ker is er genoeg. En blikjes melk ook. Jer Coady had een voorliefde voor ge conserveerde melk. Een brood, vers uit de winkel, een klont boter en uw lunch is zo goed als klaar, te meer daar Jer Coady mij de oliekachel vermaakt heeft, zijnde zijn meest waardevolle eigendom, uitgezonderd z'n baard." Hij liep naar buiten en riep een van de kinderen „Kom 'ns hier, Paddy! Loop eens vlug naar de bakker en haal me een vers brood en een half pond boter! Hier heb je een pennie voor je zelf. De conversatie vlotte pas weer, nadat de lunch klaargemaakt en verorberd was, toen Peter, na het stoppen van zijn pijp voor de eerste maal het gesprek opende. „U bent toch niet van plan iede re dag naar Clashmairead op en neer te rijden? Da's een afmattende rit: telkens zes of zeven mijlen!" Ze lachte, 'n vrolijk schaterend lach je. „Zie ik er werkelijk zo tenger uit? O, ik ben meer gehard dan u schijnt te denken. Mr. O'Dea. Die afstand betekent voor mij niets op de fiets. Ik heb twin tig mijl per dag afgelegd zonder nadelige gevolgen te ondervinden. Daar komt nog bij, dat de dagelijkse tocht van Clash mairead slechts tot de zomervacantie zal duren. Vermoedelijk dus tot het eind van deze maand?" Peter knikte instemmend. „Daarna blijf ik voorlopig bij de fa milie Madden in Clashbawn. Madden ts een achterneef van mijn moeder en Clashbawn is dichtbij." „Inderdaad, via de weg naar Bally- varna minder dan 'n mijl." Peter, te be leefd om een lucifer aan te strijken, ter wijl zij sprak, stak zijn .pijp aan. Tessie Fogarty stond op en begon de kopjes, messen en borden, verdere erfstukken uit Jer Coady's regeringsperiode, op te ruimen. Peter staarde haar verbaasd aan „Drommels, wat doet u nu? Wilt u wel eens gauw die paar dingetjes laten staan! Tien. jaar lang heb ik de vaat ge wassen, daar ben ik dus aan gewend. „Dan is het hoog tijd, dat u rust neemt." Ze glimlachte naar hem. „Een lucifer, alstublieft, om de kachel aan te steken. Er is juist tijd genoeg om een beetje water te warmen, voordat de kin deren weer naar binnen moeten." Hij gaf haar het doosje, en keek toe, hoe zij de boel beredderde. Toen hij zijn mond weer opende, sprak hij erg langzaam. „Wanneer u het volgende hoort, denk ik, dat u ons twee echte wildemannen zult vinden, maar het kwam nooit in het hoofd van Jer, noch in dat van mij, op, na de lunch kopjes te wassen in heet water. Als we geen bronwater bij de hand hadden om ze in te dompelen, namen we doodeenvoudig regenwater uit de ton daarbuiten." Ze wierp het hoofd in de nek en weer klaterde die zilveren lach. (Wordt vervolgd) Naast ons voeren een jonge onderwij zer en een bloembollenkweker een be schouwend gesprek over het mensdom. „Van de week ben ik voor het eerst na zoveel jaren weer eens naar een voet balwedstrijd gaan kijken", leidt de bol- lenfilosoof een nieuw argument in, „ik heb me daar wat je noemt weer eens groen en geel geërgerd." „Ja, er zijn maar weinig clubs, die nog weten wat voetballen is.'" „Meneer, over de spelers wil ik het niet hebben. Nee, die vijftigduizend toe schouwers in het Amsterdamse stadion. Brrrverschrikkelijk", de filosoof kreunt ervan, kijkt v°l afschuw naar buiten, waar de avondzon op het warm- wazige Breukelen schijnt. „Naast me", vervolgt de bollenkwe- ker, „zaten twee aanhangers van Ajax. Twee jonge kerels met haar dat nodig gemaaid moest worden en dat in een dun streepje onder hun snotneuzen groeide. Zelf voetballen kost die heren zeker te veel inspanning en dus gaven ze alleen maar critiek. Schreeuwen dat die lui deden meneer. „Kijk, die smeerkezen, met zijn twee p.tegelijk op de bal, lekker ernaast sufferd." Dat was aan het adres van hun aartsvijand: Blauw Wit." De onderwijze lacht zachtjes om de voordracht van de filosoof, die met ge baren, houding en gezicht de supporter imiteert. .JJaarvoor zaten drie Blauw Wit- enthousiasten. Van hetzelfde laken een pak. Die ene, die kennelijk geen bal kon stoppen, verzekerde. ,JIoe kan je zo'n bal nou naast schieten. Dat doe ik nog beter" en die vent brulde tussen zijn handpal men: „Kameeeel". En dat ging niet al leen bij my zo. Nee, al die duizenden mensen, die tegen de kant van de sta- dionkuip geplakt zaten, scholden en tierden op die twee en twintig jon gens, die notabene voor hun plezier voetbalden. Ik vind het maar minnet jes, meneer." „Laten we maar zeggen, dat nl die duizenden nou niet in de kroeg zitten", excuseert de onderwijzer, die zich ver moedelijk ook niet vrij van schuld vindt. „Als sport veredelend werkt, dan doet het hoogstens de spelers en vast niet de toeschouwers. Dat is me wel weer ge bleken. uit eigen ondervinding". „Hoe bedoelt U dat?" De bekentenis kost onze filosoof enige moeite. „Dat schelden, tieren en hardop kan keren is in zo'n stadion onvermijdelijk. Laat ik eerlijk wezen. De tweede helft van de wedstrijd heb ik niet alleen mee- gescholden, maar zowaar lijf aan lijf ge knokt met twee Ajax- en de drie Blauw Wit-supporters'. De eindstand van dat gevecht was 00. Twee blauwe ogen". ZONDAG 28 Mei: Hoogfeest van Pinkste ren; Mis v. d. dag; sequentie; Credo; eigen prefatie: rood. MAANDAG: 2de Pinksterdag; Mis v. d. dag; sequentie; Credo; Pinksterprefatie; rood. DINSDAG: 3e Pinksterdag; Mis v d. dag; sequentie; Credo; Pinksterprefatie; rood. WOENSDAG: Quatertemper-Woensdag: Mis v. d. dag: 2 O. L. Vrouw Middelares van alle genaden; 3 H. Angela; 4 H. Pe- tronelia; sequentie; Credo; Pinksterpref.; laatste evangelie v. O. L. Vrouw: rood: Utrecht: 2 H. Angela; 3 H. Petronella. DONDERDAG: Mis v. d. dag; 2 voor Kerk of Paus; sequentie: Credo; Pinksterpref. r°VRlJDAG: Quatertemper-Vrijdag; Mis v. d dag; 2 H.H. Marcellinus en gezell. Roer mond: 2 H.H. Marcellinus en gezellen; 3 H Erasmus); sequentie; Credo; Pinkster prefatie. rood. Eerste Vrijdag v. d. maand: als plechtige votiefmis ter ere v. h. Hart: Mis v. d. dag met gebed en laatste evangelie uit Mis v. h. H. Hart. ZATERDAG: Quatertemper-Zaterdag; Mis v. d. dag; 2 voor Kerk of Paus (Roermond: 2 H. Martinus); sequentie; Credo; Pinkster prefatie; rood. ZONDAG 4 Juni: Feest v. d. Allerheilig ste Drievuldigheid; Mis v. d. dag; 2 gebed v. d. Zondag; Credo; pref. v. d. H. Drie vuldigheid; laatste evangelie v. d. Zondag: wit. Raad van Europa. Het ministercomtté van de Raad van Europa zal 3 Juni in het Franse departement van buitenlandse zaken te Parijs zijn vierde zitting beginnen. Advertentie BEROEMDE GENEESMIDDELEN IN EEN TABLET

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3