Loonnivellering
FATHERS VAN MILL HILL
zestig jaar in Nederland
Eric de Noo
5*
„DE WINDROOS", een serie he
De breuk die men betreurt
A':strejei om /iet T$e<A
Mensen op reis
MIPIÏWF" IS
M
DE STILLE
MAN
CkefarineJT
Twaalf procent der Nederlandse missionarissen
behoort tot deze Congregatie
Internationale vorming
geeft eigen cachet
4kracHtige pijnstillende
middelen in 1 tablet
ZATERDAG 27 MEI 1950
PAGINA 3
Vrijspraak inzake
paleisbrand
Indonesië-debat in
Tweede Kamer
mzmmm
„Mythologisch"
Bent U geboren
tussen
22 Mei en 21 Juni 1
„Sous-terrain" en „Plattegrond"
LITERAIRE KRONIEK
Uitkering ziekengeld
Aan t.b.c.-patiënten
COLLECTIEF PtASPOORT
Ook nationaal identiteits
bewijs nodig
Dr. ir. F. Tellegen docent
te Delft?
Still making friends!
door
PATRICK PURCILL
1
si
Liturgische weekkalender
Wanneer hevige pijnen U het leven
moeilijk maken, neem dan eens
CHEFARINE „4". Elk tablet bevat 4
geneesmiddelen, die stuk voor stuk
wereldberoemd zi|n geworden als
bestrijders van rheumatiek, perio
dieke-, zenuw-, hoofd-, kiespijn enz.
(Van een bijzondere medewerker)
In een periode, waarin er bewust naar
wordt gestreefd het arbeidsloon te
houden op een zodanig peil, dat het
de consumptie in verhouding tot de pro
ductie niet te grote mogelijkheden geeft,
kan het haast niet anders of er wor
den, zowel economisch als sociaal, fou
ten gemaakt. Het noodzakelijk streven
om het resultaat van onze nationale pro
ductieve kracht niet te doen verdwij
nen door een evenredige consumptie
verhoging, rechtvaardigt het vragen van
offers over de gehele linie.
In sociaal-economisch opzicht vroegen
onmiddellijk na de bevrijding twee za
ken de nationale aandacht. Ten eerste
voortbrenging tot elke prijs en ten
tweede een zo behoorlijk mogelijk alge
meen welvaartspeil. Het is niet onze
bedoeling hier na te gaan in hoeverre
deze dubbele doelstelling thans is be
reikt, wel willen we hier aandacht
schenken aan een, deze doelstellingen
vergezellend uitermate belangrijk bij
verschijnsel, n.l. dat van de nivel
lering van het loon van geoefenden, on
geschoolde en geschoolde krachten.
De schreeuwende nood in Nederland
aan van alles en nog wat in de eerste
na-oorlogsjaren riep enerzijds een ab
normale kooplust op. Vrijwel ten aan
zien van elk artikel overtrof de vraag
het aanbod verre. Er kon niet altijd op
kwaliteit worden gelet: liever een slecht
stuk ondergoed dan geen; anderzijds be
tekende dit voor de ondernemer: produ
ceer en let desnoods niet al te zeer op
de vakbekwaamheid der arbeiders, want
beter een driekwart kracht dan geen-
Voor vele arbeiders betekende deze toe
stand: grijp je kans, wat je tot nog toe
gedaan hebt bracht niet voldoende op,
nu kun je „gauw even" vakman wor
den, En daar kwamen ze naast elkaar
te staan, de geschoolde vakman, die na
zijn ambachtsschooltijd al maar door
had gestudeerd en langzamerhand een
gespecialiseerd vakman was geworden,
en de „twaalf-ambachten-dertien-onge-
lukken-man" die na een korte periode
van z.g. omscholing, eveneens aan een
draaibank kwam te staan. Was er aan
vankelijk nog enig loonverschil tussen
de omgeschoolde en de man die van
ouds al tot de vaklieden behoorde, dit
loonverschil liep steeds meer terug. Het
kon niet uitblijven, er moesten moeilijk
heden uit voort komen. De laatste tijd
maken we het steeds veelvuldiger mee,
dat geschoolde vakarbeiders de klacht
uiten: Waarom heb ik eigenlijk zoveel
moeite gedaan, zoveel geld weggegooid
om een goed vakman te worden? Zeker,
de goede vakman heeft meer plezier in
zijn werk, hij zal met groter nauwkeu
righeid en meer toewijding elk werk
stuk bezien en het werkelijk kwaliteits
werk komt voornamelijk uit z ij n han
den, maar arbeidsvreugde alléén is niet
voldoende honorering. Aannemende dat
ook de on- en minder geschoolde vak
arbeider met töewijding werkt en wer
kelijk zijn best doet om de voor hem
beste prestatie te leveren, blijft daar
toch het feit, dat we te doen hebben
met mensen, die ofwel zich niet de
moeite hebben willen getroosten, door
welke oorzaak dan ook, zich van jongsaf
aan op een bepaald vak toe te leggen,
ófwel door hun gebrek aan kunnen
daar nimmer toe zijn gekomen.
De werkelijk goede vakman zal steeds
kunnen terugwijzen op een leertijd,
hetgeen voor de moderne vakman be
tekent: schoolbanken, studieboeken en
vaak dure lessen. Deze mensen bewij
zen aan de gemeenschap een bijzondere
dienst-.
Hoe wordt in Nederland niet geklaagd
over het ontstellend gebrek aan vak
lieden, aan middelbaar en aan leiding
gevend kader in het bedrijfsleven. Hoe
heeft, met name minister v. d. Brink,
niet aangedrongen in zijn industrialisa-
tie-nota, op het kweken van vaklieden.
Wil Nederland op de wereldmarkt mee-
concurreren. dan zal het niet alleen éen
artikel moeten brengen dat in prijs in
derdaad mee kan dingen, maar dat voor
al door een minstens gelijkwaardige,
maar zo mogelijk betere kwaliteit an
dere overtreft, klaar het goede kwali
teitsproduct ontstaat niet alleen door
voortreff°!iike machines en verdere be-
drijfsoutillage. het is de hand en het oog
van de vakman, die het staal op zijn
bardheid keurt, zijn machine op de
honderdste millimeter nauwkeurig weet
te besturen. Wanneer zulke prestaties
worden geleverd dan behoort de belo
ning eenvoudig ingevolge het strikte
recht, in overeenstemming hiermede te
zijn. De gehele voorbereiding op het
vakmanschap, de vakbekwaamheid zelf
zijnde een bijzondere prestatie en de
toewijdin" verdienen gehonoreerd te
worden. Wij blijven dit nog steeds zien
als een van de beste prikkels voor de
vooruitgang. Onder de ongeschoolde en
geoefende vaklieden hebben we twee
categorieën te onderscheiden. Op de
eerste plaats de mensen, die door ge
brek aan intelligentie het nooit tot vak
man zullen kunnen brengen en op de
tweede plaats de mensen, die zich deze
eretitel nooit zullen mogen aanmatigen
tengevolge van karakterfouten. Onge
schoolden voeren nogal eens bij een
pleidooi voor loonverschil tussen ge
schoolden en ongeschoolden aan. dat zij
toch ook hun 48 uur per week hard wer
ken en nog dezer dagen zei ons een
sjouwerman: „Mijn rug is 's avonds
natter dan die van de metselaar. Ik heb
heel wat zwaarder en beroerder kar
weitjes te doen en zou jij nu willen dat
ik dan iets minder verdiende dan die
metselaar?"
Toen wij deze vraag bevestigend be
antwoordden, repliceerde hij met te zeg
gen: „Maar dan word ik ook metse
laar." Kijk, daar moesten we hem pre
cies hebben. „Groot gelijk," hebben we
geantwoord, „wanneer je dat althans
kimt. Maar meen je eerlijk dat elke
sjouwerman in staat is om een goede
toog te metselen? En dat elke hand
langer werkelijk stratenmaker kan wor
den?" Onze vriend was eerlijk genoeg
om te bekennen, dat hij dit niet voor
mogelijk achtte. In zijn eenvoudige taal
zei hij: „Natuurlijk, daar zijn nu een
maal lui die er nooit kijk op krijgen.
Waar 'm dat in zit weet ik ook niet."
We hebben toen getracht hem duidelijk
te maken welk prachtig wonder in Gods
scheppingsplan ligt besloten in de ver
scheidenheid van het menselijk kunnen.
We moeten inzien dat het noodzakelijk
is dat de mensen verschillend zijn in
aanleg en geschiktheid. Verstaan we
óit. dan zullen we vrede hebben met, de
bijzondere beloning voor de bijzondere
Prestatie, zii het dan dat elke beloning
binnen de grenzen van het redelijke
dient te blijven. Er wordt hier natuur
lijk geen pleidooi bedoeld voor een zo
danige druk op de lonen der onge
schoolden dat hun bestaansminimum
hierdoor zou worden bedreigd. De
man, die op z ij n terrein en naar de
mate van z ij n kunnen een arbeids
prestatie levért, heeft eenvoudig al
krachtens de rechtvaardigheid, recht op
een beloning die hem in staat stelt op
een redelüke wiize in zijn behoefte te
voorzien. Daar gaat het dus niet om.
Wat wij wel beogen, dat is dat meer dan
lot heden een premie wordt gesteld op
de vakbekwaamheid. Ambachtsscholen
stichten en vakcursussen organiseren is
allemaal belangrijk en onmisbaar, maar
men zal ook een materiële prikkel moe
ten geven en een kans tot meer wel
vaart, Anders halen alle andere maat
regelen niet voldoende uit.
Bij vonnis van het gerechtshof te
s-Gravenhage is de assistent van de in-
jondant der Koninklijke paleizen, de
2eer J. J. W„ vrijgesproken van schuld
*®p .het ontstaan van de brand in het
uaieis Noordeinde te 's-Gravenhage op
Mei 1948.
Twaalf procent van onze Nederlandse mssionanssen behoort tot de Fathers
van Mill Hill. Hiermee is eigenlijk reeds de belangrijkheid van deze congregatie
voor ons land getekend. Vijf jaar na de stichting in 1866 van St. Josephcollege te
Mill Hill maakte de stichter, Kardinaal Herbert Vaughan, zijn eerste propagan-
dareis naar Nederland. In 1890 stichtte father Jan Aelen uit Tilburg te Roosen
daal hun eerste Nederlandse missiehuis Nu dit huis zijn diamanten bestaansfeest
viert, zijn van de 814 priesters van Mill Hill, 465 uit Nederland afkomstig,
terwijl van de 92 broeders zelfs 86 Nederlander zijn. Niet zonder reden zullen
met Pinksteren m Roosendaal de vlaggen wapperen.
Toen Herbert Vaughan zijn college te
Mill Hill oprichtte, stond hem als eer
ste doel voor ogen: de Engelse Katho
lieken helpen om hun missieplicht,
vooral jegens de eigen koloniën, te ver
vullen. Hij wilde daarom geen nieuwe
congregatie stichten, hij wilde slechts
priesters recruteren voor het missie
werk. Met behulp van geld, dat hij
vooral in Amerika inzamelde, bracht hij
zijn college tot stand. Hier werd een
vereniging van wereldheren gevormd,
die zich uitsluitend toeleggen op het
missiewerk. Hoewel in de eerste plaats
gesticht voor de Engelse Katholieken,
stond Mill Hill van de stichting af ook
open voor buitenlanders. Kardinaal
Vaughan kende op dit punt geen enkel
onderscheid. Voor hem hadden al zijn
missionarissen de Kerk van Christus
tot vaderland.
De stichting van het missiehuis te
Roosendaal, dat later nog gevolgd werd
door Tilburg, Arnhem, Hoorn en Hae-
len, was niet bedoeld om de Nederlan
ders van de Engelsen en andere buiten
landers te scheiden, maar slechts om
het toetreden te vergemakkelijken.
Thans is het zo, dat de toekomstige
Mill-Hillers hun eerste vier jaar Klein
seminarie maken te Hoorn of te Tilburg.
De vijfde en zesde klas is voor jongens
uit alle provincies in Haelen. In Roo
sendaal is het Philosophicum gevestigd,
waar de Nederlanders met de Engelsen.
Schotse en Ierse missionarissen-in-spé
kennis maken en samen studeren om
twee jaar later naar Mill Hill te ver
trekken, waar ook de Tirolers, Italianen
en eventueel Belgen zich bij hen voegen.
Hier ontvangen zij de priesterwijding
en, op dezelfde dag, hun benoeming tot
missionaris in een der twaalf missie-
gronden, die Mill Hill bewerkt.
Deze internationale vorming geeft
Mill Hill zijn eigen cachet. Aan de
Nederlandse scholen werken ook En
gelse en Tiroolse leraren, terwijl op
Mill Hill een aantal Nederlanders on
derwijs geeft. De Nederlanders leren
Engels, dat later voertaal wordt, maar
de Engelsen leren ook Nederlands. Zo
kan het gebeuren, dat op le Pinkster
dag de jubileumrevue „Hoe bestao-g-
't" door Nederlandse en Engelse
priesterstudenten samen zal worden
opgevoerd. Dat een Engelse Mill-
Hiller zijn bewondering kan uitspre
ken voor een werk van Van Duinker
ken, dat hij kortelings met veel ge
noegen heeft gelezen, vindt ook hierin
zijn verklaring.
Door deze gezamenlijke studietijd le
ren de Mill-Hillers zich aanpassen aan
personen van een andere landsaard, een
eigenschap, die bij het missiewerk van
onschatbare betekenis is.
In de Britse koloniën richt het missie
werk zich meer en meer op het onder
wijs. De scholen daar, die voor 70% in
handen zijn van missie en protestantse
zending, worden tegenwoordig gesubsi
dieerd door het rijk. Dit brengt echter
mee, dat de Engelse regering ook eisen
stelt ten aanzien van de bevoegdheid
der leraren. Dit heeft tot gevolg gehad,
dat thans meer priesters dan voorheen
na hun wijding nog universitaire studies
maken, veelal aan Engelse, maar ook
aan Belgische en Nederlandse hoge
scholen.
Zo doen zich ook in het missiewerk
steeds veranderingen voor. Dank zij be
ter inzicht in tropische hygiëne, medi
sche verzorging en tijdige vacanties is
de gemiddelde leeftijd der missionaris
sen aanzienlijk gestegen. De bewoners
van het rustoord „Huize Vrijland", dat
tal van gouden jubilarissen herbergt,
zijn daarvan een levend bewijs
Wat er echter ook veranderd mag zijn,
(Vervolg van pag. 1)
De federatieve opzet der Indonesi
sche staatsstructuur is een wezens
bestanddeel geweest van wat ter
R.T.C. is overeengekomen. Een tus
sentijdse verandering is in strijd met
deze opzet. De Nederlandse regering
is dan ook teleurgesteld in haar
verwachtingen ten deze. Dit betekent
echter niet, dat de federatieve opzet
steeds gehandhaafd zou moeten wor
den.
Het zelfbeschikkingsrecht zal in
materieel opzicht wel degelijk moe
ten worden verwezenlijkt. Aange
drongen is op een nadere verklaring
over de geëigend? stappen, die de
regering heeft ondernomen. De re
gering moet zich ten deze beperken.
Aan de regering der V.S.I. en aan
de U.N.C.I. zijn nota's gezonden. In de
eerste verzocht de regering te doen blij
ken, hoe het zelfbeschikkingsrecht te
verwezenlijken zal zijn. Aan de U.N.C.I.
is o.m. opgemerkt, dat. haar zelfstandige
functies zijn opgedragen, o.a. het hou
den van plebiscieten.
De regering heeft met alle kracht het
doel nagestreefd een bloedbad op Am-
bon te voorkomen en zij zal daarnaar
blijven streven.
Het gerucht als zouden Nederlanders
bij de actie-Westerling zijn betrokken
verwees spr. naar het rijk der fabelen.
Deze zaak maakt overigens een onder
werp van gerechtelijk onderzoek uit.
De Staatssecretaris van Oorlog, de
heer Fockema Andreae, besprak hiernae
de overgang van het K.N.I.L. in het
liquidatie van het, K.N.I.L. wordt door
leger der V.S.I. Het moeilijke proces de
hei overgrote deel van de militairen ge
dragen op een wijze, die Nederlandse
militairen betaamt, zei spr. Bij de ge-
beurtenisen in iMakassar zijn tien Indo
nesische leden van het K.N.I.L. gedood
en acht en dertig gewond. De aanval op
het K.N.I.L. is bijna uitsluitend door
guerilla's geschied. Met veel verliezen
zijn ze uit heit kampement geweerd.
Thans is de toestand rustig. Wat de re
patriëring der troepen aangaat zei spr.,
dat wat men kan krijgen op het gebied
van troepenschepen, is gecharterd.
Op desbetreffende vragen van de he
ren Gerbrandy en Weiter verklaarde de
Staatssecretaris van Marine, de heer
Moorman, dat noch op korvetten, noch
op een ander schip van de krijgsmarine
der V.S.I. enig lid van het personeel der
Kon. Marine dient. Daar is ook niet om
gevraagd.
de geest is dezelfde gebleven. In Mill
Hill en in Roosendaal heerst nog steeds
die geest van missieliefde, die Herbert
Vaughan dreef tot zijn stichting en die
Jan Aelen bewoog toen hij het zaadje
van Mill Hill 60 jaar geleden overbracht
naar Roosendaal.
Met vreugde en dankbaarheid zal men
daarom morgen in Roosendaal dit dia
manten feest vieren met een pontificale
Hoogmis, opgedragen door Mgr. Jos
Baeten, bisschop-coadjutor van Breda,
een feestvergadermg, een receptie en
ten slotte een feestrevue, op te voeren
door de studenten.
89. Een kwartier later wordt Agir bet
staan de mannen bijeen als hun makker
spreekt. Maar de laatste uitroep van de Lr
hen allen. Baldon zal deze rekening moeten
zwaarden dat zij dragen. De bloedschuld va
„Hij toas een dapper man," zegt Eric eeni
van iemand gezegd kan worden. Hij viel
allen ter harte gaat. Noorwegen bevrijden v
de roofridder. Wij zullen verder gaan e
leven gaf. En waarschijnlijk heeft hij ons
dan h\i ooit zelf heeft beseft. Want dank zi
Baldon het goud vervoert."
„De weg langs de Arendsrots!" mompelt
Wij moeten Baldon overvallen! Dit gou
Alleen wanneer wij daarin slagen zal de ma
e Windroos is een pas opgezette reeks verzenbundels, waarin jonge dichters,
J ongeacht hun poëtische richting of levensbeschouwing, aan het woord
kunnen komen Ad den Besten is de initiatiefnemer en redacteur van
deze reeks. Vier deeltjes zijn tot op heden verschenen. Ze zijn bescheiden maar
zeer smaakvol uitgevoerd, met een helder gekleurde omslag. In dit opzicht zijn
redacteur en uitgever in hun bedoeling, een goede en goedkope publicatiemo
gelijkheid te scheppen, ten volle geslaagd. Op de bundel „Mythologisch" van
Guïllaume van der Graft hebben wij vorige week in de kroniek over de geboorte
van het gedicht reeds de aandacht gevestigd. Wij willen thans op deze voorshands
belangwekkendste bundel van„De Windroos" wat nader ingaan. Er zijn enige
nieuwe aspecten van „moderne kunst" aan te demonstreren
Het
heeft s
gekoi]
Brit;
radio!
zich
sectoi
gei
strate
Amer
genos
genos
al ar n
en m
indie"
niet 20' hem verhinderen zijn moordzuchtige benden op tijd hun soldij te betalen. En
wat de gevolgen daarvan zullen zijn, weet ge evengoed als ik
deze Er valt een korte stilte. „Het is practisch onmogelijk om de Arendsrots te bereiken
in de korte tijd die ons nog rest," zegt de aanvoerder dan. „Baldon is ons zeker
Gei twaalf uur voor."
comir „Het móét lukken!"
een p "En tie andere twee!zegt de Lynx zacht. „De twee andere verspieders die
k y nog in Baldon's burcht gevangen zijn. Wij kunnen toch niet
Eric perst zijn lippen op elkaar. Niemand zal ooit weten hoeveel moeite dit besluit
J if hem gekost heeft. Nimmer heeft hij hulp geweigerd waar dit mogelijk teas. Maar
gernli thans ziet hij scherp de keuze die er ligt tussen het lot van twee mannen of dat van
het een geheel rijk! „Wij moeten hen achterlaten zegt hij hees. „Alleen dan hebben
zal k wij een kleine kans de Arendsrots vóór Baldon te bereiken! Er is geen andere
de gr keuze
zich
Nada
Advertentie
De titel „Mythologisch" betekent min
of meer, dat de dichter aan zijn
woorden een lokkende kracht pro
beert te geven, om er een nieuwe wer
kelijkheid mee op te roepen, waarin
alles wat wonderlijk, tragisch en ma
gisch is, tevens volkomen vanzelfspre
kend, onverdeeld en natuurlijk is.
Zoals voor de primitieve, nog my
thische mens, een ruisende beek onver
wacht in een ruisende vrouw kan ver
anderen, zonder dat het ongeloofwaardig
is, en zoals de vrouw van Lot op de
vlucht uit Sodoma tot zoutpilaar ver
steende, zo ook kan voor de dichter
Guillaume van der Graft het een voort
durend in het ander overgaan. Het een
is toch altijd slechts de metamorphose
van het ander en het wezenlijke is zin
tuiglijk onvatbaar. Deze verbinding en
dooreenmengeling van het een en het
ander maakt de poëzie van Van der
Graft, zowel naar de gemoedsinhoud als
naar de verbeeldingsvorm, modern.
Hemel en aarde zijn voor hem „twee
dooreengelopen kleuren". De dichter be
vindt zich ergens weifelwillig tussen
twee metamorphoses, ergens tussen man
en vrouw, of zoals hij het in zijn eerste
gedicht zegt: in een randgebied tussen
twee landschappen, hetwelk hij „het
randscbap" noemt. Dit randschap van
het dichterschap verbeeldt dan tevens
Advertentie
Dan hebe U een sterke vrijheidsliefde
en een besliste wens naar eigen
inzicht te handelen. Hebben zulke
mensen eenmaal kennis gemaakt
met de zachte fijne smaak van OUDE
VLEK Genever uit Delft, dan willen
ze niet* andets, wat anderen ook
zeggen.
Btnt V toevallig in de veigende fmede
22 Juni-21 Juli) jarig? Schrijf
Jan tm ten gratis OUDE VLEK-
ttnalyst. met opgave van geboortedatum
ott jaar, aan Vlek ie Ca. Delft.
het dualisme, dat ons leven beheerst:
het dualisme tussen goed en slecht,
schoon en lelijk, hemel en aarde, het
heimwee naar het paradijs en de ge
neigdheid tot het kwade. Aldus blijkt
al meteen, dat dit dichterschap zich na
drukkelijk om religieuze kernen be
weegt. „In het hemelgewelf is een
scheur en ik schrijf daarvan", zegt de
dichter:
en links is de zee van het land
en rechts is het land van de zee,
maar ik doe er niet aan mee,
ik ben aan het Randschap verwant.
Verbinding en dooreenmengeling van
tegenstellingen betekent voor deze dich
ter ook verbinding en dooreenmengeling
van verheven dichtregels met gewone
spreektaal, zoals men in bovenstaande
regelt ziet aan het zinnetje „maar ik
doe er niet aan mee".
Soms slaagt dit procédé, zoals bijvoor
beeld in het vers „Eva" (uit een voor
gaande bundel „Poëzie in practijk"-1
met de typerende slotregels:
maar het liefste in dit leven
is de breuk die men betreurt.
De scheur, de breuk, het randschap
(„ik sta hier, en ik sta op het uiterste
punt, ik sta op de buitenste oever"), het
zijn sleutelwoorden in deze poëzie,
waarin de dingen steeds veranderen en
toch zichzelf blijven. Het is ons men
selijk tekort die veranderingen te zien
en te doorzien. Tevens is het ons manco,
dat wij de liefde (de aardse en de he
melse) door onze eigenliefde te niet
doen. Door alle dingen en ook de liefde
met taal en teken te benoemen, raakt
de dichter in vervoering, maar hier ver
werft hij de liefde nog niet mee. In zijn
gedicht „Het manco" getuigt de dichter
hiervan met behulp van overrompelend
eenvoudige beeldspraken.
Mislukt daarentegen zijn beelden als:
God, vreemde God, die mij te fel belaagt
en mij het vuur te na legt aan de schenen,
en waar hii van de dag van vandaag
zegt:
Vandaag stak zijn middelvinger
in het wijwater van de natuur.
Zo'n beeld is meer een trouvaille dan
een vondst: het is te gewild, evenals:
De maan van de tijd is gevallen
in vijvers van dag en dauw
Raffinement, brille en een scherp
verstand maken het deze dichter in zijn
„randschap" uiterst moeilijk, juist omdat
hij een poëzie wil schrijven over ge
voelservaringen, die bijna verstandser
varingen zijn. De dichter doorziet zijn
eigen gevoelens als metamorphoses van
zijn zuivere kennis. Het is juist de meta.
morphose, die hij wil laten' zien: mytho
logisch, ais natuurlijke verandering van
het een in het ander. Waar de weten
schap geen woorden en geen formules
vindt, omdat zij, zoals Huizinga zegt, „op
de grenzen van het denkvermogen" is
gekomen, daar probeert de moderne
dichter verder te werken, en hij doet
dit niet rationeel, maar irrationeel. Het
verschijnsel is kenmerkend voor de mo
derne dichtkunst. Philosophic, theologie
en psychologie worden binnen het do
mein der poëzie getrokken; de jongste
resultaten der physica worden poëtisch
geannexeerd. De dichtkunst probeert
zich alzijds uit te strekken. Zij gaat
werken met limieten en luchtledige
ruimten; zij onderscheidt nieuwe atoom
structuren en telt haar eigen kerngetal-
n Marine Neptunus-bommenwerper
■J Forces Day" te Washington.
En ërjfens in deze experimenteer-
lustige, moderne dichtkunst neemt de
dichter Guillaume van der Graft zijn
boeiende plaats in.
in der boeiende deeltjes van „D#
Windroos zijn „Sous-terrain" van
W. J. van der Molen en „Platte
grond" van J. Meulenbelt.
Tegen de verzen in „Sous-terrain" heb ik
het bezwaar, dat zij geheel afhankelijk zijn
van en niet zouden zijn ontstaan zonder het
radioactieve voorbeeld van de dichter Ger-
rit Achterberg. Het is geen kwestie van
plagiaat, maar slechts van klakkeloos na
dreunen, wanneer Van der Molen het eerste
vers van zijn bundel aldus begint:
Het leven stokt mij in de keeL
ik kan alleen de dood nog horen
met de verbindingen der oren
waartussen ik mij zelf verdeel.
„Zich te verdelen tussen de verbindingen
der oren" is klinkklare onzin. Een dergelijke
aanvangmaakt, dat men de rest van de
bundel argwanend gaat lezen, teneinde niet
bedot te worden. Men kan niet meer ge
loven in regels als deze:
Alles verandert rondom mij tot steen:
de staartpen, die een vogel heeft verloren,
grift in de rotsen zijn naaldscherpe voren
Dit beeld van de achteloos en willoos
vallende staartpen kan niet tegelijkertijd
het beeld zijn van een in de rotsen grif
fende naald.
Dergelijke serieuze wartaal zal men in
de bundel „Plattegrond" van J. Meulenbelt
niet aantreffen. Dit is opzettelijk heel ge
woon gehouden poëzie; poëzie op een
praattoon, een beetje toonloos om de ver
rassing van een rake opmerking zuiverder
tot haar recht te laten komen; enigszins in
de trant, waarin Greshoff, Han Hoekstra en
Eric van der Steen voor de oorlog reeds
schreven. Welk een grote invloed de dich
ter Pierre Kemp, naast Achterberg, op de
jongere generatie heeft, merkt men in het
gedicht:
HET PAARD ER ACHTER
Ik kijk graag op mijn fiets door het land
met geijkte gevoelens naar alle kant:
koeien staan inderdaad gezond
in hun eigen groene grond;
aesthetisch zijn lang niet gek
sloot, dam, wilg, hek.
Maar het paard er achter
kijkt altijd veel doordachter
dan ik, aangepaster en zachter.
Dit is poëzle.van iemand, die, ondanks alle
triestheid, toch nog heel plezierig-gelukkig
van het leven wil maken wat er van te
maken valt; en dat kan alleen maar door
nuchter en met een scherpe biik in het
dagelijks gareel te blijven lopen.
Wat tenslotte voor elk van deze i
bundeltjes van „De Windroos" geldt:
er is een trek naar het religieuze
merkbaar. Het religieuze gevoel begint
weer poëtisch verbeeldbaar te wor
den; soms gaat het nog weerbarstig of
gecamoufleerd door ironie. Maar het
leeft weer in de dichtkunst! Hoe uit
eenlopend deze eerste deeltjes ook zijn,
ze hebben aldus toch eenzelfde ach
tergrond. En voor deze achtergrond
past de redacteur van „De Windroos",
de dichter Ad den Besten, een woord
van waardering voor zijn smaak en
verantwoordelijkheidsgevoel. Van zijn
keuze van de verdere bundels in deze
nieuwe reeks, die inderdaad in een be
hoefte voorziet, hangt het mede af, of
die achtergrond in onze moderne
poëzie klaarder tot zijn recht zal kun
nen komen.
NICO VERHOEVEN.
In aansluiting op de termijn geduren
de welke wettelijke aanspraak op zie
kengeld bestaat (maximum één jaar),
zal voorlopig een vrijwillige aanvullen
de uitkering van ziekengeld worden ge
geven voor rekening van het prophy-
laxefonds, zulks met ingang van 1 Mei
1950. Deze regeling geldt alléén voor de
TBC-patiënten die gehuwd zijn of als
kostwinner moeten worden beschouwd,
terwijl zij niet blijvend invalide moe
ten worden geacht. Het betreft dus ziek
tegevallen die op 1 Mei nog lopende wa
ren of na die datum zijn ontstaan en een
verlenging van de uitkeringstermijn met
hoogstens twee jaar, zodat dus in deze
gevallen in totaal hoogstens drie jaar
ziekengeld kan worden genoten.
Zoals bekend kunnen voortaan ge
zelschappen voor reizen naar Frank
rijk gebruik maken van een collectief
paspoort. In een dergelijk geval moet
de leider van de groep zelf bovendien
in het bezit zijn van een geldig indivi
dueel paspoort. De overige leden van
de groep moeten een nationaal iden
titeitsbewijs met foto hebben, waaruit
hun identiteit blijkt, bijvoorbeeld een
bewijs van Nederlanderschap. Men
kan ook volstaan met een ander identi
teitsbewijs, maar een bewijs van Ne
derlanderschap wordt aangeraden, zo
vernemen wij van het ministerie van
Buitenlandse Zaken.
Dr. ir. F. Ph. A. Teilegen, landelijk
voorzitter van de Katholieke Actie, zal,
naar verluidt, vermoedelijk de bijzon
dere leerstoel in de Thomistische wijs
begeerte aan de Technische Hogeschool
te Delft gaan bezetten. Dr. Teilegen is 2
October 1904 in Zwolle geboren. Hij
heeft aan de Technische Hogeschool te
Delft voor scheikundig ingenieur gestu
deerd en is daar in 1935 gepromoveerd
tot doctor in de technische wetenschap
pen. Hij heeft ook philosophic en theolo
gie gestudeerd en op religieus, wijsgerig,
cultureel en sociaal gebied vele artikelen
gepubliceerd.
Advertentie
U. M. Holland, Amsterdam 1950.
Ze lachte zo prettig dat Peter, gefas
cineerd door de charme van die lach,
haar de hatelijkheid vergaf „U moet
weten, dat ik erg teleurgesteld ben, hier
een normaal mens aan te treffen. Op
weg naar school klopte ik mijzelf voort
durend op de schouder, vol trots over
mijn eigen dapperheid hier naar toe te
durven gaan. De schaduw van de oude
Jer Coady hangt nog zo zwaar over
deze streek, dat ik, omdat u zo'n dikke
vriend van hem bent geweest, er vast
van overtuigd was, dat u vijandig te
genover iedere vrouw zou staan, die
het zou wagen Coady's nagedachtenis
te onteren, door een voet in uw school
te zetten. Daarenboven hoorde ik van
de kanunnik, dat hij u nooit geraad
pleegd heeft over mijn benoeming als
assistente, dus veronderstelde ik, dat u
uzelf zeer terecht verongelijkt zou voe
len."
„Integendeel! Integendeel!" zei Peter,
proberend vriendelijk te zijn, maar hij
stond in twijfel, of hij haar bezwaren
ineens of stuk voor stuk uit de weg
zou ruimen. „Feitelijk ben ik degene,
die erg laks is geweest, door e.r niet
voor te zorgen, dat u een passender
welkom in Carriglea werd bereid, mej
Fogarty. Ik vrees, dat Jer Coady's lang
durig regiem onze goéde manieren be
dorven heeft. Maar ik hoop van harte,
dat het u hier toch zal bevallen, on
danks onze nalatigheid en dat onze
samenwerking hartelijk en van lange
duur zal blijken te zijn."
Hij sprak haar niet meer voor lunch
tijd. Ten teken dat de dagelijkse pauze
was aangebroken, liet hij de fietsbel
rinkelen, die Jer Coady, in een vin
dingrijk ogenblik, aan de onderwijzers-
lessenaar van het grotere klaslokaal had
bevestigd. Hij zat juist toe te kijken
hoe de laatste, treuzelende leerlingen
naar de speelplaats aftrokken, toen zij
binnenkwam. Ze zocht naar hem, glim
lachend, maar kennelijk in verlegen
heid.
„Ik ben de grootste sufferd van Ier
land," verkondigde ze. „Vanmorgen
ging ik van huis en vergat mijn lunch-
mandje. ofschoon mijn moeder mij wel
tien keer gewaarschuwd heeft er aan
te denken. Zodat ik genoodzaakt ben
u te vragen, waar ik ergens in dit
vooruitstrevende dorp zoiets als een
kop thee kan bemachtigen."
Peter ging de mogelijkheden na. „U
zou het bij Doran kunnen proberen,"
opperde hij, „maar de vrouw des huizes
is niet erg in orde en ik denk, dat de
vader is gaan vissen. Of Judy Tom Peg,
die staat altijd klaar iemand een dienst
te bewijzen, alleen is Judy zelf, naar
mijn bescheiden mening, even proper als
haar huis en als u dat huis ziet, zal het
niet moeilijk zijn u voor te stellen wat
voor thee u daarbinnen zou krijgen.
Verder zou u natuurlijk naar Café Sul
livan kunnen gaan. Ik meen, dat daar
de vorige onderwijzeres, voor jaren te
rug dan. ook gewoonlijk kwam. Maar
Mevr. Sullivan is zelden op Maandag
thuis. Meestal gaat ze met baar zoon des
Maandagsochtends naar de stad, om hun
voorraad aan te vullen na een dorstig
week-end." Hij aarzelde, doch overwon
zijn schuwheid. „Wanneer u met brood
en thee genoegen zoudt willen nemen,
kunt u met mij mee eten. Ik lunch hier
altijd."
Zij was al weggegaan. Nu draaide ze
zich echter om en kwam verheugd terug.
„Dolgraag, als ik u tenminste niet ont-
rief. Weet u zeker, dat het niet te veel
moeite is? O, ik vind mezelf vreselijk
gemeen, zo op uw edelmoedigheid te pa
rasiteren."
„Mij ontrieven?" Peter verbaasde zich
over zijn eigen gretigheid. „Thee en sui
ker is er genoeg. En blikjes melk ook.
Jer Coady had een voorliefde voor ge
conserveerde melk. Een brood, vers uit
de winkel, een klont boter en uw lunch
is zo goed als klaar, te meer daar Jer
Coady mij de oliekachel vermaakt heeft,
zijnde zijn meest waardevolle eigendom,
uitgezonderd z'n baard." Hij liep naar
buiten en riep een van de kinderen
„Kom 'ns hier, Paddy! Loop eens vlug
naar de bakker en haal me een vers
brood en een half pond boter! Hier heb
je een pennie voor je zelf.
De conversatie vlotte pas weer, nadat
de lunch klaargemaakt en verorberd
was, toen Peter, na het stoppen van zijn
pijp voor de eerste maal het gesprek
opende. „U bent toch niet van plan iede
re dag naar Clashmairead op en neer te
rijden? Da's een afmattende rit: telkens
zes of zeven mijlen!"
Ze lachte, 'n vrolijk schaterend lach
je. „Zie ik er werkelijk zo tenger uit?
O, ik ben meer gehard dan u schijnt te
denken. Mr. O'Dea. Die afstand betekent
voor mij niets op de fiets. Ik heb twin
tig mijl per dag afgelegd zonder nadelige
gevolgen te ondervinden. Daar komt nog
bij, dat de dagelijkse tocht van Clash
mairead slechts tot de zomervacantie zal
duren. Vermoedelijk dus tot het eind
van deze maand?"
Peter knikte instemmend.
„Daarna blijf ik voorlopig bij de fa
milie Madden in Clashbawn. Madden ts
een achterneef van mijn moeder en
Clashbawn is dichtbij."
„Inderdaad, via de weg naar Bally-
varna minder dan 'n mijl." Peter, te be
leefd om een lucifer aan te strijken, ter
wijl zij sprak, stak zijn .pijp aan. Tessie
Fogarty stond op en begon de kopjes,
messen en borden, verdere erfstukken
uit Jer Coady's regeringsperiode, op te
ruimen. Peter staarde haar verbaasd aan
„Drommels, wat doet u nu? Wilt u wel
eens gauw die paar dingetjes laten
staan! Tien. jaar lang heb ik de vaat ge
wassen, daar ben ik dus aan gewend.
„Dan is het hoog tijd, dat u rust
neemt." Ze glimlachte naar hem. „Een
lucifer, alstublieft, om de kachel aan te
steken. Er is juist tijd genoeg om een
beetje water te warmen, voordat de kin
deren weer naar binnen moeten."
Hij gaf haar het doosje, en keek toe,
hoe zij de boel beredderde. Toen hij
zijn mond weer opende, sprak hij erg
langzaam.
„Wanneer u het volgende hoort, denk
ik, dat u ons twee echte wildemannen
zult vinden, maar het kwam nooit in
het hoofd van Jer, noch in dat van mij,
op, na de lunch kopjes te wassen in
heet water. Als we geen bronwater bij
de hand hadden om ze in te dompelen,
namen we doodeenvoudig regenwater
uit de ton daarbuiten."
Ze wierp het hoofd in de nek en weer
klaterde die zilveren lach.
(Wordt vervolgd)
Naast ons voeren een jonge onderwij
zer en een bloembollenkweker een be
schouwend gesprek over het mensdom.
„Van de week ben ik voor het eerst na
zoveel jaren weer eens naar een voet
balwedstrijd gaan kijken", leidt de bol-
lenfilosoof een nieuw argument in, „ik
heb me daar wat je noemt weer eens
groen en geel geërgerd."
„Ja, er zijn maar weinig clubs, die
nog weten wat voetballen is.'"
„Meneer, over de spelers wil ik het
niet hebben. Nee, die vijftigduizend toe
schouwers in het Amsterdamse stadion.
Brrrverschrikkelijk", de filosoof
kreunt ervan, kijkt v°l afschuw naar
buiten, waar de avondzon op het warm-
wazige Breukelen schijnt.
„Naast me", vervolgt de bollenkwe-
ker, „zaten twee aanhangers van Ajax.
Twee jonge kerels met haar dat nodig
gemaaid moest worden en dat in een dun
streepje onder hun snotneuzen groeide.
Zelf voetballen kost die heren zeker te
veel inspanning en dus gaven ze alleen
maar critiek. Schreeuwen dat die lui
deden meneer. „Kijk, die smeerkezen,
met zijn twee p.tegelijk op de bal,
lekker ernaast sufferd." Dat was aan het
adres van hun aartsvijand: Blauw Wit."
De onderwijze lacht zachtjes om de
voordracht van de filosoof, die met ge
baren, houding en gezicht de supporter
imiteert.
.JJaarvoor zaten drie Blauw Wit-
enthousiasten. Van hetzelfde laken een
pak. Die ene, die kennelijk geen bal kon
stoppen, verzekerde. ,JIoe kan je zo'n bal
nou naast schieten. Dat doe ik nog beter"
en die vent brulde tussen zijn handpal
men: „Kameeeel". En dat ging niet al
leen bij my zo. Nee, al die duizenden
mensen, die tegen de kant van de sta-
dionkuip geplakt zaten, scholden en
tierden op die twee en twintig jon
gens, die notabene voor hun plezier
voetbalden. Ik vind het maar minnet
jes, meneer."
„Laten we maar zeggen, dat nl die
duizenden nou niet in de kroeg zitten",
excuseert de onderwijzer, die zich ver
moedelijk ook niet vrij van schuld
vindt.
„Als sport veredelend werkt, dan doet
het hoogstens de spelers en vast niet de
toeschouwers. Dat is me wel weer ge
bleken. uit eigen ondervinding".
„Hoe bedoelt U dat?"
De bekentenis kost onze filosoof enige
moeite.
„Dat schelden, tieren en hardop kan
keren is in zo'n stadion onvermijdelijk.
Laat ik eerlijk wezen. De tweede helft
van de wedstrijd heb ik niet alleen mee-
gescholden, maar zowaar lijf aan lijf ge
knokt met twee Ajax- en de drie Blauw
Wit-supporters'. De eindstand van dat
gevecht was 00. Twee blauwe ogen".
ZONDAG 28 Mei: Hoogfeest van Pinkste
ren; Mis v. d. dag; sequentie; Credo; eigen
prefatie: rood.
MAANDAG: 2de Pinksterdag; Mis v. d.
dag; sequentie; Credo; Pinksterprefatie;
rood.
DINSDAG: 3e Pinksterdag; Mis v d. dag;
sequentie; Credo; Pinksterprefatie; rood.
WOENSDAG: Quatertemper-Woensdag:
Mis v. d. dag: 2 O. L. Vrouw Middelares
van alle genaden; 3 H. Angela; 4 H. Pe-
tronelia; sequentie; Credo; Pinksterpref.;
laatste evangelie v. O. L. Vrouw: rood:
Utrecht: 2 H. Angela; 3 H. Petronella.
DONDERDAG: Mis v. d. dag; 2 voor Kerk
of Paus; sequentie: Credo; Pinksterpref.
r°VRlJDAG: Quatertemper-Vrijdag; Mis v.
d dag; 2 H.H. Marcellinus en gezell. Roer
mond: 2 H.H. Marcellinus en gezellen; 3
H Erasmus); sequentie; Credo; Pinkster
prefatie. rood. Eerste Vrijdag v. d.
maand: als plechtige votiefmis ter ere v.
h. Hart: Mis v. d. dag met gebed en laatste
evangelie uit Mis v. h. H. Hart.
ZATERDAG: Quatertemper-Zaterdag; Mis
v. d. dag; 2 voor Kerk of Paus (Roermond:
2 H. Martinus); sequentie; Credo; Pinkster
prefatie; rood.
ZONDAG 4 Juni: Feest v. d. Allerheilig
ste Drievuldigheid; Mis v. d. dag; 2 gebed
v. d. Zondag; Credo; pref. v. d. H. Drie
vuldigheid; laatste evangelie v. d. Zondag:
wit.
Raad van Europa. Het ministercomtté
van de Raad van Europa zal 3 Juni in het
Franse departement van buitenlandse zaken
te Parijs zijn vierde zitting beginnen.
Advertentie
BEROEMDE GENEESMIDDELEN
IN EEN TABLET