Vrijheid
Eric de Noorman - Ve. strijd om Aeé
li
De dichter Jan Engelman 50 jaar geworden
Jongste generatie heeft meer aan
hem te danken, dan gij beseft
Mensen op reis
DE STILLE
MAN
j Een snuifje paprika
VINCENTIUS STRAMBI, predikant en
volksredenaar
O
Uit zijn bidvertrek kon
hij het altaar zien
Zijn woord breekt in 1789 in Italië de macht
van de revolutie
LITERAIRE KRONIEK
A
11
ZATERDAG 10 JUNI 1950
PAGINA 3
MODE
schoenen en tas in dezelfde kleur
ZONDAG 11 JUNI HEILIGVERKLARING
Het enig belangrijke
In Friesland staal 'n huis
|Py
ALPHEN A/0 RIJN
door
PATRICK PURCELL
Het Begeerde Baantje
Zonderlinge „Waarheid"
Biologische Experimenten
Er liggen eigenlijk twee bedoelingen
ten grondslag aan de parabel van
de onwillige genodigden uit het
Evangelie van morgen. Op de eerste
Plaats wil Jesus de Joden aan het ver
stand brengen, dat zij hun verwerping
aan zichzelf te wijten hebben vanwege
hun afwijzende houding tegenover Hem.
De heidenen nemen nu hun plaats in.
Maar behalve deze eerste bedoeling heeft
Christus ons nog een belangrijker waar
heid willen leren, die een zeer gewich
tig en essentieel onderdeel van de god
delijke heilsorde uitmaakt, n.l. de men
selijke vrijheid.
Christus is voor alle mensen gestor
ven. Niemand echter zal de vruchten
van Zijn Verlossing deelachtig worden,
zonder deze zelf bewust en in volle vrij
heid te kiezen en te willen. Omgekeerd
zal ieder, die zich wetens en willens van
God afwendt en in deze keuze volhardt,
zijn uiteindelijke, enige wezensdoel voor
altijd mislopen. In deze zin is Jesus'
slotconclusie te verstaan: „Niet één van
de mannen, die genodigd waren, zal van
Mijn feestmaal genieten."
Onze wilsvrijheid wordt door God tot
in uiterste consequentie geëerbiedigd.
Zij behoort bij ons mens-zijn en is bo
vendien de noodzakelijke voorwaarde
voor de redelijkheid en rechtvaardigheid
van beloning of straf voor het al dan
niet nakomen van de op God gebaseerde
zedewetten.
Het fundament van de vrijheid ligt in
het verstand, waardoor de mens zich
onderscheidt van de andere schepselen
op aarde. Daardoor zijn wij in staat te
vergelijken, te oordelen en te kiezen, en
zodoende op een met onze waardigheid
overeenkomende wijze te streven naar
onze eeuwige eindbestemming. Een kost
bare. maar gevaarlijke gave!
Omdat zij ons de mogelijkheid biedt
tot volledige overgave aan God, maar
ons tevens in staat stelt Hem af te wij
zen.
Voor een materialistische levensbe
schouwing, die de mens niet anders ziet
dan als een machteloos offer van zijn
eigen inwendige samenstelling, van zijn
milieu en hartstochten, bestaat er na
tuurlijk geen goed of slecht aangewende
vrijheid. Evenmin als plichtsbegrip en
rijke verscheidenheid van daden. Daar
tegenover stelt de katholieke leer de
vaste overtuiging, dat wij wel degelijk
in staat zijn de voorschriften van de zede-
wet te onderhouden. De Openbaring laat
daarover geen twijfel. Ook de wijsbe
geerte komt tot dezelfde gevolgtrekking.
Kiezen ontstaat uit een samenwerking
van verstand en wil. Uiteraard zoekt de
wil steeds het goede. Daar het verstand
hier op aarde echter nooit iets als a b-
soluut begerenswaardig of absoluut
kwaad erkent, zal ook niets de wil ooit
onvoorwaardelijk tot zich trek
ken. Zodat hij steeds het ene kan aan
nemen en het andere weigeren. Iedere
medaille heeft nu eenmaal haar keer
zijde. Niet te ontkennen is evenwel, dat
het feitelijk oordeel van het verstand
vaak door allerlei factoren vertroebeld
wordt. Desondanks blijft echter de vrij
heid in wezen onaangetast. Al zullen
b.v. deugden en ondeugden iedere nieu
we keuze op hun wijze enigszins beïn
vloeden.
Als wij de vraag zouden stellen,
wanneer echte, menswaardige vrij
heid bestaat, dan moet het ant
woord luiden: telkens wanneer het
lagere op de juiste, door het verstand
bepaalde, wijze ondergeschikt is aan het
hogere. Als er geen beperkingen voor
onze levensuitingen bestonden, zouden
wij spoedig tot ongeremde bandeloos
heid en anarchie vervallen. Daartegen
verzet zich de natuur van de mens. In
ons diepste wezen ligt een onmiskenbaar
streven naar verwerkelijking en vervol
making van a 1 onze vermogens. Een
ongestoorde ontwikkeling van de mense
lijke persoonlijkheid is daarom afhanke
lijk van de juiste waardering der ver
schillende waarden. Aan het verstand
komt uitsluitend de leiding toe. Wie de
rollen omkeert, verbreekt daardoor de
innerlijke orde van zijn eigen wezen,
m.a.w. de zedewet! Want deze vloeit in
wezen voort uit de natuurlijke verbon
denheid van de mens met zijn doel.
Daarom noemen wij plicht alles, wat
in de zedelijke orde middel is tot het
bereiken van ons doel. Om deze reden
is het begrip plicht dan ook in eerste
instantie gefundeerd in de mens zelf.
Ofschoon de laatste motivering er van
natuurlijk ligt in het Hoogste Goea:
God.
Zo vormen de begrippen zedelijkheid,
plicht, verstand en vrijheid een onver
breekbare eenheid in de katholieke mo
raalopvatting. Zowel voor het persoon
lijk leven van de enkeling als voor de
onderlinge betrekkingen in gezin, staat
en internationaal contact. Nooit kan
een mens ongestraft de wetten ver
loochenen, die voortkomen uit zijn diep
ste wezen. Hun onmisbaarheid treedt het
duidelijkst aan de dag, wanneer zij wor
den overtreden. Want dit voert noodza
kelijk getuige de jongste geschiedenis
tot algehele verwildering.
Daarom is het de strikte plicht van
allen, die een klaar inzicht hebben be
houden in de eigenlijke aard van de
mens. en in de wetten, die zijn harmo
nische, individuele en sociale ontwikke
ling behoren te leiden, dit te propageren
met inzet van hun hele persoon!
Een nieuwe wereld opbouwen is onbe
gonnen werk, als wij ons niet eerst gron
dig hebben bezonnen op de oorzaken
van de heersende chaos.
Voor ons, Katholieken, zijn deze dui
delijk: de miskenning van de menselijke
natuur en bijgevolg (of omge
keerd) het uitschakelen van God!
En zoals zeer juist is opgemerkt: „het
lot van de nieuwe maatschappij zal min
der afhangen van de waarde der instel
lingen dan van die der mensen, die ge
roepen zijn haar te leiden, en van de
sociale en morele gezindheid van de
kringen, waarvan deze mannen de ver
tegenwoordigers zullen zijn".
Het scheppen van deze kringen is de
roeping van het Christendom, nu méér
dan ooit!
De verstoorde orde kan niet hersteld
Worden dan door de vitale kracht van
een overtuigd geloof in de mens en zijn
bestemming. Vandaar dat een radicale
en oprechte beleving van onze H. Gods
dienst door een ieder, welke ook zijn
Plaats moge zijn in de maatschappij, de
eerste voorwaarde is voor het herwinnen
Van ware vrijheid en orde. L.
Advertentie
Mella verft voor U peau de suède schoenen
Jh dezelfde of donkerder kleuren (suède
elijft suède), prijs 1 5.25. Uw vuil gewor
den witte schoentjes wederom wit of
andere kleuren, prijs 4.75. Uw miskleu
rige schoenen op staal of andere kleuren
Voor 4.75, in 2 kleuren f 6.50. Uw lederen
Jas in iedere gewenste kleur vanaf 6.50.
■uw handschoenen, alleen zwart I 3.75.
yw lederen jas in dezelfde of donkerder
«leuren t 23.50. Voor lederen meubelen
Prijs op aanvraag.
f c'ndt Uw lederwaren franco naar de
L®derververij Mella, Mathenesserdijk 317,
R dam. U ontvangt deze franco binnen 10
Sagen als nieuw terug. Winkels: R'dam,
"We. Binnenweg 208 - A'dam, Vijzelstraat
Ss - Den Haag, Passage 12.
specialisten in het verven van lederwaren,
"iet goud bekroond 1928.
Vincentius Strambi
Passionist, bisschop 17451823.
band der Pausen te lopen. De vrijden
kerij, de sensatie der eeuw, werd een
geestesepidemie, die helaas zelfs geen
halt hield aan de zoom van pij of sou
tane.
God heeft Vincent Strambi voor het
bederf van zijn eeuw gevrijwaard, hem
ertegen gewapend, want Hij bad hem
voorbestemd tot de strijd in de eerste
linie. Heel dit leven zal een strijd zijn
voor de eer van God en de rechten der
Kerk. Geen ketterij, geen geweldple
ging op Gods erfdeel zal hem onberoerd
laten. Hij wacht niet af. Hij valt aan.
Het Jansenisme te Pistoia, de Revolu
tie te Rome, Vrijmetselarij en Corbona-
risme in Macerata, het Gallicanisme tot
aan de ballingschap in Milaan, de zede
loosheid en het ongeloof in een onafge
broken missiearbeid van vijftig jaren.
Hij zal stand houden tot op zijn oude
dag, als hij, de zeventigjarige bisschop,
met de boeken van de libertijn Giulio
Conventati een brandstapel zal aanleg
gen als een indrukwekkend auto da fe
tegen het bederf van een voorbije eeuw.
Om de heiligheid van Vincentius
Strambi te kennen, moeten we die van
Pater Paulus van het Kruis kennen,
want naar diens geest en heiligheid
werd hij gevormd. Niet naar diens won
deren en buitengewone gaven, niet naar
zijn voorspellingen, zijn extasen, zijn
visioenen, maar naar zijn inwendige
geest, die een geest was van gebed,
van eenzaamheid en armoede. De weg,
die Pater Paulus zijn gezellen voor
hield, was niet de weg der éclatante
heiligheid, het was de weg der getrouw
heid in de kleine verplichtingen van
het dagelijkse leven. Iets anders vroeg
hij niet
De heiligheid van Vincent Stramb.
ging gepaard met opmerkelijke na
tuurlijke gaven, die hem snel carrière
deden maken in het jonge instituut. Na
een tijd als volksmissionaris werkzaam
te zijn geweest het eigen werk van
zijn orde wordt hij, acht en twintig
jaar oud, benoemd tot lector in de
theologie en tot geestelijke leidsman
der studenten. Drie jaar later is hij
vice-rector, nog weer twee jaar en hij
is rector van het klooster San Giovan
ni e Paolo, het moederhuis op de Mon
te Coelio te Rome en tevens voornaam
ste klooster van de Congregatie. Op
zes en dertigjarige leeftijd wordt hij
Provinciaal gekozen van de Romeinse
provincie. Drie jaar later is hij Pro
vinciaal Consultor. In 1790 wordt hij
gekozen in de Generale Raad. Daar zal
hij blijven tot hij in 1801 door Paus
Pius VII tot Bisschop wordt benoemd
van Macerata en Tolentino.
In 1789 komt de revolutie naar Italië.
Hugo Basville organiseert vanuit dé
Franse ambassade zijn vijfde colonne.
Tussen Vaticaan en Quirinaal wordt epn
loge opgericht van het Groot-Oosten.
Rome wordt stormrijp gemaakt voor de
revolutie. De kerkelijke staat wankelt
De heilige stad staat op de drempel van
de anarchie. In deze benarde omstandig
heden herinnert de Paus zich de mach
tige predikant en volksredenaar Vincen
tius Strambi. In de negentiger jaren im
mers bereikte de roem van de heilige als
volksmissionaris zijn hoogtepunt en was
hij onbetwist de grootste predikant van
Rome. Op de Piazza Colonna preekt hij
De eeuw, waarin Vincent Strambi ge
boren werd, staat bekend als de eeuw
van de philosophie. De wijsbegeerte
beheerste in die dagen Europa. Zij was
de meesteresse van vorsten en volken.
Zij vernieuwde het aanschijn van de
Westerse wereld. En daar ze niet al
leen de wijsheid begeerde, maar haar
ook meende gevonden te hebben, noem
de ze zichzelf graag de eeuw der „Ver
lichting". Latere tijden, die juister oor
deelden over hetgeen de achttiende
eeuw heeft voortgebracht, noemden
haar de eeuw van het ongeloof.
Oorlogen. godsdiensttwisten, zede
loosheid en sociale wantoestanden had
den geloof en godsdienstzin ondermijnd.
De geesten waren het moe aan de lei-
Op 11 Juni wordt de zalige Vin
cent ius Strambi heilig verklaard. In
verband met dit feit publiceren wij
hierbij over deze „zonderlinge" heilige
een artikel van de hand van Pater
verius uit de orde der Paters
Passionisten, waartoe ook de H. Vin
centius Strambi behoorde.
een missie en breekt met zijn meeslepend
woord de macht der revolutie. Hij heeft
er ziin benoeming tot Bisschop van het
verwaarloosde diocees van Macerata en
Tolentino aan te danken. Op het eerste
consistorie van Paus Pius VII na zijn
keuze in het conclaaf van Venetië wordt
Vincent Strambi tot de Bisschoppelijke
waardigheid verheven. Hij werkte in zijn
diocees als in later jaren de heilige Vian-
ney in Ars, ofschoon de provinciale uni
versiteitsstad Macerata heel wat meer
van een heilige vergde dan de simpele
boerenbevolking van het Franse dorp.
Zijn leven en zijn hervormingen bezor
gen hem dan ook al spoedig de bijnaam
van „il strambo", de zonderlinge
Sinds zijn komst is de kerk van Mace
rata weer gebouwd op de rots. Ze staat
weer onwrikbaar tegen de aanvallen van
de hel. Ook tegen die van Napoleon, die
Vincent Strambi tot aan zijn val vast
houdt in ballingschap, ook tegen die van
de geheime genootschappen, die de on
versaagde Bisschop uit de weg zoeken te
ruimen, omdat hij een sta-in-de-weg is
voor de totstandkoming van het éne
Italië. Hij boog niet, zoals vele anderen,
voor hem en na hem niet gebogen heb
ben. Hij kon, evenals zij, alleen maar
breken. Hij is tenslotte gebroken, door
arbeid, ziekten en boetvaardigheid. Hii
vraagt zijn ontslag. De Paus roept hem
bij zich naar Rome. En als hij zich toen
voor niemand meer van nut acht, weet
hij niets beters te doen dan zijn leven
aan God aan te bieden voor de pasgeko
zen Paus Leo XII, die op sterven ligt
God verhoort zijn gebed. De Paus wordt
beter. Een week later is de Bisschop
dood. „Niemand heeft groter liefde...."
Wat is belangrijk in het leven van Vin
cent Strambi? Zijn apostolische werk
zaamheden? Zijn missie op het Colonna-
plein? Zijn hervorming van Macerata?
Zijn strijd tegen het Carbonarisme?
De élite van Macerata schaamde zich
over haar bedelbisschop, die de Kerk on
eer aandeed, die zijn stand verwaarloos
de. Maar aan de armen en de kleinen
werd zijn grootheid openbaar. Ze ver
eerden hem als een heilige. Na zijn aan
komst in de Bisschopsstad liet hij als
eerste werk een venster hakken in de
muur, die zijn paleis van de kathedrale
kerk scheidde. Daar maakte hij zijn bid
vertrek. Daar begon hij een week na aan
komst het leven van gebed en gods
vrucht, van inwendig verkeer met God,
dat twintig jaar zou duren. Het was zijn
eigenlijke leven, zijn voornaamste bezig
heid, waaruit alle andere hun oorsprong
namen. Geknield op zijn bidstoel voor
het raampje, zag hij het altaar, het ta
bernakel en her lichtje van de godslamp,
dat daar dag en nacht brandde. Vóór dat
raampje knielde .de Bisschop uren lang,
dagen lang, jaren lang. Daar speelde zich
zijn inwendig leven af. Daar groeide hij
uur na uur in heiligheid, in volmaakt
heid, in liefde. Daar leerde hij de ver
achting van zichzelf en de glimlach der
heiligen. Daar streed hij de taaie strijd
met dorheid, verveling, met zijn teleur
stellingen, zijn eigen onwillige natuur
en zijn tegenstrevers van buiten. Daar
worstelde hij voor zijn stad, haar zielen,
haar zondaars en ook voor zijn eigen
zonden. Daar ging Vincent Strambi ten
onder en overwon God een mensenziel
in een onvoorwaardelijke capitulatie.
Daar werd de heilige geboren, die een
:euw later op het altaar zou worden
verheven.
In alles konden de bisschoppen van
Italië Vincent Strambi navolgen, even
aren, misschien zelfs overtreffen, behal
ve in één ding: zijn heiligheid. Men
noemde hem een „strambo", een zon
derling. Hij was het, want zijn leven
was een uitzondering, het kende slechts
één Heer, één Meester. Die alleen zocht
hij te behagen, en niet de mensen.
P. XAVERIUS C. P.
100. Door de stilte komen Winonah's zachte stappen nader. Maar hoewel zij de
man aan de voet van de trap duidelijk kan onderscheiden, keurt zij hem geen blik
waardig. Met een zwierig gebaar ontbloot Baldon het hoofd.
„Gegroet, schone vrouwe," zijn blik richt zich veelbetekenend op haar gezichtje.
Haar koude blik belet hem verder te gaan, zoveel onuitsprekelijke minachting leest
hij erin. „Gij kunt mij slechts een dienst bewijzen, heer Baldon," zegt de jonge
vrouw. „Verschoon mij van uw tegenwoordigheid." En met een gebaar, dat hem
duizendmaal meer wondt door de ijzige onverschilligheid die er uit spreekt, dan
duizend grievende beledigingen konden doen, trekt zij in het voorbijgaan haar sluier
dichter om haar gezicht.
Met gebalde vuisten kijkt hij haar na. „Die trots zal je berouwen, vrouwe
Winonah!sist hij tussen z'n tanden. „Van nu af negeert men Baldon niet langer
Het geluid van een opengaande deur maakt dat hij zich omwendt. „Ziehier mijn
aanvoerders, heer Baldon," klinkt „Lauri's hoge stem. „Zij wachten mo bevestiging
Hij duidt Winonah heen te gaan.
„Wacht!" grauwt de roofridder. Wij zijn nog niet klaar, Lawn! Ik heb niets te
bevestigen! Tenzij ge er in toestemt een nieuwe voorwaarae te aanvaarden
„Maar onze afspraak
„Onze afspraak was dat ik de waardigheid van vorst zou verkrijgen." Er komt
een duivelse gloed in Baldon's ogen. „Welnu, ik wil zeker zijn! Er is nog slechts
één aantrekkelijke manier voor mij om de wettige regent van dit rijk te worden",
en met een gebaar naar Winonah vervolgt hij snijdend: „Gij moet mij toestaan
koningin Winonah te huwen
Advertentie
Bouw mede om hier een
Militair tehuis van te maken.
Bouwstenen kosten geld.
Gireer op no. 4177 van Ned. Handel-Mij.
met vermelding t.g.v. R.K. Militair Tehuis,
Leeuwarden.
p 7 Juni werd. de dichter Jan Engelman 50 jaar. De tijd, waarin hij debu
teerde en zijn dichterschap een eigen structuur vond, verschilt wel zeer van
onze tijd. In de dichtkunst komt zo ongeveer om de tien jaar een nieuwe
generatie aan het woord, die nieuwe ideeën inzake poëzie gaat verkondigen, die
zich bijgevolg fel verzet tegen de ideeën der voorgaande generatie, maar die in
haar jeygdig krachtsvertoon niet vermoedt, dat zij weer aansluit op de verwor
venheden van een vóór-voorgaande generatie
Zo vertoont de dichtkunst door de tijden heen het patroon van een vlecht
werk: afzonderlijke draden tekenen zich er in af, maar het geheel is hecht
vervlochten.
Toen Jan Engelman debuteerde (in
1927) was er een generatie van zoge
naamde Jong-katholieken aan het ont
staan. Gerard Bruning zou de stuwende
kracht van deze generatie zijn gewor
den, ware hij niet zo jong gestorven. Hij
had aan het élan van zijn creatieve ge
loofsgenoten een artistieke basis kun
nen geven. Nu, zo omstreeks 1930, ston
den de jonge, overmoedig jonge talen
ten, o.a. Anton van Duinkerken, Jan
Engelman, Albert Kuyle en A. J. D.
van Oosten, aan het begin van hun ar
tistieke carrière met minder een artis
tiek dan wel een sociaal-katholiek ide
aal voor ogen. In het tijdschrift „De
Gemeenschap", dat na „Roeping" de
spreekbuis der jongeren werd, kwam
dit sociaal-katholieke ideaal aan bod.
In de kleine-letter-rubriek „Hagel" ach
ter in het tijdschrift werd met welver
sneden pen critiek geoefend op allerlei
omstandigheden, waarin geloofspraktij
ken, sleur, bekrompenheid en botheid
van geest, het katholieke gemeenschaps
ideaal onteerden. De felle pamfletten
van Kuyle, de grondige, licht ironische
commentaren van Van Duinkerken, de
hekeldichten van Van Oosten: dat was
dè kopij voor De Gemeenschap, het
orgaan voor een binnenkerkelijke ver
jongingskuur.
Jan Engelman stond van nature enigs
zins vreemd tegenover deze vorm van
geestdrift en rebellie. De problemen,
waar hij mee had te kampen, lagen op
een ander niveau en vroegen om een
andere opheldering Engelman was en is
vóór alles dichter, en als zodanig onbe
twistbaar de begaafdste van alle in De
Gemeenschap getogen jongeren. Hij had
een artistieke basis nodig en zocht daar
naar. Het meest lag hij in de sfeer van
H. Marsman en dat was een sfeer die
niet die van De Gemeenschap was. Ge
lukkig heeft Engelman zich'in De Ge
meenschap toch wel thuis gevoeld; ge
lukkig, omdat zonder hem het tijdschrift
niet die positieve waarde in het voor
oorlogse literaire leven zou hebben ver
tegenwoordigd. als thans erkend moet
worden. Engelman, de lyricus en En
gelman, de essayist over beeldende
kunst, heeft aan De Gemeenschap het
artistieke niveau gegeven, waardoor
het tijdschrift nu wij er als iets uit het
verleden op terug kunnen zien van
veel meer dan louter katholiek belang
is.
Wanneer de katholieke jongeren van
heden, van ruim 20 jaar later dus, er
eventueel weer toe overgaan een nieuw
blad te redigeren, dat de plaats van de
oude Gemeenschap in kan nemen (of
Advertentie
A V1FAUNA
overtreft ieders verwachtingl
Prachtige vogels uit alle werelddelen.
Feeërieke parkverlichting. Reserveer
tijdig Uw tafel voor lunch of diner in
net aan de vijver gelegen
Avifauna-restaurant^
Tel. 3000
(K 1720)
JAN ENGELMAN
zij nu met de gemeenschapstraditie er
van breken of niet), dan zullen zij reke
ning hebben te houden met het artistie
ke niveau waarop dat oude blad, mede
dank zij Engelman, stond. Houden zij
daar geen rekening mee, dan blameren
zij hetgeen een en twee katholieke ge
neraties geleden reeds werd bereikt.
Jan Engelsman, de dichter, vond in
zijn poëzie een heel bijzonder even
wicht tussen, wat ik zou willen
noemen, woordbegrip en woordklank.
Hij heeft poésie pure geschreven,
waarin een ijle ontroering louter door
woordklank wordt teweeggebracht. Bij
voorbeeld deze regels uit „En rade, vo
calise voor Cavalcanti":
Groen is de gong
groen is de watergong
waterwee watergong
groen is de gong van de zee 1),
en hij heeft versregels geschreven, waar
in de woorden, ondanks de poëtische
slagorde waarin ze geschaard staan,
louter woordb e g r i p p e n, prozaïsche
mededelingen blijven. Bijvoorbeeld de
aanvangsregels van het vers „In memo-
riam H. Marsman" 2), geschreven tij
dens het „Noodweer" van de oorlog,
wellicht kort na het ontstellend bericht
van Marsman's zeemansdood op 21 Juni
1940 (komende week al weer tien jaar
geleden), zó kort, dat de ontroering nog
niet uit de woorden kon worden losge
zongen; er in bleef steken:
Wanneer dit noodweer neemt een end
en alles is geleden,
't kanon verstomd, de haat verstild,
de mond weer lispelt: „Vrede",
zal ik een dag ter deure gaan, omdat
twee snelle voeten
zich reppen achter 't open raam en ik
een stem hoor groeten
In 't lispelen, het ter deure gaan en
in het reppen der twee snelle voeten,
herkent men wel de aanslag van Jan
Engelman, maar de woorden en beelden
hebben niet dat onbedwingbare, dat ons
in de beste verzen van deze dichter
treft.
Jan Engelman verenigt twee uiter
sten binnen zijn dichterlijke persoon
lijkheid. Er steekt een poète pur
in hem en er steekt een leerdich
ter in hem. De poète pur wil zijn ge-
moed in welluidendheden lucht geven;
de zin der woorden zingt hij zinloos;
alleen de klank bekoort hem. De leer
dichter daarentegen wil iets betogen
door middel van poëzie, iets pakkends
zeggen over het geloof, de hoop en de
liefde, over de zin des levens, of over
dc redenen waarom hij dicht.
Engelman nu is op zijn best, waar hij
die twee bijna onverzoenlijke dichters
lyrisch met elkaar verzoent. Dan schrijft
hij een vers, waarin de woorden losra
ken van het hun aanklevende begrip,
teneinde dichterlijke tekens te worden,
die men hoort en ziet en ademend ge
waar wordt: als vergezicht der ziel, ro
mantisch heuvelland onder een Zuide
lijk azuur: „twee laat gewonnen Grie
ken" sluimeren daar. Hun lot is uitgewo
gen, waar zij zijn, tussen droom en
doem:
Uit doem en uit ellende
rust soms het rankste lied 1)
Dan schrijft Engelman tekens die
woordklanken zijn, maar die tevens
méér zijn: symbolen van hemel en aarde,
van geweld dat v/oedt in ziel en zinnen,
van natuursensaties en van het duur
geluk der liefde. Dan is Jan Engelman
de dichter pur sar.g, de onbedwingbare,
die spelenderwijs alle problemen van
vorm en inhoud overwint. De verzoener
van tegenstellingen:
Dan zie ik sterren zweven,
dan zie ik duister bloed:
o tweevoud van het leven,
o tussen kwaad en goed
dc zacht, zachte handen,
de stille, stille stem,
uw weelde van verbranden,
uw braambos en uw brem.
Mijn lot is uitgewogen,
mijn pad bleef onbegaan,
maar immer zien mijn ogen
het bastion, de vaan
van uw ontzettend zwieren
den wreden hemel in
en in mijn oor uw tieren:
bemin, bemin, bemin! 1)
Gelijk bijna iedere dichter heeft
ook Jan Engelman invloeden on
dergaan en invloeden teweegge
bracht, maar toch is hij een tamelijk
alleenstaande figuur in onze moderne
dichtkunst. Om hem te vergelijken moet
men eigenlijk naar onze zeventiende
eeuwse dichters teruggaan. De gracie
van P. C. Hooft's minneliedjes, en de
barokke zwier van Vondel's lange stro
fen vindt men als verzoende tegenstel
lingen in zijn werk terug. Met J. H.
Leopold, de in 1925 gestorven dichter,
heeft hij de innige aandacht en de bijna
overspannen verfijning gemeen.
Invloeden, die hij teweeg heeft ge
bracht, of liever: die hij nog steeds te
weeg brengt, zijn niet zo gemakkelijk te
achterhalen. Wel lijkt het mij, dat de
jongste generatie van thans méér aan
hem te danken heeft, dan zij nog beseft.
Men hoort Engelman's stem bijvoor
beeld in de tekenachtige poëzie van de
jonge dichter Leo Vroman 3), maar van
beïnvloeding naar de geest der poëzie
is hier toch weinig sprake. Jan Engel
man behoort dan ook nog niet tot een
voor-voorgaande generatie! Zijn ontplooi
ing is nog steeds aan de gang. Zijn werk
is nog ten prooi aan de critiek van de
Woensdagavond trilde de lauwwarme
lucht boven de bossen en de hei tussen
Ede en Driebergen.
In het hoekje tegenover ons lag een
meneer zachtjes gaar te stoven. Krach
teloos hing een sigaar walmend tussen
zijn vingers. Niemand in het gehele
compartiment sprak, leder trachtte een
oplossing te vinden voor zijn persoonlijk
hitteprobleem.
Plotseling schokte de trein met rukken
lot. stilstand.
„Wij staan zeker voor de paal" zei
ergens een matte stem.
Een donzige deken van hete lucht
legde zich om ons heen. Buiten holden
voetstappen over het grint van de spoor
baan.
„Verroest, de boel staat in brand daar"
wees een actieve heer in bretels tiaar
het achterste treinstel. Uit alle raampjes
bogen de rode hoofden naar buiten.
Achter bukte het treinpersoneel onder
grijze rookslierten en siste een schuim-
blusapparaat.
Een dame met natte haarpieken hijg
de ons compartiment binnen. Haar man
had een verwilderde blik in zijn ogen
en tassen en regenjassen voor zijn buik.
„Verschrikkelijk", zei Piekhaar, liet
zich op een bank vallen en zeemde met
een klein zakdoekje haar gezicht af.
„mijn man heeft aan de noodrem ge
trokken. En die trein wou maar niet
stoppen". „Met alle twee mijn handen
heb ik er aan gehangen. Wij stikten
zowat van de rook", overdreef haar man
op een toon, of hij zojuist aan de ver
stikkingsdood ontsnapt was.
Na tien minuten hadden wij het hel»
heldenverhaal gehoord en ging de trein
weer rijden.
„Hier moet ik koffie hebben", zei de
Held in Driebergen, „jij ook?"
Hij boog zich uit het raam en floot
de koffiejengen.
Avondbladenblerde de krantenjon
gen met de veel te grote blauwe pet,
„wenst U nog iets te lezen, meneer?"
De held wachtte op koffie en ant
woordde verstrooid: :„Nee, merci, ik kan
op het. ogenblik niet lezen".
En prompt gooide het joch van een jaar
of veertien de held naar het hoofd:
Geen bezwaar, meneer, ik heb nog een
mooi prentenboek voor U".
slechts tien of twintig jaar jongeren.
Die staren zich nog blind op details in
de poëzie van Engelman, die hun niet
aanstaan: ruisend, duister of zingend
bloed, waarin hinden weiden en rozen
ranken, waarin het sterren regent en
vrede sneeuwt deze dichterlijke, co
de-woorden hebben hun succestijd gehad.
De jongste generatie zoekt naar direc
tere beelden, naar een minder vloeibare
lyriek, naar een staander rhythme. Toch
zal zij daarbij nooit de betekenis kun
nen verdoezelen van Jan Engelman als
modern lyricus, de lyricus van het zui
vere evenwicht tussen woordbegrip en
woordklank.
Zoals hij zijn vooroorlogse evenwicht
vond in bundels als „Tuin van Eros",
„Het bezegeld hart" en de kenterings
bundel „Noodweer", zo moge hij ook
zijn naoorlogse evenwicht vinden. Deze
vijftigste verjaardag kan niet anders dan
een afscheid en een nieuw begin zijn.
De oorlog heeft ook voor Engelman een
tijdperk afgesloten. Aesthetische ver
fijning is voor een gedicht niet meer al
lesbepalend. Het romantische en het
klassieke element in. Engelsman's per
soonlijkheid vragen om een nieu-w uit
gewogen lot, om een nieuwe bezegeling.
En zo gaat de musische strijd met het
woord (begrip, klank, beeld) voort.
NICO VERHOEVEN
Uitg.
1) Uit de bundel „Tuin van Eros"
Querido, Amsterdam, lie dr. 1947.
2) Uit de bundel „Noodweer", Uitg. Que
rido, Amsterdam.
3) L. Vroman: „Gedichten" en .Gedich
ten, vroegere en latere", Uitg. Querido.
Amsterdam 1946 en '49.
42
Ja, zelfs in Dublin, mompelden de
fluisteraars, stonden mannen gereed om
in opstand te komen en te vechten en
bereid om te sterven onder hun gekozen
aanvoerders. Pearse's Vrijwilligers wa
ren klaar en de Burgerwacht van James
Connoly en het handjevol getrouwen
van de Hibernian Fuseliers Steeds lui
der gingen de geruchten rond. De
oude voorspellingen, zei men, stonden
op het punt in vervulling te gaan.
Een molenaar met twee duimen aan zijn
rechterhand was in Louth geweest.
Langgestorven helden riepen oorlogs
kreten vanaf de heuvel van Tara. Men
had het Zwarte Varken uit de oud-Kel
tische mythologie naar afval zien wroe
ten aan de grenzen van Ulster. Man
nen spraken over een man uit Spanje,
die in staat was Ierland naar de vrij
heid te leidenBij eenzame hutten,
geheimzinnig door het schemerlicht
omsluierd, vertelden bergbewoners hoe
Sarsfield en zijn Jacobitische ruiters in
volle galop gezien waren in de heuvels;
hoe Wolfe Tone, zonder enig litteken
op zijn verminkte hals, te middernacht
spooklegers opstelde op de velden van
Kildare; hoe Betsy Gray en de lichamen
der afgestorvenen uit hun graven op
stonden, om als geestenbataljons over de
maanverlichte heide van de Ulster
Glens te marcheren.... En in Dublin
waren er die weinig geloof hechtten aan
spook- en fantasieverhalen, maar toch
openlijk en zonder vrees durfden ver
kondigen, dat Emmet spoedig een graf
schrift zou krijgen en aan Ierlands sla
vernij een einde gemaakt zou worden
Maar Dublin en Ierland hadden al
die dromerijen meer gehoord, visioenen
vervulden hen sinds lang, het gezicht
van marcherende mannen liet hun on
verschillig. Slechts degenen, die wei
nig zeiden maar des te meer dachten, zo
als Din Lalor te midden van zijn poli
tierapporten, of Peter O'Dea bij zijn
rustig brandende haard, namen de
moeite het losse zand der geruchten te
zeven, om onder de as van het noodlot
van een volk langzaam een smeulende
vonk te zien aanwakkeren tot een, als
een Phoenix verrijzende, vlam der re
volutie.
Door zijn huis en zijn bomen be
schermd voor de felle oostenwind, ver
zorgde Peter O'Dea zijn tuin in de mil
de avond. Markie, nu twintig maanden
oud, zat rechtop in zijn kinderwagen
met volle ernst en aandacht toe te kij
ken. De onderwijzer harkte een hoop
je stenen uit de zaaibedden naar het
nauwe pad, pauseerde even, op de hark
leunend, om zijn werk te overzien, en
voelde daarna in zijn jaszakken naar
pijp en lucifers. Toen de eerste rook
wolkjes wegdreven, bleek-blauw in het
zonlicht, kwam Markie's tong plotse
ling los.
„Da-da!" riep hij. „A-da-da."
„Nou, nou jonge man," waarschuwde
Peter streng geworden het heeft voor
jou helemaal geen zin a-da-da tegen
mij te zeggen. Zo gemakkelijk kun je
je vader met lieve woordjes niet
paaien. O nee, zo vlug kun je je arme,
vermoeide vader niet naar je toe te lok
ken. Je kunt hem niet om je vingertje
winden. Het is je moeder niet, die voor
je staat, maar een ijverig man met
massa's werk voor de boeg, en die tijd
noch lust heeft Markie mee uit wande
len te nemen."
„A-da-da-a-da," herhaalde Markie
luider.
„A-da-da je zelf," antwoordde Peter,
op de kinderwagen toelopend. Hij boog
zich naar zijn zoon en blies dikke
rookwolken in de lucht. „Moet je soms
een trekje aan de pijp? Nee, nee, Mar
kie is nog te klein voor zijn pappie's
pijp. Nog geen pijpen voor Markie.
Mammie zou ons allebei het stof uit de
broek kloppen als mijn kleine vent met
roken gesnapt werd."
„Maa-mam-ma-ma," schreeuwde Mar
kie zijn kleine hersentjes klampten zich
direct vast aan dat vertrouwde woord.
„Wie gebruikt mijn naam oneerbie
dig, daar?" Tessie O'Dea het bruine
haar hoog opgestoken de vrolijke lach
gereed om haar vraag te vergezellen,
stond achter in de deur.
„Mama! Papa-a! Mam-a! Pap-a!" gil
de Markie in een wilde uitbarsting van
welsprekendheid.
Peter rekte zich uit, zijn rug was
stijf geworden van het bukken. „Nou,
je hebt korte metten gemaakt met je
bezoek aan de kapel. Je gebeden moe
ten ofwel kortaf geweigerd, ofwel vlug
verhoord zijn. Je bent nog geen half
uur weg geweest."
„En ik ben geen goedgelovige vrouw,
om het kind een halfuurtje aan jou toe
te vertrouwen, zonder te beseffen wat
voor catastrophe je, tijdens mijn afwe
zigheid, zou kunnen veroorzaken? Hij
zou zelfs de pijp gekregen hebben om
te roken, als hij er om gevraagd had."
„Maar, mijn lieve vrouwtje," verde
digde Peter zich, al te plechtstatig, ,het
zou toch onzin zijn, hem een pijp te ge
ven. Zijn tanden zijn immers niet sterk
genoeg om hem vast te houden."
„Ja," antwoordde zijn vrouw even
ernstig als hijzelf, „spuwen zou ook
moeilijk voor hem zijn zelfs zonder zijn
kwijlzucht. Schiet maar op, Peter, mal
le jongen! Maak dat je klaar komt met
dat heen-en-weer-gedraai in de tuin en
geef me een kans je wat op te knap
pen en dan weg met je naar het lof,
zoals het de hoofdonderwijzer van Car-
riglea betaamt."
„Goed, lieveling." Ondervinding had
Peter O'Dea geleerd, dat onmiddellijke
en nederige onderwerping de meest
zekere hoop verschafte, op het einde
toch zijn eigen zin door te drijven.
„Maar het is pas half zes, volgens mijn
horloge, en het lof begint niet voor half
acht
„En zou het geen vol uur duren
voordat ik er in slaag je te laten op
houden met het uittrekken van een
paar plantjes, die nog in de grond
staan?" vroeg Tessie. „En zou jij nog
niet een uur nodig hebben om je te
scheren en te wassen en je op een na
beste pak aan te trekken, om je schoe
nen te poetsen en je haar te borstelen?"
„Luister nou eens hier, Tess," hield
hij vol. „De kleren, die ik aan heb, zijn
goed genoeg voor mij Wie zal daar in
het halfdonker op letten. En zelfs al
merken ze het, wie zal zich er wat van
aantrekken?"
„Ik zal er op letten en ik zal het
merken. Je zult dit huis niet uitgaan
voordat je er uitziet om door een rin
getje te halen, al moest ik de staal-
borstel halen en het zaakje zelf op
knappen."
(Wordt vervolgd)
Het is zonderling, dat een der meest
ondankbare en onaangename baantjes,
die men zich denken kan, n.l. dat van
minister, nog steeds zo hevig door velen
wordt begeerd. Men wordt er eerder
zenuwziek dan rijk van, en het genoegen
van de eer, die eraan verbonden heet te
zijn, wordt hartgrondig vergald door de
critiek en de verguizing, waaraan men
als minister pleegt te worden blootge
steld. Niettemin zaten dezer dagen 15
katholieke Belgische parlementsleden
's ochtends vroeg al in de wachtkamer
van het bureau van de vroegere premier
Eyskens en allen verkeerden in de illu
sie, dat zij aangezocht zouden worden
voor een post in het nieuwe kabinet. Zij
waren des nachts opgebeld (en waar
voor ar.ders belt men in het holst van
de nacht op dan voor het strikken van
een nieuwe minister!) met de boodschap,
of ze 's ochtends maar op het bureau
van de heer Eyskens wilden komen.
Geen van de 15 uitverkorenen had eraan
gedacht te vragen met wie hij eigenlijk
sprak, zozeer had het heerlijke vooruit
zicht', dat zij hun pyama met een gega
lonneerde statie-uniform zouden kunnen
verwisselen, hen overweldigd.
Op het bureau van Eyskens wist men
echter van niets en de heer Eyskens
zelf bleek ook volmaakt onwetend op dit
punt. De vijftien parlementsleden waren
het slachtoffer geweest van een grap
penmaker, die zich een overigens erg
goedkoop grapje had veroorloofd. Want
in de tegenwoordige tijd zijn maar wei
nigen en zeker onder parlementsleden
zo bescheiden om zichzelf niet ministera
bel te achten. Trouwens er is geen be
tere leerschool voor het ministersambt
dan het parlement, waar de raadgevers
var. de Kroon vaak spitsroeden moeten
lopen door een stekelige welsprekend
heid en moeten trachten er met zo wei
nig mogelijk kleerscheuren af te komen.
Zoals verwacht kon worden, loopt de
communistische „Waarheid" storm tegen
de nieuwe katholieke regering in Bel
gië. Het blad doet het echter op een
wel héél zonderlinge wijze. Het spreekt
van een „Katholieke dictatuur-regering"
en doodverft Leopold als „fascisten-ko
ningFeit echter is, dat de katholieken
volgens zuiver democratisch systeem bij
volkomen vrije verkiezingen de meer-
cerheid in Senaat en Kamer hebben
verworven en dat koning Leopold zich
steeds krampachtig aan de domocrati-
sche Belgische grondwet heeft vastgehou.
den en zal vasthouden. 'Als dit dictatuur
en fascisme moet heten, zouden we ,De
Waarheid" willen vragen, welke term
erg genoeg is om de minderheidsrege
ringen in de Sovjet-Unie en haar satel
lietstaten, waar een schrikbarende min
derheidspartij dank zij terreur en on
vrije verkiezingen hele volkeren terro
riseren, overeenkomstig de waarheid te
karakteriseren. Vermoedelijk moeten we
daar spreken van super-dictatuur en
super-fascisme, want de propagandisten
van de dictatuur van het proletariaat
kunnen toch eigenlijk niet met goed
recht bezwaren hebben tegen de term
„dictatuur".
„De Waarheid" vertelt, dat een artikel
in de „Prawda" onthullingen doet over
proeven met biologische wapenen, die
de Amerikaanse legerleiding op Eski
mo's in het hoge Noorden van Canada
zou nemen. Zelfs indien de Amerikaanse
legerleiding dit zou doen, zouden de
geestverwanten van de beulen var. Kar
dinaal Mondszenty wel het minste recht
hebben zich daarover verontwaardigd
te tonen.