Vrijheid Eric de Noorman - Ve. strijd om Aeé li De dichter Jan Engelman 50 jaar geworden Jongste generatie heeft meer aan hem te danken, dan gij beseft Mensen op reis DE STILLE MAN j Een snuifje paprika VINCENTIUS STRAMBI, predikant en volksredenaar O Uit zijn bidvertrek kon hij het altaar zien Zijn woord breekt in 1789 in Italië de macht van de revolutie LITERAIRE KRONIEK A 11 ZATERDAG 10 JUNI 1950 PAGINA 3 MODE schoenen en tas in dezelfde kleur ZONDAG 11 JUNI HEILIGVERKLARING Het enig belangrijke In Friesland staal 'n huis |Py ALPHEN A/0 RIJN door PATRICK PURCELL Het Begeerde Baantje Zonderlinge „Waarheid" Biologische Experimenten Er liggen eigenlijk twee bedoelingen ten grondslag aan de parabel van de onwillige genodigden uit het Evangelie van morgen. Op de eerste Plaats wil Jesus de Joden aan het ver stand brengen, dat zij hun verwerping aan zichzelf te wijten hebben vanwege hun afwijzende houding tegenover Hem. De heidenen nemen nu hun plaats in. Maar behalve deze eerste bedoeling heeft Christus ons nog een belangrijker waar heid willen leren, die een zeer gewich tig en essentieel onderdeel van de god delijke heilsorde uitmaakt, n.l. de men selijke vrijheid. Christus is voor alle mensen gestor ven. Niemand echter zal de vruchten van Zijn Verlossing deelachtig worden, zonder deze zelf bewust en in volle vrij heid te kiezen en te willen. Omgekeerd zal ieder, die zich wetens en willens van God afwendt en in deze keuze volhardt, zijn uiteindelijke, enige wezensdoel voor altijd mislopen. In deze zin is Jesus' slotconclusie te verstaan: „Niet één van de mannen, die genodigd waren, zal van Mijn feestmaal genieten." Onze wilsvrijheid wordt door God tot in uiterste consequentie geëerbiedigd. Zij behoort bij ons mens-zijn en is bo vendien de noodzakelijke voorwaarde voor de redelijkheid en rechtvaardigheid van beloning of straf voor het al dan niet nakomen van de op God gebaseerde zedewetten. Het fundament van de vrijheid ligt in het verstand, waardoor de mens zich onderscheidt van de andere schepselen op aarde. Daardoor zijn wij in staat te vergelijken, te oordelen en te kiezen, en zodoende op een met onze waardigheid overeenkomende wijze te streven naar onze eeuwige eindbestemming. Een kost bare. maar gevaarlijke gave! Omdat zij ons de mogelijkheid biedt tot volledige overgave aan God, maar ons tevens in staat stelt Hem af te wij zen. Voor een materialistische levensbe schouwing, die de mens niet anders ziet dan als een machteloos offer van zijn eigen inwendige samenstelling, van zijn milieu en hartstochten, bestaat er na tuurlijk geen goed of slecht aangewende vrijheid. Evenmin als plichtsbegrip en rijke verscheidenheid van daden. Daar tegenover stelt de katholieke leer de vaste overtuiging, dat wij wel degelijk in staat zijn de voorschriften van de zede- wet te onderhouden. De Openbaring laat daarover geen twijfel. Ook de wijsbe geerte komt tot dezelfde gevolgtrekking. Kiezen ontstaat uit een samenwerking van verstand en wil. Uiteraard zoekt de wil steeds het goede. Daar het verstand hier op aarde echter nooit iets als a b- soluut begerenswaardig of absoluut kwaad erkent, zal ook niets de wil ooit onvoorwaardelijk tot zich trek ken. Zodat hij steeds het ene kan aan nemen en het andere weigeren. Iedere medaille heeft nu eenmaal haar keer zijde. Niet te ontkennen is evenwel, dat het feitelijk oordeel van het verstand vaak door allerlei factoren vertroebeld wordt. Desondanks blijft echter de vrij heid in wezen onaangetast. Al zullen b.v. deugden en ondeugden iedere nieu we keuze op hun wijze enigszins beïn vloeden. Als wij de vraag zouden stellen, wanneer echte, menswaardige vrij heid bestaat, dan moet het ant woord luiden: telkens wanneer het lagere op de juiste, door het verstand bepaalde, wijze ondergeschikt is aan het hogere. Als er geen beperkingen voor onze levensuitingen bestonden, zouden wij spoedig tot ongeremde bandeloos heid en anarchie vervallen. Daartegen verzet zich de natuur van de mens. In ons diepste wezen ligt een onmiskenbaar streven naar verwerkelijking en vervol making van a 1 onze vermogens. Een ongestoorde ontwikkeling van de mense lijke persoonlijkheid is daarom afhanke lijk van de juiste waardering der ver schillende waarden. Aan het verstand komt uitsluitend de leiding toe. Wie de rollen omkeert, verbreekt daardoor de innerlijke orde van zijn eigen wezen, m.a.w. de zedewet! Want deze vloeit in wezen voort uit de natuurlijke verbon denheid van de mens met zijn doel. Daarom noemen wij plicht alles, wat in de zedelijke orde middel is tot het bereiken van ons doel. Om deze reden is het begrip plicht dan ook in eerste instantie gefundeerd in de mens zelf. Ofschoon de laatste motivering er van natuurlijk ligt in het Hoogste Goea: God. Zo vormen de begrippen zedelijkheid, plicht, verstand en vrijheid een onver breekbare eenheid in de katholieke mo raalopvatting. Zowel voor het persoon lijk leven van de enkeling als voor de onderlinge betrekkingen in gezin, staat en internationaal contact. Nooit kan een mens ongestraft de wetten ver loochenen, die voortkomen uit zijn diep ste wezen. Hun onmisbaarheid treedt het duidelijkst aan de dag, wanneer zij wor den overtreden. Want dit voert noodza kelijk getuige de jongste geschiedenis tot algehele verwildering. Daarom is het de strikte plicht van allen, die een klaar inzicht hebben be houden in de eigenlijke aard van de mens. en in de wetten, die zijn harmo nische, individuele en sociale ontwikke ling behoren te leiden, dit te propageren met inzet van hun hele persoon! Een nieuwe wereld opbouwen is onbe gonnen werk, als wij ons niet eerst gron dig hebben bezonnen op de oorzaken van de heersende chaos. Voor ons, Katholieken, zijn deze dui delijk: de miskenning van de menselijke natuur en bijgevolg (of omge keerd) het uitschakelen van God! En zoals zeer juist is opgemerkt: „het lot van de nieuwe maatschappij zal min der afhangen van de waarde der instel lingen dan van die der mensen, die ge roepen zijn haar te leiden, en van de sociale en morele gezindheid van de kringen, waarvan deze mannen de ver tegenwoordigers zullen zijn". Het scheppen van deze kringen is de roeping van het Christendom, nu méér dan ooit! De verstoorde orde kan niet hersteld Worden dan door de vitale kracht van een overtuigd geloof in de mens en zijn bestemming. Vandaar dat een radicale en oprechte beleving van onze H. Gods dienst door een ieder, welke ook zijn Plaats moge zijn in de maatschappij, de eerste voorwaarde is voor het herwinnen Van ware vrijheid en orde. L. Advertentie Mella verft voor U peau de suède schoenen Jh dezelfde of donkerder kleuren (suède elijft suède), prijs 1 5.25. Uw vuil gewor den witte schoentjes wederom wit of andere kleuren, prijs 4.75. Uw miskleu rige schoenen op staal of andere kleuren Voor 4.75, in 2 kleuren f 6.50. Uw lederen Jas in iedere gewenste kleur vanaf 6.50. ■uw handschoenen, alleen zwart I 3.75. yw lederen jas in dezelfde of donkerder «leuren t 23.50. Voor lederen meubelen Prijs op aanvraag. f c'ndt Uw lederwaren franco naar de L®derververij Mella, Mathenesserdijk 317, R dam. U ontvangt deze franco binnen 10 Sagen als nieuw terug. Winkels: R'dam, "We. Binnenweg 208 - A'dam, Vijzelstraat Ss - Den Haag, Passage 12. specialisten in het verven van lederwaren, "iet goud bekroond 1928. Vincentius Strambi Passionist, bisschop 17451823. band der Pausen te lopen. De vrijden kerij, de sensatie der eeuw, werd een geestesepidemie, die helaas zelfs geen halt hield aan de zoom van pij of sou tane. God heeft Vincent Strambi voor het bederf van zijn eeuw gevrijwaard, hem ertegen gewapend, want Hij bad hem voorbestemd tot de strijd in de eerste linie. Heel dit leven zal een strijd zijn voor de eer van God en de rechten der Kerk. Geen ketterij, geen geweldple ging op Gods erfdeel zal hem onberoerd laten. Hij wacht niet af. Hij valt aan. Het Jansenisme te Pistoia, de Revolu tie te Rome, Vrijmetselarij en Corbona- risme in Macerata, het Gallicanisme tot aan de ballingschap in Milaan, de zede loosheid en het ongeloof in een onafge broken missiearbeid van vijftig jaren. Hij zal stand houden tot op zijn oude dag, als hij, de zeventigjarige bisschop, met de boeken van de libertijn Giulio Conventati een brandstapel zal aanleg gen als een indrukwekkend auto da fe tegen het bederf van een voorbije eeuw. Om de heiligheid van Vincentius Strambi te kennen, moeten we die van Pater Paulus van het Kruis kennen, want naar diens geest en heiligheid werd hij gevormd. Niet naar diens won deren en buitengewone gaven, niet naar zijn voorspellingen, zijn extasen, zijn visioenen, maar naar zijn inwendige geest, die een geest was van gebed, van eenzaamheid en armoede. De weg, die Pater Paulus zijn gezellen voor hield, was niet de weg der éclatante heiligheid, het was de weg der getrouw heid in de kleine verplichtingen van het dagelijkse leven. Iets anders vroeg hij niet De heiligheid van Vincent Stramb. ging gepaard met opmerkelijke na tuurlijke gaven, die hem snel carrière deden maken in het jonge instituut. Na een tijd als volksmissionaris werkzaam te zijn geweest het eigen werk van zijn orde wordt hij, acht en twintig jaar oud, benoemd tot lector in de theologie en tot geestelijke leidsman der studenten. Drie jaar later is hij vice-rector, nog weer twee jaar en hij is rector van het klooster San Giovan ni e Paolo, het moederhuis op de Mon te Coelio te Rome en tevens voornaam ste klooster van de Congregatie. Op zes en dertigjarige leeftijd wordt hij Provinciaal gekozen van de Romeinse provincie. Drie jaar later is hij Pro vinciaal Consultor. In 1790 wordt hij gekozen in de Generale Raad. Daar zal hij blijven tot hij in 1801 door Paus Pius VII tot Bisschop wordt benoemd van Macerata en Tolentino. In 1789 komt de revolutie naar Italië. Hugo Basville organiseert vanuit dé Franse ambassade zijn vijfde colonne. Tussen Vaticaan en Quirinaal wordt epn loge opgericht van het Groot-Oosten. Rome wordt stormrijp gemaakt voor de revolutie. De kerkelijke staat wankelt De heilige stad staat op de drempel van de anarchie. In deze benarde omstandig heden herinnert de Paus zich de mach tige predikant en volksredenaar Vincen tius Strambi. In de negentiger jaren im mers bereikte de roem van de heilige als volksmissionaris zijn hoogtepunt en was hij onbetwist de grootste predikant van Rome. Op de Piazza Colonna preekt hij De eeuw, waarin Vincent Strambi ge boren werd, staat bekend als de eeuw van de philosophie. De wijsbegeerte beheerste in die dagen Europa. Zij was de meesteresse van vorsten en volken. Zij vernieuwde het aanschijn van de Westerse wereld. En daar ze niet al leen de wijsheid begeerde, maar haar ook meende gevonden te hebben, noem de ze zichzelf graag de eeuw der „Ver lichting". Latere tijden, die juister oor deelden over hetgeen de achttiende eeuw heeft voortgebracht, noemden haar de eeuw van het ongeloof. Oorlogen. godsdiensttwisten, zede loosheid en sociale wantoestanden had den geloof en godsdienstzin ondermijnd. De geesten waren het moe aan de lei- Op 11 Juni wordt de zalige Vin cent ius Strambi heilig verklaard. In verband met dit feit publiceren wij hierbij over deze „zonderlinge" heilige een artikel van de hand van Pater verius uit de orde der Paters Passionisten, waartoe ook de H. Vin centius Strambi behoorde. een missie en breekt met zijn meeslepend woord de macht der revolutie. Hij heeft er ziin benoeming tot Bisschop van het verwaarloosde diocees van Macerata en Tolentino aan te danken. Op het eerste consistorie van Paus Pius VII na zijn keuze in het conclaaf van Venetië wordt Vincent Strambi tot de Bisschoppelijke waardigheid verheven. Hij werkte in zijn diocees als in later jaren de heilige Vian- ney in Ars, ofschoon de provinciale uni versiteitsstad Macerata heel wat meer van een heilige vergde dan de simpele boerenbevolking van het Franse dorp. Zijn leven en zijn hervormingen bezor gen hem dan ook al spoedig de bijnaam van „il strambo", de zonderlinge Sinds zijn komst is de kerk van Mace rata weer gebouwd op de rots. Ze staat weer onwrikbaar tegen de aanvallen van de hel. Ook tegen die van Napoleon, die Vincent Strambi tot aan zijn val vast houdt in ballingschap, ook tegen die van de geheime genootschappen, die de on versaagde Bisschop uit de weg zoeken te ruimen, omdat hij een sta-in-de-weg is voor de totstandkoming van het éne Italië. Hij boog niet, zoals vele anderen, voor hem en na hem niet gebogen heb ben. Hij kon, evenals zij, alleen maar breken. Hij is tenslotte gebroken, door arbeid, ziekten en boetvaardigheid. Hii vraagt zijn ontslag. De Paus roept hem bij zich naar Rome. En als hij zich toen voor niemand meer van nut acht, weet hij niets beters te doen dan zijn leven aan God aan te bieden voor de pasgeko zen Paus Leo XII, die op sterven ligt God verhoort zijn gebed. De Paus wordt beter. Een week later is de Bisschop dood. „Niemand heeft groter liefde...." Wat is belangrijk in het leven van Vin cent Strambi? Zijn apostolische werk zaamheden? Zijn missie op het Colonna- plein? Zijn hervorming van Macerata? Zijn strijd tegen het Carbonarisme? De élite van Macerata schaamde zich over haar bedelbisschop, die de Kerk on eer aandeed, die zijn stand verwaarloos de. Maar aan de armen en de kleinen werd zijn grootheid openbaar. Ze ver eerden hem als een heilige. Na zijn aan komst in de Bisschopsstad liet hij als eerste werk een venster hakken in de muur, die zijn paleis van de kathedrale kerk scheidde. Daar maakte hij zijn bid vertrek. Daar begon hij een week na aan komst het leven van gebed en gods vrucht, van inwendig verkeer met God, dat twintig jaar zou duren. Het was zijn eigenlijke leven, zijn voornaamste bezig heid, waaruit alle andere hun oorsprong namen. Geknield op zijn bidstoel voor het raampje, zag hij het altaar, het ta bernakel en her lichtje van de godslamp, dat daar dag en nacht brandde. Vóór dat raampje knielde .de Bisschop uren lang, dagen lang, jaren lang. Daar speelde zich zijn inwendig leven af. Daar groeide hij uur na uur in heiligheid, in volmaakt heid, in liefde. Daar leerde hij de ver achting van zichzelf en de glimlach der heiligen. Daar streed hij de taaie strijd met dorheid, verveling, met zijn teleur stellingen, zijn eigen onwillige natuur en zijn tegenstrevers van buiten. Daar worstelde hij voor zijn stad, haar zielen, haar zondaars en ook voor zijn eigen zonden. Daar ging Vincent Strambi ten onder en overwon God een mensenziel in een onvoorwaardelijke capitulatie. Daar werd de heilige geboren, die een :euw later op het altaar zou worden verheven. In alles konden de bisschoppen van Italië Vincent Strambi navolgen, even aren, misschien zelfs overtreffen, behal ve in één ding: zijn heiligheid. Men noemde hem een „strambo", een zon derling. Hij was het, want zijn leven was een uitzondering, het kende slechts één Heer, één Meester. Die alleen zocht hij te behagen, en niet de mensen. P. XAVERIUS C. P. 100. Door de stilte komen Winonah's zachte stappen nader. Maar hoewel zij de man aan de voet van de trap duidelijk kan onderscheiden, keurt zij hem geen blik waardig. Met een zwierig gebaar ontbloot Baldon het hoofd. „Gegroet, schone vrouwe," zijn blik richt zich veelbetekenend op haar gezichtje. Haar koude blik belet hem verder te gaan, zoveel onuitsprekelijke minachting leest hij erin. „Gij kunt mij slechts een dienst bewijzen, heer Baldon," zegt de jonge vrouw. „Verschoon mij van uw tegenwoordigheid." En met een gebaar, dat hem duizendmaal meer wondt door de ijzige onverschilligheid die er uit spreekt, dan duizend grievende beledigingen konden doen, trekt zij in het voorbijgaan haar sluier dichter om haar gezicht. Met gebalde vuisten kijkt hij haar na. „Die trots zal je berouwen, vrouwe Winonah!sist hij tussen z'n tanden. „Van nu af negeert men Baldon niet langer Het geluid van een opengaande deur maakt dat hij zich omwendt. „Ziehier mijn aanvoerders, heer Baldon," klinkt „Lauri's hoge stem. „Zij wachten mo bevestiging Hij duidt Winonah heen te gaan. „Wacht!" grauwt de roofridder. Wij zijn nog niet klaar, Lawn! Ik heb niets te bevestigen! Tenzij ge er in toestemt een nieuwe voorwaarae te aanvaarden „Maar onze afspraak „Onze afspraak was dat ik de waardigheid van vorst zou verkrijgen." Er komt een duivelse gloed in Baldon's ogen. „Welnu, ik wil zeker zijn! Er is nog slechts één aantrekkelijke manier voor mij om de wettige regent van dit rijk te worden", en met een gebaar naar Winonah vervolgt hij snijdend: „Gij moet mij toestaan koningin Winonah te huwen Advertentie Bouw mede om hier een Militair tehuis van te maken. Bouwstenen kosten geld. Gireer op no. 4177 van Ned. Handel-Mij. met vermelding t.g.v. R.K. Militair Tehuis, Leeuwarden. p 7 Juni werd. de dichter Jan Engelman 50 jaar. De tijd, waarin hij debu teerde en zijn dichterschap een eigen structuur vond, verschilt wel zeer van onze tijd. In de dichtkunst komt zo ongeveer om de tien jaar een nieuwe generatie aan het woord, die nieuwe ideeën inzake poëzie gaat verkondigen, die zich bijgevolg fel verzet tegen de ideeën der voorgaande generatie, maar die in haar jeygdig krachtsvertoon niet vermoedt, dat zij weer aansluit op de verwor venheden van een vóór-voorgaande generatie Zo vertoont de dichtkunst door de tijden heen het patroon van een vlecht werk: afzonderlijke draden tekenen zich er in af, maar het geheel is hecht vervlochten. Toen Jan Engelman debuteerde (in 1927) was er een generatie van zoge naamde Jong-katholieken aan het ont staan. Gerard Bruning zou de stuwende kracht van deze generatie zijn gewor den, ware hij niet zo jong gestorven. Hij had aan het élan van zijn creatieve ge loofsgenoten een artistieke basis kun nen geven. Nu, zo omstreeks 1930, ston den de jonge, overmoedig jonge talen ten, o.a. Anton van Duinkerken, Jan Engelman, Albert Kuyle en A. J. D. van Oosten, aan het begin van hun ar tistieke carrière met minder een artis tiek dan wel een sociaal-katholiek ide aal voor ogen. In het tijdschrift „De Gemeenschap", dat na „Roeping" de spreekbuis der jongeren werd, kwam dit sociaal-katholieke ideaal aan bod. In de kleine-letter-rubriek „Hagel" ach ter in het tijdschrift werd met welver sneden pen critiek geoefend op allerlei omstandigheden, waarin geloofspraktij ken, sleur, bekrompenheid en botheid van geest, het katholieke gemeenschaps ideaal onteerden. De felle pamfletten van Kuyle, de grondige, licht ironische commentaren van Van Duinkerken, de hekeldichten van Van Oosten: dat was dè kopij voor De Gemeenschap, het orgaan voor een binnenkerkelijke ver jongingskuur. Jan Engelman stond van nature enigs zins vreemd tegenover deze vorm van geestdrift en rebellie. De problemen, waar hij mee had te kampen, lagen op een ander niveau en vroegen om een andere opheldering Engelman was en is vóór alles dichter, en als zodanig onbe twistbaar de begaafdste van alle in De Gemeenschap getogen jongeren. Hij had een artistieke basis nodig en zocht daar naar. Het meest lag hij in de sfeer van H. Marsman en dat was een sfeer die niet die van De Gemeenschap was. Ge lukkig heeft Engelman zich'in De Ge meenschap toch wel thuis gevoeld; ge lukkig, omdat zonder hem het tijdschrift niet die positieve waarde in het voor oorlogse literaire leven zou hebben ver tegenwoordigd. als thans erkend moet worden. Engelman, de lyricus en En gelman, de essayist over beeldende kunst, heeft aan De Gemeenschap het artistieke niveau gegeven, waardoor het tijdschrift nu wij er als iets uit het verleden op terug kunnen zien van veel meer dan louter katholiek belang is. Wanneer de katholieke jongeren van heden, van ruim 20 jaar later dus, er eventueel weer toe overgaan een nieuw blad te redigeren, dat de plaats van de oude Gemeenschap in kan nemen (of Advertentie A V1FAUNA overtreft ieders verwachtingl Prachtige vogels uit alle werelddelen. Feeërieke parkverlichting. Reserveer tijdig Uw tafel voor lunch of diner in net aan de vijver gelegen Avifauna-restaurant^ Tel. 3000 (K 1720) JAN ENGELMAN zij nu met de gemeenschapstraditie er van breken of niet), dan zullen zij reke ning hebben te houden met het artistie ke niveau waarop dat oude blad, mede dank zij Engelman, stond. Houden zij daar geen rekening mee, dan blameren zij hetgeen een en twee katholieke ge neraties geleden reeds werd bereikt. Jan Engelsman, de dichter, vond in zijn poëzie een heel bijzonder even wicht tussen, wat ik zou willen noemen, woordbegrip en woordklank. Hij heeft poésie pure geschreven, waarin een ijle ontroering louter door woordklank wordt teweeggebracht. Bij voorbeeld deze regels uit „En rade, vo calise voor Cavalcanti": Groen is de gong groen is de watergong waterwee watergong groen is de gong van de zee 1), en hij heeft versregels geschreven, waar in de woorden, ondanks de poëtische slagorde waarin ze geschaard staan, louter woordb e g r i p p e n, prozaïsche mededelingen blijven. Bijvoorbeeld de aanvangsregels van het vers „In memo- riam H. Marsman" 2), geschreven tij dens het „Noodweer" van de oorlog, wellicht kort na het ontstellend bericht van Marsman's zeemansdood op 21 Juni 1940 (komende week al weer tien jaar geleden), zó kort, dat de ontroering nog niet uit de woorden kon worden losge zongen; er in bleef steken: Wanneer dit noodweer neemt een end en alles is geleden, 't kanon verstomd, de haat verstild, de mond weer lispelt: „Vrede", zal ik een dag ter deure gaan, omdat twee snelle voeten zich reppen achter 't open raam en ik een stem hoor groeten In 't lispelen, het ter deure gaan en in het reppen der twee snelle voeten, herkent men wel de aanslag van Jan Engelman, maar de woorden en beelden hebben niet dat onbedwingbare, dat ons in de beste verzen van deze dichter treft. Jan Engelman verenigt twee uiter sten binnen zijn dichterlijke persoon lijkheid. Er steekt een poète pur in hem en er steekt een leerdich ter in hem. De poète pur wil zijn ge- moed in welluidendheden lucht geven; de zin der woorden zingt hij zinloos; alleen de klank bekoort hem. De leer dichter daarentegen wil iets betogen door middel van poëzie, iets pakkends zeggen over het geloof, de hoop en de liefde, over de zin des levens, of over dc redenen waarom hij dicht. Engelman nu is op zijn best, waar hij die twee bijna onverzoenlijke dichters lyrisch met elkaar verzoent. Dan schrijft hij een vers, waarin de woorden losra ken van het hun aanklevende begrip, teneinde dichterlijke tekens te worden, die men hoort en ziet en ademend ge waar wordt: als vergezicht der ziel, ro mantisch heuvelland onder een Zuide lijk azuur: „twee laat gewonnen Grie ken" sluimeren daar. Hun lot is uitgewo gen, waar zij zijn, tussen droom en doem: Uit doem en uit ellende rust soms het rankste lied 1) Dan schrijft Engelman tekens die woordklanken zijn, maar die tevens méér zijn: symbolen van hemel en aarde, van geweld dat v/oedt in ziel en zinnen, van natuursensaties en van het duur geluk der liefde. Dan is Jan Engelman de dichter pur sar.g, de onbedwingbare, die spelenderwijs alle problemen van vorm en inhoud overwint. De verzoener van tegenstellingen: Dan zie ik sterren zweven, dan zie ik duister bloed: o tweevoud van het leven, o tussen kwaad en goed dc zacht, zachte handen, de stille, stille stem, uw weelde van verbranden, uw braambos en uw brem. Mijn lot is uitgewogen, mijn pad bleef onbegaan, maar immer zien mijn ogen het bastion, de vaan van uw ontzettend zwieren den wreden hemel in en in mijn oor uw tieren: bemin, bemin, bemin! 1) Gelijk bijna iedere dichter heeft ook Jan Engelman invloeden on dergaan en invloeden teweegge bracht, maar toch is hij een tamelijk alleenstaande figuur in onze moderne dichtkunst. Om hem te vergelijken moet men eigenlijk naar onze zeventiende eeuwse dichters teruggaan. De gracie van P. C. Hooft's minneliedjes, en de barokke zwier van Vondel's lange stro fen vindt men als verzoende tegenstel lingen in zijn werk terug. Met J. H. Leopold, de in 1925 gestorven dichter, heeft hij de innige aandacht en de bijna overspannen verfijning gemeen. Invloeden, die hij teweeg heeft ge bracht, of liever: die hij nog steeds te weeg brengt, zijn niet zo gemakkelijk te achterhalen. Wel lijkt het mij, dat de jongste generatie van thans méér aan hem te danken heeft, dan zij nog beseft. Men hoort Engelman's stem bijvoor beeld in de tekenachtige poëzie van de jonge dichter Leo Vroman 3), maar van beïnvloeding naar de geest der poëzie is hier toch weinig sprake. Jan Engel man behoort dan ook nog niet tot een voor-voorgaande generatie! Zijn ontplooi ing is nog steeds aan de gang. Zijn werk is nog ten prooi aan de critiek van de Woensdagavond trilde de lauwwarme lucht boven de bossen en de hei tussen Ede en Driebergen. In het hoekje tegenover ons lag een meneer zachtjes gaar te stoven. Krach teloos hing een sigaar walmend tussen zijn vingers. Niemand in het gehele compartiment sprak, leder trachtte een oplossing te vinden voor zijn persoonlijk hitteprobleem. Plotseling schokte de trein met rukken lot. stilstand. „Wij staan zeker voor de paal" zei ergens een matte stem. Een donzige deken van hete lucht legde zich om ons heen. Buiten holden voetstappen over het grint van de spoor baan. „Verroest, de boel staat in brand daar" wees een actieve heer in bretels tiaar het achterste treinstel. Uit alle raampjes bogen de rode hoofden naar buiten. Achter bukte het treinpersoneel onder grijze rookslierten en siste een schuim- blusapparaat. Een dame met natte haarpieken hijg de ons compartiment binnen. Haar man had een verwilderde blik in zijn ogen en tassen en regenjassen voor zijn buik. „Verschrikkelijk", zei Piekhaar, liet zich op een bank vallen en zeemde met een klein zakdoekje haar gezicht af. „mijn man heeft aan de noodrem ge trokken. En die trein wou maar niet stoppen". „Met alle twee mijn handen heb ik er aan gehangen. Wij stikten zowat van de rook", overdreef haar man op een toon, of hij zojuist aan de ver stikkingsdood ontsnapt was. Na tien minuten hadden wij het hel» heldenverhaal gehoord en ging de trein weer rijden. „Hier moet ik koffie hebben", zei de Held in Driebergen, „jij ook?" Hij boog zich uit het raam en floot de koffiejengen. Avondbladenblerde de krantenjon gen met de veel te grote blauwe pet, „wenst U nog iets te lezen, meneer?" De held wachtte op koffie en ant woordde verstrooid: :„Nee, merci, ik kan op het. ogenblik niet lezen". En prompt gooide het joch van een jaar of veertien de held naar het hoofd: Geen bezwaar, meneer, ik heb nog een mooi prentenboek voor U". slechts tien of twintig jaar jongeren. Die staren zich nog blind op details in de poëzie van Engelman, die hun niet aanstaan: ruisend, duister of zingend bloed, waarin hinden weiden en rozen ranken, waarin het sterren regent en vrede sneeuwt deze dichterlijke, co de-woorden hebben hun succestijd gehad. De jongste generatie zoekt naar direc tere beelden, naar een minder vloeibare lyriek, naar een staander rhythme. Toch zal zij daarbij nooit de betekenis kun nen verdoezelen van Jan Engelman als modern lyricus, de lyricus van het zui vere evenwicht tussen woordbegrip en woordklank. Zoals hij zijn vooroorlogse evenwicht vond in bundels als „Tuin van Eros", „Het bezegeld hart" en de kenterings bundel „Noodweer", zo moge hij ook zijn naoorlogse evenwicht vinden. Deze vijftigste verjaardag kan niet anders dan een afscheid en een nieuw begin zijn. De oorlog heeft ook voor Engelman een tijdperk afgesloten. Aesthetische ver fijning is voor een gedicht niet meer al lesbepalend. Het romantische en het klassieke element in. Engelsman's per soonlijkheid vragen om een nieu-w uit gewogen lot, om een nieuwe bezegeling. En zo gaat de musische strijd met het woord (begrip, klank, beeld) voort. NICO VERHOEVEN Uitg. 1) Uit de bundel „Tuin van Eros" Querido, Amsterdam, lie dr. 1947. 2) Uit de bundel „Noodweer", Uitg. Que rido, Amsterdam. 3) L. Vroman: „Gedichten" en .Gedich ten, vroegere en latere", Uitg. Querido. Amsterdam 1946 en '49. 42 Ja, zelfs in Dublin, mompelden de fluisteraars, stonden mannen gereed om in opstand te komen en te vechten en bereid om te sterven onder hun gekozen aanvoerders. Pearse's Vrijwilligers wa ren klaar en de Burgerwacht van James Connoly en het handjevol getrouwen van de Hibernian Fuseliers Steeds lui der gingen de geruchten rond. De oude voorspellingen, zei men, stonden op het punt in vervulling te gaan. Een molenaar met twee duimen aan zijn rechterhand was in Louth geweest. Langgestorven helden riepen oorlogs kreten vanaf de heuvel van Tara. Men had het Zwarte Varken uit de oud-Kel tische mythologie naar afval zien wroe ten aan de grenzen van Ulster. Man nen spraken over een man uit Spanje, die in staat was Ierland naar de vrij heid te leidenBij eenzame hutten, geheimzinnig door het schemerlicht omsluierd, vertelden bergbewoners hoe Sarsfield en zijn Jacobitische ruiters in volle galop gezien waren in de heuvels; hoe Wolfe Tone, zonder enig litteken op zijn verminkte hals, te middernacht spooklegers opstelde op de velden van Kildare; hoe Betsy Gray en de lichamen der afgestorvenen uit hun graven op stonden, om als geestenbataljons over de maanverlichte heide van de Ulster Glens te marcheren.... En in Dublin waren er die weinig geloof hechtten aan spook- en fantasieverhalen, maar toch openlijk en zonder vrees durfden ver kondigen, dat Emmet spoedig een graf schrift zou krijgen en aan Ierlands sla vernij een einde gemaakt zou worden Maar Dublin en Ierland hadden al die dromerijen meer gehoord, visioenen vervulden hen sinds lang, het gezicht van marcherende mannen liet hun on verschillig. Slechts degenen, die wei nig zeiden maar des te meer dachten, zo als Din Lalor te midden van zijn poli tierapporten, of Peter O'Dea bij zijn rustig brandende haard, namen de moeite het losse zand der geruchten te zeven, om onder de as van het noodlot van een volk langzaam een smeulende vonk te zien aanwakkeren tot een, als een Phoenix verrijzende, vlam der re volutie. Door zijn huis en zijn bomen be schermd voor de felle oostenwind, ver zorgde Peter O'Dea zijn tuin in de mil de avond. Markie, nu twintig maanden oud, zat rechtop in zijn kinderwagen met volle ernst en aandacht toe te kij ken. De onderwijzer harkte een hoop je stenen uit de zaaibedden naar het nauwe pad, pauseerde even, op de hark leunend, om zijn werk te overzien, en voelde daarna in zijn jaszakken naar pijp en lucifers. Toen de eerste rook wolkjes wegdreven, bleek-blauw in het zonlicht, kwam Markie's tong plotse ling los. „Da-da!" riep hij. „A-da-da." „Nou, nou jonge man," waarschuwde Peter streng geworden het heeft voor jou helemaal geen zin a-da-da tegen mij te zeggen. Zo gemakkelijk kun je je vader met lieve woordjes niet paaien. O nee, zo vlug kun je je arme, vermoeide vader niet naar je toe te lok ken. Je kunt hem niet om je vingertje winden. Het is je moeder niet, die voor je staat, maar een ijverig man met massa's werk voor de boeg, en die tijd noch lust heeft Markie mee uit wande len te nemen." „A-da-da-a-da," herhaalde Markie luider. „A-da-da je zelf," antwoordde Peter, op de kinderwagen toelopend. Hij boog zich naar zijn zoon en blies dikke rookwolken in de lucht. „Moet je soms een trekje aan de pijp? Nee, nee, Mar kie is nog te klein voor zijn pappie's pijp. Nog geen pijpen voor Markie. Mammie zou ons allebei het stof uit de broek kloppen als mijn kleine vent met roken gesnapt werd." „Maa-mam-ma-ma," schreeuwde Mar kie zijn kleine hersentjes klampten zich direct vast aan dat vertrouwde woord. „Wie gebruikt mijn naam oneerbie dig, daar?" Tessie O'Dea het bruine haar hoog opgestoken de vrolijke lach gereed om haar vraag te vergezellen, stond achter in de deur. „Mama! Papa-a! Mam-a! Pap-a!" gil de Markie in een wilde uitbarsting van welsprekendheid. Peter rekte zich uit, zijn rug was stijf geworden van het bukken. „Nou, je hebt korte metten gemaakt met je bezoek aan de kapel. Je gebeden moe ten ofwel kortaf geweigerd, ofwel vlug verhoord zijn. Je bent nog geen half uur weg geweest." „En ik ben geen goedgelovige vrouw, om het kind een halfuurtje aan jou toe te vertrouwen, zonder te beseffen wat voor catastrophe je, tijdens mijn afwe zigheid, zou kunnen veroorzaken? Hij zou zelfs de pijp gekregen hebben om te roken, als hij er om gevraagd had." „Maar, mijn lieve vrouwtje," verde digde Peter zich, al te plechtstatig, ,het zou toch onzin zijn, hem een pijp te ge ven. Zijn tanden zijn immers niet sterk genoeg om hem vast te houden." „Ja," antwoordde zijn vrouw even ernstig als hijzelf, „spuwen zou ook moeilijk voor hem zijn zelfs zonder zijn kwijlzucht. Schiet maar op, Peter, mal le jongen! Maak dat je klaar komt met dat heen-en-weer-gedraai in de tuin en geef me een kans je wat op te knap pen en dan weg met je naar het lof, zoals het de hoofdonderwijzer van Car- riglea betaamt." „Goed, lieveling." Ondervinding had Peter O'Dea geleerd, dat onmiddellijke en nederige onderwerping de meest zekere hoop verschafte, op het einde toch zijn eigen zin door te drijven. „Maar het is pas half zes, volgens mijn horloge, en het lof begint niet voor half acht „En zou het geen vol uur duren voordat ik er in slaag je te laten op houden met het uittrekken van een paar plantjes, die nog in de grond staan?" vroeg Tessie. „En zou jij nog niet een uur nodig hebben om je te scheren en te wassen en je op een na beste pak aan te trekken, om je schoe nen te poetsen en je haar te borstelen?" „Luister nou eens hier, Tess," hield hij vol. „De kleren, die ik aan heb, zijn goed genoeg voor mij Wie zal daar in het halfdonker op letten. En zelfs al merken ze het, wie zal zich er wat van aantrekken?" „Ik zal er op letten en ik zal het merken. Je zult dit huis niet uitgaan voordat je er uitziet om door een rin getje te halen, al moest ik de staal- borstel halen en het zaakje zelf op knappen." (Wordt vervolgd) Het is zonderling, dat een der meest ondankbare en onaangename baantjes, die men zich denken kan, n.l. dat van minister, nog steeds zo hevig door velen wordt begeerd. Men wordt er eerder zenuwziek dan rijk van, en het genoegen van de eer, die eraan verbonden heet te zijn, wordt hartgrondig vergald door de critiek en de verguizing, waaraan men als minister pleegt te worden blootge steld. Niettemin zaten dezer dagen 15 katholieke Belgische parlementsleden 's ochtends vroeg al in de wachtkamer van het bureau van de vroegere premier Eyskens en allen verkeerden in de illu sie, dat zij aangezocht zouden worden voor een post in het nieuwe kabinet. Zij waren des nachts opgebeld (en waar voor ar.ders belt men in het holst van de nacht op dan voor het strikken van een nieuwe minister!) met de boodschap, of ze 's ochtends maar op het bureau van de heer Eyskens wilden komen. Geen van de 15 uitverkorenen had eraan gedacht te vragen met wie hij eigenlijk sprak, zozeer had het heerlijke vooruit zicht', dat zij hun pyama met een gega lonneerde statie-uniform zouden kunnen verwisselen, hen overweldigd. Op het bureau van Eyskens wist men echter van niets en de heer Eyskens zelf bleek ook volmaakt onwetend op dit punt. De vijftien parlementsleden waren het slachtoffer geweest van een grap penmaker, die zich een overigens erg goedkoop grapje had veroorloofd. Want in de tegenwoordige tijd zijn maar wei nigen en zeker onder parlementsleden zo bescheiden om zichzelf niet ministera bel te achten. Trouwens er is geen be tere leerschool voor het ministersambt dan het parlement, waar de raadgevers var. de Kroon vaak spitsroeden moeten lopen door een stekelige welsprekend heid en moeten trachten er met zo wei nig mogelijk kleerscheuren af te komen. Zoals verwacht kon worden, loopt de communistische „Waarheid" storm tegen de nieuwe katholieke regering in Bel gië. Het blad doet het echter op een wel héél zonderlinge wijze. Het spreekt van een „Katholieke dictatuur-regering" en doodverft Leopold als „fascisten-ko ningFeit echter is, dat de katholieken volgens zuiver democratisch systeem bij volkomen vrije verkiezingen de meer- cerheid in Senaat en Kamer hebben verworven en dat koning Leopold zich steeds krampachtig aan de domocrati- sche Belgische grondwet heeft vastgehou. den en zal vasthouden. 'Als dit dictatuur en fascisme moet heten, zouden we ,De Waarheid" willen vragen, welke term erg genoeg is om de minderheidsrege ringen in de Sovjet-Unie en haar satel lietstaten, waar een schrikbarende min derheidspartij dank zij terreur en on vrije verkiezingen hele volkeren terro riseren, overeenkomstig de waarheid te karakteriseren. Vermoedelijk moeten we daar spreken van super-dictatuur en super-fascisme, want de propagandisten van de dictatuur van het proletariaat kunnen toch eigenlijk niet met goed recht bezwaren hebben tegen de term „dictatuur". „De Waarheid" vertelt, dat een artikel in de „Prawda" onthullingen doet over proeven met biologische wapenen, die de Amerikaanse legerleiding op Eski mo's in het hoge Noorden van Canada zou nemen. Zelfs indien de Amerikaanse legerleiding dit zou doen, zouden de geestverwanten van de beulen var. Kar dinaal Mondszenty wel het minste recht hebben zich daarover verontwaardigd te tonen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3