Liefde
Gheorghiu levert wrang pleidooi voor de mens
I 7-usse*. neus en êippeti
Garantie voor K.N.I.L.-personeel
Persoonlijke ervaring vormt
hiervan de achtergrond
D'
DE STILLE
MM
Voldoening van rechten in diensttijd
Nasleep van vliegramp
bij Bombay
LITERAIRE KRONIEK
GEERVLIET
ZATERDAG 1 JULI 1950
PAGINA 3
TWEE TREINBRANDJES DOOR
VASTLOPEN VAN REM
„Komt wol meer voor
aldus de N.S.
GEDENKBORD VOOR
PRINSES WILHELMINA
BENEDICTIJN SCHILDERT KONINGIN
Staatsieportret voor
Oosterhout
Ook
hoort
hoortoestel
Keizersgracht 411
Amsterdam-C
Vraagt gratis brochure.
Last van zenuwen?
door
PATRICK PURCELL
Waarom blozen wij?
Ook zij!
Record-baby
Stofzuiger schoorsteen
veger locomotief
De vijfde Zondag na Pinksteren
heeft in de liturgie de bijnaam
van Zondag der broederlijke lief.
de gekregen. En inderdaad, zelfs een
oppervlakkige lezing van de tekst der
H. Mis overtuigt ons van de gegrond
heid van deze benaming. Vooral het
Epistel en Evangelie spreken in dit op
zicht een duidelijke taal. Om echter de
bedoeling van de lering, die de H. Kerk
ons hier geeft, goed te begrijpen, is het
nodig, dat wij deze aansporingen tot
naastenliefde zien in het grote ver
band.
Het voornaamste kenmerk van de leer,
die Christus is komen openbaren, is de
liefde. En vóór alles, de liefde van God
voor de mens. Daarmee staat het
Christendom met één slag torenhoog bo
ven de tot dan toe heersende opvattin
gen uit. Christus leerde de mensen God
zien als een goede, liefdevolle, bezorgde
Vader, Die ons allen eeuwig en onein
dig gelukkig wil maken. Hijzelf is daar
van het levende bewijs. Want Zijn aan
wezigheid op aarde had immers geen
ander doel dan de hinderpalen weg te
nemen, die de mensen van God scheid
den. Dat Hij daarvoor Zijn leven moest
geven, en dat met liefde deed, laat geen
twijfel meer bestaan aan de maat van
de goddelijke liefde voor de mens. Zelf
beroept Hij Zich daarop: Niemand heeft
groter liefde dan die zijn leven geeft
voor zijn vrienden!
Het ligt dan ook wel zeer voor de
hand, dat, als God een en al liefde is
voor de mens, Hij ook van de mens
verwacht, dat liefde de eerste en voor
naamste drijfkracht moet zijn van al zijn
daden en gedachten. Vooreerst een on
beperkte wederliefde tot God. Maar
evenzeer en even onbeperkt moet die
liefde uitgaan naar de andere mensen,
alle mensen, zonder uitzondering.
Omdat wij allen kinderen zijn van de
zelfde hemelse Vader, allen op gelijke
wijze door Hem worden bemind en al
len bestemd zijn tot hetzelfde, eeuwig
geluk in de zaligmakende aanschouwing
Gods. Daarom moeten wij elkander be
minnen i n en o m God. Dit is „het
grote verband", waarin de liturgie van
de vijfde Zondag na Pinksteren over de
naastenliefde spreekt.
Het openingsgebed van de H. Mis on
derstreept direct de zuivere verhoudin
gen: O, God, stort in onze harten de
vurigheid van Uw liefde, opdat wij U
in alles en boven alles bemin
nen.
Daarmee is alles gezegd. Dat is de er
kenning van Gods almacht èn van Gods
liefde, het fundament van het Christen
dom èn van de daaruit volgende, nood
zakelijke liefde van ons voor God.
Alles immers, wat ons in dit leven
raakt, waarmee wij te maken hebben,
vreugde zowel als leed, ziekte en ge
zondheid, armoede en rijkdom, alles, al
les hangt af van Gods wil, van Gods re
geling, van Gods toelating. En alles is
in laatste instantie voor onze bestwil
bedoeld. Omdat God bij machte is het
ogenschijnlijk onaangename, bittere, het
kwade zelfs in *oed te doen verkeren.
Niet altijd zal dit reeds hier op aarde
geschieden. Maar God kan ook moeilijk
Zijn waardevolle gaven „verspillen" voor
het korte, ogenblik, dat wij op deze
aarde vertoeven. De eeuwige God rekent
alleen met de oneindigheid, waarin wij
ons werkelijke leven zullen door
brengen. En daarin wil hij ons oneindig
gelukkig zien. Des te gelukkiger, naar
mate wij ons hier, tijdens onze proef
tijd, inniger en vollediger aan Zijn wel
behagen hebben onderworpen, naarmate
wij Hem hier oprechter en vuriger heb
ben liefgehad. In alles en boven
alles moeten wij God liefhebben. Daar
om bidt het openingsgebed van deze
Zondag. Want naar de maat van onze
liefde kunnen wij de waarde van ons
innerlijk-geestelijk leven afmeten. Naar
de maat van onze liefde tot God voor
eerst, maar niet minder naar de maat
van onze liefde voor onze medemensen.
En deze liefde ..voor onze medemen
sen prent St. Petrus ons in als een
noodzakelijke voorwaarde om zelf
liefde en Gods zegen te verwerven. Het
middelpunt van het hele Nieuwe Testa
ment is de liefde. Zij is het hoofdmotief
van Christus' prediking; de Apostelen
komen er telkens op terug, vooral St.
Jan, die alles herleidt tot zijn grond-
thema: God is liefde. Maar St. Paulus
niet minder, en zo ook de overige leer
lingen van Jezus.
Vandaag herinnert de Kerk ons aan
deze essentiële eis van God bij monde
van de Prins der Apostelen. „Weest al
len eensgezind in het gebed", zo begint
de H. Petrus zijn vermaning. Omdat in
dit bidden tot God, Wiens almacht en
liefde wij daardoor erkennen, het motief
voor onze liefde tot de medemensen tot
uitdrukking komt niet alleen, maar
onze liefde ontleent ook haar kracht
daaraan. En is eenmaal onze liefde tot
God levend, dan kan het niet anders,
of zij uit zich eveneens in een eerlijke
liefde tot de evennaasten. „Weest deel
nemend voor elkander, vol broederlief
de, barmhartig, bescheiden; vergeldt
geen kwaad met kwaad, of schelden met
schelden, maar zegent elkander veeleer;
gij zijt toch geroepen om zegen te erven.
Immers, wie het leven wil liefhebben,
en goede dagen wil zien, weerhoude zijn
tong van het kwaad, en zijn lippen van
bedrieglijke taal. Hij vermijde het kwaad
en doe het goede, zoeke de vrede en
jage hem na".
In weinige woorden is hier een le
venshouding samengevat, die, als zij
werkelijk in praktijk werd gebracht, een
waar paradijs op aarde zou doen ont
staan. Het valt immers niet te ontken
nen, dat hier juist die dingen worden
opgesomd, waarvan het bestaan of het
ontbreken onze samenleving tot zo'n
onverkwikkelijke ervaring maken. En
daarover zijn wij het toch wel allen
eens, dat de omgang van de mensen on
derling alles behalve liefdevol is. Zoals
er ook wel niemand zal zijn, die niet
erkent, dat er alleen maar op basis van
een eerlijke en oprechte onderlinge lief
de een geordende en vredige, en dus
gelukkige samenleving mogelijk is! Maar
deze liefde kan alleen bloeien wanneer
ze uitgaat van een ware liefde tot God.
En hier moesten toch de Christenen,
die het grote voorrecht hebben de ware
God te kennen, het voorbeeld geven.
Men vraagt wel eens: Hoe moeten wij
dat dan aanpakken om Christus' voor
schrift van de liefde in het dagelijkse
leven te verwerkelijken?
Het is moeilijk aan te nemen, dat een
Christen deze vraag in ernst kan stellen.
Maar dit daargelaten, want er is geen
punt, dat duidelijker in de H. Schrift en
de dagelijkse prediking der Kerk onder
woorden wordt gebracht, wie wenst
te weten, waar hij beginnen moet, hij
leze slechts aandachtig het epistel van
vandaag. Het bevat een compleet levens-
piogram. En daarenboven een, waaraan
wij allen voorlopig de handen boorde
vol hebben! Waarom hebben wij de
moed niet ons eens eerlijk zelf onder de
loupe van deze woorden te nenjen, een
oprecht onderzoek in te stellen naar wat
wij in het dagelijks leven van deze ver
maning terecht brengen? Wij komen
daarbij beslist voor ontdekkingen te
staan, die ons grote ogen zullen doen
opzetten. Want waarlijk, zóveel man
keert er nog aan onze liefde! En vóór
dat dit radicaal verandert bij ons
llen is er geen sprake van ver
betering der wereld, omdat wy niet be
Suuaen bij ons zelf]
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
ontwerp van wet bevattende waarbor
gen jegens militairen van het K.N.I.L.
De regering meent allereerst aan het
gehele K.N.I.L.-personeel te moeten
garanderen dè voldoening van alle
rechten en aanspraken gedurende de
tijd, dat nog een dienstverhouding be
staat. In de tweede plaats wenst de re
gering aan al het Nederlands personeel,
dat voor afvloeiing in aanmerking komt,
te garanderen de ten uitvoer legging van
de sociale voorzieningen.
Voorts wenst de regering aan het ge
wezen Nederlandse militaire personeel
van het K.N.I.L., dat na de oorlog aan
de wederopbouw van Indonesië heeft
medegewerkt, evenals is geschied ten
aanzien van gewezen burgerlijke over
heidsdienaren, de nodige garantie te
verstrekken. De regering heeft gemeend
nagelaten betrekkingen in de garantie
te moeten opnemen. Ook is de regering
van mening aan het Nederlandse be-
roepspersoneel, dat in onmiddellijke
aansluiting op zijn dienst bij het K.N.
I.L. overgaat naar de K.L., te moeten
garanderen dat het later, bij dienstbe-
eindiging bij de K.L. vast te stellen pen
sioen niet minder zal bedragen dan het
In de Dieseltrein, die Vrijdagmiddag
kwart voor vijf uit Den Haag naar het
Noorden vertrok, ontstond even vóór
het station Woerden in een rijtuig een
begin van brand door het vastlopen van
een rem. De passagiers, die de rookont
wikkeling bemerkten, trokken aan de
noodrem, waarna door ingrijpen van het
treinpersoneel erger onheil werd voor
komen. De trein had twintig minuten
vertraging.
In de trein uit Leeuwarden, die Vrij
dagmorgen half acht op het baanvak
HogeveenMeppel reed, heeft zich een
soortgelijk geval voorgedaan.
Naar men ons van de zijde van de
N.S. mededeelt, moet in deze voorvallen
niets verontrustends worden gezien.
Het vastlopen van een rem kwam eer
der wel meer voor, maar sinds het pu
bliek door treinbranden is gealarmeerd,
trekt men thans reeds bij de geringste
rookontwikkeling direct aan de nood
rem, daarbij vergetende, dat de wagen
voerder technische storingen onmiddel
lijk kan constateren en op het dichtst
bijzijnde station maatregelen zal tref
fen, aldus de N.S.
pensioen waarop zij ingevolge art. 39
van de R.T.C.-overeenkomst tij af
vloeiing recht zouden kunnen doen gel
den.
Tenslotte heeft de regering gemeend
aan de Nederlandse beroepsmilitairen,
aan wie de mogelijkheid tot overgang
naar de K.L. niet kan worden geboden,
meer te moeten garanderen dan vast
gelegd is in de ter R.T.C. bereikte „so-
diale voorzieningen."
Voor de lager gesalarieerde militai
ren is de basis voor het wachtgeld zo
laag, dat kan worden aangenomen dat
het uit te keren wachtgeld in de hui
dige Nederlandse verhoudingen te laag
is om een redelijk bestaan te leiden.
Derhalve heeft de regering gemeend
aan de Nederlandse beroepsmilitairen,
die buiten hun schuld niet voor over
gang naar de K.L. in aanmerking ko
men, een nader vast te stellen en bij de
wet te bekrachtigen mimimum-wacht
geld te moeten garanderen.
E. F. Wilson, vertegenwoordiger van
de K.L.M. in New York, heeft mede
gedeeld, dat zijn maatschappij nog geen
studiebeurzen beschikbaar heeft gesteld
voor de kinderen van de twaalf Ame
rikaanse journalisten, die 12 Juli 1949
bij Bombay zijn omgekomen. Hij ver
klaarde, dat de K.L.M een plan in stu
die heeft dat beoogt de herinnering aan
de Amerikaanse slachtoffers van de
ramp levend te houden, maar dat daar
omtrent nog geen beslissing is gevallen
Twee weduwen van slachtoffers heb
ben inmiddels een eis tot schadevergoe
ding ingesteld tegen de K.L.M. De we
duwe van Hubert R. Knickerbocker
heeft, zoals bekdnd, 250.000 dollar scha
devergoeding gevraagd en de weduwe
van Burton S. Heath heeft dezelfde som
geëist.
Een woordvoerder van de Nederland
se ambassade deelde mede, dat waar
schijnlijk pas een besluit inzake de toe
kenning van beurzen aan de kinderen
van de slachtoffers zal worden genomen
nadat een beslissing is gevallen over de
schadevergoedingseisen.
Een deputatie van de bekende zangver
eniging „Mastreechter Staar", o.l.v. de di
recteur, de heer Louis Daenen, vergezeld
van de Commissaris der Koning in de pro
vincie Limburg mr. dr. F. J. M. A. H.
Houben, heeft Vrijdagmiddag op het Ko
ninklijk Paleis Het Loo een gedenkbord
aangeboden aan H. K. H. Prinses Wilhel-
mina, als dank, dat deze tijdens haar re
gering gedurende 45 jaren beschermvrouwe
van dit mannenzangkoor is geweest.
(Van onze Brabantse redactie)
Frère Jean Marie Année O.S.B. van
de St. Paulus-abdij te Oosterhout heeft
een staatsieportret geschilderd van H.M.
Koningin Juliana. Het portret zal een
plaats krijgen in de raadzaal van het
gemeentehuis te Oosterhout.
Een merkwaardig schilder, deze Jean
Marie, niet omdat zijn werk zich ken
merkt door een zeer eigen karakter,
maar misschien juist doordat dit eigene
er aan ontbreekt. Het portret van Konin-
ging Juliana is van techniek allerminst
modern, terwijl men hier toch zeker niet
van een traditionele opvatting kan spre
ken. De vorstin is zittend voorgesteld.
Zij draagt de Koningsblauwe japon met
de roodfluwelen mantel. De achtergrond
i'fyj.,
is van een warm roestbruin, dat ver
loopt tot bijna zwart.
Zeer goed heeft de kunstenaar het
majestueuze van de figuur getroffen zon
der daardoor de charme van beminne
lijke eenvoud, die zo kenmerkend is
voor onze Koningin, te verwaarlozen.
Een zeer geslaagd portret, dat voor het
gemeentehuis van Oosterhout egn be
langrijke aanwinst betekent
Frère Jean Marie is zeer enthousiast
over de medewerking, die hij uit Soest-
aijk voor dit werk heeft mogen onder
vinden. Niet alleen heeft men hem alle
inlichtingen verschaft betreffende kledij,
sieraden enz., maar ook was hij tijdig op
de hoogte gesteld van het voornemen
van H. M. om een langdurig bezoek aan
een tentoonstelling in Amsterdam te
brengen. Hierdoor kreeg de kunstenaar
volop gelegenheid de Koningin rustig te
observeren, wat voor zijn werk van zeer
grote betekenis is geweest.
Als wij hem vra
gen naar ander werk
van zijn hand, haalt
hij een mapje foto's
voor de dag, die een
verbluffende ver
scheidenheid van
stijl vertonen. Sluij-
ters, Toorop, Itali
aanse en Vlaamse
meesters wisselen
elkaar af. Door zeer
consciëntieuze re
productie van oude
meesters heeft deze
Benedictijn zich be
kwaamd in hun
techniek. Deze be
kwaamheid komt
hem bijzonder goed
te pas bij zijn werk
als restaurateur van
oude schilderstuk
ken, op welk gebied
hij verbluffende re
sultaten bereikt.
Verleden jaar
schilderde hij een
portret van Mgr.
P. Hopmans voor
het seminarie te
Hoeven. Van de
meeste van zijn an
dere werken weet
hij niet eens waar
ze gebleven zijn. In
kloosterlijke ge
hoorzaamheid voert
hij zijn opdrachten
uit, terwijl hij daar
na graag een foto
van het werk bij
voegt in zijn mapje.
'r*c en cte 2urcvrtQ poU&sr
mt
2. „Dc toestand in het gebied van heer Agar laat helaas veel te wensen over;*
hernam de jonge edelman verwijtend. Heel veel mag men gerust zeggen." Hij
schikte sierlijk de plooien van zijn mantel. „Ik wens dan ook met klem mijn onge
noegen uit te spreken. Verleden week was ik gedwongen een reis door dit leen te
maken. Wie schetst 'mijn verbijstering toen ik onverhoedsen op de meest lompe
wijze, werd o-ver-val-len
„Zoiets kan alleen maar goed voor je zijn dacht de Noorman ietwat geprikkeld.
„En als je werkelijk een kerel was zou je die aanvaller al lang achtervolgenin
plaats van je hier te komen beklagen"
„...O-ver-val-len!" herhaalde de jonker beledigd„En nog wel door iemand
wiens edele geboorte ik ernstig in twijfel moet trekken. Hij ontnam mij mijn zwaard
en dwong mij, onder zeer onheuse bejegeningen, de belofte af, dat ik een boodschap
voor hem zou overbrengen. Natuurlijk verzette ik mij als een leeuw
„Natuurlijk," mompelde Eric kalmerend, hoewel de vergelijking tussen een leeuw
en deze ijdeltuit hem lichtelijk komisch voorkwam. Voor wie was die boodschap
bestemd?"
Voor u!
Eric wierp hem een verwonderde blik toe. Dit leek hem onbegrijpelijk. „He moest
de boodschap letterlijk overbrengen. Bij voorbaat vraag ik u dus vergeving voor
deeh... oneerbiedige taal. Hier komt zij" Hij "kuchte. „Zeg aan koning Ene
dat er hier in het Oosten vreemde dingen broeien. Vraag hem of hij ooit gehoord
heeft van de Zwarte Ruiter! En zo niet, waarom hij dan op z'n luie kussen blijft
zitten in plaats van zelf te zien wat er in z'n rijk omgaat
Een ogenblik wist Eric niet wat hij zeggen moest. Wie waagde het hem een derge
lijk tartend bericht te doen toekomen? Hij bedwong zich. slechts met uiterste moeite.
„Ken je de naam van de afzender ook?" vroeg hij scherp.
De jonker maakte een verontschuldigend handgebaar.
„Die mocht ik u noemen. Doch nogmaal, duid het mij niet euvel, wanneer
het een naam is welke geen edelman zou wagen te dragen. Letterlijk droeg hij mg
op u te zeggen: „En als jc meester soms m'n naamvraagt kun je gerust zeggen,
dat je gestuurd bent door Yark de Stijfhoofdige
TT»t gaat in „Het 25ste uur" 1) om de ondergang van de mens als mens. De
situaties waarin Virgil Gheorghiu zijn hoofdpersonen plaatst, bieden de
mens inderdaad geen enkele menselijke levenskans meer. Het woordje
menselijkheid'au fond komt door dit boek wel in een heel bijzonder licht te
staan. Na de eerste wereldoorlog kon men met dit woordje nog heerlijk scher
mener kon zelfs een literair tijdschrift („De Stem") worden opgericht, waarin
de literatuur naar humanitaire maatstaven werd beoordeeld. Toen was het niet
humaan wanneer een gevangene zo maar zonder vorm van proces werd dood
geschoten. De gevangenen in „Het 25ste uur" zouden graag zo maar doodgescho
ten willen worden: ze zouden het zeer humaan hebben gevonden; maar zelfs de
dood is hun niet toegestaan.
Ironie, wapen voor zelfbehoud
Daar is in dit boek bijvoorbeeld de-fi
guur van schrijver Tra jan Koruga, 'n zeer
ontwikkeld en zeer vooraanstaand man
in zijn land. Virgil Gheorghiu weerspie
gelt zichzelf in deze romanfiguur. Hij
vertoeft in een Amerikaans kamp voor
displaced persons. Hij is een aartsindivi
dualist en hij ondergaat de onvrijheid
als een onduldbare kwelling. Er is hem
maar één protest mogelijk: hongersta
king. Maar de Amerikanen willen niet
dat een van hun gevangenen van hon
ger omkomt. Dat zou een blamage voor
de beschaving zijn! Trajan Koruga wordt
naar het hospitaal gebracht en een offi
cier zal eens ernstig met hem praten:
als ontwikkeld man tegen ontwikkeld
man. Maar van het betoog, dat Trajan
dan opzet omtrent de ondergang van de
westerse beschaving, begrijpt de officier
niets. Trajan zei, dat sommigen van zijn
kampgenoten een gouden aureool om
hun hoofd hadden, zoals men op ikonen
ziet; een aureool van heiligheid, omdat
ze de laatste restjes menselijke persoon
lijkheid als iets heiligs in zich meedroe
gen. Het was jammer, dat de officier het
goud van die aureolen niet kon zien. De
gevangenen hadden al hun bezittingen
van waarde af moeten geven; het- was
bijgevolg niet meer dan billijk, dat ze ook
dat gouden aureool afgaven. Het moest
voor de Amerikanen met hun technische
middelen toch niet moeilijk zijn, dat
aureool van de hoofden te verwijderen
zonder de schedel te beschadigen. De
Amerikaanse officier concludeerde dit uit
deze woorden van Trajan, dat Trajan,
waarschijnlijk ten gevolge van zijn hon
gerstaking, gek was geworden en hij liet
hem naar het gekkenhuis brengen, waar
men zijn hersenen puncteerde, en waar
een psychiater zich met hem bezig hield
om, te onderzoeken of hem soms een
jeugdherinnering dwars zat. Wanneer
Tra jan tenslotte uit het gekkenhuis wordt
ontslagen en in het kamp terug is, be
treedt hij vrijwillig de verboden zone
(anderhalve meter voor het prikkel
draad), wetende, dat hij dan vanzelf zal
worden neergeschoten door de schild
wacht op de toren, die bevel heeft ieder
neer te schieten die de verboden zóne
betreedt. En zo gebeurt het automatisch.
De schildwacht hoeft er niet eens bij na
te denken. En zo roeit de vrije mens
zichzelf uit. Dat is a.h.w. de moraal van
deze roman over de wereld waarin voor
de vrije mens geen plaats meer is. De
vrije mens roeit zichzelf uit. Hij is over
bodig geworden, ongewenst. Het is een
beleefdheid van de zijde van de wereld,
dat hij zichzelf mag uitroeien. Het is het
enige wat hij mag.
Behalve over de ondergang van de
mens als mens, gaat dit boek ook over
de misverstanden tussen de laatste echte
mensen en de technisch georiënteerde
burgers die de beschaving hebben
overgenomen. Eén voorbeeld hiervan
In het kamp voor Roemenen bevindt
zich ook een priester, de pope Karuga.
Ook hij wordt af en toe door een Ame
rikaanse officier verhoord. In de loop
van het gesprek reciteert de pope een
gedicht, dat de Amerikaanse officier
heel mooi vindt. Hij vraagt aan de po
pe: „Hebt u het gemaakt?" Als dan
blijkt, dat het werd geschreven door
een Chinees die ongeveer tweeduizend
jaar geleden leefde (Lao Tse). wil de
Amerikaan het graag hebben om het
naar zijn familie te sturen, want China
is een bondgenoot van de Verenigde
Staten. Het is jammer, dat de pope geen
Chinees kent; dan had het gedicht in
Chinese letters opgezonden kunnen
worden en dat zou een grote verras
sing zijn geweest voor de familieleden
die van hun officier natuurlijk vgeen
Chinese brieven verwachtten.
eze roman is even anti-Russisch als
anti-Amerikaans, omdat de schrij
ver in communisme en Amerika
nisme een even grote bedreiging ziet
van de menselijke persoonlijkheid. De
Amerikaan, die iemand, die in honger
staking gaat, gek verklaart en die een
gedicht apprecieert omdat hij Chinese
lettertekens zo mooi vindt en omdat
China bovendien een bondgenoot is, ont
kent de mens in de mens evenzeer als
de totalitaire Rus, die slechts wat bar
baarser te werk gaat. Tegen deze ont
kenning vecht Virgil Gheorghiu in zijn
boek. Hij doet dat» uiterst pakkend. Hij
doet dat ten koste van de literaire
waarde van het boek, want wat is li
teraire waarde waar de mens ophet
spel staat? Gheorghiu verdiept zich
niet erg in de karakters van zijn ro
manfiguren. Hij laat ze nogal primitief
reageren op de ontmenselijking die hun
in kamp na kamp wordt aangedaan.
Dit ig dan ook allerminst een psycho
logische roman. Het gaat niet om het
geen zich in een mens afspeelt. Het
gaat om hetgeen zich momenteel met
de mens afspeelt. Het tijdperk van de
psychologische roman is voorbij. Het is
al eens eerder in literaire tijdschriften
geconstateerd. De nieuwe romansoort
Advertentie
it
er weer by met
een modern
■van
De Roemeense schrijver Virgil Geor-
ghiu, auteur van „Het 25ste uur".
begint, zonder nu bejfcald in toekomst
visioenen of in bizarre fantasieën af te
dwalen, heel realistisch-apocalyptisch
te worden.
De robot is geen verzinsel van strip-
of filmmakers meer. De robot bes tart.
Hij leeft, hij handelt, hij reageert. En
de mensen gaan onder hem door. Hij
verstikt de mens. Hij onderwerpt de
mensen aan slagzinnen (zoals, o spe
ling van het lot, de slagzin waarmee
de Nederl. uitgever van „Het 25ste
uur" reclame voor zijn uitgave maakt:
„De moderne groet in Europa luidt:
Heb je het 25ste uur al gelezen? Een
wereldsucces").
De mensen kunnen niet meer als men
sen denken. Ze denken in schema's en
Advertentie
Mijnhardt'» Zcnowiabletteh
helpen O er overheen.
in vlakken, in getallen en formules, in
statistieken en formulieren. Waar het
hart behoort te zitten, zit een chrono
meter. Voor de man van de kartotheek
is het alleen maar de vraag of Jansen
met een enkele of met een dubbele s
wordt geschreven. En dit geldt voor
Jansen en voor Lao Tse en voor John,
alias Jakob, alias Janos, alias Johann
Moritz, de primitieve hoofdpersoon in
„Het 25ste uur". De aarde heeft opge
houden aan de mensen toe te behoren,
constateert Virgil Gheorghiu. Maar des
alniettemin: „Keep smiling", met het
laatste restje menselijke ironie dat in
u is, en anders, nog beter, zo maar
zonder er bij na te denken zoals men
het op alle reclameprenten voor zeep,
tandpasta en ontvettingsmiddelen ziet.
Wij hebben bitterheid met bitterheid
weer willen geven. De waarheid betref
fende de mens is bitter. Wij hebben
ironie met ironie weer willen geven. De
ironie van Gheorghiu is het wapen van
de mens, die ondanks formulieren en
prikkeldraad, ondanks technocratie en
bureaucratie, wil léven. En leven, dat
betekent zich vrij mogen bezinnen op
het goede verband tussen hemel en
aarde, tussen God en zichzelf als gescha
pene naar Gods beeld en gelijkenis. Dit
brengt Gheorghiu suggestief en over
tuigend naar voren, met een diepzin
nigheid zonder enige pretentie, met zijn
persoonlijke ervaring als achtergrond
van zijn pleidooi.
NICO VERHOEVEN
1). Virgil Gheorghiu: „Het vijfen
twintigste uur", vert door Frans van
Oldenburg Ermke. Met een inleiding
van Gabriel MarceL Uitg. Pax, Den
Haag 1950.
r »s^
60
Vanwege Markie, of vanwege die
scherpe tongen van de tantes Fogarty,
kwam Peter O'Dea tegen middernacht
thuis van de feestelijkheden in de sme
derij. Hij stond verbaasd licht te zien
branden in zijn eigen keuken, waar hij
Ned Gorman aantrof, zittend in de
leunstoel bij het vuur-, terwijl Fonsy nog
steeds op de sofa lag te snurken.
„Verdraaid Peter," groette Gorman,
bitter gestemd, „ik had niet gedacht,
dat jij jezelf in de groene vlag zou wik
kelen met de rest van de dwazen. Ik
wist niet dat ook jij één van de man
nen was, die Ierland gered hebben."
„Ha, die Ned!" riep Peter, inwendig
verheugd zijn oude vriend veilig en ge
zond terug te vinden, „we vieren niet
iedere dag de bevrijding van Ierland.
Men yZegt, dat het zevenhonderd jaar
geleden is, dat wij iets dergelijks be
leefd hebben."
„Het kan nog wel een jaar of twee
duren, voor we het werkelijk kunnen
vieren. Want ieder van ons weet, dat
de oorlog morgen misschien weer ver
der gaat."
De schoolmeester staarde voor zich
uit, zei toen rustig: „We krijgen morgen
geen oorlog, Ned, en overmorgen even
min. De algemene feestelijkheid bewijst,
hoe dringend het volk behoefte had aan
vrede." En tot zijn zoon; „Steek nu de
kaars aan Markie en achter elkaar naar
bed. Je staat bijna te slapen."
„Wel te rusten Markielief," zei Ned
Gorman en zag toe, hoe het ventje sla
perig naar boven stommelde. Daarna
wendde hij zich tot Markie's vader.
„Luister Peter, er is nog geen vrede.
God weet, dat ik, als dit vrede beteken
de, even hard zou juichen en zingen fels
de rest, en luider misschien, omdat ik
mogelijk méér reden zou hebben. Maar
op het ogenblik is er slechts wapenstil
stand; wapenstilstand, vergeet dat niet!
Misschien komt er hierna vrede, als we
tenminste datgene krijgen, waar we voor
gevochten hebben, maar als de zaak
verkeerd gaat komt er wellicht hele
maal geen vrede. Maar hoe je-het ook
bekijkt, dit is slechts een wapenstil
stand."
„Dan zal het een langdurige wapen
stilstand worden," lichtte Peter hem in.
„Het volk heeft menige donkere dag
meegemaakt. Zij hebben de vechtende
mannen goed gesteund in de afgelo
pen paar jaar. Zij hebben veel voor Jul
lie geleden. Zij beschouwen deze wa
penstilstand als een overwinning, en Je
zult je werk waardeloos maken, als je
probeert hen van het tegendeel' te over
tuigen."
„Niemand weet dat beter dan ik," gaf
Gorman vermoeid toe. Hij stond op uit
zijn stoel, gespte de gordel om zijn mid
del en zwaaide het bruine geweer over
zijn schouder. „Er zijn er meer, die hun
hoofd verloren hebben. Mijn hele bri
gade is weggesmolten als sneeuw voor
de zon. Zelfs Paekey en Fintan Fogarty
zijn weg, om op te scheppen tegenover de
vrouwen en rond te springen als opge
blazen kikkers."
Aan ieder, die maar luisteren wil, ver
tellen zij, dat zij de mannen zijn, die
de oorlog gewonnen hebben". Ned gaf
een rukje aan zijn geweer, en tikte even
tegen de rand van zijn modderige,
zwarte hoed. „£>e hemel sta deze arme
dwazen bij, maar ik vrees dat nog vele
moeders hun zoon zullen verliezen, voor
het laatste schot is gelost".
„Kop op, kerel," adviseerde Peter.
„Vóór een avond als deze ben je in een
heel vreemde stemming, Ned, na zolang
gevochten en zoveel bereikt te hebben.
Om 's Hemels wil, neem dat geweer van
je schouder en wacht op een kop thee".
„Ik heb thee genoeg gehad," ant
woordde Gorman nors. „Ginds bij Do-
negan hebben zij mij ruim een uur lang
thee ingegoten en mij verteld, dat ik
zo'n fijne vent ben, en dat het zo ge
weldig is Ierland bevrijd te hebben.
Maar gisteren nog, zou niet één van die
Donegans een hand uitsteken om ons
te helpen, al kregen ze de bevrijding
van Ierland op een blaadje gepresen
teerd". De cynische soldaat van Erin
liep naar de deur. „Ik moest maar eens
naar huis gaan, dat wil zeggen, als mijn
broer mij binnen wil laten. Maar ik
veronderstel, dat hij inmiddels een even
volslagen patriot is geworden als de
rest van jullie".
Bij de deur hield hij stil en lachte om
Peter's wrevelig gezicht. „O, maar wie
is er nu boos? Weet je wat er met mij
aan de hand is Peter? Ik ben te lang op
mijn hoede geweest; te veel nachten
ben ik gaan slapen zonder te weten of
ik in Carriglea, dan wel in de Eeuwig
heid zou ontwaken". Hij wierp een blik
naar Fonsy, nog steeds in zalige onwe
tendheid op de sofa. „Kijk maar naar
hem! Kijk naar de Donegans en hun
soortgenoten, met al hun verwaandheid
en branie, en. stel jezelf dan één vraag,
Peter. Hebben we daarvoor zo lang ge
vochten? Zijn daarvoor zoveel dappere
mannen gevallen?"
Peter O'Dea wreef over zijn voor
hoofd en oordeelde voorzichtig: „Mis
schien wel, Ned. Misschien was het
daarvoor. Vrijheid is iets, dat iedereen
op zijn eigen manier pleegt te gebrui
ken".
HOOFDSTUK II
Burgeroorlog! Aanvankelijk werd het
woord halfschertsend uitgesproken, een
rem voor de koppigen, een prikkel voor
de slappelingen. Daarna werd het een
donkere dreiging, die allengs de Ierse
hemel verduisterde, die de gulden zon
der vrijheid omfloerste met een nog
zwaardere beproeving, dan Ierland in
vroeger dagen ooit gekend had. En nu
was het vreselijke werkelijkheid. Nu,
blind van woede, dorstig naar bloed,
sioegen broeders elkander neer en wa
ren trots op die daad.
....Ned Gorman stond lachend bij de
deur in de keuken van de onderwijzer,
terwijl Peter hem aanstaarde. Een be
zorgde rimpel verscheen boven de zach
te ogen van de schoolmeester.
„Ik ben bang, dat je hem wat hard
handig hebt aangepakt, Ned", zei Peter,
niet op zijn gemak. „Je hebt Zijn
Lordschap geen duimbreed toegegeven.
Het verwondert mij, dat hij je niet op
staande voet in de ban deed".
„Daar kreeg hij weinig kans voor! O,
ik heb er goed voor gezorgd, dat hij
geen kans zag, kandelaar, bijbel en
kruisbeeld voor de dag te halen. Op het
zelfde ogenblik dat hij tegen mij zei:
„Wel, commandant Gorman, als ik moet
bemiddelen, tussen de oorlogvoerende
partijen van mijn bisdom, zult u aller
eerst uw mannen opdracht moeten ge
ven, hun wapens neer te leggen". Zo
gauw ik dat hoorde Peter, drukte ik
snel de hoed op mijn hoofd, pakte mijn
geweer en hing het over mijr. schouder,
Ik salueerde correct. „Mooi weer van
daag, Excellentie", zei ik en liep de
deur uit".
(Wordt vervolgd)
De Amerikaanse psychiater, dr. O.
Spurgeon English te Philadelphia, heeft
naar aanleiding van het feit, dat emo
ties de hartslag versnellen en maag-
stoornissen kunnen veroorzaken, vast
gesteld. dat zij ook in de huid bepaalde
verschijnselen te voorschijn roepen, die
men in de wandeling blozen pleegt te
noemen. De emoties, die volgens hem dit
verschijnsel in de sterkste mate doen
optreden, zijn: behoefte aan liefde, angst,
vijandigheid, minderwaardigheidsgevoel,
ambivalentie (gemengde liefde- en haat
gevoelens), schuld, eerzucht en ja
loezie. Bescheidenheid en vreugde zijn
er niet bij.
Als iemand bloost, dan geeft, aldus
dr. O. Spurgeon English, zijn huid uiting
aan de gedachte: „Ik denk, dat u weet,
wat ik denk, en ik ben bang en schaam
me."
Wij vinden dat maar een zeer onvol
ledige verklaring, want men bloost ook,
wanneer men denkt, dat men niet dat is,
waarvoor men wordt gehouden, en wan
neer men merkt, dat men gehouden
wordt voor dat, wat men ook werkelijk
is, of dat men in de gaten krijgt, dat
men helemaal niet denkt.
Maar hoe dit ook zij, het is in ieder
geval een veeg teken, dat zoveel mensen
tegenwoordig het blozen hebben ver
leerd en zonder blikken of blozen iets
beweren en doen, waarvoor onze ouders
pioenrood zouden zijn geworden.
In navolging van de Hertog van Blen
heim heeft thans ook prinses Mary, de
enige zuster van de Engelse koning, de
Prinsess Royal" haar huis, „Harewood
House" met bijbehorende terreinen tegen
betaling voor het publiek ter bezichti
ging opengesteld, om zodoende de ex
ploitatie-rekening sluitend te maken.
Belastingdruk en de waardevermindering
van het Engelse Pond hebben Hare Ko
ninklijke Hoogheid tot dit, gezien het
Engelse fetijuisme voor conventie en de
corum, welhaast heldhaftige besluit ge
bracht. Als nu de publieke vermakelijk
heidsbelasting maar niet een deel van de
entréegelden opslokt, want dan zou het
Hare Koninklijke Hoogheid weinig ba
ten. Gezien echter het feit, dat een par
ticuliere woning met talloze vrije of
weinig gebruikte vertrekken tegenwoor
dig meer bezienswaardig is dan menig
museum en een dergelijke behuizing
steeds meer historisch moet worden ge
acht, is er alle reden toe om het niet
als een publieke vermakelijkheid, maar
als een cultureel belangrijke aangelegen
heid te behandelen. In ieder geval is het
voor de „Princess Royal" privé aller
minst vermakelijk.
De Sovjet-Unie is nóg kinderlijker
verzot op records dan de op dit gebied
vrij kinderlijke Amerikanen. Zij maakt
thans bekend, dat Alexandra Coliu-
batza, de vrouw van een collectief ar
beider in Moskou, het leven heeft ge
schonken aan een baby van acht kilo
gram. Het kind is 61 c.M. lang. Wij
geven dit bericht onder voorbehoud,
want de bolsjewistische maten en ge
wichten wijken nogal af van die van
ons.
Zoals men weet, werken de genationa
liseerde spoorwegen in Engeland, even
als de meeste genationaliseerde bedrij
ven, met een enorm tekort, hetgeen ech
ter niet wegneemt, dat men moeite noch
kosten spaart om de reizigers beter dan
voorheen te bedienen. Al lukt dat ook
niet altijd, in dit worstelperk iï het
pogen zelfs groot. Zo worden op het
ogenblik proeven genomen met een nieu
we turbine-locomotief, die met een snel
heid van 145 k.m. per uur langs de
stations raast als een komeet met een
slierende staart van rondvliegend papier,
afval en petten van spoorwegbeambten
achter zich aan De zuig- en blaaskracht
van de gasturbines is zo groot, dat niet
alleen de schoorstenen van de dienst
vertrekken in de locomotief, maar ook
van de huizen en gebouwen langs de lijn
volkomen van roet worden gezuiverd.
Het staat nu te bezien, of de reizigers
op de perrons bij het passeren van deze
nieuwe locomotief hun laatste belasting
penningen nog in hun portefeuilles zullen
kunnen houden.