Liefde Gheorghiu levert wrang pleidooi voor de mens I 7-usse*. neus en êippeti Garantie voor K.N.I.L.-personeel Persoonlijke ervaring vormt hiervan de achtergrond D' DE STILLE MM Voldoening van rechten in diensttijd Nasleep van vliegramp bij Bombay LITERAIRE KRONIEK GEERVLIET ZATERDAG 1 JULI 1950 PAGINA 3 TWEE TREINBRANDJES DOOR VASTLOPEN VAN REM „Komt wol meer voor aldus de N.S. GEDENKBORD VOOR PRINSES WILHELMINA BENEDICTIJN SCHILDERT KONINGIN Staatsieportret voor Oosterhout Ook hoort hoortoestel Keizersgracht 411 Amsterdam-C Vraagt gratis brochure. Last van zenuwen? door PATRICK PURCELL Waarom blozen wij? Ook zij! Record-baby Stofzuiger schoorsteen veger locomotief De vijfde Zondag na Pinksteren heeft in de liturgie de bijnaam van Zondag der broederlijke lief. de gekregen. En inderdaad, zelfs een oppervlakkige lezing van de tekst der H. Mis overtuigt ons van de gegrond heid van deze benaming. Vooral het Epistel en Evangelie spreken in dit op zicht een duidelijke taal. Om echter de bedoeling van de lering, die de H. Kerk ons hier geeft, goed te begrijpen, is het nodig, dat wij deze aansporingen tot naastenliefde zien in het grote ver band. Het voornaamste kenmerk van de leer, die Christus is komen openbaren, is de liefde. En vóór alles, de liefde van God voor de mens. Daarmee staat het Christendom met één slag torenhoog bo ven de tot dan toe heersende opvattin gen uit. Christus leerde de mensen God zien als een goede, liefdevolle, bezorgde Vader, Die ons allen eeuwig en onein dig gelukkig wil maken. Hijzelf is daar van het levende bewijs. Want Zijn aan wezigheid op aarde had immers geen ander doel dan de hinderpalen weg te nemen, die de mensen van God scheid den. Dat Hij daarvoor Zijn leven moest geven, en dat met liefde deed, laat geen twijfel meer bestaan aan de maat van de goddelijke liefde voor de mens. Zelf beroept Hij Zich daarop: Niemand heeft groter liefde dan die zijn leven geeft voor zijn vrienden! Het ligt dan ook wel zeer voor de hand, dat, als God een en al liefde is voor de mens, Hij ook van de mens verwacht, dat liefde de eerste en voor naamste drijfkracht moet zijn van al zijn daden en gedachten. Vooreerst een on beperkte wederliefde tot God. Maar evenzeer en even onbeperkt moet die liefde uitgaan naar de andere mensen, alle mensen, zonder uitzondering. Omdat wij allen kinderen zijn van de zelfde hemelse Vader, allen op gelijke wijze door Hem worden bemind en al len bestemd zijn tot hetzelfde, eeuwig geluk in de zaligmakende aanschouwing Gods. Daarom moeten wij elkander be minnen i n en o m God. Dit is „het grote verband", waarin de liturgie van de vijfde Zondag na Pinksteren over de naastenliefde spreekt. Het openingsgebed van de H. Mis on derstreept direct de zuivere verhoudin gen: O, God, stort in onze harten de vurigheid van Uw liefde, opdat wij U in alles en boven alles bemin nen. Daarmee is alles gezegd. Dat is de er kenning van Gods almacht èn van Gods liefde, het fundament van het Christen dom èn van de daaruit volgende, nood zakelijke liefde van ons voor God. Alles immers, wat ons in dit leven raakt, waarmee wij te maken hebben, vreugde zowel als leed, ziekte en ge zondheid, armoede en rijkdom, alles, al les hangt af van Gods wil, van Gods re geling, van Gods toelating. En alles is in laatste instantie voor onze bestwil bedoeld. Omdat God bij machte is het ogenschijnlijk onaangename, bittere, het kwade zelfs in *oed te doen verkeren. Niet altijd zal dit reeds hier op aarde geschieden. Maar God kan ook moeilijk Zijn waardevolle gaven „verspillen" voor het korte, ogenblik, dat wij op deze aarde vertoeven. De eeuwige God rekent alleen met de oneindigheid, waarin wij ons werkelijke leven zullen door brengen. En daarin wil hij ons oneindig gelukkig zien. Des te gelukkiger, naar mate wij ons hier, tijdens onze proef tijd, inniger en vollediger aan Zijn wel behagen hebben onderworpen, naarmate wij Hem hier oprechter en vuriger heb ben liefgehad. In alles en boven alles moeten wij God liefhebben. Daar om bidt het openingsgebed van deze Zondag. Want naar de maat van onze liefde kunnen wij de waarde van ons innerlijk-geestelijk leven afmeten. Naar de maat van onze liefde tot God voor eerst, maar niet minder naar de maat van onze liefde voor onze medemensen. En deze liefde ..voor onze medemen sen prent St. Petrus ons in als een noodzakelijke voorwaarde om zelf liefde en Gods zegen te verwerven. Het middelpunt van het hele Nieuwe Testa ment is de liefde. Zij is het hoofdmotief van Christus' prediking; de Apostelen komen er telkens op terug, vooral St. Jan, die alles herleidt tot zijn grond- thema: God is liefde. Maar St. Paulus niet minder, en zo ook de overige leer lingen van Jezus. Vandaag herinnert de Kerk ons aan deze essentiële eis van God bij monde van de Prins der Apostelen. „Weest al len eensgezind in het gebed", zo begint de H. Petrus zijn vermaning. Omdat in dit bidden tot God, Wiens almacht en liefde wij daardoor erkennen, het motief voor onze liefde tot de medemensen tot uitdrukking komt niet alleen, maar onze liefde ontleent ook haar kracht daaraan. En is eenmaal onze liefde tot God levend, dan kan het niet anders, of zij uit zich eveneens in een eerlijke liefde tot de evennaasten. „Weest deel nemend voor elkander, vol broederlief de, barmhartig, bescheiden; vergeldt geen kwaad met kwaad, of schelden met schelden, maar zegent elkander veeleer; gij zijt toch geroepen om zegen te erven. Immers, wie het leven wil liefhebben, en goede dagen wil zien, weerhoude zijn tong van het kwaad, en zijn lippen van bedrieglijke taal. Hij vermijde het kwaad en doe het goede, zoeke de vrede en jage hem na". In weinige woorden is hier een le venshouding samengevat, die, als zij werkelijk in praktijk werd gebracht, een waar paradijs op aarde zou doen ont staan. Het valt immers niet te ontken nen, dat hier juist die dingen worden opgesomd, waarvan het bestaan of het ontbreken onze samenleving tot zo'n onverkwikkelijke ervaring maken. En daarover zijn wij het toch wel allen eens, dat de omgang van de mensen on derling alles behalve liefdevol is. Zoals er ook wel niemand zal zijn, die niet erkent, dat er alleen maar op basis van een eerlijke en oprechte onderlinge lief de een geordende en vredige, en dus gelukkige samenleving mogelijk is! Maar deze liefde kan alleen bloeien wanneer ze uitgaat van een ware liefde tot God. En hier moesten toch de Christenen, die het grote voorrecht hebben de ware God te kennen, het voorbeeld geven. Men vraagt wel eens: Hoe moeten wij dat dan aanpakken om Christus' voor schrift van de liefde in het dagelijkse leven te verwerkelijken? Het is moeilijk aan te nemen, dat een Christen deze vraag in ernst kan stellen. Maar dit daargelaten, want er is geen punt, dat duidelijker in de H. Schrift en de dagelijkse prediking der Kerk onder woorden wordt gebracht, wie wenst te weten, waar hij beginnen moet, hij leze slechts aandachtig het epistel van vandaag. Het bevat een compleet levens- piogram. En daarenboven een, waaraan wij allen voorlopig de handen boorde vol hebben! Waarom hebben wij de moed niet ons eens eerlijk zelf onder de loupe van deze woorden te nenjen, een oprecht onderzoek in te stellen naar wat wij in het dagelijks leven van deze ver maning terecht brengen? Wij komen daarbij beslist voor ontdekkingen te staan, die ons grote ogen zullen doen opzetten. Want waarlijk, zóveel man keert er nog aan onze liefde! En vóór dat dit radicaal verandert bij ons llen is er geen sprake van ver betering der wereld, omdat wy niet be Suuaen bij ons zelf] Bij de Tweede Kamer is ingediend een ontwerp van wet bevattende waarbor gen jegens militairen van het K.N.I.L. De regering meent allereerst aan het gehele K.N.I.L.-personeel te moeten garanderen dè voldoening van alle rechten en aanspraken gedurende de tijd, dat nog een dienstverhouding be staat. In de tweede plaats wenst de re gering aan al het Nederlands personeel, dat voor afvloeiing in aanmerking komt, te garanderen de ten uitvoer legging van de sociale voorzieningen. Voorts wenst de regering aan het ge wezen Nederlandse militaire personeel van het K.N.I.L., dat na de oorlog aan de wederopbouw van Indonesië heeft medegewerkt, evenals is geschied ten aanzien van gewezen burgerlijke over heidsdienaren, de nodige garantie te verstrekken. De regering heeft gemeend nagelaten betrekkingen in de garantie te moeten opnemen. Ook is de regering van mening aan het Nederlandse be- roepspersoneel, dat in onmiddellijke aansluiting op zijn dienst bij het K.N. I.L. overgaat naar de K.L., te moeten garanderen dat het later, bij dienstbe- eindiging bij de K.L. vast te stellen pen sioen niet minder zal bedragen dan het In de Dieseltrein, die Vrijdagmiddag kwart voor vijf uit Den Haag naar het Noorden vertrok, ontstond even vóór het station Woerden in een rijtuig een begin van brand door het vastlopen van een rem. De passagiers, die de rookont wikkeling bemerkten, trokken aan de noodrem, waarna door ingrijpen van het treinpersoneel erger onheil werd voor komen. De trein had twintig minuten vertraging. In de trein uit Leeuwarden, die Vrij dagmorgen half acht op het baanvak HogeveenMeppel reed, heeft zich een soortgelijk geval voorgedaan. Naar men ons van de zijde van de N.S. mededeelt, moet in deze voorvallen niets verontrustends worden gezien. Het vastlopen van een rem kwam eer der wel meer voor, maar sinds het pu bliek door treinbranden is gealarmeerd, trekt men thans reeds bij de geringste rookontwikkeling direct aan de nood rem, daarbij vergetende, dat de wagen voerder technische storingen onmiddel lijk kan constateren en op het dichtst bijzijnde station maatregelen zal tref fen, aldus de N.S. pensioen waarop zij ingevolge art. 39 van de R.T.C.-overeenkomst tij af vloeiing recht zouden kunnen doen gel den. Tenslotte heeft de regering gemeend aan de Nederlandse beroepsmilitairen, aan wie de mogelijkheid tot overgang naar de K.L. niet kan worden geboden, meer te moeten garanderen dan vast gelegd is in de ter R.T.C. bereikte „so- diale voorzieningen." Voor de lager gesalarieerde militai ren is de basis voor het wachtgeld zo laag, dat kan worden aangenomen dat het uit te keren wachtgeld in de hui dige Nederlandse verhoudingen te laag is om een redelijk bestaan te leiden. Derhalve heeft de regering gemeend aan de Nederlandse beroepsmilitairen, die buiten hun schuld niet voor over gang naar de K.L. in aanmerking ko men, een nader vast te stellen en bij de wet te bekrachtigen mimimum-wacht geld te moeten garanderen. E. F. Wilson, vertegenwoordiger van de K.L.M. in New York, heeft mede gedeeld, dat zijn maatschappij nog geen studiebeurzen beschikbaar heeft gesteld voor de kinderen van de twaalf Ame rikaanse journalisten, die 12 Juli 1949 bij Bombay zijn omgekomen. Hij ver klaarde, dat de K.L.M een plan in stu die heeft dat beoogt de herinnering aan de Amerikaanse slachtoffers van de ramp levend te houden, maar dat daar omtrent nog geen beslissing is gevallen Twee weduwen van slachtoffers heb ben inmiddels een eis tot schadevergoe ding ingesteld tegen de K.L.M. De we duwe van Hubert R. Knickerbocker heeft, zoals bekdnd, 250.000 dollar scha devergoeding gevraagd en de weduwe van Burton S. Heath heeft dezelfde som geëist. Een woordvoerder van de Nederland se ambassade deelde mede, dat waar schijnlijk pas een besluit inzake de toe kenning van beurzen aan de kinderen van de slachtoffers zal worden genomen nadat een beslissing is gevallen over de schadevergoedingseisen. Een deputatie van de bekende zangver eniging „Mastreechter Staar", o.l.v. de di recteur, de heer Louis Daenen, vergezeld van de Commissaris der Koning in de pro vincie Limburg mr. dr. F. J. M. A. H. Houben, heeft Vrijdagmiddag op het Ko ninklijk Paleis Het Loo een gedenkbord aangeboden aan H. K. H. Prinses Wilhel- mina, als dank, dat deze tijdens haar re gering gedurende 45 jaren beschermvrouwe van dit mannenzangkoor is geweest. (Van onze Brabantse redactie) Frère Jean Marie Année O.S.B. van de St. Paulus-abdij te Oosterhout heeft een staatsieportret geschilderd van H.M. Koningin Juliana. Het portret zal een plaats krijgen in de raadzaal van het gemeentehuis te Oosterhout. Een merkwaardig schilder, deze Jean Marie, niet omdat zijn werk zich ken merkt door een zeer eigen karakter, maar misschien juist doordat dit eigene er aan ontbreekt. Het portret van Konin- ging Juliana is van techniek allerminst modern, terwijl men hier toch zeker niet van een traditionele opvatting kan spre ken. De vorstin is zittend voorgesteld. Zij draagt de Koningsblauwe japon met de roodfluwelen mantel. De achtergrond i'fyj., is van een warm roestbruin, dat ver loopt tot bijna zwart. Zeer goed heeft de kunstenaar het majestueuze van de figuur getroffen zon der daardoor de charme van beminne lijke eenvoud, die zo kenmerkend is voor onze Koningin, te verwaarlozen. Een zeer geslaagd portret, dat voor het gemeentehuis van Oosterhout egn be langrijke aanwinst betekent Frère Jean Marie is zeer enthousiast over de medewerking, die hij uit Soest- aijk voor dit werk heeft mogen onder vinden. Niet alleen heeft men hem alle inlichtingen verschaft betreffende kledij, sieraden enz., maar ook was hij tijdig op de hoogte gesteld van het voornemen van H. M. om een langdurig bezoek aan een tentoonstelling in Amsterdam te brengen. Hierdoor kreeg de kunstenaar volop gelegenheid de Koningin rustig te observeren, wat voor zijn werk van zeer grote betekenis is geweest. Als wij hem vra gen naar ander werk van zijn hand, haalt hij een mapje foto's voor de dag, die een verbluffende ver scheidenheid van stijl vertonen. Sluij- ters, Toorop, Itali aanse en Vlaamse meesters wisselen elkaar af. Door zeer consciëntieuze re productie van oude meesters heeft deze Benedictijn zich be kwaamd in hun techniek. Deze be kwaamheid komt hem bijzonder goed te pas bij zijn werk als restaurateur van oude schilderstuk ken, op welk gebied hij verbluffende re sultaten bereikt. Verleden jaar schilderde hij een portret van Mgr. P. Hopmans voor het seminarie te Hoeven. Van de meeste van zijn an dere werken weet hij niet eens waar ze gebleven zijn. In kloosterlijke ge hoorzaamheid voert hij zijn opdrachten uit, terwijl hij daar na graag een foto van het werk bij voegt in zijn mapje. 'r*c en cte 2urcvrtQ poU&sr mt 2. „Dc toestand in het gebied van heer Agar laat helaas veel te wensen over;* hernam de jonge edelman verwijtend. Heel veel mag men gerust zeggen." Hij schikte sierlijk de plooien van zijn mantel. „Ik wens dan ook met klem mijn onge noegen uit te spreken. Verleden week was ik gedwongen een reis door dit leen te maken. Wie schetst 'mijn verbijstering toen ik onverhoedsen op de meest lompe wijze, werd o-ver-val-len „Zoiets kan alleen maar goed voor je zijn dacht de Noorman ietwat geprikkeld. „En als je werkelijk een kerel was zou je die aanvaller al lang achtervolgenin plaats van je hier te komen beklagen" „...O-ver-val-len!" herhaalde de jonker beledigd„En nog wel door iemand wiens edele geboorte ik ernstig in twijfel moet trekken. Hij ontnam mij mijn zwaard en dwong mij, onder zeer onheuse bejegeningen, de belofte af, dat ik een boodschap voor hem zou overbrengen. Natuurlijk verzette ik mij als een leeuw „Natuurlijk," mompelde Eric kalmerend, hoewel de vergelijking tussen een leeuw en deze ijdeltuit hem lichtelijk komisch voorkwam. Voor wie was die boodschap bestemd?" Voor u! Eric wierp hem een verwonderde blik toe. Dit leek hem onbegrijpelijk. „He moest de boodschap letterlijk overbrengen. Bij voorbaat vraag ik u dus vergeving voor deeh... oneerbiedige taal. Hier komt zij" Hij "kuchte. „Zeg aan koning Ene dat er hier in het Oosten vreemde dingen broeien. Vraag hem of hij ooit gehoord heeft van de Zwarte Ruiter! En zo niet, waarom hij dan op z'n luie kussen blijft zitten in plaats van zelf te zien wat er in z'n rijk omgaat Een ogenblik wist Eric niet wat hij zeggen moest. Wie waagde het hem een derge lijk tartend bericht te doen toekomen? Hij bedwong zich. slechts met uiterste moeite. „Ken je de naam van de afzender ook?" vroeg hij scherp. De jonker maakte een verontschuldigend handgebaar. „Die mocht ik u noemen. Doch nogmaal, duid het mij niet euvel, wanneer het een naam is welke geen edelman zou wagen te dragen. Letterlijk droeg hij mg op u te zeggen: „En als jc meester soms m'n naamvraagt kun je gerust zeggen, dat je gestuurd bent door Yark de Stijfhoofdige TT»t gaat in „Het 25ste uur" 1) om de ondergang van de mens als mens. De situaties waarin Virgil Gheorghiu zijn hoofdpersonen plaatst, bieden de mens inderdaad geen enkele menselijke levenskans meer. Het woordje menselijkheid'au fond komt door dit boek wel in een heel bijzonder licht te staan. Na de eerste wereldoorlog kon men met dit woordje nog heerlijk scher mener kon zelfs een literair tijdschrift („De Stem") worden opgericht, waarin de literatuur naar humanitaire maatstaven werd beoordeeld. Toen was het niet humaan wanneer een gevangene zo maar zonder vorm van proces werd dood geschoten. De gevangenen in „Het 25ste uur" zouden graag zo maar doodgescho ten willen worden: ze zouden het zeer humaan hebben gevonden; maar zelfs de dood is hun niet toegestaan. Ironie, wapen voor zelfbehoud Daar is in dit boek bijvoorbeeld de-fi guur van schrijver Tra jan Koruga, 'n zeer ontwikkeld en zeer vooraanstaand man in zijn land. Virgil Gheorghiu weerspie gelt zichzelf in deze romanfiguur. Hij vertoeft in een Amerikaans kamp voor displaced persons. Hij is een aartsindivi dualist en hij ondergaat de onvrijheid als een onduldbare kwelling. Er is hem maar één protest mogelijk: hongersta king. Maar de Amerikanen willen niet dat een van hun gevangenen van hon ger omkomt. Dat zou een blamage voor de beschaving zijn! Trajan Koruga wordt naar het hospitaal gebracht en een offi cier zal eens ernstig met hem praten: als ontwikkeld man tegen ontwikkeld man. Maar van het betoog, dat Trajan dan opzet omtrent de ondergang van de westerse beschaving, begrijpt de officier niets. Trajan zei, dat sommigen van zijn kampgenoten een gouden aureool om hun hoofd hadden, zoals men op ikonen ziet; een aureool van heiligheid, omdat ze de laatste restjes menselijke persoon lijkheid als iets heiligs in zich meedroe gen. Het was jammer, dat de officier het goud van die aureolen niet kon zien. De gevangenen hadden al hun bezittingen van waarde af moeten geven; het- was bijgevolg niet meer dan billijk, dat ze ook dat gouden aureool afgaven. Het moest voor de Amerikanen met hun technische middelen toch niet moeilijk zijn, dat aureool van de hoofden te verwijderen zonder de schedel te beschadigen. De Amerikaanse officier concludeerde dit uit deze woorden van Trajan, dat Trajan, waarschijnlijk ten gevolge van zijn hon gerstaking, gek was geworden en hij liet hem naar het gekkenhuis brengen, waar men zijn hersenen puncteerde, en waar een psychiater zich met hem bezig hield om, te onderzoeken of hem soms een jeugdherinnering dwars zat. Wanneer Tra jan tenslotte uit het gekkenhuis wordt ontslagen en in het kamp terug is, be treedt hij vrijwillig de verboden zone (anderhalve meter voor het prikkel draad), wetende, dat hij dan vanzelf zal worden neergeschoten door de schild wacht op de toren, die bevel heeft ieder neer te schieten die de verboden zóne betreedt. En zo gebeurt het automatisch. De schildwacht hoeft er niet eens bij na te denken. En zo roeit de vrije mens zichzelf uit. Dat is a.h.w. de moraal van deze roman over de wereld waarin voor de vrije mens geen plaats meer is. De vrije mens roeit zichzelf uit. Hij is over bodig geworden, ongewenst. Het is een beleefdheid van de zijde van de wereld, dat hij zichzelf mag uitroeien. Het is het enige wat hij mag. Behalve over de ondergang van de mens als mens, gaat dit boek ook over de misverstanden tussen de laatste echte mensen en de technisch georiënteerde burgers die de beschaving hebben overgenomen. Eén voorbeeld hiervan In het kamp voor Roemenen bevindt zich ook een priester, de pope Karuga. Ook hij wordt af en toe door een Ame rikaanse officier verhoord. In de loop van het gesprek reciteert de pope een gedicht, dat de Amerikaanse officier heel mooi vindt. Hij vraagt aan de po pe: „Hebt u het gemaakt?" Als dan blijkt, dat het werd geschreven door een Chinees die ongeveer tweeduizend jaar geleden leefde (Lao Tse). wil de Amerikaan het graag hebben om het naar zijn familie te sturen, want China is een bondgenoot van de Verenigde Staten. Het is jammer, dat de pope geen Chinees kent; dan had het gedicht in Chinese letters opgezonden kunnen worden en dat zou een grote verras sing zijn geweest voor de familieleden die van hun officier natuurlijk vgeen Chinese brieven verwachtten. eze roman is even anti-Russisch als anti-Amerikaans, omdat de schrij ver in communisme en Amerika nisme een even grote bedreiging ziet van de menselijke persoonlijkheid. De Amerikaan, die iemand, die in honger staking gaat, gek verklaart en die een gedicht apprecieert omdat hij Chinese lettertekens zo mooi vindt en omdat China bovendien een bondgenoot is, ont kent de mens in de mens evenzeer als de totalitaire Rus, die slechts wat bar baarser te werk gaat. Tegen deze ont kenning vecht Virgil Gheorghiu in zijn boek. Hij doet dat» uiterst pakkend. Hij doet dat ten koste van de literaire waarde van het boek, want wat is li teraire waarde waar de mens ophet spel staat? Gheorghiu verdiept zich niet erg in de karakters van zijn ro manfiguren. Hij laat ze nogal primitief reageren op de ontmenselijking die hun in kamp na kamp wordt aangedaan. Dit ig dan ook allerminst een psycho logische roman. Het gaat niet om het geen zich in een mens afspeelt. Het gaat om hetgeen zich momenteel met de mens afspeelt. Het tijdperk van de psychologische roman is voorbij. Het is al eens eerder in literaire tijdschriften geconstateerd. De nieuwe romansoort Advertentie it er weer by met een modern ■van De Roemeense schrijver Virgil Geor- ghiu, auteur van „Het 25ste uur". begint, zonder nu bejfcald in toekomst visioenen of in bizarre fantasieën af te dwalen, heel realistisch-apocalyptisch te worden. De robot is geen verzinsel van strip- of filmmakers meer. De robot bes tart. Hij leeft, hij handelt, hij reageert. En de mensen gaan onder hem door. Hij verstikt de mens. Hij onderwerpt de mensen aan slagzinnen (zoals, o spe ling van het lot, de slagzin waarmee de Nederl. uitgever van „Het 25ste uur" reclame voor zijn uitgave maakt: „De moderne groet in Europa luidt: Heb je het 25ste uur al gelezen? Een wereldsucces"). De mensen kunnen niet meer als men sen denken. Ze denken in schema's en Advertentie Mijnhardt'» Zcnowiabletteh helpen O er overheen. in vlakken, in getallen en formules, in statistieken en formulieren. Waar het hart behoort te zitten, zit een chrono meter. Voor de man van de kartotheek is het alleen maar de vraag of Jansen met een enkele of met een dubbele s wordt geschreven. En dit geldt voor Jansen en voor Lao Tse en voor John, alias Jakob, alias Janos, alias Johann Moritz, de primitieve hoofdpersoon in „Het 25ste uur". De aarde heeft opge houden aan de mensen toe te behoren, constateert Virgil Gheorghiu. Maar des alniettemin: „Keep smiling", met het laatste restje menselijke ironie dat in u is, en anders, nog beter, zo maar zonder er bij na te denken zoals men het op alle reclameprenten voor zeep, tandpasta en ontvettingsmiddelen ziet. Wij hebben bitterheid met bitterheid weer willen geven. De waarheid betref fende de mens is bitter. Wij hebben ironie met ironie weer willen geven. De ironie van Gheorghiu is het wapen van de mens, die ondanks formulieren en prikkeldraad, ondanks technocratie en bureaucratie, wil léven. En leven, dat betekent zich vrij mogen bezinnen op het goede verband tussen hemel en aarde, tussen God en zichzelf als gescha pene naar Gods beeld en gelijkenis. Dit brengt Gheorghiu suggestief en over tuigend naar voren, met een diepzin nigheid zonder enige pretentie, met zijn persoonlijke ervaring als achtergrond van zijn pleidooi. NICO VERHOEVEN 1). Virgil Gheorghiu: „Het vijfen twintigste uur", vert door Frans van Oldenburg Ermke. Met een inleiding van Gabriel MarceL Uitg. Pax, Den Haag 1950. r »s^ 60 Vanwege Markie, of vanwege die scherpe tongen van de tantes Fogarty, kwam Peter O'Dea tegen middernacht thuis van de feestelijkheden in de sme derij. Hij stond verbaasd licht te zien branden in zijn eigen keuken, waar hij Ned Gorman aantrof, zittend in de leunstoel bij het vuur-, terwijl Fonsy nog steeds op de sofa lag te snurken. „Verdraaid Peter," groette Gorman, bitter gestemd, „ik had niet gedacht, dat jij jezelf in de groene vlag zou wik kelen met de rest van de dwazen. Ik wist niet dat ook jij één van de man nen was, die Ierland gered hebben." „Ha, die Ned!" riep Peter, inwendig verheugd zijn oude vriend veilig en ge zond terug te vinden, „we vieren niet iedere dag de bevrijding van Ierland. Men yZegt, dat het zevenhonderd jaar geleden is, dat wij iets dergelijks be leefd hebben." „Het kan nog wel een jaar of twee duren, voor we het werkelijk kunnen vieren. Want ieder van ons weet, dat de oorlog morgen misschien weer ver der gaat." De schoolmeester staarde voor zich uit, zei toen rustig: „We krijgen morgen geen oorlog, Ned, en overmorgen even min. De algemene feestelijkheid bewijst, hoe dringend het volk behoefte had aan vrede." En tot zijn zoon; „Steek nu de kaars aan Markie en achter elkaar naar bed. Je staat bijna te slapen." „Wel te rusten Markielief," zei Ned Gorman en zag toe, hoe het ventje sla perig naar boven stommelde. Daarna wendde hij zich tot Markie's vader. „Luister Peter, er is nog geen vrede. God weet, dat ik, als dit vrede beteken de, even hard zou juichen en zingen fels de rest, en luider misschien, omdat ik mogelijk méér reden zou hebben. Maar op het ogenblik is er slechts wapenstil stand; wapenstilstand, vergeet dat niet! Misschien komt er hierna vrede, als we tenminste datgene krijgen, waar we voor gevochten hebben, maar als de zaak verkeerd gaat komt er wellicht hele maal geen vrede. Maar hoe je-het ook bekijkt, dit is slechts een wapenstil stand." „Dan zal het een langdurige wapen stilstand worden," lichtte Peter hem in. „Het volk heeft menige donkere dag meegemaakt. Zij hebben de vechtende mannen goed gesteund in de afgelo pen paar jaar. Zij hebben veel voor Jul lie geleden. Zij beschouwen deze wa penstilstand als een overwinning, en Je zult je werk waardeloos maken, als je probeert hen van het tegendeel' te over tuigen." „Niemand weet dat beter dan ik," gaf Gorman vermoeid toe. Hij stond op uit zijn stoel, gespte de gordel om zijn mid del en zwaaide het bruine geweer over zijn schouder. „Er zijn er meer, die hun hoofd verloren hebben. Mijn hele bri gade is weggesmolten als sneeuw voor de zon. Zelfs Paekey en Fintan Fogarty zijn weg, om op te scheppen tegenover de vrouwen en rond te springen als opge blazen kikkers." Aan ieder, die maar luisteren wil, ver tellen zij, dat zij de mannen zijn, die de oorlog gewonnen hebben". Ned gaf een rukje aan zijn geweer, en tikte even tegen de rand van zijn modderige, zwarte hoed. „£>e hemel sta deze arme dwazen bij, maar ik vrees dat nog vele moeders hun zoon zullen verliezen, voor het laatste schot is gelost". „Kop op, kerel," adviseerde Peter. „Vóór een avond als deze ben je in een heel vreemde stemming, Ned, na zolang gevochten en zoveel bereikt te hebben. Om 's Hemels wil, neem dat geweer van je schouder en wacht op een kop thee". „Ik heb thee genoeg gehad," ant woordde Gorman nors. „Ginds bij Do- negan hebben zij mij ruim een uur lang thee ingegoten en mij verteld, dat ik zo'n fijne vent ben, en dat het zo ge weldig is Ierland bevrijd te hebben. Maar gisteren nog, zou niet één van die Donegans een hand uitsteken om ons te helpen, al kregen ze de bevrijding van Ierland op een blaadje gepresen teerd". De cynische soldaat van Erin liep naar de deur. „Ik moest maar eens naar huis gaan, dat wil zeggen, als mijn broer mij binnen wil laten. Maar ik veronderstel, dat hij inmiddels een even volslagen patriot is geworden als de rest van jullie". Bij de deur hield hij stil en lachte om Peter's wrevelig gezicht. „O, maar wie is er nu boos? Weet je wat er met mij aan de hand is Peter? Ik ben te lang op mijn hoede geweest; te veel nachten ben ik gaan slapen zonder te weten of ik in Carriglea, dan wel in de Eeuwig heid zou ontwaken". Hij wierp een blik naar Fonsy, nog steeds in zalige onwe tendheid op de sofa. „Kijk maar naar hem! Kijk naar de Donegans en hun soortgenoten, met al hun verwaandheid en branie, en. stel jezelf dan één vraag, Peter. Hebben we daarvoor zo lang ge vochten? Zijn daarvoor zoveel dappere mannen gevallen?" Peter O'Dea wreef over zijn voor hoofd en oordeelde voorzichtig: „Mis schien wel, Ned. Misschien was het daarvoor. Vrijheid is iets, dat iedereen op zijn eigen manier pleegt te gebrui ken". HOOFDSTUK II Burgeroorlog! Aanvankelijk werd het woord halfschertsend uitgesproken, een rem voor de koppigen, een prikkel voor de slappelingen. Daarna werd het een donkere dreiging, die allengs de Ierse hemel verduisterde, die de gulden zon der vrijheid omfloerste met een nog zwaardere beproeving, dan Ierland in vroeger dagen ooit gekend had. En nu was het vreselijke werkelijkheid. Nu, blind van woede, dorstig naar bloed, sioegen broeders elkander neer en wa ren trots op die daad. ....Ned Gorman stond lachend bij de deur in de keuken van de onderwijzer, terwijl Peter hem aanstaarde. Een be zorgde rimpel verscheen boven de zach te ogen van de schoolmeester. „Ik ben bang, dat je hem wat hard handig hebt aangepakt, Ned", zei Peter, niet op zijn gemak. „Je hebt Zijn Lordschap geen duimbreed toegegeven. Het verwondert mij, dat hij je niet op staande voet in de ban deed". „Daar kreeg hij weinig kans voor! O, ik heb er goed voor gezorgd, dat hij geen kans zag, kandelaar, bijbel en kruisbeeld voor de dag te halen. Op het zelfde ogenblik dat hij tegen mij zei: „Wel, commandant Gorman, als ik moet bemiddelen, tussen de oorlogvoerende partijen van mijn bisdom, zult u aller eerst uw mannen opdracht moeten ge ven, hun wapens neer te leggen". Zo gauw ik dat hoorde Peter, drukte ik snel de hoed op mijn hoofd, pakte mijn geweer en hing het over mijr. schouder, Ik salueerde correct. „Mooi weer van daag, Excellentie", zei ik en liep de deur uit". (Wordt vervolgd) De Amerikaanse psychiater, dr. O. Spurgeon English te Philadelphia, heeft naar aanleiding van het feit, dat emo ties de hartslag versnellen en maag- stoornissen kunnen veroorzaken, vast gesteld. dat zij ook in de huid bepaalde verschijnselen te voorschijn roepen, die men in de wandeling blozen pleegt te noemen. De emoties, die volgens hem dit verschijnsel in de sterkste mate doen optreden, zijn: behoefte aan liefde, angst, vijandigheid, minderwaardigheidsgevoel, ambivalentie (gemengde liefde- en haat gevoelens), schuld, eerzucht en ja loezie. Bescheidenheid en vreugde zijn er niet bij. Als iemand bloost, dan geeft, aldus dr. O. Spurgeon English, zijn huid uiting aan de gedachte: „Ik denk, dat u weet, wat ik denk, en ik ben bang en schaam me." Wij vinden dat maar een zeer onvol ledige verklaring, want men bloost ook, wanneer men denkt, dat men niet dat is, waarvoor men wordt gehouden, en wan neer men merkt, dat men gehouden wordt voor dat, wat men ook werkelijk is, of dat men in de gaten krijgt, dat men helemaal niet denkt. Maar hoe dit ook zij, het is in ieder geval een veeg teken, dat zoveel mensen tegenwoordig het blozen hebben ver leerd en zonder blikken of blozen iets beweren en doen, waarvoor onze ouders pioenrood zouden zijn geworden. In navolging van de Hertog van Blen heim heeft thans ook prinses Mary, de enige zuster van de Engelse koning, de Prinsess Royal" haar huis, „Harewood House" met bijbehorende terreinen tegen betaling voor het publiek ter bezichti ging opengesteld, om zodoende de ex ploitatie-rekening sluitend te maken. Belastingdruk en de waardevermindering van het Engelse Pond hebben Hare Ko ninklijke Hoogheid tot dit, gezien het Engelse fetijuisme voor conventie en de corum, welhaast heldhaftige besluit ge bracht. Als nu de publieke vermakelijk heidsbelasting maar niet een deel van de entréegelden opslokt, want dan zou het Hare Koninklijke Hoogheid weinig ba ten. Gezien echter het feit, dat een par ticuliere woning met talloze vrije of weinig gebruikte vertrekken tegenwoor dig meer bezienswaardig is dan menig museum en een dergelijke behuizing steeds meer historisch moet worden ge acht, is er alle reden toe om het niet als een publieke vermakelijkheid, maar als een cultureel belangrijke aangelegen heid te behandelen. In ieder geval is het voor de „Princess Royal" privé aller minst vermakelijk. De Sovjet-Unie is nóg kinderlijker verzot op records dan de op dit gebied vrij kinderlijke Amerikanen. Zij maakt thans bekend, dat Alexandra Coliu- batza, de vrouw van een collectief ar beider in Moskou, het leven heeft ge schonken aan een baby van acht kilo gram. Het kind is 61 c.M. lang. Wij geven dit bericht onder voorbehoud, want de bolsjewistische maten en ge wichten wijken nogal af van die van ons. Zoals men weet, werken de genationa liseerde spoorwegen in Engeland, even als de meeste genationaliseerde bedrij ven, met een enorm tekort, hetgeen ech ter niet wegneemt, dat men moeite noch kosten spaart om de reizigers beter dan voorheen te bedienen. Al lukt dat ook niet altijd, in dit worstelperk iï het pogen zelfs groot. Zo worden op het ogenblik proeven genomen met een nieu we turbine-locomotief, die met een snel heid van 145 k.m. per uur langs de stations raast als een komeet met een slierende staart van rondvliegend papier, afval en petten van spoorwegbeambten achter zich aan De zuig- en blaaskracht van de gasturbines is zo groot, dat niet alleen de schoorstenen van de dienst vertrekken in de locomotief, maar ook van de huizen en gebouwen langs de lijn volkomen van roet worden gezuiverd. Het staat nu te bezien, of de reizigers op de perrons bij het passeren van deze nieuwe locomotief hun laatste belasting penningen nog in hun portefeuilles zullen kunnen houden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3