Goede vruchten CPullman CYïlatraóóeh. Nieuw vicariaat in Zuid- Ned.-Nieuw-Guinea BB.-ambtenaren en missionarissen ontdekken het hart van land en volk Drielsma en Buiskool geven opdracht terug ZATERDAG 15 JULI 1950 PAGINA 3 fGEZON DE SLAAP:! Surinaams kabinet M\r. dr. de Miranda niet naar ons land Pater H. Tillemans Apost. vicaris Liturgische weekkalender 'Of STUDIOS Advertentie Het is zo onzegbaar jammer, dat er nog steeds zo weinig mensen zijn, die helemaal open staan voor de leiding en het onderricht, dat de H. Kerk ons in haar prachtige liturgie zonder ophouden schenkt. Zelfs als men de H. Mis volgt, dan leest men zo ge makkelijk over haar rijke inhoud aan lering en aansporing heen. Dat de Mis formulieren zo rijk zijn aan diepe ge dachten, is helemaal niet te verwonde ren. Ze zijn immers samengesteld uit woorden van de H. Schrift, derhalve van de H. Geest zelf! Nemen wij nu b.v. eens het Evangelie van de zevende Zondag na Pinksteren. De zedelijke goedheid of slechtheid van een mens is aan zijn vruchten, d.i. zijn daden te herkennen, zegt Christus. En dan volgt de zo vertrouwde vergelijking van een goede boom, die noodzakelijk goede vruchten voortbrengt en een slechte, waarvan niets goeds te ver wachten is, en die alleen maar verdient omgehouwen te worden. Zijn die woorden nu niet bijzonder geschikt om ons eens grondig wakker te schudden uit ons gemakzuchtig en zelfvoldaan sleurleventje? Maar dan is het ook nodig, dat wij ernstig ons ge drag aan een eerlijk onderzoek onder werpen. Christus wil, dat wij allen goede vruchten voortbrengen, dat wij, als Christenen, aan onze goede vruchten te herkennen zijn. Maar om dat in zijn volle omvang te begrijpen, is het weer eerst nodig, dat wij iets begrijpen van de geweldige bedoeling van het Christen dom, van de leer, die Jesus is komen prediken. Wij zijn zo weinig toeganke lijk daarvoor, omdat wij langzamerhand het Christendom hebben misvormd tot een stelsel, dat enige bruikbare voor schriften geeft om ons te maken tot een soort „fatsoenlijke doorsnee-mensen". Dit is een uiterst noodlottige misvat ting! Christus is de grootste „revolution- nair", die de geschiedenis ooit heeft ge kend. Niet alleen betekende Zijn leer op het ogenblik, dat Hii ze predikte, de ingrijpendste omwenteling, waarvan het mensdom ooit getuige was geweest, maar dat zal zij altijd zijn tot aan het einde der tijden. Wat de mensen ook zullen uitdenken, Christus staat daar lijnrécht tegenover met Zijn eisen van volledige onthechting en Zijn verwijzen naar de eeuwigheid. Het Christendom is geen „geloofsbelijdenis" en verder niets. Niemand heeft ooit het menselijke leven zo het binnenste buiten gekeerd als Christus dat heeft gedaan. Een blij vende woning hebben wij hier niet. Ons hele bestaan is op de eeuwigheid afge stemd! Daar ligt onze eindbestemming. Het leven op aarde is een proeftijd. Zo als de boom valt, blijft hij liggen! Niets wat van de aarde is, is verkeerd, maar de enige bedoeling van het geschapene is, na de verheerlijking van Gods al macht, ons tot middel te dienen om ons einddoel te bereiken. Wij kunnen, mogen en moeten de hele schepping gebruiken en er van ge nieten, maar z dat niets ons af houdt of afleidt van God. En hoe wij dit ook wenden of keren, het is alléén mogelijk, indien wij innerlijk volkomen aan de dingen onthecht zijn. Niet alleen aan de dingen om ons heen, maar ook en vooral aan ons zelf. Naar Gods eigen woord is het verliezen van ons eigen leven de voorwaarde om het te redden. Wii kunnen niet tot God komen zonder eerst geheel en al bevrijd te zijn van ons zelf! Zonder geheel en al vrij te zijn! Zolang wij in de ban leven van onze neigingen en hartstochten, is er geen sprake van vrijheid, maar alleen van slavernij aan het menseliik-lage. Alleen de werkelijk vriie mens, die zich losgerukt heeft van alle onterende en verlagende afhankelijkheid van de stof, hetzij in of buiten hem, is in staat op te Stngen tot God. Juist door ons los te maken van de gebondenheid aan het aardse worden wii bekwaam op te gaan in God, deel te hebben aan het Goddelijk leven, en zo onze hoogste vervolmaking te berei ken. die de Allerhoogste voor ons heeft bestemd. In twee woorden is de hele leer van het Christendom samen te vatten. Zelfbevrijding in de radicaalste zin en intimiteit met God, m.a.w. liefde. En deze liefde is het allervoornaamste! Ze is de hele wet! Zonder haar missen wij de volharding, die nodig is om de strijd met qbs zelf aan te binden en met de wereld, die in wezen liefdeloos is! Maar vooral: zonder haar kunnen wij onmo gelijk God benaderen, Wiens wezen' Liefde is! Ware liefde rekent niet, ware liefde tracht uitsluitend de Beminde te behagen, aan Hem gelijk te worden, in Hem op te gaan. Dit totaal opgenomen worden in de oneindige heiligheid, schoonheid en goedheid van God is ons aller einddoel. Daarnaar hebben wij te streven met al onze krachten. Elk goed resultaat, dat wij op die weg bereiken, is een van de goede vruchten, waaraan wij, naar Christus' woord, als Zijn volge lingen, te kennen zijn. Maar juist omdat ons doel zo onein dig heilig is, God zelf nl., daarom moe ten onze inspanningen om dat te berei ken ook onvermoeibaar zijn. Daarom mag er in ons ook niets onheiligs meer overblijven. Daarom moet een vu rige, levende liefde ons onophoudelijk aansporen onszelf zoveel mogelijk te zui veren van alles wat God niet is. Geen gehechtheid aan een schepsel, het zij mens of ding, is verenigbaar met de eerlijke liefde, die God van ons ver wacht. Geen tussending is denkbaar tus sen God en onszelf, vooral wijzelf niet. Eerst wanneer ons hele leven van eeuwigheid doordrenkt is, krijgt het de juiste richting. En tevens het echte en hoogste geluk hier op de aarde! Omdat in onze gerichtheid op God al onze ver mogens hun hoogste rendabiliteit berei ken en hun volmaaktste toepassing! Maar daarvoor is het ook nodig, dat wij ons Christen-zijn begrijpen als een to taal anders-zijn dan de wereld da mens voorhoudt!» Dan moet er vóór alles een onbe grensde naastenliefde in onze harten bloeien, een hulpvaardigheid en eerlijk medelijden met alle noodlijdenden en verdrukten, die wij zoveel als dat in ons vermogen ligt ook door onze daden bijstaan. Dan behoort onze omgang met anderen liefdevol te zijn en strikt recht vaardig, dan dienen wij afstand te doen van alle zelfzucht en eigenliefde. Dan zullen wij in staat moeten zijn de moei lijkheden, die ons eigen leven met zich meebrengt, als een middel tot zelfheili ging aan God op te dragen, dan is het in één woord nodig, dat wij beseffen wat Christus bedoelde, toen Hij zei, dat wij „door de smalle poort Zijn Rijk moeten binnengaan." Neen, het Christendom is geen gemak kelijke levenswijze. Wij kunnen onmo gelijk volstaan met het nakomen van enkele uitwendige voorschriften. Het is goed denkbaar, dat iemand zich uiter lijk volkomen onderwerpt aan enige godsdienstige ceremoniën en gebruiken, men kan zelfs naar buiten alle- eerbied betonen voor de godsdienst en het gods dienstig leven, maar dit heeft alles geen w-aarde, zo wij innerlijk niet geheel aan God zijn overgegeven en Zijn geboden onderhouden. Niet wie zegt „Heer, Heer," d.i. wie Mij alleen uitwendig, met de lippen eert, zal Mijn Rijk binnengaan, zegt Christus, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemel is. En Gods Wil is het, dat wij .ons totaal en zonder beperking aan Hem overgeven, dat wij *1 Zijn geboden met liefde onderhouden, omdat ze ons immers uit liefde gegeven zijn, daar wij anders onmogelijk een ge lukkig en menswaardig bestaan kunnen leiden; en vooral, daar wij anders immers nooit die mate van zuiverheid en loutering kunnen bereiken, die nodig is voor de vereniging met God. Aan onze vruchten zijn wij te kennen. Onze hele eeuwigheid staat op het spel. Het is daarom wel zeer de moeite waard eens eerlijk na te gaan, hoe het met onze vruchten staat. Daartoe spoort de H. Kerk ons vandaag met nadruk aan. Dit is een uiting van Gods genade van bijstand. Kunnen wij het verantwoorden, als wij God daarmee vergeefs op de deur van ons hart laten kloppen? L. De heren J. Drielsma en mr. dr. J. A. E. Buiskool hebben de op dracht om een kabinet te formeren, aan de gouverneur van Suriname' teruggegeven. De voorzitter van de demissionaire regeringsraad, mr. dr. J. C. de Miranda, die Maandag naar Nederland zou vertrekken, heeft van deze reis afgezien. Nader wordt vernomen, dat de heren Drielsma en Buiskool de opdracht niet konden aanvaarden, omdat de meerder heid van de wetgevende raad hun had laten weten, dat prijs wordt gesteld op het aanblijven van het huidige kabinet. In het Surinaamse ochtendblad „Re veille" werd reeds bezwaar gemaakt tegen een minister-presidentschap van mr. Buiskool. Het blad schrijft: „Waar het bij ons om gaat is het feit, dat de heer Buiskool Nederlander is en wij op het ogenblik naast een Nederlandse gouverneur, geen Nederlander wensen op de stoel van de minister-president. Pater Herman Tillemans, missionaris van het H. Hart, geboren te Grave 31 Juli 1902, is benoemd tot Apostolisch Vicaris van het nieuw opgerichte Vica riaat van Merauke, Zuid-Nederlands Nieuw-Guinea. Vroeger maakte dit Vicariaat deel uit van het Vicariaat Amboina, dat nu nog slechts de Moluk- ken omvat. onder de Papoea's van Nieuw-Guinea wen zijn toekomstige parochie: een moerassig oerwoud, ongeveer zo groot als een provincie en met naar schat ting 10.000 papoea-zielen. Hij ontdek te er een brede rivier, die nog op geen enkele militaire kaart was aangegeven en noemde die de Koningin Juliana- rivier, omdat de prauwen der expe ditie er juist op 6 September 1948 (de kroningsdag) binnenvoeren. De Wisselmeren en de Koningin Juli- anarivier: twee geheel verschillende streken van hetzelfde Nieuw Guinea; al le twee pas gisteren geëxploreerd. En al het oerwoud daartussen wacht nog op morgen en overmorgen! Onnodig te zeggen, dat beide boeken buitengewoon boeiende stof bevatten. De schrijvers weten hun ervaringen le vendig voor te stellen. Ze hoefden, om de spanning er in te houden, niets op te smukken. In het boek van Anthony van Kampen leert men vooral de moeilijk heden kennen van een wekenlange tocht door de rimboe; het geheimzinnige, angstaanjagende, dat van het oerwoud uitgaat, waar het iedere middag plens- regent en waar men door het dichte groen slechts nu en dan een fragmentje van de hemel ziet; het oerwoud, dat ook over een rivier van vijftien meter breed zijn lianen door elkander slingert, zodat men er voortdurend pagaait in een schemergroene tunnel; het oerwoud, dat tenslotte haést iedere pionier, al is hij nog zo onverschrokken, de dood in jaagt. eenvoudig door het duistere mysterie dat er van uitgaat. Op werke lijk aangrijpende wijze weet Van Kam pen het drama tussen mens en oernatuur te verbeelden. De werkelijkheid in dit boek is tragisch geladen. Er gaat een haast lijfelijke sfeer van onheil van uit. En in die sfeer werken de Hollandse pioniers met verbijsterend idealisme. Van Kampen heeft van zijn reisver haal, oorspronkelijk als journalistieke reportagereeks bedoeld, een waarachtig kunstwerk weten te maken, door zijn verbeelding van het mysterie, waaraan de nuchterste ziel ten onder kan gaan. Een dergelijke sterke sfeer, die ons heel nabij de sfeer van dit onbekende land brengt, is niet het kenmerk van het boek der paters Verschueren en Meu- wese. Het heeft meer de familiaire toon van een voordracht over de missie. Deze pioniers voor God dringen het oer woud binnen, mompelend bij zichzelf: „Tjonge, wat zullen we nu weer bele ven!" „'t Is toch interessant als aller eerste beschaafde mens daar een totaal onbekende rivier af te zakken." Of, na de ontdekking van een groep koppen snellers: „De sensatie zit vandaag in de lucht. Juist roeien we nog maar kalm in de prachtige avond door het ver open land naar huis. nakeuvelend over het dorp der verschrikkelijken, die per slot van rekening maar alleen ver schrikkelijk geschrokken bleker^e zijn, waarbij wij tweeën het rr®r niet eens kunnen worden over de vraag of deZe lui nu bangeriken dan wel slim meriken waren als we al weer in de volgende gebeurtenis zitten." 5) De paters willen het iets te jongens achtig spannend maken, waardoor het misschien wel aantrekkelijker wordt naar Nieuw-Guinea te gaan, maar waar door het boek voor de aandachtige le zer op een oerwoudfilm met kunstige boomdecors gaat lijken. En van achter die coulissen springen dan van die heel gekke, maar toch erg vriendelijke pa- poea's het toneel op. Het belangrijkst is dit boek vanwege de ethnografische gegevens die het over de pas ontdekte stammen ver schaft. Tevens houdt men er een goede indruk uit over wat betreft de gewel dige uitgestrektheid der „parochies", waarover de onvermoeibare en altijd optimistische missionarissen in den vreemde herder zijn. Daarvan gaf, wat het oude Indië betreft, de onvolprezen beschrijver van het missiewerk op de Molukken, pater Geurtjens, ons reeds jaren geleden staaltjes. In zijn trant is dit boek over Nieuw-Guinea opgezet. De gegevens betreffende land en volk zijn echter minder doorwerkt, meer ge schetst. Het zijn rimboeschetsen, die een algemene waardering van de Neder landse missie ten goede komen. NICO VERHOEVEN. 1) „Jungle Pimpernel" pg. 247. 2) ld. pg. 248. 3) Uitg. C.V. C. de Boer Jr., Amster dam, 1950. 4) Uitg. Paul Brand, Bussum, 1950. 5) „Nieuw-Guinea" pgs. 40 en 120. Een woning uit het vissersgehucht So- rido aan de Geelvinckbaai. De Papoea's hebben voor dakbedekking handig ge bruik gemaakt van de gegoljde zinken platen uit de Amerikaanse legervoorra- den. Zij hebben zulk een plaat als „ba- gagedek" zelfs aangebracht aan de vlerlcprauw op de voorgrond, die men op de koraalgrond heeft getrokken. De kinderen lopen met blote voeten op het scherpe Karang-gesteente. ZONDAG 16 Juli: 7e Zondag na Pinkste ren; Mis v. d. dag; 2 O. L. Vrouw v. d. berg Carmel; Credo; prefatie v. d. H. Drie vuldigheid; laatste evangelie v. O. L. Vrouw; groen. MAANDAG: H. Alexius, belijder; eigen Mis; 2 tot alle heiligen; 3 naar keuze; ge wone prefatie; wit. DINSDAG: H. Camillus de Leilis, belij der; eigen Mis; 2 H. Symphorosa en 7 zo nen; gewone prefatie; wit. Utrecht: H. Fn- dericus, bisschop, martelaar; Mis Sacerdo- tes Dei; 2 H. Camillus; 3 H. Symphorosa; gewone prefatie; rood. WOENSDAG: H. Vincentius a Paulo, be lijder; eigen Mis; gewone prefatie; wit. Utrecht: H. Bemulphus, bisschop, belijder; Mis Statuit; 2 H. Vincentius; gewone pre fatie; wit. DONDERDAG: H. Hieronymus Aemilianus, belijder; eigen Mis; 2 H. Margarita; gewo ne prefatie; wti. VRIJDAG: H. Praxedis, maagd; eigen Mis; 2 tot alle heiligen; 3 naar keuze; gewone prefatie; wit. Haarlem: H. Fridericus, bis schop, martelaar; Mis Sacerdotes Dei; 2 H. Praxedis; 3 tot alle heiligen; gewone pref.; rood. Breda: kerkwijding v. d. eigen kerk; Mis Terribilis; Credo; gewone pref.; wit. Roermond: H.H. Monulphus en Gondulphus, bisschoppen, belijders; Mis Sacerdotes Dei; 2 H. Praxedis; gewone prefatie; wit. ZATERDAG: H. Maria Magdalena. boete linge; eigen Mis; (Breda: 2 kerkwijding); Credo; gewone prefatie; wit. ZONDAG 23 Juli: 8ste Zondag na Pinkste ren; Mis v. d. dag; 2 H. Apollinaris; 3 H. Liborius; (Breda: 3 kerkwijding; 4 H. Li- borius); Credo; prefatie y. d. H. Drievul digheid; groen. 14. Naar je kleding te oordelen ben je van het verwijfde soort," zei Yark de Stijfhoofdige minachtendmaar toch schijnt er ergens pit in je te zitten. Wat voer je hier uit?" „Ik trachtte u te hulp te komen," mompelde Eric eerbiedig. Het idee dat hij, een zwaardvechter wiens naam over de hele wereld verbreid was geraakt, door deze oude vechtjas blijkbaar als een broekje werd beschouwd, prikkelde z'n gevoel voor humor. Hij besloot deze rol te blijven spelen. Op die manier had hij de meeste kans om onopvallend te weten te komen waarom Yark het zo nodig had geoordeeld om een tartende boodschap naar koning Eric te zenden. Er waren vreemde dingen in dit gebied gaande en hij verlangde er naar de vele raadselen op te lossen. De kleine man scheen trouwens geen moment te tw.felen dat Eric een jong edelman zonder krijgservaring was, dus veel moeite kostte deze rol niet. „Zeer erkentelijk voor je hulp," gromde Yark. „Maar we zijn nog niet klaar, jochie. Het spel begint nog maar pas. Oho. Die gemaskerde knapen hebben hun „Jungle Pimpernel", de hoofdpersoon uit het gelijknamige boek van Anthony van Kampen. T T iernaast jpordt, min of meer t-1 binnen het kader der litteraire kroniek, maar ten dele toch daarbuiten vallend, de aandacht ge vestigd op twee boeken over land en volk van Nieuw-Guinea. De keuze dézer werken en de uitgebreidheid der bespreking dunkt ons gerecht vaardigd door de belangstelling, wel ke dit verre land terecht hier in Ne derland geniet. Het ene boek „Jungle Pimpernel" geeft een gedramatiseerd beeld van het moeitevolle werk der B.B.-amb- tenaren, terwijl het andere „Nieuw- Guinea, uw naam is wildernis", ge schreven door twee missionarissen, in onderhoudende verteltrant verhaalt over de jarenlange ervaringen van deze missie-pioniers, die land en volk kennen als weinig anderen. Beide boekevfzijn vooral zo waardevol om hun ethnologische en geografische documentatie. In dat opzicht valt het boek der missionarissen, die geen re portages schreven zoals de auteur van „Jungle Pimpernel", maar meedeel den van de rijkdom hunner eigen on dervindingen, misschien het meest te prijzen. Men houde in het oog, dat onze medewerker, die bijgaande re censie schreef, uiteraard het meest heeft gelet op de litteraire kwaliteiten der beide boeken. Wij hebben zijn artikel verlucht met enige foto's, ge nomen uit de rijk geïllustreerde bro chure „Nieuw-Guinee, land der toe komst" van G. L. Tichelman, uitge geven door de N.V. Drukkerij De Spaarnestad te Haarlem. Naast deze uitnemende brochure noemen wij nog, ten gerieve van de lezers die meer omtrent Nieuw-Gui nea willen weten, een ander geschrift, eveneens samengesteld door een man die dit land tijdens zijn jarenlange werkzaamheden aldaar heeft leren kennen: „Pioniers naar Papoea-land" door M. Klaassen, uitgegeven door de uitgeverij v.h. C. de Boer Jr. te Am sterdam. KOEN PIONIERSWERK Of en hoe er 1 Augustus aanstaande op de Nederlands-Indonesische minister conferentie over Nieuw Guinea zal worden beslist, hangt nog van allerlei subtiele factoren af. De Nederlandse regering verdedigt haar laatste ge biedsdeel in het verre oosten en de R. I. S., van wie het voorstel tot confereren is uitgegaan, pleit voor haar machtsuitbreiding over de gehele archipel. Maar op welke rechtsgronden kan de R. I. S. dit doen? Wanneer men ter conferentie oog wil hebben voor motieven, samenhangend met de aardrijkskundige en vol kenkundige situatie van Nieuw Guinea ten opzichte van de archipel, schijnt de Nederlandse aanspraak goed gefundeerd. Want Nieuw Guinea behoort zeer po sitief niet tot de eilandengroep, die men volkenkundig Indonesië placht te noe men (vóór het woord een politiek begrip werd), maar tot Melanesië. Wanneer dit land, nog onmachtig zichzelf te besturen, in het vaarwater van de haar ge heel vreemde Republiek wordt gezogen, zal het dan nog ooit de levenskans krij gen, die het thans, dank zij het Atlantisch Handvest (dat voor elk volk „zelf beschikkingsrecht" erkent) wordt geboden? Maagdelijk gebied Hoe weinig is Papoealand. ondanks zijn twee afgevaardigden ter Ronde Ta felconferentie vorig jaar. zich. bewust wat die verre Republiek met de Kom- penie aan het bedisselen is. Het land, het op een na grootste eiland ter we reld, ligt daar nog, iets onder de eve naar' in de verste uithoek van het ei landenrijk, als onontgonnen rimboe, met tropische sagoemoerassen en sneeuwgebergten, maagdelijk wit ge bied op de kaart, 13 maal zo groot als Nederland (met Australisch Nieuw Guinea mee 24 maal Nederland). Eeuwenlang is Nieuw Guinea het ver waarloosde stiefkind der overzeese ge biedsdelen geweest. Nu het ons enige hou vast is geworden, komt het >neens in een brandpunt van belangstelling te staan. Nu leest men over de nooit aangeboorde bron nen van welvaart welke bet eiland ver bergt, terwijl men voordien leerde, dat het een jong-vulkanisch gebied is, hetgeen betekent, dat men er waarschijnlijk geen kolenlagen, weinig petroleum en geen rijke humuslaag die voor cultures geschikt is, zal aantreffen. Bovendien is er te veel re genval; dus te veel erosie (uitslijting van de grond). De UNO bereidt weliswaar een wereldplan voor om de erosie, die ook voor veel andere landen landbouwvijand nummer één is, tegen te gaan. In afwach ting hiervan blijft het echter een feit, dat het jaren en kapitalen zal kosten eer Nieuw Guinea economisch met een rijk land te vergelijken is. De belangstelling waarin Nieuw Guinea zich onverwachts ziet gekoesterd, kan ons derhalve slechts verheugen inzoverre wij ons realiseren, dat de Papoea's nu einde lijk ook tot de beschaafde delen van ko ninkrijk en wereld zullen gaan behoren en de naam Nieuw Guinea niet langer syno niem is met strafkamp Boven-Digoel en met „ressort, waar plaatsingen van be stuursambtenaren doorgaans strafplaatsin- gen waren of laatste plaatsingen voor ove rigens ongeschikte krachten" 1). Het kan ons slechts verheugen, inzoverre de mis sionering er betere kansen gaat krijgen en het koppensnellen voor een vreedzamer relièie plaats maakt Het kan ons (voorlo pig althans) slechts verheugen uit louter ideële motieven. Het gaat hier om een vaan, die hoog gehouden moet worden, het vaandel der beschaving en der heilige plicht: „Gaat en onderwijst alle volken" De emigranten, die er heen zullen mogen gaan, zullen pioniers moeten zijn in de koenste, de hardste en de meest idealistische zin van. het woord. Zij zullen rimboetrappers moeten wor den, junglelopers, brengers van bescha ving; alleen maar brengers en geen ha- lers, en de vreugde van hun pioniers arbeid zal hun enige rijkdom zijn. Zo hebben er tot nog toe de missionarissen en de mannen van het B(innenlands) B(estuür) ook gewerkt. Zonder op waar dering van de buitenwereld te rekenen. Met de allerprimitiefste middelen en on der psychisch en physisch slopende om standigheden. „Dit land is een land dat een mens aanvalt, hem vastgrijpt en weer terugdringt naar de zee vanwaar hij gekomen is. Dit land radeert een mens uit, het vernietigt hem. Omdat die mens daar naakt staat, zonder afweer, zonder middelen om de wildernis te lijf te gaan" 2). Dit allemaal kan nu, ge zien de belangstelling voor Nieuw-Gui nea, in de naaste toekomst beter gaan worden. En dan, met de krachtige steun van het moederland, komt er misschien perspectief in: voor onze landbouwin genieurs; voor de K.L.M. (die al vrij gedetailleerde plannen heeft voor be tere Nieuw-Guinea-lijnen, en die bezig is de Garoeda, de Indonesische lucht vaartmaatschappij, op dreef te helpen); voor de paar parfumeriefabrieken die er momenteel reeds zijn, en voor de B.P.M., die in de Vogelkop (bij Sorong, de N.W.-punt van het eiland) met olie bezig is. Wanneer missionarissen of B. B.-ambtenaren het echter hebben over Nieuw-Guinea, „de groene hel", dan bedoelen zij het grote binnenland tus sen Noord- en Zuidkust, dat nog terra incognita is: het laatste deel der aarde, waar nog nooit een blanke is doorge drongen: het eeuwige oerwoud, de wil dernis, „the devils own country." Twee getuigenissen Belangstelling gevraagd voor Nieuw Guinea! Het is de moeite waard, als het maar geen speculatieve be langstelling is. Dat maken Anthony van Kampen in zijn boek „Jungle Pim pernel, controleur B. B." 3) en de missionarissen J. Verschueren M.S. C. en C. Meuwese M.S.C. in hun boek .Nieuw Guinea, uw naam is wildernis" 4), ons wel duidelijk. Beide boeken zijn geschreven met grote liefde voor land en volk; ze tonen ons de moeilijkheden van het leven in dit moordend klimaat, de gevaarlijke reacties der papoea's na hun eerste con tact met de. beschaving, en de langza me doorneveling der hersens, waarvan bijna iedere blanke pionier op den duur een zogenaamde „Nieuw Guinea-tic krijgt. Waar de auteurs, die uit eigen ervaring schrijven, in het dampend oer woud van het binnenland doordrongen, troffen zij mensen aan, die nog leven in het stenen tijdperk. Worden die men sen, na zo n eerste schokkende ontmoe ting met een hogere vorm van leven, weer aan hun lot overgelaten, dan ko men er meestal drama's van. Het is ge bleken, dat de gevolgen van semi-bè- schaving funest werken op het leven der natuurvolken. De geheimzinnige macht die van de blanke is uitgegaan en die met demonen in verband wordt gebracht, leidt tot heviger koppen snel len en tot een terreur van de hoofd mannen over de stammen. Het bescha vingswerk, eenmaal begonnen, moet dus noodzakelijk worden voortgezet! Ander# bestaat de kans, dat de stammen elkaar onderling uitroeien, zich verlie zend in sacrale en sexuele excessen, waartoe zij na zo'n eerste, goedbedoeld contact schijnen te worden opgezweept. Het boek van Anthony van Kampen vooral plaatst ons voor hoogst ernstige feiten. Het beschrijft ons verscheidene expedities van de Kompenie naar het binnenland. Het beschrijft ons ook het leven der papoea's aan de pas ontdekte Wisselmeren, ip Centraal Nieuw Guinea aan de voet der sneeuwgebergten. Het was de officier-vlieger F. J. Wissel, van de Koninklijke Marine, die in 1937 op 'n speciale vlucht deze meren opmerk te. Hij was de eerste blanke, die ze aanschouwde. In 1939 vertrok daarheen de jonge B. B.-ambtenaar dr. Vic do Bruyn. Per watervliegtuig. Hij verbleef daar als eerste en enige blanke, ook tij dens de oorlog, ongrijpbaar voor de Jappen. Hij kreeg er naderhand van col lega's de bijnaam „Jungle Pimpernel" Het andere boek, van de pastoors J Verschueren en C. Meuwese, be schrijft de ontdekkingstocht der auteurs in het gebied van de Wilde man- en Kampongrivicr, gemaakt van 3 September tot 23 November 1943 Dit gebied ligt in Z.W.-Nieuw Guinea. Het was nog nooit geëxploreerd. Pa ter Verschueren kreeg het na een zes tienjarig verblijf in het achterland van de bestuurspost Merauke (aan de Zuidkust bij de Australische grens) als nieuwe statie toegewezen. Met zijn collega, pastoor Meuwese, die daar zo'n 50 km. verderop onder de be ruchte koppensnellers van het Mappi- gebied werkt, doorkruiste hij in prau- Muziek bij een dansfeest te Wor- Koewana. Het bespelen van deze houten instrumenten vereist zorg vuldige oefening. trekken thuis gekregen, doch hun aanvoerder, vraar is die? Daar denk je niet aan! Sta je zelf nou maar niet op je borst te slaan, omdat je een echt gevecht he'ot meegemaakt. We moeten de Zwarte Ruiter te pakken krijgen." „Dan zou ik werkelijk niet langer pralen," zei Eric effen. Zijn scherpe ogen hadden reeds lang de kleine figuur ontdekt, die zich in de verte verwijderde. De Zwarte Ruiter had de nederlaag van z'n mannen niet afgewacht. Yark uitte een misnoegd gegrom, en z'n paard fluitend, slingerde hij zich lenig in het zadel. „Jij meent het beter te weten dan de oude Yark, hé? Eigenwijs als af die jonkers! Jij spreekt te veel! Toon dan wat je waard bent. Kom mee! Achtervolg die Zwarte Ruiter!" Zonder Eric nog een blik waardig te keuren drukte hij de sporen in de zijden van het grote paard en stormde weg, achter de .gemaskerde aan, die op het punt stond in het woud te verdwijnen. Eric volgde hem lachend. Hij mocht deze Yark de Stijf hoofdige wel. Alleen vroeg hij zich af waarom die kleine man zo gebeten was op de Zwarte RuiterAlleen door deze aanval? Of zat er meer achter?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3