Volkshogeschool op het water Franz Werfel en de Duitse emigranten- ?ve^ns!HgrZ literatuur van zijn tijd DE VERDUISTERDE HEMEL II DE STEM VAN DE DODE Jjusie*i neus en Vertrouwen m TOT OPRICHTING VAN INTERNATIONAAL ACADEMISCH INSTITUUT BESLOTEN Met m.s. „Eljo" een week naar de Ardennen Geslaagd experiment LITERAIRE KRONIEK lil Ek ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1950 PAGINA 3 Oriëntatie voor arbeid in het buitenland Last van zenuwen? Humanistisch front Het geheim van Teta Linek door MAX MURRAY In één moeite door |rj!l ïttlï Van Hitier geleerd Lend and Lease Soort zoekt soort Wacht U voor de hond Wat God op de eerste plaats van ons vraagt hoe vreemd het op het eerste gehoor moge klin ken is een volkomen roekeloosheid in ons vertrouwen op Hem, een roeke loze overgave van ons hele wezen aan Zijn wil en wet. Zonder angst, dat wij er op die manier niet zullen komen, zonder bevreesd te zijn, dat wij zó de nodige krachten onttrekken aan onze werkzaamheden in ons beroep. Laten wij echter aanstonds de zaken scherp stellen. Het kan natuurlijk de bedoeling niet zijn, dat wij ons eenvou dig niets aantrekken van onze plichten en Gods water maar over Gods land la ten lopen, er verder maar op vertrou wend, dat God wel in orde zal maken wat wij hebben verwaarloosd. God maakt niets in orde wat Hij aan onze krachten heeft toevertrouwd. Bederven wij iets door ons niet te storen aan de door hem vastgestelde orde, dan hebben w ij zelf de last daarvan te dragen. In het goddelijk heilsplan is nu eenmaal zeer veel aan de mensen overgelaten. God heeft ons in het leven geplaatst met de duidelijk omschreven opdracht onze persoonlijke omstandig heden uit te buiten met inspanning van alle krachten, met de ons gegeven talenten te woekeren en te trachten vooruit te komen in het leven. Zorgeloos heid en luiheid verbreken de door God gewilde orde van vooruitgang en ont wikkeling. Werken is een strikte plicht, waaraan niemand zich mag onttrekken, en bovendien is het zó, dat niemand zich daaraan kan onttrekken zonder wezen lijk schade te lijden aan de verplichte ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Dit vooropgesteld komt Gods gebod: „Zoekt eerst het Rijk Gods en het ove rige zal u worden toegeworpen", in een duidelijker licht te staan. Wat Jesus hier van ons eist, is in de grond niets anders dan de juiste oriëntering van ons hele leven op ons enig einddoel. Het laatste doel van het leven van iedere mens is binnen te treden in het Rijk van God, dat geen einde zal hebben. Het is daarom onze plicht dit steeds voor ogen te houden en onze waarde ring van alle aardse goederen af te me ten naar hun bruikbaarheid voor dit doel. Zij mogen niet uitstijgen boven het middel-zijn tot verwezenlijking daarvan. En zeker mogen zij in geen enkel opzicht een beletsel daartoe vor men. Wat het zwaarste is moet ook het zwaarste wegen! Dit is niet meer dan een eis van redelijkheid voor ieder menselijk handelen. Bij dit streven naar het Rijk Gods hebben wij echter ook nog een zware strijd te strijden tegen onze eigen begeerlijkheid en dfiften. Want geen slaaf van zijn hartstochten kan Gods Rijk binnengaan. Het beheer- sen of liever het juist richten van onze begeerlijkheid vraagt evenwel zo'n in tense en voortgezette inspanning, dat wij daartoe niet in staat zijn zonder bij zondere en voortdurende genade van God. De zekerheid deze strijd tot een goed einde te brengen is alleen te put ten uit een sterk vertrouwen op God, Die ons met Zijn genade en Sacramenten de nodige gracht schenkt. Eens heeft Jezus het volk een parabel voorgehouden, die het probleem van ons leven in de kern aangrijpt. Men kan geen twee heren dienen. Het is abso luut onmogelijk twee wezenlijk verschillende waarden na te streven als einddoel van ons leven. Dit is in inner- -o iege?sPraak met elke gezonde lo- JÜ0 irom is dit woord van Chris- r"®, °°k niet een kwestie van een ver- riofi k teen goede. raad, het is integen deel het eenvoudig vaststellen van een onvoorwaardelijke onmoge lijkheid. Of het een of het ander, of het goede of het kwade! Van een mid denweg kan hier geen sprake zijn! Christus is zeer radicaal in Zijn eisen. Niemand zal Hem het recht daartoe kunnen ontzeggen. En als wij dan nog bedenken, dat Zijn geboden niet alleen zo maar wetten zijn van de Opperheer van het heelal, maar bovendien het enige middel voor ons eeuwig heil en geluk, dan kan het toch enkel maar verstandig zijn en in ons voordeel, dat ■wij ons leven volkomen daarnaar in zichten. De werkelijkheid is helaas totaal an ders! Wij willen inderdaad het on mogelijke mogelijk maken. Door toch twee heren te dienen. Dit is een voudig grof zelfbedrog! Want als wij eerlijk zijn tegenover onszelfmoeten wij toegeven, dat de zorg voor ons stoffelijk Welzijn, onze voorliefde voor genot en Verstrooiing, onze onderworpenheid en ons toegeven aan hartstochten en onge regelde begeerten zodanig zijn, dat zij feitelijk al onze aandacht en inspanning opeisen, en dat wij God daarbij laten wij hopen alleen maar onbewust als een lastige sta-in-de-weg beschouwen. En zo maken wij Jezus' verklaring Waar: dat wij in werkelijkheid slechts één heer dienen en de ander „minach ten". Het ware te wensen dat wij ons deze waarheid eens scherp voorstelden! Want zó staan de zaken: Ook in ons leven is God op de achtergrond ge drongen, of, zoals men tegenwoordig graag zegt: de grote Afwezige! Dat gaat niet, dat kan niet, dat mag niet! Wij kunnen de rollen niet omkeren zonder de grootste en meest essentiële schade te lijden aan onze ziel. Onafhan kelijk van ons oordeel over deze waar heid blijft het een onaantastbaar feit, dat God onze eindbestemming is. Wij zouden er eenvoudig niet aan denken ons bij het werk voor een of ander stof felijk doel te laten afleiden door niets ter zake doende bijkomstigheden. Maar Waar het ons laatste en enige levensdoel betreft, daar vinden wij alle bijkomstig heden juist héél wat belangrijker, zó Zeer zelfs, dat wij ons zonder enig ge wetensbezwaar totaal op het verkeerde spoor laten brengen. Is dat redelijk? Is dat verstandig? Wij willen de moeilijkheden absoluut niet onderschatten. Maar tenslotte heb ben wij Gods uitdrukkelijke belofte, dat juist, omdat wij toch heel wat hieer waard zijn dan bloemen van het Veld of vogels in de lucht, er voor ®ns zal gezorgd worden door onze hemelse Vader, als wij ■naar vertrouwen h eb Ven. Daar Zit de knoop. Dat vertrouwen ontbreekt! Omdat ons geloof niet levend genoeg is. Tijdens zijn leven op aarde eiste Jesus dat geloof van ieder, die hulp van Hem Verwachtte. „Uw geloof heeft U gered". En ook in later tijden, tot in onze dagen toe, ondervinden gelovige mensen nog steeds ^e waarheid van Zijn belofte. Maar 'juist dat roekeloze vertrouwen, vat geloof, dat „bergen verzet", ont breekt ons. Als wij dan al eens een beet- <e bidden in nood, en de verhoring 'aat op zich wachten, dan krijgt God de ®bhuld en wij wenden ons van Hem af. y-°mt het dan nooit eens in ons op, vat wij niet aan de voorwaar den voldoen? Het is toch zacht uitgedrukt wel wat ^bescheiden op staande voet van God verwachten, dat Hij voor ons klaar 'aat als wij het toevallig in ons hoofd Men Hem om hulp te vragen, terwijl «voor Hem meestal geen tijd hebben, als n trouwe dienaren, die Hem alleen Ij,, de enige Heer beschouwen, helpt sta aH'jd. Waarom zou Hij direct klaar ee an.aanbidders van de tegenpartij, Zijn als rilge viJand. onmiddellijk te helpen, den zich af en toe tot Hem wen- Uitt' orndat zij in hun eigen kring geen jjbrnst meer zien? eeng is de moeite waard deze gedachte te Srondig te overwegen en ons af sPel"agen of WÜ met God wel „eerlijk spelen. L. (Van onze Brabantse redactie) Het experiment van de Brabantse Volkshogeschool om enige van haar zomer cursussen te geven in de vorm tian boottochten, mag volkomen geslaagd genoemd worden. Met ruim veertig cursisten is de directeur, drs. L. van XJden, de vorige week per m.s. „Eljo" naar de Ardennen geweest en wel zelden zal een reis van een zo gemengd gezelschap zijn verlopen in een zo prettige en gezellige sfeer. Het gezelschap omvatte vogels van allerlei pluimage. Er waren leraressen en maat schappelijke werksters, winkeldames en huisvrouwen, typistes en meisjes, die naar haar eigen zeggen „niets" deden, onderwijzers en ambtenaren, een typograaf en een volontair in een schoenfabriek. De meesten kwamen uit Brabgnt, enkele uit Limburg, één uit Alkmaar en één zelfs uit Groningen. Veelal als volkomen onbekenden voor elkaar startten ze 's Maandags m Roermond. Als een hechte gemeenschap keerden ze Zaterdags in Nederland terug. Hoe deze verandering was teweeg gebracht? Het is moeilijk precies te zeggen, maar zeker is het dat het feit, dat deze veertig een week lang tezamen alle lief en leed op de „Eljo" hadden gedeeld er in belangrijke mate toe had bijgedragen. Daar was de sensatie van het slapen in de scneepsbedden-in-etages, wat uiteraard de eerste nacht nogal wat commentaar uitlokte en vrolijkheid ver oorzaakte. Daar waren de gezamenlijk toebereide en verorberde maaltijden, de enorme broeder- en zusterlijk verrichte afwassen. Daar waren vooral de ontel bare samen gezongen liederen. Het is niet gemakkelijk te zeggen, hoe veel malen in deze ene week Annema- rieke naar „buiten, naar de soldaten" is getrokken, hoe dikwijls het „meisje loos" verlangd heeft lichtmatroos te worden en de edele hertog Jan naar Brabant is komen varen. Daarenboven is er aan boord van de „Eljo" heel wat gediscussieerd. Door vele omstandigheden, o.a. de onbere kenbaarheid van de snelheid, waar mee een boot een bepaalde plaats kan bereiken, wanneer deze de imposante obstakels, die sluizen genoemd wor den, moet passeren, konden de offici eel vastgestelde spreekbeurten niet doorgaan. Al was er dientengevolge al evenmin officieel debat, toch zijn er onderling veel gedachten uitgewis- Met de „Nieutu Amsterdam" zijn prof. dr. A. C. DejresneRuys en Aug. Defresne, de directeur van het Amster dams Toneel Gezelschap, vertrokken naar de Verenigde Staten. Mevr. Defresne zal het International Mediscal Women's Congress In Philadelphia pre sideren. seld en vragen opgeworpen en onder het oog gezien. Misschien dragen der gelijke spontaan opgekomen discussies nog wel meer bij tot verruiming van de blik en vorming van de persoon lijkheid dan de door een rede uitge lokte. Het feit immers, dat men uit zichzelf een onderwerp aansnijdt en er over redeneert, bewijst, dat de vraag de aandacht reeds bezig hield. Maar ook de kennismaking met mach tige bouwwerken van menselijk vernuft als de sluizen van Maasbracht en Born, om er maar enige te noemen, een bezoek aan het uit de vijftiende eeuw daterende kasteel d'Aigremont en aan de Benedictijnerabdij van Maredsous. laten hun indrukken na. Is het niet een onvergetelijk gezicht als de watermassa's uit de welhaast 12 meter hoge sluiswand als een ware cas cade op u toestormen? Is het geen ver rukkelijk moment, als ge op uw in uw beste Frans gestelde vraag, of er een mogelijkheid is om het feodale Kasteel van Aigremoni te bezichtigen, in sappig Vlaams ten antwoord krijgt, dat ge van harte welkom zijt? Het geeft u even het gevoel of die twee Vlaamse boeren, die thans dat kasteel als boerenhoeve in ge bruik hebben, speciaal voor uw plezier vijftig jaar geleden naar Wallonië zijn getrokken. De vriendelijkheid, waarmee ze u alle overblijfsels uit de vroegere bewogen tijden tonen, geeft u het pret tige gevoel, dat ge een geëerde gast zijt. Is het niet evenzeer een gulle geste van de Voorzienigheid, dat Zij het ge zelschap te Namen de oubolligste Vla ming zendt als chauffeur van de tou ringcar, waarmee men een tocht naar Maredsous, Foy, Notre Dame, Dinant, Han en Rochefort zal maken? Wat is het heerlijk in Maredsous te ontdekken, dat er in de Ardennen althans een plaats te vinden is, waar men voor een rede lijke prijs een werkelijk mooi souvenir kan kopen. Alleen reeds hierom zou Maredsous een bezoek waard zijn! En hoe klein en nietig voelt ge u, als ge, staande op de rood-marmeren bo dem der marmergroeven te Rochefort, opkijkt naar de rondom oprijzende wan den, die al evenzeer van dit kostbaar materiaal blijken te zijn. Heel dit gezamenlijk aanschouwen, be leven en genieten schept een band tus sen de leden van het gezelschap. Die band is zó sterk, dat men aan het eind van de week in staat is met elkaar een vrolijke avond samen te stellen, waar bij de gebeurtenissen tijdens de reis op humoristische wijze weer naar voren komen, maar waarbij ook wel eens de een of ander op goedmoedige wijze over de hekel wordt gehaald. Als men een dergelijke avond kan organiseren, zó, dat iedereen zich amuseert en kostelijk amuseert, dan is dat nog weer een nieuwe bijdrage tot de band van saam horigheid. Dat lukte volkomen op de „Eljo". Het was een daverend succes. Dat ook de tocht in zijn geheel dat was zullen alle cursisten en de directeur u volgaarne en in volle oprechtheid kun nen bevestigen. Eric en de Boog v/lv Allard De regering heeft besloten tot oprich ting van een Internationaal Academisch Instituut, dat een centrum moet zijn voor bestudering en onderwijs van sociale en psychologische vraagstukken, welke bij de verlening van technische hulp aan landen, welke sociaal-economisch in ont wikkeling zijn achtergebleven, noodza kelijk aan de orde komen. Een centrum, waar ook de Nederlander, die arbeid buiten de grenzen zoekt, zich zal kun nen oriënteren omtrent de nieuwe sa menleving, waarvan hij deel gaat uitma ken. Het onderwijs zal er worden ge geven in verschillende talen, zulks ook om voor buitenlandse studenten het Ne derlandse Hoger Onderwijs gemakkelij ker toegankelijk te maken. Het denkbeeld is, zo heeft Z. Exc. prof. dr. Th. Rutten, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, in de radio rede, waarin hij dit instituut aankondig de, gezegd, dat de instelling zal berusten op de gezamenlijke krachtsinspanning van onze universiteiten eiè hogescholen. In het instituut zal de grote wetenschap pelijke kennis, die berust op onderzoek en practische arbeid, welke in Indonesië werd verricht, ook op andere delen van de wereld worden gericht. De regering verwacht, aldus de minis ter in zijn rede, dat bij de uitvoering van programma's voor internationale technische hulp in toenemende mate Ne derlanders zullen kunnen worden inge schakeld. Ook verwacht zij, dat de dy namische ontwikkeling, die zich in Zuid- Oost-Azië voltrekt en welke ook in Afrika te wachten staat, tot gevolg zal hebben, dat meer en meer onderdanen van landen uit die delen van de wereld naar Europa ook naar Nederland zullen komen, om zich hier op taken in eigen land voor te bereiden. Tot dusver zijn onze instituten van hoger onderwijs over het algemeen niet in staat die buitenlandse studenten het verlangde onderwijs te geven. Niet al leen is de taal een bezwaar, ook het onderwijssysteem is hier anders gericht dan dat van het buitenland. Om aan deze nieuwe behoeften, ont staan door een nauwere internationale samenwerking, tegemoet te komen, heeft de regering een commissie ingesteld, die haar aangaande de aanpassing van het hoger onderwijs van advies moet dienen. Deze comrfiissie, onder voorzitterschap van prof. E. de Vries heeft in drie maan den de boven geschetste voorstellen ge daan, die de regering in beginsel heeft aanvaard. Advertentie Mijnharde*» Zenuwtabletten helpen U er overheen. 7. „Het is een vreemd verhaal" sprak de Noorman toen het gerommel was weg gestorven. Hij rees overeind. De atmosfeer benauwde hem. Wat was hier gaande in dit oude gebouw? Onwillekeurig liep hij op de zware pijlenkoker toe, welke de oude manjhem gewezen had, en bekeek deze. „Ge moogt hem wel vasthouden als hij u interesseert," zei Allard. ,JZen vreemd verhaal, zegt ge. Hecht ge er enig geloof aan?" „Ik weet het niet." De Noorman bekeek de pijlen. Waarschijnlijk had hij er onder andere omstandigheden om gelachen, dacht hij. Maar thans Zijn vingers streken over de zware pijlschachten. Zij waren gemaakt van staalen zeker behoorden ze tot de vreemdsoortigste wapens welke hij had gezien. Het moest reuzenkracht ver eisen om deze boog af te schieten, waarbij deze pijlen behoorden. „Bekijk de schachten eens goed,," wees de oude man. Hij was kennelijk blij iemand tegenover zich te hebben met wie hij praten kon. Wat maakte hem zo bang voor eenzaamheid? Met een ongeduldige beweging liet de Noorman de boog zakken. Gelooft ge zelf aan die legendevroeg Eric, scherper dan hij bedoelde. Allard dacht een ogenblik na alvorens te antwoorden. Toen scheen hij zich zijn plichten als gastheer weer te herinneren, en, vrezend dat hij zijn gast ergerde, haalde hij zijn schouders op met geforceerde opgewektheid. „Er zijn zoveel oude verhalen, nietwaar Men kan niet overal geloof aan slaan. Bovendien is er in onze legende nog sprake van een vrborgen schat. Dat stemt heel weinig met de werkelijkheid overeen, niet waar? Zoals ge zelf kunt zien, heeft de welstand ons geslacht reeds lang verlaten!M Hij had z'n best gedaan om zijn stem zo onverschillig mogelijk te doen klinken. Maar eensklaps flitste buiten een nieuwe bliksemschicht voorbij het venster. Een ogenblik overgoot een koud, blauwachtig licht de gehele zaal, en bij de glans daarvan zag Eric zoveel angst en onzekerheid op het gelaat van de oude man getekend, dat er een diep gevoel van medelijden in hem opwelde ,X»uister," zei hij vriendelijk. „Indien ik u helpen kan Hij kwam niet verder. Buiten, ergens in het gebouw, klonk plotseling een angstige kreet. Voetstappen renden nader. Meteen vloog de deur open, en op de drempel vertoonde zich een jonge man. Zijn kleren waren bemorst met modder. Zijn gelaat was grauw van angst. Reeds flitste de hand van de Noorman, op alles voorbereid, naar zijn zwaardtoen de oude Allard zich oprichtte. Gudrunhijgde hij moeilijk. „Gudrun, mijn zoon.. T~\ranz Werfel kent men wellicht als auteur van de roman „Het lied van ri Bernadette", of althans vanwege de verfilming van die roman. Werfel schreef deze geschiedenis van het wonder te Lourdes als balling in Ame rika. Hij was Oostenrijker, geboren in 1890; verliet Duitsland in 1933 en woonde achtereenvolgens, telkenmale voor de Duitse machtsgreep vluchtend, in Tsje- choslowakije, Frankrijk en de Ver. Staten. Hij overleed te Beverley Hill, Caü- fornië, in 1945, kort na het einde van de oorlog. Werfel's belangrijkste werk behoort, evenals dat van Thomas Mann, Georg Hermann, Joseph Roth, Bruno Frank, Anna Seghers, Lion Feuchtwanger e.a., tot de zogenaamde emigrantenliteratuur; een term, die. sinds zij in de geschiede nis van onze dagen is opgedoken, de be tekenis heeft van: een humanistisch front, in den vreemde opgeworpen. Hu manistisch in hoge mate is Werfel's oeuvre, bestaande uit gedichten, talrijke romans, novellen en toneelstukken. Maar behalve door dit algemene, aan de emi grantenliteratuur eigen humanisme, wordt het werk van Werfel nog geken merkt door een heel bijzondere, religieu ze impuls. De verdediging van de mens. deze principiële taak der Duitse auteurs in ballingschap, komt bij Werfel voort durend tot uiting als verantwoording van en pleidooi vóór de mens als be hoeder van een eeuwigheids- principe; of concreter gezegd: Werfel verdedigt de mens als gelovige. Hij ge tuigt niet alleen van het récht op geloof (dat recht spruit voort uit het humanis tische vrijheidsprineïpe, met het opeisen waarvan men zich tegen de totalitaire systemen van deze tijd kant)hij getuigt van de nóódzaak van een hecht geloof, omdat het geloof „het perspectief van de wereld" is. Waar Werfel de mens verdedigt, stelt hii hem tevens verantwoordelijk. Verant woordelijk voor wat er in de wereld gebeurt. Werfel vraagt zich af: In hoe verre is de ene mens verwikkeld in de schuld van een ander? Hij stelt een mo rele schuldvraag aan de mensheid in het algemeen en aan ieder mens afzonder lijk. Het is begrijpelijk, dat het juist een Duits emigrant is, die deze vraag stelt. De vraag wordt geactualiseerd door de catastrophale ontwikkeling, welke de gebeurtenissen in Duitsland kort voor en tijdens de oorlog namen. Komt het leed, dat het Derde Rijk over de wereld bracht, voor rekening van een aantal lieden, die men oorlogsmisdadigers noemt? Of voor rekening van de Duitse natie? Is er een nationale schuld; of is er daarbovenuit nog een schuld, die de gehele mensheid van deze tijd treft? Men moet op deze vragen geen snel en scherp omlijnd antwoord verwachten. Men zou kunnen zeggen: de mensheid is schuldig, in zoverre zij „het perspectief van de wereld" niet meer ziet, in zoverre zij in het platte vlak van de tijd leeft en geen besef meer heeft van het eeuwige leven boven of buiten ruimte en tijd. „Wanneer ik", zegt Franz Werfel in zijn roman „De verduisterde heme 1", „als jongmens door de straten der steden liep, dan had ik het gevoel, alsof ik al die zo haastig voortrennende mensen met hun gesloten gezichten moest vasthouden en hun toeschreeuwen: Blijf toch staan en denk eens na en ge niet van dit ontzagwekkende vanwaar waarheen waarom? Ik heb al hee! vroeg gezien, dat de opstand tegen de metaphysica de oorzaak van al onze ellende is. Er zijn nog altijd dwazen, die denken, dat typhus met aspirine genezen kan worden, omdat de koorts er door Franz Werfel daalt. Het socialisme is zo'n goeiig aspi rientje. Maar het gaat hier om een ziele- pest. Onze zielen willen niet meer aan hun onverwoestbaarheid geloven en hiermee aan hun eeuwige verantwoorde lijkheid. De verduisterde hemel is het grote tekort van deze tijd." De verduistering houdt ons gevangen bin nen het platte vlak. Wij hebben een vast, blijvend, onverwoestbaar punt buiten de wereld nodig om ons naar te richten. Zo'n punt nu .had de eenvoudige, een beetje sluwe, een beetje gierige, een beetje oudevrijsterachtige dienstmaagd Teta Linek. het zeer originele hoofdper soontje uit Werfel's roman „De verduis terde hemel" 1). Teta Linek had een geheim. De mensen hebben het niet aan haar vermoed. Ze was ruim zeventig jaar toen ze stierf; een uitgeleefde vrouw, klein, rond, met brede jukbeenderen en lichte vergeet- mij-niet-ogen, die een oplettende, eigen zinnige en soms wantrouwende uitdruk king hadden. Een Slavisch type. Ze was haar leven lang keukenmeid geweest bij adellijke families in Oostenrijk. Ze had haar leven lang gespaard, met bereke nend overleg. Wie begreep het uitgekien de levensplan van dit onopvallende en avontuurloze wezentje? Wist zij wat lief de was? Drong het tot haar door wat er in de wereld gebeurde? Beslist niet. De „Anschlusz" van Oostenrijk was haar op haar oude dag voorbijgegaan, zonder dat het indruk maakte. En zij had in eer en deugd spataderen gekregen van het vele staan voor het fornuis (voor het bered deren van een feestdiner voor dertig per sonen draaide zij haar hand niet om). Zij heeft van het leven haast niets geproefd; vreugde noch verdriet. Als er iemand zon der perspectief leefde, dan scheen zij het wel te zijn. Maar zij had haar vast punt in de eeuwigheid. Teta's levengeschie denis is de geschiedenis van dat vaste punt. Teta schiep het zichzelf, zeer in het geheim, toen zij, nog in de bloei van haar leven, haar neefje Mojmir (boeren- sproetjes, spleetoogjes en een snotneus) op verzoek van diens moeder, haar 'l 30 „Ja, ze hield eensklaps op, zoals mijn moeder doet wanneer het haar te bin nen schiet dat ze de ketel of het strijk ijzer op heeft laten staan". „Ah, zo, en wat deden jullie toen?" „We maakten ons vliegertouw af". „Jullie zaten toch met,je rug tegen de muur, nietwaar?" „Jawel, dat was lekker warpi". „Hoe lang zijn jullie op het kerkhof geweest?" „O. een hele tijd. We zijn er dadelijk na hét eten naar toe gegaan vlak na énen en we zijn er gebleven tot mijn moeder kwam roepen, dat we binnen moesten komen, wegens die moord". „Vertel me eens wie jullie allemaal gezien hebben". „We hebben alleen mensen gezien, die hier in de buurt wonen, behalve me neer Graham Ward. We moesten op staan om te zien wie hij was". „Wat bedoel je daarmee?" „Nou, we kennen alle andere mensen aan het geluid, dat zij maken". De inspecteur keek hem een tikje twijfelachtig aan. „Zou je mij ook aan mijn geluid kunnen herkennen?" Alfie Spiers gichelde. „O, u bent erg makkelijk" „Hoe dan?" „We hebben ons op u geoefend', zei Jackie Day verontschuldigend. „U neemt lange passen en uw voeten gaan klip, klap, klip op de grond". En grijn zend voegde hij er aan toe; „En af en toe klakt u met uw tong". „Niks daarvan", zei de inspecteur. Maar hij besefte eensklaps, dat het waar was. Hij was nogal van zijn stuK gebracht. Tot zijn grote ergernis klakte hij met zijn tong. „Nou", zei hij, „laten we dan begin nen met wat jullie gezien hebben. Jul lie zijn dus kort na één uur hier naar toe gegaan om te spelen, nietwaar?" „Jawel". „En jullie hebben een zekere meneer Graham Ward gezien?" „Jawel". „Hoe laat?" „Om tien voor twee". „Hoe weten jullie dat zo precies?" „We hadden een reep chocolade en daar zouden we pas aan beginnen als het twee uur was, en daarom keken we voortdurend op de torenklok". De inspecteur zijn bewondering voor het tweetal steeg met de minuut. „Dus hij kwam om tien voor twee voorbij". „De eerste keer, ja". „Kwam hij dan nog eens langs?". „Natuurlijk, hij moest toch terug". „Bedoel je, dat hij op visite geweest is?" „Ja, maar ze was er niet. We dach ten, dat hij dadelijk terug zou komen, maar dat deed hij niet". „Aangezien jullie alles schijnen te weten, kun je me zeker ook wel vertel len waar mijnheer Ward naar toe ging". Jackie scheen oprécht verbaasd te zijn bij een dergelijke vraag. „Naar juf frouw Celia Sim natuurlijk. Maar ze was niet thuis. Alfie en ik hebben haar koffer naar het station gedragen. Ze heeft ons een klein beetje geholpen", gaf hij toe. „Hoe laat kwam hij terug?" „Om tien voor drie". De inspecteur kreunde bij zulk een nauwgezetheid. „Hoe weet je dat?" „Omdat ik met Alfie gewed had, dat hij zijn reep chocola niet kon laten du ren tot meneer Ward terugkwam. Hij hield het vol tot kwart voor drieën door alleen maar te likken en hij was net klaar toen meneer Ward terugkwam". „En daarna hebben jullie meneer Ward niet meer gezien?" „Nee". „Was hij een vriend van juffrouw Pewsey?" „Hij was bij haar geweest de dag vóór dat ze vermoord werd", zei Alfie. „En toen hij naar buiten kwam, smeet hij de deur dicht en holde naar zijn auto. Ouwe Pewsey stond voor het raam te lachen en te wuiven, maar hij keek niet eens en reed weg. Toen wierp ouwe Pewsey hem een kushand na en begon op en neer :e dansen". „Allemaal verzinsels", zei de inspec teur streng. „Nietwaar," zei Jackie. Ze danste de kamer rond en kustei een boek." „Een boek?" „Ja, een zwart boek. Het was zeker een soort volksdans. Die zijn allemaal zo gek," besloot hij verachtelijk. I)e inspecteur fronste nadenkend zijn wenkbrauwen en keek naar zijn schoen- neuzen. Nog juist bijtijds wist hij t» voorkomen dat hij met zijn tong klakte „Een zwart boek? Wat voor een zwart boek?" „Dat kon ik niet goed zien. Maar ik geloof, dat het er een was, waarin ze schreef. Het was zowat zo groot als een schrift, alleen veel dikker." De inspecteur bad er de tijd voor genomen om alle documenten in het geval-Pewsey door te nemen, die d» politie tot haar beschikking had. Er was geen zwart boek bij. Dat het verdwe nen was, wees erop hoe belangrijk het was. „Dus je zag meneer Ward voorbij gaan en een uur later terugkomen?.' „Jawel." „Heb je hem nog meier keren gezien?" „Nee, meneer." „Wie zijn er nog meer voorbij ge komen?" „De dominee. Hij zei: „Hallo, Jut en Jul." Zo noemt-ie ons meestal. We konden hem zien, omdat hij op het kerkhof was, net als wij. Hij kwam uit de kerk. Toen ging hij de weg af Daarna kwam hij terug over de weg, zodat we hem niet konden zien. Toen hij het kerkhof weer op kwam, had-ie haast en zei niks tegen ons, net alsof hij gauw ergens naar toe moest." „Wie is er nog meer langs gekomen?" vroeg de inspecteur. „De dokter. Die reed een paar keer langs in zijn auto, maar dat doet-ie al tijd." „Kwam hij om de drie uur ook langs?" vroeg de inspecteur langs zijn neus weg. „Jawel. Vlak nadat de dominé voorbij was, hoorden we zijn auto op gang ko men en toen reed hij voorbij. Hij rijd» altijd erg hard." „Waar hoorden jullie de wagen star ten?" „Een eindje verder op de weg" „Bij het huis van juffrouw Pewsey. bedoel je?" „Ja, daar zowat." „En toen," zei Jackie Day, „kwam Torrens voorbij." (Wordt vervolgd) schoonzuster, voor geestelijke liet stude ren. Dat kostte haar veel spaarcentjes. En dat kostte haar naderhand, toen Eer waarde naar de missie wilde, nog meer centjes, en nog meer, toen hij weer te rugkwam, en de pastorie van haar ge boortedorp, ver weg in Bohemen, eens grondig moest laten opknappen voor hij er zelf als pastoor zijn intrek in kon nemen. Zijn intrek niet alleen maar ook haar intrek; want Teta, zeventig jaar oud. zou nu eindelijk verenigd worden met haar dierbare neef, die zij sinds dat allereerste verzoek om te mogen stude ren, thans dertig jaar geleden, nimmer meer had aanschouwd. Waren daar niet van tijd tot tijd zijn verheven bedel brieven in schoonschrift geweest, en een foto van hem in toog tegen een he mel van onheilspellende kruivende wol ken, ze zou zich hem onmogelijk zo levendig hebben kunnen voorstellen; hém, haar vaste punt, het bij ieder Mis offer weer tastbare resultaat van haar geloof, de priester, die voor haar bad en ook na haar dood voor haar zou bidden, tot zij haar nederige plaatsje in de he mel zou hebben veroverd. Zij had haar geestelijke neef nooit gezien, omdat het altijd zo'n lange en dure reis naar hem toe was geweest, én omdat het niet- gezien-hebben de sfeer van verdienste, die om deze eigenlijk dóór haar en vóór haar geschapen priester hing, aanzien lijk verhoogde. Teta's geloof was on wankelbaar. Zelfs toen zij de bewijzen in handen kreeg, dat haar geestelijke neef niets anders dan een oplichter was, die haar al die jaren wat had voorge spiegeld en niets met de geestelijke stand te maken had, bleef zij geloven. Zij moest zijn ontaarde staat van leven eerst met eigen ogen zien, voor haar vaste lichtpuntje aan de hemel uitblus te. Even maar. Want terstond klampte de ziel van de dienstmaagd Teta Linek zich weer aan een nieuw lichtpunt vast. Er waren dertig jaren tevergeefs voor bijgegaan, maar er was nog niets ver loren. „Alleen God staat vast. Al het andere gaat hem voorbij. De hele ge schiedenis der mensheid is niets anders dan een ontwikkeling van ons vermo gen tot inzicht in afwisselende verduis teringen en verlichtingen. Er zijn nog vele openbaringen niet geopenbaard...'" Teta Linek, aldus Franz Werfel via de mond van de vertellende biograaf in „De verduisterde he mel" Teta Linek was een persoon lijkheid van grote zeldzame waarde in deze tijd. Zij heeft haar hele leven uit sluitend geleefd met het oog gericht op wat blijvend is. Weliswaar had ze van dit blijvende slechts primitieve voorstel lingen.... Zij was een eenvoudige ziel, maar door haar eenvoud juist gecompliceerd en voor een romancier-als Franz Wer fel juist de moeite waard. Haar leven wa9 eentonig, maar drukte juist door die eentonigheid Teta's zin voor de grote monotonie van het Eeuwige uit. Ze was dom, pinnig en meende zich door mid del van een geestelijk neef een plaatsje in de hemel te kunnen reserveren. Ze had haar vaste punt in de eeuwigheid. Ze beschouwde het leven sub specie aeternitatis, in het schijnsel der eeuwig heid. Ze kon in dat schijnsel alleen niet over haar eigen schaduw heenspringen. Met al haar geloof niet. Nadat ze de met haar wezen vergroeide geestelijke neef als oplichter had ontmaskerd, bevond zij zich onverwachts aan de overkant imuimsumiiiiuuB „Zeggen de Fransen niet, dat de ge schiedenis zich herhaalt?" vroeg Snor- rebor ,Ja zeker," bevestigde ik. „Nou, dan hebben die Fransen ge lijk. Net als Hitler van 1933 tot 1939 speelt Moskou nu sinds 1945 de bluffer en de verongelijkte en de bedreigde. Zijn bluf is evenmin als die van Hitier niet zonder grond, maar de veronge lijkte en de bedreigde hangt het even als zijn voorganger en voorbeeld alleen maar uit om voor de kortzxehtigen en de verblinden te maskerendat hij in werkelijkheid de verongelijker en de bedreiger is. Evenals onder Hitler's chantage zucht de beschaafde wereld nu onder de chantage-politiek van het Kremlin. Evenals toen maken de geallieerden zich nu meer kopzorgen dan voorzorgen. Gepraat wordt er ge noeg, maar gedaan. Ho maarAls de de mocratie als een vertraagde film zich huiveringwekkend belachelijk lang zaam beweegt, dan handelt de dicta tuur flitsend snel als bliksemlicht. Het bliksemen is eenvoudig niet meer van de lucht en alle Westerse mogendhe den zijn doodsbenauwd voor onweer, al hebben ze zelf atoombliksems in hun mars. Hun eigen bliksemafleide-s zijn niet in orde, net als in 1939." „Wil je daarmee zeggen, dat het met een eventuele derde Wereldoorlog net zo zou gaan als met de tweede?" vroeg ik. ,Jn het gunstigste geval: ja, in alle andere: nee," orakelde Snorrebor. ,je bent erg pessimistisch vandaag," zei ik. „Wel mogelijk," antwoordde Snorre bor, „maar als je het gehannes in Straatsburg en Lake Success ziet, jian krijg ik bepaald de indruk, dat het Westen ondanks alles te optimistisch is. De Rus schept op over wat' hij heeft, en het Westen jammert over wat het niet heeft. Waar moet dat heen?" „En als het een zowel als het ander nu eens niets anders dan diplomatiek spel zou blijken?" waagde ik te ver onderstellen. ,fDan zou ik op slag optimistisch worden," besloot Snorrebor. van haar schaduw. Toch had zij niet ge sprongen. Het lichtpuntje in de ver duisterde hemel ging aan en vit. Zij deed toen twee ontdekkingen. Ten eer ste de ontdekking, dat zij in liefde te kort geschoten was. De weldaden aan haar neef begaan, waren niet ten gunste van hém, maar ten gunste van zichzelf bedoeld geweest. En de tweede ontdek king: Nu het met de neef (zonder haar liefde, maar met haar centen) fout ge lopen was, nu was zij in zijn schuld verwikkeld. Want de ene mens heeft deel aan de schuld van de ander, inzo- verre de liefde gering is. En van de lief de die hier bedoeld wordt heet het (bij Paulus aan de Corinthiërs), dat zij niet afgunstig zij en zichzelf niet zoekt". NICO VERHOEVEN 1) Franz Werfel: De verduisterde hemel, vertaald door Alice van Nahuys. Uitg. in de Reuzensalamander, Querido. Amster dam 1949. In Timberlake in de Amerikaanse staat Ohio stond men machteloos tegenover een arrestant, die gereedschappen had gestolen. Onder de plaatselijke verorde ningen was er geen, die vat op de man gaf. In allerijl kwam de gemeenteraad toen in spoedzitting bijeen en vaardig- de verordeningen uit tegen diefstal, dronkenschap, onbehoorlijk gedrag, op lichterij, het afvuren van vuurwapens binnen de bebouwde kom en een veror dening, dat katten voortaan aan een touwtje moeten worden gehouden als ze buiten de deur komen. In voor- en na jaar mogen de Timberlakers wel een riem nemen. In Nazi-Duitsland werden „goede morgen", „goede avond'', „goede dag" en „Hallo" vervangen door de groet: „Heil Hitier". Het moet wel dit bescha mende yoorbeeld zijn, dat de regerings departementen in het communistisch overheerste Hongarije heeft geïnspi reerd. Wanneer u zo'n departement op belt, zegt de telefoniste: „Handen af van Korea, met wie moet u spreken?" Voor zover wij weten, heeft nog geen Hon gaar durven antwoorden: „Doe het zelf". Alle telefonisten op de ministeries ea in de genationaliseerde ondernemingen hebben de opdracht politieke leuzen te gebruiken in plaats van „hallo". In De cember. toen Stalin jarig was, zeidea zij „LéVe Stalin". Men zou het als een posthume wraakneming van het over wonnen nationaal-socialisme kunnen be schouwen, dat zijn theoretische doods vijand, het communisme, zijn methoden en praetijken zo slaafs navolgt. Laten we hopen, dat het ook even radicaal worde verslagen. In Ohama verrichtte de Amerikaanse rechter Perry Wheeler een huwelijks plechtigheid, waarvoor hij één dollar, die de bruidegom van de bruid had ge leend, incasseerde. Vervolgens leende hij op verzoek van diezelfde bruidegom het jonge paar 25 dollarcenten om de bus te kunnen betalen. Voor alle par tijen was deze huwelijksplechtigheid een koopje. In Sandford in Florida reed de 81- jarige Henry. McLaulin met een Ford van 1925 tegen een Ford van 1923. waar in de 83-jarige Henry Bush achter het stuur zat. Resultaat: oud roest. In New Haven County in Amerika sprong Stanley W. Henderson met een parachute uit zijn neerstortend marine vliegtuig. Hij belandde ongedeerd in een boom. Toen hij naar beneden klom, werd hij door een hond in beide benen gebeten. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3