Volkshogeschool op het water
Franz Werfel en de Duitse emigranten- ?ve^ns!HgrZ
literatuur van zijn tijd
DE VERDUISTERDE HEMEL
II DE STEM
VAN DE DODE
Jjusie*i neus en
Vertrouwen
m
TOT OPRICHTING VAN INTERNATIONAAL
ACADEMISCH INSTITUUT BESLOTEN
Met m.s. „Eljo" een week naar de Ardennen
Geslaagd experiment
LITERAIRE KRONIEK
lil
Ek
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1950
PAGINA 3
Oriëntatie voor arbeid in het buitenland
Last van zenuwen?
Humanistisch front
Het geheim van Teta Linek
door
MAX MURRAY
In één moeite door
|rj!l ïttlï
Van Hitier geleerd
Lend and Lease
Soort zoekt soort
Wacht U voor de hond
Wat God op de eerste plaats van
ons vraagt hoe vreemd het
op het eerste gehoor moge klin
ken is een volkomen roekeloosheid
in ons vertrouwen op Hem, een roeke
loze overgave van ons hele wezen aan
Zijn wil en wet. Zonder angst, dat wij
er op die manier niet zullen komen,
zonder bevreesd te zijn, dat wij zó de
nodige krachten onttrekken aan onze
werkzaamheden in ons beroep.
Laten wij echter aanstonds de zaken
scherp stellen. Het kan natuurlijk de
bedoeling niet zijn, dat wij ons eenvou
dig niets aantrekken van onze plichten
en Gods water maar over Gods land la
ten lopen, er verder maar op vertrou
wend, dat God wel in orde zal maken
wat wij hebben verwaarloosd. God
maakt niets in orde wat Hij aan onze
krachten heeft toevertrouwd. Bederven
wij iets door ons niet te storen aan de
door hem vastgestelde orde, dan hebben
w ij zelf de last daarvan te dragen. In
het goddelijk heilsplan is nu eenmaal
zeer veel aan de mensen overgelaten.
God heeft ons in het leven geplaatst
met de duidelijk omschreven opdracht
onze persoonlijke omstandig
heden uit te buiten met inspanning
van alle krachten, met de ons gegeven
talenten te woekeren en te trachten
vooruit te komen in het leven. Zorgeloos
heid en luiheid verbreken de door God
gewilde orde van vooruitgang en ont
wikkeling. Werken is een strikte plicht,
waaraan niemand zich mag onttrekken,
en bovendien is het zó, dat niemand zich
daaraan kan onttrekken zonder wezen
lijk schade te lijden aan de verplichte
ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
Dit vooropgesteld komt Gods gebod:
„Zoekt eerst het Rijk Gods en het ove
rige zal u worden toegeworpen", in een
duidelijker licht te staan. Wat Jesus
hier van ons eist, is in de grond niets
anders dan de juiste oriëntering van
ons hele leven op ons enig einddoel. Het
laatste doel van het leven van iedere
mens is binnen te treden in het Rijk
van God, dat geen einde zal hebben.
Het is daarom onze plicht dit steeds
voor ogen te houden en onze waarde
ring van alle aardse goederen af te me
ten naar hun bruikbaarheid voor dit
doel. Zij mogen niet uitstijgen boven
het middel-zijn tot verwezenlijking
daarvan. En zeker mogen zij in geen
enkel opzicht een beletsel daartoe vor
men. Wat het zwaarste is moet ook
het zwaarste wegen! Dit is niet meer
dan een eis van redelijkheid voor ieder
menselijk handelen. Bij dit streven naar
het Rijk Gods hebben wij echter ook
nog een zware strijd te strijden tegen
onze eigen begeerlijkheid en dfiften.
Want geen slaaf van zijn hartstochten
kan Gods Rijk binnengaan. Het beheer-
sen of liever het juist richten van onze
begeerlijkheid vraagt evenwel zo'n in
tense en voortgezette inspanning, dat
wij daartoe niet in staat zijn zonder bij
zondere en voortdurende genade van
God. De zekerheid deze strijd tot een
goed einde te brengen is alleen te put
ten uit een sterk vertrouwen
op God, Die ons met Zijn genade en
Sacramenten de nodige gracht schenkt.
Eens heeft Jezus het volk een parabel
voorgehouden, die het probleem van ons
leven in de kern aangrijpt. Men kan
geen twee heren dienen. Het is abso
luut onmogelijk twee wezenlijk
verschillende waarden na te streven als
einddoel van ons leven. Dit is in inner-
-o iege?sPraak met elke gezonde lo-
JÜ0 irom is dit woord van Chris-
r"®, °°k niet een kwestie van een ver-
riofi k teen goede. raad, het is integen
deel het eenvoudig vaststellen van een
onvoorwaardelijke onmoge
lijkheid. Of het een of het ander, of
het goede of het kwade! Van een mid
denweg kan hier geen sprake zijn!
Christus is zeer radicaal in Zijn eisen.
Niemand zal Hem het recht daartoe
kunnen ontzeggen. En als wij dan nog
bedenken, dat Zijn geboden niet alleen
zo maar wetten zijn van de Opperheer
van het heelal, maar bovendien het
enige middel voor ons eeuwig heil
en geluk, dan kan het toch enkel maar
verstandig zijn en in ons voordeel, dat
■wij ons leven volkomen daarnaar in
zichten.
De werkelijkheid is helaas totaal an
ders! Wij willen inderdaad het on
mogelijke mogelijk maken. Door
toch twee heren te dienen. Dit is een
voudig grof zelfbedrog! Want als wij
eerlijk zijn tegenover onszelfmoeten wij
toegeven, dat de zorg voor ons stoffelijk
Welzijn, onze voorliefde voor genot en
Verstrooiing, onze onderworpenheid en
ons toegeven aan hartstochten en onge
regelde begeerten zodanig zijn, dat zij
feitelijk al onze aandacht en inspanning
opeisen, en dat wij God daarbij laten
wij hopen alleen maar onbewust als
een lastige sta-in-de-weg beschouwen.
En zo maken wij Jezus' verklaring
Waar: dat wij in werkelijkheid slechts
één heer dienen en de ander „minach
ten". Het ware te wensen dat wij ons
deze waarheid eens scherp voorstelden!
Want zó staan de zaken: Ook in ons
leven is God op de achtergrond ge
drongen, of, zoals men tegenwoordig
graag zegt: de grote Afwezige! Dat
gaat niet, dat kan niet, dat mag
niet! Wij kunnen de rollen niet omkeren
zonder de grootste en meest essentiële
schade te lijden aan onze ziel. Onafhan
kelijk van ons oordeel over deze waar
heid blijft het een onaantastbaar feit,
dat God onze eindbestemming is. Wij
zouden er eenvoudig niet aan denken
ons bij het werk voor een of ander stof
felijk doel te laten afleiden door niets
ter zake doende bijkomstigheden. Maar
Waar het ons laatste en enige levensdoel
betreft, daar vinden wij alle bijkomstig
heden juist héél wat belangrijker, zó
Zeer zelfs, dat wij ons zonder enig ge
wetensbezwaar totaal op het verkeerde
spoor laten brengen. Is dat redelijk? Is
dat verstandig?
Wij willen de moeilijkheden absoluut
niet onderschatten. Maar tenslotte heb
ben wij Gods uitdrukkelijke belofte,
dat juist, omdat wij toch heel wat
hieer waard zijn dan bloemen van het
Veld of vogels in de lucht, er voor
®ns zal gezorgd worden door
onze hemelse Vader, als wij
■naar vertrouwen h eb Ven. Daar
Zit de knoop. Dat vertrouwen ontbreekt!
Omdat ons geloof niet levend genoeg is.
Tijdens zijn leven op aarde eiste Jesus
dat geloof van ieder, die hulp van Hem
Verwachtte. „Uw geloof heeft U gered".
En ook in later tijden, tot in onze dagen
toe, ondervinden gelovige mensen nog
steeds ^e waarheid van Zijn belofte.
Maar 'juist dat roekeloze vertrouwen,
vat geloof, dat „bergen verzet", ont
breekt ons. Als wij dan al eens een beet-
<e bidden in nood, en de verhoring
'aat op zich wachten, dan krijgt God de
®bhuld en wij wenden ons van Hem af.
y-°mt het dan nooit eens in ons op,
vat wij niet aan de voorwaar
den voldoen?
Het is toch zacht uitgedrukt wel wat
^bescheiden op staande voet van God
verwachten, dat Hij voor ons klaar
'aat als wij het toevallig in ons hoofd
Men Hem om hulp te vragen, terwijl
«voor Hem meestal geen tijd hebben,
als n trouwe dienaren, die Hem alleen
Ij,, de enige Heer beschouwen, helpt
sta aH'jd. Waarom zou Hij direct klaar
ee an.aanbidders van de tegenpartij, Zijn
als rilge viJand. onmiddellijk te helpen,
den zich af en toe tot Hem wen-
Uitt' orndat zij in hun eigen kring geen
jjbrnst meer zien?
eeng is de moeite waard deze gedachte
te Srondig te overwegen en ons af
sPel"agen of WÜ met God wel „eerlijk
spelen. L.
(Van onze Brabantse redactie)
Het experiment van de Brabantse Volkshogeschool om enige van haar zomer
cursussen te geven in de vorm tian boottochten, mag volkomen geslaagd genoemd
worden. Met ruim veertig cursisten is de directeur, drs. L. van XJden, de vorige
week per m.s. „Eljo" naar de Ardennen geweest en wel zelden zal een reis van
een zo gemengd gezelschap zijn verlopen in een zo prettige en gezellige sfeer. Het
gezelschap omvatte vogels van allerlei pluimage. Er waren leraressen en maat
schappelijke werksters, winkeldames en huisvrouwen, typistes en meisjes, die
naar haar eigen zeggen „niets" deden, onderwijzers en ambtenaren,
een typograaf en een volontair in een schoenfabriek. De meesten kwamen
uit Brabgnt, enkele uit Limburg, één uit Alkmaar en één zelfs uit
Groningen. Veelal als volkomen onbekenden voor elkaar startten ze 's Maandags
m Roermond. Als een hechte gemeenschap keerden ze Zaterdags in Nederland
terug. Hoe deze verandering was teweeg gebracht? Het is moeilijk precies te
zeggen, maar zeker is het dat het feit, dat deze veertig een week lang tezamen
alle lief en leed op de „Eljo" hadden gedeeld er in belangrijke mate toe had
bijgedragen.
Daar was de sensatie van het slapen
in de scneepsbedden-in-etages, wat
uiteraard de eerste nacht nogal wat
commentaar uitlokte en vrolijkheid ver
oorzaakte. Daar waren de gezamenlijk
toebereide en verorberde maaltijden, de
enorme broeder- en zusterlijk verrichte
afwassen. Daar waren vooral de ontel
bare samen gezongen liederen.
Het is niet gemakkelijk te zeggen, hoe
veel malen in deze ene week Annema-
rieke naar „buiten, naar de soldaten" is
getrokken, hoe dikwijls het „meisje loos"
verlangd heeft lichtmatroos te worden
en de edele hertog Jan naar Brabant is
komen varen.
Daarenboven is er aan boord van de
„Eljo" heel wat gediscussieerd. Door
vele omstandigheden, o.a. de onbere
kenbaarheid van de snelheid, waar
mee een boot een bepaalde plaats kan
bereiken, wanneer deze de imposante
obstakels, die sluizen genoemd wor
den, moet passeren, konden de offici
eel vastgestelde spreekbeurten niet
doorgaan. Al was er dientengevolge al
evenmin officieel debat, toch zijn er
onderling veel gedachten uitgewis-
Met de „Nieutu Amsterdam" zijn prof.
dr. A. C. DejresneRuys en Aug.
Defresne, de directeur van het Amster
dams Toneel Gezelschap, vertrokken
naar de Verenigde Staten. Mevr.
Defresne zal het International Mediscal
Women's Congress In Philadelphia pre
sideren.
seld en vragen opgeworpen en onder
het oog gezien. Misschien dragen der
gelijke spontaan opgekomen discussies
nog wel meer bij tot verruiming van
de blik en vorming van de persoon
lijkheid dan de door een rede uitge
lokte. Het feit immers, dat men uit
zichzelf een onderwerp aansnijdt en
er over redeneert, bewijst, dat de
vraag de aandacht reeds bezig hield.
Maar ook de kennismaking met mach
tige bouwwerken van menselijk vernuft
als de sluizen van Maasbracht en Born,
om er maar enige te noemen, een
bezoek aan het uit de vijftiende eeuw
daterende kasteel d'Aigremont en aan
de Benedictijnerabdij van Maredsous.
laten hun indrukken na.
Is het niet een onvergetelijk gezicht
als de watermassa's uit de welhaast 12
meter hoge sluiswand als een ware cas
cade op u toestormen? Is het geen ver
rukkelijk moment, als ge op uw in uw
beste Frans gestelde vraag, of er een
mogelijkheid is om het feodale Kasteel
van Aigremoni te bezichtigen, in sappig
Vlaams ten antwoord krijgt, dat ge van
harte welkom zijt? Het geeft u even het
gevoel of die twee Vlaamse boeren, die
thans dat kasteel als boerenhoeve in ge
bruik hebben, speciaal voor uw plezier
vijftig jaar geleden naar Wallonië zijn
getrokken. De vriendelijkheid, waarmee
ze u alle overblijfsels uit de vroegere
bewogen tijden tonen, geeft u het pret
tige gevoel, dat ge een geëerde gast zijt.
Is het niet evenzeer een gulle geste
van de Voorzienigheid, dat Zij het ge
zelschap te Namen de oubolligste Vla
ming zendt als chauffeur van de tou
ringcar, waarmee men een tocht naar
Maredsous, Foy, Notre Dame, Dinant,
Han en Rochefort zal maken? Wat is het
heerlijk in Maredsous te ontdekken,
dat er in de Ardennen althans een plaats
te vinden is, waar men voor een rede
lijke prijs een werkelijk mooi souvenir
kan kopen. Alleen reeds hierom zou
Maredsous een bezoek waard zijn!
En hoe klein en nietig voelt ge u,
als ge, staande op de rood-marmeren bo
dem der marmergroeven te Rochefort,
opkijkt naar de rondom oprijzende wan
den, die al evenzeer van dit kostbaar
materiaal blijken te zijn.
Heel dit gezamenlijk aanschouwen, be
leven en genieten schept een band tus
sen de leden van het gezelschap. Die
band is zó sterk, dat men aan het eind
van de week in staat is met elkaar een
vrolijke avond samen te stellen, waar
bij de gebeurtenissen tijdens de reis op
humoristische wijze weer naar voren
komen, maar waarbij ook wel eens de
een of ander op goedmoedige wijze over
de hekel wordt gehaald. Als men een
dergelijke avond kan organiseren, zó, dat
iedereen zich amuseert en kostelijk
amuseert, dan is dat nog weer een
nieuwe bijdrage tot de band van saam
horigheid. Dat lukte volkomen op de
„Eljo". Het was een daverend succes. Dat
ook de tocht in zijn geheel dat was
zullen alle cursisten en de directeur u
volgaarne en in volle oprechtheid kun
nen bevestigen.
Eric en de Boog v/lv Allard
De regering heeft besloten tot oprich
ting van een Internationaal Academisch
Instituut, dat een centrum moet zijn voor
bestudering en onderwijs van sociale en
psychologische vraagstukken, welke bij
de verlening van technische hulp aan
landen, welke sociaal-economisch in ont
wikkeling zijn achtergebleven, noodza
kelijk aan de orde komen. Een centrum,
waar ook de Nederlander, die arbeid
buiten de grenzen zoekt, zich zal kun
nen oriënteren omtrent de nieuwe sa
menleving, waarvan hij deel gaat uitma
ken. Het onderwijs zal er worden ge
geven in verschillende talen, zulks ook
om voor buitenlandse studenten het Ne
derlandse Hoger Onderwijs gemakkelij
ker toegankelijk te maken.
Het denkbeeld is, zo heeft Z. Exc. prof.
dr. Th. Rutten, minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, in de radio
rede, waarin hij dit instituut aankondig
de, gezegd, dat de instelling zal berusten
op de gezamenlijke krachtsinspanning van
onze universiteiten eiè hogescholen. In
het instituut zal de grote wetenschap
pelijke kennis, die berust op onderzoek
en practische arbeid, welke in Indonesië
werd verricht, ook op andere delen van
de wereld worden gericht.
De regering verwacht, aldus de minis
ter in zijn rede, dat bij de uitvoering
van programma's voor internationale
technische hulp in toenemende mate Ne
derlanders zullen kunnen worden inge
schakeld. Ook verwacht zij, dat de dy
namische ontwikkeling, die zich in Zuid-
Oost-Azië voltrekt en welke ook in
Afrika te wachten staat, tot gevolg zal
hebben, dat meer en meer onderdanen
van landen uit die delen van de wereld
naar Europa ook naar Nederland
zullen komen, om zich hier op taken in
eigen land voor te bereiden.
Tot dusver zijn onze instituten van
hoger onderwijs over het algemeen niet
in staat die buitenlandse studenten het
verlangde onderwijs te geven. Niet al
leen is de taal een bezwaar, ook het
onderwijssysteem is hier anders gericht
dan dat van het buitenland.
Om aan deze nieuwe behoeften, ont
staan door een nauwere internationale
samenwerking, tegemoet te komen, heeft
de regering een commissie ingesteld, die
haar aangaande de aanpassing van het
hoger onderwijs van advies moet dienen.
Deze comrfiissie, onder voorzitterschap
van prof. E. de Vries heeft in drie maan
den de boven geschetste voorstellen ge
daan, die de regering in beginsel heeft
aanvaard.
Advertentie
Mijnharde*» Zenuwtabletten
helpen U er overheen.
7. „Het is een vreemd verhaal" sprak de Noorman toen het gerommel was weg
gestorven. Hij rees overeind. De atmosfeer benauwde hem. Wat was hier gaande in
dit oude gebouw? Onwillekeurig liep hij op de zware pijlenkoker toe, welke de
oude manjhem gewezen had, en bekeek deze. „Ge moogt hem wel vasthouden als
hij u interesseert," zei Allard. ,JZen vreemd verhaal, zegt ge. Hecht ge er enig
geloof aan?"
„Ik weet het niet." De Noorman bekeek de pijlen. Waarschijnlijk had hij er onder
andere omstandigheden om gelachen, dacht hij. Maar thans Zijn vingers streken
over de zware pijlschachten. Zij waren gemaakt van staalen zeker behoorden ze
tot de vreemdsoortigste wapens welke hij had gezien. Het moest reuzenkracht ver
eisen om deze boog af te schieten, waarbij deze pijlen behoorden.
„Bekijk de schachten eens goed,," wees de oude man. Hij was kennelijk blij iemand
tegenover zich te hebben met wie hij praten kon. Wat maakte hem zo bang voor
eenzaamheid? Met een ongeduldige beweging liet de Noorman de boog zakken.
Gelooft ge zelf aan die legendevroeg Eric, scherper dan hij bedoelde. Allard
dacht een ogenblik na alvorens te antwoorden. Toen scheen hij zich zijn plichten als
gastheer weer te herinneren, en, vrezend dat hij zijn gast ergerde, haalde hij zijn
schouders op met geforceerde opgewektheid. „Er zijn zoveel oude verhalen, nietwaar
Men kan niet overal geloof aan slaan. Bovendien is er in onze legende nog sprake
van een vrborgen schat. Dat stemt heel weinig met de werkelijkheid overeen, niet
waar? Zoals ge zelf kunt zien, heeft de welstand ons geslacht reeds lang verlaten!M
Hij had z'n best gedaan om zijn stem zo onverschillig mogelijk te doen klinken.
Maar eensklaps flitste buiten een nieuwe bliksemschicht voorbij het venster. Een
ogenblik overgoot een koud, blauwachtig licht de gehele zaal, en bij de glans daarvan
zag Eric zoveel angst en onzekerheid op het gelaat van de oude man getekend, dat
er een diep gevoel van medelijden in hem opwelde
,X»uister," zei hij vriendelijk. „Indien ik u helpen kan Hij kwam niet verder.
Buiten, ergens in het gebouw, klonk plotseling een angstige kreet. Voetstappen
renden nader. Meteen vloog de deur open, en op de drempel vertoonde zich een
jonge man. Zijn kleren waren bemorst met modder. Zijn gelaat was grauw van angst.
Reeds flitste de hand van de Noorman, op alles voorbereid, naar zijn zwaardtoen
de oude Allard zich oprichtte.
Gudrunhijgde hij moeilijk. „Gudrun, mijn zoon..
T~\ranz Werfel kent men wellicht als auteur van de roman „Het lied van
ri Bernadette", of althans vanwege de verfilming van die roman. Werfel
schreef deze geschiedenis van het wonder te Lourdes als balling in Ame
rika. Hij was Oostenrijker, geboren in 1890; verliet Duitsland in 1933 en woonde
achtereenvolgens, telkenmale voor de Duitse machtsgreep vluchtend, in Tsje-
choslowakije, Frankrijk en de Ver. Staten. Hij overleed te Beverley Hill, Caü-
fornië, in 1945, kort na het einde van de oorlog.
Werfel's belangrijkste werk behoort,
evenals dat van Thomas Mann, Georg
Hermann, Joseph Roth, Bruno Frank,
Anna Seghers, Lion Feuchtwanger e.a.,
tot de zogenaamde emigrantenliteratuur;
een term, die. sinds zij in de geschiede
nis van onze dagen is opgedoken, de be
tekenis heeft van: een humanistisch
front, in den vreemde opgeworpen. Hu
manistisch in hoge mate is Werfel's
oeuvre, bestaande uit gedichten, talrijke
romans, novellen en toneelstukken. Maar
behalve door dit algemene, aan de emi
grantenliteratuur eigen humanisme,
wordt het werk van Werfel nog geken
merkt door een heel bijzondere, religieu
ze impuls. De verdediging van de mens.
deze principiële taak der Duitse auteurs
in ballingschap, komt bij Werfel voort
durend tot uiting als verantwoording
van en pleidooi vóór de mens als be
hoeder van een eeuwigheids-
principe; of concreter gezegd: Werfel
verdedigt de mens als gelovige. Hij ge
tuigt niet alleen van het récht op geloof
(dat recht spruit voort uit het humanis
tische vrijheidsprineïpe, met het opeisen
waarvan men zich tegen de totalitaire
systemen van deze tijd kant)hij getuigt
van de nóódzaak van een hecht geloof,
omdat het geloof „het perspectief
van de wereld" is.
Waar Werfel de mens verdedigt, stelt
hii hem tevens verantwoordelijk. Verant
woordelijk voor wat er in de wereld
gebeurt. Werfel vraagt zich af: In hoe
verre is de ene mens verwikkeld in de
schuld van een ander? Hij stelt een mo
rele schuldvraag aan de mensheid in het
algemeen en aan ieder mens afzonder
lijk. Het is begrijpelijk, dat het juist een
Duits emigrant is, die deze vraag stelt.
De vraag wordt geactualiseerd door de
catastrophale ontwikkeling, welke de
gebeurtenissen in Duitsland kort voor en
tijdens de oorlog namen. Komt het leed,
dat het Derde Rijk over de wereld
bracht, voor rekening van een aantal
lieden, die men oorlogsmisdadigers
noemt? Of voor rekening van de Duitse
natie? Is er een nationale schuld; of is
er daarbovenuit nog een schuld, die de
gehele mensheid van deze tijd treft?
Men moet op deze vragen geen snel en
scherp omlijnd antwoord verwachten.
Men zou kunnen zeggen: de mensheid is
schuldig, in zoverre zij „het perspectief
van de wereld" niet meer ziet, in zoverre
zij in het platte vlak van de tijd leeft en
geen besef meer heeft van het eeuwige
leven boven of buiten ruimte en tijd.
„Wanneer ik", zegt Franz Werfel in
zijn roman „De verduisterde
heme 1", „als jongmens door de straten
der steden liep, dan had ik het gevoel,
alsof ik al die zo haastig voortrennende
mensen met hun gesloten gezichten
moest vasthouden en hun toeschreeuwen:
Blijf toch staan en denk eens na en ge
niet van dit ontzagwekkende vanwaar
waarheen waarom? Ik heb al hee!
vroeg gezien, dat de opstand tegen de
metaphysica de oorzaak van al onze
ellende is. Er zijn nog altijd dwazen, die
denken, dat typhus met aspirine genezen
kan worden, omdat de koorts er door
Franz Werfel
daalt. Het socialisme is zo'n goeiig aspi
rientje. Maar het gaat hier om een ziele-
pest. Onze zielen willen niet meer aan
hun onverwoestbaarheid geloven en
hiermee aan hun eeuwige verantwoorde
lijkheid. De verduisterde hemel
is het grote tekort van deze tijd." De
verduistering houdt ons gevangen bin
nen het platte vlak. Wij hebben een vast,
blijvend, onverwoestbaar punt buiten de
wereld nodig om ons naar te richten.
Zo'n punt nu .had de eenvoudige, een
beetje sluwe, een beetje gierige, een
beetje oudevrijsterachtige dienstmaagd
Teta Linek. het zeer originele hoofdper
soontje uit Werfel's roman „De verduis
terde hemel" 1).
Teta Linek had een geheim. De mensen
hebben het niet aan haar vermoed. Ze
was ruim zeventig jaar toen ze stierf;
een uitgeleefde vrouw, klein, rond, met
brede jukbeenderen en lichte vergeet-
mij-niet-ogen, die een oplettende, eigen
zinnige en soms wantrouwende uitdruk
king hadden. Een Slavisch type. Ze was
haar leven lang keukenmeid geweest bij
adellijke families in Oostenrijk. Ze had
haar leven lang gespaard, met bereke
nend overleg. Wie begreep het uitgekien
de levensplan van dit onopvallende en
avontuurloze wezentje? Wist zij wat lief
de was? Drong het tot haar door wat er
in de wereld gebeurde? Beslist niet. De
„Anschlusz" van Oostenrijk was haar op
haar oude dag voorbijgegaan, zonder dat
het indruk maakte. En zij had in eer en
deugd spataderen gekregen van het vele
staan voor het fornuis (voor het bered
deren van een feestdiner voor dertig per
sonen draaide zij haar hand niet om). Zij
heeft van het leven haast niets geproefd;
vreugde noch verdriet. Als er iemand zon
der perspectief leefde, dan scheen zij het
wel te zijn. Maar zij had haar vast punt
in de eeuwigheid. Teta's levengeschie
denis is de geschiedenis van dat vaste
punt. Teta schiep het zichzelf, zeer in het
geheim, toen zij, nog in de bloei van
haar leven, haar neefje Mojmir (boeren-
sproetjes, spleetoogjes en een snotneus)
op verzoek van diens moeder, haar
'l
30
„Ja, ze hield eensklaps op, zoals mijn
moeder doet wanneer het haar te bin
nen schiet dat ze de ketel of het strijk
ijzer op heeft laten staan".
„Ah, zo, en wat deden jullie toen?"
„We maakten ons vliegertouw af".
„Jullie zaten toch met,je rug tegen
de muur, nietwaar?"
„Jawel, dat was lekker warpi".
„Hoe lang zijn jullie op het kerkhof
geweest?"
„O. een hele tijd. We zijn er dadelijk
na hét eten naar toe gegaan vlak na
énen en we zijn er gebleven tot mijn
moeder kwam roepen, dat we binnen
moesten komen, wegens die moord".
„Vertel me eens wie jullie allemaal
gezien hebben".
„We hebben alleen mensen gezien, die
hier in de buurt wonen, behalve me
neer Graham Ward. We moesten op
staan om te zien wie hij was".
„Wat bedoel je daarmee?"
„Nou, we kennen alle andere mensen
aan het geluid, dat zij maken".
De inspecteur keek hem een tikje
twijfelachtig aan. „Zou je mij ook aan
mijn geluid kunnen herkennen?"
Alfie Spiers gichelde. „O, u bent erg
makkelijk"
„Hoe dan?"
„We hebben ons op u geoefend', zei
Jackie Day verontschuldigend. „U
neemt lange passen en uw voeten gaan
klip, klap, klip op de grond". En grijn
zend voegde hij er aan toe; „En af en
toe klakt u met uw tong".
„Niks daarvan", zei de inspecteur.
Maar hij besefte eensklaps, dat het
waar was. Hij was nogal van zijn stuK
gebracht. Tot zijn grote ergernis klakte
hij met zijn tong.
„Nou", zei hij, „laten we dan begin
nen met wat jullie gezien hebben. Jul
lie zijn dus kort na één uur hier naar
toe gegaan om te spelen, nietwaar?"
„Jawel".
„En jullie hebben een zekere meneer
Graham Ward gezien?"
„Jawel".
„Hoe laat?"
„Om tien voor twee".
„Hoe weten jullie dat zo precies?"
„We hadden een reep chocolade en
daar zouden we pas aan beginnen als
het twee uur was, en daarom keken we
voortdurend op de torenklok".
De inspecteur zijn bewondering voor
het tweetal steeg met de minuut.
„Dus hij kwam om tien voor twee
voorbij".
„De eerste keer, ja".
„Kwam hij dan nog eens langs?".
„Natuurlijk, hij moest toch terug".
„Bedoel je, dat hij op visite geweest
is?"
„Ja, maar ze was er niet. We dach
ten, dat hij dadelijk terug zou komen,
maar dat deed hij niet".
„Aangezien jullie alles schijnen te
weten, kun je me zeker ook wel vertel
len waar mijnheer Ward naar toe ging".
Jackie scheen oprécht verbaasd te
zijn bij een dergelijke vraag. „Naar juf
frouw Celia Sim natuurlijk. Maar ze
was niet thuis. Alfie en ik hebben haar
koffer naar het station gedragen. Ze
heeft ons een klein beetje geholpen",
gaf hij toe.
„Hoe laat kwam hij terug?"
„Om tien voor drie".
De inspecteur kreunde bij zulk een
nauwgezetheid. „Hoe weet je dat?"
„Omdat ik met Alfie gewed had, dat
hij zijn reep chocola niet kon laten du
ren tot meneer Ward terugkwam. Hij
hield het vol tot kwart voor drieën door
alleen maar te likken en hij was net
klaar toen meneer Ward terugkwam".
„En daarna hebben jullie meneer
Ward niet meer gezien?"
„Nee".
„Was hij een vriend van juffrouw
Pewsey?"
„Hij was bij haar geweest de dag
vóór dat ze vermoord werd", zei Alfie.
„En toen hij naar buiten kwam, smeet
hij de deur dicht en holde naar zijn
auto. Ouwe Pewsey stond voor het raam
te lachen en te wuiven, maar hij keek
niet eens en reed weg. Toen wierp ouwe
Pewsey hem een kushand na en begon
op en neer :e dansen".
„Allemaal verzinsels", zei de inspec
teur streng.
„Nietwaar," zei Jackie. Ze danste de
kamer rond en kustei een boek."
„Een boek?"
„Ja, een zwart boek. Het was zeker
een soort volksdans. Die zijn allemaal
zo gek," besloot hij verachtelijk.
I)e inspecteur fronste nadenkend zijn
wenkbrauwen en keek naar zijn schoen-
neuzen. Nog juist bijtijds wist hij t»
voorkomen dat hij met zijn tong klakte
„Een zwart boek? Wat voor een zwart
boek?"
„Dat kon ik niet goed zien. Maar ik
geloof, dat het er een was, waarin ze
schreef. Het was zowat zo groot als een
schrift, alleen veel dikker."
De inspecteur bad er de tijd voor
genomen om alle documenten in het
geval-Pewsey door te nemen, die d»
politie tot haar beschikking had. Er was
geen zwart boek bij. Dat het verdwe
nen was, wees erop hoe belangrijk het
was.
„Dus je zag meneer Ward voorbij
gaan en een uur later terugkomen?.'
„Jawel."
„Heb je hem nog meier keren gezien?"
„Nee, meneer."
„Wie zijn er nog meer voorbij ge
komen?"
„De dominee. Hij zei: „Hallo, Jut en
Jul." Zo noemt-ie ons meestal. We
konden hem zien, omdat hij op het
kerkhof was, net als wij. Hij kwam
uit de kerk. Toen ging hij de weg af
Daarna kwam hij terug over de weg,
zodat we hem niet konden zien. Toen
hij het kerkhof weer op kwam, had-ie
haast en zei niks tegen ons, net alsof
hij gauw ergens naar toe moest."
„Wie is er nog meer langs gekomen?"
vroeg de inspecteur.
„De dokter. Die reed een paar keer
langs in zijn auto, maar dat doet-ie al
tijd."
„Kwam hij om de drie uur ook langs?"
vroeg de inspecteur langs zijn neus
weg.
„Jawel. Vlak nadat de dominé voorbij
was, hoorden we zijn auto op gang ko
men en toen reed hij voorbij. Hij rijd»
altijd erg hard."
„Waar hoorden jullie de wagen star
ten?"
„Een eindje verder op de weg"
„Bij het huis van juffrouw Pewsey.
bedoel je?"
„Ja, daar zowat."
„En toen," zei Jackie Day, „kwam
Torrens voorbij."
(Wordt vervolgd)
schoonzuster, voor geestelijke liet stude
ren. Dat kostte haar veel spaarcentjes. En
dat kostte haar naderhand, toen Eer
waarde naar de missie wilde, nog meer
centjes, en nog meer, toen hij weer te
rugkwam, en de pastorie van haar ge
boortedorp, ver weg in Bohemen, eens
grondig moest laten opknappen voor hij
er zelf als pastoor zijn intrek in kon
nemen. Zijn intrek niet alleen maar ook
haar intrek; want Teta, zeventig jaar
oud. zou nu eindelijk verenigd worden
met haar dierbare neef, die zij sinds dat
allereerste verzoek om te mogen stude
ren, thans dertig jaar geleden, nimmer
meer had aanschouwd. Waren daar niet
van tijd tot tijd zijn verheven bedel
brieven in schoonschrift geweest, en
een foto van hem in toog tegen een he
mel van onheilspellende kruivende wol
ken, ze zou zich hem onmogelijk zo
levendig hebben kunnen voorstellen;
hém, haar vaste punt, het bij ieder Mis
offer weer tastbare resultaat van haar
geloof, de priester, die voor haar bad en
ook na haar dood voor haar zou bidden,
tot zij haar nederige plaatsje in de he
mel zou hebben veroverd. Zij had haar
geestelijke neef nooit gezien, omdat het
altijd zo'n lange en dure reis naar hem
toe was geweest, én omdat het niet-
gezien-hebben de sfeer van verdienste,
die om deze eigenlijk dóór haar en vóór
haar geschapen priester hing, aanzien
lijk verhoogde. Teta's geloof was on
wankelbaar. Zelfs toen zij de bewijzen
in handen kreeg, dat haar geestelijke
neef niets anders dan een oplichter was,
die haar al die jaren wat had voorge
spiegeld en niets met de geestelijke
stand te maken had, bleef zij geloven.
Zij moest zijn ontaarde staat van leven
eerst met eigen ogen zien, voor haar
vaste lichtpuntje aan de hemel uitblus
te. Even maar. Want terstond klampte
de ziel van de dienstmaagd Teta Linek
zich weer aan een nieuw lichtpunt vast.
Er waren dertig jaren tevergeefs voor
bijgegaan, maar er was nog niets ver
loren. „Alleen God staat vast. Al het
andere gaat hem voorbij. De hele ge
schiedenis der mensheid is niets anders
dan een ontwikkeling van ons vermo
gen tot inzicht in afwisselende verduis
teringen en verlichtingen. Er zijn nog
vele openbaringen niet geopenbaard...'"
Teta Linek, aldus Franz Werfel
via de mond van de vertellende
biograaf in „De verduisterde he
mel" Teta Linek was een persoon
lijkheid van grote zeldzame waarde in
deze tijd. Zij heeft haar hele leven uit
sluitend geleefd met het oog gericht op
wat blijvend is. Weliswaar had ze van
dit blijvende slechts primitieve voorstel
lingen....
Zij was een eenvoudige ziel, maar
door haar eenvoud juist gecompliceerd
en voor een romancier-als Franz Wer
fel juist de moeite waard. Haar leven
wa9 eentonig, maar drukte juist door die
eentonigheid Teta's zin voor de grote
monotonie van het Eeuwige uit. Ze was
dom, pinnig en meende zich door mid
del van een geestelijk neef een plaatsje
in de hemel te kunnen reserveren. Ze
had haar vaste punt in de eeuwigheid.
Ze beschouwde het leven sub specie
aeternitatis, in het schijnsel der eeuwig
heid. Ze kon in dat schijnsel alleen niet
over haar eigen schaduw heenspringen.
Met al haar geloof niet. Nadat ze de met
haar wezen vergroeide geestelijke neef
als oplichter had ontmaskerd, bevond
zij zich onverwachts aan de overkant
imuimsumiiiiuuB
„Zeggen de Fransen niet, dat de ge
schiedenis zich herhaalt?" vroeg Snor-
rebor
,Ja zeker," bevestigde ik.
„Nou, dan hebben die Fransen ge
lijk. Net als Hitler van 1933 tot 1939
speelt Moskou nu sinds 1945 de bluffer
en de verongelijkte en de bedreigde.
Zijn bluf is evenmin als die van Hitier
niet zonder grond, maar de veronge
lijkte en de bedreigde hangt het even
als zijn voorganger en voorbeeld alleen
maar uit om voor de kortzxehtigen en
de verblinden te maskerendat hij in
werkelijkheid de verongelijker en de
bedreiger is. Evenals onder Hitler's
chantage zucht de beschaafde wereld
nu onder de chantage-politiek van
het Kremlin. Evenals toen maken de
geallieerden zich nu meer kopzorgen
dan voorzorgen. Gepraat wordt er ge
noeg, maar gedaan. Ho maarAls de de
mocratie als een vertraagde film zich
huiveringwekkend belachelijk lang
zaam beweegt, dan handelt de dicta
tuur flitsend snel als bliksemlicht. Het
bliksemen is eenvoudig niet meer van
de lucht en alle Westerse mogendhe
den zijn doodsbenauwd voor onweer,
al hebben ze zelf atoombliksems in
hun mars. Hun eigen bliksemafleide-s
zijn niet in orde, net als in 1939."
„Wil je daarmee zeggen, dat het
met een eventuele derde Wereldoorlog
net zo zou gaan als met de tweede?"
vroeg ik.
,Jn het gunstigste geval: ja, in alle
andere: nee," orakelde Snorrebor.
,je bent erg pessimistisch vandaag,"
zei ik.
„Wel mogelijk," antwoordde Snorre
bor, „maar als je het gehannes in
Straatsburg en Lake Success ziet, jian
krijg ik bepaald de indruk, dat het
Westen ondanks alles te optimistisch
is. De Rus schept op over wat' hij
heeft, en het Westen jammert over
wat het niet heeft. Waar moet dat
heen?"
„En als het een zowel als het ander
nu eens niets anders dan diplomatiek
spel zou blijken?" waagde ik te ver
onderstellen.
,fDan zou ik op slag optimistisch
worden," besloot Snorrebor.
van haar schaduw. Toch had zij niet ge
sprongen. Het lichtpuntje in de ver
duisterde hemel ging aan en vit. Zij
deed toen twee ontdekkingen. Ten eer
ste de ontdekking, dat zij in liefde te
kort geschoten was. De weldaden aan
haar neef begaan, waren niet ten gunste
van hém, maar ten gunste van zichzelf
bedoeld geweest. En de tweede ontdek
king: Nu het met de neef (zonder haar
liefde, maar met haar centen) fout ge
lopen was, nu was zij in zijn schuld
verwikkeld. Want de ene mens heeft
deel aan de schuld van de ander, inzo-
verre de liefde gering is. En van de lief
de die hier bedoeld wordt heet het (bij
Paulus aan de Corinthiërs), dat zij niet
afgunstig zij en zichzelf niet zoekt".
NICO VERHOEVEN
1) Franz Werfel: De verduisterde hemel,
vertaald door Alice van Nahuys. Uitg. in
de Reuzensalamander, Querido. Amster
dam 1949.
In Timberlake in de Amerikaanse staat
Ohio stond men machteloos tegenover
een arrestant, die gereedschappen had
gestolen. Onder de plaatselijke verorde
ningen was er geen, die vat op de man
gaf. In allerijl kwam de gemeenteraad
toen in spoedzitting bijeen en vaardig-
de verordeningen uit tegen diefstal,
dronkenschap, onbehoorlijk gedrag, op
lichterij, het afvuren van vuurwapens
binnen de bebouwde kom en een veror
dening, dat katten voortaan aan een
touwtje moeten worden gehouden als ze
buiten de deur komen. In voor- en na
jaar mogen de Timberlakers wel een
riem nemen.
In Nazi-Duitsland werden „goede
morgen", „goede avond'', „goede dag"
en „Hallo" vervangen door de groet:
„Heil Hitier". Het moet wel dit bescha
mende yoorbeeld zijn, dat de regerings
departementen in het communistisch
overheerste Hongarije heeft geïnspi
reerd. Wanneer u zo'n departement op
belt, zegt de telefoniste: „Handen af van
Korea, met wie moet u spreken?" Voor
zover wij weten, heeft nog geen Hon
gaar durven antwoorden: „Doe het zelf".
Alle telefonisten op de ministeries ea
in de genationaliseerde ondernemingen
hebben de opdracht politieke leuzen te
gebruiken in plaats van „hallo". In De
cember. toen Stalin jarig was, zeidea
zij „LéVe Stalin". Men zou het als een
posthume wraakneming van het over
wonnen nationaal-socialisme kunnen be
schouwen, dat zijn theoretische doods
vijand, het communisme, zijn methoden
en praetijken zo slaafs navolgt. Laten
we hopen, dat het ook even radicaal
worde verslagen.
In Ohama verrichtte de Amerikaanse
rechter Perry Wheeler een huwelijks
plechtigheid, waarvoor hij één dollar,
die de bruidegom van de bruid had ge
leend, incasseerde. Vervolgens leende
hij op verzoek van diezelfde bruidegom
het jonge paar 25 dollarcenten om de
bus te kunnen betalen. Voor alle par
tijen was deze huwelijksplechtigheid een
koopje.
In Sandford in Florida reed de 81-
jarige Henry. McLaulin met een Ford
van 1925 tegen een Ford van 1923. waar
in de 83-jarige Henry Bush achter het
stuur zat. Resultaat: oud roest.
In New Haven County in Amerika
sprong Stanley W. Henderson met een
parachute uit zijn neerstortend marine
vliegtuig. Hij belandde ongedeerd in een
boom. Toen hij naar beneden klom,
werd hij door een hond in beide benen
gebeten.
1