Onechtheid
fA
Q
EEN ZIEL IN „DE HITTE DES DAAGS"
Elisabeth Bowen, modern Engels
meesterschap
HET CIRCUS VAN NERO
DE TENTOONSTELLING VAN MODERNE
GEWIJDE KUNST TE ROME
Uitgelezen collectie
grafieken
Spender niet voldaan
Overpeinzingen
II DE STEM
VAN DE DODE
Beste Nederlandse werken hier hijeen gebracht
r»
^Pullman
Cï)tatrc(éóen
LITERAIRE KRONIEK
Opgravingen onder de St. Pieter
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1950
PAGINA 3
N.v. WMWMBico
Kwestie-Nieuw-G uinea
Over houding van de
Britse regering
Een verzoekschrift
'zzéA
I GEZONDE SLAAP:!
van Snorrebor
door
MAX MURRAY
86
Ondanks haar getalssterkte, ondanks
haar goddelijke leer, volmaakte
eenheid en perfecte organisatie
5s de Katholieke Kerk toch niet in staat
gebleken haar beginselen in het leven
der mensen algemeen ingang te doen
vinden. Van de vele oorzaken, die dit
betreurenswaardig verschijnsel kunnen
verklaren, is een tekort aan saamhorig
heid als een der voornaamste te noe
men. De fout is vóór alles te zoeken in
de persoonlijke levenshouding der af
zonderlijke Katholieken. Het feit is
immers niet uit de wereld te praten,
dat de meesten van ons niet leven op de
hoogte van hun roeping! De ervaring
van elke dag doet ons voorbeelden te
over aan de hand van andersdenkenden
en eerlijke zoekers naar de waarheid,
die zich telkens weer opnieuw afgesto
ten voelen door het onchristelijke, on
sociale en liefdeloze gedrag van veel
Katholieken, van wie zo zegt men
dan een dergelijk, volkomen op zelf
zucht en de beginselen der wereld af
gestemd optreden toch allerminst
mocht verwacht worden.
Er is op deze critiek maar één ant
woord mogelijk: ze is absoluut gerecht
vaardigd. Het is zó, dat het leven van
menig Katholiek zijn geloof in discrediet
brengt, omdat hij, in plaats van zijn
goddelijke roeping te vervullen: „het
licht der wereld te zijn", juist de kost
baarste bondgenoot wordt van de duivel
in zijn strijd tegen God. Wij willen het
echter vandaag niet hebben over de
iftvloed van de Katholieken op de niet-
katholieke wereld, maar veeleer over
een speciale kant van het leven van
mensen, die zich wel katholiek noe
men, en naar eigen oordeel zelfs
tot de „heiligen" onder hen behoren
wier leven in werkelijkheid echter één
stuk onechtheid en het grote woord
moet er maar uit huichelarij is. Er
kan wel toegegeven worden, dat hier
niet altijd sprake is van opzet, van be
wuste en gewilde mooi-voordoenerij;
dat in veel gevallen een dergelijke hou
ding voortkomt uit bekrompenheid van
geest, verkeerd inzicht of doodgewone
domheid. Maar desondanks blijft het feit
bestaan, dat dergelijke mensen een
werkelijk groot gevaar voor hun om
geving uitmaken. En dit des te meer,
daar zij gewoonlijk behept zijn met zo'n
-ontstellende mate van eigenwijsheid en
betweterij, dat hun met geen mogelijk
heid aan het verstand te brengen is,
hoever zij van het ware Christendom,
van de echte heiligheid afstaan.
Ondanks ik zou veel liever zeggen:
juist omdat zij halve dagen in de
kerk doorbrengen, er tot ongeveer
iedere heilige een aparte devotie op na
houden en geen preek, geen radiovoor
dracht over godsdienstige onderwerpen
overslaan.
Hun godsdienstigheid het woord:
vroomheid is hier misplaatst is er een
van eigen maaksel, waarin de H.
Wil van God vervangen is door per
soonlijke bedenksels. Te pas en te on
pas hebben zij Gods H. Naam in de
mond, ze kennen de hele buurt en zij
maken uit, wie een geschikte candidaat
voor de Hemel is en wie niet. Wee de
gene, die geen genade vindt in hun ogen!
Grondiger dan „wilde dieren" hun
slachtoffers verscheuren, wordt zo'n
beklagenswaardige afgemaakt, maar
let wel natuurlijk uit louter bezorgd
heid voor het Rijk Gods; met een
„zacht" stemmetje, met een „vroom"
gezichtje, met een „heilige afschuw"
voor zoveel slechtheid, en desnoods nog
met de aandoenlijke verzekering veel
voor de arme zondaar te bidden. Als hij
tenminste niet onmiddellijk met grote
verontwaardiging uitgestoten wordt uit
■?un ..gemeenschap van heiligen". Zon
daars moeten immers gemeden worden
°esmettelijke zieken!!
En vergeten we dit vooral niet: hoe
meer „slechte Katholieken" op deze wij
ze in de ban worden gedaan, hoe meer
reden men zelf heeft de goede God te
danken voor zijn eigen heilige „voor
treffelijkheid". Dat deed immers de
Farizeër vooraan in de tempel precies
zo!!
En laten we nu niet menen, dat der
gelijke karakters een uitzondering zijn,
dat ze hoogstens voorkomen onder het
bekende kwezeltype van verzuurde en
gefrusteerde juffrouwen, die voor haar
verdrongen instincten op deze wijze een
uitlaat zoeken; in mindere of meerdere
mate is deze mentaliteit gemeengoed
onder allen, die van de ware leer van
Christus niets anders hebben overgela
ten dan een samenstel van dode voor
schriften en uitwendige gedragingsbe
palingen, die naar de letter behoren te
worden nageleefd.
Een groot mensenkenner placht te
vragen, wanneer het „heilige" le
ven van de een of ander werd ge
roemd: Hoe gedraagt hij zich tegenover
zijn medemensen? Met deze vraag is de
hele kwestie in eens in het ware licht
geplaatst. De naastenliefde is Christus'
eerste en voornaamste gebod. Daar ver
andert de hele wereld niets aan! Wie de
liefde in het gedrang brengt, heeft bij
God afgedaan. Geen bidden, geen ver
stervingen, geen offers kunnen die ver
vangen. „Ik wil geen offers, maar barm
hartigheid," heeft God gezegd.
Nu is het helaas waar, dat geen gebod
meer en ernstiger overtreden wordt dan
juist het gebod van de liefde, vaak nog
onder het schijnheilige voorwendsel van
z.g. vroomheid! En dit is het juist, wat
het leven tan zoveel Katholieken, die
toch zo graag „vroom" willen zijn, zo
gruwelijk onecht en onnatuurlijk maakt.
Dergelijke mensen bidden zichzelf de
hemel uit! Voor deze liefdelozen is er
geen plaats in het liefderijk van God.
>Als ze dat toch maar eens wilden in
zien! Als ze hun kunstmatig overdreven
en levensvreemd godsdienstig gedoe toch
maar eens wilden opgeven voor een ge
woon en eerlijk en vertrouwvol opzien
tot God, voor hun eigen deur wilden
vegen en andere mensen met rust laten.
Begrijpen zij dan helemaal niet, hoeveel
onnoemelijke ellende hun venijnige ton
gen, hun kwaadspreken en lasteren in
het leven van hun medemensen veroor
zaken? Wie heeft eigenlijk het reent
stenen te werpen op een ander? Christus
heeft eens gezegd: „Alleen hij, die zon
der zonden is"!! En die was nergens te
vinden!
Met welk recht wordt een medemens,
al heeft hij dan ook al eens verkeerd ge
daan, met de vinger nagewezen en uit
de gemeenschap gestoten? Als Christus-
zelf, de oneindig Heilige, juist bij voor
keur de zondaars en verschoppelingen
opzoekt alleen de zieken hebben im
mers een geneesheer nodig met welk
recht achten wij ons dan te goed, vrien
delijk en vergevensgezind te zijn tegen
over ontspoorde medemensen, die God
voornamelijk redden wil?
Een goddelijke waarschuwing luidt:
..Oordeelt niet, opdat gijzelf niet geoor
deeld wordt." Menigeen, die door de
mensen wordt veroordeeld, is in Gods
ogen de uitverkorene, terwijl zijn rech
ters de verworpenen zullen zijn. Wat
kwaadspreken en lasteren in één minuut
bederven, kan vaak in een geheel leven
biet meer worden goed gemaakt.
Liefdeloze mensen kunnen onmogelijk
8°ede Katholieken zijn' Kwaadspreken
lasteren is ook een zonde tegen het
vijfde gebod! Omdat daardoor de goede
baam van de evenmens, waarop ieder
®en onvervreemdbaar recht heeft, „ge
dood" wordt. Niet alleen overtreden
jmike mensen het eerste gebod van lief-
?o, maar bovendien is hun eigen leven
huichelachtig en onwaar, een gruwel
v°°r God, Die niet bedrogen wil wor-
_^b. in plaats van zichzelf te verbeteren
w„en daar hebben ze hun handen aan
is hun hele belangstelling op arf-
omCn Soricht. Een preek misbruiken zij,
j™1 Precies vast te stellen wie van hun
bbissen zich dat nu maar eens goed
moet
(Speciale correspondentie)
Met de Franse en de Italiaanse afdeling van de internationale tentoonstelling
van moderne gewijde kunst te Rome, is die van Nederland nu ook gereed. De ten
toonstelling zelf, een van de vier exposities door het Centraal Comité voor het
Heilig Jaar georganiseerd, zal op 3 September a.s. officieel geopend worden. In
tegenwoordigheid van een beperkt aantal Nederlandse en Italiaanse genodigden
is de Nederlandse afdeling op 17 Augustus j.l. zoals gemeld door Jhr. Marcus
van Weede, gezant van Nederland bij de H. Stoel, voor geopend verklaard.
Ook bij een vluchtig bezoek van deze
afdeling, die tussen de Belgische en de
Italiaanse gelegen is, bemerkt men, dat
het nationaal comité van deze tentoon
stelling, bestaande uit de zeereerw. heer
J. J. Henneman, Archivaris van het bis
dom Haarlem, als voorzitter en uit de
heren Herman Walstra te Utrecht als
secretaris, prof. J. Timmers van de Uni
versiteit van Nijmegen en M. v. d.
Griendt, directeur van het Provinciaal
Genootschap van Kunsten en Weten
schappen van Noord-Brabant uit Den
Bosch als leden met daarbij nog als ad
viseur de heer L. Hendriks, chef van
dienst van het Stedelijk Museum van
Amsterdam, de beste werken der laat
ste vijftig jaren op het gebied van Ker
kelijke Kunst in Nederland bijeen ge
bracht heeft.
Bij het betreden van de afdeling
maakt men terstond kennis met de
tekeningen van de grondleggers van
de modernisering van de gewijde
schilderkunst in Nederland, n.l. Too-
rop en Willem van Konijnenburg.
Daarna blijven de ogeil van de bezoe
kers rusten op drie kerkgewaden, een
koorkap, een dalmatiek en een tuniek,
met de hand geweven door de zusters
Benedictinessen van de Liobastich-
ting in Egmond-Binnen, onder leiding
van Moeder Hildegard Michaelis.
Het vertrek daarnaast is ingericht als
een kapel. Op de achtergrond prijkt een
compleet ingericht priesterkoor. De
voorstelling boven het altaar van de
Heilige Drievuldigheid en het overhui
vend baldakijn, in goudgele kleur, is
rijkelijk versierd met kunstnaaldwerk
van mevr. Hildegard Brom-Fischer. Ta
bernakel, kruisbeeld en kandelaars en
andere altaarbenodigdheden zijn uit de
ateliers van de gebroeders Jan Eloy en
Leo Brom afkomstig. Het priesterkoor
wordt afgesloten door een gesmeed hek
van Nico Witteman.
Dan komen de bezoekers voor een
majestueuze bronzen doopvont van bo
vengenoemde edelsmeden, eigendom
van de kerk Van het H. Hart van Jezus
in Den Haag. Terzijde daarvan bevindt
zich een collectie van monstransen uit
kerken van Nederland.
Aan de wanden prijken hier een pa
neel in opalineglas van Joep Nicolas
(de Kruisiging). Het geheel wordt aan
gevuld door een detail van een Maria-
raam in glas en lood van Karei Traut-
wein en een verheven altaar-triptiek
van Henri Jonas, eigendom van het
kerkbestuur van Beek-Genhout.
Men vindt voorts een zeer voorname
collectie van miskelken, waaronder de
alom bekende kelk van Losser en het
prachtige emailwerk van Johanna Brom,
op enige van deze kelken en op teca's
voor de bewaring van olie van het H.
Oliesel uitgevoerd, alsmede een Kerst
triptiek, in emaiL
Tegenover deze vitrines treft men
een in ceramiek uitgevoerde doopvont
met koperen sluitstuk van de oeramist
W. Nijs uit Beesel. De uit brons vervaar
digde Piëta van Albert Termote, van
het kerkplein van Naaldwijk over de
Apennijnen naar Rome gebracht, vormt
voor deze afdeling een sieraad op zich
zelf. Van de voorwerpen van beeld
houwkunst op de Nederlandse afdeling
geëxposeerd verdienen eveneens de St.
Jan de Doper van Mari Andriessen, uit
Roosendaal afkomstig, de graflegging in
ceramiek van Charles Vos, de madonna
triptiek als altaarretabel in drie delen
(uit Heerlen) van Pater Rats O.F.M. in
ceramiek zoals ook „het offer" van Jacq.
Maris een lofwaardige vermelding.
Het laatste vertrek van de Nederland
se afdeling is aan de schilder- en glas
schilderkunst gewijd. Behalve de wer
ken van twee hoogleraren van de Jan
van Eyckacademie te Maastricht Lau en
Levigne, trekt hier de eerste statie van
een kruisweg (uit Wijk bij Duurstede)
van een derde professor van deze aca
demie de aandacht, n.l. van Jos ten
Hom. Behalve de reeds genoemde wer
ken van glasschilderkunst exposeert H.
A. Bijvoet met een Petrus Canisius in
opalineglas en Joan Colette met een H.
Franciscus in glas-in-lood. Hiernaast
hangt het van zeer hoge kunst getui
gende translucide émail, het leven van
Christus voorstellende, gemaakt door
Nico Witteman en eigendom van het
Stedelijk Museum te Amsterdam.
Bij dit alles mag een nauwkeurig
gekozen collectie van grafieken niet
onvermeld blijven. De talentvolle
werkjes van Herman Walstra, ge-
Een doopvont van W. Nijs op de expo
sitie van kerkelijke kunst te Rome.
aantrekken. En hun eigen inge
beelde volmaaktheid meten zij af naar
het aantal opmerkingen, dat zij op an
deren kunnen maken. Eén ding staat vast:
aan de hand van goddelijke uitspraken
mogen zij als zeker aannemen, dat Gods
oordeel óver deze zelfvoldane en schijn
heilige veroordelaars van anderen heel
wat strenger zal uitvallen dan voor hun
beklagenswaardige slachtoffers. Deze
liefdelozen zijn in de grond de grote
ondermijners van de verlossende liefde-
boodschap van Christus, die Hij ons heeft
willen brengen ten koste van Zijn lijden
en dood. Zij zijn het, die door hun on
echtheid van leven het katholicisme in
discrediet brengen, het opbloeien van de
wereldreddende liefde verhinderen.
Wie durft met een gerust geweten deze
verantwoordelijkheid op zich nemen?
broeders Mandos, J. B. Sleper, Arn.
Pijpers, Cuno v. d. Steene e.a. geven
een duidelijk beeld van de hoge trap
van ontwikkeling, waarop de gra-
feerkunst in Nederland staat.
Aan de wanden van de nauwe verbin
dingsgang tussen de afdelingen Neder
land en Italië hangen in groot formaat
de fotografieën van enige van de mooi
ste moderne kerkgebouwen in Neder
land. De bouwwerken van ir. Josef Cuy-
v/ers, Jan Stuyt, Kropholler, Koldewey
C. M. van Moorsel, N. J. N. Boosten, C.
H. de Bever, prof. I. Peutz en H. W.
Valk.
Bij deze opsomming zowel van kunst
producten als van de namen van hun
ontwerpers en makers is het moeilijk,
vanwege de uitgebreidheid van deze
nationale afdeling, volledig te zijn. De
van stoer mannelijk karakter sprekende
kazuifels van de Benedictijnen van Eg-
mond, de reliekschrijn van Dom J.
Rahder van dezelfde abdij, de schilder
stukken van de twee Brabanders Egbert
Dekkers (St. Franciscus) en Martin
Roestenburg (kruisafneming uit Acht)
en dat van Gerard Heman een bijbels
onderwerp voorgesteld onder het beeld
van onze moderne techniek vullen de
lijst wel ain, maar maken haar niet vol
ledig.
Advertentie
GOIttRDAM
IGOtt. MEUBELFABRIEK
ttewE&a>M.ia-a«784
Meubelen en
bcdmmeringen voort
Direcriekamers
Vergaderzalen
Hotels
Woningen
Schepen
Adviezen voor
blnnenhuisarcjiitecniu
TOONKAMERS
Utrechts Binnenhuis
Museumlaao ^Utzecbt
Tct 1728)
Naar verluidt, zou de Australische
minister van Buitenlandse Zaken, Spen
der, bij zijn Vrijdag gebracht bezoek
aan Bevin, de Britse minister van Bui
tenlandse Zaken, bezwaar hebben ge
maakt tegen uitblijven van Britse steun
aan het Nederlandse standpunt in de
kwestie Nieuw-Guinea. Spender zou bij
Bevin hebben aangedrongen op een
openlijke en sterke ondersteuning van
de Nederlandse aanspraken.
Volgens de Britse opvatting zou het
niet opportuun zijn, zich te mengen in
de komende onderhandelingen tussen
Nederland en Indonesië over Nieuw-
Guinea, aan de uitslag waarvan men,
volgens het Engelse inzicht, in het hui
dige stadium nog niet behoeft te wan
hopen.
Volgèns een mededeling van het hoofd
van het bureau der Zuid-Molukken te
's-Gravenhage, heeft de heer Lokollo,
algemeen vertegenwoordiger van de re
gering der Zuid-Molukken, uit Den
Haag aan Spender, de Australische mi
nister van Buitenlandse Zaken, in naam
van het gouvernement van de Zuid-
Molukken, telegrafisch algehele instem
ming betuigd met minister Spenders'
verklaring over het standpunt, dat Au
stralië inneemt met betrekking tot de
staatkundige toekomst van Nieuw-
Guinea.
De heer Lokollo heeft zich voorts dd.
31 Augustus tot minister Drees gewend
met een verzoekschrift over de positie
van de Ambonese militairen van het
K.N.I.L. Hierin wordt de Nederlandse
regering nogmaals zeer dringend ver
zocht haar verplichting tot repatriëring
van de Ambonezen te willen nakomen.
„Slechts met een duidelijk en uitdruk
kelijk antwoord zal de rust bij mijn
landgenoten en hun gezinnen en hun
vertrouwen in de belofte van de Neder
landse regering kunnen terugkeren",
aldus Lokollo.
Eric en re Boog
13. De Noorman trachtte de oude man gerust te 'totellen. Kalmerend sprak hi)
hem toe en trachtte te weten te komen, wat Allard gezien had. Maar de burcht heer
verzonk in een somber zwijgen. De gebeurtenissen van de laatste uren waren zwaar
voor hem geweest. Eric begreep, dat hij zo niet verder kwam. Met een medelijdende
blik op het wasbleke gelaat van Allard wenkte hij de bediende, die het hele toneel
sidderend had gadegeslagen.
„Leg hem te rusten!" beval hij zacht. „Uw meester is uitgeput." Hij keek de oude
man na, toen deze, zacht in zichzeM mompelend en steunend op de schouder van
Hector, de grote zaal verliet. Daarrta keerde hij zich om en raapte gedachteloos
de boog op, die nog steeds op de grond lag.
„De boog van Allard," fluisterde de Noorman.
Terwijl hij het zware wapen bekeek, had hij plotseling het onbestemde gevoel
dat hij hier een der sleutels tot het geheim dat Gudrun gedood had, in handen hield.
Het geheim, dat door de oude man „de vloek van Allard" werd genoemd. De vloek
van Allard7 Wat bedoelde hij daarmee? Had het iets te maken met de oude legende,
die de burchtheer hem verteld had?
Plotseling trof Eric's oog een inkerving op de boog. Nauwkeurig toekijkend zag
hij, dat het een klein wapenschild was, dat op de handgreep van de boog was aan
gebracht. Een vreemd, zinnebeeldig teken was daar zichtbaar, en toen hij een der
pijlen opraapte, zag hij, dat datzelfde teken daar op de schacht was aangebracht.
Hij staarde er lang naar. De tekening gaf hem een vaag gevoel van bekendheii
zonder dat hij kon zeggefi, waar hij ze eerder had gezien. Nadenkend bleef hij vom
hat vuur staan. Buiten gierde de wind en een nieuwe donderbui ontlaadde zich
bmtcn de vlakt eEric schudde langzaam het hoofd. Even had hij het gevoeld gehad
dm hij de betekenis van deze tekens begreep. Maar het was even snel verdwenen
als het opkwam en alleen de raadselen bleven over.
Achter hem naderden schoorvoetend stappen. De Noorman wendde zich om. Hector
kwam het vertrek weer binnen. Ook hij scheen niet op zijn gemak. Aarzelend kwam
hij op de Noorman toe, die hem een vragende blik toewierp.
„M-mijn meester verzoekt u, b-by hem te komen," lispelde hij, bijna onhoorbaar.
„H-hij heeft iets v-van groot belang met u te be-bespreken."
Elisabeth Bowen is een Engelse romanschrijfster van Ierse afkomst, wier werk
door de Engelse critiek zeer hoog wordt aangeslagen, zijnde een ongeëvenaard
voorbeeld van „intellectuele gemoedsontleding"Haar werkwijze, haar manier
van mensenlevens beschrijven in de kunstvorm, die sinds enige eeuwen „roman"
heet, is allerminst verhalend. De meeste romanciers verhalen mensenlevens,
d.w.z. zij wekken mensen tot leven door hun levensloop te vertellen, hen in
avonturen te storten, en in laatste instantie door hen in vreugde en verdriet te
laten groeien tot karakters, waarmee de lezer (juist vanwege de vreugde en het
verdriet) mee kan leven.
Elisabeth Bowen verhaalt haar lezers
haast niets. Vreugde en verdriet laten
haar koel en van een karakter interes
seren haar slechts de minst uitgesproken
eigenschappen. Zij gaat van het stand
punt uit, dat het grootste deel van een
mensenleven uit ondefinieerbare ge
moedstoestanden bestaat en zij houdt
zich bezig (niet met het verhalen, want
dat is in deze regionen onmogelijk, maar)
met het vertalen, oproepen, evoceren,
scherpzinnig-intuïtief benaderen van het
menselijk gemoed in situaties, die tame
lijk verward aandoen, omdat de schrijf
ster ons over het uiterlijke hoe en waar
om in 't onzekere laat. Door deze manier
van doen maakt zij het haar lezers, die
een verhaal verwachten, niet makkelijk.
Zij eist, dat men zich mét haar openstelt
voor het gemoed van een willekeurige
mens, die m een stoel in een kamer van
een huis in een straat van een stad zit
en ademhaalt. Die kamer is méér dan
omgeving of locale sfeer. Die kamer
haalt mee adem, zoals alle ongeziene, on
genoemde. onbekende mensen mee
ademhalen met de figuur, die daar in die
stoel zit. Tot op een zeker niveau zijn
alle mensenzielen gelijk.
Stroom van momenten
De grote, maar moeilijke kunst van
Elisabeth Bowen is: de eenzame mens
door subtiele draden te verbinden met
alle levensuitingen, waar de mens ter
nauwernood weet van heeft. De enige
situatie, die voor haar gevoel belangrijk
is, is die situatie, waarin het individu
zich geheimzinnig verweven voelt met
de schuld en de onschuld der wereld om
zich heen. Dat is een zeer aangrijpende
situatie, waarin het leven ervaren wordt
als een stroom van momenten; en ieder
moment is de uitdrukking van het feit,
dat heel het leven in diepste wezen een
mysterieuze eenheid is, waar alle mensen
deel aan hebben.
Elisabeth Bowen schrijft, sinds haar
debuut in 1923, over die eenheid en de
verwarringen en schuldgevoelens, die
het plotselinge besef daarvan in een
mens teweegbrengen.
Hier openbaart zich de merkwaardige
gewetensvolheid, die men in de moderne
romankunst nog te weinig als zodanig
heeft opgemerkt, alhoewel zfl kenmer
kend is: de gewetensvolheid, waarmee
de moderne kunstenaar zijn schuldaan
deel in de situatie, waarin de wereld
heden ten dage verkeert, onderzoekt.
Franz Werfel (herinner u de kroniek
van de vorige week) kwam tot de con
clusie, dat de ene mens verwikkeld is in
de schuld van de ander, in zoverre de
Advertentie
ELISABETH BOWEN
liefde te kort schiet. Elisabeth Bowen's
conclusie is minder nauw te omschrijven.
Zij spreekt niet over liefde. Haar ana
lyse schijnt tot de overtuiging te voeren
(of uit de overtuiging voort te komen),
dat de mens, zodra hij in zijn eenzaam
heid dat intuïtieve contact met andere
mensen ervaart, aan een verbijsterende
verwarring ten prooi valt, omdat hij
beseft, dat zijn schuld op geen enkele
wijze te delgen is. Eigenlijk is het bij
Elisabeth Bowen juister om in plaats van
schuld te spreken van een innerlijke
corruptie in de mens.
Een geval van chantage
Elisabeth Bowen vond voor het voel
baar maken van deze crisis een actuele
aanleiding in de psychische hoogspan
ning, waaronder de mensen tijdens de
oorlog leefden. Zij koos voor haar
jongste roman een stroom van momen
ten uit het leven van een vrouw in een
Londense flat tijdens de luchtraids der
Duitsers boven de stad tussen 1940 en
1942. De naam die zij voor deze crisis
koos luidt: De hitte des daags
(The heat of the day). Aldus de titel
van haar roman, die echter door geen
enkele zinsnede in het boek nader ver
klaard wordt. Het is een symbolische
aanduiding van de crisissituatie, die
onze aandacht heeft. Het minimum aan
intrige is in een paar woorden verteld.
Stella, een vrouw van middelbare leef
tijd, heeft een vriend, Robert, van wie
ze niet weet dat hij spionnagediensten
verricht voor de Duitsers. Men ver
neemt daar ook niets over. Evenmin
verneemt men iets over het privé-leven
van de man, die zich Harrison noemt
en die zich met de wetenschap van Ro
bert's verraad in Stella's leven binnen
dringt. Het is een eenvoudige drie
hoeksverhouding, tevens een geval fhn
chantage, dat door een ander auteur
dan Elisabeth Bowen tot een politieke
detective-story zou zijn uitgewerkt.
Crime and mystery (misdaad en myste
rie) vormen het gegeven, dat door Eli-
rie)
saoeth Bowen geheel als innerlijk pro
bleem werd behandeld, zonder dat de
lezer een reëel aanknopingspunt wordt
geboden, 's Mensen levensloop blijft ge
heel in het duister. Wat zichtbaar ge
maakt wordt i6 een stroom van momen
ten in mensen en tussen mensen. Het is
een psychische wisselstroom, schoks
gewijze voelbaar gemaakt in de geest,
zoals electrische stroom door een elec-
triseermaehine voelbaar gemaakt wordt
in het lichaam, wanneer men in iedere
hand een geleider neemt. De beschrij
ving van deze stroom van momenten
eist een evocatief taalvermogen.
Een voorbeeld. Als Stella tussen twee
bomaanvallen in haar kamer zit te wachten,
wordt de stilte (blz. 41) „een verzet tegen
geluid, alsof de innerlijke spanning van Lon
den voortdurend heviger werd zonder te
breken. Al was in deze buurt het geruis
van voorbijgaande particuliere auto's ver
dwenen, het leven van de stad in oorlog
bleef, hoewel telkens onderbroken, toch
hoorbaar of onhoorbaar doorgaan: voortdu
rend kwam uit de buitenwijken een zacht
gedreun, een onophoudelijk pAnpen van vi
taal verkeer door smalle verkeersaders naar
brede. En dit was niet alles: een paar keer
snelde een taxi over de voorgrond van het
gehoor alsof hij onder vuur lag."
De bombardementen gaan door (blz. 70)'
„De afgelopen nacht en de nacht, die kwam,
ontmoetten elkaar iedere middag als een ge
spannen boog. Werken of denken deed pijn
In kantoren, fabrieken, ministeries, winkels,
keukens liep het hete gele zand van de mid
dag traag af; vermoeidheid was de enige
realiteit. Aan slapen durfde je niet den
ken. De gekwetsten en stervenden in de
ziekenhuizen zagen apathisch hoe het licht
veranderde op muren, die diezelfde nacht in
konden storten. Zij, die dakloos waren ge
worden, bleven zitten waar ze heen gestuurd
waren; of. erger, keerden met de koppigheid
van dieren op hun schreden terug om te
kijken naar wat niet langer bestond. Het
duidelijkst van al drongen de doden, in lij
kenhuizen, onder hopen puin. hun naamloze
tegenwoordigheid aan Londen op: niet als
de doden van vandaag, maar als de leven
den van gisteren. Ongeteld bewogen ze zich
in troepen door de stadsdag en drongen met
hun dode zintuigen door alles wat te zien,
te horen of te voelen was; deze dag van
morgen, die ze verwacht hadden, met zich
mee slepend want d dood kan zó plot
seling niet zijn. Afwezig in de sleur, die het
leven geweest was, drukten ze op die sleur
de stempel van hun afwezigheid; daar
je niet wist wie de doden waren, kon je niet
weten welke trap iemand deze morgen voor
het eerst niet besteeg, of op welke hoek
de krantenman een gezicht miste, of welke
treinen of bussen bij het naar huis gaan de
ze avond lichter waren door de afwezig
heid van tenminste één passagier. Deze
onbekende doden verweten de levenden niet
hun dood. die iedere nacht gedeeld kon wor
den, maar hun onbekendheid, die nu niet
meer hersteld kon worden".
Elisabeth Bowen toont zich in dit boek
een superieure geest (met een Engelse
term: een schrijfster voor de upper-
middle-class), die in „De hitte des
2MV81
rnMmnlHmuniiiiiiiimmmuiimmnnmmmmnmiimillf
„Het zestig millioen lichter wordende
belastingvooruitzicht, dat Lieftinck
enige maanden geleden aankondigde
voor 1 Januari 1951, begint al bedenke
lijk te betrekkkn," zei Snorrebor. ,Jk
had wel gelijk, dat ik me niet al te blij
maakte met die beloofde mus, omdat ik
eerst eens zou willen zien, of die op
1 Januari a.s. nog zou leven. Verlaging
van de loonbelasting en hei schoolgeld
ter tegemoetkoming voor de huurver
hoging, het klonk werkelijk aardig,
maar zal het niet overstemd worden
door de nieuwe loonronde en de eisen
voor de opvoering der defensieDe
nieuwe loonronde willen ze laten ge
paard gaan met prijsbeheer sing en ver
groting van de productiviteit van de ar
beider. Ook ddt klinkt heel aardig, maar
ik moet het eerst nog zien. Aan het
levenspeil van de arbeiders mag niet
getornd worden. Maar aan dat van de
anderen? Zonder offervaardigheid van
allen zonder uitzondering, waarbij van
zelfsprekend de offers naar draag
kracht moeten worden verdeeld, komen
we er niet. Dat geldt niet alleen voor
ons land, maar voor alle landen, zelfs
voor het schatrijke Amerika. Maar offer
vaardigheid smaakt de meeste mensen
niet. Als het even kan doen ze liever
een cent dan een dubbeltje in het
armenzakje en als ze een koekje bij de
thee moeten missen, klagen ze alsof de
suikerbietentijd is teruggekeerd. Nou
die tijd zal weer terugkomen, wanneer
de inflatie doorzet of de Russen de kou
de en de warme oorlog zouden winnen.
Dan is er niet één dooie mus, maar zijn
er niets dan dooie mussen, waarmee
alleen idioten blij zullen zijn."
daags" het mysterie van de moderne
mensenziel onthult, met alle middelen
van haar intellect en intuïtie, die bei
de even scherp zijn. Haar dialogen
hebben een dramatische inslag; het
zijn als het ware onderbrekingen van
een gewapende stilte, waaraan levende
en dode dingen even "organisch deel
nemen. Elisabeth Bowen verstaat trou
wens bij uitstek de kunst dode dingen
met sensatie te laden. Iedere uiting be
trekt zij onmiddellijk op het innerlijk.
De gewaarwordingen die zij haar mensen
laat ondergaan zijn uiterst sensitief.
Harrison bijvoorbeeld loenst; maar voor
Stella is het „of hij ieder oog apart ge
bruikt." Voorts schijnt zijn afgebroken
manier van praten haar het gevolg toe
van een „inwendige kramp".
„De hitte des daags" is onlangs in het
Nederlands verschenen. De vertaling
(door N. Brunt) moet een zware op
gave zijn geweest; lof voor het resul
taat! De uitgever 1) zorgde voor een
waardige uitgave van deze werkelijk
meesterlijke roman.
NICO VERHOEVEN.
1) Uitgave J. M. Meulenhoff, Amster
dam 1950.
(Van onze bijzondere correspondent)
Gedurende de laatste dagen zijn bü de
voortzetting van het archeologisch on
derzoek onder en in de omgeving van de
St. Pieter oude resten gevonden van het
circus van Nero, waardoor het bestaan
en de plaats van dit circus, tot nu toe
onbekend, kunnen worden vastgesteld-
Bij de opgravingen der laatste acht
jaren in de grotten van de St. Pieter
gedaan met zeer belangrijke resultaten,
waaronder op de eerste plaats de vondst
'L
Juffrouw Carey zweeg en de inspec
teur moedigde haar dadelijk aan: „Goed,
juffrouw Carey, vertelt u maar wat
juffrouw Pewsey u gedaan heeft."
Opnieuw vloog de kleur naar haar
wangen. „Ze zei ze zinspeelde erop,
dat er iets tussen dokter Daw en mij
was. Ik was wcestzo woest, dat ik
op het punt stond haar te slaan. Maar
ze deinsde achteruit en lachte dat ver
schrikkelijke lachje en zei, dat het maar
een grapje van haar was." Ze beheerste
zich en voegde er met onderdrukte toon
aan toe: „Maar u kunt er zeker van zijn,
dat ze overal rondverteld heeft hoe ik
gereageerd had op haar „grapje."
„U doet alsof u haar werkelijk haatte,
juffrouw Carey."
„Ja, ik haatte haar."
De inspecteur meende te weten waar
om. Indien zij van dokter Daw hield
zonder dat zelfs de dokter het wist, dan
zou het heiligschennis betekenen als
juffrouw Pewsey het in het dorp rond
vertelde. Hij vroeg zich af of Ethel
Carey afwist van die andere vrouw in
Eric Daw's leven. En als ze het wist,
zou dat haar haat tegen Angela Pewsey
vermeerderd of verminderd hebben?
Vermeerderd waarschijnlijk, want het
zou haar bovendien nog belachelijk ge
maakt hebben.
„U was zeker hier toen juffrouw Pew
sey vermoord werd, juffrouw Carey?"
Hij keek onwillekeurig naar haar ster
ke handen, die ze rustig gevouwen voor
haar schoot hield.
„Ik had mijn vrije middag."
„O. Hebt u die thuis doorgebracht?"
„Ik ben een lange wandeling in het
bos wezen maken. Dat doe ik dikwijls."
„O, zo. Bent u ook iemand tegengeko
men?"
„Nee, het is daar erg eenzaam".
„Kunt u op geen enkele manier bewij
zen dat u niet in de buurt van juffrouw
Pewsêy's huis bent geweest?" Het
schoot hem eensklaps te binnen wat de
kleine jongens gezegd hadden over
vrouwenvoetstappen, die zij niet her
kend hadden.
„Ik heb niemand in het bos ontmoet,
maar misschien ben ik wel door de een
of ander gezien".
„Hebt u juffrouw Pewsey gedood?"
Geen antwoord. Zelfs de kalme ge
laatsuitdrukking veranderde niet.
„Ik vroeg u iets, juffrouw".
Ze glimlachte half. „Wat verwacht u.
dat ik antwoorden zal?"
„Eenvoudig met ja of nee".
„Nee". Weer die halve glimlach. „U
verwachtte toch niet, dat ik ja zou zeg
gen, inspecteur?"
„Ik verwacht, dat u de waarheid
zegt", zei hij stijfjes, maar alleen omdat
hij zich plotseling teleurgesteld voelde.
Hij was hier voor de ene verdachte ge
komen en nu vond hij een andere te
genover zich. Het idee maakte hem
boos. Hij stond op en nam zijn hoed.
„U begrijpt wel, dat ik nadere inlich
tingen zal moeten inwinnen".
,;ja, dat begrijp ik".
„En ik moet u eveneens verzoeken
zich gereed te houden voor verdere on
dervragingen".
„Goed, inspecteur. Zal ik tegen de
dokter zeggen, dat u geweest bent, of
moet ik henv vragen, u op te bellen?"
„Zeg hem, dat hij mij belt, zodra hij
thuis komt".
Hij beende boos weg, met het onge
hoorde gevoel, dat Ethel Carey hem op
de een of andere manier te glad af was
geweest. Maar hoe, dat begreep hij in
de verste verte niet. Ze had zich in een
kwaad daglicht gesteld wat was
daar voor slims aan?
Ze hield van dokter Daw daarvan
was hij zeker. Ze hield van hem en dus
Zijn lange stappen werden nog lan
ger en hij klakte met zijn tong, terwijl
zijn hersens een verklaring uitwerkten.
XIV.
Dan Everard woonde in een van de
fraaiste huizen in de buurt. Maar hij
was bij machte noch van zins, dit te
waarderen. Joyce, zijn verloofde, be
stierde het landgoed en zorgde ervoor
dat het zijn bekoring niet verloor. Hij
liet haar begaan, maar dat belette hem
niet, het haar kwalijk te nemen. Van
tijd tot tijd maakte hij ruzie en beschul
digde haar ervan dat ze achterbaks was
en hem in de achting van de bedienden
omlaag probeerde te halen. Misschien
was het geen geheim voor hem, dat de
bedienden hem al lang op zijn juiste
waarde getaxeerd hadden. Maar dat
kon zijn stemming slechts ten kwade
komen. Af en toe zocht hij ruzie met
iedereen en ging in tegen alles wat re
delijk tot de goede orde kon bijdragen,
alleen maar om te tonen dat hij de baas
was. De bedienden antwoordden een
voudigweg: „Uitstekend, meneer," en
hielden op met hetgeen waarmee ze be
zig waren. En daarna bleven ze hem
uit de weg tot zijn woede uitgeraasd
was.
Zo gemakkelijk was het voor Joyce
niet. Zij moest met hem optrekken!
Maar zij voelde zich aan hem gebon
den, kon hem, die door waanzin leek ge
grepen, niet van zich afstoten. Zijn voort
durend aandringen om te trouwen, had
zij tot nu toe kunnen weerstaan.
Dikwijls genoeg vroeg ze zich af hoe
ze ooit had kunnen denken, dat ze van
hem hield. Ze kon zich zelfs niet meer
herinneren hoe hij een paar jaar terug
was geweest Toch was dat nog maar
kort geleden en toen had hij een soort
ruwe, aanmatigende charme over zich
gehad, die de meeste vrouwen boeide.
Hij was een -athleet die zijn dorpsgeno
ten in de meeste takken van sport de
baas was cricket, rugby, paardrijden
maar het verkeerde was, dat hij nooit
iets anders geleerd had. Hij had zelfs
niet geleerd hoe hij zijn verlies moest
dragen. Liever dan de kans te lopen te
verliezen, speelde hij niet Wrokkig
trok hij zich terug. Hij bleef nog een
tijdje paardrijden, omdat je daarbij nog
altijd de schuld aan het paard kon ge
ven, maar zijn zenuwen werden hem de
baas en hij moest zich vol whisky gie
ten, eer hij in het zadel durfde stijgen.
Een paar ernstige fouten tegen de na
tuur van zijn paarden brachten hem
twee keer in, het ziekenhuis en lever
den hem een voorwendsel om ook die
sport op te geven.
Toen inspecteur Fowler zich liet
aandienen zat hij in zijn werkkamer te
dutten. Hij schudde zich zelf wakker en
toen de inspecteur werd binnengelaten,
zat hij met een ernstige rimpel tussen
de ogen achter een met papieren bedek
te lessenaar. De inspecteur bemerkte, dat
er enkele papieren ondersteboven lagen.
Hij stond joviaal op en drukte de in
specteur de hand.
(Wordt vervolgd)
van de plaats/ran het graf van Petnis
vermeld moet worden, bleef voor het oog
en de navorsingen van de Pauselijke ar
cheologen steeds elk spoor verborgen
van het beroemde en befaamde Circus
van Nero, waarin de H. Petrus en zoveel
andere christenen de marteldood gestor
ven zijn. De meest authentieke histori
sche documenten geven dit circus als
historisch zeker bestaand hebbende op
de Vatikaanse heuvel. Deze documenten
vermelden het bestaan van het circus op
zulk een stellige wijze, dat reeds in de
middeleeuwen, bij het leggen van de fun
damenten van de tegenwoordige basiliek
van Sint Pieter en zo ook in de 18de en
19de eeuw de archeologen, het bovenste
gedeelte van een dikke muur ontdek
kend, juist ter zijde van de grotten, deze
voor een van de wanden van het circus
hielden. De laatste opgravingen hebben
de muur tot de onderste steenlaag bloot
gelegd en daarbij heeft men bevonden,
dat deze elf meter dikke muur, gebouwd
op de vaste ondergrond van de Vati
kaanse heuvel, tot het complex van de
Constantijnse basiliek behoort
Om een zeer beperkt bezoek aan de
grotten niet te hinderen, heeft de ar
cheologische commissie de opgravingen
in de grotten zelf onderbroken om deze
na het Heilig Jaar in 1951 weder op te
nemen. Van te groot belang is de kennis
van de eerste eeuwen van het christen
dom in het centrum van het christendom
zelf, dan dat men zich tevreden zou
stellen met de vondst van de plaats van
Petrus' graf, op zichzelf van zeer groot
belang en zo al het voornaamste, dan
toch niet het enige doel van de opgravin
gen. De architecten en archeologen heb
ben deze maanden van het Heilig Jaar
willen benutten om buiten de grotten,
in de onmiddellijke omgeving van de St.
Pieter en vooral op het St. Pietersplein
steekproeven te nemen om de onder
grond te exploreren.
Gedurende de laatste dagen is het
zoeken met succes bekroond. Men heeft
de juiste plaats van het circus kunnen
vaststellen, hetwelk zich van de linker
vleugel van het portaal van de St. Pieter
aan de grens van de nieuwe gebouwen
voor wie met het aangezicht naar de
St. Pieter staat tot aan het Pius XII-
plein, dus onder de gehele linkerhelft
van het St. Pietersplein uitstrekte tot
in de Via della Conciliazione. Na het be
ëindigen van het Heilig Jaar, in 1951,
zullen ook hier opgravingen plaats vin
den om meerdere gegevens van dit circus
en alles wat daarmede in verband staat,
aan het daglicht te brengen.