Onechtheid fA Q EEN ZIEL IN „DE HITTE DES DAAGS" Elisabeth Bowen, modern Engels meesterschap HET CIRCUS VAN NERO DE TENTOONSTELLING VAN MODERNE GEWIJDE KUNST TE ROME Uitgelezen collectie grafieken Spender niet voldaan Overpeinzingen II DE STEM VAN DE DODE Beste Nederlandse werken hier hijeen gebracht r» ^Pullman Cï)tatrc(éóen LITERAIRE KRONIEK Opgravingen onder de St. Pieter ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1950 PAGINA 3 N.v. WMWMBico Kwestie-Nieuw-G uinea Over houding van de Britse regering Een verzoekschrift 'zzéA I GEZONDE SLAAP:! van Snorrebor door MAX MURRAY 86 Ondanks haar getalssterkte, ondanks haar goddelijke leer, volmaakte eenheid en perfecte organisatie 5s de Katholieke Kerk toch niet in staat gebleken haar beginselen in het leven der mensen algemeen ingang te doen vinden. Van de vele oorzaken, die dit betreurenswaardig verschijnsel kunnen verklaren, is een tekort aan saamhorig heid als een der voornaamste te noe men. De fout is vóór alles te zoeken in de persoonlijke levenshouding der af zonderlijke Katholieken. Het feit is immers niet uit de wereld te praten, dat de meesten van ons niet leven op de hoogte van hun roeping! De ervaring van elke dag doet ons voorbeelden te over aan de hand van andersdenkenden en eerlijke zoekers naar de waarheid, die zich telkens weer opnieuw afgesto ten voelen door het onchristelijke, on sociale en liefdeloze gedrag van veel Katholieken, van wie zo zegt men dan een dergelijk, volkomen op zelf zucht en de beginselen der wereld af gestemd optreden toch allerminst mocht verwacht worden. Er is op deze critiek maar één ant woord mogelijk: ze is absoluut gerecht vaardigd. Het is zó, dat het leven van menig Katholiek zijn geloof in discrediet brengt, omdat hij, in plaats van zijn goddelijke roeping te vervullen: „het licht der wereld te zijn", juist de kost baarste bondgenoot wordt van de duivel in zijn strijd tegen God. Wij willen het echter vandaag niet hebben over de iftvloed van de Katholieken op de niet- katholieke wereld, maar veeleer over een speciale kant van het leven van mensen, die zich wel katholiek noe men, en naar eigen oordeel zelfs tot de „heiligen" onder hen behoren wier leven in werkelijkheid echter één stuk onechtheid en het grote woord moet er maar uit huichelarij is. Er kan wel toegegeven worden, dat hier niet altijd sprake is van opzet, van be wuste en gewilde mooi-voordoenerij; dat in veel gevallen een dergelijke hou ding voortkomt uit bekrompenheid van geest, verkeerd inzicht of doodgewone domheid. Maar desondanks blijft het feit bestaan, dat dergelijke mensen een werkelijk groot gevaar voor hun om geving uitmaken. En dit des te meer, daar zij gewoonlijk behept zijn met zo'n -ontstellende mate van eigenwijsheid en betweterij, dat hun met geen mogelijk heid aan het verstand te brengen is, hoever zij van het ware Christendom, van de echte heiligheid afstaan. Ondanks ik zou veel liever zeggen: juist omdat zij halve dagen in de kerk doorbrengen, er tot ongeveer iedere heilige een aparte devotie op na houden en geen preek, geen radiovoor dracht over godsdienstige onderwerpen overslaan. Hun godsdienstigheid het woord: vroomheid is hier misplaatst is er een van eigen maaksel, waarin de H. Wil van God vervangen is door per soonlijke bedenksels. Te pas en te on pas hebben zij Gods H. Naam in de mond, ze kennen de hele buurt en zij maken uit, wie een geschikte candidaat voor de Hemel is en wie niet. Wee de gene, die geen genade vindt in hun ogen! Grondiger dan „wilde dieren" hun slachtoffers verscheuren, wordt zo'n beklagenswaardige afgemaakt, maar let wel natuurlijk uit louter bezorgd heid voor het Rijk Gods; met een „zacht" stemmetje, met een „vroom" gezichtje, met een „heilige afschuw" voor zoveel slechtheid, en desnoods nog met de aandoenlijke verzekering veel voor de arme zondaar te bidden. Als hij tenminste niet onmiddellijk met grote verontwaardiging uitgestoten wordt uit ■?un ..gemeenschap van heiligen". Zon daars moeten immers gemeden worden °esmettelijke zieken!! En vergeten we dit vooral niet: hoe meer „slechte Katholieken" op deze wij ze in de ban worden gedaan, hoe meer reden men zelf heeft de goede God te danken voor zijn eigen heilige „voor treffelijkheid". Dat deed immers de Farizeër vooraan in de tempel precies zo!! En laten we nu niet menen, dat der gelijke karakters een uitzondering zijn, dat ze hoogstens voorkomen onder het bekende kwezeltype van verzuurde en gefrusteerde juffrouwen, die voor haar verdrongen instincten op deze wijze een uitlaat zoeken; in mindere of meerdere mate is deze mentaliteit gemeengoed onder allen, die van de ware leer van Christus niets anders hebben overgela ten dan een samenstel van dode voor schriften en uitwendige gedragingsbe palingen, die naar de letter behoren te worden nageleefd. Een groot mensenkenner placht te vragen, wanneer het „heilige" le ven van de een of ander werd ge roemd: Hoe gedraagt hij zich tegenover zijn medemensen? Met deze vraag is de hele kwestie in eens in het ware licht geplaatst. De naastenliefde is Christus' eerste en voornaamste gebod. Daar ver andert de hele wereld niets aan! Wie de liefde in het gedrang brengt, heeft bij God afgedaan. Geen bidden, geen ver stervingen, geen offers kunnen die ver vangen. „Ik wil geen offers, maar barm hartigheid," heeft God gezegd. Nu is het helaas waar, dat geen gebod meer en ernstiger overtreden wordt dan juist het gebod van de liefde, vaak nog onder het schijnheilige voorwendsel van z.g. vroomheid! En dit is het juist, wat het leven tan zoveel Katholieken, die toch zo graag „vroom" willen zijn, zo gruwelijk onecht en onnatuurlijk maakt. Dergelijke mensen bidden zichzelf de hemel uit! Voor deze liefdelozen is er geen plaats in het liefderijk van God. >Als ze dat toch maar eens wilden in zien! Als ze hun kunstmatig overdreven en levensvreemd godsdienstig gedoe toch maar eens wilden opgeven voor een ge woon en eerlijk en vertrouwvol opzien tot God, voor hun eigen deur wilden vegen en andere mensen met rust laten. Begrijpen zij dan helemaal niet, hoeveel onnoemelijke ellende hun venijnige ton gen, hun kwaadspreken en lasteren in het leven van hun medemensen veroor zaken? Wie heeft eigenlijk het reent stenen te werpen op een ander? Christus heeft eens gezegd: „Alleen hij, die zon der zonden is"!! En die was nergens te vinden! Met welk recht wordt een medemens, al heeft hij dan ook al eens verkeerd ge daan, met de vinger nagewezen en uit de gemeenschap gestoten? Als Christus- zelf, de oneindig Heilige, juist bij voor keur de zondaars en verschoppelingen opzoekt alleen de zieken hebben im mers een geneesheer nodig met welk recht achten wij ons dan te goed, vrien delijk en vergevensgezind te zijn tegen over ontspoorde medemensen, die God voornamelijk redden wil? Een goddelijke waarschuwing luidt: ..Oordeelt niet, opdat gijzelf niet geoor deeld wordt." Menigeen, die door de mensen wordt veroordeeld, is in Gods ogen de uitverkorene, terwijl zijn rech ters de verworpenen zullen zijn. Wat kwaadspreken en lasteren in één minuut bederven, kan vaak in een geheel leven biet meer worden goed gemaakt. Liefdeloze mensen kunnen onmogelijk 8°ede Katholieken zijn' Kwaadspreken lasteren is ook een zonde tegen het vijfde gebod! Omdat daardoor de goede baam van de evenmens, waarop ieder ®en onvervreemdbaar recht heeft, „ge dood" wordt. Niet alleen overtreden jmike mensen het eerste gebod van lief- ?o, maar bovendien is hun eigen leven huichelachtig en onwaar, een gruwel v°°r God, Die niet bedrogen wil wor- _^b. in plaats van zichzelf te verbeteren w„en daar hebben ze hun handen aan is hun hele belangstelling op arf- omCn Soricht. Een preek misbruiken zij, j™1 Precies vast te stellen wie van hun bbissen zich dat nu maar eens goed moet (Speciale correspondentie) Met de Franse en de Italiaanse afdeling van de internationale tentoonstelling van moderne gewijde kunst te Rome, is die van Nederland nu ook gereed. De ten toonstelling zelf, een van de vier exposities door het Centraal Comité voor het Heilig Jaar georganiseerd, zal op 3 September a.s. officieel geopend worden. In tegenwoordigheid van een beperkt aantal Nederlandse en Italiaanse genodigden is de Nederlandse afdeling op 17 Augustus j.l. zoals gemeld door Jhr. Marcus van Weede, gezant van Nederland bij de H. Stoel, voor geopend verklaard. Ook bij een vluchtig bezoek van deze afdeling, die tussen de Belgische en de Italiaanse gelegen is, bemerkt men, dat het nationaal comité van deze tentoon stelling, bestaande uit de zeereerw. heer J. J. Henneman, Archivaris van het bis dom Haarlem, als voorzitter en uit de heren Herman Walstra te Utrecht als secretaris, prof. J. Timmers van de Uni versiteit van Nijmegen en M. v. d. Griendt, directeur van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Weten schappen van Noord-Brabant uit Den Bosch als leden met daarbij nog als ad viseur de heer L. Hendriks, chef van dienst van het Stedelijk Museum van Amsterdam, de beste werken der laat ste vijftig jaren op het gebied van Ker kelijke Kunst in Nederland bijeen ge bracht heeft. Bij het betreden van de afdeling maakt men terstond kennis met de tekeningen van de grondleggers van de modernisering van de gewijde schilderkunst in Nederland, n.l. Too- rop en Willem van Konijnenburg. Daarna blijven de ogeil van de bezoe kers rusten op drie kerkgewaden, een koorkap, een dalmatiek en een tuniek, met de hand geweven door de zusters Benedictinessen van de Liobastich- ting in Egmond-Binnen, onder leiding van Moeder Hildegard Michaelis. Het vertrek daarnaast is ingericht als een kapel. Op de achtergrond prijkt een compleet ingericht priesterkoor. De voorstelling boven het altaar van de Heilige Drievuldigheid en het overhui vend baldakijn, in goudgele kleur, is rijkelijk versierd met kunstnaaldwerk van mevr. Hildegard Brom-Fischer. Ta bernakel, kruisbeeld en kandelaars en andere altaarbenodigdheden zijn uit de ateliers van de gebroeders Jan Eloy en Leo Brom afkomstig. Het priesterkoor wordt afgesloten door een gesmeed hek van Nico Witteman. Dan komen de bezoekers voor een majestueuze bronzen doopvont van bo vengenoemde edelsmeden, eigendom van de kerk Van het H. Hart van Jezus in Den Haag. Terzijde daarvan bevindt zich een collectie van monstransen uit kerken van Nederland. Aan de wanden prijken hier een pa neel in opalineglas van Joep Nicolas (de Kruisiging). Het geheel wordt aan gevuld door een detail van een Maria- raam in glas en lood van Karei Traut- wein en een verheven altaar-triptiek van Henri Jonas, eigendom van het kerkbestuur van Beek-Genhout. Men vindt voorts een zeer voorname collectie van miskelken, waaronder de alom bekende kelk van Losser en het prachtige emailwerk van Johanna Brom, op enige van deze kelken en op teca's voor de bewaring van olie van het H. Oliesel uitgevoerd, alsmede een Kerst triptiek, in emaiL Tegenover deze vitrines treft men een in ceramiek uitgevoerde doopvont met koperen sluitstuk van de oeramist W. Nijs uit Beesel. De uit brons vervaar digde Piëta van Albert Termote, van het kerkplein van Naaldwijk over de Apennijnen naar Rome gebracht, vormt voor deze afdeling een sieraad op zich zelf. Van de voorwerpen van beeld houwkunst op de Nederlandse afdeling geëxposeerd verdienen eveneens de St. Jan de Doper van Mari Andriessen, uit Roosendaal afkomstig, de graflegging in ceramiek van Charles Vos, de madonna triptiek als altaarretabel in drie delen (uit Heerlen) van Pater Rats O.F.M. in ceramiek zoals ook „het offer" van Jacq. Maris een lofwaardige vermelding. Het laatste vertrek van de Nederland se afdeling is aan de schilder- en glas schilderkunst gewijd. Behalve de wer ken van twee hoogleraren van de Jan van Eyckacademie te Maastricht Lau en Levigne, trekt hier de eerste statie van een kruisweg (uit Wijk bij Duurstede) van een derde professor van deze aca demie de aandacht, n.l. van Jos ten Hom. Behalve de reeds genoemde wer ken van glasschilderkunst exposeert H. A. Bijvoet met een Petrus Canisius in opalineglas en Joan Colette met een H. Franciscus in glas-in-lood. Hiernaast hangt het van zeer hoge kunst getui gende translucide émail, het leven van Christus voorstellende, gemaakt door Nico Witteman en eigendom van het Stedelijk Museum te Amsterdam. Bij dit alles mag een nauwkeurig gekozen collectie van grafieken niet onvermeld blijven. De talentvolle werkjes van Herman Walstra, ge- Een doopvont van W. Nijs op de expo sitie van kerkelijke kunst te Rome. aantrekken. En hun eigen inge beelde volmaaktheid meten zij af naar het aantal opmerkingen, dat zij op an deren kunnen maken. Eén ding staat vast: aan de hand van goddelijke uitspraken mogen zij als zeker aannemen, dat Gods oordeel óver deze zelfvoldane en schijn heilige veroordelaars van anderen heel wat strenger zal uitvallen dan voor hun beklagenswaardige slachtoffers. Deze liefdelozen zijn in de grond de grote ondermijners van de verlossende liefde- boodschap van Christus, die Hij ons heeft willen brengen ten koste van Zijn lijden en dood. Zij zijn het, die door hun on echtheid van leven het katholicisme in discrediet brengen, het opbloeien van de wereldreddende liefde verhinderen. Wie durft met een gerust geweten deze verantwoordelijkheid op zich nemen? broeders Mandos, J. B. Sleper, Arn. Pijpers, Cuno v. d. Steene e.a. geven een duidelijk beeld van de hoge trap van ontwikkeling, waarop de gra- feerkunst in Nederland staat. Aan de wanden van de nauwe verbin dingsgang tussen de afdelingen Neder land en Italië hangen in groot formaat de fotografieën van enige van de mooi ste moderne kerkgebouwen in Neder land. De bouwwerken van ir. Josef Cuy- v/ers, Jan Stuyt, Kropholler, Koldewey C. M. van Moorsel, N. J. N. Boosten, C. H. de Bever, prof. I. Peutz en H. W. Valk. Bij deze opsomming zowel van kunst producten als van de namen van hun ontwerpers en makers is het moeilijk, vanwege de uitgebreidheid van deze nationale afdeling, volledig te zijn. De van stoer mannelijk karakter sprekende kazuifels van de Benedictijnen van Eg- mond, de reliekschrijn van Dom J. Rahder van dezelfde abdij, de schilder stukken van de twee Brabanders Egbert Dekkers (St. Franciscus) en Martin Roestenburg (kruisafneming uit Acht) en dat van Gerard Heman een bijbels onderwerp voorgesteld onder het beeld van onze moderne techniek vullen de lijst wel ain, maar maken haar niet vol ledig. Advertentie GOIttRDAM IGOtt. MEUBELFABRIEK ttewE&a>M.ia-a«784 Meubelen en bcdmmeringen voort Direcriekamers Vergaderzalen Hotels Woningen Schepen Adviezen voor blnnenhuisarcjiitecniu TOONKAMERS Utrechts Binnenhuis Museumlaao ^Utzecbt Tct 1728) Naar verluidt, zou de Australische minister van Buitenlandse Zaken, Spen der, bij zijn Vrijdag gebracht bezoek aan Bevin, de Britse minister van Bui tenlandse Zaken, bezwaar hebben ge maakt tegen uitblijven van Britse steun aan het Nederlandse standpunt in de kwestie Nieuw-Guinea. Spender zou bij Bevin hebben aangedrongen op een openlijke en sterke ondersteuning van de Nederlandse aanspraken. Volgens de Britse opvatting zou het niet opportuun zijn, zich te mengen in de komende onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië over Nieuw- Guinea, aan de uitslag waarvan men, volgens het Engelse inzicht, in het hui dige stadium nog niet behoeft te wan hopen. Volgèns een mededeling van het hoofd van het bureau der Zuid-Molukken te 's-Gravenhage, heeft de heer Lokollo, algemeen vertegenwoordiger van de re gering der Zuid-Molukken, uit Den Haag aan Spender, de Australische mi nister van Buitenlandse Zaken, in naam van het gouvernement van de Zuid- Molukken, telegrafisch algehele instem ming betuigd met minister Spenders' verklaring over het standpunt, dat Au stralië inneemt met betrekking tot de staatkundige toekomst van Nieuw- Guinea. De heer Lokollo heeft zich voorts dd. 31 Augustus tot minister Drees gewend met een verzoekschrift over de positie van de Ambonese militairen van het K.N.I.L. Hierin wordt de Nederlandse regering nogmaals zeer dringend ver zocht haar verplichting tot repatriëring van de Ambonezen te willen nakomen. „Slechts met een duidelijk en uitdruk kelijk antwoord zal de rust bij mijn landgenoten en hun gezinnen en hun vertrouwen in de belofte van de Neder landse regering kunnen terugkeren", aldus Lokollo. Eric en re Boog 13. De Noorman trachtte de oude man gerust te 'totellen. Kalmerend sprak hi) hem toe en trachtte te weten te komen, wat Allard gezien had. Maar de burcht heer verzonk in een somber zwijgen. De gebeurtenissen van de laatste uren waren zwaar voor hem geweest. Eric begreep, dat hij zo niet verder kwam. Met een medelijdende blik op het wasbleke gelaat van Allard wenkte hij de bediende, die het hele toneel sidderend had gadegeslagen. „Leg hem te rusten!" beval hij zacht. „Uw meester is uitgeput." Hij keek de oude man na, toen deze, zacht in zichzeM mompelend en steunend op de schouder van Hector, de grote zaal verliet. Daarrta keerde hij zich om en raapte gedachteloos de boog op, die nog steeds op de grond lag. „De boog van Allard," fluisterde de Noorman. Terwijl hij het zware wapen bekeek, had hij plotseling het onbestemde gevoel dat hij hier een der sleutels tot het geheim dat Gudrun gedood had, in handen hield. Het geheim, dat door de oude man „de vloek van Allard" werd genoemd. De vloek van Allard7 Wat bedoelde hij daarmee? Had het iets te maken met de oude legende, die de burchtheer hem verteld had? Plotseling trof Eric's oog een inkerving op de boog. Nauwkeurig toekijkend zag hij, dat het een klein wapenschild was, dat op de handgreep van de boog was aan gebracht. Een vreemd, zinnebeeldig teken was daar zichtbaar, en toen hij een der pijlen opraapte, zag hij, dat datzelfde teken daar op de schacht was aangebracht. Hij staarde er lang naar. De tekening gaf hem een vaag gevoel van bekendheii zonder dat hij kon zeggefi, waar hij ze eerder had gezien. Nadenkend bleef hij vom hat vuur staan. Buiten gierde de wind en een nieuwe donderbui ontlaadde zich bmtcn de vlakt eEric schudde langzaam het hoofd. Even had hij het gevoeld gehad dm hij de betekenis van deze tekens begreep. Maar het was even snel verdwenen als het opkwam en alleen de raadselen bleven over. Achter hem naderden schoorvoetend stappen. De Noorman wendde zich om. Hector kwam het vertrek weer binnen. Ook hij scheen niet op zijn gemak. Aarzelend kwam hij op de Noorman toe, die hem een vragende blik toewierp. „M-mijn meester verzoekt u, b-by hem te komen," lispelde hij, bijna onhoorbaar. „H-hij heeft iets v-van groot belang met u te be-bespreken." Elisabeth Bowen is een Engelse romanschrijfster van Ierse afkomst, wier werk door de Engelse critiek zeer hoog wordt aangeslagen, zijnde een ongeëvenaard voorbeeld van „intellectuele gemoedsontleding"Haar werkwijze, haar manier van mensenlevens beschrijven in de kunstvorm, die sinds enige eeuwen „roman" heet, is allerminst verhalend. De meeste romanciers verhalen mensenlevens, d.w.z. zij wekken mensen tot leven door hun levensloop te vertellen, hen in avonturen te storten, en in laatste instantie door hen in vreugde en verdriet te laten groeien tot karakters, waarmee de lezer (juist vanwege de vreugde en het verdriet) mee kan leven. Elisabeth Bowen verhaalt haar lezers haast niets. Vreugde en verdriet laten haar koel en van een karakter interes seren haar slechts de minst uitgesproken eigenschappen. Zij gaat van het stand punt uit, dat het grootste deel van een mensenleven uit ondefinieerbare ge moedstoestanden bestaat en zij houdt zich bezig (niet met het verhalen, want dat is in deze regionen onmogelijk, maar) met het vertalen, oproepen, evoceren, scherpzinnig-intuïtief benaderen van het menselijk gemoed in situaties, die tame lijk verward aandoen, omdat de schrijf ster ons over het uiterlijke hoe en waar om in 't onzekere laat. Door deze manier van doen maakt zij het haar lezers, die een verhaal verwachten, niet makkelijk. Zij eist, dat men zich mét haar openstelt voor het gemoed van een willekeurige mens, die m een stoel in een kamer van een huis in een straat van een stad zit en ademhaalt. Die kamer is méér dan omgeving of locale sfeer. Die kamer haalt mee adem, zoals alle ongeziene, on genoemde. onbekende mensen mee ademhalen met de figuur, die daar in die stoel zit. Tot op een zeker niveau zijn alle mensenzielen gelijk. Stroom van momenten De grote, maar moeilijke kunst van Elisabeth Bowen is: de eenzame mens door subtiele draden te verbinden met alle levensuitingen, waar de mens ter nauwernood weet van heeft. De enige situatie, die voor haar gevoel belangrijk is, is die situatie, waarin het individu zich geheimzinnig verweven voelt met de schuld en de onschuld der wereld om zich heen. Dat is een zeer aangrijpende situatie, waarin het leven ervaren wordt als een stroom van momenten; en ieder moment is de uitdrukking van het feit, dat heel het leven in diepste wezen een mysterieuze eenheid is, waar alle mensen deel aan hebben. Elisabeth Bowen schrijft, sinds haar debuut in 1923, over die eenheid en de verwarringen en schuldgevoelens, die het plotselinge besef daarvan in een mens teweegbrengen. Hier openbaart zich de merkwaardige gewetensvolheid, die men in de moderne romankunst nog te weinig als zodanig heeft opgemerkt, alhoewel zfl kenmer kend is: de gewetensvolheid, waarmee de moderne kunstenaar zijn schuldaan deel in de situatie, waarin de wereld heden ten dage verkeert, onderzoekt. Franz Werfel (herinner u de kroniek van de vorige week) kwam tot de con clusie, dat de ene mens verwikkeld is in de schuld van de ander, in zoverre de Advertentie ELISABETH BOWEN liefde te kort schiet. Elisabeth Bowen's conclusie is minder nauw te omschrijven. Zij spreekt niet over liefde. Haar ana lyse schijnt tot de overtuiging te voeren (of uit de overtuiging voort te komen), dat de mens, zodra hij in zijn eenzaam heid dat intuïtieve contact met andere mensen ervaart, aan een verbijsterende verwarring ten prooi valt, omdat hij beseft, dat zijn schuld op geen enkele wijze te delgen is. Eigenlijk is het bij Elisabeth Bowen juister om in plaats van schuld te spreken van een innerlijke corruptie in de mens. Een geval van chantage Elisabeth Bowen vond voor het voel baar maken van deze crisis een actuele aanleiding in de psychische hoogspan ning, waaronder de mensen tijdens de oorlog leefden. Zij koos voor haar jongste roman een stroom van momen ten uit het leven van een vrouw in een Londense flat tijdens de luchtraids der Duitsers boven de stad tussen 1940 en 1942. De naam die zij voor deze crisis koos luidt: De hitte des daags (The heat of the day). Aldus de titel van haar roman, die echter door geen enkele zinsnede in het boek nader ver klaard wordt. Het is een symbolische aanduiding van de crisissituatie, die onze aandacht heeft. Het minimum aan intrige is in een paar woorden verteld. Stella, een vrouw van middelbare leef tijd, heeft een vriend, Robert, van wie ze niet weet dat hij spionnagediensten verricht voor de Duitsers. Men ver neemt daar ook niets over. Evenmin verneemt men iets over het privé-leven van de man, die zich Harrison noemt en die zich met de wetenschap van Ro bert's verraad in Stella's leven binnen dringt. Het is een eenvoudige drie hoeksverhouding, tevens een geval fhn chantage, dat door een ander auteur dan Elisabeth Bowen tot een politieke detective-story zou zijn uitgewerkt. Crime and mystery (misdaad en myste rie) vormen het gegeven, dat door Eli- rie) saoeth Bowen geheel als innerlijk pro bleem werd behandeld, zonder dat de lezer een reëel aanknopingspunt wordt geboden, 's Mensen levensloop blijft ge heel in het duister. Wat zichtbaar ge maakt wordt i6 een stroom van momen ten in mensen en tussen mensen. Het is een psychische wisselstroom, schoks gewijze voelbaar gemaakt in de geest, zoals electrische stroom door een elec- triseermaehine voelbaar gemaakt wordt in het lichaam, wanneer men in iedere hand een geleider neemt. De beschrij ving van deze stroom van momenten eist een evocatief taalvermogen. Een voorbeeld. Als Stella tussen twee bomaanvallen in haar kamer zit te wachten, wordt de stilte (blz. 41) „een verzet tegen geluid, alsof de innerlijke spanning van Lon den voortdurend heviger werd zonder te breken. Al was in deze buurt het geruis van voorbijgaande particuliere auto's ver dwenen, het leven van de stad in oorlog bleef, hoewel telkens onderbroken, toch hoorbaar of onhoorbaar doorgaan: voortdu rend kwam uit de buitenwijken een zacht gedreun, een onophoudelijk pAnpen van vi taal verkeer door smalle verkeersaders naar brede. En dit was niet alles: een paar keer snelde een taxi over de voorgrond van het gehoor alsof hij onder vuur lag." De bombardementen gaan door (blz. 70)' „De afgelopen nacht en de nacht, die kwam, ontmoetten elkaar iedere middag als een ge spannen boog. Werken of denken deed pijn In kantoren, fabrieken, ministeries, winkels, keukens liep het hete gele zand van de mid dag traag af; vermoeidheid was de enige realiteit. Aan slapen durfde je niet den ken. De gekwetsten en stervenden in de ziekenhuizen zagen apathisch hoe het licht veranderde op muren, die diezelfde nacht in konden storten. Zij, die dakloos waren ge worden, bleven zitten waar ze heen gestuurd waren; of. erger, keerden met de koppigheid van dieren op hun schreden terug om te kijken naar wat niet langer bestond. Het duidelijkst van al drongen de doden, in lij kenhuizen, onder hopen puin. hun naamloze tegenwoordigheid aan Londen op: niet als de doden van vandaag, maar als de leven den van gisteren. Ongeteld bewogen ze zich in troepen door de stadsdag en drongen met hun dode zintuigen door alles wat te zien, te horen of te voelen was; deze dag van morgen, die ze verwacht hadden, met zich mee slepend want d dood kan zó plot seling niet zijn. Afwezig in de sleur, die het leven geweest was, drukten ze op die sleur de stempel van hun afwezigheid; daar je niet wist wie de doden waren, kon je niet weten welke trap iemand deze morgen voor het eerst niet besteeg, of op welke hoek de krantenman een gezicht miste, of welke treinen of bussen bij het naar huis gaan de ze avond lichter waren door de afwezig heid van tenminste één passagier. Deze onbekende doden verweten de levenden niet hun dood. die iedere nacht gedeeld kon wor den, maar hun onbekendheid, die nu niet meer hersteld kon worden". Elisabeth Bowen toont zich in dit boek een superieure geest (met een Engelse term: een schrijfster voor de upper- middle-class), die in „De hitte des 2MV81 rnMmnlHmuniiiiiiiimmmuiimmnnmmmmnmiimillf „Het zestig millioen lichter wordende belastingvooruitzicht, dat Lieftinck enige maanden geleden aankondigde voor 1 Januari 1951, begint al bedenke lijk te betrekkkn," zei Snorrebor. ,Jk had wel gelijk, dat ik me niet al te blij maakte met die beloofde mus, omdat ik eerst eens zou willen zien, of die op 1 Januari a.s. nog zou leven. Verlaging van de loonbelasting en hei schoolgeld ter tegemoetkoming voor de huurver hoging, het klonk werkelijk aardig, maar zal het niet overstemd worden door de nieuwe loonronde en de eisen voor de opvoering der defensieDe nieuwe loonronde willen ze laten ge paard gaan met prijsbeheer sing en ver groting van de productiviteit van de ar beider. Ook ddt klinkt heel aardig, maar ik moet het eerst nog zien. Aan het levenspeil van de arbeiders mag niet getornd worden. Maar aan dat van de anderen? Zonder offervaardigheid van allen zonder uitzondering, waarbij van zelfsprekend de offers naar draag kracht moeten worden verdeeld, komen we er niet. Dat geldt niet alleen voor ons land, maar voor alle landen, zelfs voor het schatrijke Amerika. Maar offer vaardigheid smaakt de meeste mensen niet. Als het even kan doen ze liever een cent dan een dubbeltje in het armenzakje en als ze een koekje bij de thee moeten missen, klagen ze alsof de suikerbietentijd is teruggekeerd. Nou die tijd zal weer terugkomen, wanneer de inflatie doorzet of de Russen de kou de en de warme oorlog zouden winnen. Dan is er niet één dooie mus, maar zijn er niets dan dooie mussen, waarmee alleen idioten blij zullen zijn." daags" het mysterie van de moderne mensenziel onthult, met alle middelen van haar intellect en intuïtie, die bei de even scherp zijn. Haar dialogen hebben een dramatische inslag; het zijn als het ware onderbrekingen van een gewapende stilte, waaraan levende en dode dingen even "organisch deel nemen. Elisabeth Bowen verstaat trou wens bij uitstek de kunst dode dingen met sensatie te laden. Iedere uiting be trekt zij onmiddellijk op het innerlijk. De gewaarwordingen die zij haar mensen laat ondergaan zijn uiterst sensitief. Harrison bijvoorbeeld loenst; maar voor Stella is het „of hij ieder oog apart ge bruikt." Voorts schijnt zijn afgebroken manier van praten haar het gevolg toe van een „inwendige kramp". „De hitte des daags" is onlangs in het Nederlands verschenen. De vertaling (door N. Brunt) moet een zware op gave zijn geweest; lof voor het resul taat! De uitgever 1) zorgde voor een waardige uitgave van deze werkelijk meesterlijke roman. NICO VERHOEVEN. 1) Uitgave J. M. Meulenhoff, Amster dam 1950. (Van onze bijzondere correspondent) Gedurende de laatste dagen zijn bü de voortzetting van het archeologisch on derzoek onder en in de omgeving van de St. Pieter oude resten gevonden van het circus van Nero, waardoor het bestaan en de plaats van dit circus, tot nu toe onbekend, kunnen worden vastgesteld- Bij de opgravingen der laatste acht jaren in de grotten van de St. Pieter gedaan met zeer belangrijke resultaten, waaronder op de eerste plaats de vondst 'L Juffrouw Carey zweeg en de inspec teur moedigde haar dadelijk aan: „Goed, juffrouw Carey, vertelt u maar wat juffrouw Pewsey u gedaan heeft." Opnieuw vloog de kleur naar haar wangen. „Ze zei ze zinspeelde erop, dat er iets tussen dokter Daw en mij was. Ik was wcestzo woest, dat ik op het punt stond haar te slaan. Maar ze deinsde achteruit en lachte dat ver schrikkelijke lachje en zei, dat het maar een grapje van haar was." Ze beheerste zich en voegde er met onderdrukte toon aan toe: „Maar u kunt er zeker van zijn, dat ze overal rondverteld heeft hoe ik gereageerd had op haar „grapje." „U doet alsof u haar werkelijk haatte, juffrouw Carey." „Ja, ik haatte haar." De inspecteur meende te weten waar om. Indien zij van dokter Daw hield zonder dat zelfs de dokter het wist, dan zou het heiligschennis betekenen als juffrouw Pewsey het in het dorp rond vertelde. Hij vroeg zich af of Ethel Carey afwist van die andere vrouw in Eric Daw's leven. En als ze het wist, zou dat haar haat tegen Angela Pewsey vermeerderd of verminderd hebben? Vermeerderd waarschijnlijk, want het zou haar bovendien nog belachelijk ge maakt hebben. „U was zeker hier toen juffrouw Pew sey vermoord werd, juffrouw Carey?" Hij keek onwillekeurig naar haar ster ke handen, die ze rustig gevouwen voor haar schoot hield. „Ik had mijn vrije middag." „O. Hebt u die thuis doorgebracht?" „Ik ben een lange wandeling in het bos wezen maken. Dat doe ik dikwijls." „O, zo. Bent u ook iemand tegengeko men?" „Nee, het is daar erg eenzaam". „Kunt u op geen enkele manier bewij zen dat u niet in de buurt van juffrouw Pewsêy's huis bent geweest?" Het schoot hem eensklaps te binnen wat de kleine jongens gezegd hadden over vrouwenvoetstappen, die zij niet her kend hadden. „Ik heb niemand in het bos ontmoet, maar misschien ben ik wel door de een of ander gezien". „Hebt u juffrouw Pewsey gedood?" Geen antwoord. Zelfs de kalme ge laatsuitdrukking veranderde niet. „Ik vroeg u iets, juffrouw". Ze glimlachte half. „Wat verwacht u. dat ik antwoorden zal?" „Eenvoudig met ja of nee". „Nee". Weer die halve glimlach. „U verwachtte toch niet, dat ik ja zou zeg gen, inspecteur?" „Ik verwacht, dat u de waarheid zegt", zei hij stijfjes, maar alleen omdat hij zich plotseling teleurgesteld voelde. Hij was hier voor de ene verdachte ge komen en nu vond hij een andere te genover zich. Het idee maakte hem boos. Hij stond op en nam zijn hoed. „U begrijpt wel, dat ik nadere inlich tingen zal moeten inwinnen". ,;ja, dat begrijp ik". „En ik moet u eveneens verzoeken zich gereed te houden voor verdere on dervragingen". „Goed, inspecteur. Zal ik tegen de dokter zeggen, dat u geweest bent, of moet ik henv vragen, u op te bellen?" „Zeg hem, dat hij mij belt, zodra hij thuis komt". Hij beende boos weg, met het onge hoorde gevoel, dat Ethel Carey hem op de een of andere manier te glad af was geweest. Maar hoe, dat begreep hij in de verste verte niet. Ze had zich in een kwaad daglicht gesteld wat was daar voor slims aan? Ze hield van dokter Daw daarvan was hij zeker. Ze hield van hem en dus Zijn lange stappen werden nog lan ger en hij klakte met zijn tong, terwijl zijn hersens een verklaring uitwerkten. XIV. Dan Everard woonde in een van de fraaiste huizen in de buurt. Maar hij was bij machte noch van zins, dit te waarderen. Joyce, zijn verloofde, be stierde het landgoed en zorgde ervoor dat het zijn bekoring niet verloor. Hij liet haar begaan, maar dat belette hem niet, het haar kwalijk te nemen. Van tijd tot tijd maakte hij ruzie en beschul digde haar ervan dat ze achterbaks was en hem in de achting van de bedienden omlaag probeerde te halen. Misschien was het geen geheim voor hem, dat de bedienden hem al lang op zijn juiste waarde getaxeerd hadden. Maar dat kon zijn stemming slechts ten kwade komen. Af en toe zocht hij ruzie met iedereen en ging in tegen alles wat re delijk tot de goede orde kon bijdragen, alleen maar om te tonen dat hij de baas was. De bedienden antwoordden een voudigweg: „Uitstekend, meneer," en hielden op met hetgeen waarmee ze be zig waren. En daarna bleven ze hem uit de weg tot zijn woede uitgeraasd was. Zo gemakkelijk was het voor Joyce niet. Zij moest met hem optrekken! Maar zij voelde zich aan hem gebon den, kon hem, die door waanzin leek ge grepen, niet van zich afstoten. Zijn voort durend aandringen om te trouwen, had zij tot nu toe kunnen weerstaan. Dikwijls genoeg vroeg ze zich af hoe ze ooit had kunnen denken, dat ze van hem hield. Ze kon zich zelfs niet meer herinneren hoe hij een paar jaar terug was geweest Toch was dat nog maar kort geleden en toen had hij een soort ruwe, aanmatigende charme over zich gehad, die de meeste vrouwen boeide. Hij was een -athleet die zijn dorpsgeno ten in de meeste takken van sport de baas was cricket, rugby, paardrijden maar het verkeerde was, dat hij nooit iets anders geleerd had. Hij had zelfs niet geleerd hoe hij zijn verlies moest dragen. Liever dan de kans te lopen te verliezen, speelde hij niet Wrokkig trok hij zich terug. Hij bleef nog een tijdje paardrijden, omdat je daarbij nog altijd de schuld aan het paard kon ge ven, maar zijn zenuwen werden hem de baas en hij moest zich vol whisky gie ten, eer hij in het zadel durfde stijgen. Een paar ernstige fouten tegen de na tuur van zijn paarden brachten hem twee keer in, het ziekenhuis en lever den hem een voorwendsel om ook die sport op te geven. Toen inspecteur Fowler zich liet aandienen zat hij in zijn werkkamer te dutten. Hij schudde zich zelf wakker en toen de inspecteur werd binnengelaten, zat hij met een ernstige rimpel tussen de ogen achter een met papieren bedek te lessenaar. De inspecteur bemerkte, dat er enkele papieren ondersteboven lagen. Hij stond joviaal op en drukte de in specteur de hand. (Wordt vervolgd) van de plaats/ran het graf van Petnis vermeld moet worden, bleef voor het oog en de navorsingen van de Pauselijke ar cheologen steeds elk spoor verborgen van het beroemde en befaamde Circus van Nero, waarin de H. Petrus en zoveel andere christenen de marteldood gestor ven zijn. De meest authentieke histori sche documenten geven dit circus als historisch zeker bestaand hebbende op de Vatikaanse heuvel. Deze documenten vermelden het bestaan van het circus op zulk een stellige wijze, dat reeds in de middeleeuwen, bij het leggen van de fun damenten van de tegenwoordige basiliek van Sint Pieter en zo ook in de 18de en 19de eeuw de archeologen, het bovenste gedeelte van een dikke muur ontdek kend, juist ter zijde van de grotten, deze voor een van de wanden van het circus hielden. De laatste opgravingen hebben de muur tot de onderste steenlaag bloot gelegd en daarbij heeft men bevonden, dat deze elf meter dikke muur, gebouwd op de vaste ondergrond van de Vati kaanse heuvel, tot het complex van de Constantijnse basiliek behoort Om een zeer beperkt bezoek aan de grotten niet te hinderen, heeft de ar cheologische commissie de opgravingen in de grotten zelf onderbroken om deze na het Heilig Jaar in 1951 weder op te nemen. Van te groot belang is de kennis van de eerste eeuwen van het christen dom in het centrum van het christendom zelf, dan dat men zich tevreden zou stellen met de vondst van de plaats van Petrus' graf, op zichzelf van zeer groot belang en zo al het voornaamste, dan toch niet het enige doel van de opgravin gen. De architecten en archeologen heb ben deze maanden van het Heilig Jaar willen benutten om buiten de grotten, in de onmiddellijke omgeving van de St. Pieter en vooral op het St. Pietersplein steekproeven te nemen om de onder grond te exploreren. Gedurende de laatste dagen is het zoeken met succes bekroond. Men heeft de juiste plaats van het circus kunnen vaststellen, hetwelk zich van de linker vleugel van het portaal van de St. Pieter aan de grens van de nieuwe gebouwen voor wie met het aangezicht naar de St. Pieter staat tot aan het Pius XII- plein, dus onder de gehele linkerhelft van het St. Pietersplein uitstrekte tot in de Via della Conciliazione. Na het be ëindigen van het Heilig Jaar, in 1951, zullen ook hier opgravingen plaats vin den om meerdere gegevens van dit circus en alles wat daarmede in verband staat, aan het daglicht te brengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3