Studentenbedevaart behouden
terug in Nijmegen
Boog vtw Allaud
j Xojj&h. n&ui en Icppea
i I
Goed zijn
II DE STEM
VAN DE DODE
Een der grootste
gebeurtenissen
Aruba „tot wanhoop
gedreven'
Waar George Eliot een Victoriaanse
roman over schreef
Overpeinzingen
^Pullman
^ITlcitrctóóen.
Verlangen naar rust na de vele indrukken
m
ONDERWIJZER
RESA-HILVERSUM
LITERAIRE KRONIEK
Minder werkloosheid
in Augustus
ZATERDAG j9 SEPTEMBER 1950
PAGINA 3
Reactie op Memorie van
Antwoord
Rum vertrekt Zaterdag
Wilt Gij
worden
Vraagt dan NU nog een
Prospectus aan bij
(Bekende Schriftelijke Cursus)
MAX MURRAY
Liturgische weekkalender
van Snorrebor
f GEZON DE SLAAP;)
Die aardappel toch!
Het zonnetje in huis
Muzikale oudjes
Het is zo gauw gezegd, zó gauw
zelfs, dat de meeste mensen zich
nauwelijks rekenschap geven van
wat ze zeggen, als ze het woordje „goed"
in de mond nemen. Zo gaat het echter
met alles; het is een gewoon, algemeen-
menselijk verschijnsel, dat de dingen
slijten door dagelijks gebruik: óók onze
woorden. Ze verliezen hun oorspronke
lijke, veelzeggende inhoud, omdat wij
ze tè veel en tè onnadenkend hanteren.
Er is dan een bepaalde schok, een bi-
zondere samenhang of nieuwe omstan
digheid nodig om onze volle aandacht
weer eens te schenken aan hun eigen
lijke, diepe zin. Een gelovig mens noemt
dat dan graag overigens met het vol
ste recht een genade van God. Alles,
wat ons in het leven overkomt, tot de
ogenschijnlijk meest onbeduidende din
gen toe, gebeurt met medeweten, onder
toelating van God, vaak zelfs tengevolge
van Zijn ingrijpen. En zonder enige uit
zondering heeft Hij met alles Zijn lief
derijke bedoelingen ten opzichte van
ons, ook als wij, zelfs ophettweede
gezicht, daar niets van begrijpen.
Het staat vast, dat de hele schepping
voor iedere mensenziel medewerkt tot
haar eeuwig, geestelijk welzijn, op voor
waarde, dat wij in staat zijn of beter
gezegd: de vaste wil hebben tegenover
de geschapen dingen de juiste houding
aan te nemen. Voor wie God liefheeft,
zei de H. Paulus, werkt alles mee ten
goede! En dat is het, waar alles op aan
komt: God liefhebben, m.a.w. zich aan
Zijn H. Wil onderwerpen, Hem gehoor
zamen, Zijn leiding volgen. Omdat wij
ervan overtuigd kunnen zijn, dat wij
alleen dan de enig juiste levenshouding
hebben gekozen.
Goed zijn betekent in de grond niets
anders dan beantwoorden aan zijn doel.
Hoe meer een of ander voorwerp b.v.
in bruikbaarheid, levensduur en kwali
teit voor zijn doel geschikt is, des te
„beter" noemen wij het. Wanneer wij
nu het begrip: „goed" in zijn absolute
zin op een of andere zaak toepassen, dan
duiden wij daarmee aan, dat zij voor de
volle 100% kan gebruikt worden voor
het doel, waartoe zij bestemd is.
Indien wij deze zelfde redenatie nu
eens toepassen op de mens en daar
is niet alleen niets op tegen, maar wij
moeten dat zelfs doen, want de mens
vertegenwoordigt de hoogste waarde
onder de schepselen van de aarde dan
komen wij tot het besluit, dat de mens
slechts dan in laatste instantie werkelijk
objectief „goed" mag worden genoemd,
wanneer zijn denk- en handelwijze, in
één woord: zijn letfén geheel en al in
overeenstemming is met het doel, waar
voor hij geschapen is. Zeker, iemand
kan een knap vakman, een groot geleer
de, een beroemd kunstenaar zijn en er
als zodanig aanspraak op maken „goed"
genoemd te worden. Ongetwijfeld! Maar
deze speciale „goedheid" betreft toch
feitelijk maar een heel klein onder
deel van het hele leven, is slechts
van toepassing op een bepaald de
tail, dat nooit het einddoel
van een mensenleven kan zijn.
De werkelijk helemaal goede
mensen zijn de heiligen, omdat zij juist
hun hele streven daarop hebben ge
richt hun totale leven uitsluitend af te
stemmen op hun eindbestemming en al
het andere daaraan ondergeschikt heb
ben' gemaakt. Nu behoeven wij heus
niet allemaal heilig te worden in deze
strikte zin van het woord. Nog afgezien
van het feit, dat daarvoor een heel bij
zondere genade van God nodig is. waar
op niemand enig recht kan doen gel
den, zou het bovendien niet goed zijn
voor de normale gang van zaken op dit
ondermaanse. Wat die uitverkoren zie
len zich aan onverschilligheid voor het
stoffelijk welzijn konden permitteren, is
niet voor een gewoon sterveling weg
gelegd. W ij hebben over het algemeen
een massa plichten van direct-tijdelijke
aard, die wij onmogelijk kunnen noch
mogen verwaarlozen, zonder in onze
taak door God gewild en ons opgedra
gen tekort te schieten.
Maar desondanks moeten ook wij
heilig, d.i. „goed" worden, of
m.a.w. voortdurend ons best doen
om zo goed mogelijk aan het bereiken
van onze eindbestemming te werken. En
die is niets anders dan ons eeuwig geluk
bij God. De voornaamste manier om dit
te verwezenlijken ligt voor ons. ge
wone mensen, in het goed gebruik ma
ken van alles, wat het leven voor ons in
houdt. Dit goede gebruik is geheel en
al afhankelijk van de wet van God.
Waar die in het gedrang komt, hetzij
in gedachten, woorden of werken, daar
kergn wij ons af van ons eigenlijke le
vensdoel, en maken wij ons daardoor
tegelijk minder geschikt daartoe.
Sint Paulus' brief aan de Romeinen
bevat een deel, waarin de apostel een
overvloed van zedelijke raadgevingen
uitspreekt, alsof hij nooit uitgepraat zal
raken. Dit is in de grond zo begrijpe
lijk. Zijn vurig hart brandde letterlijk
van liefde tot zijn Verlosser en hij kon
niet anders, dan iedereen deelachtig
maken aan het geluk, dat hijzelf gevon
den had in de trouwe dienst van zijn
God. Zijn raad draait geheel en al om
het gebod der liefde. Sint Augustinus
heeft later die gedachtengang zo diep
in zich opgenomen, dat hij er de sterke
uitdrukking in vond: Als gij maar lief-
hebt, dan kunt gij voor het overige doen
wat gij wilt. En dat is zo! Wie God en
zijn naaste waarlijk liefheeft, kan inder
daad doen wat hij wil, want hij zal
nooit iets anders dan goed doen. De lief
de verbiedt het hem, of liever maakt het
hem onmogelijk iets verkeerds te doen.
Het ware te wensen dat alle Christe
nen deze aansporing eens letterlijk waar
maakten! Geen kwaad met kwaad ver
gelden. Goed zijn en vergevensgezind
voor wie ons onrecht doet. Méér nog:
bizonder vriendelijk zijn jegens zulke
mensen.
De wereld lacht daarom en vindt het
dwaas. En haar enige tegenwerping
luidt: dan zeker maak liever zelf de
dupe zijn!!!
Jawel liever dat! En wel omdat God
het wil! Omdat het de enige mogelijk
heid is de wereld bewoonbaar te maken.
Dit is geen frase, maar de naakte, nuch-
tere waarheid. Hebben wij daarover ooit
echt nagedacht?
Als wij het nu doen, dan wordt dit
voor ons mogelijk de genade van God,
die de vereiste, bizondere aanleiding is,
om ons eens ernstig rekenschap te geven
van wat het betekent „goed" te zijn.
L.
Advertentie
aomtMM
IOH. MiUIELFAa*tl«
KLBWCC- 2*4 18L MM*
Meubelen en
betimmeringen voon
Directiekamers
Vergaderzalen
Hotels
Woningen
Schepen
Adderen root
binnenhuisarchitectuur
TOONK.AMF.RS
Utrechts Bioneohms
Moscutnhiso 7,Uutcfat
Td 17283
(Van onze speciale verslaggever)
Gisteravond om ongeveer zeven uur zijn de pelgrims van de R. K. Universiteit, die
op 25 Augustus j.l. hun pelgrimstocht naar Rome hadden aangevangen, behouden
te Nijmegen gearriveerd. Het was een inkomst in grote stijl. Alle zestien bussen
plus begeleidende voertuigen reden in gesloten colonne de stad binnen, verwel
komd door een menigte van wuivende burgers, die het cachet van het „met vlag
en wimpel", gedurende het allerlaatste deel van de tocht herwonnen, onmisken
baar accentueerden. Aan dat „met vlag en wimpel" had het namelijk vooral na
Grenoble de derde pleisterplaats sedert Rome, een weinig ontbroken. Een soort
van landerigheid was in diverse bussen de frisse moed gaan verdringen, zulks on
getwijfeld tengevolge van doodgewone physieke vermoeidheid en meer onder in
vloed van dat merkwaardige soort van teleurgesteldheid, dat elk retour pleegt te
kenmerken; geen teleurstelling over het voorbije, maar over het komende, dat
weer zal zijn als altijd.
Anderszijds verlangde men toch ook
naar eindelij ke rust, om daardoor weer
op krachten te komen na de doorstane
vermoeienissen. Slechts in dat opzicht
moest men, rijdende door een druilerig
Frankrijk, soms denken aan die vers
regels van Rilke: „Rijden, rijden, rij
den door de dag door de nacht, en de
moed is zo moede geworden en het ver
langen zo groot...." De palmen van
Rapallo en Nice even goed als de prent-
briefkaartelijke blauwheid der Middel
landse Zee waren toen al weer bijna
vergeten. Zo zullen ook de herinnerin
gen aan het toch zo sombere Grenoble,
het gastvrije en enthousiaste Chalons-
sur-Saöne en het juist in kermissfeer
gedompelde Luxemburg wellicht spoedig
vergaan. Maar blijven zal de herinne
ring aan het onvergetelijke Rome en
wat daaraan wezenlijk is: het graf der
Apostelen méér dan de praal der barok;
de catacomben méér dan Forum of Co
losseum: de persoon van onze Heilige,
evenzeer menselijke als angelieke. Paus
méér dan het Kerkelijke administratieve
apparaat, dat in Rome zijn middelpunt
heeft.
En aansluitend aan dit soort van
herinneringen voltrok zich volkomen
stijlvol de aankomst te Nijmegen.
Nadat de pelgrims, ietwat onhandig
reagerend op de enthousiaste ont
vangst, daar zij er zich tenslotte van
bewust waren een pelgrimstocht en
geen prestatierit achter de rug te
hebben, voor de laatste maal de in
middels uitgewoonde behuizing der
bussen hadden verlaten, dromden zij
samen in de St. Jozefskerk aan het
Keizer Karelplein, waar de modera
tor, pater van Ogtrop, een korte na
beschouwing hield over de pelgrims
tocht en waar door alle aanwezigen
een Te Deum werd gezongen met die
abundantie. welke alleen door werke
lijk dankbare lieden kan worden op
gedragen.
Buiten op het Kerkplein sprak daarna
de assessor van de rector-magnificus,
mgr. prof. dr. R. Post, die de pelgrims
tocht een der grootste gebeurtenissen
noemde uit de' geschiedenis der Univer
siteit gedurende de laatste jaren. Wel
licht niet zonder een onderbewuste zin
voor ironie gaf hij vervolgens een reis-
néeessaire ten geschenke aan de student
J. Driessen, technisch leider van deze
ouderwetse, immer van veel comfort
gespeende pelgrimage. Om voor alsnog
duistere redenen noemde hij slechts één
dagblad met name, toen hij sprak over
de aandacht, door de Nederlandse katho
lieke pers aan deze gebeurtenis besteed.
Tenslotte sprak de heer J. Driessen
een enkel sardonisch woord, om de hem
gebrachte dank af te wentelen op de
pelgrims, die de „zijnerzijds georgani
seerde vermoeienissen" zo manhaftig
hadden verduurd.
En daarmee was een bedevaart ten
einde, die het bewijs geleverd heeft,
dat het vaak misbruikte woord ..Uni
versitaire gemeenschap" nog een wezen
lijke zin heeft, inzoverre van de daar
aan beantwoordende werkelijkheid het
belangrijkste aspect getoond werd: de
kracht tot het stellen van gemeenschap
pelijke daden overeenkomstig de taak
en de roeping van zulk een gemeen
schap.
De leider der Arubaanse Volksparty,
Eman, heeft naar aanleiding van de
Memorie van Antwoord der regering
aan de Eerste Kamer over de ontwerp-
interimregeling voor de Antillen, aan de
voorzitter der Eerste Kamer een tele
gram gezonden, waarin o.a. wordt ge
zegd, dat Aruba gegriefd heeft kennis
genomen van het feit, dat de regering
er op aandringt, dat de Eerste Kamer
de zetelverhouding in de Staten der
Antillen van 12:8 zal bekrachtigen en
dat daarmede de bevolking van Aruba
„tot wanhoop wordt gedreven".
Het argument der regering, dat in de
commissie van de Tweede Kamer de
Arubaanse afgevaardigde in de delegatie
der Antillen, de heer Tromp, instemming
heeft betuigd met de zetelverhouding
12:8, heeft het bestuur van zijn partij
onmiddellijk overleg doen plegen met
de heer Tromp, die hierop schriftelijk
het volgende heeft verklaard: „Ik heb
bij geen enkele conferentie mij neerge
legd bij de verdeling van 12:8. Ik ben
daar nooit vóór geweest, ook niet in de
commissie van voorbereiding van de
Tweede Kamer en u kunt gerust tele
graferen, dat de afgevaardigde .van Aru
ba zich daar nooit bij heeft neergelegd.
Met dank. Tromp".
Het vertrek van de Indonesische Hoge
Commissaris in Nederland, mr. Moh.
Rum, naar Djakarta' is voorlopig vast
gesteld 16 September.
Te Cornwall werd de jaarlijkse plechtigheid gehouden ter ere van de mytholo
gische figuur Ridder Arthur. Arthur is ongetwijfeld een der grootste figuren uit
de Engelse mythologie. Hij zou in het begin van de zesde eeuw de aanvoerder
der Britten zijn geweest in de strijd tegen de Angelen en Saksen. Mot het verstrij
ken der eeuwen werden Arthur's avonturen groter en talrijker. Te Kelli Wie in
Cornwall zou hij zijn residentie hebben gehad, waar hij werd omringd door een
merkwaardige hof- en jachtstoet. Deze foto toont u de „zwaarddrager Gwas", die
tijdens de plechtigheid het zwaard van Arthur draagt.
19. De gang scheen geen einde 'te nemen. Kronkelend voerde zij door de
rotsen en leek bij iedere pas meer omlaag te gaan. Als hij zich de ligging van de
burcht indachtkon Eric zich voorstellen hoe zij thans diep in de hoge bergen
moesten zitten, die achter het kasteel optsaken. Waarheen? Zijn blik gleed langs
de wanden. Onnoembaar oud schenen die hem toe.
„Z-zullen we n-niet liever terug-keren, heerkwam Hector's stem angstig
achter hem. De dienaar trilde zo, dat zijn fakkel deinende schaduwen over de
wanden wierp.
„F-fijn terug naar het haardvuur, hè. Daar zal ifc u dan een be-beker warme
wijn brengensloeg hij troosteloos voor.
En toen de man voor hem antwoordde: O-of desnoods twee be-bekers."
„Sssst!"
Met een ruk bleef de Noorman staan. Ook Hector verstarde Daarginds, in de
donkerte, klonk eensklaps een zwaar gesnuif, onmiddellijk gevolgd door hetzelfde
zinloze gegrauwdat Eric zich met zoveel afgrijzen herinnerde
De dienaar slaakte een schrille gil.
„M-monstersF' prevelde hijasgrauw worden en draaide zich in paniekstemming om.
„W-weg! Vluchten! S-nel vluchten
Hij strompelde weg. In zijn blinde schrik holde hij tegen de zijwand, die hier
zeer bouwvallig was. Een zwaar gerommel klonk op, en ook Eric ontsnapte een
kreet, toen hij zag, hoe zware steenblokken losraakten en omlaag begonnen te komen.
„Domkop!" snauwde hijterwijl hij urild achteruit sprong.
Boven hen werd het gerommel steeds sterker
Zo n ouderwetse molen aan de rivier
TT/ at een staP van de En9else roman (schrijfster) van heden (bijv. Elisabeth
1/1/ Bowen: De hitte des daags; zie kroniek vorige week) naar de Engelse
F roman(schrijfster) van honderd jaar geleden! Bijvoorbeeld naar George
Eliot (1819—1880), die in het dagelijkse leven Mary Ann Evans heette en een dapper
voorvechtster was voor de rechten van haar sexe. Of naar de zusters Charlotte en
Emily Brontë, die twee vrouwelijke meesters, die Engeland in opschudding brach
ten door ongegeneerd romans in de ik-vorm te schrijven. Wat een sensatie! Daar
kwam een intiem zieleleven zo maar in een open boek op tafel liggen. Men dacht:
Jane Eyre Charlotte. Men begreep de schrijverstruc met het „ik" nog niet, die
het de kunstenaars mogelijk maakt in do huid van een ander te kruipen en alles
heel intens met die ander mee te voelen, zonder dat hij werkelijk die ander is.
Charlotte Brontë stierf in 1855; Efnily, van „De Woesto Hoogte", in 1848. Wij
bevinden ons op een punt'in do historie, een eeuw achter ons.
In het jaar 1850 maakte de jonge
vrouw George Eliot een grote reis naar
het Europese continent. Wat zij daar op
stak, kruidde zij naderhand terloops
door haar romans heen, als wetenswaar
digheden,. die de loop van het verhaal
aangenaam onderbraken. Zo vangt het
vierde boek van haar lijvige roman
„De molen aan de rivier" aan met
een beschrijving van door overstroming
geteisterde dorpen langs de Rhöne, die
slechts vaal en banaal waren, vergele
ken bij „de indruk, die wij ondergaan
bij deruïnes aan de kastelenrijke Rijn,
verbrokkeld en gerijpt in zulk een har
monie met de groene, rotsige steilten,
dat zij een deel van die natuur gewor
den schijnen, zoals de bergen: ja zelfs
op de dag van hun voltooiing moeten
zij dit-natuurlijk aspect hebben gehad,
als waren zij gebouwd door een uit de
aarde opgekomen geslacht, dat van zijn
machtige moeder een subliem instinct
voor vorm had geërfd. Dat was nog
eens een romantische tijd! Al waren
deze roverbaronnen vrij grimmige en
dronken monsters, zij hadden toch een
zekere wilde, dierlijke grootsheid.
En later: dat was een kleurige tijd,
toen het zonlicht op glimmend staal en
wapperende banieren viel; een' tijd van
avontuur en felle strijd ja, en van
levende, religieuze kunst en religieuze
geestdrift; want werden er geen kathe
dralen gebouwd in die dagen, en lieten
grote keizers hun Westerse paleizen
niet in de steek om voor de heidense
bolwerken in het heilige Oosten te
sterven? Daarom treffen deze kastelen
aan de Rijn mij met een gevoel van
poëzie: zij horen tot het grote, histori
sche leven der mensheid en roepen een
heel tijdperk voor mij op. Maar die
doods-gekleurde, hol-ogige, hoekige
skeletten van Rhóne-dorpen drukken
mij met het besef, dat het menselijk
leven heel veel er van zich be
nepen, lelijk, afspeelt in het stof en
zelfs door rampen niet verheven, maar
eerder in al zijn naakte, intrinsieke
vulgariteit aan de kaak wordt gesteld;
en ik heb een wrede overtuiging, dat
de levens waarvan deze bouwvallen de
sporen zijn. deel uitmaken van een brok
obscure vitaliteit, dat gelijk met gene
raties van mieren en bevers naar de
vergetelheid wordt gesleurd".
De schrijfster zou geen echt kind van
haar tijd zijn geweest, als ze niet en
thousiast éven de banieren der middel
eeuwen had laten wapperen; om daarna
met wetenschappelijke ernst te consta
teren, dat het hedendaagse leven akelig
depressief is, mier-achtig en benepen.
Dit voelt men ook, wanneer men het
ouderwetse familiebestaan aan de oe-
Advertentie
vers van de Floss gadeslaat, waar een
zekere molenaar Tulliver, met zijn
vrouw en twee kinderen het leven slij
ten. Zij weten niets van levenskunst en
„komen zelfs door leed nauwelijks bo
ven een tragi-komisch peil uit".
„Het is maar een laag-bij-de-gronds
bestaan van die Tullivers, zegt ge
van geen sujjlieme principes, geen ro
mantische visie, geen werkzaam, zelf
verloochenend geloof doorstraald ner
gens die wilde, ontembare hartstochten,
die de donkere schaduwen van ellende
en misdaad scheppen en het heeft ook
die primitieve, ruwe eenvoud niet, het
gedweeë, zware, slecht beloonde zwoegen,
het kinderlijke spellen van het boek der
natuur, waaraan hét boerenbestaan zijn
poëzie ontleent".
George Eliot was iets te laat geboren,
om nog te kunnen geloven in die heer
lijke leuze van „terug naar de natuur":
laat ons daar een buitenwereldlijke
idylle scheppen! En zij leefde nog iets
te voortijdig, om de geweldige drama
tiek van een gehele mensenmaatschappij
in haar burgerlijke verwordenheid te
kunnen oproepen, zoals de grote kun
stenaars van het naturalisme dat weldra
gingen doen. Maar zij kon het een en
het ander wel onderscheiden.
„Hier (op de molen aan de rivier)
vindt men conventionele, op de wereld
gerichte begrippen en gewoonten, zonder
kennis en zonder verfijning stellig de
meest prozaïsche vorm van menselijk
leven: trots fatsoen in een oud model
sjees: practisch© zin zonder bijgerech
ten.
Als men deze mensen van dichtbij
observeert, zelfs wanneer de ijzeren
hand van de tegenspoed hen uit hun
zelfverzekerd houvast op de wereld heeft
gesleurd, valt er niet veel godsdienst te
bespeuren en nog minder een uitgespro
ken christelijke belijdenis. Hun geloof in
het Ongeziene, voor zover het zich dan
manifesteert, schijnt eerder van heidense
aard; hun zedelijke begrippen, hoe taai
zij er ook aan vasthouden, schijnen geen
andere norm te kennen dan overgeërfd
gebruik. Ge zoudt niét onder zulke men
sen kunnen leven; gij stikt bij gebrek
aan uitweg naar iets schoons; groots of
edels; ge ergert u aan deze botte mannen
en vrouwen als aan een soort ras, dat
niet past bij de ^rde waarop het leeft
bij deze rijke vlakte met zijn grote, eeu
wige rivier, die de kleine hartslag v$n
de oude Engelse stad met de klop van het
machtige wereldhart verbindt."
Maar toch en hier wordt het roman
tische gemoed van..George Eliot realis
tisch, met een vermanende wijsvinger
omhoog: toch mogen wij ons van dit
laag-bij-de-grondse bestaan niet afkeren.
Wij moeten het gevoel van drukkende
benepenheid, dat er van uitgaat, kennen,
indien wij willen begrijpen, hoe het de
levens der twee molenaarskinderen Tom
en Maggie beïnvloedde.
„En van geslacht op geslacht jonge
'L
door
42
„Heb je hem vernietigd?" vroeg ze,
bijna hoopvol.
„Nee, Joyce, want dan zou ik een
bewijsstuk vernietigd hebben. De poli
tie zou dat als iets strafbaars bestem
peld hebben."
„De politie, Eric, wat bedoel je?"
„De politie, Joyce, tracht erachter te
komen wie haar gedood heeft."
Ze verstrakte en haar stem kreeg een
verontwaardigde klank.
„Maar hoe zouden ze jou juist jou
er van kunnen verdenken daar iets
mee uitstaande te hebben?"
Hij haalde moedeloos zijn schouders
op. „Waarom niet? Ik had evengoed
reden om haar te vermoorden als ieder
ander."
„Hoe durven ze!"
„Joyce," zei hij geduldig, „zelfs Jij,
hoeveel je ook van me houdt, zult moe
ten erkennnen, dat haar dood mij naar
alle waarschijnlijkheid slechts welkom
kon zijn.
„Nee, nee, dat mag je niet zeggen!
Dat mag je zelfs niet denken, Eric!"
„De politie denkt het," zei hij lang
zaam.
„Je gedraagt je bespottelijk, dat zie
je zelf in. Hoe kunnen ze iets van ons
tweeën afweten?"
„Ze weten het."
„Maar ze hebben die brief toch niet.""
Hij schudde het hoofd. „Nog niet."
En hij vertelde haar, hoe hij de brief
aan Firth Prentice had gegeven.
Zelfs in haar opgewondenheid was ze
in staat aandachtig te luisteren en ieder
woord, dat hij zei, in zich op te nemen;
en toen hij uitgesproken was, trachtte
ze hem gerust te stellen.
„Hij schijnt dus nogal hartelijk ge
weest te zijn. Uit wat je zegt, kan ,k
niet opmaken, dat hij zich tegen jou
zou keren en de brief aan de politie
geven."
Hij zou er wel eens toe verplicht kun
nen zijn, liefste. Hij mag zijn loopbaan
niet riskeren voor iemand, die hij ter
nauwernood kent. Ik zou de laatste zijn
om dat van hem te verlangen."
„Maar je gelooft niet, dat hij hem
al uit handen gegeven heeft, wel?"
„Ik weet zeker van niet."
„Nu dan, dan zul je er toch hoogst
waarschijnlijk niets meer van horen.
Hij schudde zijn hoofd. „Ik zai er wel
meer van horen. Die inspecteur die
Fowler uit Londen is op het spreek
uur geweest om naar mij te vragen, en
gisteren heeft Prentice me opgebeld en
gezegd, dat de politie vrij volledig op
de hoogte is van wat er tussen ons
tweeën is, liefste. Fowler komt er na
tuurlijk achter, dat Pewsey er alles van
wist en dat ze me gedreigd heeft van
haar kennis gebruik te maken. Zie je
niet, dat dat het motief is waarnaar ze
zoeken?"
„Zo mag je niet praten, Eric; dat mag
je niet!"
„Hoe moet ik dan praten"'" Zie je niet,
dat er geen andere mogelijkheid is? We
hebben ons hierin begeven, omdat onze
gevoelens sterker waren dan wij zelf.
Op dat ogenblik scheen niets anders be
langrijk te zijn, en nu Hij schok
schouderde. „Nu is er ook niets meer
belangrijk."
„Maar, Eric, je hebt Angela Pewsey
immers niet gedood." Ze zweeg en
voegde er gelaten aan toe: „En al had
]6„Ja, Joyce?"
Het scheen doodstil te zijn in de
kleine theesalon; alles om hen heen
leek te luisteren naar de dingen, die eens
diep in hun harten verscholen hadden
gelegen.
„Zelfs al had je het gedaan, Eric, dan
zou dat nu geen verschil meer maken.
Ze zou ons leven toch immers verwoest
hebben?"
Hij schudde het hoofd. „Niet geheel
en al. Ze legde het er op aan, ons voor
de wereld te schande te zetten. Het zou
ondraaglijk geweest zijn zoals van
Angela Pewsey alles ondraaglijk was.
Maar de schande zouden we aan ons
zelf te danken gehad hebben. Dat maakt
het nog veel ondraaglijker, Joyce."
Hij nam de rekening van de tafel en
wachtte tot ze opgerezen was. De oude
dame, die de theesalon beheerde, ver
scheen van achter het gordijn en glim
lachte, toen ze hen weg zag gaan; twee
regelmatige gasten en zulke aardige
mensen. Ach, ja, daar lag het geldstuk,
bescheiden weggeschoven onder zijn
bord; geen fooi, natuurlijk niet, veeleer
een hulde aan een gastvrouw. Wat wa
ren ze toch welopgevoed.
„Is de thee u bevallen? Gelukkig. Kom
toch gauw eens terug." Ze kon niet
weten, dat ze niet meer terug zouden
komen, maar zij tweeën wisten het wel.
XVII
Erie Daw draaide het licht aan, trad
de wachtkamer binnen en keek om zich
heen. Het scheen hem te bevreemden,
dat alles nog was, zoals het geweest was
het samenraapsel van schilderijen aan
de muren, de beduimelde tijdschriften,
de ongeriefelijke stoelen, de zwakke
geur van ether. Ginds, door de open
staande deur kon hij zijn spreekkamer
zien. In deze twee vertrekken waren
zijn kennis en mensenliefde gerijpt. Zijn
eigen idealen waren er gestorven en be
graven om plaats te maken voor de be
hoeften van anderen. Hier had nood
druft een beter mens van hem gemaakt
dan eigen eerzucht vermocht zou heb-
l|en.
Een lichte druk op zijn arm bracht
hem de aanwezigheid van Joyce in her
innering. Hij nam haar hand en voerde
haar naar de trap, die naar zijn woon
vertrekken boven leidde. Hij had haar
niet gevraagd met hem mee te gaan,
maar ze beseften alle twee dat uiterlijke
schijn niet langer telde. Het deed er
niet meer toe, wat anderen zeiden of
dachten.
Halverwege de trap stond hij stil en
zei verwonderd: „Er brandt licht. Dat is
vreemd." Hij verhaastte zijn pas en
opende de deur. Joyce hield zich wat
achteraf. De dokter ging vlug de kamer
binnen. Mevrouw Sim zat in zijn lieve-
lingsstoel en las in een van zijn boeken.
Ze keek op en glimlachte, verwelko
mend. „O, ben je daar, Eric. Je bent erg
laat."
Hij kon niet dadelijk uit zijn woorden
komen. „Ik ik ziet u, ik wist niet,
dat u op me zoudt wachten. Toch nie
mand ziek, hoop ik?"
„O, nee, we zijn allemaal zo gezond
als visjes, dank je. Maar laat die arme
Joyce toch niet op de gang staan." Ze
verhief haar stem. „Joyce, kind, kom
binnen."
Wordt vervolgd
naturen beïnvloed heeft, die met de
stijgende lijn van het menselijk bestel
het geestelijk niveau van een vorige
generatie achter zich hadden gelaten,
maar daaraan toch gebonden bleven met
de sterkste vezels van hun hart. Op deze
wijze komt het lijden, van martelaar en
slachtoffer, dat aan iedere historische
voortgang (en vooruitgang!) vastzit, in
iedere stad en aan honderden obscure
haardsteden voor; en wij hoeven deze
vergelijking van het kleine en het grote
niet te schuwen; want leert de weten
schap ons niet, dat haar hoogste streven
uitgaat naar het bereiken van een een
heid, die het kleinste met het grootste
zal verbinden? In de natuur-wetenschap-
pen is niets gering, heb ik begrepen,
voor de geest die het onderling verband
ruim weet te zien en achter ieder afzon
derlijk ding een ontzaglijk geheel van
bepalende omstandigheden raadt. Zo is
het stellig ook, wanneer men het leven
der mensen gadeslaat".
Hier heeft men het artistieke portret
van George Eliot, en in grote trekken
niet alleen van haar. maar ook van haar
talrijke collega's uit die verlichte, hevig
romantische, maar tevens even hevig
vooruitstrevende negentiende eeuw. In
Engeland heet die eeuw het Victoriaanse
tijdperk; naar Europa's grootmoeder
Victoria, wier levensboog er met 64 re
geringsjaren (van 1837 tot 1901) over
heen spant, als het ware om uit te
drukken, dat de vooruitgang niet door
het vasthouden aan tradities geremd
hoeft te worden.
NICO VERHOEVEN.
(Slot vplgt)
Eng. titel: „The Mill on the Floss".
Ned. vertaling Elisabeth de Roos. Uitg;eg.
in de reeks „De onsterfelijken". Uitg.
Contact, Amsterdam 1950.
ZONDAG 10 September: 15de Zondag na
Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H. Nicolaas:
(Roermond: 2 kerkwijding: 3 H. Nicolaas:
4 H. Theodardus); Credo; prefatie v. d. H
Drievuldigheid; groen.
MAANDAG: H.H. Protus en Hyacinthus,
martelaren; Mis Salus; 2 tot alle heiliger*
3 naar keuze; gewone prefatie; rood.
DINSDAG: H. Naam van Maria; eigen
Mis; (Utrecht: 2 voor de Kardinaal-Aarts
bisschop); Credo;* prefatie van O.. L. Vrouw:
- wit.
WOENSDAG: Mis v. d. 15de Zondag na
Pinksteren; 2 tot alle heiligen: 3 naar keuze;
(Roermond: 3 voor ale overledenen; 4 naar
keuze); gewone prefatie; groen
DONDERDAG: H. Kruisverheffing; eigen
Mis; Credo; prefatie v. h. H. Kruis; rood.
VRIJDAG: 7 Smarten van Maria: eigen
Mis; (in gelezen Missen: 2 H. Nicomedes);
sequentie; Credo; prefatie v. O. L. Vrouw:
Wit.
ZATERDAG: H.H. Cornelius, Paus en Cy-
prianus, bisschop, martelaren: Mis Intret;
2 H.H. Euphemia enz.; 3 tot ale heiligen;
gewone prefatie; rood.
ZONDAG 17 September: 16e Zondag na
Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H.H. Wondete-
kenen v. H. Franciscus; (Den Bosch, Roer
mond: 2 H. Lambertus; 3 H. Franciscus)
Credo; pref. v. d. H. Drievuldigheid;
groen. Breda: H. Lambertus, bisschop, mar
telaar; Mis Statuit; 2 gebed v. d. Zondag:
3 H. Franciscus: Credo; pref. v. d. H. Drie
vuldigheid; laatste evangelie v.' d. Zondag;
rood.
itnn s
,X>e Fransen beginnen eindelijk eens
een beetje schoon schip te maken",
zei Snorrebor. „Op een manier, die ze
wel van de Duitsers lijken te hebben
afgekeken, hebben ze razzia's gehou
den onder de communistische rijfde
colonne. Duizenden arrestanten heb
ben ze in de zeef van de veiligheids
politie gegooid en tenslotte zijn er
vierhonderd daarin blijven liggen. Dat
is goed werk. Over de methode mo
gen de communisten niet klagen,
want in Sovjet-Rusland en zijn satel
lietstaten treedt de geheime politie
nog heel wat hardhandiger op. Maar
natuurlijk zullen ze toch wel weer
moord en brand en terreur schreeu
wen. Ze schreeuwen nu eenmaal al
tijd. De Fransen, die olijkerds. heb
ben die vierhonderd mollen van Mos
kou doodleuk voor de keus gesteld om
öf wel op Corsica geïnterneerd óf wel
naar het rode paradijs achter het
IJzeren Gordijn getransporteerd te
worden. Nou. van die vierhonderd
gingen er zegge en schrijve 384 lie
ver naar het interneringskamp op
Corsica dan naar l^t riik van Vader
tje Stalin en zijn onderhorigheden,
waarvoor zij altijd zo'n daverende
propaganda hadden gemaakt. En maar
16 stuks. d.wx. 4%. bleken bereid de
consequenties van hun gebral te aan
vaarden en achter het gordijntje te
verdwijnen. Tableau! Nu kun je zien,
wat dé heren communisten zelf ge
loven van de mooie leugens, die ze
over de Russische hemel op aarde we
ten te vertellen, en wat hun z.g.n.
overtuiging, als het er op aankomt,
waard is. Zijn het geen standwerkers,
die willens en wetens rattenkruit als
aspirine aanbevelen?"
„De vraag stellen is haar beant
woorden?' gaf ik toe.
Advertentie
Ofschoon in de vorige jaren de werk
loosheid gedurende de maand Augustus
steeds toenam, is thans gebleken dat
het aantal ingeschreven werkloze man
nen ditmaal daalde van 56.443 tot 56.027.
Van deze 56.027 werklozen waren er
42.808 geheel werkloos (vorige maand
42.531). 13.070 waren tewerkgesteld bij
een object van de dienst uitvoering
werken (13.687) en 149 trokken wacht
geld.
De oorzaak van deze verbetering der
werkgelegenheid dient gezocht te wor
den in het toenemend aantal in uitvoe
ring genomen woningen de voorberei
dingen voor industrialisatie-projecten,
een opleving in de voedings- en genot
middelen-industrie en het inschakelen
bij deze en andere werkzaamheden van
ongeschoolden.
Het aantal Ingeschreven gedemobili-
seerden daalde van 3837 tot 352. Zij ge
nieten prioriteit bij de arbeidsbemidde
ling. De vraag naar mannelijk personeel
daalde van 21.249 tot 20.985.
Per 1000 mannelijke inwoners waren
er op 31 Augustus in ons land 11 werk
lozen. Het laagste gemiddelde vertoon
den Zeeland en Overijssel n.l. 6. terwijl
het hoogste gemiddelde, n.l. 23, voor
kwam in Drente.
Het aantal geheel werkloze vrouwen
nam toe van 4330 tot 5413. De vraag
naar vrouwelijk personeel daalde van
18.253 tot 18.030.
De 76-jarige Engelse dr. Redcliffe Sa-
laman heeft op een bijeenkomst van de
„British Association" verklaard, dat de
aardappel de mens vadsig maakt en de
sociale vooruitgang ernstig heeft be
lemmerd. Dr. Salaman, die oud-direc
teur van het instituut voor het onder
zoek naar aardappelvirus aan de uni
versiteit van Cambridge is, zeide dat de
aardappel de vooruitgang in Engeland
in het algemeen en die in Ierland in
het bijzonder had vertraagd. „Met toe
voeging van een pintje melk per dag",
aldus dr. Salaman. „vormt de aardap
pel voldoende voeding. De aardappelen
hebben een fundamentele invloed op de
levenswijze der mensen, vooral van de
boer, die zijn famili» en vee k^i onder
houden door enige maanden per jaar
op het aardappelveld te werken.
Wij buigen gaarne het hoofd voor de
wetenschappelijkheid van de Engelse
geleerde, maar vragen ons af, waar de
Labour-regering in Engeland haar voor
uitstrevende ijver voor nationalisaties
vandaan heeft gehaald en waarom de
conservatieve „beafeaters" alle pogingen
in het werk hebben gesteld om die te
remmen. Of moet de conclusie van dr.
Salaman's onderzoekingen luiden, dat
Engeland al lang communistisch zou zijn
geweest, indien de Labours nóg meer
waterige reuzen-aardappels zouden heb
ben gegeten dan zij al doen? Maar dan
moet ons van het hart, dat wij het com
munisme niet als een sociale vooruit
gang, maar als een barbaarse achter
uitgang naar slavernij en dwangarbeid
beschouwen.
Dr. Maria Telkes, assistente in de me
tallurgie op het Technologisch Instituut
in Massachusetts, en Miss Eleanor Ray
mond, architecte te Boston, hebben
plannen onthuld voor de bouw van een
huis met twee slaapkamers, dat geheel
door de zon zal worden verwarmd en
waarvan de bouwkosten ongeveer
10.000 dollar zouden bedragen. De dames
verklaarden reeds in Dover in Massa
chusetts op haar aanwijzingen een huis
te hebben laten bouwen, dat voor onge
veer 40 pet. door de zon wordt ver
warmd. ,#Jk nieuw huis", zei dr. Maria
Telkes, „is een experimentele sport op
een ladder, die naar het gebruik van de
zonnewarmte als brandstof leidt."
Er openen zich hier perspectieven, die
een zeer welkome oplossing van het
huisbrand probleem suggereren, maar
wij betwijfelen of bet al te schaarse
slecht functionnerende winterzonnetje in
onze lage landen ooit als enig kacheltje
voor onze huizen zal kunnen voldoen.
Misschien willen de dames eens piekeren
over het construeren van een regula
teur om de zonnewarmte naar believen
te temperen of aan te wakkeren. We
zouden daarmee méér gebaat zijn.
In Milaan bestaat een rusthuis voor
bejaarde musici en zangers. Het is een
stichting van de beroemde Italiaanse
opera-componist Giuseppe Verdi, wiens
stoffelijk overschot ook daar ter plaatse
is begraven. De oudste bewoonster is
de 88-jarige markiezin Frida Ried. die
eens onder leiding van Arturo Tosca-
nini in Noord- en Zuid-Amerika als
zangeres triomfen heeft gevierd. Eens
per jaar geven de rustende kunstenaars
nog een uitvoering in het openbaar,
waarbij de jongeren wel zullen denken
dat de ouden anders zingen, dan de jon
gen piepen. Misschien komen zij wel tot
de conclusie, dat de ouden piepen en zij
zelf zingen. Behalve deze éne jaarlijkse
uitvoering zingen en spelen de oudjes
dag in dag uit voor zichzelf alleen en
voor de leerlingen, die nog lessen bij
hen nemen.