Studentenbedevaart behouden terug in Nijmegen Boog vtw Allaud j Xojj&h. n&ui en Icppea i I Goed zijn II DE STEM VAN DE DODE Een der grootste gebeurtenissen Aruba „tot wanhoop gedreven' Waar George Eliot een Victoriaanse roman over schreef Overpeinzingen ^Pullman ^ITlcitrctóóen. Verlangen naar rust na de vele indrukken m ONDERWIJZER RESA-HILVERSUM LITERAIRE KRONIEK Minder werkloosheid in Augustus ZATERDAG j9 SEPTEMBER 1950 PAGINA 3 Reactie op Memorie van Antwoord Rum vertrekt Zaterdag Wilt Gij worden Vraagt dan NU nog een Prospectus aan bij (Bekende Schriftelijke Cursus) MAX MURRAY Liturgische weekkalender van Snorrebor f GEZON DE SLAAP;) Die aardappel toch! Het zonnetje in huis Muzikale oudjes Het is zo gauw gezegd, zó gauw zelfs, dat de meeste mensen zich nauwelijks rekenschap geven van wat ze zeggen, als ze het woordje „goed" in de mond nemen. Zo gaat het echter met alles; het is een gewoon, algemeen- menselijk verschijnsel, dat de dingen slijten door dagelijks gebruik: óók onze woorden. Ze verliezen hun oorspronke lijke, veelzeggende inhoud, omdat wij ze tè veel en tè onnadenkend hanteren. Er is dan een bepaalde schok, een bi- zondere samenhang of nieuwe omstan digheid nodig om onze volle aandacht weer eens te schenken aan hun eigen lijke, diepe zin. Een gelovig mens noemt dat dan graag overigens met het vol ste recht een genade van God. Alles, wat ons in het leven overkomt, tot de ogenschijnlijk meest onbeduidende din gen toe, gebeurt met medeweten, onder toelating van God, vaak zelfs tengevolge van Zijn ingrijpen. En zonder enige uit zondering heeft Hij met alles Zijn lief derijke bedoelingen ten opzichte van ons, ook als wij, zelfs ophettweede gezicht, daar niets van begrijpen. Het staat vast, dat de hele schepping voor iedere mensenziel medewerkt tot haar eeuwig, geestelijk welzijn, op voor waarde, dat wij in staat zijn of beter gezegd: de vaste wil hebben tegenover de geschapen dingen de juiste houding aan te nemen. Voor wie God liefheeft, zei de H. Paulus, werkt alles mee ten goede! En dat is het, waar alles op aan komt: God liefhebben, m.a.w. zich aan Zijn H. Wil onderwerpen, Hem gehoor zamen, Zijn leiding volgen. Omdat wij ervan overtuigd kunnen zijn, dat wij alleen dan de enig juiste levenshouding hebben gekozen. Goed zijn betekent in de grond niets anders dan beantwoorden aan zijn doel. Hoe meer een of ander voorwerp b.v. in bruikbaarheid, levensduur en kwali teit voor zijn doel geschikt is, des te „beter" noemen wij het. Wanneer wij nu het begrip: „goed" in zijn absolute zin op een of andere zaak toepassen, dan duiden wij daarmee aan, dat zij voor de volle 100% kan gebruikt worden voor het doel, waartoe zij bestemd is. Indien wij deze zelfde redenatie nu eens toepassen op de mens en daar is niet alleen niets op tegen, maar wij moeten dat zelfs doen, want de mens vertegenwoordigt de hoogste waarde onder de schepselen van de aarde dan komen wij tot het besluit, dat de mens slechts dan in laatste instantie werkelijk objectief „goed" mag worden genoemd, wanneer zijn denk- en handelwijze, in één woord: zijn letfén geheel en al in overeenstemming is met het doel, waar voor hij geschapen is. Zeker, iemand kan een knap vakman, een groot geleer de, een beroemd kunstenaar zijn en er als zodanig aanspraak op maken „goed" genoemd te worden. Ongetwijfeld! Maar deze speciale „goedheid" betreft toch feitelijk maar een heel klein onder deel van het hele leven, is slechts van toepassing op een bepaald de tail, dat nooit het einddoel van een mensenleven kan zijn. De werkelijk helemaal goede mensen zijn de heiligen, omdat zij juist hun hele streven daarop hebben ge richt hun totale leven uitsluitend af te stemmen op hun eindbestemming en al het andere daaraan ondergeschikt heb ben' gemaakt. Nu behoeven wij heus niet allemaal heilig te worden in deze strikte zin van het woord. Nog afgezien van het feit, dat daarvoor een heel bij zondere genade van God nodig is. waar op niemand enig recht kan doen gel den, zou het bovendien niet goed zijn voor de normale gang van zaken op dit ondermaanse. Wat die uitverkoren zie len zich aan onverschilligheid voor het stoffelijk welzijn konden permitteren, is niet voor een gewoon sterveling weg gelegd. W ij hebben over het algemeen een massa plichten van direct-tijdelijke aard, die wij onmogelijk kunnen noch mogen verwaarlozen, zonder in onze taak door God gewild en ons opgedra gen tekort te schieten. Maar desondanks moeten ook wij heilig, d.i. „goed" worden, of m.a.w. voortdurend ons best doen om zo goed mogelijk aan het bereiken van onze eindbestemming te werken. En die is niets anders dan ons eeuwig geluk bij God. De voornaamste manier om dit te verwezenlijken ligt voor ons. ge wone mensen, in het goed gebruik ma ken van alles, wat het leven voor ons in houdt. Dit goede gebruik is geheel en al afhankelijk van de wet van God. Waar die in het gedrang komt, hetzij in gedachten, woorden of werken, daar kergn wij ons af van ons eigenlijke le vensdoel, en maken wij ons daardoor tegelijk minder geschikt daartoe. Sint Paulus' brief aan de Romeinen bevat een deel, waarin de apostel een overvloed van zedelijke raadgevingen uitspreekt, alsof hij nooit uitgepraat zal raken. Dit is in de grond zo begrijpe lijk. Zijn vurig hart brandde letterlijk van liefde tot zijn Verlosser en hij kon niet anders, dan iedereen deelachtig maken aan het geluk, dat hijzelf gevon den had in de trouwe dienst van zijn God. Zijn raad draait geheel en al om het gebod der liefde. Sint Augustinus heeft later die gedachtengang zo diep in zich opgenomen, dat hij er de sterke uitdrukking in vond: Als gij maar lief- hebt, dan kunt gij voor het overige doen wat gij wilt. En dat is zo! Wie God en zijn naaste waarlijk liefheeft, kan inder daad doen wat hij wil, want hij zal nooit iets anders dan goed doen. De lief de verbiedt het hem, of liever maakt het hem onmogelijk iets verkeerds te doen. Het ware te wensen dat alle Christe nen deze aansporing eens letterlijk waar maakten! Geen kwaad met kwaad ver gelden. Goed zijn en vergevensgezind voor wie ons onrecht doet. Méér nog: bizonder vriendelijk zijn jegens zulke mensen. De wereld lacht daarom en vindt het dwaas. En haar enige tegenwerping luidt: dan zeker maak liever zelf de dupe zijn!!! Jawel liever dat! En wel omdat God het wil! Omdat het de enige mogelijk heid is de wereld bewoonbaar te maken. Dit is geen frase, maar de naakte, nuch- tere waarheid. Hebben wij daarover ooit echt nagedacht? Als wij het nu doen, dan wordt dit voor ons mogelijk de genade van God, die de vereiste, bizondere aanleiding is, om ons eens ernstig rekenschap te geven van wat het betekent „goed" te zijn. L. Advertentie aomtMM IOH. MiUIELFAa*tl« KLBWCC- 2*4 18L MM* Meubelen en betimmeringen voon Directiekamers Vergaderzalen Hotels Woningen Schepen Adderen root binnenhuisarchitectuur TOONK.AMF.RS Utrechts Bioneohms Moscutnhiso 7,Uutcfat Td 17283 (Van onze speciale verslaggever) Gisteravond om ongeveer zeven uur zijn de pelgrims van de R. K. Universiteit, die op 25 Augustus j.l. hun pelgrimstocht naar Rome hadden aangevangen, behouden te Nijmegen gearriveerd. Het was een inkomst in grote stijl. Alle zestien bussen plus begeleidende voertuigen reden in gesloten colonne de stad binnen, verwel komd door een menigte van wuivende burgers, die het cachet van het „met vlag en wimpel", gedurende het allerlaatste deel van de tocht herwonnen, onmisken baar accentueerden. Aan dat „met vlag en wimpel" had het namelijk vooral na Grenoble de derde pleisterplaats sedert Rome, een weinig ontbroken. Een soort van landerigheid was in diverse bussen de frisse moed gaan verdringen, zulks on getwijfeld tengevolge van doodgewone physieke vermoeidheid en meer onder in vloed van dat merkwaardige soort van teleurgesteldheid, dat elk retour pleegt te kenmerken; geen teleurstelling over het voorbije, maar over het komende, dat weer zal zijn als altijd. Anderszijds verlangde men toch ook naar eindelij ke rust, om daardoor weer op krachten te komen na de doorstane vermoeienissen. Slechts in dat opzicht moest men, rijdende door een druilerig Frankrijk, soms denken aan die vers regels van Rilke: „Rijden, rijden, rij den door de dag door de nacht, en de moed is zo moede geworden en het ver langen zo groot...." De palmen van Rapallo en Nice even goed als de prent- briefkaartelijke blauwheid der Middel landse Zee waren toen al weer bijna vergeten. Zo zullen ook de herinnerin gen aan het toch zo sombere Grenoble, het gastvrije en enthousiaste Chalons- sur-Saöne en het juist in kermissfeer gedompelde Luxemburg wellicht spoedig vergaan. Maar blijven zal de herinne ring aan het onvergetelijke Rome en wat daaraan wezenlijk is: het graf der Apostelen méér dan de praal der barok; de catacomben méér dan Forum of Co losseum: de persoon van onze Heilige, evenzeer menselijke als angelieke. Paus méér dan het Kerkelijke administratieve apparaat, dat in Rome zijn middelpunt heeft. En aansluitend aan dit soort van herinneringen voltrok zich volkomen stijlvol de aankomst te Nijmegen. Nadat de pelgrims, ietwat onhandig reagerend op de enthousiaste ont vangst, daar zij er zich tenslotte van bewust waren een pelgrimstocht en geen prestatierit achter de rug te hebben, voor de laatste maal de in middels uitgewoonde behuizing der bussen hadden verlaten, dromden zij samen in de St. Jozefskerk aan het Keizer Karelplein, waar de modera tor, pater van Ogtrop, een korte na beschouwing hield over de pelgrims tocht en waar door alle aanwezigen een Te Deum werd gezongen met die abundantie. welke alleen door werke lijk dankbare lieden kan worden op gedragen. Buiten op het Kerkplein sprak daarna de assessor van de rector-magnificus, mgr. prof. dr. R. Post, die de pelgrims tocht een der grootste gebeurtenissen noemde uit de' geschiedenis der Univer siteit gedurende de laatste jaren. Wel licht niet zonder een onderbewuste zin voor ironie gaf hij vervolgens een reis- néeessaire ten geschenke aan de student J. Driessen, technisch leider van deze ouderwetse, immer van veel comfort gespeende pelgrimage. Om voor alsnog duistere redenen noemde hij slechts één dagblad met name, toen hij sprak over de aandacht, door de Nederlandse katho lieke pers aan deze gebeurtenis besteed. Tenslotte sprak de heer J. Driessen een enkel sardonisch woord, om de hem gebrachte dank af te wentelen op de pelgrims, die de „zijnerzijds georgani seerde vermoeienissen" zo manhaftig hadden verduurd. En daarmee was een bedevaart ten einde, die het bewijs geleverd heeft, dat het vaak misbruikte woord ..Uni versitaire gemeenschap" nog een wezen lijke zin heeft, inzoverre van de daar aan beantwoordende werkelijkheid het belangrijkste aspect getoond werd: de kracht tot het stellen van gemeenschap pelijke daden overeenkomstig de taak en de roeping van zulk een gemeen schap. De leider der Arubaanse Volksparty, Eman, heeft naar aanleiding van de Memorie van Antwoord der regering aan de Eerste Kamer over de ontwerp- interimregeling voor de Antillen, aan de voorzitter der Eerste Kamer een tele gram gezonden, waarin o.a. wordt ge zegd, dat Aruba gegriefd heeft kennis genomen van het feit, dat de regering er op aandringt, dat de Eerste Kamer de zetelverhouding in de Staten der Antillen van 12:8 zal bekrachtigen en dat daarmede de bevolking van Aruba „tot wanhoop wordt gedreven". Het argument der regering, dat in de commissie van de Tweede Kamer de Arubaanse afgevaardigde in de delegatie der Antillen, de heer Tromp, instemming heeft betuigd met de zetelverhouding 12:8, heeft het bestuur van zijn partij onmiddellijk overleg doen plegen met de heer Tromp, die hierop schriftelijk het volgende heeft verklaard: „Ik heb bij geen enkele conferentie mij neerge legd bij de verdeling van 12:8. Ik ben daar nooit vóór geweest, ook niet in de commissie van voorbereiding van de Tweede Kamer en u kunt gerust tele graferen, dat de afgevaardigde .van Aru ba zich daar nooit bij heeft neergelegd. Met dank. Tromp". Het vertrek van de Indonesische Hoge Commissaris in Nederland, mr. Moh. Rum, naar Djakarta' is voorlopig vast gesteld 16 September. Te Cornwall werd de jaarlijkse plechtigheid gehouden ter ere van de mytholo gische figuur Ridder Arthur. Arthur is ongetwijfeld een der grootste figuren uit de Engelse mythologie. Hij zou in het begin van de zesde eeuw de aanvoerder der Britten zijn geweest in de strijd tegen de Angelen en Saksen. Mot het verstrij ken der eeuwen werden Arthur's avonturen groter en talrijker. Te Kelli Wie in Cornwall zou hij zijn residentie hebben gehad, waar hij werd omringd door een merkwaardige hof- en jachtstoet. Deze foto toont u de „zwaarddrager Gwas", die tijdens de plechtigheid het zwaard van Arthur draagt. 19. De gang scheen geen einde 'te nemen. Kronkelend voerde zij door de rotsen en leek bij iedere pas meer omlaag te gaan. Als hij zich de ligging van de burcht indachtkon Eric zich voorstellen hoe zij thans diep in de hoge bergen moesten zitten, die achter het kasteel optsaken. Waarheen? Zijn blik gleed langs de wanden. Onnoembaar oud schenen die hem toe. „Z-zullen we n-niet liever terug-keren, heerkwam Hector's stem angstig achter hem. De dienaar trilde zo, dat zijn fakkel deinende schaduwen over de wanden wierp. „F-fijn terug naar het haardvuur, hè. Daar zal ifc u dan een be-beker warme wijn brengensloeg hij troosteloos voor. En toen de man voor hem antwoordde: O-of desnoods twee be-bekers." „Sssst!" Met een ruk bleef de Noorman staan. Ook Hector verstarde Daarginds, in de donkerte, klonk eensklaps een zwaar gesnuif, onmiddellijk gevolgd door hetzelfde zinloze gegrauwdat Eric zich met zoveel afgrijzen herinnerde De dienaar slaakte een schrille gil. „M-monstersF' prevelde hijasgrauw worden en draaide zich in paniekstemming om. „W-weg! Vluchten! S-nel vluchten Hij strompelde weg. In zijn blinde schrik holde hij tegen de zijwand, die hier zeer bouwvallig was. Een zwaar gerommel klonk op, en ook Eric ontsnapte een kreet, toen hij zag, hoe zware steenblokken losraakten en omlaag begonnen te komen. „Domkop!" snauwde hijterwijl hij urild achteruit sprong. Boven hen werd het gerommel steeds sterker Zo n ouderwetse molen aan de rivier TT/ at een staP van de En9else roman (schrijfster) van heden (bijv. Elisabeth 1/1/ Bowen: De hitte des daags; zie kroniek vorige week) naar de Engelse F roman(schrijfster) van honderd jaar geleden! Bijvoorbeeld naar George Eliot (1819—1880), die in het dagelijkse leven Mary Ann Evans heette en een dapper voorvechtster was voor de rechten van haar sexe. Of naar de zusters Charlotte en Emily Brontë, die twee vrouwelijke meesters, die Engeland in opschudding brach ten door ongegeneerd romans in de ik-vorm te schrijven. Wat een sensatie! Daar kwam een intiem zieleleven zo maar in een open boek op tafel liggen. Men dacht: Jane Eyre Charlotte. Men begreep de schrijverstruc met het „ik" nog niet, die het de kunstenaars mogelijk maakt in do huid van een ander te kruipen en alles heel intens met die ander mee te voelen, zonder dat hij werkelijk die ander is. Charlotte Brontë stierf in 1855; Efnily, van „De Woesto Hoogte", in 1848. Wij bevinden ons op een punt'in do historie, een eeuw achter ons. In het jaar 1850 maakte de jonge vrouw George Eliot een grote reis naar het Europese continent. Wat zij daar op stak, kruidde zij naderhand terloops door haar romans heen, als wetenswaar digheden,. die de loop van het verhaal aangenaam onderbraken. Zo vangt het vierde boek van haar lijvige roman „De molen aan de rivier" aan met een beschrijving van door overstroming geteisterde dorpen langs de Rhöne, die slechts vaal en banaal waren, vergele ken bij „de indruk, die wij ondergaan bij deruïnes aan de kastelenrijke Rijn, verbrokkeld en gerijpt in zulk een har monie met de groene, rotsige steilten, dat zij een deel van die natuur gewor den schijnen, zoals de bergen: ja zelfs op de dag van hun voltooiing moeten zij dit-natuurlijk aspect hebben gehad, als waren zij gebouwd door een uit de aarde opgekomen geslacht, dat van zijn machtige moeder een subliem instinct voor vorm had geërfd. Dat was nog eens een romantische tijd! Al waren deze roverbaronnen vrij grimmige en dronken monsters, zij hadden toch een zekere wilde, dierlijke grootsheid. En later: dat was een kleurige tijd, toen het zonlicht op glimmend staal en wapperende banieren viel; een' tijd van avontuur en felle strijd ja, en van levende, religieuze kunst en religieuze geestdrift; want werden er geen kathe dralen gebouwd in die dagen, en lieten grote keizers hun Westerse paleizen niet in de steek om voor de heidense bolwerken in het heilige Oosten te sterven? Daarom treffen deze kastelen aan de Rijn mij met een gevoel van poëzie: zij horen tot het grote, histori sche leven der mensheid en roepen een heel tijdperk voor mij op. Maar die doods-gekleurde, hol-ogige, hoekige skeletten van Rhóne-dorpen drukken mij met het besef, dat het menselijk leven heel veel er van zich be nepen, lelijk, afspeelt in het stof en zelfs door rampen niet verheven, maar eerder in al zijn naakte, intrinsieke vulgariteit aan de kaak wordt gesteld; en ik heb een wrede overtuiging, dat de levens waarvan deze bouwvallen de sporen zijn. deel uitmaken van een brok obscure vitaliteit, dat gelijk met gene raties van mieren en bevers naar de vergetelheid wordt gesleurd". De schrijfster zou geen echt kind van haar tijd zijn geweest, als ze niet en thousiast éven de banieren der middel eeuwen had laten wapperen; om daarna met wetenschappelijke ernst te consta teren, dat het hedendaagse leven akelig depressief is, mier-achtig en benepen. Dit voelt men ook, wanneer men het ouderwetse familiebestaan aan de oe- Advertentie vers van de Floss gadeslaat, waar een zekere molenaar Tulliver, met zijn vrouw en twee kinderen het leven slij ten. Zij weten niets van levenskunst en „komen zelfs door leed nauwelijks bo ven een tragi-komisch peil uit". „Het is maar een laag-bij-de-gronds bestaan van die Tullivers, zegt ge van geen sujjlieme principes, geen ro mantische visie, geen werkzaam, zelf verloochenend geloof doorstraald ner gens die wilde, ontembare hartstochten, die de donkere schaduwen van ellende en misdaad scheppen en het heeft ook die primitieve, ruwe eenvoud niet, het gedweeë, zware, slecht beloonde zwoegen, het kinderlijke spellen van het boek der natuur, waaraan hét boerenbestaan zijn poëzie ontleent". George Eliot was iets te laat geboren, om nog te kunnen geloven in die heer lijke leuze van „terug naar de natuur": laat ons daar een buitenwereldlijke idylle scheppen! En zij leefde nog iets te voortijdig, om de geweldige drama tiek van een gehele mensenmaatschappij in haar burgerlijke verwordenheid te kunnen oproepen, zoals de grote kun stenaars van het naturalisme dat weldra gingen doen. Maar zij kon het een en het ander wel onderscheiden. „Hier (op de molen aan de rivier) vindt men conventionele, op de wereld gerichte begrippen en gewoonten, zonder kennis en zonder verfijning stellig de meest prozaïsche vorm van menselijk leven: trots fatsoen in een oud model sjees: practisch© zin zonder bijgerech ten. Als men deze mensen van dichtbij observeert, zelfs wanneer de ijzeren hand van de tegenspoed hen uit hun zelfverzekerd houvast op de wereld heeft gesleurd, valt er niet veel godsdienst te bespeuren en nog minder een uitgespro ken christelijke belijdenis. Hun geloof in het Ongeziene, voor zover het zich dan manifesteert, schijnt eerder van heidense aard; hun zedelijke begrippen, hoe taai zij er ook aan vasthouden, schijnen geen andere norm te kennen dan overgeërfd gebruik. Ge zoudt niét onder zulke men sen kunnen leven; gij stikt bij gebrek aan uitweg naar iets schoons; groots of edels; ge ergert u aan deze botte mannen en vrouwen als aan een soort ras, dat niet past bij de ^rde waarop het leeft bij deze rijke vlakte met zijn grote, eeu wige rivier, die de kleine hartslag v$n de oude Engelse stad met de klop van het machtige wereldhart verbindt." Maar toch en hier wordt het roman tische gemoed van..George Eliot realis tisch, met een vermanende wijsvinger omhoog: toch mogen wij ons van dit laag-bij-de-grondse bestaan niet afkeren. Wij moeten het gevoel van drukkende benepenheid, dat er van uitgaat, kennen, indien wij willen begrijpen, hoe het de levens der twee molenaarskinderen Tom en Maggie beïnvloedde. „En van geslacht op geslacht jonge 'L door 42 „Heb je hem vernietigd?" vroeg ze, bijna hoopvol. „Nee, Joyce, want dan zou ik een bewijsstuk vernietigd hebben. De poli tie zou dat als iets strafbaars bestem peld hebben." „De politie, Eric, wat bedoel je?" „De politie, Joyce, tracht erachter te komen wie haar gedood heeft." Ze verstrakte en haar stem kreeg een verontwaardigde klank. „Maar hoe zouden ze jou juist jou er van kunnen verdenken daar iets mee uitstaande te hebben?" Hij haalde moedeloos zijn schouders op. „Waarom niet? Ik had evengoed reden om haar te vermoorden als ieder ander." „Hoe durven ze!" „Joyce," zei hij geduldig, „zelfs Jij, hoeveel je ook van me houdt, zult moe ten erkennnen, dat haar dood mij naar alle waarschijnlijkheid slechts welkom kon zijn. „Nee, nee, dat mag je niet zeggen! Dat mag je zelfs niet denken, Eric!" „De politie denkt het," zei hij lang zaam. „Je gedraagt je bespottelijk, dat zie je zelf in. Hoe kunnen ze iets van ons tweeën afweten?" „Ze weten het." „Maar ze hebben die brief toch niet."" Hij schudde het hoofd. „Nog niet." En hij vertelde haar, hoe hij de brief aan Firth Prentice had gegeven. Zelfs in haar opgewondenheid was ze in staat aandachtig te luisteren en ieder woord, dat hij zei, in zich op te nemen; en toen hij uitgesproken was, trachtte ze hem gerust te stellen. „Hij schijnt dus nogal hartelijk ge weest te zijn. Uit wat je zegt, kan ,k niet opmaken, dat hij zich tegen jou zou keren en de brief aan de politie geven." Hij zou er wel eens toe verplicht kun nen zijn, liefste. Hij mag zijn loopbaan niet riskeren voor iemand, die hij ter nauwernood kent. Ik zou de laatste zijn om dat van hem te verlangen." „Maar je gelooft niet, dat hij hem al uit handen gegeven heeft, wel?" „Ik weet zeker van niet." „Nu dan, dan zul je er toch hoogst waarschijnlijk niets meer van horen. Hij schudde zijn hoofd. „Ik zai er wel meer van horen. Die inspecteur die Fowler uit Londen is op het spreek uur geweest om naar mij te vragen, en gisteren heeft Prentice me opgebeld en gezegd, dat de politie vrij volledig op de hoogte is van wat er tussen ons tweeën is, liefste. Fowler komt er na tuurlijk achter, dat Pewsey er alles van wist en dat ze me gedreigd heeft van haar kennis gebruik te maken. Zie je niet, dat dat het motief is waarnaar ze zoeken?" „Zo mag je niet praten, Eric; dat mag je niet!" „Hoe moet ik dan praten"'" Zie je niet, dat er geen andere mogelijkheid is? We hebben ons hierin begeven, omdat onze gevoelens sterker waren dan wij zelf. Op dat ogenblik scheen niets anders be langrijk te zijn, en nu Hij schok schouderde. „Nu is er ook niets meer belangrijk." „Maar, Eric, je hebt Angela Pewsey immers niet gedood." Ze zweeg en voegde er gelaten aan toe: „En al had ]6„Ja, Joyce?" Het scheen doodstil te zijn in de kleine theesalon; alles om hen heen leek te luisteren naar de dingen, die eens diep in hun harten verscholen hadden gelegen. „Zelfs al had je het gedaan, Eric, dan zou dat nu geen verschil meer maken. Ze zou ons leven toch immers verwoest hebben?" Hij schudde het hoofd. „Niet geheel en al. Ze legde het er op aan, ons voor de wereld te schande te zetten. Het zou ondraaglijk geweest zijn zoals van Angela Pewsey alles ondraaglijk was. Maar de schande zouden we aan ons zelf te danken gehad hebben. Dat maakt het nog veel ondraaglijker, Joyce." Hij nam de rekening van de tafel en wachtte tot ze opgerezen was. De oude dame, die de theesalon beheerde, ver scheen van achter het gordijn en glim lachte, toen ze hen weg zag gaan; twee regelmatige gasten en zulke aardige mensen. Ach, ja, daar lag het geldstuk, bescheiden weggeschoven onder zijn bord; geen fooi, natuurlijk niet, veeleer een hulde aan een gastvrouw. Wat wa ren ze toch welopgevoed. „Is de thee u bevallen? Gelukkig. Kom toch gauw eens terug." Ze kon niet weten, dat ze niet meer terug zouden komen, maar zij tweeën wisten het wel. XVII Erie Daw draaide het licht aan, trad de wachtkamer binnen en keek om zich heen. Het scheen hem te bevreemden, dat alles nog was, zoals het geweest was het samenraapsel van schilderijen aan de muren, de beduimelde tijdschriften, de ongeriefelijke stoelen, de zwakke geur van ether. Ginds, door de open staande deur kon hij zijn spreekkamer zien. In deze twee vertrekken waren zijn kennis en mensenliefde gerijpt. Zijn eigen idealen waren er gestorven en be graven om plaats te maken voor de be hoeften van anderen. Hier had nood druft een beter mens van hem gemaakt dan eigen eerzucht vermocht zou heb- l|en. Een lichte druk op zijn arm bracht hem de aanwezigheid van Joyce in her innering. Hij nam haar hand en voerde haar naar de trap, die naar zijn woon vertrekken boven leidde. Hij had haar niet gevraagd met hem mee te gaan, maar ze beseften alle twee dat uiterlijke schijn niet langer telde. Het deed er niet meer toe, wat anderen zeiden of dachten. Halverwege de trap stond hij stil en zei verwonderd: „Er brandt licht. Dat is vreemd." Hij verhaastte zijn pas en opende de deur. Joyce hield zich wat achteraf. De dokter ging vlug de kamer binnen. Mevrouw Sim zat in zijn lieve- lingsstoel en las in een van zijn boeken. Ze keek op en glimlachte, verwelko mend. „O, ben je daar, Eric. Je bent erg laat." Hij kon niet dadelijk uit zijn woorden komen. „Ik ik ziet u, ik wist niet, dat u op me zoudt wachten. Toch nie mand ziek, hoop ik?" „O, nee, we zijn allemaal zo gezond als visjes, dank je. Maar laat die arme Joyce toch niet op de gang staan." Ze verhief haar stem. „Joyce, kind, kom binnen." Wordt vervolgd naturen beïnvloed heeft, die met de stijgende lijn van het menselijk bestel het geestelijk niveau van een vorige generatie achter zich hadden gelaten, maar daaraan toch gebonden bleven met de sterkste vezels van hun hart. Op deze wijze komt het lijden, van martelaar en slachtoffer, dat aan iedere historische voortgang (en vooruitgang!) vastzit, in iedere stad en aan honderden obscure haardsteden voor; en wij hoeven deze vergelijking van het kleine en het grote niet te schuwen; want leert de weten schap ons niet, dat haar hoogste streven uitgaat naar het bereiken van een een heid, die het kleinste met het grootste zal verbinden? In de natuur-wetenschap- pen is niets gering, heb ik begrepen, voor de geest die het onderling verband ruim weet te zien en achter ieder afzon derlijk ding een ontzaglijk geheel van bepalende omstandigheden raadt. Zo is het stellig ook, wanneer men het leven der mensen gadeslaat". Hier heeft men het artistieke portret van George Eliot, en in grote trekken niet alleen van haar. maar ook van haar talrijke collega's uit die verlichte, hevig romantische, maar tevens even hevig vooruitstrevende negentiende eeuw. In Engeland heet die eeuw het Victoriaanse tijdperk; naar Europa's grootmoeder Victoria, wier levensboog er met 64 re geringsjaren (van 1837 tot 1901) over heen spant, als het ware om uit te drukken, dat de vooruitgang niet door het vasthouden aan tradities geremd hoeft te worden. NICO VERHOEVEN. (Slot vplgt) Eng. titel: „The Mill on the Floss". Ned. vertaling Elisabeth de Roos. Uitg;eg. in de reeks „De onsterfelijken". Uitg. Contact, Amsterdam 1950. ZONDAG 10 September: 15de Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H. Nicolaas: (Roermond: 2 kerkwijding: 3 H. Nicolaas: 4 H. Theodardus); Credo; prefatie v. d. H Drievuldigheid; groen. MAANDAG: H.H. Protus en Hyacinthus, martelaren; Mis Salus; 2 tot alle heiliger* 3 naar keuze; gewone prefatie; rood. DINSDAG: H. Naam van Maria; eigen Mis; (Utrecht: 2 voor de Kardinaal-Aarts bisschop); Credo;* prefatie van O.. L. Vrouw: - wit. WOENSDAG: Mis v. d. 15de Zondag na Pinksteren; 2 tot alle heiligen: 3 naar keuze; (Roermond: 3 voor ale overledenen; 4 naar keuze); gewone prefatie; groen DONDERDAG: H. Kruisverheffing; eigen Mis; Credo; prefatie v. h. H. Kruis; rood. VRIJDAG: 7 Smarten van Maria: eigen Mis; (in gelezen Missen: 2 H. Nicomedes); sequentie; Credo; prefatie v. O. L. Vrouw: Wit. ZATERDAG: H.H. Cornelius, Paus en Cy- prianus, bisschop, martelaren: Mis Intret; 2 H.H. Euphemia enz.; 3 tot ale heiligen; gewone prefatie; rood. ZONDAG 17 September: 16e Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H.H. Wondete- kenen v. H. Franciscus; (Den Bosch, Roer mond: 2 H. Lambertus; 3 H. Franciscus) Credo; pref. v. d. H. Drievuldigheid; groen. Breda: H. Lambertus, bisschop, mar telaar; Mis Statuit; 2 gebed v. d. Zondag: 3 H. Franciscus: Credo; pref. v. d. H. Drie vuldigheid; laatste evangelie v.' d. Zondag; rood. itnn s ,X>e Fransen beginnen eindelijk eens een beetje schoon schip te maken", zei Snorrebor. „Op een manier, die ze wel van de Duitsers lijken te hebben afgekeken, hebben ze razzia's gehou den onder de communistische rijfde colonne. Duizenden arrestanten heb ben ze in de zeef van de veiligheids politie gegooid en tenslotte zijn er vierhonderd daarin blijven liggen. Dat is goed werk. Over de methode mo gen de communisten niet klagen, want in Sovjet-Rusland en zijn satel lietstaten treedt de geheime politie nog heel wat hardhandiger op. Maar natuurlijk zullen ze toch wel weer moord en brand en terreur schreeu wen. Ze schreeuwen nu eenmaal al tijd. De Fransen, die olijkerds. heb ben die vierhonderd mollen van Mos kou doodleuk voor de keus gesteld om öf wel op Corsica geïnterneerd óf wel naar het rode paradijs achter het IJzeren Gordijn getransporteerd te worden. Nou. van die vierhonderd gingen er zegge en schrijve 384 lie ver naar het interneringskamp op Corsica dan naar l^t riik van Vader tje Stalin en zijn onderhorigheden, waarvoor zij altijd zo'n daverende propaganda hadden gemaakt. En maar 16 stuks. d.wx. 4%. bleken bereid de consequenties van hun gebral te aan vaarden en achter het gordijntje te verdwijnen. Tableau! Nu kun je zien, wat dé heren communisten zelf ge loven van de mooie leugens, die ze over de Russische hemel op aarde we ten te vertellen, en wat hun z.g.n. overtuiging, als het er op aankomt, waard is. Zijn het geen standwerkers, die willens en wetens rattenkruit als aspirine aanbevelen?" „De vraag stellen is haar beant woorden?' gaf ik toe. Advertentie Ofschoon in de vorige jaren de werk loosheid gedurende de maand Augustus steeds toenam, is thans gebleken dat het aantal ingeschreven werkloze man nen ditmaal daalde van 56.443 tot 56.027. Van deze 56.027 werklozen waren er 42.808 geheel werkloos (vorige maand 42.531). 13.070 waren tewerkgesteld bij een object van de dienst uitvoering werken (13.687) en 149 trokken wacht geld. De oorzaak van deze verbetering der werkgelegenheid dient gezocht te wor den in het toenemend aantal in uitvoe ring genomen woningen de voorberei dingen voor industrialisatie-projecten, een opleving in de voedings- en genot middelen-industrie en het inschakelen bij deze en andere werkzaamheden van ongeschoolden. Het aantal Ingeschreven gedemobili- seerden daalde van 3837 tot 352. Zij ge nieten prioriteit bij de arbeidsbemidde ling. De vraag naar mannelijk personeel daalde van 21.249 tot 20.985. Per 1000 mannelijke inwoners waren er op 31 Augustus in ons land 11 werk lozen. Het laagste gemiddelde vertoon den Zeeland en Overijssel n.l. 6. terwijl het hoogste gemiddelde, n.l. 23, voor kwam in Drente. Het aantal geheel werkloze vrouwen nam toe van 4330 tot 5413. De vraag naar vrouwelijk personeel daalde van 18.253 tot 18.030. De 76-jarige Engelse dr. Redcliffe Sa- laman heeft op een bijeenkomst van de „British Association" verklaard, dat de aardappel de mens vadsig maakt en de sociale vooruitgang ernstig heeft be lemmerd. Dr. Salaman, die oud-direc teur van het instituut voor het onder zoek naar aardappelvirus aan de uni versiteit van Cambridge is, zeide dat de aardappel de vooruitgang in Engeland in het algemeen en die in Ierland in het bijzonder had vertraagd. „Met toe voeging van een pintje melk per dag", aldus dr. Salaman. „vormt de aardap pel voldoende voeding. De aardappelen hebben een fundamentele invloed op de levenswijze der mensen, vooral van de boer, die zijn famili» en vee k^i onder houden door enige maanden per jaar op het aardappelveld te werken. Wij buigen gaarne het hoofd voor de wetenschappelijkheid van de Engelse geleerde, maar vragen ons af, waar de Labour-regering in Engeland haar voor uitstrevende ijver voor nationalisaties vandaan heeft gehaald en waarom de conservatieve „beafeaters" alle pogingen in het werk hebben gesteld om die te remmen. Of moet de conclusie van dr. Salaman's onderzoekingen luiden, dat Engeland al lang communistisch zou zijn geweest, indien de Labours nóg meer waterige reuzen-aardappels zouden heb ben gegeten dan zij al doen? Maar dan moet ons van het hart, dat wij het com munisme niet als een sociale vooruit gang, maar als een barbaarse achter uitgang naar slavernij en dwangarbeid beschouwen. Dr. Maria Telkes, assistente in de me tallurgie op het Technologisch Instituut in Massachusetts, en Miss Eleanor Ray mond, architecte te Boston, hebben plannen onthuld voor de bouw van een huis met twee slaapkamers, dat geheel door de zon zal worden verwarmd en waarvan de bouwkosten ongeveer 10.000 dollar zouden bedragen. De dames verklaarden reeds in Dover in Massa chusetts op haar aanwijzingen een huis te hebben laten bouwen, dat voor onge veer 40 pet. door de zon wordt ver warmd. ,#Jk nieuw huis", zei dr. Maria Telkes, „is een experimentele sport op een ladder, die naar het gebruik van de zonnewarmte als brandstof leidt." Er openen zich hier perspectieven, die een zeer welkome oplossing van het huisbrand probleem suggereren, maar wij betwijfelen of bet al te schaarse slecht functionnerende winterzonnetje in onze lage landen ooit als enig kacheltje voor onze huizen zal kunnen voldoen. Misschien willen de dames eens piekeren over het construeren van een regula teur om de zonnewarmte naar believen te temperen of aan te wakkeren. We zouden daarmee méér gebaat zijn. In Milaan bestaat een rusthuis voor bejaarde musici en zangers. Het is een stichting van de beroemde Italiaanse opera-componist Giuseppe Verdi, wiens stoffelijk overschot ook daar ter plaatse is begraven. De oudste bewoonster is de 88-jarige markiezin Frida Ried. die eens onder leiding van Arturo Tosca- nini in Noord- en Zuid-Amerika als zangeres triomfen heeft gevierd. Eens per jaar geven de rustende kunstenaars nog een uitvoering in het openbaar, waarbij de jongeren wel zullen denken dat de ouden anders zingen, dan de jon gen piepen. Misschien komen zij wel tot de conclusie, dat de ouden piepen en zij zelf zingen. Behalve deze éne jaarlijkse uitvoering zingen en spelen de oudjes dag in dag uit voor zichzelf alleen en voor de leerlingen, die nog lessen bij hen nemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3