Wordt oplossing der problemen niet te veel gezocht in verhoging van de materiële welvaart? f ^v. 4 i i f Eric tl 'L lussen neus Hippen Loonsverhoging behoort gekoppeld te zijn aan arbeidsproductiviteit 'S 'f' v 4 -r r; M W Garantiewet voor oud-leden het K.N.I.L. van 1 OvwAty LUcr siouislz ueAuHoü II DE STEM VAN DE DODE Ook de mijndirecteuren tegen loongrens Overpeinzingen 4 f i m -I #t Minister Paul Sauer in ons land Ernstige bezwaren van Kamerleden „Orkest Zonder Naam" 500 maal in de aether 96 woningen voor gedemobiliseerden DONDERDAG 14 SEPTEMBER 1950 PAGINA 3 PROF, vd. VEN OVER HEDENDAAGSE SOCIALE POLITIEK Wat de massa ontzietjs niet altijd sociaal verantwoord Bezuiniging op sociale politiek 7'f "x\VP P v f, N 'f;fV V- iV'PP m Pi 2000 emigranten naar Australië met de Volendamen de „Sibajak" Benoeming f2.- /oer liter fledfreuuft Utr ivUUxlier. Duitse consul-generaal voor Nederland door MAX MURRAY De loonsverhoging van Snorrebor I Nederlandse en Indonesische adelborsten in Den Helder geïnstalleerd Een verstandig utoord Literaire bedelaar Iets voor de vromven (Van een onzer speciale verslaggevers) Sober en stijlvol, dat zijn de adjectieven, die passen bij de feestvergadering, welke gistermiddag belegd werd door de A.K.W.V. ter gelegenheid van haar zevende lustrum. Zij werd gehouden in het Indisch Instituut te Amsterdam en zij was in het bijzonder door de magistrale feestrede van prof. dr. F. J. H. M. van der Ven wel een zeer duidelijk getuigenis van de wil om juist op deze jubileumdag in breder kring bekendheid te geven aan de idealen en doelstellingen van de katholieke werkgevers. Zij werd bijgewoond door mgr. Hanssen, Coadjutor van Roermond, door mgr. v. d. Burg, deken van Am sterdam en door de staatssecretarissen Van Rhijn en Van der Grinten. Reeds dadelijk in zijn openingswoord legde da, algemeen voorzitter de heer L. A. v.jHeyst bijzonder de nadruk op dit als wij het zo noemen mogen belijdend karakter. Daarom, aldus de heer v. Heyst, hebben wij ter gelegen heid van dit zevende lustrum een jübi- leumboek het licht doen zien, dat te gelijkertijd programmaboek wil zijn. Wij zijn ons bewust van onze plicht. Wij weten, dat de normen van onze katholieke levensbeschouwing evenzeer gelden voor onze activiteit in de onder neming als voor ons particuliere leven. Wij zijn bereid ons aandeel te dragen, ook binnen het kader van een defensie economie en ook wanneer een grotere productie niet direct een verhoogde rendabiliteit tot gevolg zal hebben. Wij kennen onze taak als standsorganisatiè en wij weten dat wij niet kunnen vol staan met alleen aandacht te besteden aan de eigen onderneming. Wij menen echter ook, dat onder de huidige ver houdingen te weinig mogelijkheden worden geboden tot kapitaalvorming uit particuliere besparingen, dat te veel druk wordt gelegd op het onderne- mersinitiatief en dat de zo noodzakelijke industrialisatie van ons land niet kan slagen, wanneer zij niét gesteund wordt door een op industrialisatie afgestemde fiscale politipk. Wij zijn bereid offers te brengen voor de integratie van West- Europa, maar wij menen tegelijkertijd te mogen aandringen op een actieve en op industrialisatie gerichte handelspoli tiek. En tenslotte: wij maken ons zorgen wanneer Nederland meer dan andere landen concessies doet bij de opheffing van tariefmuren en tolbarrières. Wat het beleid ten aanzien van lonen en prijzen betreft, wij menen dat dit meer en meer met de nodige waarborgen bedrijfstaksgewijze moet worden ge regeld. Na de heer v. Heyst was het woord aan prof. v. d. Ven en ook uit zijn rede bleek weer overduidelijk, dat het de A.K.W.V. tijdens deze feestvergadering niet om een genoeglijke zelfverheer- lijking,_ maar om een indringende be handeling van de vele brandende pro- Dlemen van onze moderne samenleving te doen was. Prof. v. d. Ven sprak over het onderwerp: „Bezinning op de heden daagse sociale politiek". En nadat hij had afgerekend met het misverstand, dat sociale politiek een politiek zou zijn, die bjj uitsluiting het belang der arbeidende klasse op het oog heeft, kwam hij tot de uitspraak, dat in de orde van het geheel het niet gaat om de arbeider en de werkgever, ieder met zijn specifieke belangen, welke met elkaar in evenwicht of nog liever met elkaar in harmonie moeten worden gebracht, maar om de zuiver mense lijke belangen, om het „menselijke in de,.,.cultuur", waaraan de sociale politiek evenals andere maatschap pelijke strevingen in laatste instantie haar steun en doel ontleent. Het algemeen welzijn moet dus begrepen welzijn! alS het a,ïemeen menselijk Onder dit opperst richtsnoer moet de sociale politiek worden beschouwd en moet de vraag worden bezien of de he dendaagse sociale politiek, vaak meer opportuun dan principieel, zich altijd wel voldoende rekenschap geeft van hetgeen het algemeen welzijn vordert. Een halve eeuw geleden, aldus prof. v. d. Ven, was de sociale politiek nog een omstreden begrip, thans echter niet meer. Iedereen is er voor gewonnen. Wij schijnen in onze dagen de oogsttijd der sociale politiek te beleven. De vraag is echter gewettigd of ook op die rijpe zomer niet een herfst volgt met wind en regenvlagen. Ik bedoel deze vraag waarachtig niet lyrisch. Ook in de so ciale politiek komt een ogenblik en misschien is het er al waarop men zich heeft af te vragen of de levens- bron van haar inspiratie niet is opge droogd. En opnieuw uitgaande van de grond gedachte, dat het algemeen menselijk welzijn gelegen is in het persoonlijke en innerlijke geluksdoel van de mens, stelde prof. v. d. Ven vervolgens de vraag aan de orde, of in onze maat schappij het consumptief element in de economie niet grotelijks wordt over schat. Huiselijker gezegd, hij vroeg zich af of wij niet te veel en uitsluitend de oplossing van onze problemen hebben gezocht in een verhoging van de mate riële welvaart. Hebben de uniforme en nivellerende maatregelen van de col lectieve arbeidscontracten niet onge wild een bijdrage geleverd tot de massi ficatie of tot de vergroving van onze cultuur? Loonsverhoging of sociale ver zekeringen leiden nu eenmaal niet auto matisch tot volwaardige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid, al dus prof. v. d. Ven. Nog andere twijfels bracht de feestre denaar naar voren en tezamen brachten zij hem op een nieuwe vraag, namelijk of men het in wezen abstracte ideaal der sociale politiek niet vaak te snel en met te rigoureuze maatregelen wil be reiken. Hij illustreerde deze vraag met twee voorbeelden. Het eerste behandelt de medezeggenschap der arbeiders. Het klinkt misschien heel fraai, aldus prof. v. d. Ven, dat de arbeider in de onder neming sociaal-economisch medezeg genschap behoort te bezitten op grond Van het feit, dat hij aan het doel der onderneming medewerkt. Maar zou het niet goed zjjn eens tc onderzoeken 'n hoeverre hij inderdaad bewust aan dat doel medewerkt en zich voor het eind resultaat nog werkelijk verantwoorde lijk voelt? En hij verbond aan deze vraag een waarschuwing tegen dogma tiek en overhaasting bij een streven •lat, zoals hü zei, het menselijk welzijn heet te zullen verhogen, maar zonder geestelijke rijpheid ook geëigend is de machtsinstincten te voeden. Zijn tweede voorbeeld betrof de loon politiek of nauwkeuriger gezegd de on langs aangekondigde nieuwe loonronde. Op de eerste plaats maakte prof. v. d. Ven hier bezwaar tegen de rechtlijnige samenkoppeling van lonen en prijzen, msof daarmee het verband tussen lonen en algemene welvaart was aangegeven. Het is toch geen lichtvaardig geuit ver bloeden, aldus prof. v. d. Ven, dat ons volk als geheel in de huidige economi sche en politieke situatie zijn eenmaal bereikte levensstandaard niet zal kunnen handhaven. Na vervolgens gesteld te heb ben, dat een koppeling van loonsver hoging en verhoging der arbeidspro ductiviteit een betere weg ware ge weest, zei prof. v. d. Ven: hoewel na tuurlijk bü de onderhandelingen wel over het verband met de productiviteit zal zijn gesproken, heeft men even als de vorige keren trouwens de ge legenheid verzuimd iets van betekenis ter realisering van dit denkbeeld te doen. Juist zoals men verzuimd heeft de gelegenheid aan te grjjpen om de arbeidende bevolking te doordringen van de essentiële onjuistheid, die ge legen is in de opvatting, dat een loon politiek, die in economisch opzicht faalt, sociaal verantwoord zou kunnen zijn. Of men zou sociaal verantwoord moeten noemen alles wat de massa ontziet. Er moet meer inzicht komen in de eisen van het algemeen menselijk welzijn, meer begrip ook voor de taak van het wetenschappelijk oordeel inzake sociale wenselijkheden en mogelijkheden. Na deze langzaam en met grote na druk uitgesproken rede, die met een frenetiek applaus beloond werd, betrad mgr. Hanssen het spreekgestoelte om namens het Episcopaat de A.K.W.V. zijn beste gelukwensen aan te bieden. Z.H. Exc. pleitte vooral voor een breed en sterk sociaal inzicht. Hij drong er bij de katholieke werkgevers op aan, bij onderhandelingen niet de tactiek van afwachten en onderbieden te volgen, doch te geven wat de liefde vraagt. Sprekend over de medezeggenschap van de arbeider in de onderneming stelde hij de opvatting, dat het ar beidscontract gemengd is met maat schap, naast de Pauselijke uitspraak, dat de medezeggenschap der arbeiders niet noodzakelijk voortvloeit uit hun functie in de onderneming. Mgr. Hanssen besloot met de woor den: „Gij zjjt lichtdragers en misschien is het wel uw roeping, de roeping van de kleine landen aan de zee, om in dit tijdsgewricht de wereld een voorbeeld té zijn op het stuk der sociale ordening. Altijd is Nederland pionier geweest als het er om ging de juiste grenzen van het recht te bepalen. Ligt het ook nu niet in ons vermogen andermaal de toon aan te geven, nu het sociale recht op basis van de christelijke levensovertui ging ingang moet vinden. Vervolgens sprak nog de staatssecre taris mr. v. d. Grinten namens de re gering en de heer «Jh. Harmei namens de Internationale Katholieke Werk geversorganisatie. De vergadering be sloot tenslotte onder luide bijval hulde- telegrammen te zenden aan Z. H. de Paus, het Hoogwaardig Episcopaat en H. M. de Koningin. Ter gelegenheid van het 35-jarig jubi leum. van de Alg. Kath. Werkgevers vereniging werd gistermiddag in het Indisch Instituut een feestvergadering gehouden. V.l.n.r. J. G. Suurhoff navwns N.V.V., Ch. Harmei, mr. W. C. L. y. d. Grinten, staatssecretaris van Economische Zaken, Mgr. Hanssen, namens het Nederl. Episcopaat, wethouder Van Wijck, staats secretaris dr. A. A. van Rhijn, Pere haurop S.J. uit België en mr. dr. Louis Regout. «4 V Hst!' iöt De Zuid-Afrikaanse minister van Ver keer, Paul Sauer, die op uitnodiging van de Nederlandse regering op het ogen blik ons land bezoekt, is Woensdagmid dag door zijn Nederlandse collega, minis ter Spitzen, in de Trèves-zaal te Den Haag ontvangen. In een onderhoud, die wij daarna met hem hadden, deelde hij mee, dat het in de bedoeling ligt. dat in November vertegenwoordigers van de K.L.M. naar Zuid-Afrika komen, tenein de de hangende vraagstukken inzake het luchtverkeer te bespreken. Wat is uw mening over de luchtdien- sten en de outillage van de K.L.M.? „De K.L.M. en de S.A.A. zijn de beste lucht vaartmaatschappijen ter wereld", zo luidde zijn diplomatiek antwoord. Zijn er nog mogelijkheden voor de Ne derlandse aannemers bij eventuele ha venuitbreidingen in Zuid-Afrika? De heer Sauer antwoordde, dat zulks zeker het geval is bij droogleggingen, „want op dat gebied zijn de Nederlandse fir ma's de beste". Hij betwijfelde of er voor de Nederlandse carrosseriebouwers mo gelijkheden in Zuid-Afrika zijn. De Zuid- Afrikaanse firma's genieten de voorkeur. (Van onze Haagse redactie) Ruim tweeduizend emigranten zullen in October binnen het tijdsbestek van twaalf dagen naar Australië vertrekken. Op 17 October a.s. zal namelijk de „Volendam" met ongeveer duizend emigranten van de Lloydkade te Rot terdam vertrekken, terwijl op 28 Octo ber a.s. de „Sibajak" eveneens -met ruim duizend emigranten zee kiest. De „Volendam" zal op de terugreis Indonesië aandoen en met repatriërende burgers naar Nederland terugkeren. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft 'benoemd als conrector van het St. Jacobsgesticht te Amsterdam, de wel- eerw. heer J. B. Rosenhart, die kapelaan was te Amsterdam (H. Maria Magd.) Boog van A 23. Behoedzaarri knielde Eric neer en bezag de pijl aandachtig. Het licht glom op de gouden schilden en ander wapentuig om hem heen. Hoe lang hadden deze onmetelijke schatten hier gelegen? Vermoedelijk waren zij het laatst bezocht op de dag, nu eindeloos lang geleden, dat de pijlen van Allard hun doodszang floten voor de vreemde, aapachtige wezens, die zich hier in deze verloren ruinen ophiel den. Een onwezenlijk gevoel bekroop de Noorman. Na duizenden jaren stond hij hier alleen in de duisternis als de laatste toeschouwer van een nauwelijks voor te stellen drama, dat zich in die grijze oudheid moest hebben afgespeeld. Het verhaal van de oude man was dus waar, dacht Eric. De stalen pijl, welke hij hier voor zich zag, was daarvoor het meest afdoende bewijs. Eric bekeek het wapen met een lichte huivering. Weer had hij even datzelfde gevoel van bekendheid, toen hij het kleine wapenschild ontwaarde, dat hij ook op de pijlen gezien hadé welke bij de boog behoorden. Maar net als de vorige keer kon hij zich niet te binnen brengen waar hij deze tekens eerder gezien had. Hij schudde langzaam het hoofd. Het mysterie rond de boog van Allard werd steeds dichter. Lang bleef hij niet staan. Hij was uitgetrokken om te ontdekken waaruit de vloek bestond, die Gudrun doodde, en meer dan ooit stond zijn besluit vast om de oorzaak der dreiging, welke zo lang de oude burcht beheerst te ontraadselen. Ergens in de duisternis moest de oplossing van dit aUes schuilen. Op het punt de grot te verlaten, bekeek hij voor het laatst de vreemde wapens. Zij waren gesmeed volgens een manier, die hij nog nimmer tevoren had gezxen. Zozeer was hij in de beschouwing daarvan verdiept, dat hij niet de zware schaduw opmerkte, die geruisloos langs de rotswand nadersloop. Even aarzelde de gedaante toen het schijnsel van de fakkel hem trof. In het onzekere licht vertoonde zich een brede gestalte, gekleed in dezelfde gouden borstplaten welke het skelet droeg. Een plat, aapachtig gelaat stond laag tussen de schouders, en de kleine, loerende oogjes richtten zich woedend op Eric, die onbewust van deze nadering, met de rug naar hem toestond. Het volgend ogenblik spanden de spieren van het aap achtige ding zich voor de sprong Uit het voorlopig verslag van de com missie van rapporteurs der Tweede Ka mer over het ontwerp van wet „vast stelling van zekere waarborgen jegens bepaalde groepen militairen en gewezen militairen van het K.N.I.L. alsmede hun nagelaten betrekkingen" blijkt dat men zich met de algemene strekking van dit wetsontwerp vrijwel kan verenigen. Deze instemming strekte zich echter niet tot alle onderdelen uit. Met name hadden vele leden ernstig bezwaar tegen een aantal beperkingen, welke er toe zouden leiden, dat de gegeven waarborgen niet het niveau bereiken, waarop de garan ties jegens het K.N.I.L.-personeel beho ren te staan, te weten een royale erken ning van de grote verdiensten van het roemruchte K.N.I.L. voor het Indonesië van vóór en na de oorlog. In het verslag wordt er op gewezen, dat het volgens vele leden niet juist en billijk schijnt om de inhoud van het on derhavige wetsontwerp in alle opzich ten parallel te doen lopen met de garan tiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië. De militaire taak was, vooral in haar uiterlijke verschijningsvorm in het na-oorlogse Indonesië, anders dan de civiele, en op grond daarvan moet, na hetgeen is gebleken, helaas worden aangenomen, dat het K.N.I.L.-personeel meer dan civiele ambtenaren (bestuurs-, rechterlijke en politie-ambtenaren wel licht uitgezonderd) de wrok en het res sentiment van de Indonesiërs heeft aan getrokken. Deze leden konden zich be zwaarlijk verenigen met het de regering leidend beginsel, dat de aan de militai ren te verstrekken garantie gelijkwaar dig moet zijn en zich over dezelfde groe pen moet uitstrekken als vastgelegd in de burgerlijke garantiewet, voor zover althans de regering meent en zulks blijkt uit het ontwerp niet buiten de beperkingen te mogen treden, die bij voornoemde wet zijn gesteld. Met name kwam het hun onjuist voor, dat aan de niet-Nederlandse militairen na hun ontslag uit het K.N.I.L. generlei garantie wordt ver leend, noch ook aan de niet-Neder landse gewezen militairen en nage laten betrekkingen. Zij verklaarden zulks niet in overeenstemming te achten met de erkentelijkheid voor betoonde trouw en vaak grote moed, tot welke erkentelijkheid Nederland stellig is verplicht. Deze leden wens ten vooral met grote nadruk te ver klaren, dat zij het een plicht van- Nederland achten om vooral gron dig te waarborgen alle rechten en aanspraken van nagelaten betrek kingen van bij na-oorlogse militaire acties gesneuvelden, van welke landaard deze gesneuvelden of na bestaanden ook waren c.q. zijn. De leden hadden voorts in het ont werp tot hun teleurstelling geen garan tie aangetroffen voor de nabestaanden van degenen, die gevallen zijn tijdens de oorlog tegen Japan, de periode van krijgsgevangenschap daaronder begre pen. In dit verband pleitten zij tevens voor garanties, te verstrekken aan bij Advertentie militaire acties verminkte of invalide geworden militairen. Met betrekking tot de vestiging bevat het ontwerp, naar werd opgemerkt, de zelfde bepalingen als de burgerlijke garantieregeling. Nagenoeg algemeen had men hiertegen ernstige bedenking. Juist het K.N.I.L. kent in zijn gelede ren zeer vele diep in Indonesië gewor telde Indische Nederlanders, alsmede Nederlanders, gehuwd met vrouwen van Indonesische landaard. Velen van hen hebben de rang van onderofficier niet bereikt en komen dus vermoedelijk niet voor overgang naar de K.L. in aanmer king. Het zou een irreëel beleid zijn om door middel van de eis van vestiging in het Koninkrijk een zuigkracht naar Nederland op deze lieden uit te oefe nen. Wanneer radioluisteraars Zaterdags avonds en ock wel door de week het bekende loopje op de viool gevolgd door een tik van de drum en dan een muziekje in de geest van de roemruch te „biefstukwals" horen, weten zij dat Ger de Roos met zijn „Orkest zonder Naam" in de aether is. Het merkwaap- dige aan de uitzending Zaterdag a.s. is dat dit loopje voor de 999ste maal wordt gespeeld als opening van de 500ste uit zending van het „Orkest zonder Naam". 13 November 1946, in de dagen van de unieke staking van de radiomusici, kwam het eerste eigen ensemble van de K.R.O. sinds de bevrijding voor de eerste maal in de aether. Het begon met een prijsvraag. Wie vindt een geschikte naam voor het ensemble dat zich tot dan verborg achter „Orkest zonder Naam"? De winnaar adviseerde: „Laat het bij die naam" en zo begon de ge schiedenis van het naamloos orkest dat Zaterdagsavonds trouw na de „Bond zon der Naam" cptrad zonder met laatstge noemde instelling iets te maken te heb ben of het zou moeten zijn de opge wektheid. De populariteit van het or kest is misschien wel in hoofdzaak te danken aan de gemoedelijkheid van tekst en liedjes en de vele attracties, die voor het grootste deel sproten uit het vruchtbare brein van de leider. Hengelcompetities, kleppercavaloade, „Bietenbouwers" enz. werden successen, blijkens de enthousiaste deelneming door een groot deel van de luisteraars. Ook de „Musketiers", die op hun beurt gevolgd worden door de „Marketentsters" wisten de vele nieuwe liedjes op een frisse en muzikale wijze te brengen. Binnen vier jaar is het Orkest al aan zijn 500ste optreden toe. ongerekend de vele avonden op tournée voor de K.R.O. Bij een flink deel van de „K.R.O.-fami- lie" zijn zij „kind in huis", want ook in de aether heeft de vrolijke stem de voorkeur. In het programma Zaterdag a.s. zal men o.m. de telefonische gelukwensen van bekende leiders van radio-ensem bles kunnen beluisteren. Voor de trouwe luisteraars delen wij nog mede dat Zaterdag 7 October a.s. de uitslag van de jaarlijkse hengelaars competitie zal worden bekend gemaakt De vangsten hebben dit jaar eohter nog niet de lengte en het gewicht van vorig jaar bereikt. De heer Karl Dumont is benoemd tot consul-generaal voor Duitsland in ons land. Het hoofd van de Nederlandse missie in Bonn, vice-admiraal De Booy, heeft aan de hoge geallieerde commis saris meegedeeld, dat de Nederlandse regering geen bezwaar heeft tegen deze benoeming. 46 „Maar ik heb je toch gezegd dat zul ke dingen voor mensen als Bert Repton lang niet zoveel uitmakten. Zijn handen waren toch al grof en misvormd. Zulke mensen lijden lang niet zo heftig als wij. Hun emoties zijn anders. Ik weet dat. Ik zeg je, dat ik hem heb zien staan, terwijl ze met hem bezig waren, en hij gaf geen kik. Voor mij was het zelfs een foltering, ernaar te kijken." Hij haalde diep adem en ging verder: „En laat ik ze dan verteld hebben waar dat vliegveld was. Veel plezier hebben ze ervan gehad, ja! Ze kregen het zo te kwaad, dat ze de benen moesten nemen en ons achterlieten. En wat Bert Rep ton aangaat, ik verbond zijn wonden, maar hij was niet tot lopen in staat en daarom droeg ik hem droeg ik hem letterlijk de volle vijftien mijl tot aan onze linies." Hij beheerste zich met moeite. Firth keek hem nadenkend aan. „Ik kan alleen maar hcrhalW, wat ik je zo juist al aangeraden heb: ga naar de po litie en vertel ze dat verhaal zelf. Mis schien geven ze je de raad het een beet je bescheidener te vertellen, dan je nu gedaan hebt." „De politie?" Dacht je soms, dat die stomkoppen er ook maar een snars van zouden begrijpen? Zeg me dit eens: zou den ze er een motief in zien voor de moord op Angela Pewsey, of niet?" „Een heel goed motief zelfs, zou ik denken. Maar daar zou tegenover staan dat je uit eigen vrije beweging naar ze toe was gekomen." „Ik weet heel goed wat me te doen staat, en dat doe ik ook en laat ik je erbij vertellen, dat ik het zowel in Ce- lia's belang doe als in het mijne. Ik ver laat het land en ga naar een onbekend adres, en daar blijf ik onder een aan genomen naam, net zolang tot er iemand voor de moord op Angela Pewsey ge hangen is. Als je werkelijk helpen wilt, vertel dat dan tegen Celia." „Ik zou je ook kunnen beletten te vertrekken." Graham lachte spottend: „Hoe dan? Door om mijn hals te gaan hangen?" „O, nee. Heel wat eenvoudiger. Ik zou een kennis op Scotland Yard kun nen opbellen en die zou weer iemand anders 'opbellen en dan zou je op het vliegveld opgewacht worden door een erg gewone maar koppige man, die je je paspoort zou afnemen." Enkele dagen geleden, in het strand- hotel, had Firth gezien hoe een wilde woede de ander aangreep. Hij zag het nu weer. Maar het was vrijwel het laatste waarvan hij zich bewust was. Op het allerlaatste ogenblik was er een machtige, fraai gevormde hand, die een zware vaas van het tafeltje naast hem greep. Toen hij daarna het daglicht weer zag, gloorde het door een wirwar van snel wentelende rode stippen en op zijn hoofd bevond zich een buil ter grootte van een duivenei. Aan zijn voeten lagen de scherven van een Delftsblauwe vaas en hij was alleen. Toen hij terugkeerde te Inching Round, verkeerde Firth niet in een stemming tot gekscheren. Celia ver klaarde, dat hij zich gedroeg als een beer met hoofdpijn, wat zo toepasselijk was, dat hij naar bed ging zonder haar antwoord te geven. Firth had een massa om over na te denken, maar hij voelde zich allesbehal ve in staat om te denken. Van één ding was hij overtuigd, namelijk dat Gra ham Ward geen erg gezellige echtgenoot voor Celia zou zijn. Een huiselijke on enigheid met hem zou rampzalige ge volgen kunnen hebben. Hij kon Celia natuurlijk waarschuwen, maar de zon derlinge positie waarin hij zelf ver keerde, maakte dat idee verre van aantrekkelijk. Hij kon naar de politie stappen. Hij besefte, dat het zijn plicht was, maar het achterhouden van be wijsmateriaal was hem bijna tot een gewoonte geworden. Inspecteur Fowler zou maar matig bewondering koesteren voor zijn uitstapje naar Londen en de afloop daarvan. Hij troostte zich met de gedachte dat, als de politie Graham Ward zocht, ze hem zonder de minste moeite vinden kon. Toen trachtte hij de slaap te vatten, wat nog moeilijker bleek dan nadenken. XIX De inspecteur wendde opnieuw zijn schreden naar het kerkhof. Hij was juist opgebeld door mevrouw Sim. Dokter Dam en Joyce met hem schenen te wil. len babbelen, als het hem tenminste gelegen kwam. Babbelen, met hem! Hü was benieuwd wat voor hocus-pocus er achter dat telefoontje zat. Er moest wel iets aan 't handje zijn, besloot hij, an ders zou mevrouw Sim er niet in ge moeid zijn. Hij had mevrouw Sim bo venaan gezet op de lijst van wie hem in de wielen reden. Toen hij arriveerde, zaten ze allemaal op het grasveld in de schaduw van een grote beuk. Erg genoeglijk en onge dwongen, vond hij. Terwijl hij naderbij kwam, niet al te erg op zijn gemak, had hij het gevoel, eer een slachtoffer dan een inspecteur te zijn. Mevrouw Sim trad hem tegemoet en begroette hem met een lieftallige glim lach. „Ach, bent u daar, inspecteur. Ontzettend aardig van u om te komen." Mevrouw Sim stelde hem aan Joyce voor en bood hem een vouwstoel aan. Je kunt van een ligstoel maar op één manier behoorlijk gebruik maken: lig gend. Inspecteur Fowler kon het niet met zijn beroep van ambtelijk onder vrager overeen brengen, liggende zijn functie uit te oefenen, dus bleef hij kaarsrecht overeind zitten met zijn be nen wijd uiteen geplant en de stoel er tussenuit stekend. Hij voelde zich be slist niet op zijn gemak. Firth kwam naar buiten met glazen op een blad en de inspecteur moest knorrig erkennen, dat zij de zwakke plekken van een man kenden. Maar mocht hij in diensttijd drinken? Was hij eigenlijk in dienst? Een feit was, dat hij niet in de verste verte voornemens was zijn gastvrouw te arrestéren nog niet althans dus leek het hem, dat er geen kwaad in stak, als hij op haar gezondheid dronk. Daarbij kwam, dat het hem goed zou doen, te drinken. Zijn blik rustte op Joyce. Ze was niet wat hij eigenlijk verwacht had. Ze zag eruit als een dame, maar je kon niet op het uiterlijk alleen afgaan. En de dokter, die daar zo keurig en beschaafd zat wel, om de waarheid te zeggen, die maakte ook niet de indruk van een losbol. Nadat hij, volgens zijn oor deel, lang genoeg de vormen in acht genomen had, schraapte inspecteur Fowler zijn keel uit en zei: „Als ik het goed begrijp, zijn er bepaalde zaken die deze dame en heer met mij willen be spreken." (Wordt vervolgd) (Van onze correspondent) Nadat de Mijnwerkersbonden en de Mijnbeambtenverenigingen te kennen hadden gegeven, dat zij de loongrens van f 3600 voor de 5% loonsverhoging niet gewenst achten, hebben thans ook de directies van de gezamenlijke steen kolenmijnen in Limburg aan de Stich ting van de Arbeid doen weten, dat zij de maatregel van de maximale loons verhoging van f 80 niet opportuun en niet gewenst vinden. Dit vindt zijn oor zaak in het feit, dat de lonen van de meeste ondergrenders in het mijnbedrijf boven de f 36Ö0 zijn gelegen. De mijnwerkers zouden dus over het loon dat meer bedraagt dan f 3600 geen verhoging ontvangen. Het onderscheid tussen de inkomens beneden de f 3600 en boven deze grens wordt dus kleiner. Omdat een nivellering van de lonen in de mijnindustrie niet juist geacht wordt, omdat het de geldende loonregeling ont wricht, zuilen enorme administratieve moeilijkheden ontstaan, indien de ver hoging van 5% voor de inkomens bene den f 3600 in de loonverordening moet worden vastgelegd. Daarom dringen ook de miindirecties aan op herziening van de f 3600 loongrens bij de verhoging van 5%. Prins Bernhard heeft hedenmiddag, ter gelegenheid van de eerste steenleg ging van een complex van 96 woningen voor gedemobiliseerden te Alkmaar, in een rede het initiatief van deze ge meente van harte toegejuicht. De Prins herinnerde er aan, dat het overgrote deel van onze gedemobili seerden spoedig een werkring heeft ge vonden. Moeilijker, staat het, aldus Prins Bernhard, met de huisvesting. Deze vraagt veel geduld van de gedemobili seerden. Maar ook en wel bij voort during vergaande medewerking van alle gemeentebesturen. De verstrekking van een extra-bouwvolume voor onze gedemobiliseerden, moge de zorgen iets hebben verlicht, en wij zijn de mi nister van Wederopbouw hiervoor zeer dankbaar van een oplossing van het woningprobleem is nog geen sprake. Het stemt mij daarom tot grote dank baarheid, dat het gemeentebestuur van Alkmaar tot de bouw van 96 woningen voor gedemobiliseerden waarlijk geen gering getal heeft willen be sluiten. En ik moge daaraan toevoegen, dat ik als voorzitter van Nationale De- mobilisatieraad hoop, dat andere ge meenten het voorbeeld van Alkmaar voor zoveel mogelijk zullen volgen, en dat onze gedemobiliseerden elkander zullen kunnen toeroepen: „Van Alkmaar begint de victorie". -Op zijn tocht door de wereld is het Pa- lestinakruis Woensdagavond in Den Bosch aangekomen en in plechtige processie on der de koepel der St. Janskerk neergelegd. Onder de vele aanwezigen waren o.a. de Bisschop van het Bossche diocees, Z. H. Exc. Mgr. Mutsaerts, en de Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, dr. J. E. de Quay. De voorzitter van het comité „Pro Palestina" heeft van de kansel af de histo rie en de betekenis van dit kruis uiteenge zet. Vrijdag wordt het kruis naar Nijme gen overgebracht. „De Westerse democratieën krijgen tanden en beginnen van zich af te bijten", grinnikte Snorrebor en daarbij kwam in een kier van zijn ijzergrijze snor zijn laatste gele voortand bloot. „En nu bedoel ik niet alleen, het militaire kunstgebit, dat overal in de maak is, maar ook de maatregelen, die her en der tegen de communisten wor den genomen. In Frankrijk hebben ze razzia's gehouden onder de vele com munistische vreemdelingen, die tenge volge van de troebelen elders het land waren binnengespoeld en als modder vastkoekten, in België is men van plan alle anti-democratische volksdemocra ten en Moskou-aanbidders uit de staats diensten te weren, gelijk men in Zwit serland reeds bezig is te doen. In ons land, waar men altijd wat gematigder en voorzichtiger te werk gaat, hebben ver schillende gemeenten de anti-nationale trawanten van de n aticmaisfisch-impe rialistische Sovjet-Unie uit de wethou derszetels gedrongen. In Amerika staan de Stalin-knechten al lang op de zwarte lijst en in Perzië is de commu nistische partij radicaal verboden. De verdraagzaamheid van de democratie tegenover hen, die het op haar leven gemunt hebben, schijnt toch óók haar grenzen te hebben, al zijn die grenzen nog erg ruim en een beetje vaag en fel omstreden. Dat de democratie het eindeloos lijkende geduld langzaam aan begint te verliezen, hebben Moskou en zijn handlangers uitsluitend aan zichzelf te wijten. Wie wind zaait, zat eenmaal, vroeg of laat, storm oogsten, en wie storm zaait, zal zich er niet over mogen beklagen, als er een typhoon gaat opsteken. De propaganda van Moskou voor de Noord-Koreaanse aanvallers wreekt zich thans, zoals eenmaal bij een inschakeling van West-Duitsland in een West-Europees verdedigingsstelsel de Oder-Neisse- politiek van Moskou zich met de ra zernij van de millioenen ontheemden zal u-reken. Ook de kruik van het kwaad gaat zolang te water, tot zij barst" Voor de installatie van de Nederlands* en Indonesische adelborsten, die «en drie jarige opleiding aan het Koninklijk Insti tuut voor de Marine te Willemsoord gaan volgen, bestond gisteren te Den Heifer grote belangstelling. Dit gotd vooral het feit, dat zovele Indonesische jongelui bij deze opleiding ingedeeld zijn. Onder de aanwezige autoriteiten bevon den zich de Hoge Commissaris van Indo nesië, Moh. Rum. de bevelhebber der zee strijdkrachten, vice-admiraal jhr. E. J. van Holthe, de commandant Zeemacht Neder land. vice-admiraal J. J. L. Wlllinge en ae Amerikaanse marino-attaché captain Ra nald Mackinnon. De commandant van het Instituut, kapitein ter zee F. H. M. van Straelen, hield de installatierede, waarin hij de jonge adelborsten wees op de ver plichtingen, die zij van heden af op zich namen, verplichtingen, die het beroep van marine-officieren met zich medebrengt, niet alleen tegenover het vaderland en de staatshoofden maar ook tegenover de men sen, waarover zij eens gesteld zullen wor- „Het percentage echtscheidingen in Amerika zou tot de helft kunnen wor den teruggebracht, indien de ouders er weer toe zouden willen overgaan de huwelijken van hun kinderen te bera men," aldus verklaarde Dr. Louis Chancis, die als huwelijksadviseur in 35 jaar tijds meer dan' 12.000 huwelij ken, die dreigden te dérailleren, weer in het goede spoor heeft gebracht. „De Amerikanen" zo vertelde deze man van rijke ervaring „zijn zo behept met de vrijheidsidee, dat naar hun me ning deze idee ook inhoudt, dat een kind vrij is om een bende van zijn le ven te maken. De moeilijkheid, waar door de meeste huwelijken tenslotte stukgaan, bestaat gewoonlijk al, vóór dat de jongen aan het meisje voorstelt om te trouwen, maar beiden zijn op dat ogenblik te blind om dat zelf in te zien." Dr. Chancis wees erop, dat vroeger, toen de ouders hun kinderen hielpen bij het uitzoeken van een levenspartner, er min der echtscheidingen voorkwamen dan thans, en hij was van mening, dat de maatschappelijke afkeer van een echt scheiding in die dagen niet de enige rem was om een echtscheiding tegen te hou den. Hollywood zou volgens hem een einde kunnen maken aan de legende, dat een slagersdochter en de zoon van een bankier een gelukkig huwelijk kunnen aangaan. „Maar duizend tegen één" voegde hij er aan toe „dat Holly wood dat niet zal doen. De ouders we ten het echter maar al te goed". Dr. Chancis belicht hier echter maar één van de oorzaken van de Amerikaan se echtscheidingsepidemie, die ook an dere landen en volkeren heeft aange tast. Alleen goede en verstandige ou ders, voor wie de kinderen eerbied en ontzag en liefde koesteren, zullen met goed succes als iaadgevers in huwelijks- aangelegenheden voor hun ^kinderen kunnen optreden, maar helaas is 't vaak het jammerlijke voorbeeld van de ou ders, die van hun leven een bende ma ken, dat de kinderen de eerbied voor het huwelijk ontneemt. Ook hier geldt: „Zo als de ouden zongen, piepen de jongen." Het moge dikwijls waar zijn, dat van een bruiloft een bruiloft komt, gelijk de volksmond zegt, maar minstens even waar is het, dat van een echtscheiding vaak een echtscheiding komt Het kwaad is als een besmettelijke ziekte, die zich angstwekkend snel verspreidt. Een 31-jarige bedelaar, die in de Sa- cré Coeur op Montmartre in Parijs bui tenlandse touristen om een aalmoes aanklampte en één van hen beledigde omdat deze hem slechts twee francs wilde geven, is door de politie in ver zekerde bewaring gesteld. Toen hij werd gefouilleerd, vond men een zakje met 25.000 francs op hem. „Dit zijn mijn spaarduitjes", legde hij uit. „Over het algemeen houd ik me niet met bedelen op. Ik zing meestal in hof jes en verdien'ongeveer 1500 francs per dag. Ik ga dit geld gebruiken om een toneelstuk in versvorm, dat ik geschre ven heb, te laten publiceren." Toen las hij aan de politie enkele passages uit zijn drama in vijf bedrijven voor en verklaarde, dat hij zo nodig een hypotheek op een huis in Normandië, dat zijn eigendom is, zou nemen om de uitgave van zijn stuk mogelijk te ma ken. De naam van de schrijver-zanger-be delaar is George Triboire. De „Blue Magie Ine", een Amerikaan se fabriek in Philadelphia, brengt in tu ben een plastic-crème in de handel, waarmee men de levensduur van nylon kousen met ongeveer de helft kan ver lengen en elk weefsel van katoen, ny lon, linnen, kunstzijde of wol kan ver duurzamen en verfraaien

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3