Wordt oplossing der problemen niet te veel gezocht
in verhoging van de materiële welvaart?
f ^v.
4
i i
f
Eric
tl
'L
lussen neus Hippen
Loonsverhoging behoort gekoppeld te
zijn aan arbeidsproductiviteit
'S 'f' v 4 -r
r; M W
Garantiewet voor oud-leden
het K.N.I.L.
van
1
OvwAty LUcr siouislz ueAuHoü
II DE STEM
VAN DE DODE
Ook de mijndirecteuren
tegen loongrens
Overpeinzingen
4 f i m -I
#t
Minister Paul Sauer
in ons land
Ernstige bezwaren van Kamerleden
„Orkest Zonder Naam"
500 maal in de aether
96 woningen voor
gedemobiliseerden
DONDERDAG 14 SEPTEMBER 1950
PAGINA 3
PROF, vd. VEN OVER HEDENDAAGSE SOCIALE POLITIEK
Wat de massa ontzietjs niet
altijd sociaal verantwoord
Bezuiniging op sociale
politiek
7'f
"x\VP P v f, N
'f;fV V- iV'PP
m
Pi
2000 emigranten
naar Australië
met de Volendamen
de „Sibajak"
Benoeming
f2.- /oer liter fledfreuuft Utr ivUUxlier.
Duitse consul-generaal
voor Nederland
door
MAX MURRAY
De loonsverhoging
van Snorrebor I
Nederlandse en Indonesische
adelborsten
in Den Helder geïnstalleerd
Een verstandig utoord
Literaire bedelaar
Iets voor de vromven
(Van een onzer speciale verslaggevers)
Sober en stijlvol, dat zijn de adjectieven, die passen bij de feestvergadering,
welke gistermiddag belegd werd door de A.K.W.V. ter gelegenheid van haar
zevende lustrum. Zij werd gehouden in het Indisch Instituut te Amsterdam
en zij was in het bijzonder door de magistrale feestrede van prof. dr. F. J.
H. M. van der Ven wel een zeer duidelijk getuigenis van de wil om juist
op deze jubileumdag in breder kring bekendheid te geven aan de idealen en
doelstellingen van de katholieke werkgevers. Zij werd bijgewoond door mgr.
Hanssen, Coadjutor van Roermond, door mgr. v. d. Burg, deken van Am
sterdam en door de staatssecretarissen Van Rhijn en Van der Grinten.
Reeds dadelijk in zijn openingswoord
legde da, algemeen voorzitter de heer
L. A. v.jHeyst bijzonder de nadruk op
dit als wij het zo noemen mogen
belijdend karakter. Daarom, aldus de
heer v. Heyst, hebben wij ter gelegen
heid van dit zevende lustrum een jübi-
leumboek het licht doen zien, dat te
gelijkertijd programmaboek wil zijn.
Wij zijn ons bewust van onze plicht.
Wij weten, dat de normen van onze
katholieke levensbeschouwing evenzeer
gelden voor onze activiteit in de onder
neming als voor ons particuliere leven.
Wij zijn bereid ons aandeel te dragen,
ook binnen het kader van een defensie
economie en ook wanneer een grotere
productie niet direct een verhoogde
rendabiliteit tot gevolg zal hebben. Wij
kennen onze taak als standsorganisatiè
en wij weten dat wij niet kunnen vol
staan met alleen aandacht te besteden
aan de eigen onderneming. Wij menen
echter ook, dat onder de huidige ver
houdingen te weinig mogelijkheden
worden geboden tot kapitaalvorming
uit particuliere besparingen, dat te veel
druk wordt gelegd op het onderne-
mersinitiatief en dat de zo noodzakelijke
industrialisatie van ons land niet kan
slagen, wanneer zij niét gesteund wordt
door een op industrialisatie afgestemde
fiscale politipk. Wij zijn bereid offers
te brengen voor de integratie van West-
Europa, maar wij menen tegelijkertijd
te mogen aandringen op een actieve en
op industrialisatie gerichte handelspoli
tiek. En tenslotte: wij maken ons zorgen
wanneer Nederland meer dan andere
landen concessies doet bij de opheffing
van tariefmuren en tolbarrières. Wat
het beleid ten aanzien van lonen en
prijzen betreft, wij menen dat dit meer
en meer met de nodige waarborgen
bedrijfstaksgewijze moet worden ge
regeld.
Na de heer v. Heyst was het woord
aan prof. v. d. Ven en ook uit zijn rede
bleek weer overduidelijk, dat het de
A.K.W.V. tijdens deze feestvergadering
niet om een genoeglijke zelfverheer-
lijking,_ maar om een indringende be
handeling van de vele brandende pro-
Dlemen van onze moderne samenleving
te doen was.
Prof. v. d. Ven sprak over het
onderwerp: „Bezinning op de heden
daagse sociale politiek". En nadat hij
had afgerekend met het misverstand,
dat sociale politiek een politiek zou
zijn, die bjj uitsluiting het belang der
arbeidende klasse op het oog heeft,
kwam hij tot de uitspraak, dat in de
orde van het geheel het niet gaat om
de arbeider en de werkgever, ieder
met zijn specifieke belangen, welke
met elkaar in evenwicht of nog liever
met elkaar in harmonie moeten worden
gebracht, maar om de zuiver mense
lijke belangen, om het „menselijke in
de,.,.cultuur", waaraan de sociale
politiek evenals andere maatschap
pelijke strevingen in laatste instantie
haar steun en doel ontleent. Het
algemeen welzijn moet dus begrepen
welzijn! alS het a,ïemeen menselijk
Onder dit opperst richtsnoer moet de
sociale politiek worden beschouwd en
moet de vraag worden bezien of de he
dendaagse sociale politiek, vaak meer
opportuun dan principieel, zich altijd
wel voldoende rekenschap geeft van
hetgeen het algemeen welzijn vordert.
Een halve eeuw geleden, aldus prof. v.
d. Ven, was de sociale politiek nog een
omstreden begrip, thans echter niet
meer. Iedereen is er voor gewonnen.
Wij schijnen in onze dagen de oogsttijd
der sociale politiek te beleven. De vraag
is echter gewettigd of ook op die rijpe
zomer niet een herfst volgt met wind
en regenvlagen. Ik bedoel deze vraag
waarachtig niet lyrisch. Ook in de so
ciale politiek komt een ogenblik en
misschien is het er al waarop men
zich heeft af te vragen of de levens-
bron van haar inspiratie niet is opge
droogd.
En opnieuw uitgaande van de grond
gedachte, dat het algemeen menselijk
welzijn gelegen is in het persoonlijke
en innerlijke geluksdoel van de mens,
stelde prof. v. d. Ven vervolgens de
vraag aan de orde, of in onze maat
schappij het consumptief element in de
economie niet grotelijks wordt over
schat. Huiselijker gezegd, hij vroeg zich
af of wij niet te veel en uitsluitend de
oplossing van onze problemen hebben
gezocht in een verhoging van de mate
riële welvaart. Hebben de uniforme en
nivellerende maatregelen van de col
lectieve arbeidscontracten niet onge
wild een bijdrage geleverd tot de massi
ficatie of tot de vergroving van onze
cultuur? Loonsverhoging of sociale ver
zekeringen leiden nu eenmaal niet auto
matisch tot volwaardige ontplooiing
van de menselijke persoonlijkheid, al
dus prof. v. d. Ven.
Nog andere twijfels bracht de feestre
denaar naar voren en tezamen brachten
zij hem op een nieuwe vraag, namelijk
of men het in wezen abstracte ideaal
der sociale politiek niet vaak te snel en
met te rigoureuze maatregelen wil be
reiken. Hij illustreerde deze vraag met
twee voorbeelden. Het eerste behandelt
de medezeggenschap der arbeiders. Het
klinkt misschien heel fraai, aldus prof.
v. d. Ven, dat de arbeider in de onder
neming sociaal-economisch medezeg
genschap behoort te bezitten op grond
Van het feit, dat hij aan het doel der
onderneming medewerkt. Maar zou het
niet goed zjjn eens tc onderzoeken 'n
hoeverre hij inderdaad bewust aan dat
doel medewerkt en zich voor het eind
resultaat nog werkelijk verantwoorde
lijk voelt? En hij verbond aan deze
vraag een waarschuwing tegen dogma
tiek en overhaasting bij een streven
•lat, zoals hü zei, het menselijk welzijn
heet te zullen verhogen, maar zonder
geestelijke rijpheid ook geëigend is de
machtsinstincten te voeden.
Zijn tweede voorbeeld betrof de loon
politiek of nauwkeuriger gezegd de on
langs aangekondigde nieuwe loonronde.
Op de eerste plaats maakte prof. v. d.
Ven hier bezwaar tegen de rechtlijnige
samenkoppeling van lonen en prijzen,
msof daarmee het verband tussen lonen
en algemene welvaart was aangegeven.
Het is toch geen lichtvaardig geuit ver
bloeden, aldus prof. v. d. Ven, dat ons
volk als geheel in de huidige economi
sche en politieke situatie zijn eenmaal
bereikte levensstandaard niet zal kunnen
handhaven.
Na vervolgens gesteld te heb
ben, dat een koppeling van loonsver
hoging en verhoging der arbeidspro
ductiviteit een betere weg ware ge
weest, zei prof. v. d. Ven: hoewel na
tuurlijk bü de onderhandelingen wel
over het verband met de productiviteit
zal zijn gesproken, heeft men even
als de vorige keren trouwens de ge
legenheid verzuimd iets van betekenis
ter realisering van dit denkbeeld te
doen. Juist zoals men verzuimd heeft
de gelegenheid aan te grjjpen om de
arbeidende bevolking te doordringen
van de essentiële onjuistheid, die ge
legen is in de opvatting, dat een loon
politiek, die in economisch opzicht
faalt, sociaal verantwoord zou kunnen
zijn. Of men zou sociaal verantwoord
moeten noemen alles wat de massa
ontziet.
Er moet meer inzicht komen in de eisen
van het algemeen menselijk welzijn,
meer begrip ook voor de taak van het
wetenschappelijk oordeel inzake sociale
wenselijkheden en mogelijkheden.
Na deze langzaam en met grote na
druk uitgesproken rede, die met een
frenetiek applaus beloond werd, betrad
mgr. Hanssen het spreekgestoelte om
namens het Episcopaat de A.K.W.V. zijn
beste gelukwensen aan te bieden. Z.H.
Exc. pleitte vooral voor een breed en
sterk sociaal inzicht. Hij drong er bij
de katholieke werkgevers op aan, bij
onderhandelingen niet de tactiek van
afwachten en onderbieden te volgen,
doch te geven wat de liefde vraagt.
Sprekend over de medezeggenschap
van de arbeider in de onderneming
stelde hij de opvatting, dat het ar
beidscontract gemengd is met maat
schap, naast de Pauselijke uitspraak, dat
de medezeggenschap der arbeiders niet
noodzakelijk voortvloeit uit hun functie
in de onderneming.
Mgr. Hanssen besloot met de woor
den: „Gij zjjt lichtdragers en misschien
is het wel uw roeping, de roeping van
de kleine landen aan de zee, om in dit
tijdsgewricht de wereld een voorbeeld
té zijn op het stuk der sociale ordening.
Altijd is Nederland pionier geweest als
het er om ging de juiste grenzen van het
recht te bepalen. Ligt het ook nu niet
in ons vermogen andermaal de toon
aan te geven, nu het sociale recht op
basis van de christelijke levensovertui
ging ingang moet vinden.
Vervolgens sprak nog de staatssecre
taris mr. v. d. Grinten namens de re
gering en de heer «Jh. Harmei namens
de Internationale Katholieke Werk
geversorganisatie. De vergadering be
sloot tenslotte onder luide bijval hulde-
telegrammen te zenden aan Z. H. de
Paus, het Hoogwaardig Episcopaat en
H. M. de Koningin.
Ter gelegenheid van het 35-jarig jubi
leum. van de Alg. Kath. Werkgevers
vereniging werd gistermiddag in het
Indisch Instituut een feestvergadering
gehouden. V.l.n.r. J. G. Suurhoff navwns
N.V.V., Ch. Harmei, mr. W. C. L. y. d.
Grinten, staatssecretaris van Economische
Zaken, Mgr. Hanssen, namens het Nederl.
Episcopaat, wethouder Van Wijck, staats
secretaris dr. A. A. van Rhijn, Pere
haurop S.J. uit België en mr. dr. Louis
Regout.
«4
V
Hst!'
iöt
De Zuid-Afrikaanse minister van Ver
keer, Paul Sauer, die op uitnodiging van
de Nederlandse regering op het ogen
blik ons land bezoekt, is Woensdagmid
dag door zijn Nederlandse collega, minis
ter Spitzen, in de Trèves-zaal te Den
Haag ontvangen. In een onderhoud, die
wij daarna met hem hadden, deelde hij
mee, dat het in de bedoeling ligt. dat in
November vertegenwoordigers van de
K.L.M. naar Zuid-Afrika komen, tenein
de de hangende vraagstukken inzake het
luchtverkeer te bespreken.
Wat is uw mening over de luchtdien-
sten en de outillage van de K.L.M.? „De
K.L.M. en de S.A.A. zijn de beste lucht
vaartmaatschappijen ter wereld", zo
luidde zijn diplomatiek antwoord.
Zijn er nog mogelijkheden voor de Ne
derlandse aannemers bij eventuele ha
venuitbreidingen in Zuid-Afrika? De
heer Sauer antwoordde, dat zulks zeker
het geval is bij droogleggingen, „want
op dat gebied zijn de Nederlandse fir
ma's de beste". Hij betwijfelde of er voor
de Nederlandse carrosseriebouwers mo
gelijkheden in Zuid-Afrika zijn. De Zuid-
Afrikaanse firma's genieten de voorkeur.
(Van onze Haagse redactie)
Ruim tweeduizend emigranten zullen
in October binnen het tijdsbestek van
twaalf dagen naar Australië vertrekken.
Op 17 October a.s. zal namelijk de
„Volendam" met ongeveer duizend
emigranten van de Lloydkade te Rot
terdam vertrekken, terwijl op 28 Octo
ber a.s. de „Sibajak" eveneens -met
ruim duizend emigranten zee kiest.
De „Volendam" zal op de terugreis
Indonesië aandoen en met repatriërende
burgers naar Nederland terugkeren.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem
heeft 'benoemd als conrector van het St.
Jacobsgesticht te Amsterdam, de wel-
eerw. heer J. B. Rosenhart, die kapelaan
was te Amsterdam (H. Maria Magd.)
Boog van A
23. Behoedzaarri knielde Eric neer en bezag de pijl aandachtig. Het licht glom
op de gouden schilden en ander wapentuig om hem heen. Hoe lang hadden deze
onmetelijke schatten hier gelegen? Vermoedelijk waren zij het laatst bezocht op
de dag, nu eindeloos lang geleden, dat de pijlen van Allard hun doodszang floten
voor de vreemde, aapachtige wezens, die zich hier in deze verloren ruinen ophiel
den. Een onwezenlijk gevoel bekroop de Noorman. Na duizenden jaren stond hij
hier alleen in de duisternis als de laatste toeschouwer van een nauwelijks voor te
stellen drama, dat zich in die grijze oudheid moest hebben afgespeeld. Het verhaal
van de oude man was dus waar, dacht Eric. De stalen pijl, welke hij hier voor
zich zag, was daarvoor het meest afdoende bewijs. Eric bekeek het wapen met
een lichte huivering. Weer had hij even datzelfde gevoel van bekendheid, toen hij
het kleine wapenschild ontwaarde, dat hij ook op de pijlen gezien hadé welke bij
de boog behoorden. Maar net als de vorige keer kon hij zich niet te binnen brengen
waar hij deze tekens eerder gezien had. Hij schudde langzaam het hoofd. Het
mysterie rond de boog van Allard werd steeds dichter.
Lang bleef hij niet staan. Hij was uitgetrokken om te ontdekken waaruit de
vloek bestond, die Gudrun doodde, en meer dan ooit stond zijn besluit vast om
de oorzaak der dreiging, welke zo lang de oude burcht beheerst te
ontraadselen. Ergens in de duisternis moest de oplossing van dit aUes schuilen.
Op het punt de grot te verlaten, bekeek hij voor het laatst de vreemde wapens.
Zij waren gesmeed volgens een manier, die hij nog nimmer tevoren had gezxen.
Zozeer was hij in de beschouwing daarvan verdiept, dat hij niet de zware schaduw
opmerkte, die geruisloos langs de rotswand nadersloop. Even aarzelde de gedaante
toen het schijnsel van de fakkel hem trof. In het onzekere licht vertoonde zich
een brede gestalte, gekleed in dezelfde gouden borstplaten welke het skelet droeg.
Een plat, aapachtig gelaat stond laag tussen de schouders, en de kleine, loerende
oogjes richtten zich woedend op Eric, die onbewust van deze nadering, met de rug
naar hem toestond. Het volgend ogenblik spanden de spieren van het aap
achtige ding zich voor de sprong
Uit het voorlopig verslag van de com
missie van rapporteurs der Tweede Ka
mer over het ontwerp van wet „vast
stelling van zekere waarborgen jegens
bepaalde groepen militairen en gewezen
militairen van het K.N.I.L. alsmede hun
nagelaten betrekkingen" blijkt dat men
zich met de algemene strekking van dit
wetsontwerp vrijwel kan verenigen.
Deze instemming strekte zich
echter niet tot alle onderdelen
uit. Met name hadden vele leden
ernstig bezwaar tegen een aantal
beperkingen, welke er toe zouden
leiden, dat de gegeven waarborgen niet
het niveau bereiken, waarop de garan
ties jegens het K.N.I.L.-personeel beho
ren te staan, te weten een royale erken
ning van de grote verdiensten van het
roemruchte K.N.I.L. voor het Indonesië
van vóór en na de oorlog.
In het verslag wordt er op gewezen,
dat het volgens vele leden niet juist en
billijk schijnt om de inhoud van het on
derhavige wetsontwerp in alle opzich
ten parallel te doen lopen met de garan
tiewet Burgerlijk Overheidspersoneel
Indonesië. De militaire taak was, vooral
in haar uiterlijke verschijningsvorm in
het na-oorlogse Indonesië, anders dan
de civiele, en op grond daarvan moet,
na hetgeen is gebleken, helaas worden
aangenomen, dat het K.N.I.L.-personeel
meer dan civiele ambtenaren (bestuurs-,
rechterlijke en politie-ambtenaren wel
licht uitgezonderd) de wrok en het res
sentiment van de Indonesiërs heeft aan
getrokken. Deze leden konden zich be
zwaarlijk verenigen met het de regering
leidend beginsel, dat de aan de militai
ren te verstrekken garantie gelijkwaar
dig moet zijn en zich over dezelfde groe
pen moet uitstrekken als vastgelegd in
de burgerlijke garantiewet, voor zover
althans de regering meent en zulks
blijkt uit het ontwerp niet buiten
de beperkingen te mogen treden, die bij
voornoemde wet zijn gesteld.
Met name kwam het hun onjuist
voor, dat aan de niet-Nederlandse
militairen na hun ontslag uit het
K.N.I.L. generlei garantie wordt ver
leend, noch ook aan de niet-Neder
landse gewezen militairen en nage
laten betrekkingen. Zij verklaarden
zulks niet in overeenstemming te
achten met de erkentelijkheid voor
betoonde trouw en vaak grote moed,
tot welke erkentelijkheid Nederland
stellig is verplicht. Deze leden wens
ten vooral met grote nadruk te ver
klaren, dat zij het een plicht van-
Nederland achten om vooral gron
dig te waarborgen alle rechten en
aanspraken van nagelaten betrek
kingen van bij na-oorlogse militaire
acties gesneuvelden, van welke
landaard deze gesneuvelden of na
bestaanden ook waren c.q. zijn.
De leden hadden voorts in het ont
werp tot hun teleurstelling geen garan
tie aangetroffen voor de nabestaanden
van degenen, die gevallen zijn tijdens de
oorlog tegen Japan, de periode van
krijgsgevangenschap daaronder begre
pen. In dit verband pleitten zij tevens
voor garanties, te verstrekken aan bij
Advertentie
militaire acties verminkte of invalide
geworden militairen.
Met betrekking tot de vestiging bevat
het ontwerp, naar werd opgemerkt, de
zelfde bepalingen als de burgerlijke
garantieregeling. Nagenoeg algemeen
had men hiertegen ernstige bedenking.
Juist het K.N.I.L. kent in zijn gelede
ren zeer vele diep in Indonesië gewor
telde Indische Nederlanders, alsmede
Nederlanders, gehuwd met vrouwen van
Indonesische landaard. Velen van hen
hebben de rang van onderofficier niet
bereikt en komen dus vermoedelijk niet
voor overgang naar de K.L. in aanmer
king. Het zou een irreëel beleid zijn om
door middel van de eis van vestiging
in het Koninkrijk een zuigkracht naar
Nederland op deze lieden uit te oefe
nen.
Wanneer radioluisteraars Zaterdags
avonds en ock wel door de week het
bekende loopje op de viool gevolgd
door een tik van de drum en dan een
muziekje in de geest van de roemruch
te „biefstukwals" horen, weten zij dat
Ger de Roos met zijn „Orkest zonder
Naam" in de aether is. Het merkwaap-
dige aan de uitzending Zaterdag a.s. is
dat dit loopje voor de 999ste maal wordt
gespeeld als opening van de 500ste uit
zending van het „Orkest zonder Naam".
13 November 1946, in de dagen van de
unieke staking van de radiomusici,
kwam het eerste eigen ensemble van
de K.R.O. sinds de bevrijding voor de
eerste maal in de aether. Het begon met
een prijsvraag. Wie vindt een geschikte
naam voor het ensemble dat zich tot
dan verborg achter „Orkest zonder
Naam"? De winnaar adviseerde: „Laat
het bij die naam" en zo begon de ge
schiedenis van het naamloos orkest dat
Zaterdagsavonds trouw na de „Bond zon
der Naam" cptrad zonder met laatstge
noemde instelling iets te maken te heb
ben of het zou moeten zijn de opge
wektheid. De populariteit van het or
kest is misschien wel in hoofdzaak te
danken aan de gemoedelijkheid van
tekst en liedjes en de vele attracties,
die voor het grootste deel sproten uit
het vruchtbare brein van de leider.
Hengelcompetities, kleppercavaloade,
„Bietenbouwers" enz. werden successen,
blijkens de enthousiaste deelneming
door een groot deel van de luisteraars.
Ook de „Musketiers", die op hun beurt
gevolgd worden door de „Marketentsters"
wisten de vele nieuwe liedjes op een
frisse en muzikale wijze te brengen.
Binnen vier jaar is het Orkest al aan
zijn 500ste optreden toe. ongerekend de
vele avonden op tournée voor de K.R.O.
Bij een flink deel van de „K.R.O.-fami-
lie" zijn zij „kind in huis", want ook in
de aether heeft de vrolijke stem de
voorkeur.
In het programma Zaterdag a.s. zal
men o.m. de telefonische gelukwensen
van bekende leiders van radio-ensem
bles kunnen beluisteren.
Voor de trouwe luisteraars delen wij
nog mede dat Zaterdag 7 October a.s. de
uitslag van de jaarlijkse hengelaars
competitie zal worden bekend gemaakt
De vangsten hebben dit jaar eohter nog
niet de lengte en het gewicht van vorig
jaar bereikt.
De heer Karl Dumont is benoemd tot
consul-generaal voor Duitsland in ons
land. Het hoofd van de Nederlandse
missie in Bonn, vice-admiraal De Booy,
heeft aan de hoge geallieerde commis
saris meegedeeld, dat de Nederlandse
regering geen bezwaar heeft tegen deze
benoeming.
46
„Maar ik heb je toch gezegd dat zul
ke dingen voor mensen als Bert Repton
lang niet zoveel uitmakten. Zijn handen
waren toch al grof en misvormd. Zulke
mensen lijden lang niet zo heftig als
wij. Hun emoties zijn anders. Ik weet
dat. Ik zeg je, dat ik hem heb zien staan,
terwijl ze met hem bezig waren, en hij
gaf geen kik. Voor mij was het zelfs
een foltering, ernaar te kijken." Hij
haalde diep adem en ging verder: „En
laat ik ze dan verteld hebben waar dat
vliegveld was. Veel plezier hebben ze
ervan gehad, ja! Ze kregen het zo te
kwaad, dat ze de benen moesten nemen
en ons achterlieten. En wat Bert Rep
ton aangaat, ik verbond zijn wonden,
maar hij was niet tot lopen in staat en
daarom droeg ik hem droeg ik hem
letterlijk de volle vijftien mijl tot aan
onze linies." Hij beheerste zich met
moeite.
Firth keek hem nadenkend aan. „Ik
kan alleen maar hcrhalW, wat ik je zo
juist al aangeraden heb: ga naar de po
litie en vertel ze dat verhaal zelf. Mis
schien geven ze je de raad het een beet
je bescheidener te vertellen, dan je nu
gedaan hebt."
„De politie?" Dacht je soms, dat die
stomkoppen er ook maar een snars van
zouden begrijpen? Zeg me dit eens: zou
den ze er een motief in zien voor de
moord op Angela Pewsey, of niet?"
„Een heel goed motief zelfs, zou ik
denken. Maar daar zou tegenover staan
dat je uit eigen vrije beweging naar ze
toe was gekomen."
„Ik weet heel goed wat me te doen
staat, en dat doe ik ook en laat ik je
erbij vertellen, dat ik het zowel in Ce-
lia's belang doe als in het mijne. Ik ver
laat het land en ga naar een onbekend
adres, en daar blijf ik onder een aan
genomen naam, net zolang tot er iemand
voor de moord op Angela Pewsey ge
hangen is. Als je werkelijk helpen wilt,
vertel dat dan tegen Celia."
„Ik zou je ook kunnen beletten te
vertrekken."
Graham lachte spottend: „Hoe dan?
Door om mijn hals te gaan hangen?"
„O, nee. Heel wat eenvoudiger. Ik
zou een kennis op Scotland Yard kun
nen opbellen en die zou weer iemand
anders 'opbellen en dan zou je op het
vliegveld opgewacht worden door een
erg gewone maar koppige man, die je
je paspoort zou afnemen."
Enkele dagen geleden, in het strand-
hotel, had Firth gezien hoe een wilde
woede de ander aangreep. Hij zag het
nu weer. Maar het was vrijwel het
laatste waarvan hij zich bewust was.
Op het allerlaatste ogenblik was er een
machtige, fraai gevormde hand, die een
zware vaas van het tafeltje naast hem
greep.
Toen hij daarna het daglicht weer
zag, gloorde het door een wirwar van
snel wentelende rode stippen en op zijn
hoofd bevond zich een buil ter grootte
van een duivenei. Aan zijn voeten lagen
de scherven van een Delftsblauwe vaas
en hij was alleen.
Toen hij terugkeerde te Inching
Round, verkeerde Firth niet in een
stemming tot gekscheren. Celia ver
klaarde, dat hij zich gedroeg als een
beer met hoofdpijn, wat zo toepasselijk
was, dat hij naar bed ging zonder haar
antwoord te geven.
Firth had een massa om over na te
denken, maar hij voelde zich allesbehal
ve in staat om te denken. Van één ding
was hij overtuigd, namelijk dat Gra
ham Ward geen erg gezellige echtgenoot
voor Celia zou zijn. Een huiselijke on
enigheid met hem zou rampzalige ge
volgen kunnen hebben. Hij kon Celia
natuurlijk waarschuwen, maar de zon
derlinge positie waarin hij zelf ver
keerde, maakte dat idee verre van
aantrekkelijk. Hij kon naar de politie
stappen. Hij besefte, dat het zijn plicht
was, maar het achterhouden van be
wijsmateriaal was hem bijna tot een
gewoonte geworden. Inspecteur Fowler
zou maar matig bewondering koesteren
voor zijn uitstapje naar Londen en de
afloop daarvan. Hij troostte zich met
de gedachte dat, als de politie Graham
Ward zocht, ze hem zonder de minste
moeite vinden kon. Toen trachtte hij
de slaap te vatten, wat nog moeilijker
bleek dan nadenken.
XIX
De inspecteur wendde opnieuw zijn
schreden naar het kerkhof. Hij was juist
opgebeld door mevrouw Sim. Dokter
Dam en Joyce met hem schenen te wil.
len babbelen, als het hem tenminste
gelegen kwam. Babbelen, met hem! Hü
was benieuwd wat voor hocus-pocus er
achter dat telefoontje zat. Er moest wel
iets aan 't handje zijn, besloot hij, an
ders zou mevrouw Sim er niet in ge
moeid zijn. Hij had mevrouw Sim bo
venaan gezet op de lijst van wie hem
in de wielen reden.
Toen hij arriveerde, zaten ze allemaal
op het grasveld in de schaduw van een
grote beuk. Erg genoeglijk en onge
dwongen, vond hij. Terwijl hij naderbij
kwam, niet al te erg op zijn gemak, had
hij het gevoel, eer een slachtoffer dan
een inspecteur te zijn.
Mevrouw Sim trad hem tegemoet en
begroette hem met een lieftallige glim
lach. „Ach, bent u daar, inspecteur.
Ontzettend aardig van u om te komen."
Mevrouw Sim stelde hem aan Joyce
voor en bood hem een vouwstoel aan.
Je kunt van een ligstoel maar op één
manier behoorlijk gebruik maken: lig
gend. Inspecteur Fowler kon het niet
met zijn beroep van ambtelijk onder
vrager overeen brengen, liggende zijn
functie uit te oefenen, dus bleef hij
kaarsrecht overeind zitten met zijn be
nen wijd uiteen geplant en de stoel er
tussenuit stekend. Hij voelde zich be
slist niet op zijn gemak.
Firth kwam naar buiten met glazen
op een blad en de inspecteur moest
knorrig erkennen, dat zij de zwakke
plekken van een man kenden. Maar
mocht hij in diensttijd drinken? Was hij
eigenlijk in dienst? Een feit was, dat
hij niet in de verste verte voornemens
was zijn gastvrouw te arrestéren nog
niet althans dus leek het hem, dat
er geen kwaad in stak, als hij op haar
gezondheid dronk. Daarbij kwam, dat
het hem goed zou doen, te drinken.
Zijn blik rustte op Joyce. Ze was niet
wat hij eigenlijk verwacht had. Ze zag
eruit als een dame, maar je kon niet
op het uiterlijk alleen afgaan. En de
dokter, die daar zo keurig en beschaafd
zat wel, om de waarheid te zeggen,
die maakte ook niet de indruk van
een losbol. Nadat hij, volgens zijn oor
deel, lang genoeg de vormen in acht
genomen had, schraapte inspecteur
Fowler zijn keel uit en zei: „Als ik het
goed begrijp, zijn er bepaalde zaken die
deze dame en heer met mij willen be
spreken." (Wordt vervolgd)
(Van onze correspondent)
Nadat de Mijnwerkersbonden en de
Mijnbeambtenverenigingen te kennen
hadden gegeven, dat zij de loongrens
van f 3600 voor de 5% loonsverhoging
niet gewenst achten, hebben thans ook
de directies van de gezamenlijke steen
kolenmijnen in Limburg aan de Stich
ting van de Arbeid doen weten, dat zij
de maatregel van de maximale loons
verhoging van f 80 niet opportuun en
niet gewenst vinden. Dit vindt zijn oor
zaak in het feit, dat de lonen van de
meeste ondergrenders in het mijnbedrijf
boven de f 36Ö0 zijn gelegen.
De mijnwerkers zouden dus over het
loon dat meer bedraagt dan f 3600 geen
verhoging ontvangen. Het onderscheid
tussen de inkomens beneden de f 3600
en boven deze grens wordt dus kleiner.
Omdat een nivellering van de lonen in
de mijnindustrie niet juist geacht wordt,
omdat het de geldende loonregeling ont
wricht, zuilen enorme administratieve
moeilijkheden ontstaan, indien de ver
hoging van 5% voor de inkomens bene
den f 3600 in de loonverordening moet
worden vastgelegd. Daarom dringen
ook de miindirecties aan op herziening
van de f 3600 loongrens bij de verhoging
van 5%.
Prins Bernhard heeft hedenmiddag,
ter gelegenheid van de eerste steenleg
ging van een complex van 96 woningen
voor gedemobiliseerden te Alkmaar, in
een rede het initiatief van deze ge
meente van harte toegejuicht.
De Prins herinnerde er aan, dat het
overgrote deel van onze gedemobili
seerden spoedig een werkring heeft ge
vonden.
Moeilijker, staat het, aldus Prins
Bernhard, met de huisvesting. Deze
vraagt veel geduld van de gedemobili
seerden. Maar ook en wel bij voort
during vergaande medewerking van
alle gemeentebesturen. De verstrekking
van een extra-bouwvolume voor onze
gedemobiliseerden, moge de zorgen iets
hebben verlicht, en wij zijn de mi
nister van Wederopbouw hiervoor zeer
dankbaar van een oplossing van het
woningprobleem is nog geen sprake.
Het stemt mij daarom tot grote dank
baarheid, dat het gemeentebestuur van
Alkmaar tot de bouw van 96 woningen
voor gedemobiliseerden waarlijk
geen gering getal heeft willen be
sluiten. En ik moge daaraan toevoegen,
dat ik als voorzitter van Nationale De-
mobilisatieraad hoop, dat andere ge
meenten het voorbeeld van Alkmaar
voor zoveel mogelijk zullen volgen, en
dat onze gedemobiliseerden elkander
zullen kunnen toeroepen: „Van Alkmaar
begint de victorie".
-Op zijn tocht door de wereld is het Pa-
lestinakruis Woensdagavond in Den Bosch
aangekomen en in plechtige processie on
der de koepel der St. Janskerk neergelegd.
Onder de vele aanwezigen waren o.a. de
Bisschop van het Bossche diocees, Z. H.
Exc. Mgr. Mutsaerts, en de Commissaris
der Koningin in Noord-Brabant, dr. J. E.
de Quay. De voorzitter van het comité „Pro
Palestina" heeft van de kansel af de histo
rie en de betekenis van dit kruis uiteenge
zet. Vrijdag wordt het kruis naar Nijme
gen overgebracht.
„De Westerse democratieën krijgen
tanden en beginnen van zich af te
bijten", grinnikte Snorrebor en daarbij
kwam in een kier van zijn ijzergrijze
snor zijn laatste gele voortand bloot.
„En nu bedoel ik niet alleen, het
militaire kunstgebit, dat overal in de
maak is, maar ook de maatregelen, die
her en der tegen de communisten wor
den genomen. In Frankrijk hebben ze
razzia's gehouden onder de vele com
munistische vreemdelingen, die tenge
volge van de troebelen elders het land
waren binnengespoeld en als modder
vastkoekten, in België is men van plan
alle anti-democratische volksdemocra
ten en Moskou-aanbidders uit de staats
diensten te weren, gelijk men in Zwit
serland reeds bezig is te doen. In ons
land, waar men altijd wat gematigder en
voorzichtiger te werk gaat, hebben ver
schillende gemeenten de anti-nationale
trawanten van de n aticmaisfisch-impe
rialistische Sovjet-Unie uit de wethou
derszetels gedrongen. In Amerika staan
de Stalin-knechten al lang op de
zwarte lijst en in Perzië is de commu
nistische partij radicaal verboden. De
verdraagzaamheid van de democratie
tegenover hen, die het op haar leven
gemunt hebben, schijnt toch óók haar
grenzen te hebben, al zijn die grenzen
nog erg ruim en een beetje vaag en
fel omstreden. Dat de democratie het
eindeloos lijkende geduld langzaam
aan begint te verliezen, hebben Moskou
en zijn handlangers uitsluitend aan
zichzelf te wijten. Wie wind zaait, zat
eenmaal, vroeg of laat, storm oogsten,
en wie storm zaait, zal zich er niet
over mogen beklagen, als er een
typhoon gaat opsteken. De propaganda
van Moskou voor de Noord-Koreaanse
aanvallers wreekt zich thans, zoals
eenmaal bij een inschakeling van
West-Duitsland in een West-Europees
verdedigingsstelsel de Oder-Neisse-
politiek van Moskou zich met de ra
zernij van de millioenen ontheemden
zal u-reken. Ook de kruik van het
kwaad gaat zolang te water, tot zij
barst"
Voor de installatie van de Nederlands*
en Indonesische adelborsten, die «en drie
jarige opleiding aan het Koninklijk Insti
tuut voor de Marine te Willemsoord gaan
volgen, bestond gisteren te Den Heifer
grote belangstelling. Dit gotd vooral het
feit, dat zovele Indonesische jongelui bij
deze opleiding ingedeeld zijn.
Onder de aanwezige autoriteiten bevon
den zich de Hoge Commissaris van Indo
nesië, Moh. Rum. de bevelhebber der zee
strijdkrachten, vice-admiraal jhr. E. J. van
Holthe, de commandant Zeemacht Neder
land. vice-admiraal J. J. L. Wlllinge en ae
Amerikaanse marino-attaché captain Ra
nald Mackinnon. De commandant van het
Instituut, kapitein ter zee F. H. M. van
Straelen, hield de installatierede, waarin
hij de jonge adelborsten wees op de ver
plichtingen, die zij van heden af op zich
namen, verplichtingen, die het beroep van
marine-officieren met zich medebrengt,
niet alleen tegenover het vaderland en de
staatshoofden maar ook tegenover de men
sen, waarover zij eens gesteld zullen wor-
„Het percentage echtscheidingen in
Amerika zou tot de helft kunnen wor
den teruggebracht, indien de ouders er
weer toe zouden willen overgaan de
huwelijken van hun kinderen te bera
men," aldus verklaarde Dr. Louis
Chancis, die als huwelijksadviseur in
35 jaar tijds meer dan' 12.000 huwelij
ken, die dreigden te dérailleren, weer
in het goede spoor heeft gebracht.
„De Amerikanen" zo vertelde deze
man van rijke ervaring „zijn zo behept
met de vrijheidsidee, dat naar hun me
ning deze idee ook inhoudt, dat een
kind vrij is om een bende van zijn le
ven te maken. De moeilijkheid, waar
door de meeste huwelijken tenslotte
stukgaan, bestaat gewoonlijk al, vóór
dat de jongen aan het meisje voorstelt
om te trouwen, maar beiden zijn op dat
ogenblik te blind om dat zelf in te zien."
Dr. Chancis wees erop, dat vroeger, toen
de ouders hun kinderen hielpen bij het
uitzoeken van een levenspartner, er min
der echtscheidingen voorkwamen dan
thans, en hij was van mening, dat de
maatschappelijke afkeer van een echt
scheiding in die dagen niet de enige rem
was om een echtscheiding tegen te hou
den. Hollywood zou volgens hem een
einde kunnen maken aan de legende,
dat een slagersdochter en de zoon van
een bankier een gelukkig huwelijk
kunnen aangaan. „Maar duizend tegen
één" voegde hij er aan toe „dat Holly
wood dat niet zal doen. De ouders we
ten het echter maar al te goed".
Dr. Chancis belicht hier echter maar
één van de oorzaken van de Amerikaan
se echtscheidingsepidemie, die ook an
dere landen en volkeren heeft aange
tast. Alleen goede en verstandige ou
ders, voor wie de kinderen eerbied en
ontzag en liefde koesteren, zullen met
goed succes als iaadgevers in huwelijks-
aangelegenheden voor hun ^kinderen
kunnen optreden, maar helaas is 't vaak
het jammerlijke voorbeeld van de ou
ders, die van hun leven een bende ma
ken, dat de kinderen de eerbied voor het
huwelijk ontneemt. Ook hier geldt: „Zo
als de ouden zongen, piepen de jongen."
Het moge dikwijls waar zijn, dat van
een bruiloft een bruiloft komt, gelijk
de volksmond zegt, maar minstens even
waar is het, dat van een echtscheiding
vaak een echtscheiding komt Het
kwaad is als een besmettelijke ziekte,
die zich angstwekkend snel verspreidt.
Een 31-jarige bedelaar, die in de Sa-
cré Coeur op Montmartre in Parijs bui
tenlandse touristen om een aalmoes
aanklampte en één van hen beledigde
omdat deze hem slechts twee francs
wilde geven, is door de politie in ver
zekerde bewaring gesteld. Toen hij werd
gefouilleerd, vond men een zakje met
25.000 francs op hem.
„Dit zijn mijn spaarduitjes", legde hij
uit. „Over het algemeen houd ik me niet
met bedelen op. Ik zing meestal in hof
jes en verdien'ongeveer 1500 francs per
dag. Ik ga dit geld gebruiken om een
toneelstuk in versvorm, dat ik geschre
ven heb, te laten publiceren."
Toen las hij aan de politie enkele
passages uit zijn drama in vijf bedrijven
voor en verklaarde, dat hij zo nodig een
hypotheek op een huis in Normandië,
dat zijn eigendom is, zou nemen om de
uitgave van zijn stuk mogelijk te ma
ken.
De naam van de schrijver-zanger-be
delaar is George Triboire.
De „Blue Magie Ine", een Amerikaan
se fabriek in Philadelphia, brengt in tu
ben een plastic-crème in de handel,
waarmee men de levensduur van nylon
kousen met ongeveer de helft kan ver
lengen en elk weefsel van katoen, ny
lon, linnen, kunstzijde of wol kan ver
duurzamen en verfraaien