>1
Jusse*i neus en
Gevaarlijke
gelegenheden
Debat over Kunst en Cultuur
in Tweede Kamer
^Pullman
^Htcttraóóen
Kwestie Nieuw-Guinea
met gesloten deuren?
Karakterschets van het werk
van Pieter van der Meer
Wm. './PPI
Geestig debuut van Bernard Verhoeven
Lieftinck: „rijksinspector der
schone kunsten"
ABSOLUTE KATHOLICITEIT
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1950
PAGINA 3
u
(GEZONDE SLAAP:!
LONEN EN PRIJZEN
Commissie met technische
taak geïnstalleerd
''VT~ - I
Wetsontwerp
Apen in Brussel
Waar atoomonderzoek al
niet goed voor is
Poes is weer thuis
Als een papegaai
Wie een. open oog heeft voor de
mentaliteit van de moderne we
reld, zal vertrouwen wij
niet ontkennen, dat er een grote mate
van beginselvastheid en karaktersterkte
nodig is, om in z o n milieu vrij te blij
ven van menselijk opzicht en zich stipt
te houden aan Gods geboden. Het is
daarom ook niet overdreven te beto
gen, dat voor een Katholiek, die zich
houden wil aan wat hij zijn plicht weet,
de moderne wereld vol is van naaste
gelegenheden tot zonde. Desondanks is
het zijn onvervangbare taak,
zoals wij in ons vorig artikel hebben
aangetoond, in een wereld, die geen re
kening houdt met de wil van God, en
bijgevolg door geen gewetensbezwaren
belemmerd wordt in het najagen van
eigen voordeel, zelfs ten koste van de
medemens, altijd en overal het goede
voorbeeld van trouwe plichtsbetrach
ting te geven.
Dit vooropgesteld komt de vraag hoe
wij die goddelijke opdracht naar best
vermogen kunnen vervullen zonder
gevaar te lopen bij het vervullen daar
van in zonde te vallen.
Om hier juist te oordelen is het nodig
eerst eens precies vast te stellen, wat
wij eigenlijk onder een naaste gelegen
heid tot zonde hebben te verstaan. Een
naaste gelegenheid tot zonde is een uit
wendige omstandigheid, een zaak of een
persoon, die voor iemand aanleiding tot
zonde is en/of het hem gemakkelijk
maakt ze te bedrijven. Het is hierbij
van weinig belang of het gaat om een
gelegenheid, waarin de mensen in het
algemeen zwak zullen zijn en vallen,
of dat er sprake is van een omstandig
heid, waarin alleen een bepaald iemand
om zijn persoonlijke aanleg gemakke
lijk tot zonde komt. In beide gevallen
gaat het om een gelegenheid, waaraan
een groot en werkelijk gevaar tot zon
digen verbonden is.
Hierbij behoren wij echter een voor
naam onderscheid te maken. Een naas
te gelegenheid tot zonde kan nl. v rij -
willig of noodzakelijk zijn. De
eerste zoekt men wetens en willens zelf
op; men kan ze dus gemakkelijk vermij
den. Een noodzakelijke gelegen
heid echter is nauwelijks of in het ge
heel niet te vermijden, noch physisch
noch moreel, omdat daarmee nu een
maal een grote schade voor het leven,
de goede naam of tijdelijke belangen
verbonden is. Het is.immers onze strik
te plicht deze zaken naar best vermo
gen te behartigen. Mocht iemand nu in
zo'n noodzakelijke gelegenheid tot zon
de verkeren, dan gaat het natuurlijk
niet aan zich, te beroepen op de onmoge
lijkheid een 'dergelijke gelegenheid te
vermijden en verder maar af te wach
ten wat ervan komt. In dit geval is het
een gewetensplicht alle geschikte mid
delen aan te wenden om deze naaste
gelegenheid tot een verw ij derde te
maken Om dit te bereiken moeten wij
op de eerste plaats onze natuurlijke
krachten in het geweer roepen. Bidden
alléén helpt heus niet, om de eenvoudi
ge reden, dat de genade alleen niets
doet. W ij moeten daden stellen, onze
wil sterken, wegblijven van voor ons
gevaarlijke personen of plaatsen enz.
Maar om dat te kunnen en vooral om
dat vol te houden is de hulp van Gods
genade onmisbaar. Wij moeten dus door
het ontvangen van de H.H. Sacramenten,
door een trouw en vurig gebedsleven,
door een voortdurend contact met God
in ons een mentaliteit scheppen,
die ons steeds aanspoort met onze na
tuurlijke krachten het goede te doen en
het kwade te laten. Op die manier ver
sterken wij zowel onze bovennatuurlijke,
geestelijke krachten als al onze natuur
lijke vermogens, terwijl wij, daardoor
tegelijkertijd de macht der naaste gele
genheid verminderen, omdat haar in
vloed op een op God gericht mensenhart
veel en veel geringer is dan op een
mens die uitsluitend met eigen voor
keur wil en inzicht rekent.
Wij zijn uitgegaan van het woord van
Paus Pius XII, die de leken het boven
natuurlijk levensbeginsel van
de Kerk in het hele profane leven
noemde. De katholieke leken staan, al
dus de Paus, in de voorste linie van
het leven. "Wanneer dus in de uitoefening
van déze taak de katholieke leek voor
moeilijkheden komt te staan, dan mogen
wij deze gerust een noodzakelijke
gelegenheid tot zonde noemen, omdat de
veronderstelling is dat zij voort
komen uit o n v e r m ij d e 1 ij k e plich
ten. Het is duidelijk, dat wij hier niet
spreken over vr ij willige gelegenhe
den die zonder reden worden opge
zocht.
De toepassing van boven gegeven
beginselen is dan ook niet moei
lijk. Voorop staan voor de katho
lieke leken hun plichten van staat, be
roep, ambt of vak. Door het goede en
nauwgezette vervullen van wat daardoor
van hen gevraagd wordt, moet ieder, op
zijn plaats in het leven zijn eigen heili
ging verwezenlijken en tegelijk een
waar apostel van Christus zijn. Vooreerst
door zijn daden, zijn voorbeeld.
En verder zo nodig óók door zijn
woorden. Dit laatste is echter niet
aan ieder gegeven. Het is helaas een feit,
dat de geloofskennis bij veel katho
lieken zeer gering is. Menigeen heeft
een grote wetenschappelijke ontwikke
ling verworven of zelfs door ervaring
heel wat levenswijsheid opgedaan. Maar
de kennis van zijn geloof is op het n i
veau van zijn schooljaren blij
ven staan. Met het gevolg, dat deze
schoolkennis zeer zeker niet geschikt is
de oplossing te vinden voor de proble
men, waarmee men op volwassen leef
tijd in aanraking komt. Vaak wordt dan
de fout gemaakt, dat men het geloof
zelf van ontoereikendheid beschuldigt,
terwijl het in werkelijkheid aan per
soonlijke kennis daarvan ontbreekt! Om
deze reden zeiden wij zoéven, dat het
niet aan ieder gegeven is met woor
den een apostel van Christus te zijn,
in zoverre het een zaak is van geloofs-
verdediging tegen b.v. andersdenkenden.
Zou men zich zonder daartoe vol
doende onderlegd te zijn toch in een
twistgesprek begeven over geloofszaken
dan loopt men groot gevaar een afdoend
antwoord te moeten schuldig blijven,
terwijl de kans heus niet denkbeeldig is,
dat de door de tegenpartij aangevoerde
„argumenten" een veel grotere indruk
maken dan ze in werkelijkheid verdie
nen. Meestal wordt daarbij sterk geap
pelleerd op het gevoel en het valt
niet te ontkennen, dat menige geloofs
waarheid met ons menselijk gevoel een
voudig niet te benaderen is. Daarom lijkt
het ons onder alle omstandigheden ver
kieslijker, dat men, bij gebrek aan theo
retische kennis, zijn apostolaat tegenover
andersdenkenden beperkt tot een
echt overtuigd leve n-u i t-h e t-
geloof. Daartoe is ieder in staat, die
door een vurig gebedsleven een nauw
contact met God onderhoudt. Woorden
Wekken, maar voorbeelden trekken! Van
de andere kant zijn wij er echter even
zeer van overtuigd, dat een echt-prin-
cipiële katholiek, juist door zijn per
soonlijke ervaring van de allesovertref-
fende waarde ener trouwe geloofsbele
ving, ook zonder veel theoretische ken
nis toch in staat is andersdenkenden of
z.g. ongelovigen, zelfs van hogere ont
wikkelingsgraad, op overtuigende wijze
te woord te staan, omdat in dat geval
zijn woorden zullen voortkomen uit een
Warm hart dat met echte liefde de
Zaak van God verdedigt!
In de uitoefening van zijn beroep, wat
•Van onze parlementaire redacteur a.i.)
Bernard Verhoeven heeft gistermiddag in de Tweede Kamer bij het debat
over kunst en cultuur gedebuteerd als Kamerlid. Dit debuut, waarvoor in de
ivamer grote belangstelling bleek te bestaan, is in alle opzichten een groot succes
geworden. De rede, die Bernard Verhoeven heeft gehouden hij overschreed
daarbij de hem toegemeten tijd in belangrijke mate, maar voorzitter Itortenhorst
scheen in dit debuut een welkome aanleiding te vinden om Bernard Verhoeven
zijn gang maar te laten gaan! deze rede is als een weldaad tussen al de zwa
righeden van lonen en prijzen, militaire zaken en financiën in de Kamer bin
nen gevallen en de Kamer heeft er haar genoegen aan beleefd. „Het werd ook
inderdaad tijd", zo hebben wij een der volksvertegenwoordigers horen opmerken,
„dat we eens naar iets anders konden luisteren!"
De kern van het betoog van Bernard
Verhoeven kwam op het volgende neer;
De Regering dient er voor te zorgen, dat
voor de kunstenaars de sfeer en de ma
teriële voorwaarden geschapen worden,
waarin zij als kunstenaars kunnen wer
ken. Hij pleitte daarom voor een stelsel
van maatregelen, die de kunstenaar op
zijn eigen terrein en als het ware in zijn
eigen werkkamer tegemoet treden. Het
gilde van de kunstenaars moet be
schermd worden als een natuurpark en
dit houdt dus in, dat de overheid bij
die bescherming voorzichtig moet zijn.
De Kunst moet een sterke waarborg
blijven voor de democratie.
Evenals andere sprekers zag ook de
heer Verhoeven wel in dat de minister
te zeer gebonden is aan het beleid van
zijn ambtgenoot van Financiën, die hij
„de alomtegenwoordige" noemde. Ge
steld, dat men het plan heeft can van
Advertentie
dat ook zij, komt elke katholiek nood
zakelijk herhaaldelijk in naaste gele
genheid tot zonde, of dit nu een kwestie
van rechtvaardigheid, naastenliefde,
godsdienstzin of wat ook is. De wereld
huldigt immers beginselen, waarmee een
overtuigd katholiek onmogelijk accoord
kan gaan. Daarom zal hij b.v. in zaken
menige methode, die algemeen wordt
toegepast, eenvoudig moeten vermijden,
omdat deze naar Gods voorschriften on
rechtvaardig is. In vergelijking met
anderen, die zich niet aan Gods geboden
storen, maar het eigenbelang tot hoogste
maatstaf nemen, is hij dus zonder meer
in het (stoffelijk) nadeel. Dat valt niet
weg te praten. Wij kunnen nu wel aan
komen dragen met de troost van b.v.
„eerlijk duurt het langst" en wat dies
meer zij, op het moment zelf voelt men
daarvan niets. Het enige, tastbare gevolg
van zijn eerlijkheid is een zakelijk na
deel. Staan wij voor die keuze, dan is er
maar één afdoend antwoord: Gods
wet geldt overal: óók in het
zakenleven en het onderhouden daarvan
is de voorwaarde voor ons eeuwig geluk.
Wat het zwaarste is moet ook het
zwaarst wegen. Toch hoeven wij ni e t
uitsluitend onze aandacht daarbij
te richten op de eeuwigheid. Wij zijn n.l.
op aarde om hier een goed, gelukkig
en vredig leven te leiden door het
onderhouden van Gods gebo
den en tengevolge daarvan in de
hemel te komen!! Strikte rechtvaardig
heid in het zakenleven b.v. is daarom
een welsprekend apostolaat, de grote
plicht van elke katholieke zakenman.
Wij moeten in dit opzicht door ons voor
beeld bewijzen, dat het ook op een recht
vaardige manier kan en dat dan, en
dan alléén, de samenleving heel wat
beter wordt!
Voor zover het dus de uitoefening van
een beroep betreft, zijn de noodzakelijke
gelegenheden tot zonde meestal onver
mijdelijk, omdat men nu eenmaal zijn
bestaan in dergelijke omstandigheden
moet verzekeren. Het gaat er slechts om,
zijn geloofs- en gebedsleven zo princi
pieel mogelijk te verzorgen om daarin
het nodige tegenwicht en de nodige kracht
te vinden op m e n s e 1 ij k e wijze
zijn menselijke en goddel ij ke
plicht te doen. Anderzijds zijn er echter
ook gelegenheden, waarvan de onver
mijdelijkheid niet altijd overtuigend is.
B.v. plaatsen, personen, gezelschappen,
die voor sommige mensen, uit hoofde van
hun bijzondere zwakheid op bepaald ge
bied, zonder meer gevaarlijk zijn. Wan
neer men dergelijke gelegenheden
zonder dwingende en afdoende reden
geheel vrijwillig opzoekt, dan
begeeft men zich wetens en wil
lens in gevaar van zonde, wat op zich
al niet in orde is, maar wat zeer zeker
onverantwoordelijk moet worden ge
noemd, wanneer men in het verleden
reeds de ervaring heeft opgedaan, dat
dergelijke gelegenheden inderdaad
tot een val in zonde aanleiding zijn
geweest.
Op dit terrein bestaat grote kans tot
zelfbedrog. Vaak immers heeft men
allerlei uitvluchten bij de hand, of
soms zelfs schoonklinkende redenen, die
het bezoeken van zulke gelegenheden
niet alleen als noodzakelijk voorstellen,
maar die er zelfs een apostolisch tintje
aan geven. Men kan hier lang en breed
over praten, ons lijkt het beste standpunt
dit: zelfs al zou er werkelijk een soort
goede bedoeling aan ten grondslag lig
gen, dit goede doel mag onder geen
voorwaarde nagestreefd worden ten
koste van eigen zonde. Het
doel heiligt immers de middelen nooit!
Toch willen wij de zaak ook weer niet
zo stroef stellen, dat maatschappelijke
plichten en verkeer zonder meer direct
moeten afgebroken worden als een of
ander gezelschap wel eens minder ge
schikt is of over de schreef gaat. De
onderlinge omgang der mensen steunt,
althans hoo.rt te steunen op de naas
tenliefde. Dit is het eerste gebod van
God, dat wij zo maar niet mogen ver
waarlozen, ook niet als het nakomen er
van ons inspanning kost op ander
gebied, zoals in ons voorbeeld. En m
zulke omstandigheden mag en moet van
een goed katholiek verwacht worden, dat
hij of zij zich te voren goed bewust is,
dat in alle omstandigheden Gods wet
behoort onderhouden te worden. En dan
kan men door een goed voorbeeld en een
op het juiste moment geplaatst^ opmer
king werkelijk een rijk apostolaat uit
oefenen, dat ons zelf sterkt en anderen
ten goede aanspoort.
Wie het gevaar bemint, komt er in om.
Dat is een waar woord. En om zich aan
een gevaar tot zonde te mogen bloot
stellen, moet men een reden hebben, die,
wat haar gewicht aangaat, in verhouding
staat met de grootte van het gevaar.
Voor absoluut vr ij willige ge
legenheden tot zonde, waarvoor dus geen
enkele afdoende reden te bedenken is.
zij derhalve ieder op zijn hoede. Wie ze
niet vermijden wil, leeft in een ver
keerde innerlijke gesteltenis, die blijk
geeft van volkomen onverschilligheid
voor de zonde. Is er evenwel een eerlijk
te verdedigen reden om zich in een
niet (absoluut-) zeker gevaar te
begeven, dan staan een goed en over
tuigd katholiek vele middelen ter be
schikking om zich tegen dit gevaar te
wapenen en te sterken en zodoende, ook
in die ongunstige omstandigheden, zijn
plicht van apostolaat in naam van Chris
tus naar best vermogen te vervullen.
Prof. Lieftinck een borstbeeld te doen
vervaardigen, dan zal deze bewindsman
eerlang van status veranderen en tot
standbeeld overgaan. Zou er, wanneer
de minister van Financiën ten opzichte
van de kunstenaars zo weinig toeschie
telijk is, wel een kunstenaar zijn, die
de desbetreffende opdracht zou willen
aanvaarden? Belangrijk is het in ieder
geval of de kunstenaar zijn object met
liefde beziet cf zijn opdracht slechts
uitvoert om het vulgaire geld. De mi
nister van Financiën heeft er belang bij,
dat zijn trekken met liefde uit het mar
mer worden gehakt en niet uit een soort
van vergelding. Als minister Lieftinck
de titel van Rijksinspector der schone
kunsten zou willen aanvaarden, dan zou
hij, Bernard Verhoeven, als opschrift op
het voetstuk van het standbeeld willen
plaatsen:
„In bewogen tijden heeft hij als
Rijksinspector der Schone Kunsten
het stoute stuk bestaan om de Rijks
bijdragen voor de Schone Kunsten op
te voeren tot de kosten van 2/3 Re
giment Infanterie".
Belangrijke dingen heeft Bernard
Verhoeven nog gezegd over de ver
houding van bet Westen tot de ge
westen. Tot voor kort waren de kunst
centra in het Westen des lands samen-
gegroepeerd. Een heilzaam tegenwicht
is echter thans ontstaan in de „pro
vincie" en het is inderdaad goed, dat
een decentralisatie in deze zin plaats
vindt. De gewesten zullen steeds meer
creatief moeten worden. Als voorbeeld
gaf hij aan Maastricht, dat er zich van
bewust wordt een provinciale voorpost
te zijn. Ook de provincie Brabant,
waar het provinciale bestuur zulk
gped werk doet- is in dit opzicht ge
ëmancipeerd. Zulke centra zijn er
meer nodig. De Regering dient een
gezonde decentralisatie van kunst en
cultuur te bevorderen.
Op het ogenblik is de kunstpolitiek
in dit opzicht nog te vergelijken met de
parabel van de verloren zoon. De Staat
is de liefdevolle vader. De provincie is
de verloren zoon, die wel eens wat meer
wil hebben dan de afval voor de var
kens. Wie de tandenknersende broer
was, liet de heer Verhoeven maar in het
midden (het Westen?!)
De cultuurspreiding over de provin
cie mag natuurlijk nimmer leiden tot
afbraak van de „top" in het Westen. De
Provincie mag ook geen klaploopster
worden op het Westen. Wel moet er tus
sen het Westen en de gewesten een nut
tige werkgemeenschap bestaan.
De andere sprekers zijn bij deze cul
turele voordracht van Bernard Verhoe
ven, die de Kamer met grote belang
stelling en geamuseerd heeft aange
hoord. wel enigszins in de verdrukking
gekomen. De heer Willems (P.v.d.A.),
die het spits afbeet van dit culturele
debat en daarna „eerste rang" zat, was
het in grote trekken met de minister
eens en hij toonde zelfs vertrouwen in
het beleid van Staatssecretaris Cals.
Met de overige sprekers was hij van
oordeel, dat over het geheel genomen
te weinig geld wordt gegeven voor
kunst en cultuur. Dat is echter niet de
schuld van minister Rutten, maar van
prof. Lieftinck, de alomtegenwoordige.
Dinsdag wordt het debat voortgezet.
Dan zal o.a. de heer Gortzak (C.P.N.)
zijn visie op het probleem geven!
(Van onze parlementaire redacteur a.i.)
Voorzitter Kortenhorst heeft gister
middag aan de Tweede Kamer medege
deeld, dat. de Commissie voor Unieza
ken geadviseerd heeft om de kwestie-
Nieuw-Guinea met gesloten deuren te
doen bèhandelen. Wanneer de voorzitter
zijn desbetreffend voorstel geformuleerd
heeft zal de Kamer hierover beslissen.
De Voorzitter van de Stichting van
de Arbeid, de heer H. Oosterhuis, heeft
de commissie geïnstalleerd, die door
deze Stichting in het leven is geroepen
ter bestudering van de lonen en prij
zen, in verband met de economische
situatie van ons land. De heer Ooster
huis gaf te kennen, dat deze commissie
een technische en geen economisch-po-
litieke taak zal hebben te vervullen. Zij
wordt ingesteld, omdat het bestuur van
de Stichting van de Arbeid er behoefte
aan gevoelt voortdurend op de hoogte
te blijven van de feitelijke ontwikke
ling.
Door deze begrenzing van de taak
der commissie wordt vermeden dat een
doublure ontstaat met de arbeid, die de
Sociaal-Economische Raad op het ge-
gebied van de loon- en prijspolitiek
heeft te verrichten.
Na de installatie heeft de commissie
haar eerste vergadering gehouden.
Eric en re Boog van
31. Eric zag het monster op zich toespringen. Het gedrochtelijke, behaarde toezen
wekte zoveel haat en afschuw in hem op, dat hij nauwelijks meer wist wat hij deed.
Wild hief hij de boog van Allard op en rukte de pees achteruit. Het wapen was zo
zwaar .te spannen, dat hij het gevoel kreeg of zijn spieren uiteengescheurd werden.
Maar met inspanning van al zijn krachten richtte hij de stalen pijl op het grau
wende gedrocht.
„Wees vervloekt!" siste hij tussen zijn opeengeklemde tanden. Wees vervloekt,
moordenaar van Gudrun!" Met die woorden schoot hij de pijl af
Een hevige gil ontsnapte het razende wezen. Als door een stalen vuist terugge
dreven, verstarde het midden in zijn sprong en greep wild klauwend naar de plaats
waar de pijl van Allard zijn gouden borstschild doorboord had. Eric zag 'n waanzinnige
angst in diens ogen opvlammen. Was het de herinnering aan de pijlen van Allard
die eenmaal, eeuwen geleden, zoveel van zijn soortgenoten geveld hadden? Moei
zaam richtte het zich op. De Noorman zag het gevaar en sprong eer de maaiende
klauwen hem bereikten. Meteen greep hij een tweede pijl. leder ander zou gevallen
zijn onder het schot, maar het gedrocht uit de holen scheen de kracht van tien
levens te hebben. Toen het Eric's beweging zag, slaakte het een wilde schreeuw en
vluchtte terug naar de deuropening.
Zo snel waren zijn bewegingendat de aapachtige gestalte het beschermende
duister van de gang reeds bereikt had, alvorens Eric hem vastberaden nasprong. Hq
had het gevoel of hij na al deze eeuwen eindelijk een oude rekening vereffende.
„Ge zult mij niet ontkomen!" mompelde hij grimmig en spande voor de tweede maal
de boog van Allard
Is het een uur te laat of is het Gods uur?
Pieter van der Meer.de Walcheren is onlangs 70 jaar geworden. Katholiek
Nederland kent hem als de wit brandende schrijver van „Mijn dagboek"
en „Mensen en God"; als de radicale bekeerling, die sinds zijn doop (in
1911) onophoudelijk heeft getHigd van zijn gevonden geluk; en als de zwaar
beproefde, maar onvoorwaardelijk op de Voorzienigheid vertrouwende mens,
wiens zieteleven onverbloemd open ligt in zijn werk. Pieter van der Meer is
het uitzonderlijke type van de kunstenaar, in dit geval vande katholieke
kunstenaar, wiens kunst klein en onbetekenend wordt vergeleken met de
grootheid en de betekenis van zijn leven.
auteur Pieter van der Meer: de welwil
lende lezer kan slechts openstaan voor
de geest van diens schone katholiciteit,
in zoverre hij het tragische levensge
voel is ontgroeid en simpel als kind
Gods staat tegenover God.
Dat schijnt in deze jaren na wereldoorlog
II veel en veel moeilijker te zijn dan in
de jaren na wereldoorlog I, toen Pieter
van der Meer de stuwende mens was in
het katholieke leven van Nederland.
Iemand die momenteel 20 jaar is zal an
ders staan tegenover het oeuvre van
Pieter van der Meer dan iemand die thans
4C is. en deze zal er weer anders tegen
over staan dan iemand die 60 is. Het ka
tholieke literaire leven van 1920-'3G ver
schilt zo grondig van het huidige; er zijn
zoveel idealen verloren gegaan en het
wereldgebeuren heeft zoveel problemen
veranderd en geïntensiveerd, dat de jonge
ren van vandaag, die zich de situatie der
jongeren van meer dan een kwart eeuw
geleden slechts uit overleveringen kunnen
herinneren, enigszins verwonderd staan te
genover de schoon-bezielende kracht, die er
van de toen veertigjarige voorman moet
zijn uitgegaan. Feitelijk zou Pieter van der
Meer de jonge generatie van heden even
zeer moeten bezielen als die van enige tien
tallen jaren terug. Want. en dit is het zui
vere standpunt van Van der Meer, het we
reldgebeuren mag veel dingen in de wereld
een ander aanzien hebben gegeven, dat
gene waar het in wezen om gaat: de bele
ving van het katholicisme, de beleving van
„Gods uur" verandert niet, verandert zelfs
Alles wat Pieter van der Meer sinds
zijn bekering schreef is rechtstreekse
weergave van zijn zieleleven. Het is
geen verbeeldingswerk, al heeft het'er
een enkele maal de allure van; zoals in
„Mensen en God", waarin de auteur
zichzelf ietwat ongelukkig tracht te
objectiveren in de persoon van Mat
thias. Deze Matthias is zonder enige
restrictie Pieter. Indien de lezer zich
dit niet op iedere bladzijde realiseert,
zal hij moeilijk de ongekunsteldheid van
deze levenskroniek kunnen doorvoelen.
Het is toch al een zware opgave voor de
lezer om de absolute zekerheid van
Pieter van der Meer's geloof al lezend
tot de zijne te. maken. Niet dat men
aan dit geloof twijfelt. Heel het levens
werk van deze mens ademt zo'n geest
van integriteit en adel, dat elke onbe
vooroordeelde lezer er eerbied voor zal
hebben. Maar het is in al zijn grootheid
toch ook zo'n onverbiddelijk-parsoonlijk
en opdringend levenswerk, dat het soms
de schijn krijgt, alsof de verwerkelij
king ervan, zoals die door Pieter van
der Meer wordt beleden, de enig juiste
verwerkelijking is.
De lectuur van een indrukwek
kend, levensecht boek veroorzaakt
onmiddellijk een persoonlijke ver
houding tussen lezer en auteur: een
soort krachtmeting tussen twee le
vensgevoelens op grondslag van ver
standhouding. Die grondslag van ver
standhouding bij Pieter van der Meer
nu is dermate absoluut katholiek,
d.w.z. dermate zeker van het feit dat
een leven slechts zinrijk is in zoverre
het van de geloofswaarheid der
Verlossing is doortrokken, dat er
geen begrip meer mogelijk is voor
wat men Jcan noemen de. tragiek van
het leven. Het katholieke gemoed van
Pieter van der Meer kent geen tragiek
van het leven. Het tragische levens
gevoel is in wezen een onchristelijk
levensgevoel. Tragisch is de mens
slechts in zoverre hij vreemd staat
tegenover God.
En dit is de moeilijkheid met de
Advertentie
BOIKBMM
KOM. MÊUBElfAIBIEK
KLEIWEG 244 TEL 84784
Meubelen en
betimmeringen »oor:
pgetrielramq»
Vergaderzalen
Hotels
Woningen
Schepen
Adviezen vocc
binnenhuisarchitectuur
Utrechts Binnenhui»
Mnsemnlein Vitrecht
TcL 17283
niet van aspèct.
„De christenen behoeven niets nieuws
te zoeken, het is niet nodig iets te ver
anderen en aan te passen. Het éne nodige
is het christendom te doorleven zoals het
is, tegen het hart van God, zonder een
tittel of jota na te laten of er bij te
voegen. Wij hebben geen nieuw levens
beeld te vormen. Het nieuwe levens
beeld? De nieuwe mens? Maar dat is
Christus, nu en altijd. Het is de levende
God, volledig mens, en volledig God".
I
Vrijdagmiddag heeft de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Selden Chapin
een bronzen plaquette onthuld, die een geschenk is van de U. S. Naval Academy
te Annapolis, aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Den Helder. Deze
plaquette vormt een herinnering aan de jaren 1941 en 1942, toen de' Nederlandse
en Amerikaanse Marine in nauwe samenwerking in de Indische Archipel een
dam trachtte* op te werpen tegen de Japanse agressie.
Dit is geen halve waarheid. Pieter van
der Meer kon dit schrijven kort na de
bevrijding toen iedereen iets nieuws
verwachtte; hij had het evengoed jaren
geleden kunnen schrijven. Zijn levens
beeld is, ondanks het vele dat er in de
loop der jaren is gebeurd, niet veran-
deil sinds zijn bekering. Het is een
s._tisch levensbeeld, dat maar één harts
tocht uitdrukt: de hartstocht naar Gods
uur.
Beschouwing en getuigenis
„Gods uur, beschouwing en getuigenis"
heet het jongste boek van Pieter van
der Meer de Walcheren, zojuist ver
schenen ter gelegenheid van zijn zeven
tigste verjaardag 1). Het hoofdstukje,
waaraan het boek de titel „Gods uur"
ontleent, heet: „De man die niet op de
klok kan kijken". Die man is de Roe
meen Virgil Gheorghiu, schrijver van
„Het 25ste uur".
„Het 25ste uur" is een typisch boek
van onze tijd. Veel mensen, vooral jonge
mensen, hebben het gelezen en zijn er
door geschokt. Het is geheel geschreven
uit de verschrikkelijke crisis, waarin de
mt. uan vandaag verkeert. Het is op
en top een product van het tragische
levensgevoel; geen groot kunstwerk,
maar wat doet dat er toe: het is een
stuk waarheid en werkelijkheid, dat
slechts „ongekunsteld" verbijstert. En
wij willen verbijsterd worden; wij willen
door de verbijstering heengaan om zien
de te worden. Wij willen het 25ste uur,
d:.t komen gaat, zien en al bij voor
baat doorleven, omdat, als het uur een
maal gekomen is in deze nog vreed
zame streek der aarde, er geen leven
en geen doorleven meer mogelijk zal
zijn. Dat wij dit willen is onze tragiek.
Dat wij zo zijn is onze onchristelijk
heid. Het 25ste uur is geen toekomst
fantasie; het is een boek van dit
moment; het 25ste uur begint ieder
moment. Aldus het getuigenis van de
mens Virgil Gheorghiu. Zijn boek is
waar.
Maar hoe getuigt de mens Pieter van
der Meer de Walcheren?:
„Wanneer er geen geloof, geen hoop,
geen liefde meer is, dan is dit boek
waar. Wanneer het Kruis en de Ver
rijzenis verworpen worden, als machte
loze mythen, dan heeft dit boek gelijk,
dan beschrijft dit boek naar waarheid
de werkelijkheid van de vernietiging
van wat het door God geschapen wezen
eenmaal meende te zijn; dan is het in
derdaad 25 uur, dus een uur te laat. Dan
is het absoluut te laat; te laat om te
hopen, te laat om te leven, te laat om
te sterven. Dan is het werkelijk 25 uur,
en geen mens en geen God kan dat uur
terugzetten. Dan is alles ook reddeloos
verloren. Als men de werkelijkheid van
God verwerpt, kan men niet alleen niets
begrijpen, maar moet men tot wanhoop
vervallen, öf een zielloos onderdeel
worden van het reusachtig, technisch-
volmaakt functionnerend machien dat
onze samenleving is geworden.
Maar nu staat het zó: dit boek is niet de
volle waarheiddit boek geeft niet de
gehele werkelijkheid. Want Gheorghiu
kan niet op de klok kijken. Hij
ziet het uur van God niet. Even
als het Gods uur was op Golgotha, toen
alles, maar dan ook alles verloren
Pieter van der Meer de Walcheren
scheen, in eindeloos grotere mate dan
nu. Nu staan wij wederom in Gods uur".
Au fond is het altijd Gods uur. Nu
precies zoals vroeger of straks. Want
Gods uur overspant de tijd. En daarom
heeft Pieter van der Meer gelijk. Hij
heeft terecht zijn zekerheid in God.
Daar is geen wrikken aan, zoals er ook
bij Léon Bloy, zijn grote Franse geest
verwant, geen wrikken aan was.
Maar al die kleine in de benauwende
ruimte van dit tijdsmoment saamgedre
ven mensen derven deze zekerheid. En
Van dea- Meer weet dit wel; maar hij
kan het niet begrijpen. Hij is, als Bloy,
de pelgrim naar het Absolute: dat is
God.
Het gaat niet om een oude of om een
nieuwe mens. Het gaat om mensen en
God. Om de verhouding waaraan sinds
de Verlossing niets is te veranderen.
He.t gaat slechts om een alternatief:
mensen met God of mensen zonder God.
De wereld staat voor de keuze, aldus
Pieter van der Meer in het opstel
„Wereldgeschiedenis en christelijke mo
raal" uit het boek „Gods uur":
„Tussen de wereld, voorzover zij het
rijk van Satan is, en de wereld voorzo
ver zij verlost en geheiligd is in de
Kerk, in de zielen, bestaat geen ver
binding."
Men leest dit als een goedkope slag
zin, öf als een waarheid, maar dan ook
zo absoluut waar, zo buiten iedere
psychologische theorie en buiten elk
modem crisisbewustzijn om waar, dat
het haast te simpel is om het te vatten.
Juist omdat Pieter van der Meer
eigenlijk met een boogje om de crisis
van de tijd heen over God en over
mensen en God schrijft, is hij naar
mijn waardering het aansprekelijkst
in zijn beschouwingen over de vreugde
van het kloosterleven, waarin de tijd
als actualiteit is weggevallen, zodat
men er geen rekening meer mee hoeft
te houden: bijvoorbeeld in „Het
witte parad ij s" der Kartuizers,
een heel subtiel werkje, waarin hij de
zin van het contemplatieve leven
voelbaar wist te maken. 2)
Het geloof van Pieter van der Meer
de Walcheren is een heel levend ge
loof, een heel diepzinnig geloof en een
heel gemoedelijk geloof, dat, om eerlijk
mijn mening te zeggen, ten diepste ont
roert en rijker maakt, maar bijna tegelij
kertijd een wrevel opwekt van: hoe is
het mogelijk? Wat een absoluutheid; óf,
wat een naïveteiten! Als Pieter van der
Meer de wereld beziet, ziet hij geen
nuancen, doch slechts het strakke sche
ma: mensen en God. En men is met God
of zonder God, of zoals Christus zei: Wie
niet voor mij is, is tegen mij.
Pieter van der Meer ziet de mensen
over wie hij schrijft niet als psycholoog,
maar als moralist. Dit maakt dat hij,
zonder bevooroordeeld te zijn, soms toch
moeilijk te verantwoorden oordelen
velt. "iet tijdsbeeld, dat achter het ver
haal van zijn leven zichtbaar wordt,
doet onnatuurlijk aan, omdat het ge
heel in net schema is ingepast. Een toch
eenvoudig journalistieke reisbeschrij
ving gelijk het onlangs verschenen
„Klein dagboek van een
Duitse reis" 3), in de nazomer van
1949 gemaakt, getuigt weliswaar van
vitaliteit, maar verliest door de louter
schematische waardering van mensen
en feiten de levendige beschrijvings
kracht, waardoor de lezer een idee zou
krijgen van hoe ze daar in Duitsland
nu reilen en zeilen. Deze eigenaardig
heden, die samenhangen met de intens
religieuze levensvisie van Pieter vaft
der Meer, maken het wel eens lastig ons
zijn werk te waarderen, zoals het ge
waardeerd verdient te worden. Als een
kostbaar voorbeeld van ongeschonden
en onschendbaar katholieke levens
kunst.
Een schets van zijn leven m samen
hang met zijn werken vindt de belang
stellende lezer in Gerard Knuvelder's
boek „Pieter van der Meer de Walche-
r€n" 4)
NICO VERHOEVEN.
1) I*5eter van der Meer de Walcheren;
.Gods uur, beschouwing en getuigenis
Üitg. Het Spectrum, Utrecht 1950,
2) Pieter van der Meer de Walcheren;
„Het witte paradijs". Uitg. Het Spectrum#
Utrecht 1948. Derde druk.
3) Pieter van der Meer de Walcheren:
„Klein dagboek van een Duitse reis". Uitg.
Helmond, Helmond 1950.
4) Gerard Knuvelder: „Pieter van oer
Meet de Walcheren, leven en werken
tweede herziene druk. Uitg Het Spectrum,
Utrecht 1950.
De leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal hebben dezer dagen het
volgende ontwerp van wet ontvangen.
Wij citeren:
Wij Juliana, bij de Gratie Gods, Ko
ningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje Nassau, enz. enz. enz. Allen, die
deze zullen zien of horen lezen, saluut!
doen te weten: Alzo Wjj in overweging
genomen hebben, dat volgens artikel 3
der Plantenziektenwet de algemene
maatregel van bestuur van 2 September
1950, Staatsblad no. K 382, houdende be
palingen tot wering en bestrijding van
de San José-schildluis, behoort te wor
den vervangen door een regeling bij de
wet; zo is het, dat Wij, de Raad van
State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevon
den en verstaan-, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1
1. In deze wet wordt verstaan onder:
„Minister"; Onze met de zaken van <ie
landbouw belaste Minister; „directeur":
de directeur van de Plantenziektenkun-
dige Dienst; „San José-schildluis": het
insect genaamd Aspidiotus of Quadraspi-
diotus pemiciosus Comst
2. Waar in deze wet wordt gesproken
van gewassen, worden hieronder begre
pen delen van die gewassen, met uitzon
dering van vruchten en zaden, en van
afgesneden bloemen, voor zover deze
niet kunnen dienen als voortplantings-
materiaal.
Volgen enige artikelen met gebods- en
verbodsbepalingen.
In artikel 5 lezen wij: Een ieder, die
de aanwezigheid van de San José-schild
luis vaststelt of vermoedt, is verplicht
daarvan onverwijld kennis te geven aan
de directeur onder vermelding van de
plaats, waar de aanwezigheid door hem
is vastgesteld of wordt vermoed. Artikel
6 luidt: De ambtenaren van de Planten-
ziektenkundige Dienst zijn bevoegd alle
houtachtige levende gewassen en verse
vruchten te allen tijde, zowel bij in
voer als wanneer zij zich te velde be
vinden of opgeslagen zijn, aan een on
derzoek naar de aanwezigheid van de
San José-schildluis te onderwerpen eo
daarvan monsters te nemen".
De taal is gans een volk.
De Belgische hoofdstad is drie uur
lang op stelten gezet door een
stelletje van een en twintig apen, die
uit een etalage, waar zij reclame maak
ten voor een circus, waren ontvlucht.
Ofschoon Brussel wel eens meer door
apen op stelten is gezet, was dit toch
een bijzondere gebeurtenis. De verkeers
agenten kwamen armen en borden te
kort om bij al die apekool het verkeer
in goede banen te houden. Twee schut
tingen moesten omver worden gehaald
om alle dieren te kunnen vangen. Een
man werd door een der vluchtelingen
gebeten. Die was in de aap gelogeerd.
Door middel van atomistisch onder
zoek is aangetoond, dat de Indiaanse
beschaving in de staat New York drie
duizend jaar ouder is dan men tot dan
toe meende. Reeds vijfduizend jaar ge
leden moeten de Indianen zich in New
York hebben gevestigd en niet twee
duizend, zoals de archaeologen veron
derstelden. Deze „misrekening" is aan
het licht gekomen bij de meting van de
radioactiviteit van houtskool, opgegra
ven in de oudste bekende Indiaanse ne
derzettingen in de staat New York. De
ze meting wees uit, dat de boom, die de
grondstof voor de houtskool had gele
verd, tussen de 4930 en 5383 jaar gele
den was omgehakt De bevindingen zijn,
volgens het New Yorkse departement
van Opvoeding, gecontroleerd door het
zelfde metingsproces toe te passen op
materiaal, afkomstig uit Egyptische
graven, waarvan de ouderdom bekend
was.
De zwart-witte kat, die, zoals wij be
richt hebben, onlangs op zo'n dooie
eentje de Matterhorn heeft beklommen
en door een gids in zijn rugzak tot op
3600 m. hoogte werd teruggebracht, is
na een verblijf van twee weken in een
berghut eindelijk weer in hotel Belve
dère, waar hij thuis hoort, teruggeko
men
Te Lissabon onderzoekt de politie op
het ogenblik de zaak van een 57-jarige
man, tegen wie de beschuldiging wordt
aangevoerd, dat hij zijn vrouw twaalf
jaar lang in een kooi zou hebben opge
sloten gehouden.