Nationalisme en sociale verheffing twee
brandende missieproblemen
ericde noorman:
Toen Stijn Streuvels begon te schrijven
De grote misdaden
van een kleine man
Missie-actie moet worden ontdaan van
valse romantiek
Christusliefde
Allerheiligen 1950
m
mm?
1
Bij het eerste verschijnen van
zijn Volledige Werken
Overpeinzingen
Chefarine» (Y
„Handen af van
achturige werkdag
RESA - HILVERSUM
Drieluik „Het Lam Gods" in restauratie
Viervoudige werking
van Chefarine „4".
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 21 OCTOBER 1950
PAGINA 3
WERKELIJKHEID IS
BOEIENDER
Aldus Kath. fabrieks
arbeiders
NIIEUWE GEZANTEN
Dogma-afkondiging
in Rome
DOKKUMER
VLAGGENCENTRALE
Bescherming heilige
plaatsen in Palestina
Geslaagd dank zij
A. J. Boskamp ten grave
gedragen
van Snorrebor 1
mmê
(Van onze speciale verslaggever)
Wij geloven niet, dat het begrip Missie in Nederland bijzonder populair is.
Zelfs niet, al weten we, dat Nederland ook nu nog altijd ruim een vijfde
deel levert van al het Missiepersoneel ter wereld. Want hier staat tegen
over, dat Rome vorig jaar b.v. nog f 330.000 móest bijpassen voor de onder
steuning van de Missie in Indonesië, dat de Missiebladen op 'n enkele lof
felijke uitzondering na ongeopend in de prullemand verdwijnen en dat b.v.
onze katholieke meisjes „de zclatrice" niet zelden bij voorbaat deskwalificeren
als „saai, suffig en uit de tijd"
het is nog maar kort geleden, dat nie
mand minder dan Z. H. de Paus zelve
in een Apostolische Brief aan de voor
zitter van het Missiecongres 1950, te
Rome gehouden, met klem tegen deze
romantiek heeft gewaarschuwd.
De oorzaak van deze naar onze
smaak voortdurend sterker worden
de verwaarlozing van de Missie en haar
instellingen moet wellicht gezocht wor
den in een uit de historie verklaarbare,
maar desalniettemin onjuiste en niet in
deze tijd passende Missieromantiek. En
Het Evangelie van de Goede Herder
is ons allen bekend. Jezus heeft
die wondertere parabel gekozen
om de Farizeeën Zijn liefdezending dui
delijk te maken. „Ik ben de Goede Her
der; Ik ken de Mijnen en de Mijnen
kennen Mij. Zoals de Vader Mij kent en
Ik de Vader ken. Ik geef Mijn leven
voor Mijn schapen. Ik heb ook nog an
dere schapen, die niet uit deze schaap
stal zijn. Ook hen moet Ik leiden, en zij
zullen luisteren naar Mijn stem. Dan zal
het worden één kudde en één Herder".
Met deze woorden geeft de Goddelijke
Heiland klaar te verstaan, dat Hij ge
komen is om Zijn Kerk te stichten,
waarin Joden en heidenen samen deel
zullen hebben aan de vruchten van Zijn
verlossing.
Christus is voor alle mensen gestor
ven. omdat Hij wil, dat alle mensen
zalig worden. Met een gelijke liefde
heeft Hij ons allen bemind en nog steeds
staat Hij met dezelfde, oneindige liefde
klaar voor ieder om hem „de Weg, de
Waarheid en het Leven" te zijn. Van
Gods zijde ontbreekt niets aan onze kan
sen ons einddoel te bereiken, zoals Hij
dat wenst. Het gaat er maar om, o f w ij
die kans benutten. Onze vrije wil
is een gevaarlijk speeltuig in zwakke of
eigenwijze handen. Maar al te licht laten
wij God alleen staan met Zijn genade
gaven en keren Hem de rug toe. Wij
blijven doof voor de ontelbare waar
schuwingen, die Zijn genade ons
schenkt; de vermaningen van onS ge
weten, het goede voorbeeld van echt
trouwe Christenen, de gebeurtenissen in
onze eigen, kleine kring, de verontrus
tende wereldsituatie.
Al deze dingen, en nog zoveel meer, zijn
de klop van de Goede Herder op de
deur van ons hart. Luisteren wij? Maken
wij ons een ogenblik los uit onze opper
vlakkige levenswijze om al is het
maar even eens een ernstige gedachte
te wijden aan de dingen, die onvermij
delijk komen zullen na dit korte leven
op aarde?
Want die hebben toch te bepalen, al
thans voor iedere redelijke en verstan
dige mens, hoe wij ons hier gedragen
Jnoeten.
Het Christendom is in de grond niets
anders dan echte werkelijkheidszin, toe
gepast op wereld en eeuwigheid! Wij
zijn op aarde om God te dienen en daar
door in de hemel te komen. Om ons
dit te leren heeft Christus Zijn leven
gegeven. Zó belangrijk vond Hij het. En
nog steeds gaat Hij als de Goede Herder
rond om verdoolde schaapjes terug te
voeren naar de veilige stal.
Zegt dat alles ons niets? Zijn wij
Werkelijk zo ongevoelig voor deze
echte, belangeloze liefde, die toch
alleen maar ons w e 1 z ij n op het oog
heeft? Ons werkelijke welzijn!
God kijkt verder dan vandaag of mor
gen. Ieder mens heeft een onsterfelijke
ziel, die eeuwig zal blijven bestaan. En
dat is het ware leven! Om dat gelukkig
te doen zijn. moeten wij onze proeftijd
op aarde doorbrengen, zoals Hij dat
voorgeschreven heeft. Die eenmaal onze
Rechter zal zijn. Een strenge en strikt
rechtvaardige Rechter.
N is Hij nog de liefdevolle Helper,
de Goede Herder, die met eindeloos ge
duld ons tracht over te halen toch ver
standig te zijn en in ons eigen voordeel
de goede keuze te doen. Dan zal Zijn
oordeel onverbiddelijk zijn!
Echte liefde kan nooit ongestraft ver
onachtzaamd worden. En niemand heeft
ooit groter liefde voor ons gehad dan
Hij, Die Zijn leven voor ons heeft gege
ven.
Wij mogen ons wel eens ernstig af
vragen, of wij werkelijk waarde
ring hebben voor de oneindige
liefde van God, waaraan wij alles, wat
wij zijn en bezitten, te danken hebben.
Wij mogen ons wel eens afvragen, of
wij, zelfs al behoedt Zijn genade ons
voor een ernstige val, ook inderdaad de
kansen benutten, die God ons geeft om
uit ons leven dat te maken, wat Jezus
van ons met recht verwacht.
„Ik ken de Mijnen en de Mijnen ken
nen Mij, zoals Ik de Vader ken en
de Vader Mij". Zo sprak de Goede Her-
der.
Jammer genoeg is werkelijkheid
zo heel anders.
Wat Christus daar zegt, zo moest
het ?ijn. Maar wie kent Christus zoals
Hij de Vader kent?
Door de heiligmakende genade zijn
wij in de letterlijke zin van het woord
„vergoddelijkt". De H. Drievuldigheid
woont in iedere ziel. die in staat van
genade verkeert. Doch wat brengen
wij terecht van deze innige liefdever
bondenheid die Christus zo tekenend
heeft uitgebeeld in Zijn vergelijkingen
over de eenheid van hoofd en ledematen,
van de wijnstok en zijn ranken, van
de éne kudde, die de herder volgt?
God geeft ons kansen genoeg om uit
te bloeien tot ware heiligheid. Het le
ven gaat echter verder en ons uitgroeien
naar God, onze innerlijke vervolmaking
blijft een vrome wens, die nooit tot
rijpheid komt. Of een mogelijkheid,
Waaraan wij achteloos voorbij gaan.
Paus Leo de Grote riep eens in een
vurige toespraak uit: Christenen, als gij
toch eens de onmetelijke rijkdom ken-
det, die God u geschonken heeft, wat
zou uw leven met één slag anders wor
den.
Onze grote fout is een onverantwoor
delijk gebrek aan belangstelling, een
onbegrijpelijke onverschilligheid voor
onze hoogste belangen, een schrijnend
on beschamend tekort aan begrip voor
Ware liefde.
Geve God. dat het met te laat is
Wanneer wij eindelijk tot het inzicht
komen van de allesbeheersende werke
lijkheid van Gods eisen en rechten.
Want zoals de vreugde over een .wel
besteed en God welgevallig leven einde
loos zal zijn, zo zal ook de vertwijfeling
°ver de verspeeld?, overvloedig aange
boden kansen zonder einde zijn.
Het is in deze tijd nu met name
in de Missielanden zich de grootste so
ciale omwentelingen voltrekken niet
mogelijk nog belangstelling voor de
Missie te wekken met het ontroerende
en onverbrekelijk met onze kinderja
ren verbonden verhaal van het arme
zwartje, dat door de goede zorgen van
ons kinderen uit de zoveelste klas
gedoopt en gekleed kon worden.
Niet omdat het verhaal onjuist of leu
genachtig zou zijn, en niet, omdat in
dertijd langs deze weg niet uitermate
belangrijke resultaten werden bereikt,
maar eenvoudig omdat het nu ver
teld in het desbetreffende Missieland
waarschijnlijk als een diskwalificatie
zou worden opgevat en ook omdat het
voor de jeugd van deze klaarblijkelijk
nogal i realistische tijd geen aantrek
kingskracht meer schijnt te bezitten.
Het is dan ook van belang, dat men
deze bijna klassieke en voor vele
ouderen niet van woorden als „Mis
sie, Zelatrice en Kindsheid" te schei
den voorstelling laat varen en zich
richt naar de door Rome aangegeven
gedragslijn, die het bestaan erkent
van een Missiewetenschap en die
wijst op het belang van leerstoelen in
de Missiologje aan universiteiten en
seminaria.
En deze heroriëntering klemt te meer,
omdat met het aankweken en bevorderen
van een blijvende belangstelling voor
het Missiewerk menselijkerwijs ge
sproken het voortbestaan van de Kerk
gemoeid is en bovendien, omdat in de
Missie juist in deze tijd een aantal
problemen moeten worden opgelost, die
aller gezamenlijke inspanning vergen.
Daar is op de eerste plaats een enorm
financieel probleem, dat nog wordt ge
accentueerd door de belangrijke sociale
taak, die de Missie te vervullen heeft.
Over het algemeen heeft de buitenstaan
der daarop maar een uiterst beperkte
visie. Hij stelt zich de Missie voor als een
organisatie van zeer nobele mannen en
vrouwen, die voor de uitbreiding van
Christus' rijk op aarde zelfs hun leven
veil hebben en die derhalve om rede
nen van pure ridderlijkheid niet aan
hun lot mogen worden overgelaten.
Dat de Missie echter bovendien een
wereldomvattende organisatie is, dat het
veelal de missionarissen zijn aan wie Zich
bepaalde sociale en politieke ontwikke
lingen het eerst openbaren en dat het
derhalve de Missie is, die op dit ogenblik
in schier alle delen van de wereld gecon
fronteerd wórdt met de meest brandende
problemen van allerlei aard, dat ontgaat
hem geheel. En het kan daarom mis
schien zijn nut hebben, nu, aan de voor
avond van Missie-Zondag, eens te goo
chelen met wat getallen, die de Missie
bepalen. De Katholieke Kerk kent op
het ogenblik niet minder dan 596 missie
gebieden. Ze telt daar bijna 28 millioen
katholieken en in de Missie werken resp
bijna 27.000 priesters, 9.000 broeders en
61.000 zusters. Bovendien zijn er nog
meer dan 82.000 catechisten en 92.000
onderwijzers. Wanneer men deze cijfers
samentelt dan komt men aan een leger
van bijna 273.000 man. Deze 273.000 man
wij willen de cijferdans nog even
voortzetten bedienen bijna 48.000
scholen met 4.100.000 leerlingen! Ze wer
ken in rond 10.000 instellingen van lief
dadigheid, waar jaarlijks 400.000 mensen
geheel worden onderhouden en waar nog
veertig millioen anderen gratis verple
ging ontvangen.
Niemand, die van deze cijfers kennis
neemt, zal geloven wij een gevoel
van oprechte eerbied en bewondering
kunnen bedwingen. En hij zal nu ook
kunnen begrijpen hoe het mogelijk is,
dat dit werk jaarlijks rond 100 millioen
gulden en op dit ogenblik zelfs nog eens
380 mill, gulden extra vergt voor herstel
van oorlogsschade. En toch hebben wij
met dez ekleine opsomming het Missie
werk slechts ten dele behandeld. Wij
spraken immers ook nog van een enor
me sociale taak van de Missie. En die
sociale taak kan men niet beter illustre
ren dan door te wijzen op het enorme
India, waar ongeveer een zevende van
de totale mensheid tezamen woont en
waar de mens sterft op gemiddeld 26-
jarige leeftijd, tegen 59 a 60 in onze stre
ken. Hier ligt een enorm arbeidsveld en
men kan moeilijk het nut van instellin
gen als de Memisa scherper aangeven
dan door te wijzen naar deze gebieden.
Doch ook hierna is de problematiek
van de Missie niet uitgeput. Er
moet nog gewezen worden op
het in de gehele Aziatische we
reld sterk opkomende nationale be
wustzijn. Deze nationalistische terdenz,
die Nederland zo sterk in Indonesië heeft
ondervonden, kan tot gevolg hebben dat
het over enkele jaren niet meer moge
lijk zal zijn bepaalde Missiegebieden
vanuit andere landen te voorzien van
priesters, broeders en zusters. Dat bete
kent, dat het hoog en hoog tijd is in al
die gebieden nieuwe seminaria te stich
ten en bestaande uit te breiden. Dat be
tekent, dat de inheemse clergé clie
met 11.000 tegen bijna 16.000 vreemde
missionarissen in de Missielanden nog
altijd in de minderheid is op korte
termijn gereed en in staat zal moeten
zijn om misschien het gehele mission-
neringswerk over te nemen. Wanneer
wij daarbij voegen dat er op het ogen
blik landen zijn en wij doelen hier
op Japan waar een enorme bereid
heid tot het katholicisme valt waar te
nemen, waar gehele dorpen zich beke
ren of willen bekeren en waar de
Missie alleen maar geremd wordt door
onvoldoende personeel en onvoldoende
uitrusting, dan vleien wij ons met de
hoop althans enig materiaal te hebben
aangedragen om dat oude en inmid
dels verouderde beeld van de missiona
ris met zijn lieve zwartjes (altijd en
eeuwig gefotografeerd juist voor de open
deur van de kerk) te vervangen door
het beeld van de werkelijkheid. En die
werkelijkheid is een levende, worste
lende kerk, die zich geconfronteerd ziet
met tal van gigantische problemen en
die in die strijd de hulp van geen van
zijn ledematen, kan ontberen.
Daarom, dat ook ons blad de actie
ten behoeve van het Pauselijk Genoot
schap tot Voortplanting van het H. Ge
loof zo warm ondersteunt.
(Van onze Haagse redacteur)
13 October verklaarde minister v. d.
Brink te Laren, dat bij de noodzakelijke
opvoering van de productie ook ernstig
zon moeten worden gedacht aan ver
lenging van de arbeidstijd. Hierop is
thans een reactie gekomen in het or
gaan van de Katholieke fabrieksarbei
ders, dat zijn jongste aflevering opent
onder het motto „Handen af van de
achturige arbeidsdag".
Na opgemerkt te hebben, dat er ook
bij regerings- en overheidsbedrijven
zuiniger moet worden geleefd, vervolgt
bet blad met een aantal voorbeelden
van bedrijfstakken, waar opvoering van
de productie geen zin heeft.
Verder zijn in de fabrieken betere
organisatie en betere werkmethodes als
middel tot opvoering van de productie
te prefereren. De Katholieke fabrieks
arbeiders zijn ook bereid de offers van
huiselijke gezelligheid, extra vermoeie
nis en onregelmatig slapen te brengen,
die een twee- of drieploegenstelsel zou
veroorzaken, maar wat de achturendag
betreft: „Handen af!"
Zjj vinden het eigenaardig dat in een
wereld, waarin overal het streven naar
een vcertigurige werkweek merkbaar is,
Nederland komt met de suggestie van
het langer werken dan acht en veertig
uur. De achturige arbeidsdag heeft men
met te veel moeite en te veel offers
verkregen om hem zonder alleruiterste
noodzaak weer prijs te geven, zelfs voor
korte tijd. De vakorganisatie zal er voor
waken, dat wat met zorg en opoffering
werd bereikt, ook behouden wordt,
Jhr. P. A. van Buttingha Wichers is
benoemd tot H.M.'s buitengewoon ge
zant en gevolmachtigd minister bij de
republiek Oostenrijk.
Binnenkort is de benoeming te ver
wachten van de heer A. J. Schrikker,
tot voor kort consul-generaal der Ne
derlanden te Hamburg, tot Nederlands
gezant te Teheran.
Advertentie
Deze hoogdag viert Katho-
liek Nederland uiterlijk ook
mede door te vlaggen met
de Pauselijke vlag. Mits
omgaand besteld tijdige le
vering verzekerd.
Postbus 14 - Dokkum Telef. 385
Nederland, Zweden en Canada zullen,
naar Reuter verneemt, binnenkort een
plan tot bescherming van de heilige
plaatsen in Palestina indienen. Zij stel
len voor een gouverneur of hoge com
missaris met de bescherming van de
Joodse, Mohammedaanse en Christelijke
heiligdommen te belasten.
De poging, die het vorig jaar gedaan
werd om de heilige stad te internatio
naliseren, werd door Israël en Jordanië
zonder meer afgewezen. Volgens het
nieuwe plan zou een poging gedaan
worden om te komen tot een volledige
of althans gedeeltelijke demilitarisatie
aan beide zijden.
19. Verdedig u, eerlozensiste de Noorman. Hij ontweek met een lichte zij-
sprong de uitval van de voorste zwartgemantelde ontvoerder. Voor de man gelegen
heid kreeg opnieuw toe te stoten, ipas Eric al bij hem en maakte hem met een
bliksemsnelle slag onschadelijk.
Dat alles ging zo vlug in zijn werk, dat de twee andere zwaardvechters geen ge
legenheid kregen te hulp te springen voor het reeds te laat was. Zij hadden het
meisje losgelaten, dat nu hijgend het gevecht van terzijde volgde. Zij wist niet wie
de onbekende was, die haar te hulp gekomen was. Met wijd opengesperde ogen zag
zij hem aan, toen hij voor haar langs sprong, om de twee anderen te ontmoeten.
Nimmer tevoren had zij een krijger met zo'n weergaloze behendigheid zijn zwaard
zien hanteren. Ook de beide tegenstanders realiseerden zich dat zij tegenover een
zwaardvechter stondendie hun overmacht niet vreesde. Met panterachtige sprongen
dreef hij hen terug. Zij trachtten hem te verrassen, in de zijde te treffen, terug te
dringen. Maar steeds'vonden zij het bliksemende lemmet van zijh beweeglijk zwaard
tegenover zich en moesten wijken.
Zolang ge een eenzame vrouw kunt overvallen zijt ge bekwame krijgersbeet
de Noorman hun met bijtende spot toe. „Maar naar een strijd van mannen zijt ge
niet verlangend, niet waar? Terug dan!"
Een wilde uitval deed hen twee passen achteruit wijken. „Verder terug!" En met
opgeheven zwaard sprong de Noorman op hen toe.
Die sprong werd hem. noodlottig. Een losse steen slipte weg onder zijn voet erv
hij verloor zijn evenwicht. Achter hem slaakte het meisje een radeloze uitroep.
Zijn zwaard vloog Eric uit de hand, en terwijl hij languit achterover viel, besefte de
Noorman dichter dan ooit bij de dood te zijn. Want met een schelle kreet van
vreugde stortte een der gemantelde zwaardvechters zich op hem, klaar om hem te
doorsteken
O tijn Streuvels moest oom zeggen tegen Guido Gezelle. Dit familiaire feit is
voor een kenschets van Streuvels' werk belangrijker dan men zo zou zeggen.
Gezelle, met zijn buitengewoon fijn taalgevoel, stim.uleerde de jonge Streuvels
bij diens eerste groeven in het Vlaams. Dat was in het laatste tiental jaren der
vorige eeuw. Gezelle stierf in 1899. Streuvels, geboren in 1871, had toen juist
zijn eerste bundel novellen gepubliceerd: „Lenteleven", ledereen in Heule bij
Kortrijk, waar hij opgroeide, en in Avelghem, waar hij woonde, kende hem toen
nog slechts als Frank Lateur, de pasteibakker. Zijn vader was ook bakker geweest.
De zoon, schrijver geworden, verhaalt in zijn boekje „Hoe men schrijver wordt",
hoe hij in 1896 kennis maakte met de leiders van de jonge Vlaamse Beweging
(de Van-Nu-en-Straksers), die hem om zijn talent enthousiast in hun tijdschrift
opnamen, en hoe hij hen afweerde met de woorden: „Ik ben bakker, mijnheer!"
Aftasten, proeven, ruiken, inademen,
dat zijn de woorden, die men bij een
karakteristiek van Streuvels' werk als
vanielf gebruikt. Het is werk, dat voor
namelijk via de' zintuigen geschreven
schijnt te zijn en dat ook via de zintui
gen tot ons spreekt. Het ontstond in
hechte verbondenheid van de schrijver
met zijn geboortegrond. Streuvels hoefde
niet de hele wereld af te reizen om zijn
onrust te stillen en om stof op te doen.
Hij vond de donkere bekoring van het
leven vlak bij huis.
Schepsel en oergeweld
Bijna een halve eeuw lang zijn de
werken van Streuvels verschenen bij de
Amsterdamse uitgever L. J. Veen, aan
wie tevens de eer toekomt Streuvels in
Nederland te hebben geïntroduceerd.
Thans gaan èlders de Volledige Werken
van Stijn Streuvels, geprojecteerd in 11
delen, verschijnen Het eerste deel
is zojuist klaargekomen. Het bevat de
novellenbundels „Lenteleven", „Zomer
land", en „Zonnetij"; werk geschreven
vóór 1900. Hieruit leert men Streuvels
kennen, gelijk hierboven werd aange
duid, als ontdekker van het naturalisti
sche levensrhythme en als ontdekker van
de Vlaamse taalrijkdom.
Het verhaal, de story, de inhoud, speelt
in deze novellen haast geen 'rol. Er
gebeurt practisch niets. Het gaat niet
om de uitbeelding van wat zich in de
ziel van mensen afspeelt; daarin raakt
Streuvels pas jaren later geïnteresseerd.
Het gaat voorlopig alleen om de uit
beelding van de strijd tussen de kleine
mens en de grote natuur. Er zijn maar
twee hoofdfiguren: het schepsel en het
oergeweld. In de velerlei gedaanten van
deze novellen herkent men steeds dit
worstelende tweetal. Het is bijvoorbeeld
STIJN STREUVELS
Het naturalisme
Zo tussen trog en oven in peinsde
Streuvels over het leven in zijn Vlaamse
land. Voorts las hij veel: de grote Rus
sen, de Skandinaviërs, de romans van
het naturalisme. Het naturalisme zocht
het leven uit te beelden als deel van de
natuur. Het ging uit van de grote wetten
van geboorte, jeugd, volwassenheid,
ouderdom en dood. Het beschouwde de
eeuwige wisseling van lente, zomer,
herfst en winter als een rhythme, waar
in het menselijk leven organisch was
opgenomen. Dat rhythme moest onder
woorden worden gebracht. Streuvels
heeft dit in al zijn boeken gedaan, maar
in zijn eerste bundels novellen wel heel
speciaal. En hier komen we terug op
Gezelle. Men zou kunnen zeggen: Wan
neer Streuvels zo in de trant der natura
listen aan 't peinzen was over het leven
en met spijtigheid terugdacht aan zijn
onbezorgde vlegeljaren in het dorp
Heule, dan schoot hem ineens een flon
kerende opmerking van zijn oom Guido
te binnen. Gezelle verstond de kunst de
prachtigste woorden uit de Vlaamse taal
schat op te dissen en nieuw leven in te
blazen. De meeste critici uit die tijd zei
den: Gezelle is een verdienstelijk dich
ter het is alleen jammer, dat hij schrijft
in dat armzalige boerentaaltje, het West-
Vlaams. Streuvels ephter voelde hoo vol
en warm dat armzalige taaltje was. Hij
volgde in zijn proza Gezelle's dichterlijk
voorbeeld. Zó begint de eerste novelle
uit zijn eerste bundel „Lenteleven":
„Ik was een versnoekte kwajongen
in mijnen tijd. Geen boomen waren te
hooge, geen waters te diep en, als
er een haantje te veuren was, stond
ik aan 't hoofd van de bende".
Dit is Streuvels, als hij uit zijn jeugd
herinneringen put. En zó is hij, als hij
een landschap onder de hitte van de
zomerzon voelbaar wil maken:
„Over de vlakke velden, verre, lag
een tinte bleek-groen en bruin en
dunne pijlekens koorn stonden, als
naalden, te biggelen in hun blinken
de nerschheid".
een maaiende boer op het land met de
daverende zon hoven zijn hoofd. Er
speelt zich allerminst een subtiel drama
in die boer af. Hij werkt, en zijn denken
is werken. Tot hij een zonnesteek krijgt
en weet, dat hij doodgaat. Zo vergaat
het de jonge Rik Busschaerts, de Vlaam
se seizoenarbeider, die in Franse gewes
ten mee gaat oogsten (het verhaal „De
oogst" uit „Zonnetij"). Het zijn de vol
heid van de zomer en de volheid van de
dood die samengaan. Een mens sterft
met zijn gezicht in de warme aarde,
waaraan hij het leven te danken heeft.
Hij moet de aarde trouw blijven, het
goede Vlaamse land. In voortdurende
strijd en tevens in voortdurende har
monie met de natuur, ver van de groot-
Advertentie
(Bekende Schriftelijke Cursus)
Vraagt ons prospectus:
Moderne Bedrijfsadministratie - Praktijk
Boekhouden - Boekh. M.O. - S.P.D.
Wiskunde L.O. en M.O. KI en K5.
stad", moet de mens zijn leven opbou
wen. Hét Skandinavische voorbeeld van
deze naturalistische visie op het leven
vindt men in de roman „Hoe het groei
de" van Knut Hamsun.
In deze oudste novellen is Stijn Streu
vels tegelijkertijd een uitbundig en een
droefgeestig verheerlijker van het leven.
Hij schildert met woorden de laaiend
gele korenzee, zoals Vincent van Gogh
het vóór hem in kleuren had gedaan.
Men wil hier graag het woord cosmisch
gebruiken. Cosmisch is de beweging
van het leven in de geweldige ruimte
tussen aarde en zon. Of Streuvels nu
een prille kindergestalte, een onstuimige
jongeman, of een heksachtige oude
vrouw beschrijft; hij beschrijft ze als
groeivormen van die grote beweging.
Pas later, na 1900, zoekt hij naar de per
soonlijke impulsen der mensen binnen
die beweging. Dan komen de menselijke
hartstochten op het voorplan en vindt
Streuvels nieuwe thema's voor zijn werk.
In zijn oudste novellenbundels is de
mens nog in hoofdzaak speelbal van het
oergeweld.
NICO VERHOEVEN.
Stijn Streuvels: Volledige Werken.
Uitg. Winants, Heerlen.
Het stoffelijk overschot van de direc
teur van het Algemeen Handelsblad, de
heer A. J. Boskamp, is Vrijdag onder
overweldigende belangstelling op de
bêgraafplaats te Westerveld ten grave
gedragen. Van het gebouw van de krant,
waar de heer Boskamp twee-en-twintig
jaar heeft gewerkt,.werd hij uitgedragen.
In de aula van de begraafplaats 'sprak
de hoofdredacteur van het Algemeen
Handelsblad, mr. H. M. Planten, een af
scheidswoord. Onder de vele belangstel
lenden bevonden zich dr. C. Beeken
kamp, namens de staatssecretaris van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
mr. M. Rooy, voorzitter van de Federa
tie van Nederlandse journalisten, en tal
van journalisten.
MMVnVtMtHltHIIIIIMIIHIIIIItllltllllllllllimMlllllltllllllIHMlS
„De nota van minister Teulings aan
de Tweede Kamer over de organisatie
van ,de burgerlijke verdediging doet
me denken aan de goede oude oorlogs
tijd, toen we met een emmer zand en
een vuurzweep op zolder veilig alle
bombardementen het hoofd meenden
te kunnen bieden," zei Snorrebor. „Die
emmer met zand werd voor poes een
welkome kattebak en die vuurzweep
werd door Mien in een ragebol omge
toverd. Maar we hebben dan ogk
geen bombardementen gehad. Waar
ze die wel gehad hebben, hebben ze
niet veel dienst van die emmer met
zand en die vu§rzweep gehad. Je moet
er deksels goed met je kop bij zijn om
die dingen goed te hanteren, maar de
meesten raakten onmiddellijk letter
lijk of figuurlijk de kop kwijt. Ik ben
bij de luchtbescherming geweest. Het
was altijd een attractie om na spertijd
op straat te mogen, al kwam je niet
veel anders dan moffen met hun griet
jes tegen. Ik heb Amsterdam, nog nooit
zo mooi gezien als in de stille donker
te met aan één kant van de straat het
zilveren maanlicht. Je liep dan com
pleet in een sprookje. En als dan de
zoeklichten als sprieten van 'n reuzen-
lichtkever de hemel aftastten en het
luchtafweergeschut begon te blaffen,
nou dan voelde je je als een schild-
rcacht tegenover een onzichtbaar leger.
Maar in de vluchtkelders en onderko
mens in de parken was het soms al te
idyllisch. Daar zou eert bommetje met
méér kwaad hebben kunnen doen. En
nu na vijf jaar gaan we al weer aardig
terug naar die tijd. Maar nu zijn er
atoombommen en daar helpen geen
emmers met zand en vuurzwepen meer
tegen. Gelukkig, dat minister Teulings
ons nu verzekert, dat we maar op ren
beperkt gebruik van die dingsigheid-
jes behoveen te rekenen. Dat heeft hij
niet van zichzelf, maar van de mili
taire deskundigen. Nou, en die weten
het, dat hebben we in 1940 ervaren.
Trouwens met. een beperkt aantal
atoombommetjes is het in ons landje
al gebeurd.''
Advertentie
Wanneer zware hoofdpijn, hevige
periodieke- of andere pijnen niet
ie verdrijven zijn, neem dan eens
Chefarine „4". Elk tablet bevat
vier wereldberoemde geneesmid
delen. Eén ervan - Chefarox zorgt
dat zelfs de gevoeligste maag tóch
niet van streek raakt.
,,re* MïW* idiKii mm f
BEROEMDE GENEESMIDDELEN
IN EÉN TABLET
door
LESLIE FORD
Ik hoorde het tweetal de trap afgaan,
terwijl ik zelf naar de voordeur ging.
Ik was te zeer in de war om Susans re
genmantel te zien, die op de stoel bij
de deur van de eetkamer lag.
„Hallo kind, hoe gaat het?"
Dorothy Hallet trad van onder de
parapluie vandaan, die haar chauffeur
boven haar ophield. „Ik wilde, dat die
regen eens ophield. Ik begin me net een
zoetwatervis te voelen".
Ze had niet minder op een vis kunnen
lijken. Ze was engelachtig fris en be
vallig, haar beige mantelpak zat haar
als gegoten en de witte kanten aan haar
blouse stonden kwiek en kraakhelder.
Haar- honingblond haar was glad om
hoog geborsteld em de bruine ogen
stonden even kalm en klaar als het
rimpelloze bruine gezicht, waarvan ze
deel uitmaakten.
„Je ziet er ontdaan uit kind, wat is
er aan de hand?"
Ze glimlachte flauwtjes, toen bleef
haar blik rusten op de regenmantel over
de stoel. De glimlach verdween. „Die
mantel is van Susan Kent. Is ze hier?"
Ik kende Dorothy te lang om mijn
toevlucht te nemen tot een ingewikkel
de leugen, dus schudde ik het hoofd en
behielp me met een eenvoudig jokken
tje.
„Ze is weg".
„Ik ben blij, dat ze gekomen is, die
kleine dwazin. Ik hoop dat je 't niet érg
vindt".
„Wat bedoel je?" vroeg ik.
Ze glimlachte. „Ik bedoel, dat ik het
haar heb voorgesteld. Niet rechtstreeks
natuurlijk. Ik vrees dat ik een soort
stralenkrans van geheim agent om je
heen heb gefantaseerd". Ze lachte kort.
„Ik hoop, dat je haar een goede raad
heb meegegeven. Ze heeft er behoefte
aan om de een of andere reden. Ik tracht
mezelf voor te houden, dat het mij niet
aangaat, maar ik ben er toch niet hele
maal zeker van". Ze volgde mij de
huiskamer in. „Daar gaat het trouwens
om, denk ik. Ik wilde, dat ik het kind
nooit had gezien. Ik zou er wat voor
geven als ik me er niet mee had be
moeid".
„Waarmee, Dorothy?" vroeg ik.
„Dat verwacht ik nu juist van jou te
vernemen. Daarom heb ik haar een lange
reeks Van wapenfeiten van jou opge
somd, allemaal gevallen van onschul
dige mensen, die je uit de knoei hebt
geholpen. Ik dacht dat ze dan wel naar
jou toe zou gaan, zodat je mij alles haar
fijn kon vertellen".
„Dan had je me eerst moeten huren",
zei ik.
„Ik geloof niet, dat je iets wijzer van
haar geworden bent" antwoordde ze
kalm.
Ze ging naar het raam en keek de
ondergelopen tuin in.
„Als je toch iets weet, Grace", zei ze
na enige' ogenblikken op ernstige toon,
dan wilde ik, dat je het me vertelde. In
tegenstelling tot Freddie Mollinson en
z'n bende heb ik het niet op Susan ge
munt. Ik begrijp niet, waarom iemand
kan denken, dat ik jaloers op haar ben.
Had ik haar moeder niet aan boord van
een schip ontmoet en had die me niet
geschreven, dat haar dochter en haar
man hier waren en niemand kenden, dan
had ik ze niet uitgenodigd bij ons te
komen en hoefde ik me van de hele zaak
niets aan te trekken. Dan zou ze nooit
Ellery Seymour ontmoet hebben en
woonde ze nu niet in het door ratten
geteisterde tuinhuis van ons, waarvoor
de Enoch B. Stubblefield Ondernemin
gen iedere maand tweederde van de
huur betalen". Ze glimlachte flauwtjes.
„en kijk me niet zo verbluft aan, kind".
Wat mij verblufte was, dat Enoch B.
Stubblefield en Ellery Seymour blijk
baar dezelfden, waren als die mensen,
waarmee Susan Kent betrekkingen had
aangeknoopt en dat zij dus blijkbaar de
dingen op monsterachtige schaal had
aangepakt.
„Ik had me natuurlijk nooit tot die
tuinhuis-affaire moeten laten overhalen"
zei Dorothy Hallet. „Maar ik dacht Su
san en Bill een dienst te bewijzen
door ze de kans te geven die kazerne
woning in Arlington vaarwel te zeggen
Misschien dacht ik ook wel, dat Enoch
B. Stubblefields grootmoedige hart zich
werkelijk de toestand van twee brave
kinderen uit zijn eigen geboortestaat,
Nebraska, aahtrok. Hoewel ik me nooit
helemaal los heb kunnen maken van de
gedachte, nu ja, dat Enoch B. Stubble
field nog nooit een halfje heeft uit
gegeven, zonder de bedoeling, er min
stens duizend procent rente van te
trekken. Hij doet nooit iets zonder ei-
Twee panelen uit het beroemde luik van Jan van Eyck „De aanbidding van het
Lam Gods".
Hei beroemde drieluik „Het Lam
Gods" van Hubert en Jan van Eyck,
dat zich sedert 1432 in de Joost Vijdt-
kapel van de St. Baafskathedraal te Gent
bevindt, is naar Brussel overgebracht,
teneinde daar in het laboratorium van
de Belgische musea door prof. dr. Core-
mans in samenwerking met de kunst
kenners A. Philippot en J. van der Veken
te worden gerestaureerd.
genbelang. En de huur bedraagt sinds
jaar en dag driehonderd per maand en
niet honderd. Dat is het Grace. Er is
hier of daar iets niet in orde en ik heb
geen idee wat het allemaal te beteke
nen heeft."
Ik zei niets. Ik dacht aan het meisje,
dat pas in allerijl was vertrokken en ik
maakte me werkelijk ongerust.
„Mijn invloed schijnt te tanen", zei
Dorothy. „Susan Kent leek me hele
maal geen berekenende vrouw. Maar ze
was nog geen tien minuten in huis of
ze palmde Theodore al in. Hij drong er
op aan, dat wij ze zouden uitnodigen
om ze in kennis te brengen met Ellery
Seymour. En je kent Theodore, Grace.
Hij heeft de ziel van een kellner."
Ze glimlachte. „Theodore is een brave
man, maar hij denkt, dat iedere vrouw,
die naar hem luisteren wil, een wonder
van verstand is."
„Is er geen greintje jalouzie bij?"
vioeg ik.
Ze schudde het hoofd. „Het verwart
me alleen maar. Ik krijg de indruk, dat
iedereen opgehouden heeft, zich als een
redelijk wezen te gedragen. Theodore is
gewoonweg onverdraaglijk, sinds Zon
dagmorgen, toen hij hoorde, dat mijn
heer Stubblefield hierheen kwam, is er
geen land meer met hem te bezeilen.
Alsof er een koning zijn intrek in de
stad had genomen, zo druk maakt hij
zich. Susan verschiet van kleur, iedere
keer als je tegen haar spreekt. Ellery
is zo in zichzelf gekeerd, dat je hem
nauwelijks zou herkennen. Ik heb het
onpleizierig gevoel, alsof ik temidden
van raadsels leef."
Ze nam haar tas op. „Vergeet het
kind. Ik praat maar wat; waarom houd
ik eigenlijk mijn mond niet?"
(Wordt vervolgd)
Tijdens de oorlog was het drieluik in
het kasteel van Hendrik IV te Pau in
Frankrijk ondergebracht, waar de Duit
sers het in 1942 in beslag namen en
overbrachten naar de zoutmijnen van
Al-Ausseen, waar het in 1945 door het
Amerikaanse leger werd gevonden. Door
het lange verblijf in deze zoutmijnen
heeft het schilderij veel te lijden gehad.
Met het blote oog kan men b.v. op het
paneel der „Zingende Engelen", duide
lijk de afschilfering van de vernislaag
waarnemen. Ook op het paneel van
„Judoeus Vijdt" is op sommige plaatsen
de vernislaag verdwenen, zodat het aan
gezicht van Vijdt doffe plekken vertoont
Op de andere panelen en in het bij
zonder op dat van Johannes de Doper
is het onderliggende hout gespleten. De
bewerking die het drieluik zal onder
gaan wordt de conservatiebehandeling
genoemd. Eerst wordt de achterzijde van
het schilderij met olie doordrenkt, ten
einde de verflaag te beschermen tegen
de inwerkingen van vocht en tempera
tuurschommelingen. Vervolgens worden
de loskomende verfdeeltjes gefixeerd en
wordt de oude, verharde en ondoor
zichtige vernislaag verwijderd, Tenslotte
wordt een nieuwe vernislaag aange
bracht, die aan de verf weer haar oor
spronkelijke diepte en glans zal geven.
Verwacht wordt dat de restauratie,
waarvoor de Belgische regering een be
drag van Fr. 350.000 ter beschikking
stelt, vijf maanden in beslag zal nemen.