Nationalisme en sociale verheffing twee brandende missieproblemen ericde noorman: Toen Stijn Streuvels begon te schrijven De grote misdaden van een kleine man Missie-actie moet worden ontdaan van valse romantiek Christusliefde Allerheiligen 1950 m mm? 1 Bij het eerste verschijnen van zijn Volledige Werken Overpeinzingen Chefarine» (Y „Handen af van achturige werkdag RESA - HILVERSUM Drieluik „Het Lam Gods" in restauratie Viervoudige werking van Chefarine „4". LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 21 OCTOBER 1950 PAGINA 3 WERKELIJKHEID IS BOEIENDER Aldus Kath. fabrieks arbeiders NIIEUWE GEZANTEN Dogma-afkondiging in Rome DOKKUMER VLAGGENCENTRALE Bescherming heilige plaatsen in Palestina Geslaagd dank zij A. J. Boskamp ten grave gedragen van Snorrebor 1 mmê (Van onze speciale verslaggever) Wij geloven niet, dat het begrip Missie in Nederland bijzonder populair is. Zelfs niet, al weten we, dat Nederland ook nu nog altijd ruim een vijfde deel levert van al het Missiepersoneel ter wereld. Want hier staat tegen over, dat Rome vorig jaar b.v. nog f 330.000 móest bijpassen voor de onder steuning van de Missie in Indonesië, dat de Missiebladen op 'n enkele lof felijke uitzondering na ongeopend in de prullemand verdwijnen en dat b.v. onze katholieke meisjes „de zclatrice" niet zelden bij voorbaat deskwalificeren als „saai, suffig en uit de tijd" het is nog maar kort geleden, dat nie mand minder dan Z. H. de Paus zelve in een Apostolische Brief aan de voor zitter van het Missiecongres 1950, te Rome gehouden, met klem tegen deze romantiek heeft gewaarschuwd. De oorzaak van deze naar onze smaak voortdurend sterker worden de verwaarlozing van de Missie en haar instellingen moet wellicht gezocht wor den in een uit de historie verklaarbare, maar desalniettemin onjuiste en niet in deze tijd passende Missieromantiek. En Het Evangelie van de Goede Herder is ons allen bekend. Jezus heeft die wondertere parabel gekozen om de Farizeeën Zijn liefdezending dui delijk te maken. „Ik ben de Goede Her der; Ik ken de Mijnen en de Mijnen kennen Mij. Zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef Mijn leven voor Mijn schapen. Ik heb ook nog an dere schapen, die niet uit deze schaap stal zijn. Ook hen moet Ik leiden, en zij zullen luisteren naar Mijn stem. Dan zal het worden één kudde en één Herder". Met deze woorden geeft de Goddelijke Heiland klaar te verstaan, dat Hij ge komen is om Zijn Kerk te stichten, waarin Joden en heidenen samen deel zullen hebben aan de vruchten van Zijn verlossing. Christus is voor alle mensen gestor ven. omdat Hij wil, dat alle mensen zalig worden. Met een gelijke liefde heeft Hij ons allen bemind en nog steeds staat Hij met dezelfde, oneindige liefde klaar voor ieder om hem „de Weg, de Waarheid en het Leven" te zijn. Van Gods zijde ontbreekt niets aan onze kan sen ons einddoel te bereiken, zoals Hij dat wenst. Het gaat er maar om, o f w ij die kans benutten. Onze vrije wil is een gevaarlijk speeltuig in zwakke of eigenwijze handen. Maar al te licht laten wij God alleen staan met Zijn genade gaven en keren Hem de rug toe. Wij blijven doof voor de ontelbare waar schuwingen, die Zijn genade ons schenkt; de vermaningen van onS ge weten, het goede voorbeeld van echt trouwe Christenen, de gebeurtenissen in onze eigen, kleine kring, de verontrus tende wereldsituatie. Al deze dingen, en nog zoveel meer, zijn de klop van de Goede Herder op de deur van ons hart. Luisteren wij? Maken wij ons een ogenblik los uit onze opper vlakkige levenswijze om al is het maar even eens een ernstige gedachte te wijden aan de dingen, die onvermij delijk komen zullen na dit korte leven op aarde? Want die hebben toch te bepalen, al thans voor iedere redelijke en verstan dige mens, hoe wij ons hier gedragen Jnoeten. Het Christendom is in de grond niets anders dan echte werkelijkheidszin, toe gepast op wereld en eeuwigheid! Wij zijn op aarde om God te dienen en daar door in de hemel te komen. Om ons dit te leren heeft Christus Zijn leven gegeven. Zó belangrijk vond Hij het. En nog steeds gaat Hij als de Goede Herder rond om verdoolde schaapjes terug te voeren naar de veilige stal. Zegt dat alles ons niets? Zijn wij Werkelijk zo ongevoelig voor deze echte, belangeloze liefde, die toch alleen maar ons w e 1 z ij n op het oog heeft? Ons werkelijke welzijn! God kijkt verder dan vandaag of mor gen. Ieder mens heeft een onsterfelijke ziel, die eeuwig zal blijven bestaan. En dat is het ware leven! Om dat gelukkig te doen zijn. moeten wij onze proeftijd op aarde doorbrengen, zoals Hij dat voorgeschreven heeft. Die eenmaal onze Rechter zal zijn. Een strenge en strikt rechtvaardige Rechter. N is Hij nog de liefdevolle Helper, de Goede Herder, die met eindeloos ge duld ons tracht over te halen toch ver standig te zijn en in ons eigen voordeel de goede keuze te doen. Dan zal Zijn oordeel onverbiddelijk zijn! Echte liefde kan nooit ongestraft ver onachtzaamd worden. En niemand heeft ooit groter liefde voor ons gehad dan Hij, Die Zijn leven voor ons heeft gege ven. Wij mogen ons wel eens ernstig af vragen, of wij werkelijk waarde ring hebben voor de oneindige liefde van God, waaraan wij alles, wat wij zijn en bezitten, te danken hebben. Wij mogen ons wel eens afvragen, of wij, zelfs al behoedt Zijn genade ons voor een ernstige val, ook inderdaad de kansen benutten, die God ons geeft om uit ons leven dat te maken, wat Jezus van ons met recht verwacht. „Ik ken de Mijnen en de Mijnen ken nen Mij, zoals Ik de Vader ken en de Vader Mij". Zo sprak de Goede Her- der. Jammer genoeg is werkelijkheid zo heel anders. Wat Christus daar zegt, zo moest het ?ijn. Maar wie kent Christus zoals Hij de Vader kent? Door de heiligmakende genade zijn wij in de letterlijke zin van het woord „vergoddelijkt". De H. Drievuldigheid woont in iedere ziel. die in staat van genade verkeert. Doch wat brengen wij terecht van deze innige liefdever bondenheid die Christus zo tekenend heeft uitgebeeld in Zijn vergelijkingen over de eenheid van hoofd en ledematen, van de wijnstok en zijn ranken, van de éne kudde, die de herder volgt? God geeft ons kansen genoeg om uit te bloeien tot ware heiligheid. Het le ven gaat echter verder en ons uitgroeien naar God, onze innerlijke vervolmaking blijft een vrome wens, die nooit tot rijpheid komt. Of een mogelijkheid, Waaraan wij achteloos voorbij gaan. Paus Leo de Grote riep eens in een vurige toespraak uit: Christenen, als gij toch eens de onmetelijke rijkdom ken- det, die God u geschonken heeft, wat zou uw leven met één slag anders wor den. Onze grote fout is een onverantwoor delijk gebrek aan belangstelling, een onbegrijpelijke onverschilligheid voor onze hoogste belangen, een schrijnend on beschamend tekort aan begrip voor Ware liefde. Geve God. dat het met te laat is Wanneer wij eindelijk tot het inzicht komen van de allesbeheersende werke lijkheid van Gods eisen en rechten. Want zoals de vreugde over een .wel besteed en God welgevallig leven einde loos zal zijn, zo zal ook de vertwijfeling °ver de verspeeld?, overvloedig aange boden kansen zonder einde zijn. Het is in deze tijd nu met name in de Missielanden zich de grootste so ciale omwentelingen voltrekken niet mogelijk nog belangstelling voor de Missie te wekken met het ontroerende en onverbrekelijk met onze kinderja ren verbonden verhaal van het arme zwartje, dat door de goede zorgen van ons kinderen uit de zoveelste klas gedoopt en gekleed kon worden. Niet omdat het verhaal onjuist of leu genachtig zou zijn, en niet, omdat in dertijd langs deze weg niet uitermate belangrijke resultaten werden bereikt, maar eenvoudig omdat het nu ver teld in het desbetreffende Missieland waarschijnlijk als een diskwalificatie zou worden opgevat en ook omdat het voor de jeugd van deze klaarblijkelijk nogal i realistische tijd geen aantrek kingskracht meer schijnt te bezitten. Het is dan ook van belang, dat men deze bijna klassieke en voor vele ouderen niet van woorden als „Mis sie, Zelatrice en Kindsheid" te schei den voorstelling laat varen en zich richt naar de door Rome aangegeven gedragslijn, die het bestaan erkent van een Missiewetenschap en die wijst op het belang van leerstoelen in de Missiologje aan universiteiten en seminaria. En deze heroriëntering klemt te meer, omdat met het aankweken en bevorderen van een blijvende belangstelling voor het Missiewerk menselijkerwijs ge sproken het voortbestaan van de Kerk gemoeid is en bovendien, omdat in de Missie juist in deze tijd een aantal problemen moeten worden opgelost, die aller gezamenlijke inspanning vergen. Daar is op de eerste plaats een enorm financieel probleem, dat nog wordt ge accentueerd door de belangrijke sociale taak, die de Missie te vervullen heeft. Over het algemeen heeft de buitenstaan der daarop maar een uiterst beperkte visie. Hij stelt zich de Missie voor als een organisatie van zeer nobele mannen en vrouwen, die voor de uitbreiding van Christus' rijk op aarde zelfs hun leven veil hebben en die derhalve om rede nen van pure ridderlijkheid niet aan hun lot mogen worden overgelaten. Dat de Missie echter bovendien een wereldomvattende organisatie is, dat het veelal de missionarissen zijn aan wie Zich bepaalde sociale en politieke ontwikke lingen het eerst openbaren en dat het derhalve de Missie is, die op dit ogenblik in schier alle delen van de wereld gecon fronteerd wórdt met de meest brandende problemen van allerlei aard, dat ontgaat hem geheel. En het kan daarom mis schien zijn nut hebben, nu, aan de voor avond van Missie-Zondag, eens te goo chelen met wat getallen, die de Missie bepalen. De Katholieke Kerk kent op het ogenblik niet minder dan 596 missie gebieden. Ze telt daar bijna 28 millioen katholieken en in de Missie werken resp bijna 27.000 priesters, 9.000 broeders en 61.000 zusters. Bovendien zijn er nog meer dan 82.000 catechisten en 92.000 onderwijzers. Wanneer men deze cijfers samentelt dan komt men aan een leger van bijna 273.000 man. Deze 273.000 man wij willen de cijferdans nog even voortzetten bedienen bijna 48.000 scholen met 4.100.000 leerlingen! Ze wer ken in rond 10.000 instellingen van lief dadigheid, waar jaarlijks 400.000 mensen geheel worden onderhouden en waar nog veertig millioen anderen gratis verple ging ontvangen. Niemand, die van deze cijfers kennis neemt, zal geloven wij een gevoel van oprechte eerbied en bewondering kunnen bedwingen. En hij zal nu ook kunnen begrijpen hoe het mogelijk is, dat dit werk jaarlijks rond 100 millioen gulden en op dit ogenblik zelfs nog eens 380 mill, gulden extra vergt voor herstel van oorlogsschade. En toch hebben wij met dez ekleine opsomming het Missie werk slechts ten dele behandeld. Wij spraken immers ook nog van een enor me sociale taak van de Missie. En die sociale taak kan men niet beter illustre ren dan door te wijzen op het enorme India, waar ongeveer een zevende van de totale mensheid tezamen woont en waar de mens sterft op gemiddeld 26- jarige leeftijd, tegen 59 a 60 in onze stre ken. Hier ligt een enorm arbeidsveld en men kan moeilijk het nut van instellin gen als de Memisa scherper aangeven dan door te wijzen naar deze gebieden. Doch ook hierna is de problematiek van de Missie niet uitgeput. Er moet nog gewezen worden op het in de gehele Aziatische we reld sterk opkomende nationale be wustzijn. Deze nationalistische terdenz, die Nederland zo sterk in Indonesië heeft ondervonden, kan tot gevolg hebben dat het over enkele jaren niet meer moge lijk zal zijn bepaalde Missiegebieden vanuit andere landen te voorzien van priesters, broeders en zusters. Dat bete kent, dat het hoog en hoog tijd is in al die gebieden nieuwe seminaria te stich ten en bestaande uit te breiden. Dat be tekent, dat de inheemse clergé clie met 11.000 tegen bijna 16.000 vreemde missionarissen in de Missielanden nog altijd in de minderheid is op korte termijn gereed en in staat zal moeten zijn om misschien het gehele mission- neringswerk over te nemen. Wanneer wij daarbij voegen dat er op het ogen blik landen zijn en wij doelen hier op Japan waar een enorme bereid heid tot het katholicisme valt waar te nemen, waar gehele dorpen zich beke ren of willen bekeren en waar de Missie alleen maar geremd wordt door onvoldoende personeel en onvoldoende uitrusting, dan vleien wij ons met de hoop althans enig materiaal te hebben aangedragen om dat oude en inmid dels verouderde beeld van de missiona ris met zijn lieve zwartjes (altijd en eeuwig gefotografeerd juist voor de open deur van de kerk) te vervangen door het beeld van de werkelijkheid. En die werkelijkheid is een levende, worste lende kerk, die zich geconfronteerd ziet met tal van gigantische problemen en die in die strijd de hulp van geen van zijn ledematen, kan ontberen. Daarom, dat ook ons blad de actie ten behoeve van het Pauselijk Genoot schap tot Voortplanting van het H. Ge loof zo warm ondersteunt. (Van onze Haagse redacteur) 13 October verklaarde minister v. d. Brink te Laren, dat bij de noodzakelijke opvoering van de productie ook ernstig zon moeten worden gedacht aan ver lenging van de arbeidstijd. Hierop is thans een reactie gekomen in het or gaan van de Katholieke fabrieksarbei ders, dat zijn jongste aflevering opent onder het motto „Handen af van de achturige arbeidsdag". Na opgemerkt te hebben, dat er ook bij regerings- en overheidsbedrijven zuiniger moet worden geleefd, vervolgt bet blad met een aantal voorbeelden van bedrijfstakken, waar opvoering van de productie geen zin heeft. Verder zijn in de fabrieken betere organisatie en betere werkmethodes als middel tot opvoering van de productie te prefereren. De Katholieke fabrieks arbeiders zijn ook bereid de offers van huiselijke gezelligheid, extra vermoeie nis en onregelmatig slapen te brengen, die een twee- of drieploegenstelsel zou veroorzaken, maar wat de achturendag betreft: „Handen af!" Zjj vinden het eigenaardig dat in een wereld, waarin overal het streven naar een vcertigurige werkweek merkbaar is, Nederland komt met de suggestie van het langer werken dan acht en veertig uur. De achturige arbeidsdag heeft men met te veel moeite en te veel offers verkregen om hem zonder alleruiterste noodzaak weer prijs te geven, zelfs voor korte tijd. De vakorganisatie zal er voor waken, dat wat met zorg en opoffering werd bereikt, ook behouden wordt, Jhr. P. A. van Buttingha Wichers is benoemd tot H.M.'s buitengewoon ge zant en gevolmachtigd minister bij de republiek Oostenrijk. Binnenkort is de benoeming te ver wachten van de heer A. J. Schrikker, tot voor kort consul-generaal der Ne derlanden te Hamburg, tot Nederlands gezant te Teheran. Advertentie Deze hoogdag viert Katho- liek Nederland uiterlijk ook mede door te vlaggen met de Pauselijke vlag. Mits omgaand besteld tijdige le vering verzekerd. Postbus 14 - Dokkum Telef. 385 Nederland, Zweden en Canada zullen, naar Reuter verneemt, binnenkort een plan tot bescherming van de heilige plaatsen in Palestina indienen. Zij stel len voor een gouverneur of hoge com missaris met de bescherming van de Joodse, Mohammedaanse en Christelijke heiligdommen te belasten. De poging, die het vorig jaar gedaan werd om de heilige stad te internatio naliseren, werd door Israël en Jordanië zonder meer afgewezen. Volgens het nieuwe plan zou een poging gedaan worden om te komen tot een volledige of althans gedeeltelijke demilitarisatie aan beide zijden. 19. Verdedig u, eerlozensiste de Noorman. Hij ontweek met een lichte zij- sprong de uitval van de voorste zwartgemantelde ontvoerder. Voor de man gelegen heid kreeg opnieuw toe te stoten, ipas Eric al bij hem en maakte hem met een bliksemsnelle slag onschadelijk. Dat alles ging zo vlug in zijn werk, dat de twee andere zwaardvechters geen ge legenheid kregen te hulp te springen voor het reeds te laat was. Zij hadden het meisje losgelaten, dat nu hijgend het gevecht van terzijde volgde. Zij wist niet wie de onbekende was, die haar te hulp gekomen was. Met wijd opengesperde ogen zag zij hem aan, toen hij voor haar langs sprong, om de twee anderen te ontmoeten. Nimmer tevoren had zij een krijger met zo'n weergaloze behendigheid zijn zwaard zien hanteren. Ook de beide tegenstanders realiseerden zich dat zij tegenover een zwaardvechter stondendie hun overmacht niet vreesde. Met panterachtige sprongen dreef hij hen terug. Zij trachtten hem te verrassen, in de zijde te treffen, terug te dringen. Maar steeds'vonden zij het bliksemende lemmet van zijh beweeglijk zwaard tegenover zich en moesten wijken. Zolang ge een eenzame vrouw kunt overvallen zijt ge bekwame krijgersbeet de Noorman hun met bijtende spot toe. „Maar naar een strijd van mannen zijt ge niet verlangend, niet waar? Terug dan!" Een wilde uitval deed hen twee passen achteruit wijken. „Verder terug!" En met opgeheven zwaard sprong de Noorman op hen toe. Die sprong werd hem. noodlottig. Een losse steen slipte weg onder zijn voet erv hij verloor zijn evenwicht. Achter hem slaakte het meisje een radeloze uitroep. Zijn zwaard vloog Eric uit de hand, en terwijl hij languit achterover viel, besefte de Noorman dichter dan ooit bij de dood te zijn. Want met een schelle kreet van vreugde stortte een der gemantelde zwaardvechters zich op hem, klaar om hem te doorsteken O tijn Streuvels moest oom zeggen tegen Guido Gezelle. Dit familiaire feit is voor een kenschets van Streuvels' werk belangrijker dan men zo zou zeggen. Gezelle, met zijn buitengewoon fijn taalgevoel, stim.uleerde de jonge Streuvels bij diens eerste groeven in het Vlaams. Dat was in het laatste tiental jaren der vorige eeuw. Gezelle stierf in 1899. Streuvels, geboren in 1871, had toen juist zijn eerste bundel novellen gepubliceerd: „Lenteleven", ledereen in Heule bij Kortrijk, waar hij opgroeide, en in Avelghem, waar hij woonde, kende hem toen nog slechts als Frank Lateur, de pasteibakker. Zijn vader was ook bakker geweest. De zoon, schrijver geworden, verhaalt in zijn boekje „Hoe men schrijver wordt", hoe hij in 1896 kennis maakte met de leiders van de jonge Vlaamse Beweging (de Van-Nu-en-Straksers), die hem om zijn talent enthousiast in hun tijdschrift opnamen, en hoe hij hen afweerde met de woorden: „Ik ben bakker, mijnheer!" Aftasten, proeven, ruiken, inademen, dat zijn de woorden, die men bij een karakteristiek van Streuvels' werk als vanielf gebruikt. Het is werk, dat voor namelijk via de' zintuigen geschreven schijnt te zijn en dat ook via de zintui gen tot ons spreekt. Het ontstond in hechte verbondenheid van de schrijver met zijn geboortegrond. Streuvels hoefde niet de hele wereld af te reizen om zijn onrust te stillen en om stof op te doen. Hij vond de donkere bekoring van het leven vlak bij huis. Schepsel en oergeweld Bijna een halve eeuw lang zijn de werken van Streuvels verschenen bij de Amsterdamse uitgever L. J. Veen, aan wie tevens de eer toekomt Streuvels in Nederland te hebben geïntroduceerd. Thans gaan èlders de Volledige Werken van Stijn Streuvels, geprojecteerd in 11 delen, verschijnen Het eerste deel is zojuist klaargekomen. Het bevat de novellenbundels „Lenteleven", „Zomer land", en „Zonnetij"; werk geschreven vóór 1900. Hieruit leert men Streuvels kennen, gelijk hierboven werd aange duid, als ontdekker van het naturalisti sche levensrhythme en als ontdekker van de Vlaamse taalrijkdom. Het verhaal, de story, de inhoud, speelt in deze novellen haast geen 'rol. Er gebeurt practisch niets. Het gaat niet om de uitbeelding van wat zich in de ziel van mensen afspeelt; daarin raakt Streuvels pas jaren later geïnteresseerd. Het gaat voorlopig alleen om de uit beelding van de strijd tussen de kleine mens en de grote natuur. Er zijn maar twee hoofdfiguren: het schepsel en het oergeweld. In de velerlei gedaanten van deze novellen herkent men steeds dit worstelende tweetal. Het is bijvoorbeeld STIJN STREUVELS Het naturalisme Zo tussen trog en oven in peinsde Streuvels over het leven in zijn Vlaamse land. Voorts las hij veel: de grote Rus sen, de Skandinaviërs, de romans van het naturalisme. Het naturalisme zocht het leven uit te beelden als deel van de natuur. Het ging uit van de grote wetten van geboorte, jeugd, volwassenheid, ouderdom en dood. Het beschouwde de eeuwige wisseling van lente, zomer, herfst en winter als een rhythme, waar in het menselijk leven organisch was opgenomen. Dat rhythme moest onder woorden worden gebracht. Streuvels heeft dit in al zijn boeken gedaan, maar in zijn eerste bundels novellen wel heel speciaal. En hier komen we terug op Gezelle. Men zou kunnen zeggen: Wan neer Streuvels zo in de trant der natura listen aan 't peinzen was over het leven en met spijtigheid terugdacht aan zijn onbezorgde vlegeljaren in het dorp Heule, dan schoot hem ineens een flon kerende opmerking van zijn oom Guido te binnen. Gezelle verstond de kunst de prachtigste woorden uit de Vlaamse taal schat op te dissen en nieuw leven in te blazen. De meeste critici uit die tijd zei den: Gezelle is een verdienstelijk dich ter het is alleen jammer, dat hij schrijft in dat armzalige boerentaaltje, het West- Vlaams. Streuvels ephter voelde hoo vol en warm dat armzalige taaltje was. Hij volgde in zijn proza Gezelle's dichterlijk voorbeeld. Zó begint de eerste novelle uit zijn eerste bundel „Lenteleven": „Ik was een versnoekte kwajongen in mijnen tijd. Geen boomen waren te hooge, geen waters te diep en, als er een haantje te veuren was, stond ik aan 't hoofd van de bende". Dit is Streuvels, als hij uit zijn jeugd herinneringen put. En zó is hij, als hij een landschap onder de hitte van de zomerzon voelbaar wil maken: „Over de vlakke velden, verre, lag een tinte bleek-groen en bruin en dunne pijlekens koorn stonden, als naalden, te biggelen in hun blinken de nerschheid". een maaiende boer op het land met de daverende zon hoven zijn hoofd. Er speelt zich allerminst een subtiel drama in die boer af. Hij werkt, en zijn denken is werken. Tot hij een zonnesteek krijgt en weet, dat hij doodgaat. Zo vergaat het de jonge Rik Busschaerts, de Vlaam se seizoenarbeider, die in Franse gewes ten mee gaat oogsten (het verhaal „De oogst" uit „Zonnetij"). Het zijn de vol heid van de zomer en de volheid van de dood die samengaan. Een mens sterft met zijn gezicht in de warme aarde, waaraan hij het leven te danken heeft. Hij moet de aarde trouw blijven, het goede Vlaamse land. In voortdurende strijd en tevens in voortdurende har monie met de natuur, ver van de groot- Advertentie (Bekende Schriftelijke Cursus) Vraagt ons prospectus: Moderne Bedrijfsadministratie - Praktijk Boekhouden - Boekh. M.O. - S.P.D. Wiskunde L.O. en M.O. KI en K5. stad", moet de mens zijn leven opbou wen. Hét Skandinavische voorbeeld van deze naturalistische visie op het leven vindt men in de roman „Hoe het groei de" van Knut Hamsun. In deze oudste novellen is Stijn Streu vels tegelijkertijd een uitbundig en een droefgeestig verheerlijker van het leven. Hij schildert met woorden de laaiend gele korenzee, zoals Vincent van Gogh het vóór hem in kleuren had gedaan. Men wil hier graag het woord cosmisch gebruiken. Cosmisch is de beweging van het leven in de geweldige ruimte tussen aarde en zon. Of Streuvels nu een prille kindergestalte, een onstuimige jongeman, of een heksachtige oude vrouw beschrijft; hij beschrijft ze als groeivormen van die grote beweging. Pas later, na 1900, zoekt hij naar de per soonlijke impulsen der mensen binnen die beweging. Dan komen de menselijke hartstochten op het voorplan en vindt Streuvels nieuwe thema's voor zijn werk. In zijn oudste novellenbundels is de mens nog in hoofdzaak speelbal van het oergeweld. NICO VERHOEVEN. Stijn Streuvels: Volledige Werken. Uitg. Winants, Heerlen. Het stoffelijk overschot van de direc teur van het Algemeen Handelsblad, de heer A. J. Boskamp, is Vrijdag onder overweldigende belangstelling op de bêgraafplaats te Westerveld ten grave gedragen. Van het gebouw van de krant, waar de heer Boskamp twee-en-twintig jaar heeft gewerkt,.werd hij uitgedragen. In de aula van de begraafplaats 'sprak de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, mr. H. M. Planten, een af scheidswoord. Onder de vele belangstel lenden bevonden zich dr. C. Beeken kamp, namens de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. M. Rooy, voorzitter van de Federa tie van Nederlandse journalisten, en tal van journalisten. MMVnVtMtHltHIIIIIMIIHIIIIItllltllllllllllimMlllllltllllllIHMlS „De nota van minister Teulings aan de Tweede Kamer over de organisatie van ,de burgerlijke verdediging doet me denken aan de goede oude oorlogs tijd, toen we met een emmer zand en een vuurzweep op zolder veilig alle bombardementen het hoofd meenden te kunnen bieden," zei Snorrebor. „Die emmer met zand werd voor poes een welkome kattebak en die vuurzweep werd door Mien in een ragebol omge toverd. Maar we hebben dan ogk geen bombardementen gehad. Waar ze die wel gehad hebben, hebben ze niet veel dienst van die emmer met zand en die vu§rzweep gehad. Je moet er deksels goed met je kop bij zijn om die dingen goed te hanteren, maar de meesten raakten onmiddellijk letter lijk of figuurlijk de kop kwijt. Ik ben bij de luchtbescherming geweest. Het was altijd een attractie om na spertijd op straat te mogen, al kwam je niet veel anders dan moffen met hun griet jes tegen. Ik heb Amsterdam, nog nooit zo mooi gezien als in de stille donker te met aan één kant van de straat het zilveren maanlicht. Je liep dan com pleet in een sprookje. En als dan de zoeklichten als sprieten van 'n reuzen- lichtkever de hemel aftastten en het luchtafweergeschut begon te blaffen, nou dan voelde je je als een schild- rcacht tegenover een onzichtbaar leger. Maar in de vluchtkelders en onderko mens in de parken was het soms al te idyllisch. Daar zou eert bommetje met méér kwaad hebben kunnen doen. En nu na vijf jaar gaan we al weer aardig terug naar die tijd. Maar nu zijn er atoombommen en daar helpen geen emmers met zand en vuurzwepen meer tegen. Gelukkig, dat minister Teulings ons nu verzekert, dat we maar op ren beperkt gebruik van die dingsigheid- jes behoveen te rekenen. Dat heeft hij niet van zichzelf, maar van de mili taire deskundigen. Nou, en die weten het, dat hebben we in 1940 ervaren. Trouwens met. een beperkt aantal atoombommetjes is het in ons landje al gebeurd.'' Advertentie Wanneer zware hoofdpijn, hevige periodieke- of andere pijnen niet ie verdrijven zijn, neem dan eens Chefarine „4". Elk tablet bevat vier wereldberoemde geneesmid delen. Eén ervan - Chefarox zorgt dat zelfs de gevoeligste maag tóch niet van streek raakt. ,,re* MïW* idiKii mm f BEROEMDE GENEESMIDDELEN IN EÉN TABLET door LESLIE FORD Ik hoorde het tweetal de trap afgaan, terwijl ik zelf naar de voordeur ging. Ik was te zeer in de war om Susans re genmantel te zien, die op de stoel bij de deur van de eetkamer lag. „Hallo kind, hoe gaat het?" Dorothy Hallet trad van onder de parapluie vandaan, die haar chauffeur boven haar ophield. „Ik wilde, dat die regen eens ophield. Ik begin me net een zoetwatervis te voelen". Ze had niet minder op een vis kunnen lijken. Ze was engelachtig fris en be vallig, haar beige mantelpak zat haar als gegoten en de witte kanten aan haar blouse stonden kwiek en kraakhelder. Haar- honingblond haar was glad om hoog geborsteld em de bruine ogen stonden even kalm en klaar als het rimpelloze bruine gezicht, waarvan ze deel uitmaakten. „Je ziet er ontdaan uit kind, wat is er aan de hand?" Ze glimlachte flauwtjes, toen bleef haar blik rusten op de regenmantel over de stoel. De glimlach verdween. „Die mantel is van Susan Kent. Is ze hier?" Ik kende Dorothy te lang om mijn toevlucht te nemen tot een ingewikkel de leugen, dus schudde ik het hoofd en behielp me met een eenvoudig jokken tje. „Ze is weg". „Ik ben blij, dat ze gekomen is, die kleine dwazin. Ik hoop dat je 't niet érg vindt". „Wat bedoel je?" vroeg ik. Ze glimlachte. „Ik bedoel, dat ik het haar heb voorgesteld. Niet rechtstreeks natuurlijk. Ik vrees dat ik een soort stralenkrans van geheim agent om je heen heb gefantaseerd". Ze lachte kort. „Ik hoop, dat je haar een goede raad heb meegegeven. Ze heeft er behoefte aan om de een of andere reden. Ik tracht mezelf voor te houden, dat het mij niet aangaat, maar ik ben er toch niet hele maal zeker van". Ze volgde mij de huiskamer in. „Daar gaat het trouwens om, denk ik. Ik wilde, dat ik het kind nooit had gezien. Ik zou er wat voor geven als ik me er niet mee had be moeid". „Waarmee, Dorothy?" vroeg ik. „Dat verwacht ik nu juist van jou te vernemen. Daarom heb ik haar een lange reeks Van wapenfeiten van jou opge somd, allemaal gevallen van onschul dige mensen, die je uit de knoei hebt geholpen. Ik dacht dat ze dan wel naar jou toe zou gaan, zodat je mij alles haar fijn kon vertellen". „Dan had je me eerst moeten huren", zei ik. „Ik geloof niet, dat je iets wijzer van haar geworden bent" antwoordde ze kalm. Ze ging naar het raam en keek de ondergelopen tuin in. „Als je toch iets weet, Grace", zei ze na enige' ogenblikken op ernstige toon, dan wilde ik, dat je het me vertelde. In tegenstelling tot Freddie Mollinson en z'n bende heb ik het niet op Susan ge munt. Ik begrijp niet, waarom iemand kan denken, dat ik jaloers op haar ben. Had ik haar moeder niet aan boord van een schip ontmoet en had die me niet geschreven, dat haar dochter en haar man hier waren en niemand kenden, dan had ik ze niet uitgenodigd bij ons te komen en hoefde ik me van de hele zaak niets aan te trekken. Dan zou ze nooit Ellery Seymour ontmoet hebben en woonde ze nu niet in het door ratten geteisterde tuinhuis van ons, waarvoor de Enoch B. Stubblefield Ondernemin gen iedere maand tweederde van de huur betalen". Ze glimlachte flauwtjes. „en kijk me niet zo verbluft aan, kind". Wat mij verblufte was, dat Enoch B. Stubblefield en Ellery Seymour blijk baar dezelfden, waren als die mensen, waarmee Susan Kent betrekkingen had aangeknoopt en dat zij dus blijkbaar de dingen op monsterachtige schaal had aangepakt. „Ik had me natuurlijk nooit tot die tuinhuis-affaire moeten laten overhalen" zei Dorothy Hallet. „Maar ik dacht Su san en Bill een dienst te bewijzen door ze de kans te geven die kazerne woning in Arlington vaarwel te zeggen Misschien dacht ik ook wel, dat Enoch B. Stubblefields grootmoedige hart zich werkelijk de toestand van twee brave kinderen uit zijn eigen geboortestaat, Nebraska, aahtrok. Hoewel ik me nooit helemaal los heb kunnen maken van de gedachte, nu ja, dat Enoch B. Stubble field nog nooit een halfje heeft uit gegeven, zonder de bedoeling, er min stens duizend procent rente van te trekken. Hij doet nooit iets zonder ei- Twee panelen uit het beroemde luik van Jan van Eyck „De aanbidding van het Lam Gods". Hei beroemde drieluik „Het Lam Gods" van Hubert en Jan van Eyck, dat zich sedert 1432 in de Joost Vijdt- kapel van de St. Baafskathedraal te Gent bevindt, is naar Brussel overgebracht, teneinde daar in het laboratorium van de Belgische musea door prof. dr. Core- mans in samenwerking met de kunst kenners A. Philippot en J. van der Veken te worden gerestaureerd. genbelang. En de huur bedraagt sinds jaar en dag driehonderd per maand en niet honderd. Dat is het Grace. Er is hier of daar iets niet in orde en ik heb geen idee wat het allemaal te beteke nen heeft." Ik zei niets. Ik dacht aan het meisje, dat pas in allerijl was vertrokken en ik maakte me werkelijk ongerust. „Mijn invloed schijnt te tanen", zei Dorothy. „Susan Kent leek me hele maal geen berekenende vrouw. Maar ze was nog geen tien minuten in huis of ze palmde Theodore al in. Hij drong er op aan, dat wij ze zouden uitnodigen om ze in kennis te brengen met Ellery Seymour. En je kent Theodore, Grace. Hij heeft de ziel van een kellner." Ze glimlachte. „Theodore is een brave man, maar hij denkt, dat iedere vrouw, die naar hem luisteren wil, een wonder van verstand is." „Is er geen greintje jalouzie bij?" vioeg ik. Ze schudde het hoofd. „Het verwart me alleen maar. Ik krijg de indruk, dat iedereen opgehouden heeft, zich als een redelijk wezen te gedragen. Theodore is gewoonweg onverdraaglijk, sinds Zon dagmorgen, toen hij hoorde, dat mijn heer Stubblefield hierheen kwam, is er geen land meer met hem te bezeilen. Alsof er een koning zijn intrek in de stad had genomen, zo druk maakt hij zich. Susan verschiet van kleur, iedere keer als je tegen haar spreekt. Ellery is zo in zichzelf gekeerd, dat je hem nauwelijks zou herkennen. Ik heb het onpleizierig gevoel, alsof ik temidden van raadsels leef." Ze nam haar tas op. „Vergeet het kind. Ik praat maar wat; waarom houd ik eigenlijk mijn mond niet?" (Wordt vervolgd) Tijdens de oorlog was het drieluik in het kasteel van Hendrik IV te Pau in Frankrijk ondergebracht, waar de Duit sers het in 1942 in beslag namen en overbrachten naar de zoutmijnen van Al-Ausseen, waar het in 1945 door het Amerikaanse leger werd gevonden. Door het lange verblijf in deze zoutmijnen heeft het schilderij veel te lijden gehad. Met het blote oog kan men b.v. op het paneel der „Zingende Engelen", duide lijk de afschilfering van de vernislaag waarnemen. Ook op het paneel van „Judoeus Vijdt" is op sommige plaatsen de vernislaag verdwenen, zodat het aan gezicht van Vijdt doffe plekken vertoont Op de andere panelen en in het bij zonder op dat van Johannes de Doper is het onderliggende hout gespleten. De bewerking die het drieluik zal onder gaan wordt de conservatiebehandeling genoemd. Eerst wordt de achterzijde van het schilderij met olie doordrenkt, ten einde de verflaag te beschermen tegen de inwerkingen van vocht en tempera tuurschommelingen. Vervolgens worden de loskomende verfdeeltjes gefixeerd en wordt de oude, verharde en ondoor zichtige vernislaag verwijderd, Tenslotte wordt een nieuwe vernislaag aange bracht, die aan de verf weer haar oor spronkelijke diepte en glans zal geven. Verwacht wordt dat de restauratie, waarvoor de Belgische regering een be drag van Fr. 350.000 ter beschikking stelt, vijf maanden in beslag zal nemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3