COR RUYS veertig jaar acteur
tRic de noorman: lOelfcoiuftg
m)
Missieliteratuur groeit tot hoger peil
I
De grote misdaden
van een kleine man
I t
P
pen
KORSTEN van 184(1
Artistiek leider van ongesubsidieerd gezelschap
*y
ChristusKoningschap
en wij
Begaafd toneelspeler
RESA - HILVERSUM
w>
m
Door brandende woestijn naar
Charles de Foucauld's kluis
WERK VAN HARRV VENCKEN
UTERAIRE KRONIEK
DAMPO-PASTILLES
ZATERDAG 28 OCTOBER 1950
PAGINA 3
Heerengracht 408 Amsterdam
Uit voorraad leverbaar
GENERAL ELECTRIC
OUEBRANDERS
«Opmars zonder genade"
film van de maand
Passagierslijst
Geslaagd dank zij
11
door
LESLIE
FORD
Bij het eerste kuchen
voorkomen erger
De winter ia
in aantocht
ATHOLIEKE
LLUSTRATIE
De best geklede mannen
Een gaatje te veel
Ze zaten er warmpjes bij
Zwakke staat of ge
vaarlijke dans?
Heet gebakerd en toch
in koelen bloede
Lifter
Ter navolging
Daddy-sitter
Cursus voor emigranten
Ned. gezantschap te
Teheran
Advertentie
Telefoon 37132 -37133
CENTRALE VERWARMING
OLIESTOOKINSTALLATIES
Om Zijn Verlossing te voltooien, te
bestendigen, en alle mensen de
vruchten ervan te doen genieten,
heeft Christus Zijn Kerk gesticht. Die
Kerk nu bestaat uit priesters èn leken.
Elke groep heeft zijn eigen opdracht,
zijn eigen taak, die hiet door anderen
kan worden overgenomen. Maar samen
moeten beiden de wereld voor Christus
heroveren uit de macht van de dui
vel. Samen moeten zij, ieder op eigen
manier en eigen terrein, de hele schep
ping heiligen en terugvoeren tot God,
van Wie zij zich sinds de zondeval in
het paradijs totaal had afgekeerd.
Dit werk kan echter geen resultaat op
leveren zonder de bovennatuurlijke hulp
van Gods genade en sacramenten. De
uitdelers daarvan zijn de priesters, die
tevens in Gods Kerk het leer- en be-
stuursgezag uitoefenen. Maar verreweg
het grootste deel van het werk op deze
aarde is toevertrouwd aan de leken. Zij
moeten het hele profane leven
kerstenen, heiligen, terugvoeren naar
een onverbroken binding met Zijn Oor
sprong, God. De speciale, aparte en on
vervangbare werkopdracht van de leken
ligt dus in de heiliging van het profane
leven van elke dag.
Dit is geen idealistisch program, dat
maar overgelaten moet worden aan een
geestelijk keurcorps, maar de echte
Werkelijkheid, waarin wij leven.
Het H. Doopsel betekent een weder
kerige verbintenis tussen God en de
mens, en wij kunnen er zeker van zijn,
dat God ons aan alle daaruit voortvloei
ende plichten strikt zal houden.
De echte zin van ons leven ligt hier
in, dat alles buiten God geschapen
is tot Zijn verheerlijking. Alles moet
daarom in een zuiver „godsdienstige"
verhouding tot Hem komen te staan.
Eerst wanneer dit volledig is bereikt,
beantwoordt de schepping aan haar
eigenlijke doel.
Het volmaakte voorbeeld van deze
enig-juiste verhouding is het leven van
de God-Mens Jesus Christus, de Gods
dienaar bij uitstek, Die in Zijn eigen
mensennatuur geheel het menselijk le
vensgebied volkomen en zonder enige
beperking in de dienst stelde van Zijn
Hemelse Vader.
Geen enkele levensuiting van de
schepping kan zich aan deze algemene
Wet onttrekken, zonder zich, in zelfver
minking, buiten de enige, behoudende
orde te plaatsen en haar eigen graf te
graven.
Het hele profane leven is mèt de
mens door Christus in beginsel
verlost en als het ware gewijd tot een
mogelijk en noodzakelijk uitdrukkings
middel van de katholieke godsdienst.
Vanuit deze allesomvattende gedachte
Schreef St. Paulus aan de Corinthiërs:
„Of gij eet of drinkt, of wat gij ook
doet. doet alles ter ere Gods".
Geen menselijke waarde is veilig zon
der deze bewust-beleefde relatie tot
God.
Met alle nadruk moeten wij daarom
hierbij nog eens onderstrepen, dat er
geen sprake is van een naar eigen wil
lekeur te kiezen of te velrwaarlozen
»Vrom e" gedragslijn, maar integendeel
van een voor ieder geldende
strikte plicht, voortvloeiend uit de
onaantastbare rechten van God en de
algemene heiligingstaak van de Kerk.
Het feest van Christus-Koning, dat
wij morgen vieren, is in feite niets
anders dan de glorieuze samen
vatting van de boven beschreven waar
heid. Toen Z. H. Paus Pius XI in 1921
zijn Encycliek „Quas primas" de wereld
inzond, stond hem geen ander doel voor
ogen, dan in de meest absolute
Z i n het geestelijk Koningschap van
Christus over de hele wereld officieel
te bevestigen en af te kondigen.
Tegenover de toenemende ontkerste
ning van de wereld belijden wij ons on
wrikbaar geloof aan het onvervreemd
bare recht van Christus op het volle
gezag over afzonderlijke personen,
gemeenschappen, volkeren en staten Al
le uitingen van menselijke activiteit' on
verschillig op welk levensterrein 'deze
liggen mogen, zijn daarom gebonden aan
Zijn Wet, omdat Hij de enige recht
matige W e t g e ve r is, en eenmaal de
enige Rechter zal zijn van leven
den en doden.
De zesde strophe van de hymne der
eerste vespers op het feest van Chris
tus-Koning vat dit universele recht van
de Verlosser der wereld prachtig samen:
»U moeten de heersers der volkeren
openbaar hulde betuigen. Onderwijs en
rechtspraak zij eredienst aan U. Wet
ten en kunsten moeten Uw stempel dra-
Ben".
In 1947 hebben de gezamenlijke Ame
rikaanse Bisschoppen een herderlijk
schrijven uitgevaardigd over de ont
kerstening van de samenleving en zij
Zeggen daarin: „Dit is Gods wereld en
als wij daarin de ons toebedeelde rol
Willen spelen, dienen wij eerst neer te
knielen en nederig Gods plaats in
2 ij n wereld te erkennen".
God is souverein en daarom behoort
in alle vormen van het profane leven:
Wetenschap, kunst, handel, nijverheid,
gezin, ontspanning of wat dan ook, ons
gedrag afzonderlijk even goed als ge
meenschappelijk vóór alles afgestemd
te worden op Zijn onbeperkt op
pergezag.
Dit is het wijde arbeidsveld, dat door
Cods bestel aan de leken ter heiliging
ter „kerstening" is toegewezen. Onze
eerste en voornaamste levensinhoud is
dan ook apostelen en missionarissen te
*i.in in het peisoonlijke milieu, waarin
Cod ons geplaatst heeft.
Hier ligt onze onvervangbare
en niet gemakkelijke taak. Want „het
Profane leven weerstreeft sinds Adams
val iedere beïnvloeding door de gods
dienst".
Het benaderen van dit uiteraard vij
andige terrein zal dan ook alleen kun
nen en moeten geschieden vanuit een
sacramenteel gesterkt leven. L
Het bestuur van de Nederlandse filmclub
heeft aan de door Lewis Milestone naar de
Sclyknamige roman van Harry Brown ver
vaardigde film „A walk in the sun" (Op
mars zonder genade) het praedicaat film
Van de maand verleend.
Op
de bureaux van ons blad ligt de
Passagierslijst ter inzage van de troepen
transportschepen „Castel Bianco" en
^Atlantis'", die vermoedelijk resp. 9 en
1 November te Amsterdam arriveren.
1Van "Ndly"'. die vermoedelijk
*avember te Rotterdam aankomt.
X~~V or Ruys is veertig jaar aan het toneel en gaat deswege jubileren. Om alle
j journalisten, die met hem wilden praten, te woord te staan, heeft zijn zorg-
zame broer 'Anton hem tra een zaaltje van Schiller neergezet. Aanvankelijk
voelt de toekomstige jubilaris zich daar niet helemaal op zijn gemak. Het lijkt
op premièrekoorts, die pas wijkt als de dialogen gemakkelijk gaan lopen. Dan
komt het jubileumstuk ter sprake een ernstig getint ensemblestuk van
de Engelse schrijver Wynyard Browne „The holy -and the ivy" en hot spelen
van een blijspel in het algemeen.
„Het creëren van een komiek is niet gemakkelijker dan het spelen van een
ernstige rol," zegt Cor Ruys. Soms is het zelfs bepaald moeilijker. Je hebt van
die stukken, waarvan de tekst op zich weinig houvast biedt. Je moet de schrijver
een beetje helpen. Maar aan een goede tekst moet je zelfs geen komma verande
ren. Do smaak van het publiek wordt soms op een eigenaardige manier door
namen beïnvloed. Bij Shakespeare spitsen ze de oren. Als je pruiken met een
piek op zet en gek doet, is dat echt Shakespeareaans en de manier, waarop je als
Falstaf door do wasmand rolt is kortweg geniaal. Maar als je dezelfde capriolen
m een modern pakje uithaalt, dan chargeer je.
Gelukkig, zegt Cor Ruys, is het niet
zo, dat de zaal al begint te lachen, als
ik maar mijn neus om de hoek van het
toneel steek Als het zover is, ben je
verkocht. Als ik niet wil, dat er ge
lachen wordt, wordt er ook niet ge
lachen.
Het is trouwens onmogelijk alle af
fecten van tevoren te berekenen. Een
blijspelrol komt bij Cor Ruys bijna al
tijd pas volledig op de planken tot
stand uit het contact met het publiek.
Op de generale repetitie van „Wie het
laatst lacht" wist hij nog niet, hoe hij
precies de wijnproever zou spelen. Bij
wijze van grap zakte hij een beetje door
de knieën, toen hij tegen Van Ingers
moest zeggen: Wat ben je eigenlijk
groot, kerel. „Dat heb ik toen maar zo
gehouden. Maar het valt niet mee steeds
maar zo gebogen te staan."
Voorliefde voor bepaalde rollen?
Och, meer in het algemeen voor de
humor met het menselijke gevoel.
Het liefst gespeeld: pater Hyacinth,
Mercadet, Topaze, Pollonius, Potaseh,
de wijnproever in „Wie het laatst
lacht".
Cor Ruys Is al lang afgestapt van
het systeem van de sterrollen. Hij
speelt liever in een stuk, waarin het
hele gezelschap goede kansen heeft
en in zijn regie let hij nauwkeurig
op het geheel. Vandaar ook zijn keuze
van zijn jubileumstuk, een van de
beste Engelse familiestukken van de
laatste jaren.
Jubilereneen merkwaardige be
zigheid. Maar een ongesubsidieerd ge
zelschap wordt niet rijk, een toneelspe
ler evenmin. Jammer, want je zou er
eigenlijk mee uit moeten scheiden, voor
je te oud wordt. Maar ook het pensioen
is te gering.
De jubileumtoumée begint 1 Novem
ber in Rotterdam; daarna komen aan
de beurt: 3 November Dordrecht,
Haarlem, 6 Delft, 9 Amsterdam, 10
Helmond, 12 Arnhem, 20 Den Haag, 21
Deventer, 22 Hilversum, 23 Breda, 25
Utrecht, 29 Den Bosch, 30 Tilburg.
Men zal dus volop gelegenheid heb
ben een onzer grootste toneelspelers te
huldigen. Cor Ruys is een klasse op
zichzelf. Men heeft hem wel eens ver
weten en niet helemaal ten onrechte
dat hij te dikwijls zijn heil zocht in
de gunst van het publiek. Niet in die
zin, dat hij zijn spel afstemde op wat
het publiek naar zijn inzicht het liefst
ziet of het meest in hem waardeert,
maar in die zin, dat hij wel eens stuk
en omgeving koos, die een te gemak
kelijk succes voor zijn eminente per
soonlijkheid garandeerden.
Voor de jongste tijd geldt dit ver
wijt zeker niet en zelfs ten tijde van
zijn „concessies" bleef men in hem toch
altijd dat bijna onfeilbare gevoel voor
humor waarderen, dat zo weinig to
neelspelers, waar ter wereld ook, be
zitten. Als men Cor Ruys een humo-
rist.sch speler wil noemen, moet men
intussen toch oppassen hem niet te
kort te doen. Zijn humor is namelijk
van een zo hoog gehalte, dat hij wel
licht het best waarneembaar zou zijn
in een niet-humoristische rol. Hij is
namelijk op zijn best, als hij de hoog
ste humor pleegt, waarbij men niet
weet of men huilen of lachen moet.
omdat hij zelf schijnt te tobben over
die vraag.
Bij gelegenheid van Van Dalsum's
jubileum is ook Cor Ruys verschenen
en hij constateerde dat hij in heel veel
jaren niet in de Stadsschouwburg was
geweest. Nu ja, hij kwam er wel eens
kijken, maar om hem te zien, moest
men naar de kleinere muzentempels
trekken. In weerwil van dat spel aan
de rand van de grote theaters heeft het
publiek hem altijd kunnen vinden, tot
in de kleine zaal toe, waar hij liedjes
van Brammetje zong voor een opge
pakte menigte. Men kan wel zeggen,
Advertentie
(Bekende Schriftelijke Cursus)
Vraagt ons prospectus:
Eng., Frans, Spaans, Kerklatijn, Italiaans,
Mulodipl. H.B.S. A en B.
Ned. M.O. en Eng. M.O. A.
COR RUYS
(Foto Godfried de Groot)
dat geen acteur in Nederland een zo
trouwe aanhang heeft als Cor Ruys en
dat kan alleen, wanneer men bewust of
onbewust in hem die grote trek waar
deert naar het menselijke, het bijna-
melancholieke, dat zijn optreden tel
kens weer, tot in de onbeduidendste
rollen karakteriseert en dat zó subtiel-
nerveus reageert in zijn mimiek en zijn
soms weerloze gebaren, dat hij een
monument van menselijkheid lijkt
Zijn verzuchtingen over de ouderdom
eerbiedigend willen we hem voorlopig
nog maar tot de vitale jonge kerels
rekenen, die ons toneel zo nodig heeft.
Dat zal hem nog wel worden verzekerd
op al die tonelen, waar hij in zijn hul
digingsperiode verschijnen zal.
.«U"L
25. Eric vroeg zich af, wat Onga zo terughoudend deed zijn als er over Gonor's
broer gesproken werd. Maar hij was te wijs om er verder op in te gaan. Alles kon
wachten. Voor het moment was het alleen belangrijk de nomadenstam te bereiken
waar Gonor's vader stervend de terugkeer van zijn zoon wachtte
Zij haalden alles uit de paarden wat er in zat. Reeds weken de laatste begroeide
hellingen achter hen terug. Voor hen lagen de steppen, eindeloos wijd en groots. Ter
wijl zij verder stormden ontdekten de scherpe ogen van de Noorman aan zijn linker
zijde een smalle waterbedding, die driftig door de wijde vlakte slingerde. Gonor
stuurde er recht op af en volgde de loop van het waterdat zich in de rulle bodem
een diepe voor had uitgeslepen. Zonder te spreken of zijn vaart in te houden wees
de jongen in de verte, waar enkele fijne rookslierten loodrecht opstegen in de ijle
lucht. Eric begreep dat daar het nomadenkamp moest zijn.
Hoe dichter zij naderden, hoe groter de onrust van de jongen scheen te worden.
Steeds hoger voerde hij hun snelheid op. Zijn paard was met schuim bedekt, en ook
Eric's ros, dat de Noorman toch uitgekozen had om zijn uithoudingsvermogen voor
hij zijn burcht verliet, begon tekenen van vermoeidheid te geven.
Toen zij eindelijk het dorp voor zich zagen liggen, bedacht de Noorman dat d€
tocht ook niet veel langer had moeten duren of hun dieren zouden het begeven
hebben.
Het dorp lag op de andere oever van de smalle stroom, die zich hier verwijdde.
Het was een uitstekende plaats voor een kamp, met fris water en goede weideplaatsen
Nieuwsgierig staarde Eric naar de uit gelooide huiden gemaakte tenten. Uit hun groot
aantal, en uit de vele kookvuren die hun rook hemelwaarts stuwden, maakte hij op
dat dit een groot volk moest zijn. Hij hoorde toe hoe Gonor enkele woorden wisselde
met de wachtposten op de andere oever. Toen dreef de jongen zijn paard de helling
af en waadde, gevolgd door de beide anderen, de stroom door. Eenmaal op de andere
oever gunde hij zich echter nog geen rust, maar zette zijn rijdier meteen weer in
galop. In wilde vaart stormden de drie ruiters het nomadendorp binnen. Tussen de
tenten verschenen gestalten, vrouwen en kinderen en krijgslieden, die de jonge
aanvoerder met vreugdekreten begroetten. Gonor moest zeer geliefd zijn, onder
zijn volk, dacht Eric. Maar de jongen lette niet op hen. Onder zijn gebruinde huid
was zijn gezicht bleek geworden en een hevige spanning nam bezit van hem, toen
hij op ae grootste hut van het dorp toereed. De hut van zijn vader, het opperhoofd.
Zou hij hem nog levend aantreffen
Advertentie
GRAND
FANCY-PRESS
BALL o
„lm!"
chocolade smaakt beter t
Missie-actie en Missie-Zondag hebben ons terloops op missieliteratuur ge
bracht. Op het boek over de missie. Er bestaat in Nederland een uitge
breide missieliteratuur, wanneer men hier onder het begrip missielitera
tuur alles wenst te verstaan wat er zoal over de missie gesohreven wordt, in
kalendervorm en op kalenderpeil: een plaatje aan de voorkant, afscheuren, een
praatje aan de achterkant en een mopje als bladvulling. De missie van dit soort
uitgaven is propaganda voor de missie. Literatuur komt er niet aan te pas.
da, Afrika: de roman „De Witte ka
ravaan" en het reisverhaal „S a h a-
ra, land van angst en dorst".*)
Beide boeken ontlenen hun stof aan
het leven der woestijnvolken, noma
den en stedelingen, in de Sahara en
aan het pionierswerk der Witte Pa
ters, die er sinds 1872 de missie in
handen hebben. Met als basis enige
missieposten aan de Noordrand van
de Sahara trachtten zij diep door te
dringen in de woestijn. Tweemaal pro
beerden op het einde van de vorige
eeuw drie missionarissen de Soedan
te bereiken, waar het negergebied be
gint. Zij werden in de woestijn ver
moord. Soms lukte het posten te stich
ten, die echter na verloop van tijd
weer opgegeven moesten worden Tot
op heden weten de missionarissen zich
hier „werkers van het eerste uur". De
Sahara geldt als het zwaarste missie
gebied ter wereld
„De witte karavaan" is een historische
roman, waarin Harry Vencken beschrijft,
hoe in 1881 de drie Franse Witte Paters
Richard, Pouplard en Morat tijdens hun
tocht naar een nieuwe post diep in de
woestijn door een zwervende bende
Toearegs werden vermoord. Het is zo in
een paar woorden een weinig opwin
dend drama. Maar het wordt, door Harry
Vencken gereconstrueerd uit de brie
ven en documenten, die in hrt archief
der paters te Algiers berusten en waar-
Advertentie
Over het scheurkalenderpeil zullen
we het hier niet hebben. Belangrijker is,
dat er in Nederland ook een missielite
ratuur bestaat, die zowel de missie als
de literatuur eer aan doet. Er zijn ro
mans, reisverhalen en sociale reporta
ges, waarin de missiegedachte spon
taan tot uitdrukking komt, 'zonder dat
er hinderlijk op de naïveteit en de
goedgeefsheid van de lezer wordt ge
speculeerd.
Het missieboek is een apart literair
genre, dat langzamerhand volwaardig
begint te worden: het zoetelijke en het
opzettelijke gaan er af. Het missieboek
gaat deelnemen aan de ontwikkeling der
moderne letterkunde. Precies op tijd nog,
want wie zou in deze tijd, waarin de
blanke mens uit het beschaafde Europa
zeker even erg in nood verkeert als
zijn zwarte broeder uit Centraal-Afri-
ka, nog warm kunnen lopen voor een
keuveltrant, waarmee men voor de oor
log hele naaikransen in beweging
bracht? Het gaat hier om de trant.
„Missie-actie moet ontdaan worden van
valse romantiek. Werkelijkheid is.veel
boeiender," kon men vorige week in de
krant lezen.
Met de verbeelding van deze werke
lijkheid houden verscheidene schrijven
de missionarissen zich bezig. Zij schrij
ven als kunstenaars uit roeping; uit
dezelfde roeping, die hen missionaris
deed worden.
Deze roeping, die in de vorm van Li
teratuur tot ons spreekt, overtuigt die
per en langduriger en komt aldus de
missiegedachte mèèr ten goede dan
alle goedbedoelde maar tè opzettelijke
propagandateksten.
Hier volgt één voorbeeld van missie
literatuur in de goede zin van het
woord. Twee boeken van Harry Venc
ken, Witte Pater, werkzaam in Ougan-
in het plan voor de tocht nauwkeurig
staat uitgestippeld, toch een zeer indruk
wekkend verhaal dat ons iets van de
sfeer doet voelen, waarin die eerste ken
nismaking met het hart van de Sahara
verliep. Bovendien is deze roman
boeiend, omdat Harry Vencken er een
uitvoerige beschrijving van het leven in
een woestijnstad aan verbindt. De schrij
ver kent de opgepropte, ommuurde ste
den midden in de zandzee uit ervaring.
Hoe weinig zal er sinds 1881 veranderd
zijn. De bevolking is Mohammedaans ge
bleven, de hemel is brandend blauw
gebleven en de stad is nooit uit zijn
muren gebarsten. Men tolereert er de
blanke maraboets, omdat zij goed werk
doen, maar verder accepteert men niets
van hen. Zo was het ook pater Richard
en zijn gezellen vergaan. Zij hadden in
Rhadames kunnen blijven wonen, indien
ze hadden gewild. Maar ze wilden verder,
een nieuwe post stichten een duizend
kilometer meer naar het Zuiden. Tijdens
die tocht zijn zij het slachtoffer gewor
den van een sluwe, lang van te voren
beraamde overval. Het verloop van de
voorbereidingen van de tocht en van de
overval wordt door Harry Vencken met
kennis van zaken weergegeven.
V
De vesting van Charles de
Foucauld in Tamanrasset, waar hij in 1916
vermoord werd.
n „Sahara, land van angst en dorst"
geeft Harry Vencken zijn ervaringen
weer van een lange tocht per vracht
auto en per kameel langs de grote
route van Algiers tot L'Extrême Sud,
van woestijnstad naar woestijnstad, van
oase naar oase, naar het beroemde fort
te Tamanrasset, waar Charles de Fou
cauld in 1916 door de Toearegs werd
vermoord.
We keken hem na, terwijl hij over
het balcon verdween.
„Aardige kerel", zei Milton Minor.
„Flink, vind je niet? Als dat schatje dat
jurkje voor 75 dollar heeft gekregen,
dan heb ik nog heel wat te goed op de
rekeningen, die ik allemaal heb betaald.
Maar wat duivel kan het mij ook sche
len". Hij schonk zich opnieuw een glas
in. „Je weet, Grace, hoe al die stinken
de draf die ik uit mijn pen pers, me tot
hier zit. Elke keer denk je, dat die ba
viaan het niet langer zal pruimen en
telkens houd ik mijn hart vast en denk:
Jongen, da's de klap op de vuurpijl,
maar hij wordt steeds opgetogener. Hij
eet het als koek. Maar vandaag of mor
gen, Grace, wapen ik me met een stomp
voorwerp." Hij stond op. ,.Ik zal eerst
nog wat te drinken halen. Jij ook?"
„Dank je", zei ik.
„Wacht dan op me. tot ik terug ben.
Ik heb nog meer op mijn hart."
Ik keek Milton na, terwijl hij de salon
inging en zich naar de bar aan de voor
kant van het huis begaf. Hij zwaaide een
beetje, hetgeen me niet verbaasde. De
cocktailschudder was tot op de laatste
druppel leeg. Ik keerde me om. Het was
allemaal te dol. Die Susan kon haar man
dan nog zo wereldvreemd vinden, of
schoon hij mijns inziens stevig met alle
bei zijn benen op de vaste grond stond
eens zou ze hem niet langer kunnen be
dotten. Niet zijn aard, maar zijn vertrou
wen in haar verblindde hem op het
ogenblik. Maar volslagen blind kon hii
onmogelijk zijn. Het was haast niet te
geloven, dat zij zo kortzichtig was.
De lichten op de brug rijden zich
aaneen tot een stralend lint en verspreid
den een zachte, mistige schijn over de
bomen in het park. De Kathedraal teken
de zich donker en machtig af tegen de
gloed, die ginds, achter Wisconsin Ave
nue, tegen de hemel sloeg. Ik ben er niet
zeker van of het een geluid was, dat ik
hoorde, of een beweging, die ik zag, maar
het drong plotseling tot me door, dat
er zich iemand in de tuin beneden mij
bevond. De gedaante bewoog zich be
hoedzaam. Mijn ogen begonnen juist
scherper de omtrekken van de gestalte
te onderscheiden, toen iemand het por-
tieklicht voor het tuinhuis van de Kents
aandraaide. Het was mijn vriendin in het
zwart. Ze was bezig de sjaal, die ze bij
zich had gedragen als een tulband om
haar hoofd te winden. Ze stopte vlug de
beide uiteinden in en opende haar tas. Ik
ving even het flitsen op van spiegelglas,
terwijl ze een lippenstift langs haar
mond trok. Ze deed haar tas dicht en
verdween toen, geruisloos en verbijste
rend snel, langs het zigzagpad. Mevrouw
Lawrence Taylor, die zich nauwelijks de
trap had kunnen ophijsen, omdat ze pas
ziek geweest was, had zo viug en vlot
de aftocht geblazen, als ik nog nooit eer
der iemand heb zien doen.
„Wel, heb ik ooit", zei ik.
„Wat zei u?"
Ik draaide me snel om. Ik dacht dat
de begaafde schrijver was teruggekeerd,
maar hij was het niet. Het was Ellery
Seymour.
Ik wees naar het terras. „Ik zag
daar
Binnen uit de salon klonk een angstige
kreet, die eindigde in een gesmoorde
snik. „Enoch".
„O, grote hemel!" riep Seymour uit.
Tot mijn eigen ontzetting barstte ik in
een hysterisch gelach uit. Hem, na die
onzinnige geschiedenis met de vrouw in
het zwart op die toon te horen roepen:
„O, grote hemel!" leek een flagrante te
genspraak. Het gaf de indruk alsof hij
gezegd had: „Wat zullen we nu beleven?
Is iedereen nu gek geworden?" En hij
stond daar, star en schijnbaar verblind,
verward en verbijsterd. Toen stormde
hij naar de deur toe. Ik volgde hem.
Ik weet zeker dat we allebei verwacht
ten, dat mijnheer Stubblefield morsdood
op de salonvloer uitgestrekt te vinden.
Het tegendeel was waar; hij stond
springlevend op zijn beide voeten. Toen
haalde Ellery Seymour diep adem en zijn
neusvleugels trilden.
Ik zag Susan Kent met 'n lijkwit ge
zicht, in de deuropening van de biblio
theek staan. Naast haar stond, zijn rech
terhand als een schroef om de hare ge
kneld, de jongeman die ik achter mijn
heer Stubblefield had gezien, toen ik
binnenkwam met de vrouw in 't zwart.
Het afschuwelijke was, dat Susan
Kent een automatisch pistool in haar
hand hield een glanzend blauw-vio-
let pistool, dat een grimmig contrast
vormde met haar spierwitte hand.
De jongeman nam haar het wapen
luchtigjes af. „Ze stond vlak achter de
deur mijnheer. Het was recht op uw
rug gericht. Ik maak liever niet veel
omhaal. Zo is de toedracht."
Susan Kent schokte omhoog. Haar
gezicht was nog steeds lijkwit. „Nee, dat
is niet waar! Ik was het niet van plan.
Ik had het op de grond gevonden. Ik
had het gewoon opgeraapt." Ze keek
radeloos in het rond. „Dorothy! Maak
toch dat ze rpe geloven! Jij gelooft me
toch ook. O, waar is Bill toch? Waar is
mijn man?"
Ze leunde snikkend tegen de deur
post. Ik liep onopvallend de kamer door
en ging op de sofa zitten. Mijn knieën
knikten een beetje. Het hele geval was
zo verbluffend onwaarschijnlijk. Ze kon
onmogelijk zo dwaas zijn geweest te
proberen zich op die manier uit de
moeilijkheden te redden.
Het drong niet tot me door hoe Mil
ton Minor naast me kwam te zitten. Ik
merkte alleen, dat hij er was. Hij boog
zich naar me toe en sprak fluisterend,
zijn lippen bijna niet bewegend. „Die
knaap heeft gelijk. Ik heb haar gezien.
Ik stond bij de bar aan de andere kant
van het portaal. Ze raapte dat ding wel
op, maar het lag midden in de kamer.
Waar is Bill heengegaan? We moesten
hem maar zo gauw mogelijk te pakken
zien te krijgen."
Het is niet gemakkelijk het breken
van de algemene spanning te beschrij
ven, te meer daar ik zelf nog zo onder
de indruk was. Milton Minor mocht
dan een spotter en een weerhaan zijn,
een leugenaar was hij niet. Hij zou niet
beweren, dat hij Susan Kent een pis
tool had zien oprapen en richten als
hij het niet had gezien. Wat voor mij
echter de doorslag gaf was het feit,
dat de ontsteltenis alle gevolgen van de
geledigde cocktails bij hem had weg ge
vaagd. Hij raakte geen glas meer aï|n en
zat bedaard toe te kijken. Toen ik over
eind wilde komen, trok hij me aan mijn
rok terug. „Laten we ons er buiten hou
den. Grace. Je kunt toch niets uitrich
ten". (Wordt vervolgd)
De veelgeprezen Dacine, de dichteres
van de Hoggar.
De naam van Charles de Foucauld
kon in dit boek niet achterwege blijven.
Een paar jaar geleden werd in de Dóme
des Invalides te Parijs een tentoonstel
ling gehouden, waarin men het levens
werk van deze Franse edelman-officier-
missionaris-kluizenaar aanschouwelijk
trachtte voor te stellen. Zijn boeiend
leven, zijn bekering en zijn afsterven in
een geur van heiligheid werden verfilmd
in „L'Appel du Silence". Voor de Witte
Paters is hij het lichtend voorbeeld. In
Frankrijk is hij vermaard om zijn held
haftigheid. Een volstrekt eenzame fi
guur; „een zeldzaam mens", noemt pater
Molenaar MSC hem in zijn levensbe
schrijving van Charles de Foucauld.
Maar vraagt men aan de oudere Toea
regs, die hem nog moeten hebben ge
kend, of zij zich de blanke maraboet nog
herinneren, die jaren als weldoener in
hun midden heeft gewoond, dan weten
ze niets te vertellen.
Wat Harry Vencken over zijn erva
ringen met de Toearegs, het volk der
blauwgesluierden, meedeelt, is wel bij
zonder interessant.
„Wat de kluizenaar voor de Toearegs
heeft betekend, is te veelomvattend en
de gesluierden zelf hebben er het
minste van begrepen. Al zweeft nu
zijn naam op de lippen van duizenden
Europeanen, toen ik in de Hoggar
rondzwierf, sprak niemand me over de
Maraboet, die onder hen of hun vaders
geleefd heeft en door hen gedood is.
En uit de mond van een familielid van
de befaamde Ouksem: Dangoshi Ouk-
sem, tekende ik als enig resultaat het j
woord op: „De Maraboet was goed. Hij
gaf ons dadels".
Men weet omtrent de herkomst van
dit Berbervolk nog weinig. In tegenstel
ling tot de andere Mohammedaane stam
men van de Sahara, gaan de mannen
hier gesluierd, de vrouwen niet De
Hoggar-Toearegs wónen op een hoog
vlakte in het meest onbewoonbare ge
bied van de Sahara in tenten met een
kudde schapen en geiten bij zich. Wer
ken doen ze pgactisch niet. Het vee
levert wat melk, boter en vlees, en daar
Kunnen ze het leven op houden zonder
zich verder in te spannen. Ze zitten heel
de dag roerloos in de brandende zon.
's Avonds musiceren ze en zingen oud»
liederen uit een ver verleden. De schone
en begaafde dichteres Dacine, die meer
dan twaalfhonderd verzen aan Charles
de Foucauld heeft gedicteerd, wordt nog
steeds gereciteerd en bezongen door de
avondlijke zangers. Eens moeten de Toe
aregs een roemruchtig en krachtig volk
zijn geweest, mogelijkerwijs zelfs van
Europese herkomst. Thans zijn ze ge
degenereerd. op weg naar de totale on
dergang. Volgens recente statistieken,
aldus Vencken, zijn er in de Hoggar nog
slechts drieduizend Toearegs. Naar dit
volk ging Charles de Foucauld's grote
liefde uit. Zijn hart rust in een monu
ment, dat nabij het grauwe woestijnfort
te Tamanrasset is opgericht.
Beide werken van Harry Vencken zijn
met talent, met oog voor de historische
feiten en op grond van persoonlijke
ervaring geschreven. Jammer genoeg
blijven enkele passages, waar de tekst
door stuntelige zinswendingen of stijl
fouten wordt gebroken, enigszins vaag.
Maar afgezien hiervan is dit missie
litteratuur, die recht heeft op een plaats
vooraan in de boekenkast.
NICO VERHOEVEN.
Uitg. De Koepel, Nijmegen.
Advertentie
Tijd om een abonnement te
nemen op het mooie, uitste
kend geredigeerde, actuele
gezinsweekblad
"S
Abonnementsprijs 25 el. per week
De Amerikaanse Stichting voor de
Kleding heeft bij stemming uitgemaakt,
dat George Marshall, de nieuwe Ameri
kaanse minister van Defensie, de best ge
klede Amerikaanse staatsman is, omdat
hij bij voorkeur „costumes in frisse tin
ten" draagt. De best geklede man bij
het onderwijs is generaal Dwight Eisen
hower, die tegenwoordig president van
de Columbia Universiteit is. Wij Neder
landers besteden niet zoveel aandacht
aan kleding van mannen, maar méér
aan die van verdragen, zoals b.v. van het
aan- en uitgeklede Linggadjatti.
Fernando Gonzales, een 20-jarige jon
geman in Mexico City, wilde een gaatje
in zijn buikriem erbij maken om hem
nauwer te kunnen aanhalen. Hij boorde
het gaatje, terwijl hij de riem aan had.
Hij moest naar het ziekenhuis worden
gebracht.
Een schapenfokker in Zuid-Australië
kwam tot de ontdekking, dat de konijnen
op zijn terrein hun holen met de wol van
zijn ;chapen hadden gevoerd. Ze hadden
voor een waarde van 4 Australische pon
den wol gebruikt.
Egon Sander demonstreerde in Saksen
in de Russische zone van Duitsland de
samba. Hij kreeg twee jaar gevangenis
straf, „omdat hij het leven van de Staat
in gevaar had gebracht."
Een werkman in Turijn vermoordde
zijn vrouw en vluchtte op z'n blote voe
ten en in nachthemd de straat op. Hij
keerde echter weldra naar huis, waar de
politie op hem zat te wachten. Hij zei.
dat hij bang was geweest kou te zullen
vatten. Toen was hij echter pas goed ver
kouden.
Duitse politie-agenten waren met een
auto op zoek naar een zekere Bruno
Thomas, die in een winkel had ingebro
ken. In Wunstorf stond een lifter langs
de weg, die zij bereidwillig in hun wa
gen meenamen. De lifter bleek Bruno
Thomas te zijn.
In Duitsland zullen voor de lawaaie
rige opleggers van meer dan 15 m. lengte
met dieselmotoren binnenkort een mi
crofoon aan het achtereinde en een luid
spreker in de cabine wettelijk verplicht
worden gesteld, opdat de chauffeur de
signalen zal kunnen horen van achterop-
konmende wagens, willen passeren.
De vierjarige Alton Lyon in Atlanta in
Amerika kreeg van zijn moeder de op
dracht „goed op vader te passen" tijdens
haar afwezigheid. De kleine baas redde
het leven van zijn vader door de afvoer-
stop uit de badkuip te trekken, toen zijn
vader in bad een hartaanval kreeg.
Het instituut voor algemene ontwik
keling van volwassenen te Culemborg,
organiseert, met toestemming van de
minister van Sociale Zaken, een cursus
voor emigranten. De cursus duurt drie
maanden en omvat praktische wenken
voor emigranten, kennis van het emigra.
tieland (voorlopig alleen Australië) en
Engels.
De Nederlandse gezant te Teheran, de
heer W. P. Montijn, zal 5 November a.s.
zijn post definitief verlaten en naar Ne
derland komen. De nieuwe gezant, de
heer A. J. Schrikker, vertrekt 20 No
vember naar zijn post