COR RUYS veertig jaar acteur tRic de noorman: lOelfcoiuftg m) Missieliteratuur groeit tot hoger peil I De grote misdaden van een kleine man I t P pen KORSTEN van 184(1 Artistiek leider van ongesubsidieerd gezelschap *y ChristusKoningschap en wij Begaafd toneelspeler RESA - HILVERSUM w> m Door brandende woestijn naar Charles de Foucauld's kluis WERK VAN HARRV VENCKEN UTERAIRE KRONIEK DAMPO-PASTILLES ZATERDAG 28 OCTOBER 1950 PAGINA 3 Heerengracht 408 Amsterdam Uit voorraad leverbaar GENERAL ELECTRIC OUEBRANDERS «Opmars zonder genade" film van de maand Passagierslijst Geslaagd dank zij 11 door LESLIE FORD Bij het eerste kuchen voorkomen erger De winter ia in aantocht ATHOLIEKE LLUSTRATIE De best geklede mannen Een gaatje te veel Ze zaten er warmpjes bij Zwakke staat of ge vaarlijke dans? Heet gebakerd en toch in koelen bloede Lifter Ter navolging Daddy-sitter Cursus voor emigranten Ned. gezantschap te Teheran Advertentie Telefoon 37132 -37133 CENTRALE VERWARMING OLIESTOOKINSTALLATIES Om Zijn Verlossing te voltooien, te bestendigen, en alle mensen de vruchten ervan te doen genieten, heeft Christus Zijn Kerk gesticht. Die Kerk nu bestaat uit priesters èn leken. Elke groep heeft zijn eigen opdracht, zijn eigen taak, die hiet door anderen kan worden overgenomen. Maar samen moeten beiden de wereld voor Christus heroveren uit de macht van de dui vel. Samen moeten zij, ieder op eigen manier en eigen terrein, de hele schep ping heiligen en terugvoeren tot God, van Wie zij zich sinds de zondeval in het paradijs totaal had afgekeerd. Dit werk kan echter geen resultaat op leveren zonder de bovennatuurlijke hulp van Gods genade en sacramenten. De uitdelers daarvan zijn de priesters, die tevens in Gods Kerk het leer- en be- stuursgezag uitoefenen. Maar verreweg het grootste deel van het werk op deze aarde is toevertrouwd aan de leken. Zij moeten het hele profane leven kerstenen, heiligen, terugvoeren naar een onverbroken binding met Zijn Oor sprong, God. De speciale, aparte en on vervangbare werkopdracht van de leken ligt dus in de heiliging van het profane leven van elke dag. Dit is geen idealistisch program, dat maar overgelaten moet worden aan een geestelijk keurcorps, maar de echte Werkelijkheid, waarin wij leven. Het H. Doopsel betekent een weder kerige verbintenis tussen God en de mens, en wij kunnen er zeker van zijn, dat God ons aan alle daaruit voortvloei ende plichten strikt zal houden. De echte zin van ons leven ligt hier in, dat alles buiten God geschapen is tot Zijn verheerlijking. Alles moet daarom in een zuiver „godsdienstige" verhouding tot Hem komen te staan. Eerst wanneer dit volledig is bereikt, beantwoordt de schepping aan haar eigenlijke doel. Het volmaakte voorbeeld van deze enig-juiste verhouding is het leven van de God-Mens Jesus Christus, de Gods dienaar bij uitstek, Die in Zijn eigen mensennatuur geheel het menselijk le vensgebied volkomen en zonder enige beperking in de dienst stelde van Zijn Hemelse Vader. Geen enkele levensuiting van de schepping kan zich aan deze algemene Wet onttrekken, zonder zich, in zelfver minking, buiten de enige, behoudende orde te plaatsen en haar eigen graf te graven. Het hele profane leven is mèt de mens door Christus in beginsel verlost en als het ware gewijd tot een mogelijk en noodzakelijk uitdrukkings middel van de katholieke godsdienst. Vanuit deze allesomvattende gedachte Schreef St. Paulus aan de Corinthiërs: „Of gij eet of drinkt, of wat gij ook doet. doet alles ter ere Gods". Geen menselijke waarde is veilig zon der deze bewust-beleefde relatie tot God. Met alle nadruk moeten wij daarom hierbij nog eens onderstrepen, dat er geen sprake is van een naar eigen wil lekeur te kiezen of te velrwaarlozen »Vrom e" gedragslijn, maar integendeel van een voor ieder geldende strikte plicht, voortvloeiend uit de onaantastbare rechten van God en de algemene heiligingstaak van de Kerk. Het feest van Christus-Koning, dat wij morgen vieren, is in feite niets anders dan de glorieuze samen vatting van de boven beschreven waar heid. Toen Z. H. Paus Pius XI in 1921 zijn Encycliek „Quas primas" de wereld inzond, stond hem geen ander doel voor ogen, dan in de meest absolute Z i n het geestelijk Koningschap van Christus over de hele wereld officieel te bevestigen en af te kondigen. Tegenover de toenemende ontkerste ning van de wereld belijden wij ons on wrikbaar geloof aan het onvervreemd bare recht van Christus op het volle gezag over afzonderlijke personen, gemeenschappen, volkeren en staten Al le uitingen van menselijke activiteit' on verschillig op welk levensterrein 'deze liggen mogen, zijn daarom gebonden aan Zijn Wet, omdat Hij de enige recht matige W e t g e ve r is, en eenmaal de enige Rechter zal zijn van leven den en doden. De zesde strophe van de hymne der eerste vespers op het feest van Chris tus-Koning vat dit universele recht van de Verlosser der wereld prachtig samen: »U moeten de heersers der volkeren openbaar hulde betuigen. Onderwijs en rechtspraak zij eredienst aan U. Wet ten en kunsten moeten Uw stempel dra- Ben". In 1947 hebben de gezamenlijke Ame rikaanse Bisschoppen een herderlijk schrijven uitgevaardigd over de ont kerstening van de samenleving en zij Zeggen daarin: „Dit is Gods wereld en als wij daarin de ons toebedeelde rol Willen spelen, dienen wij eerst neer te knielen en nederig Gods plaats in 2 ij n wereld te erkennen". God is souverein en daarom behoort in alle vormen van het profane leven: Wetenschap, kunst, handel, nijverheid, gezin, ontspanning of wat dan ook, ons gedrag afzonderlijk even goed als ge meenschappelijk vóór alles afgestemd te worden op Zijn onbeperkt op pergezag. Dit is het wijde arbeidsveld, dat door Cods bestel aan de leken ter heiliging ter „kerstening" is toegewezen. Onze eerste en voornaamste levensinhoud is dan ook apostelen en missionarissen te *i.in in het peisoonlijke milieu, waarin Cod ons geplaatst heeft. Hier ligt onze onvervangbare en niet gemakkelijke taak. Want „het Profane leven weerstreeft sinds Adams val iedere beïnvloeding door de gods dienst". Het benaderen van dit uiteraard vij andige terrein zal dan ook alleen kun nen en moeten geschieden vanuit een sacramenteel gesterkt leven. L Het bestuur van de Nederlandse filmclub heeft aan de door Lewis Milestone naar de Sclyknamige roman van Harry Brown ver vaardigde film „A walk in the sun" (Op mars zonder genade) het praedicaat film Van de maand verleend. Op de bureaux van ons blad ligt de Passagierslijst ter inzage van de troepen transportschepen „Castel Bianco" en ^Atlantis'", die vermoedelijk resp. 9 en 1 November te Amsterdam arriveren. 1Van "Ndly"'. die vermoedelijk *avember te Rotterdam aankomt. X~~V or Ruys is veertig jaar aan het toneel en gaat deswege jubileren. Om alle j journalisten, die met hem wilden praten, te woord te staan, heeft zijn zorg- zame broer 'Anton hem tra een zaaltje van Schiller neergezet. Aanvankelijk voelt de toekomstige jubilaris zich daar niet helemaal op zijn gemak. Het lijkt op premièrekoorts, die pas wijkt als de dialogen gemakkelijk gaan lopen. Dan komt het jubileumstuk ter sprake een ernstig getint ensemblestuk van de Engelse schrijver Wynyard Browne „The holy -and the ivy" en hot spelen van een blijspel in het algemeen. „Het creëren van een komiek is niet gemakkelijker dan het spelen van een ernstige rol," zegt Cor Ruys. Soms is het zelfs bepaald moeilijker. Je hebt van die stukken, waarvan de tekst op zich weinig houvast biedt. Je moet de schrijver een beetje helpen. Maar aan een goede tekst moet je zelfs geen komma verande ren. Do smaak van het publiek wordt soms op een eigenaardige manier door namen beïnvloed. Bij Shakespeare spitsen ze de oren. Als je pruiken met een piek op zet en gek doet, is dat echt Shakespeareaans en de manier, waarop je als Falstaf door do wasmand rolt is kortweg geniaal. Maar als je dezelfde capriolen m een modern pakje uithaalt, dan chargeer je. Gelukkig, zegt Cor Ruys, is het niet zo, dat de zaal al begint te lachen, als ik maar mijn neus om de hoek van het toneel steek Als het zover is, ben je verkocht. Als ik niet wil, dat er ge lachen wordt, wordt er ook niet ge lachen. Het is trouwens onmogelijk alle af fecten van tevoren te berekenen. Een blijspelrol komt bij Cor Ruys bijna al tijd pas volledig op de planken tot stand uit het contact met het publiek. Op de generale repetitie van „Wie het laatst lacht" wist hij nog niet, hoe hij precies de wijnproever zou spelen. Bij wijze van grap zakte hij een beetje door de knieën, toen hij tegen Van Ingers moest zeggen: Wat ben je eigenlijk groot, kerel. „Dat heb ik toen maar zo gehouden. Maar het valt niet mee steeds maar zo gebogen te staan." Voorliefde voor bepaalde rollen? Och, meer in het algemeen voor de humor met het menselijke gevoel. Het liefst gespeeld: pater Hyacinth, Mercadet, Topaze, Pollonius, Potaseh, de wijnproever in „Wie het laatst lacht". Cor Ruys Is al lang afgestapt van het systeem van de sterrollen. Hij speelt liever in een stuk, waarin het hele gezelschap goede kansen heeft en in zijn regie let hij nauwkeurig op het geheel. Vandaar ook zijn keuze van zijn jubileumstuk, een van de beste Engelse familiestukken van de laatste jaren. Jubilereneen merkwaardige be zigheid. Maar een ongesubsidieerd ge zelschap wordt niet rijk, een toneelspe ler evenmin. Jammer, want je zou er eigenlijk mee uit moeten scheiden, voor je te oud wordt. Maar ook het pensioen is te gering. De jubileumtoumée begint 1 Novem ber in Rotterdam; daarna komen aan de beurt: 3 November Dordrecht, Haarlem, 6 Delft, 9 Amsterdam, 10 Helmond, 12 Arnhem, 20 Den Haag, 21 Deventer, 22 Hilversum, 23 Breda, 25 Utrecht, 29 Den Bosch, 30 Tilburg. Men zal dus volop gelegenheid heb ben een onzer grootste toneelspelers te huldigen. Cor Ruys is een klasse op zichzelf. Men heeft hem wel eens ver weten en niet helemaal ten onrechte dat hij te dikwijls zijn heil zocht in de gunst van het publiek. Niet in die zin, dat hij zijn spel afstemde op wat het publiek naar zijn inzicht het liefst ziet of het meest in hem waardeert, maar in die zin, dat hij wel eens stuk en omgeving koos, die een te gemak kelijk succes voor zijn eminente per soonlijkheid garandeerden. Voor de jongste tijd geldt dit ver wijt zeker niet en zelfs ten tijde van zijn „concessies" bleef men in hem toch altijd dat bijna onfeilbare gevoel voor humor waarderen, dat zo weinig to neelspelers, waar ter wereld ook, be zitten. Als men Cor Ruys een humo- rist.sch speler wil noemen, moet men intussen toch oppassen hem niet te kort te doen. Zijn humor is namelijk van een zo hoog gehalte, dat hij wel licht het best waarneembaar zou zijn in een niet-humoristische rol. Hij is namelijk op zijn best, als hij de hoog ste humor pleegt, waarbij men niet weet of men huilen of lachen moet. omdat hij zelf schijnt te tobben over die vraag. Bij gelegenheid van Van Dalsum's jubileum is ook Cor Ruys verschenen en hij constateerde dat hij in heel veel jaren niet in de Stadsschouwburg was geweest. Nu ja, hij kwam er wel eens kijken, maar om hem te zien, moest men naar de kleinere muzentempels trekken. In weerwil van dat spel aan de rand van de grote theaters heeft het publiek hem altijd kunnen vinden, tot in de kleine zaal toe, waar hij liedjes van Brammetje zong voor een opge pakte menigte. Men kan wel zeggen, Advertentie (Bekende Schriftelijke Cursus) Vraagt ons prospectus: Eng., Frans, Spaans, Kerklatijn, Italiaans, Mulodipl. H.B.S. A en B. Ned. M.O. en Eng. M.O. A. COR RUYS (Foto Godfried de Groot) dat geen acteur in Nederland een zo trouwe aanhang heeft als Cor Ruys en dat kan alleen, wanneer men bewust of onbewust in hem die grote trek waar deert naar het menselijke, het bijna- melancholieke, dat zijn optreden tel kens weer, tot in de onbeduidendste rollen karakteriseert en dat zó subtiel- nerveus reageert in zijn mimiek en zijn soms weerloze gebaren, dat hij een monument van menselijkheid lijkt Zijn verzuchtingen over de ouderdom eerbiedigend willen we hem voorlopig nog maar tot de vitale jonge kerels rekenen, die ons toneel zo nodig heeft. Dat zal hem nog wel worden verzekerd op al die tonelen, waar hij in zijn hul digingsperiode verschijnen zal. .«U"L 25. Eric vroeg zich af, wat Onga zo terughoudend deed zijn als er over Gonor's broer gesproken werd. Maar hij was te wijs om er verder op in te gaan. Alles kon wachten. Voor het moment was het alleen belangrijk de nomadenstam te bereiken waar Gonor's vader stervend de terugkeer van zijn zoon wachtte Zij haalden alles uit de paarden wat er in zat. Reeds weken de laatste begroeide hellingen achter hen terug. Voor hen lagen de steppen, eindeloos wijd en groots. Ter wijl zij verder stormden ontdekten de scherpe ogen van de Noorman aan zijn linker zijde een smalle waterbedding, die driftig door de wijde vlakte slingerde. Gonor stuurde er recht op af en volgde de loop van het waterdat zich in de rulle bodem een diepe voor had uitgeslepen. Zonder te spreken of zijn vaart in te houden wees de jongen in de verte, waar enkele fijne rookslierten loodrecht opstegen in de ijle lucht. Eric begreep dat daar het nomadenkamp moest zijn. Hoe dichter zij naderden, hoe groter de onrust van de jongen scheen te worden. Steeds hoger voerde hij hun snelheid op. Zijn paard was met schuim bedekt, en ook Eric's ros, dat de Noorman toch uitgekozen had om zijn uithoudingsvermogen voor hij zijn burcht verliet, begon tekenen van vermoeidheid te geven. Toen zij eindelijk het dorp voor zich zagen liggen, bedacht de Noorman dat d€ tocht ook niet veel langer had moeten duren of hun dieren zouden het begeven hebben. Het dorp lag op de andere oever van de smalle stroom, die zich hier verwijdde. Het was een uitstekende plaats voor een kamp, met fris water en goede weideplaatsen Nieuwsgierig staarde Eric naar de uit gelooide huiden gemaakte tenten. Uit hun groot aantal, en uit de vele kookvuren die hun rook hemelwaarts stuwden, maakte hij op dat dit een groot volk moest zijn. Hij hoorde toe hoe Gonor enkele woorden wisselde met de wachtposten op de andere oever. Toen dreef de jongen zijn paard de helling af en waadde, gevolgd door de beide anderen, de stroom door. Eenmaal op de andere oever gunde hij zich echter nog geen rust, maar zette zijn rijdier meteen weer in galop. In wilde vaart stormden de drie ruiters het nomadendorp binnen. Tussen de tenten verschenen gestalten, vrouwen en kinderen en krijgslieden, die de jonge aanvoerder met vreugdekreten begroetten. Gonor moest zeer geliefd zijn, onder zijn volk, dacht Eric. Maar de jongen lette niet op hen. Onder zijn gebruinde huid was zijn gezicht bleek geworden en een hevige spanning nam bezit van hem, toen hij op ae grootste hut van het dorp toereed. De hut van zijn vader, het opperhoofd. Zou hij hem nog levend aantreffen Advertentie GRAND FANCY-PRESS BALL o „lm!" chocolade smaakt beter t Missie-actie en Missie-Zondag hebben ons terloops op missieliteratuur ge bracht. Op het boek over de missie. Er bestaat in Nederland een uitge breide missieliteratuur, wanneer men hier onder het begrip missielitera tuur alles wenst te verstaan wat er zoal over de missie gesohreven wordt, in kalendervorm en op kalenderpeil: een plaatje aan de voorkant, afscheuren, een praatje aan de achterkant en een mopje als bladvulling. De missie van dit soort uitgaven is propaganda voor de missie. Literatuur komt er niet aan te pas. da, Afrika: de roman „De Witte ka ravaan" en het reisverhaal „S a h a- ra, land van angst en dorst".*) Beide boeken ontlenen hun stof aan het leven der woestijnvolken, noma den en stedelingen, in de Sahara en aan het pionierswerk der Witte Pa ters, die er sinds 1872 de missie in handen hebben. Met als basis enige missieposten aan de Noordrand van de Sahara trachtten zij diep door te dringen in de woestijn. Tweemaal pro beerden op het einde van de vorige eeuw drie missionarissen de Soedan te bereiken, waar het negergebied be gint. Zij werden in de woestijn ver moord. Soms lukte het posten te stich ten, die echter na verloop van tijd weer opgegeven moesten worden Tot op heden weten de missionarissen zich hier „werkers van het eerste uur". De Sahara geldt als het zwaarste missie gebied ter wereld „De witte karavaan" is een historische roman, waarin Harry Vencken beschrijft, hoe in 1881 de drie Franse Witte Paters Richard, Pouplard en Morat tijdens hun tocht naar een nieuwe post diep in de woestijn door een zwervende bende Toearegs werden vermoord. Het is zo in een paar woorden een weinig opwin dend drama. Maar het wordt, door Harry Vencken gereconstrueerd uit de brie ven en documenten, die in hrt archief der paters te Algiers berusten en waar- Advertentie Over het scheurkalenderpeil zullen we het hier niet hebben. Belangrijker is, dat er in Nederland ook een missielite ratuur bestaat, die zowel de missie als de literatuur eer aan doet. Er zijn ro mans, reisverhalen en sociale reporta ges, waarin de missiegedachte spon taan tot uitdrukking komt, 'zonder dat er hinderlijk op de naïveteit en de goedgeefsheid van de lezer wordt ge speculeerd. Het missieboek is een apart literair genre, dat langzamerhand volwaardig begint te worden: het zoetelijke en het opzettelijke gaan er af. Het missieboek gaat deelnemen aan de ontwikkeling der moderne letterkunde. Precies op tijd nog, want wie zou in deze tijd, waarin de blanke mens uit het beschaafde Europa zeker even erg in nood verkeert als zijn zwarte broeder uit Centraal-Afri- ka, nog warm kunnen lopen voor een keuveltrant, waarmee men voor de oor log hele naaikransen in beweging bracht? Het gaat hier om de trant. „Missie-actie moet ontdaan worden van valse romantiek. Werkelijkheid is.veel boeiender," kon men vorige week in de krant lezen. Met de verbeelding van deze werke lijkheid houden verscheidene schrijven de missionarissen zich bezig. Zij schrij ven als kunstenaars uit roeping; uit dezelfde roeping, die hen missionaris deed worden. Deze roeping, die in de vorm van Li teratuur tot ons spreekt, overtuigt die per en langduriger en komt aldus de missiegedachte mèèr ten goede dan alle goedbedoelde maar tè opzettelijke propagandateksten. Hier volgt één voorbeeld van missie literatuur in de goede zin van het woord. Twee boeken van Harry Venc ken, Witte Pater, werkzaam in Ougan- in het plan voor de tocht nauwkeurig staat uitgestippeld, toch een zeer indruk wekkend verhaal dat ons iets van de sfeer doet voelen, waarin die eerste ken nismaking met het hart van de Sahara verliep. Bovendien is deze roman boeiend, omdat Harry Vencken er een uitvoerige beschrijving van het leven in een woestijnstad aan verbindt. De schrij ver kent de opgepropte, ommuurde ste den midden in de zandzee uit ervaring. Hoe weinig zal er sinds 1881 veranderd zijn. De bevolking is Mohammedaans ge bleven, de hemel is brandend blauw gebleven en de stad is nooit uit zijn muren gebarsten. Men tolereert er de blanke maraboets, omdat zij goed werk doen, maar verder accepteert men niets van hen. Zo was het ook pater Richard en zijn gezellen vergaan. Zij hadden in Rhadames kunnen blijven wonen, indien ze hadden gewild. Maar ze wilden verder, een nieuwe post stichten een duizend kilometer meer naar het Zuiden. Tijdens die tocht zijn zij het slachtoffer gewor den van een sluwe, lang van te voren beraamde overval. Het verloop van de voorbereidingen van de tocht en van de overval wordt door Harry Vencken met kennis van zaken weergegeven. V De vesting van Charles de Foucauld in Tamanrasset, waar hij in 1916 vermoord werd. n „Sahara, land van angst en dorst" geeft Harry Vencken zijn ervaringen weer van een lange tocht per vracht auto en per kameel langs de grote route van Algiers tot L'Extrême Sud, van woestijnstad naar woestijnstad, van oase naar oase, naar het beroemde fort te Tamanrasset, waar Charles de Fou cauld in 1916 door de Toearegs werd vermoord. We keken hem na, terwijl hij over het balcon verdween. „Aardige kerel", zei Milton Minor. „Flink, vind je niet? Als dat schatje dat jurkje voor 75 dollar heeft gekregen, dan heb ik nog heel wat te goed op de rekeningen, die ik allemaal heb betaald. Maar wat duivel kan het mij ook sche len". Hij schonk zich opnieuw een glas in. „Je weet, Grace, hoe al die stinken de draf die ik uit mijn pen pers, me tot hier zit. Elke keer denk je, dat die ba viaan het niet langer zal pruimen en telkens houd ik mijn hart vast en denk: Jongen, da's de klap op de vuurpijl, maar hij wordt steeds opgetogener. Hij eet het als koek. Maar vandaag of mor gen, Grace, wapen ik me met een stomp voorwerp." Hij stond op. ,.Ik zal eerst nog wat te drinken halen. Jij ook?" „Dank je", zei ik. „Wacht dan op me. tot ik terug ben. Ik heb nog meer op mijn hart." Ik keek Milton na, terwijl hij de salon inging en zich naar de bar aan de voor kant van het huis begaf. Hij zwaaide een beetje, hetgeen me niet verbaasde. De cocktailschudder was tot op de laatste druppel leeg. Ik keerde me om. Het was allemaal te dol. Die Susan kon haar man dan nog zo wereldvreemd vinden, of schoon hij mijns inziens stevig met alle bei zijn benen op de vaste grond stond eens zou ze hem niet langer kunnen be dotten. Niet zijn aard, maar zijn vertrou wen in haar verblindde hem op het ogenblik. Maar volslagen blind kon hii onmogelijk zijn. Het was haast niet te geloven, dat zij zo kortzichtig was. De lichten op de brug rijden zich aaneen tot een stralend lint en verspreid den een zachte, mistige schijn over de bomen in het park. De Kathedraal teken de zich donker en machtig af tegen de gloed, die ginds, achter Wisconsin Ave nue, tegen de hemel sloeg. Ik ben er niet zeker van of het een geluid was, dat ik hoorde, of een beweging, die ik zag, maar het drong plotseling tot me door, dat er zich iemand in de tuin beneden mij bevond. De gedaante bewoog zich be hoedzaam. Mijn ogen begonnen juist scherper de omtrekken van de gestalte te onderscheiden, toen iemand het por- tieklicht voor het tuinhuis van de Kents aandraaide. Het was mijn vriendin in het zwart. Ze was bezig de sjaal, die ze bij zich had gedragen als een tulband om haar hoofd te winden. Ze stopte vlug de beide uiteinden in en opende haar tas. Ik ving even het flitsen op van spiegelglas, terwijl ze een lippenstift langs haar mond trok. Ze deed haar tas dicht en verdween toen, geruisloos en verbijste rend snel, langs het zigzagpad. Mevrouw Lawrence Taylor, die zich nauwelijks de trap had kunnen ophijsen, omdat ze pas ziek geweest was, had zo viug en vlot de aftocht geblazen, als ik nog nooit eer der iemand heb zien doen. „Wel, heb ik ooit", zei ik. „Wat zei u?" Ik draaide me snel om. Ik dacht dat de begaafde schrijver was teruggekeerd, maar hij was het niet. Het was Ellery Seymour. Ik wees naar het terras. „Ik zag daar Binnen uit de salon klonk een angstige kreet, die eindigde in een gesmoorde snik. „Enoch". „O, grote hemel!" riep Seymour uit. Tot mijn eigen ontzetting barstte ik in een hysterisch gelach uit. Hem, na die onzinnige geschiedenis met de vrouw in het zwart op die toon te horen roepen: „O, grote hemel!" leek een flagrante te genspraak. Het gaf de indruk alsof hij gezegd had: „Wat zullen we nu beleven? Is iedereen nu gek geworden?" En hij stond daar, star en schijnbaar verblind, verward en verbijsterd. Toen stormde hij naar de deur toe. Ik volgde hem. Ik weet zeker dat we allebei verwacht ten, dat mijnheer Stubblefield morsdood op de salonvloer uitgestrekt te vinden. Het tegendeel was waar; hij stond springlevend op zijn beide voeten. Toen haalde Ellery Seymour diep adem en zijn neusvleugels trilden. Ik zag Susan Kent met 'n lijkwit ge zicht, in de deuropening van de biblio theek staan. Naast haar stond, zijn rech terhand als een schroef om de hare ge kneld, de jongeman die ik achter mijn heer Stubblefield had gezien, toen ik binnenkwam met de vrouw in 't zwart. Het afschuwelijke was, dat Susan Kent een automatisch pistool in haar hand hield een glanzend blauw-vio- let pistool, dat een grimmig contrast vormde met haar spierwitte hand. De jongeman nam haar het wapen luchtigjes af. „Ze stond vlak achter de deur mijnheer. Het was recht op uw rug gericht. Ik maak liever niet veel omhaal. Zo is de toedracht." Susan Kent schokte omhoog. Haar gezicht was nog steeds lijkwit. „Nee, dat is niet waar! Ik was het niet van plan. Ik had het op de grond gevonden. Ik had het gewoon opgeraapt." Ze keek radeloos in het rond. „Dorothy! Maak toch dat ze rpe geloven! Jij gelooft me toch ook. O, waar is Bill toch? Waar is mijn man?" Ze leunde snikkend tegen de deur post. Ik liep onopvallend de kamer door en ging op de sofa zitten. Mijn knieën knikten een beetje. Het hele geval was zo verbluffend onwaarschijnlijk. Ze kon onmogelijk zo dwaas zijn geweest te proberen zich op die manier uit de moeilijkheden te redden. Het drong niet tot me door hoe Mil ton Minor naast me kwam te zitten. Ik merkte alleen, dat hij er was. Hij boog zich naar me toe en sprak fluisterend, zijn lippen bijna niet bewegend. „Die knaap heeft gelijk. Ik heb haar gezien. Ik stond bij de bar aan de andere kant van het portaal. Ze raapte dat ding wel op, maar het lag midden in de kamer. Waar is Bill heengegaan? We moesten hem maar zo gauw mogelijk te pakken zien te krijgen." Het is niet gemakkelijk het breken van de algemene spanning te beschrij ven, te meer daar ik zelf nog zo onder de indruk was. Milton Minor mocht dan een spotter en een weerhaan zijn, een leugenaar was hij niet. Hij zou niet beweren, dat hij Susan Kent een pis tool had zien oprapen en richten als hij het niet had gezien. Wat voor mij echter de doorslag gaf was het feit, dat de ontsteltenis alle gevolgen van de geledigde cocktails bij hem had weg ge vaagd. Hij raakte geen glas meer aï|n en zat bedaard toe te kijken. Toen ik over eind wilde komen, trok hij me aan mijn rok terug. „Laten we ons er buiten hou den. Grace. Je kunt toch niets uitrich ten". (Wordt vervolgd) De veelgeprezen Dacine, de dichteres van de Hoggar. De naam van Charles de Foucauld kon in dit boek niet achterwege blijven. Een paar jaar geleden werd in de Dóme des Invalides te Parijs een tentoonstel ling gehouden, waarin men het levens werk van deze Franse edelman-officier- missionaris-kluizenaar aanschouwelijk trachtte voor te stellen. Zijn boeiend leven, zijn bekering en zijn afsterven in een geur van heiligheid werden verfilmd in „L'Appel du Silence". Voor de Witte Paters is hij het lichtend voorbeeld. In Frankrijk is hij vermaard om zijn held haftigheid. Een volstrekt eenzame fi guur; „een zeldzaam mens", noemt pater Molenaar MSC hem in zijn levensbe schrijving van Charles de Foucauld. Maar vraagt men aan de oudere Toea regs, die hem nog moeten hebben ge kend, of zij zich de blanke maraboet nog herinneren, die jaren als weldoener in hun midden heeft gewoond, dan weten ze niets te vertellen. Wat Harry Vencken over zijn erva ringen met de Toearegs, het volk der blauwgesluierden, meedeelt, is wel bij zonder interessant. „Wat de kluizenaar voor de Toearegs heeft betekend, is te veelomvattend en de gesluierden zelf hebben er het minste van begrepen. Al zweeft nu zijn naam op de lippen van duizenden Europeanen, toen ik in de Hoggar rondzwierf, sprak niemand me over de Maraboet, die onder hen of hun vaders geleefd heeft en door hen gedood is. En uit de mond van een familielid van de befaamde Ouksem: Dangoshi Ouk- sem, tekende ik als enig resultaat het j woord op: „De Maraboet was goed. Hij gaf ons dadels". Men weet omtrent de herkomst van dit Berbervolk nog weinig. In tegenstel ling tot de andere Mohammedaane stam men van de Sahara, gaan de mannen hier gesluierd, de vrouwen niet De Hoggar-Toearegs wónen op een hoog vlakte in het meest onbewoonbare ge bied van de Sahara in tenten met een kudde schapen en geiten bij zich. Wer ken doen ze pgactisch niet. Het vee levert wat melk, boter en vlees, en daar Kunnen ze het leven op houden zonder zich verder in te spannen. Ze zitten heel de dag roerloos in de brandende zon. 's Avonds musiceren ze en zingen oud» liederen uit een ver verleden. De schone en begaafde dichteres Dacine, die meer dan twaalfhonderd verzen aan Charles de Foucauld heeft gedicteerd, wordt nog steeds gereciteerd en bezongen door de avondlijke zangers. Eens moeten de Toe aregs een roemruchtig en krachtig volk zijn geweest, mogelijkerwijs zelfs van Europese herkomst. Thans zijn ze ge degenereerd. op weg naar de totale on dergang. Volgens recente statistieken, aldus Vencken, zijn er in de Hoggar nog slechts drieduizend Toearegs. Naar dit volk ging Charles de Foucauld's grote liefde uit. Zijn hart rust in een monu ment, dat nabij het grauwe woestijnfort te Tamanrasset is opgericht. Beide werken van Harry Vencken zijn met talent, met oog voor de historische feiten en op grond van persoonlijke ervaring geschreven. Jammer genoeg blijven enkele passages, waar de tekst door stuntelige zinswendingen of stijl fouten wordt gebroken, enigszins vaag. Maar afgezien hiervan is dit missie litteratuur, die recht heeft op een plaats vooraan in de boekenkast. NICO VERHOEVEN. Uitg. De Koepel, Nijmegen. Advertentie Tijd om een abonnement te nemen op het mooie, uitste kend geredigeerde, actuele gezinsweekblad "S Abonnementsprijs 25 el. per week De Amerikaanse Stichting voor de Kleding heeft bij stemming uitgemaakt, dat George Marshall, de nieuwe Ameri kaanse minister van Defensie, de best ge klede Amerikaanse staatsman is, omdat hij bij voorkeur „costumes in frisse tin ten" draagt. De best geklede man bij het onderwijs is generaal Dwight Eisen hower, die tegenwoordig president van de Columbia Universiteit is. Wij Neder landers besteden niet zoveel aandacht aan kleding van mannen, maar méér aan die van verdragen, zoals b.v. van het aan- en uitgeklede Linggadjatti. Fernando Gonzales, een 20-jarige jon geman in Mexico City, wilde een gaatje in zijn buikriem erbij maken om hem nauwer te kunnen aanhalen. Hij boorde het gaatje, terwijl hij de riem aan had. Hij moest naar het ziekenhuis worden gebracht. Een schapenfokker in Zuid-Australië kwam tot de ontdekking, dat de konijnen op zijn terrein hun holen met de wol van zijn ;chapen hadden gevoerd. Ze hadden voor een waarde van 4 Australische pon den wol gebruikt. Egon Sander demonstreerde in Saksen in de Russische zone van Duitsland de samba. Hij kreeg twee jaar gevangenis straf, „omdat hij het leven van de Staat in gevaar had gebracht." Een werkman in Turijn vermoordde zijn vrouw en vluchtte op z'n blote voe ten en in nachthemd de straat op. Hij keerde echter weldra naar huis, waar de politie op hem zat te wachten. Hij zei. dat hij bang was geweest kou te zullen vatten. Toen was hij echter pas goed ver kouden. Duitse politie-agenten waren met een auto op zoek naar een zekere Bruno Thomas, die in een winkel had ingebro ken. In Wunstorf stond een lifter langs de weg, die zij bereidwillig in hun wa gen meenamen. De lifter bleek Bruno Thomas te zijn. In Duitsland zullen voor de lawaaie rige opleggers van meer dan 15 m. lengte met dieselmotoren binnenkort een mi crofoon aan het achtereinde en een luid spreker in de cabine wettelijk verplicht worden gesteld, opdat de chauffeur de signalen zal kunnen horen van achterop- konmende wagens, willen passeren. De vierjarige Alton Lyon in Atlanta in Amerika kreeg van zijn moeder de op dracht „goed op vader te passen" tijdens haar afwezigheid. De kleine baas redde het leven van zijn vader door de afvoer- stop uit de badkuip te trekken, toen zijn vader in bad een hartaanval kreeg. Het instituut voor algemene ontwik keling van volwassenen te Culemborg, organiseert, met toestemming van de minister van Sociale Zaken, een cursus voor emigranten. De cursus duurt drie maanden en omvat praktische wenken voor emigranten, kennis van het emigra. tieland (voorlopig alleen Australië) en Engels. De Nederlandse gezant te Teheran, de heer W. P. Montijn, zal 5 November a.s. zijn post definitief verlaten en naar Ne derland komen. De nieuwe gezant, de heer A. J. Schrikker, vertrekt 20 No vember naar zijn post

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3