GROTER LlIISTER OMSTRAALT DE MOEDER GODS
Voorgeschiedenis vanhet
nieuwe dogma
Nauw verbonden met
vorig dogma
DE PLECHTIGHEDEN TE ROME
Mensen op reis
.1
Radio zal gehele wereld getuige doen zijn
DINSDAG 31 OCTOBER
Op hel feest van Allerheiligen zal Zijne Heiligheid de
Paus hel leerstuk van O. L. Vrouw ien-hemel-opne-
rning plechtig tot dogma van de Kerk verklaren. Door deze
onfeilbare uitspraak zal tot geloofspunt worden verheven
de leerstelling, dat Maria mei lichaam en ziel glorievol ten
hemel werd opgenomen, zonder dat haar lichaam aan het
verderf van hei graf werd overgeleverd.
Er is echter meer in het dogma, dat een behandeling van
hei onderwerp op haar plaats doei zijn. Immers hel ie ver
klaren dogma is geen op zichzelf staand leerstuk. Hel is
een dogma in een dogma, een leerstuk, dat voortvloeit uit
een ander en waaraan hei de bewijsgronden ontleent.
Deze glorievolle ten-hemèl-opneming is op zichzelf nief
zo'n uitzonderlijk feit, dat het alleen als een bijzonder
voorrecht van Maria beschouwd kan worden. Iets derge
lijks overkwam Elias, die in een stormwind ten hemel voer.
Onder de Apostelen heerste hel vermoeden, dat Si. Jan niet
zou sterven, een mogelijkheid, die door Christus niet als
ongerijmd verworpen werd, en de H. Paulus vertelt ons,
dat zij, die op de laatste dag nog in leven zullen zijn, teza
men met hen (de verrezenen) op de wolken zullen worden
weggevoerd, Christus tegemoet.
Een soort lichamelijke onsterfelijkheid was dus ook hun
gegeven en de len-hemel-opneming der overgeblevenen
op de laatste dag is in wezen gelijk aan de daad van de
goddelijke Almacht, die de vereniging van het lichaam en>
de ziel van Maria weer deed plaats vinden, of bleef hand
haven, om beide in. triomftocht voor hei goddelijk aan
schijn van de Vader ie voeren.
Wat hun echter beschoren is, moet als een voorrecht be
schouwd worden,- wat Maria op de dag van haar ten-hemel
opneming ie beurt viel, is haar goed en uitsluitend recht.
Wonderlijke mysterie
De „Dormitio"
De middeleeuwse
Kerkleraren
Kentering
PAGINA 5
LANGSPEELPLATEN
Voor normale giamofoon
Missie-actlie heeft gunstig
verloop
Geneeskundige verzorging
burgerlijk rijkspersoneel
Deze lichamelijke onsterfelijkheid
kwam haar toe, omdat nooit haar
lichaam en ziel door een persoonlijke
zonde besmet werden en omdat haar li
chaam en ziel ook nooit de smet hebben
opgelopen, die de zonde is van de gehele
mensheid. Daarom moest haar lichaam
ook gevrijwaard blijven van het verderf
van het graf, omdat in tegenstelling met
alle andere mensen haar lichaam, in de
woorden van de Apostel, nooit „het li
chaam der zonde" is geweest cn daarom
nooit een „lichaam van de dood" kon
worden.
Het dogma van Maria ten-Hemel
opneming is daarom ten nauwste ver
bonden met dit andere dogma, dat nu
bijna een eeuw geleden door Pius IX
geproclameerd werd, het dogma name
lijk van de Onbevlekte Ontvangenis,
waarvan de kleine Bernadette Soubi-
rous zulk een wonderlijke getuigenis
heeft afgelegd.
Ook de historische wederwaardigheden
van beide leerstellingen tonen een grote
mate van overeenkomst aan. Het feest
van Maria's Hemelvaart, evenals 't feest
van de Onbevlekte Ontvangenis, zij het
dan onder een andere naam, werd van
de zevende eeuw af in Oost en West
met grote luister gevierd, waarin het
Oosten, zoals gewoonlijk, sinds enkele
eeuwen de leiding had genomen.
Toch gingen de Pausen van Rome niet
tot een dogmaverklaring over, omdat de
theologen voor deze geloofspunten de
juiste formule niet konden vinden. Op
theologische gronden werd de Onbevlek
te Ontvangenis van Maria in twijfel ge
trokken.
Ook Maria was een kind van Adam
en als kind van Adam viel zij onder de
banvloek, die de gehele mensheid trof.
En om aan de algemeenheid van Chris
tus' verlossingswerk niet te kort te doen,
meenden vele kerkleraren, onder wie
ook de H. Bernardus, de grote Thomas
en de Seraphische Bonaventura, de H.
Maagd niet het voorrecht van de Onbe
vlekte Ontvangenis te mogen toekennen.
Ook de ten-Hemel-opneming van Ma
ria hield daarmee verband. Had Paulus
immers niet gezegd, dat „de dood over
alle mensen gekomen is, omdat allen ge
zondigd hebben"? Men moest dus wel
aannemen, dat ook Maria gestorven was.
In het Oosten heeft men nooit het vei-
Scheiden van Maria kunnen indenken
zonder daaraan de begrippen van dood
en wederopstanding te koppelen. Als
kmd van Adam viel zij onder de alge
mene wet, die iedere mens tot een sterfe
lijk wezen maakt, als Moeder van God
echter, meende men, dat haar heilig li
chaam niet tot ontbinding zou overgaan.
De dood kan eervol zijn, bntbinding
echter is steeds een schennis en als zo
danig in strijd met haar waardigheid als
Bruid van de Heilige Geest en Moeder
van Gods Zoon. Dit alles werd vastge
legd in het woord „Dormitia", dat een
slapengaan betekent, zonder de ver
schrikkingen van een gewelddadige
dood, die de ziel uit het lichaam rukt om
het voze omhulsel uit te leveren als een
Prooi voor wormen en maaien; een rustig
insluimeren dus, tot de komst van de Ge
liefde, Die Zijn Bruid moest wekken ter
eeuwige opstanding.
Als Maria gestorven is, waar is dan
haar graf?
Wat wij over Maria's dood weten, da
teert uit de vijfde eeuw. Het eigenaardige
is, dat St. Jan, die toch steeds in gezel
schap van Maria geleefd moet hebben
ons niets over haar verscheiden heeft
medegedeeld.
Zij is gegaan, zonder een spoor achter
te laten. Dit bevreemdt ons en men
denkt hier onwillekeurig aan opzet. Men
kan zich voorstellen, dat in een nog hei
dense wereld, een te grote verering
rondom Maria de mensen van die tijd zou
hebben afgetrokken van de leer, die
Christus kwam prediken.
Daarom misschien heeft St. Jan gezwe-
ëen en kunnen wij nu slechts gissen naai
de wijze, waarop Maria ten Hemel werd
opgenomen
Het mysterie rondom Maria heeft de
mensen uit die tijd ten zeerste geïntri
geerd, en het duurde niet lang, voordat
een aantal veronderstellingen de ronde
deed. Men beweerde, dat Maria een na
tuurlijke dood gestorven was. Men wist
zelfs haar graf aan te wijzen in de vallei
v'an Gethsemane en voor een lange tijd
Werd haar afsterven liturgisch gevierd
onder de titel „Gedachtenis van Maria".
Anderen wisten te vertellen, dat zij ds
Palm van martelares verwierf. Weer an
deren geloofden in de onsterfelijkheid
v.an haar lichaam, dat tegelijk met haar
ziel ten Hemel werd opgenomen. De H
Epiphanius trekt beide veronderstellin
gen in twijfel.
„Ik verklaar niet, dat zij onsterfelijk
bleef. Ook wil ik niet beweren, dat zij
Bestorven isEigenlijk weet niemand
^'at haar einde geweest is."
Deze uitspraak van de H. Epiphanius
echter niet bij machte om aan ai
deze geruchten het stilzwijgen op te leg-
Ben. Zij gingen van mond tot mond, tot-
dat op het einde van de Ve eeuw deze
mondelinge overleveringen werden vast-
?emgd in een groot aantal apocriefen, die
et heengaan, de „transitus Mariae", op
„oen of andere wijze beschrijven.
H. Joannes Damascenus maa"
,ding van in een van zijn preken.
«Wij hebben het uit een oude overle
vering, dat, ten tijde van het glorierijke
verscheiden van de H. Maagd, al de apos
telen, die het aardrijk voor de bekering
der heidenen doortrokken, in een oog
wenk in de lucht opgeheven, te Jerusa
lem bij elkaar kwamen. Toen zij daar
waren, hadden zij een verschijning van
engelen, en psalmzang van hemelse
machten werd gehoord, en zo met godde
lijke glorie gaf Zij haar ziel in Gods
handen over. Haar lichaam evenwel, dat
eens op onzichtbare wijze God ontving,
opgenomen met hymnen van engelen en
apostelen, werd bijgezet in een graf te
Gethsemane, op welke plaats het enge
lengezang drie dagen bleef voortduren.
Toen echter na drie dagen het enge
lengezang verstomde, openden de apos
telen het graf (daar alleen Thomas, die
afwezig was, na de derde dag aankwam
en het lichaam, dat eens Gods had ont
vangen, wilde vereren); fnaar zij kon
den haar lichaam in het geheel niet
meer vinden. Toen zij echter alleen dat
gene vonden, waarin zij was bijgezet en
toen zij vervuld waren van de onuit
sprekelijke geur, die er uit opsteeg, heb
ben zij het graf gesloten.
Verbijsterd door dat wonderlijke
mysterie, hadden zij slechts één ge
dachte: Wie het behaagd had uit de
Maagd Maria vlees te nemen, mens te
worden en geboren te worden en die
na de baring haar maagdelijkheid onge
rept had bewaard, Hem had het ook
behaagd, nadat zij was ingeslapen, haar
onbevlekt lichaam, onbedorven be
waard, te eren door het over te bren
gen voor de gewone en algemene ver
rijzenis".
Hoe stichtend de lezing van deze ge
schriften ook moge zijn. als historische
documenten hebben zij niet de minste
waarde.
Het is echter merkwaardig, dat het
juist deze geschriften zijn, die de grote
stoot gegeven hebben, die het Oosten er
toe bewogen heeft om hel feest van Ma
ria's Gedachtenis te veranderen in dat
van de „Dormitio". Dit feest immers
gaat uit van de gedachte, dat Maria een
natuurlijke dood gestorven is. Het feest
laat tevens vooral het accent vallen op
het glorieuze feit, dat het lichaam van
Maria, hoewel een natuurlijke dood ge
storven, niet aan de ontbinding is over
geleverd, terwijl het breekt met de me
ning van verschillende apocriefe schrij
vers, die de opstanding van Maria's li
chaam willen uitstellen tot op de laat
ste dag.
Zo kwam het feest, gedurende het
pontificaat van Sergius I (678701),
naar het Westen.
De latijnse theologen, meer critisch
waarschijnlijk dan hun Oosterse colle
ga's, verzuimden niet de vinger te leg
gen op de zwakke plek in de liturgische
feestviering van het Oosterse „Dormi
tio". En terecht.
De dood, die wij allen moeten onder
gaan, als een gevolg en bestraffing van
de erfzonde, is niet alleen een scheiding
van lichaam en ziel, hij houdt ook in, dat
dit afgescheiden lichaam de natuurlijke
weg van de ontbinding moet ingaan, ten
zij God, door een daadwerkelijk ingrij
pen van Zijn Almacht, de noodwendig
heid van een natuurlijk proces, in een
bijzonder geval, zou willen verijdelen.
Dat dit in het geval van Maria ge
beurd zou zijn, is met geen bewijsgron
den te staven, en kan hoogstens als een
godvruchtige mening worden aangeno
men Zij die beweren, dat na haar dood
het 'lichaam van Maria op een glorie
volle wijze weer met haar ziel verenigd
werd en thans in de hemel is, omkleed
met de aureool van onsterfelijkheid, be
weren zulks op eigen gezag en hun oor
deel moet als vermetel bestempeld wor
den. Aldus redeneerde de pseudo-Hiero-
nymus en deze aanval op de overleve-
MARIA .TENHEMELOPNEMING
ring uit het Oosten liet niet na zijn stem
pel te drukken op de liturgische feest
viering van de „Dormitio" in het Wes
ten.
Tot op de helft van de XlIIe eeuw
vormden de „brieven aan Paula en aan
Eustochium", geschriften uit hetzelfde
brein, dat aan de pseudo-Hieronymus
het licht -gaf, de inhoud van de acht
eerste lessen uit het officie van de „Dor
mitio". In deze brieven vindt men onder
andere de volgende tekst:
„Het heilig lichaam van de H. Maagd
is op deze aarde niet te vinden. Liever
dan de plaats aan te wijzen, door zich
te beroepen op een of ander apocrief,
heeft de godvruchtige omzichtigheid
van de Kerk beter geacht haar onkunde
te erkennen aangaande de plaats waar
deze eerbiedwaardige tempel van de H.
Geest, weggeborgen door een daad van
de Voorzienigheid, zich bevindt."
Zo ver was het dus gekomen, dat
zelfs in de hoogste regionen van het
kerkelijk gezag de opstanding van Ma
ria in twijfel werd getrokken.
De reactie deed echter niet op zich
wachten. Tezelfder tijd als de pseudo-
Hieronymus verscheen er ook een
pseudo-Augustinus. Evenals voor de
apocriefen, die verondersteld wor
den door een apostel of leerling
van de apostelen te zijn geschreven,
was het mode in die tijd om geschrif
ten aan de een of andere grote Kerk
vader toe te schrijven. Deze pseudo-
Augustinus verwerpt het agnotische
standpunt van de pseudo-Hieronymus.
Ook hij neemt aan dat Maria gestorven
is. Hij weigert echter te geloven, dat
het maagdelijk lichaam van Maria het
lot gedeeld heeft van alle vlees. Maria
is niet alleen gevrijwaard van de ontbin
ding van het graf. haar lichaam is tevens
glorievol verrezen. God was dit aan
Maria verplicht, omdat zij de Moeder
was van Zijn een-geboren Zoon, omdat
Hij haar boven alle andere schepselen
geplaatst had door een veelvoud van
voorrechten, omdat ook voor Jezus het
vierde gebod telde, dat van de zoon ver
schuldigde eerbied vraagt voor zijn
moeder.
Deze verhandeling liet niet na diepe
indruk te maken. Zij was geen slaafse
aanvaarding van een Oosterse overleve
ring. Zij was een eerste poging om op
dogmatische gronden de lichamelijke on
sterfelijkheid voor Maria op te eisen.
Het gewicht echter van een H. Thomas
van Aquine, van een H. Bonaventura,
van een H. Albertus de Grote zou de
balans van deze twee geschriften in het
voordeel van de pseudo-Augustinus doen
overslaan.
Van de dertiende eeuw af begint men
meer en meer het standpunt in te ne
men, dat het leerstuk over de lichame
lijke ten-Hemel-opneming inderdaad een
vaststaand leerstuk is.
Verwonderlijk is echter, dat deze grote
Middeleeuwse Kerkleraren zich zo spon
taan en zo zelfbewust voor de pseudo-
Augustinus hebben uitgesproken. Immers
de H. Thomas van Aquine verwierp het
leerstuk over de Onbevlekte Ontvan
genis en daardoor verzwakte hij zijn
positie als verdediger van Maria's licha
melijke ten-Hemel-opneming.
Als besmet door de erfzonde, moest,
volgens de normale gang van zaken,
Maria de dood sterven. De dood echter
is niet alleen een scheiding, maar ook
ontbinding. Beide elementen zijn niet
van elkaar te scheiden, tenzij God in dit
bijzondere geval een uitzondering heeft
gemaakt, een uitzondering dan, die niet
als een recht, doch als 'n voorrecht moet
beschouwd worden en volgens recht was
Maria, als besmet met de erfzonde, „des
doods schuldig".
Een voorrecht nu kan niet op dogma
tische gronden bewezen worden, tenzij
men van buitenaf, door oyerlevermg,
door een bijzondere openbaring, te we
ten gekomen is, dat zulk een voorrecht
cok inderdaad geschonken werd.
Noch de overlevering echter, noch de
openbaring geeft ons een vast steun
punt, waarop een dogmatische uitspraak
zou kunnen worden opgebouwd.
Met het dogma van de Onbevlekte
Ontvangenis ligt de zaak wel even an
ders dan met het dogma van de ten-
Hemel-opneming. Over de leer Van de
algehele zuiverheid van Maria, indirect
ook ten opzichte van de erfzonde dus. is
in de overlevering nooit de minste wan
klank gehoord totdat een verkeerd be
grip over de zaligbeidsleer vele theo
logen met tegenzin er toe bracht
Maria de vrijwaring van de erfzonde te
ontzeggen. Deze korte breuk in de ever-
levering was dus te wijten aan een ver
keerd inzicht der theologen. Zulk een
constant geloof in het dogma van de ten-
Hemelopneming vindt men niet. Integen-
deel. Het waas van mysterie, dat het
einde van Maria's leven op deze aarde
voor alle tijden aan onze ogen onltroK-
ken heeft ,is voor generaties een vrucht
baar'terrein geweest voor allerlei vrome
bespiegelingen, maar de min of meer
officiële interpretatie van de Oosterse
Kerk, althans in de eerste vijf eeuwen
van de christelijke era, toont genoeg-
In het October-Novembernummer
van het maandschrift „Stemmen uit
Lourdes", officieel orgaan van de So
ciëteit voor Afrikaanse Missiën van de
Vereniging tot samenstelling van Ne
derlandse Bedevaarten en van de
Limburgse Bedevaart, troffen wij een
buitengewoon verhelderend en in-
zichtverrijkend artikel aan over de
dogmaverklaring van Maria's Tenhe
melopneming, van de hand van pater
J. v. d. Kooy S.M.A. Wij menen onze
lezers een welkome dienst te bewijzen
door hier het bedoelde artikel nage
noeg in zijn geheel over te nemen,
terwijl wij in het bijzonder belangstel
ling vragen voor dit tijdschrift, dat
dikwijls bijzonder lezenswaardige bij
dragen bevat.
zaam aan dat de Kerk uit die tijden ge
loofde, dat Maria een natuurlijke dood
gestorven was, getuige het feest van
„Maria's Gedachtenis", dat geen andere
betekenis heeft dan de viering van de
„dies natalis", de geboortedag, eigen aan
iedere heilige en waarmede de Kerk
alleen wil aantonen, dat de ziel van de
overleden heilige op die dag „herboren"
werd ten Eeuwigen Leven.
(El Greco)
Slechts toen de apocriefen versche
nen kwam er een kentering. Het was
alsof het bijna feilloze katholieke
instinct, dat op het punt van de or'ho-
doxie de ware van de valse leer zo
zuiver weet te scheiden, nu eindelijk
het verstoorde evenwicht weer ging
herstellen. Het was het hart dat sprak
meer dan de rede en zonder daarvoor
solide bewijsgronden naar voren te
kunnen brengen, wist men ,dat geen
schennis Maria kon worden aangedaan,
zonder dat ook de eer van God en van
Haar Zoon er door geschonden werd'
Het feest van de „Dormito" bleef
gehandhaafd, maar de leer rondom het
feest bleef een twijfelachtig bezit, tot
dat de spitsvondige Dun Scotus, de
„enfant terrible" van de Scholastiek,
het verlossende woord sprak en be
toogde, dat men de Onbevlekte Ont
vangenis van Maria kon aannemen,
zonder daardoor aan de Algemene Za-
ligheidsleer te kort te doen.
Toen eenmaal dit punt vast stond,
ging ook over de leer van de ten-
Hemelopneming een ander licht schij
nen. Dit ene radertje ontbrak nog en
gebogen over de vele onderscheiden
delen zagen de theologen hoe het ene
radertje pakte in het ander; de spi-
raalveer voegde zich gemakkelijk raar
het kroonrad en het ingewikkelde me
chanisme begon te tikken met de
nauwkeurigheid van een goed geolied
uurwerk.
Gevrijwaard van de erfzonde, viel
Maria immers niet meer onder de ban
vloek, die met de wegneming van de
staat van genade de gevallen mens ook
de andere voorrechten ontnam, waardoor
hij o.a. aan dood en verderf on
derhevig werd.
Geboren in de oorspronkelijke staat
van heiligheid, kon Maria een recht doen
gelden op een lichamelijke onsterfelijk
heid en moest God, wilde Hij Zijn god
delijke attributen niet schenden, Maria
met lichaam en ziel glorievol ten Hemel
opnemen.
Maria behoefde dus niet eens te ster
ven en met een schok ervoeren de theo
logen, op welk een wankele bewijsvoe
ring de dood van Maria gegrondvest
stond.
Men begon zich af te vragen of Maria
wel inderdaad gestorven was en het
duurde niet lang of er gingen stemmen
op, die zelfs een scheiding van lichaam
en ziel, hoe kort, ook, niet meer als
orthodox wilden aanvaarden. In beide
kampen was men het er echter over
eens, dat, gestorv enof niet, Maria nier
lichaam en ziel ten Hemel was opgeno
men, zodat men er toe kwam de twee
leerstukken, dood van Maria en haar
lichamelijke ten-Hemelopneming, onver
deelbaar verenigd in het feest van de
dormitio", van elkander te scheiden,
het ene als nog betwistbaar, het andere
als definitief verworven.
Om dit onderscheid te onderstrepen,
veranderde men de liturgische benaming
van „Dormitio" in „Assumtio'', een
woord, dat alleen maar de opneming I
van het lichaam en de ziel van Maria
als voorwerp van het feest aanduidt.
Verder werden alle vorige zinspe
lingen op het afsterven van Maria uit
het officie van de H. Mis geschrapt en
'weggelaten, zodat alleen nog maar over
bleef het glorievolle feit van de ten-
Hemelopneming, ontdaan van al de
vrome bespiegelingen der apocriefen en
al ie twistbare punten rondom de dood
van Maria, die in de toekomst nog wel
weer stof zullen doen opwaaien.
Aldus gezuiverd van alle heterogene
elementen, ving het feest van de „As-
sumptio" zijn triomftocht aan door het
verwelkomende Westen. Verrijkt door
de Pausen met alle mogelijke voorrech
ten, werd de ten-Hemelopneming het be
langrijkste feest in de Mariakalender en
tot heden ten dage heeft het zich in een
sterk geseculariseerd tijdsbestek kunnen
handhaven als een door-de-weekse Zon-
De behoefte om het leerstuk tot een
dogma te verklaren, werd echter met
gevoeld. Daarvoor waren de tijden nog
niet rijp.
Anders werd het, toen in 1854 Paus
Pius IX het leerstuk van de Onbe
vlekte Ontvangenis tot geloofspunt
verhief. Van alle delen van de wereld
begonnen petities binnen te stromen.
In 1940 telde men er 3.019 met tezamen
8.086.396 ondertekeningen. In navol
ging van Pius IX stuurde Paus Pius
XII in Mei 1946 een rondschrijven aan
alle bisschoppen om hun advies in te
winnen over de kwestie van oppor
tuniteit, die in dergelijke gevallen al
tijd aan de orde wordt gesteld.
Geen enkele wanklank werd verno-
India: Schilderij van Angelo da Fonsec(u
India: Schilderij van Angela Trindade.
China: Aquarel van P. Vangenechten
men en het aantal petities is thans uit
gegroeid tot vier lijvige boekdelen.
Alleen in de Anglikaanse Kerk ont
stond er enige beroering. De Primaat van
die Kerk, de Aartsbisschop van Canter
bury, en de bisschop van York, hebben
in tijdschriften en vanaf de preekstoel
de Paus verweten de kloof tussen de
verschillende kerken door de toevoeging
van nog een nieuw.dogma nog wijder
te hebben willen maken.
Het antwoord daarop bleef niet uit.
In een rede gehouden bij gelegenheid
van de jaarlijkse Canterburybedevaart,
georganiseerd door de Ridders van het
H. Sacrament, weerlegde Mgr. Cowderoy,
bisschop van Southwark, de powerping
der Anglikaanse bisschoppen, als zou
de Paus door deze dogmaverklaring iets
nieuws aan de geloofsinhoud hebben
willen toevoegen.
Deze dogmaverklaring heeft als enig
oogmerk het geloof in de ten-Hemel-
opneming van Maria in zorgvuldig ge
kozen en theologisch verantwoorde be
woordingen uiteen te zetten. Door deze
onfeilbare uitspraak bevestigt de Paus
hetgeen wij altijd hebben geloofd en
hetgeen ook door de bisschoppen van
Canterbury van voor de Hervorming
werd aanvaard.
Het is niet deze nieuwe dogmaverkla
ring, die een hereniging van de Angli
kaanse Kerk met de Moederkerk meer
fantastisch zou doen schijnen. Fantas
tisch is de gedachte, dat een hereniging
mogelijk zou zijn tussen de Algemene
Kerk en een organisatie, die zo hope
loos tegen zichzelf verdeeld is.
Zover deze controverse.
Blijft ons nu alleen nog maar over
„ons te verheugen in de Heer" om deze
nieuwe luister waarmede Maria thans
staat omstraald.
Deze luister doet niets af, noch voegt
zii iets toe aan haar glorie, die van het
begin volkomen was, maar wel doet zij
ons met nog meer eerbied, met nog
meer vertrouwen en kinderlijke liefde
opzien naar Haar, Die ons in de verrij
zenis van alle vlees is voorgegaan. Haar
opstanding is het onderpand van onze
opstanding.
De dood heeft nu geen verschrikkin
gen meer voor ons, want door haar heeft
de dood zijn voornaamste prikkel ver
loren. Op de laatste dag immers zal hij
zijn prooi moeten prijsgeven en zullen
wij, evenals Maria glorievol verrijzen.
Het beginsel van alle ontbinding dra
gen wij met ons mee in ons eigen bin
nenste.
Haar werd de ontbinding van het graf
bespaard, omdat zij vrij was van alle
zonden. In de mate waarin wij Maria in
haar zuiverheid evenaren, in die mate
ook zullen onze gelouterde lichamen de
len in de glorie van haar verrijzenis.
Een nadeel voor de zgn. microgroefplaten
met een speelduur van ca. 20 minuten
is. dat men er een gramofoonmotor
met een toerental van 33 1/3 of 45 voor
nodig heeft.
In Duitsland heeft men naar een an
dere oplossing gezocht, waarbij het ge
bruik van de normale gramofoonmotor
met 78 toeren mogelijk blijft. Hierbij is
vanzelfsprekend de speelduu. beperkter
dan bij het Amerikaanse systeem, ech
ter kan het vanouds gebruikte schellak
materiaal, worden gebezigd, terwijl voor
het andere systeem zgn. plasticrriateriaal
gebruikt moet worden.
Een gramofoonmaatschappij te Han
nover (de Deutsche Gramophon G m.D.
H.) heeft als eerste deze plaat met be
houd van het principe van 78 toeren
van de gramofoonmotor aan de markt
gebracht.
De plaat heeft een maximale looptijd
van ca. 8 minuten per plaatzijde. Vol
gens de fabrikanten is dit voldoende om
b.v de delen van een sympnonie m 95
van de voorkomende gevallen op één
plaatzijde vast te leggen.
De platen zijn thans ook in Neder
land verkrijgbaar. De keuz- van het
repertoire is echter voorlopig door bij
zondere omstandigheden nog niet groot,
Naar wij vernemen verloopt de actie
tot verdubbeling van het aantal leden
van het Genootschap tot Voortplanting
van het Geloof, die op Missiezondag in
alle Nederlandse parochies werd inge
zet, buitengewoon gunstig. Ofschoon op
het hoofdbureau in Den Haag nog
slechts partiële berichten zijn binnenge
komen, meende Mgr. v. Hussen te mo
gen verwachten, dat het gestelde doel
zal worden bereikt.
Het uiteindelijk welslagen is echter
voornamelijk afhankelijk van de activi
teit der Zelatricen, die volop bezig zijn
met het verzamelen en verwerken der
binnengekomen aanmeldingen.
Gebleken is, dat deze actie vooral
groot nut heeft gedaan in nieuwe pa
rochies en de buitenwijken der steden;
waar het gestelde doel bijna overal ver
re is overschreden.
De regering overweegt om voor het
burgerlijk rijkspersoneel een regeling
vast te stellen inzake de geneeskundige
verzorging van dat personeel. Verschei
dene provinciale- en gemeentebesturen
hebben reeds een dergelijke regeling
voor hun personeel vastgesteld. Hoewel
de minister van Binnenlandse Zaken
liever heeft dat deze besturen de tot
standkoming van een rijks-regeling af
wachten, heeft hij tegen de vaststelling
van deze provinciale en gemeentelijke
regelingen geen bezwaar. Die regelingen
mogen dan echter slechts werken tot 1
Januari 1952; het politie-personeel
(waarvoor reeds een rijksregeling is ge
troffen) en het onderwijzend personeel
moeten daarvan worden uitgezonderd.
Bovendien mag de tegemoetkoming uit
de provinciale- of gemeentekas niet gro
ter zijn dan de helft van de verzeke
ringspremie en maximaal f 50 per jaar
bedragen.
(Vervolg van pag. 1)
De Sampietrini, de arbeiders, die de
zorg hebben voor de Basiliek, zijn gister
avond laat klaar gekomen met het aan
brengen van de duizenden vetpotten, die
op de koepel en tegen de gevel van de
Sint Pieter zullen branden op de avond
van 1 November. Alles is zo voorbereid,
dat zü in een kwartier tjjds alle vet
potten, die ook in de kolonnades zjjn
aangebracht, kunnen aansteken. Radio-
Vaticana, dat op 1 November zal zijn
verbonden met het St. Pietersplein,
zal voor de eer|te maal een grote repor
tagewagen in gebruik hebben, met twee
cabines, die elk voorzien zijn van op
name-apparaten en zenders, die met de
centrale van Radio Vaticana via een
radiobrug in verbinding zullen staan.
Eveneens heeft Radio Vaticana het aan
tal luidsprekers tegen de gevel van de
Basiliek aanzienlijk uitgebreid.
Bij dit alles moet men natuurlijk be
denken, dat het goed mogelijk is, dat
slecht weer de afkondiging buiten on
mogelijk maakt, in welk geval de Paus
haar zal verrichten vanaf de troon in
de «bsis van de Basiliek onder de
„Gloria" van Bernini. In elk geval zal
er op de plaats, waar de Paus het dog
ma afkondigt, een marmeren gedenk
steen worden aangebracht, zoals die
van 1854.
Zo zeer men tot in de details is inge
licht over de plechtigheden van 1 No
vember, zo weinig weten wij van de
hoogst belangrijke audiëntie, die de Hei
lige Vader op Donderdagmorgen 2 No
vember zal verlenen aan alle Kardina
len, Aartsbisschoppen en Bisschoppen.
Officieel is alleen bekend, dat de Hei
lige Vader bij die gelegenheid een rede
zal uitspreken. Maar hoe minder men
uiteraard van deze rede weet, des te ver-
vloediger zijn de geruchten, die hierover
de ronde doen. Het lijkt overigens on
waarschijnlijk, dat de Paus zich in die
rede zal bepalen tot het bespreken van
het nieuwe dogma. Waarschijnlijker is
het, dat hij deze unieke gelegenheid zal
benutten om nog eens te spreken over
de meest brandende vraagstukken van
deze tijd en dat Hij de Heilige Maagd zal
aanwijzen als degene, tot wie allen moe
ten bidden, om de Grote Terugkeer van
dit Anno Santo te verkrijgen.
Het is te hopen, dat de zeer zware da
gen, die Zijne Heiligheid thans voor zich
heeft, geen nadelige invloed op Zijn ge
zondheid zullen hebben. Wanneer men
bedenkt, dat hij zijn priesterwijding vijf
tig jaar geleden niet tezamen met zijn
mede-studenten kon ontvangen, omdat
de lange plechtigheid van dc wijding te
veel van zijn zwak gestel zou hebben ge
vorderd, zoals Mgr. dr. J. O Smit in zijn
boek „Pastor Angelicus" vertelt en daar
bij zich de bovenmenselijke inspanning
realiseert van de dagelijkse massa
audiënties, dan kan men zich hierover
ongetwijfeld wel enige zorg maken. De
Heilige Vader bereidt thans bovendien
nog vier grote toespraken voor: die van
het consistorie van 31 October, de Bulla
van 1 November en de Latijnse Homelia
(preek) onder de Pausmis en tenslotte
die van 2 November. De Paus, die elke
toespraak minutieus voorbereidt, heeft
als enige concessie de particuliere
audiënties tot een uiterste van twee per
dag beperkt en de speciale geheel opge
schort. Hij verleent thans alleen nog de
grote massa-audiënties, zoals die van
gisteravond in de Sint Pieter en van
vanavond en morgenavond in Castel
Gandolfo, vanwaar hij Zondagmiddag
terug zal keren in het Apostolisch Paleis
in het Vaticaan, om daar dan weer te
blijven tot de volgende zomer.
Permessobuigt een kapelaan-met-
alpinootje zich naar het bagagenel.
„Heeft U mijn adres? U moet beslist
nog eens schrijven", vindt de Haagse
dame tegen een Bossche onderwijzeres,
„het was net één grote familie".
Honderden Rome-pelgrims hangen en
zitten in alle standen in de trein van
Maastricht naar Amsterdam. Tussen
de koffers, waaruit pyama-slippen ste
ken en reistassen, waaruit Giantiflessen
puilen, vlammen de oranje strikken en
flonkeren de pelgrimsinsignes.
„Avanti, avanti", duwt een dikke
fruitkweker uit het Westland zijn
vrouw naar haar plaats. Met een hoog
gilletje tuimelt ma struikelend op een
gemoedelijke pastoor.
„Ik zal blij zijn, as ik in me bed leg.
Goeie grut, in één ruk fan Basel naar
Mokum", zucht een omvangrijke juf
frouw.
„Ik ben toch zo benieuwd, hoe die
foto, die ik van de Paus genomen heb,
uitgevallen is'", zegt een jong meisje
met een zijden Rome-sjaal om.
„Deze mevrouw heeft een hand van
de Paus gehad", wijst een dame met
iets, wat op afgunst lijkt, naar haar
overbuur.
„Dat zal wel 't mooiste moment van
Uw Rome-reis geweest zijn?", veron
derstellen wij.
„Onvergetelijk".
„Weet wat ik onvergetelijk vond?"
bekent een lange jongedame, die ran
het ene compartiment naar het andere
buurt, „die kip, die wij vandaag in ons
lunchpakket vonden".
„Ja. ik zat naast iemand, die dat
kippeboutje wel zo walglijk onsma-
kelijk verorberde, dat ik het nog steeds
voor mij zie"
Een Brabantse pastoor hikt van het
lachen:
„Dieën lekkere vetlap was me tóch
veul liever, as dieë smerige knoflook
lucht in Rome".