GROTER LlIISTER OMSTRAALT DE MOEDER GODS Voorgeschiedenis vanhet nieuwe dogma Nauw verbonden met vorig dogma DE PLECHTIGHEDEN TE ROME Mensen op reis .1 Radio zal gehele wereld getuige doen zijn DINSDAG 31 OCTOBER Op hel feest van Allerheiligen zal Zijne Heiligheid de Paus hel leerstuk van O. L. Vrouw ien-hemel-opne- rning plechtig tot dogma van de Kerk verklaren. Door deze onfeilbare uitspraak zal tot geloofspunt worden verheven de leerstelling, dat Maria mei lichaam en ziel glorievol ten hemel werd opgenomen, zonder dat haar lichaam aan het verderf van hei graf werd overgeleverd. Er is echter meer in het dogma, dat een behandeling van hei onderwerp op haar plaats doei zijn. Immers hel ie ver klaren dogma is geen op zichzelf staand leerstuk. Hel is een dogma in een dogma, een leerstuk, dat voortvloeit uit een ander en waaraan hei de bewijsgronden ontleent. Deze glorievolle ten-hemèl-opneming is op zichzelf nief zo'n uitzonderlijk feit, dat het alleen als een bijzonder voorrecht van Maria beschouwd kan worden. Iets derge lijks overkwam Elias, die in een stormwind ten hemel voer. Onder de Apostelen heerste hel vermoeden, dat Si. Jan niet zou sterven, een mogelijkheid, die door Christus niet als ongerijmd verworpen werd, en de H. Paulus vertelt ons, dat zij, die op de laatste dag nog in leven zullen zijn, teza men met hen (de verrezenen) op de wolken zullen worden weggevoerd, Christus tegemoet. Een soort lichamelijke onsterfelijkheid was dus ook hun gegeven en de len-hemel-opneming der overgeblevenen op de laatste dag is in wezen gelijk aan de daad van de goddelijke Almacht, die de vereniging van het lichaam en> de ziel van Maria weer deed plaats vinden, of bleef hand haven, om beide in. triomftocht voor hei goddelijk aan schijn van de Vader ie voeren. Wat hun echter beschoren is, moet als een voorrecht be schouwd worden,- wat Maria op de dag van haar ten-hemel opneming ie beurt viel, is haar goed en uitsluitend recht. Wonderlijke mysterie De „Dormitio" De middeleeuwse Kerkleraren Kentering PAGINA 5 LANGSPEELPLATEN Voor normale giamofoon Missie-actlie heeft gunstig verloop Geneeskundige verzorging burgerlijk rijkspersoneel Deze lichamelijke onsterfelijkheid kwam haar toe, omdat nooit haar lichaam en ziel door een persoonlijke zonde besmet werden en omdat haar li chaam en ziel ook nooit de smet hebben opgelopen, die de zonde is van de gehele mensheid. Daarom moest haar lichaam ook gevrijwaard blijven van het verderf van het graf, omdat in tegenstelling met alle andere mensen haar lichaam, in de woorden van de Apostel, nooit „het li chaam der zonde" is geweest cn daarom nooit een „lichaam van de dood" kon worden. Het dogma van Maria ten-Hemel opneming is daarom ten nauwste ver bonden met dit andere dogma, dat nu bijna een eeuw geleden door Pius IX geproclameerd werd, het dogma name lijk van de Onbevlekte Ontvangenis, waarvan de kleine Bernadette Soubi- rous zulk een wonderlijke getuigenis heeft afgelegd. Ook de historische wederwaardigheden van beide leerstellingen tonen een grote mate van overeenkomst aan. Het feest van Maria's Hemelvaart, evenals 't feest van de Onbevlekte Ontvangenis, zij het dan onder een andere naam, werd van de zevende eeuw af in Oost en West met grote luister gevierd, waarin het Oosten, zoals gewoonlijk, sinds enkele eeuwen de leiding had genomen. Toch gingen de Pausen van Rome niet tot een dogmaverklaring over, omdat de theologen voor deze geloofspunten de juiste formule niet konden vinden. Op theologische gronden werd de Onbevlek te Ontvangenis van Maria in twijfel ge trokken. Ook Maria was een kind van Adam en als kind van Adam viel zij onder de banvloek, die de gehele mensheid trof. En om aan de algemeenheid van Chris tus' verlossingswerk niet te kort te doen, meenden vele kerkleraren, onder wie ook de H. Bernardus, de grote Thomas en de Seraphische Bonaventura, de H. Maagd niet het voorrecht van de Onbe vlekte Ontvangenis te mogen toekennen. Ook de ten-Hemel-opneming van Ma ria hield daarmee verband. Had Paulus immers niet gezegd, dat „de dood over alle mensen gekomen is, omdat allen ge zondigd hebben"? Men moest dus wel aannemen, dat ook Maria gestorven was. In het Oosten heeft men nooit het vei- Scheiden van Maria kunnen indenken zonder daaraan de begrippen van dood en wederopstanding te koppelen. Als kmd van Adam viel zij onder de alge mene wet, die iedere mens tot een sterfe lijk wezen maakt, als Moeder van God echter, meende men, dat haar heilig li chaam niet tot ontbinding zou overgaan. De dood kan eervol zijn, bntbinding echter is steeds een schennis en als zo danig in strijd met haar waardigheid als Bruid van de Heilige Geest en Moeder van Gods Zoon. Dit alles werd vastge legd in het woord „Dormitia", dat een slapengaan betekent, zonder de ver schrikkingen van een gewelddadige dood, die de ziel uit het lichaam rukt om het voze omhulsel uit te leveren als een Prooi voor wormen en maaien; een rustig insluimeren dus, tot de komst van de Ge liefde, Die Zijn Bruid moest wekken ter eeuwige opstanding. Als Maria gestorven is, waar is dan haar graf? Wat wij over Maria's dood weten, da teert uit de vijfde eeuw. Het eigenaardige is, dat St. Jan, die toch steeds in gezel schap van Maria geleefd moet hebben ons niets over haar verscheiden heeft medegedeeld. Zij is gegaan, zonder een spoor achter te laten. Dit bevreemdt ons en men denkt hier onwillekeurig aan opzet. Men kan zich voorstellen, dat in een nog hei dense wereld, een te grote verering rondom Maria de mensen van die tijd zou hebben afgetrokken van de leer, die Christus kwam prediken. Daarom misschien heeft St. Jan gezwe- ëen en kunnen wij nu slechts gissen naai de wijze, waarop Maria ten Hemel werd opgenomen Het mysterie rondom Maria heeft de mensen uit die tijd ten zeerste geïntri geerd, en het duurde niet lang, voordat een aantal veronderstellingen de ronde deed. Men beweerde, dat Maria een na tuurlijke dood gestorven was. Men wist zelfs haar graf aan te wijzen in de vallei v'an Gethsemane en voor een lange tijd Werd haar afsterven liturgisch gevierd onder de titel „Gedachtenis van Maria". Anderen wisten te vertellen, dat zij ds Palm van martelares verwierf. Weer an deren geloofden in de onsterfelijkheid v.an haar lichaam, dat tegelijk met haar ziel ten Hemel werd opgenomen. De H Epiphanius trekt beide veronderstellin gen in twijfel. „Ik verklaar niet, dat zij onsterfelijk bleef. Ook wil ik niet beweren, dat zij Bestorven isEigenlijk weet niemand ^'at haar einde geweest is." Deze uitspraak van de H. Epiphanius echter niet bij machte om aan ai deze geruchten het stilzwijgen op te leg- Ben. Zij gingen van mond tot mond, tot- dat op het einde van de Ve eeuw deze mondelinge overleveringen werden vast- ?emgd in een groot aantal apocriefen, die et heengaan, de „transitus Mariae", op „oen of andere wijze beschrijven. H. Joannes Damascenus maa" ,ding van in een van zijn preken. «Wij hebben het uit een oude overle vering, dat, ten tijde van het glorierijke verscheiden van de H. Maagd, al de apos telen, die het aardrijk voor de bekering der heidenen doortrokken, in een oog wenk in de lucht opgeheven, te Jerusa lem bij elkaar kwamen. Toen zij daar waren, hadden zij een verschijning van engelen, en psalmzang van hemelse machten werd gehoord, en zo met godde lijke glorie gaf Zij haar ziel in Gods handen over. Haar lichaam evenwel, dat eens op onzichtbare wijze God ontving, opgenomen met hymnen van engelen en apostelen, werd bijgezet in een graf te Gethsemane, op welke plaats het enge lengezang drie dagen bleef voortduren. Toen echter na drie dagen het enge lengezang verstomde, openden de apos telen het graf (daar alleen Thomas, die afwezig was, na de derde dag aankwam en het lichaam, dat eens Gods had ont vangen, wilde vereren); fnaar zij kon den haar lichaam in het geheel niet meer vinden. Toen zij echter alleen dat gene vonden, waarin zij was bijgezet en toen zij vervuld waren van de onuit sprekelijke geur, die er uit opsteeg, heb ben zij het graf gesloten. Verbijsterd door dat wonderlijke mysterie, hadden zij slechts één ge dachte: Wie het behaagd had uit de Maagd Maria vlees te nemen, mens te worden en geboren te worden en die na de baring haar maagdelijkheid onge rept had bewaard, Hem had het ook behaagd, nadat zij was ingeslapen, haar onbevlekt lichaam, onbedorven be waard, te eren door het over te bren gen voor de gewone en algemene ver rijzenis". Hoe stichtend de lezing van deze ge schriften ook moge zijn. als historische documenten hebben zij niet de minste waarde. Het is echter merkwaardig, dat het juist deze geschriften zijn, die de grote stoot gegeven hebben, die het Oosten er toe bewogen heeft om hel feest van Ma ria's Gedachtenis te veranderen in dat van de „Dormitio". Dit feest immers gaat uit van de gedachte, dat Maria een natuurlijke dood gestorven is. Het feest laat tevens vooral het accent vallen op het glorieuze feit, dat het lichaam van Maria, hoewel een natuurlijke dood ge storven, niet aan de ontbinding is over geleverd, terwijl het breekt met de me ning van verschillende apocriefe schrij vers, die de opstanding van Maria's li chaam willen uitstellen tot op de laat ste dag. Zo kwam het feest, gedurende het pontificaat van Sergius I (678701), naar het Westen. De latijnse theologen, meer critisch waarschijnlijk dan hun Oosterse colle ga's, verzuimden niet de vinger te leg gen op de zwakke plek in de liturgische feestviering van het Oosterse „Dormi tio". En terecht. De dood, die wij allen moeten onder gaan, als een gevolg en bestraffing van de erfzonde, is niet alleen een scheiding van lichaam en ziel, hij houdt ook in, dat dit afgescheiden lichaam de natuurlijke weg van de ontbinding moet ingaan, ten zij God, door een daadwerkelijk ingrij pen van Zijn Almacht, de noodwendig heid van een natuurlijk proces, in een bijzonder geval, zou willen verijdelen. Dat dit in het geval van Maria ge beurd zou zijn, is met geen bewijsgron den te staven, en kan hoogstens als een godvruchtige mening worden aangeno men Zij die beweren, dat na haar dood het 'lichaam van Maria op een glorie volle wijze weer met haar ziel verenigd werd en thans in de hemel is, omkleed met de aureool van onsterfelijkheid, be weren zulks op eigen gezag en hun oor deel moet als vermetel bestempeld wor den. Aldus redeneerde de pseudo-Hiero- nymus en deze aanval op de overleve- MARIA .TENHEMELOPNEMING ring uit het Oosten liet niet na zijn stem pel te drukken op de liturgische feest viering van de „Dormitio" in het Wes ten. Tot op de helft van de XlIIe eeuw vormden de „brieven aan Paula en aan Eustochium", geschriften uit hetzelfde brein, dat aan de pseudo-Hieronymus het licht -gaf, de inhoud van de acht eerste lessen uit het officie van de „Dor mitio". In deze brieven vindt men onder andere de volgende tekst: „Het heilig lichaam van de H. Maagd is op deze aarde niet te vinden. Liever dan de plaats aan te wijzen, door zich te beroepen op een of ander apocrief, heeft de godvruchtige omzichtigheid van de Kerk beter geacht haar onkunde te erkennen aangaande de plaats waar deze eerbiedwaardige tempel van de H. Geest, weggeborgen door een daad van de Voorzienigheid, zich bevindt." Zo ver was het dus gekomen, dat zelfs in de hoogste regionen van het kerkelijk gezag de opstanding van Ma ria in twijfel werd getrokken. De reactie deed echter niet op zich wachten. Tezelfder tijd als de pseudo- Hieronymus verscheen er ook een pseudo-Augustinus. Evenals voor de apocriefen, die verondersteld wor den door een apostel of leerling van de apostelen te zijn geschreven, was het mode in die tijd om geschrif ten aan de een of andere grote Kerk vader toe te schrijven. Deze pseudo- Augustinus verwerpt het agnotische standpunt van de pseudo-Hieronymus. Ook hij neemt aan dat Maria gestorven is. Hij weigert echter te geloven, dat het maagdelijk lichaam van Maria het lot gedeeld heeft van alle vlees. Maria is niet alleen gevrijwaard van de ontbin ding van het graf. haar lichaam is tevens glorievol verrezen. God was dit aan Maria verplicht, omdat zij de Moeder was van Zijn een-geboren Zoon, omdat Hij haar boven alle andere schepselen geplaatst had door een veelvoud van voorrechten, omdat ook voor Jezus het vierde gebod telde, dat van de zoon ver schuldigde eerbied vraagt voor zijn moeder. Deze verhandeling liet niet na diepe indruk te maken. Zij was geen slaafse aanvaarding van een Oosterse overleve ring. Zij was een eerste poging om op dogmatische gronden de lichamelijke on sterfelijkheid voor Maria op te eisen. Het gewicht echter van een H. Thomas van Aquine, van een H. Bonaventura, van een H. Albertus de Grote zou de balans van deze twee geschriften in het voordeel van de pseudo-Augustinus doen overslaan. Van de dertiende eeuw af begint men meer en meer het standpunt in te ne men, dat het leerstuk over de lichame lijke ten-Hemel-opneming inderdaad een vaststaand leerstuk is. Verwonderlijk is echter, dat deze grote Middeleeuwse Kerkleraren zich zo spon taan en zo zelfbewust voor de pseudo- Augustinus hebben uitgesproken. Immers de H. Thomas van Aquine verwierp het leerstuk over de Onbevlekte Ontvan genis en daardoor verzwakte hij zijn positie als verdediger van Maria's licha melijke ten-Hemel-opneming. Als besmet door de erfzonde, moest, volgens de normale gang van zaken, Maria de dood sterven. De dood echter is niet alleen een scheiding, maar ook ontbinding. Beide elementen zijn niet van elkaar te scheiden, tenzij God in dit bijzondere geval een uitzondering heeft gemaakt, een uitzondering dan, die niet als een recht, doch als 'n voorrecht moet beschouwd worden en volgens recht was Maria, als besmet met de erfzonde, „des doods schuldig". Een voorrecht nu kan niet op dogma tische gronden bewezen worden, tenzij men van buitenaf, door oyerlevermg, door een bijzondere openbaring, te we ten gekomen is, dat zulk een voorrecht cok inderdaad geschonken werd. Noch de overlevering echter, noch de openbaring geeft ons een vast steun punt, waarop een dogmatische uitspraak zou kunnen worden opgebouwd. Met het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis ligt de zaak wel even an ders dan met het dogma van de ten- Hemel-opneming. Over de leer Van de algehele zuiverheid van Maria, indirect ook ten opzichte van de erfzonde dus. is in de overlevering nooit de minste wan klank gehoord totdat een verkeerd be grip over de zaligbeidsleer vele theo logen met tegenzin er toe bracht Maria de vrijwaring van de erfzonde te ontzeggen. Deze korte breuk in de ever- levering was dus te wijten aan een ver keerd inzicht der theologen. Zulk een constant geloof in het dogma van de ten- Hemelopneming vindt men niet. Integen- deel. Het waas van mysterie, dat het einde van Maria's leven op deze aarde voor alle tijden aan onze ogen onltroK- ken heeft ,is voor generaties een vrucht baar'terrein geweest voor allerlei vrome bespiegelingen, maar de min of meer officiële interpretatie van de Oosterse Kerk, althans in de eerste vijf eeuwen van de christelijke era, toont genoeg- In het October-Novembernummer van het maandschrift „Stemmen uit Lourdes", officieel orgaan van de So ciëteit voor Afrikaanse Missiën van de Vereniging tot samenstelling van Ne derlandse Bedevaarten en van de Limburgse Bedevaart, troffen wij een buitengewoon verhelderend en in- zichtverrijkend artikel aan over de dogmaverklaring van Maria's Tenhe melopneming, van de hand van pater J. v. d. Kooy S.M.A. Wij menen onze lezers een welkome dienst te bewijzen door hier het bedoelde artikel nage noeg in zijn geheel over te nemen, terwijl wij in het bijzonder belangstel ling vragen voor dit tijdschrift, dat dikwijls bijzonder lezenswaardige bij dragen bevat. zaam aan dat de Kerk uit die tijden ge loofde, dat Maria een natuurlijke dood gestorven was, getuige het feest van „Maria's Gedachtenis", dat geen andere betekenis heeft dan de viering van de „dies natalis", de geboortedag, eigen aan iedere heilige en waarmede de Kerk alleen wil aantonen, dat de ziel van de overleden heilige op die dag „herboren" werd ten Eeuwigen Leven. (El Greco) Slechts toen de apocriefen versche nen kwam er een kentering. Het was alsof het bijna feilloze katholieke instinct, dat op het punt van de or'ho- doxie de ware van de valse leer zo zuiver weet te scheiden, nu eindelijk het verstoorde evenwicht weer ging herstellen. Het was het hart dat sprak meer dan de rede en zonder daarvoor solide bewijsgronden naar voren te kunnen brengen, wist men ,dat geen schennis Maria kon worden aangedaan, zonder dat ook de eer van God en van Haar Zoon er door geschonden werd' Het feest van de „Dormito" bleef gehandhaafd, maar de leer rondom het feest bleef een twijfelachtig bezit, tot dat de spitsvondige Dun Scotus, de „enfant terrible" van de Scholastiek, het verlossende woord sprak en be toogde, dat men de Onbevlekte Ont vangenis van Maria kon aannemen, zonder daardoor aan de Algemene Za- ligheidsleer te kort te doen. Toen eenmaal dit punt vast stond, ging ook over de leer van de ten- Hemelopneming een ander licht schij nen. Dit ene radertje ontbrak nog en gebogen over de vele onderscheiden delen zagen de theologen hoe het ene radertje pakte in het ander; de spi- raalveer voegde zich gemakkelijk raar het kroonrad en het ingewikkelde me chanisme begon te tikken met de nauwkeurigheid van een goed geolied uurwerk. Gevrijwaard van de erfzonde, viel Maria immers niet meer onder de ban vloek, die met de wegneming van de staat van genade de gevallen mens ook de andere voorrechten ontnam, waardoor hij o.a. aan dood en verderf on derhevig werd. Geboren in de oorspronkelijke staat van heiligheid, kon Maria een recht doen gelden op een lichamelijke onsterfelijk heid en moest God, wilde Hij Zijn god delijke attributen niet schenden, Maria met lichaam en ziel glorievol ten Hemel opnemen. Maria behoefde dus niet eens te ster ven en met een schok ervoeren de theo logen, op welk een wankele bewijsvoe ring de dood van Maria gegrondvest stond. Men begon zich af te vragen of Maria wel inderdaad gestorven was en het duurde niet lang of er gingen stemmen op, die zelfs een scheiding van lichaam en ziel, hoe kort, ook, niet meer als orthodox wilden aanvaarden. In beide kampen was men het er echter over eens, dat, gestorv enof niet, Maria nier lichaam en ziel ten Hemel was opgeno men, zodat men er toe kwam de twee leerstukken, dood van Maria en haar lichamelijke ten-Hemelopneming, onver deelbaar verenigd in het feest van de dormitio", van elkander te scheiden, het ene als nog betwistbaar, het andere als definitief verworven. Om dit onderscheid te onderstrepen, veranderde men de liturgische benaming van „Dormitio" in „Assumtio'', een woord, dat alleen maar de opneming I van het lichaam en de ziel van Maria als voorwerp van het feest aanduidt. Verder werden alle vorige zinspe lingen op het afsterven van Maria uit het officie van de H. Mis geschrapt en 'weggelaten, zodat alleen nog maar over bleef het glorievolle feit van de ten- Hemelopneming, ontdaan van al de vrome bespiegelingen der apocriefen en al ie twistbare punten rondom de dood van Maria, die in de toekomst nog wel weer stof zullen doen opwaaien. Aldus gezuiverd van alle heterogene elementen, ving het feest van de „As- sumptio" zijn triomftocht aan door het verwelkomende Westen. Verrijkt door de Pausen met alle mogelijke voorrech ten, werd de ten-Hemelopneming het be langrijkste feest in de Mariakalender en tot heden ten dage heeft het zich in een sterk geseculariseerd tijdsbestek kunnen handhaven als een door-de-weekse Zon- De behoefte om het leerstuk tot een dogma te verklaren, werd echter met gevoeld. Daarvoor waren de tijden nog niet rijp. Anders werd het, toen in 1854 Paus Pius IX het leerstuk van de Onbe vlekte Ontvangenis tot geloofspunt verhief. Van alle delen van de wereld begonnen petities binnen te stromen. In 1940 telde men er 3.019 met tezamen 8.086.396 ondertekeningen. In navol ging van Pius IX stuurde Paus Pius XII in Mei 1946 een rondschrijven aan alle bisschoppen om hun advies in te winnen over de kwestie van oppor tuniteit, die in dergelijke gevallen al tijd aan de orde wordt gesteld. Geen enkele wanklank werd verno- India: Schilderij van Angelo da Fonsec(u India: Schilderij van Angela Trindade. China: Aquarel van P. Vangenechten men en het aantal petities is thans uit gegroeid tot vier lijvige boekdelen. Alleen in de Anglikaanse Kerk ont stond er enige beroering. De Primaat van die Kerk, de Aartsbisschop van Canter bury, en de bisschop van York, hebben in tijdschriften en vanaf de preekstoel de Paus verweten de kloof tussen de verschillende kerken door de toevoeging van nog een nieuw.dogma nog wijder te hebben willen maken. Het antwoord daarop bleef niet uit. In een rede gehouden bij gelegenheid van de jaarlijkse Canterburybedevaart, georganiseerd door de Ridders van het H. Sacrament, weerlegde Mgr. Cowderoy, bisschop van Southwark, de powerping der Anglikaanse bisschoppen, als zou de Paus door deze dogmaverklaring iets nieuws aan de geloofsinhoud hebben willen toevoegen. Deze dogmaverklaring heeft als enig oogmerk het geloof in de ten-Hemel- opneming van Maria in zorgvuldig ge kozen en theologisch verantwoorde be woordingen uiteen te zetten. Door deze onfeilbare uitspraak bevestigt de Paus hetgeen wij altijd hebben geloofd en hetgeen ook door de bisschoppen van Canterbury van voor de Hervorming werd aanvaard. Het is niet deze nieuwe dogmaverkla ring, die een hereniging van de Angli kaanse Kerk met de Moederkerk meer fantastisch zou doen schijnen. Fantas tisch is de gedachte, dat een hereniging mogelijk zou zijn tussen de Algemene Kerk en een organisatie, die zo hope loos tegen zichzelf verdeeld is. Zover deze controverse. Blijft ons nu alleen nog maar over „ons te verheugen in de Heer" om deze nieuwe luister waarmede Maria thans staat omstraald. Deze luister doet niets af, noch voegt zii iets toe aan haar glorie, die van het begin volkomen was, maar wel doet zij ons met nog meer eerbied, met nog meer vertrouwen en kinderlijke liefde opzien naar Haar, Die ons in de verrij zenis van alle vlees is voorgegaan. Haar opstanding is het onderpand van onze opstanding. De dood heeft nu geen verschrikkin gen meer voor ons, want door haar heeft de dood zijn voornaamste prikkel ver loren. Op de laatste dag immers zal hij zijn prooi moeten prijsgeven en zullen wij, evenals Maria glorievol verrijzen. Het beginsel van alle ontbinding dra gen wij met ons mee in ons eigen bin nenste. Haar werd de ontbinding van het graf bespaard, omdat zij vrij was van alle zonden. In de mate waarin wij Maria in haar zuiverheid evenaren, in die mate ook zullen onze gelouterde lichamen de len in de glorie van haar verrijzenis. Een nadeel voor de zgn. microgroefplaten met een speelduur van ca. 20 minuten is. dat men er een gramofoonmotor met een toerental van 33 1/3 of 45 voor nodig heeft. In Duitsland heeft men naar een an dere oplossing gezocht, waarbij het ge bruik van de normale gramofoonmotor met 78 toeren mogelijk blijft. Hierbij is vanzelfsprekend de speelduu. beperkter dan bij het Amerikaanse systeem, ech ter kan het vanouds gebruikte schellak materiaal, worden gebezigd, terwijl voor het andere systeem zgn. plasticrriateriaal gebruikt moet worden. Een gramofoonmaatschappij te Han nover (de Deutsche Gramophon G m.D. H.) heeft als eerste deze plaat met be houd van het principe van 78 toeren van de gramofoonmotor aan de markt gebracht. De plaat heeft een maximale looptijd van ca. 8 minuten per plaatzijde. Vol gens de fabrikanten is dit voldoende om b.v de delen van een sympnonie m 95 van de voorkomende gevallen op één plaatzijde vast te leggen. De platen zijn thans ook in Neder land verkrijgbaar. De keuz- van het repertoire is echter voorlopig door bij zondere omstandigheden nog niet groot, Naar wij vernemen verloopt de actie tot verdubbeling van het aantal leden van het Genootschap tot Voortplanting van het Geloof, die op Missiezondag in alle Nederlandse parochies werd inge zet, buitengewoon gunstig. Ofschoon op het hoofdbureau in Den Haag nog slechts partiële berichten zijn binnenge komen, meende Mgr. v. Hussen te mo gen verwachten, dat het gestelde doel zal worden bereikt. Het uiteindelijk welslagen is echter voornamelijk afhankelijk van de activi teit der Zelatricen, die volop bezig zijn met het verzamelen en verwerken der binnengekomen aanmeldingen. Gebleken is, dat deze actie vooral groot nut heeft gedaan in nieuwe pa rochies en de buitenwijken der steden; waar het gestelde doel bijna overal ver re is overschreden. De regering overweegt om voor het burgerlijk rijkspersoneel een regeling vast te stellen inzake de geneeskundige verzorging van dat personeel. Verschei dene provinciale- en gemeentebesturen hebben reeds een dergelijke regeling voor hun personeel vastgesteld. Hoewel de minister van Binnenlandse Zaken liever heeft dat deze besturen de tot standkoming van een rijks-regeling af wachten, heeft hij tegen de vaststelling van deze provinciale en gemeentelijke regelingen geen bezwaar. Die regelingen mogen dan echter slechts werken tot 1 Januari 1952; het politie-personeel (waarvoor reeds een rijksregeling is ge troffen) en het onderwijzend personeel moeten daarvan worden uitgezonderd. Bovendien mag de tegemoetkoming uit de provinciale- of gemeentekas niet gro ter zijn dan de helft van de verzeke ringspremie en maximaal f 50 per jaar bedragen. (Vervolg van pag. 1) De Sampietrini, de arbeiders, die de zorg hebben voor de Basiliek, zijn gister avond laat klaar gekomen met het aan brengen van de duizenden vetpotten, die op de koepel en tegen de gevel van de Sint Pieter zullen branden op de avond van 1 November. Alles is zo voorbereid, dat zü in een kwartier tjjds alle vet potten, die ook in de kolonnades zjjn aangebracht, kunnen aansteken. Radio- Vaticana, dat op 1 November zal zijn verbonden met het St. Pietersplein, zal voor de eer|te maal een grote repor tagewagen in gebruik hebben, met twee cabines, die elk voorzien zijn van op name-apparaten en zenders, die met de centrale van Radio Vaticana via een radiobrug in verbinding zullen staan. Eveneens heeft Radio Vaticana het aan tal luidsprekers tegen de gevel van de Basiliek aanzienlijk uitgebreid. Bij dit alles moet men natuurlijk be denken, dat het goed mogelijk is, dat slecht weer de afkondiging buiten on mogelijk maakt, in welk geval de Paus haar zal verrichten vanaf de troon in de «bsis van de Basiliek onder de „Gloria" van Bernini. In elk geval zal er op de plaats, waar de Paus het dog ma afkondigt, een marmeren gedenk steen worden aangebracht, zoals die van 1854. Zo zeer men tot in de details is inge licht over de plechtigheden van 1 No vember, zo weinig weten wij van de hoogst belangrijke audiëntie, die de Hei lige Vader op Donderdagmorgen 2 No vember zal verlenen aan alle Kardina len, Aartsbisschoppen en Bisschoppen. Officieel is alleen bekend, dat de Hei lige Vader bij die gelegenheid een rede zal uitspreken. Maar hoe minder men uiteraard van deze rede weet, des te ver- vloediger zijn de geruchten, die hierover de ronde doen. Het lijkt overigens on waarschijnlijk, dat de Paus zich in die rede zal bepalen tot het bespreken van het nieuwe dogma. Waarschijnlijker is het, dat hij deze unieke gelegenheid zal benutten om nog eens te spreken over de meest brandende vraagstukken van deze tijd en dat Hij de Heilige Maagd zal aanwijzen als degene, tot wie allen moe ten bidden, om de Grote Terugkeer van dit Anno Santo te verkrijgen. Het is te hopen, dat de zeer zware da gen, die Zijne Heiligheid thans voor zich heeft, geen nadelige invloed op Zijn ge zondheid zullen hebben. Wanneer men bedenkt, dat hij zijn priesterwijding vijf tig jaar geleden niet tezamen met zijn mede-studenten kon ontvangen, omdat de lange plechtigheid van dc wijding te veel van zijn zwak gestel zou hebben ge vorderd, zoals Mgr. dr. J. O Smit in zijn boek „Pastor Angelicus" vertelt en daar bij zich de bovenmenselijke inspanning realiseert van de dagelijkse massa audiënties, dan kan men zich hierover ongetwijfeld wel enige zorg maken. De Heilige Vader bereidt thans bovendien nog vier grote toespraken voor: die van het consistorie van 31 October, de Bulla van 1 November en de Latijnse Homelia (preek) onder de Pausmis en tenslotte die van 2 November. De Paus, die elke toespraak minutieus voorbereidt, heeft als enige concessie de particuliere audiënties tot een uiterste van twee per dag beperkt en de speciale geheel opge schort. Hij verleent thans alleen nog de grote massa-audiënties, zoals die van gisteravond in de Sint Pieter en van vanavond en morgenavond in Castel Gandolfo, vanwaar hij Zondagmiddag terug zal keren in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan, om daar dan weer te blijven tot de volgende zomer. Permessobuigt een kapelaan-met- alpinootje zich naar het bagagenel. „Heeft U mijn adres? U moet beslist nog eens schrijven", vindt de Haagse dame tegen een Bossche onderwijzeres, „het was net één grote familie". Honderden Rome-pelgrims hangen en zitten in alle standen in de trein van Maastricht naar Amsterdam. Tussen de koffers, waaruit pyama-slippen ste ken en reistassen, waaruit Giantiflessen puilen, vlammen de oranje strikken en flonkeren de pelgrimsinsignes. „Avanti, avanti", duwt een dikke fruitkweker uit het Westland zijn vrouw naar haar plaats. Met een hoog gilletje tuimelt ma struikelend op een gemoedelijke pastoor. „Ik zal blij zijn, as ik in me bed leg. Goeie grut, in één ruk fan Basel naar Mokum", zucht een omvangrijke juf frouw. „Ik ben toch zo benieuwd, hoe die foto, die ik van de Paus genomen heb, uitgevallen is'", zegt een jong meisje met een zijden Rome-sjaal om. „Deze mevrouw heeft een hand van de Paus gehad", wijst een dame met iets, wat op afgunst lijkt, naar haar overbuur. „Dat zal wel 't mooiste moment van Uw Rome-reis geweest zijn?", veron derstellen wij. „Onvergetelijk". „Weet wat ik onvergetelijk vond?" bekent een lange jongedame, die ran het ene compartiment naar het andere buurt, „die kip, die wij vandaag in ons lunchpakket vonden". „Ja. ik zat naast iemand, die dat kippeboutje wel zo walglijk onsma- kelijk verorberde, dat ik het nog steeds voor mij zie" Een Brabantse pastoor hikt van het lachen: „Dieën lekkere vetlap was me tóch veul liever, as dieë smerige knoflook lucht in Rome".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 5