Dr. Drees voelt niets voor
wijziging in regering
tRicpEnoorman: 'ïÖe'Xoning cCer steppen
I
Stefan Andres in wedloop met Graham
Greene en Evelyn Waugh
De grote misdaden
van een kleine man
De uitbreiding der
Kerk
Wetsontwerp Sociale Ver
zekering aangenomen
RESA - HILVERSUM
Mr. B. Haveman leider
emigratie-kwesties
ENAVOi
Interlocaal verkeer in
vier of vijf bundels
Ook een introductie?
literaire kroniek
Ontslagrecht
hcife,v™ t
Geen sprake van een Staatssecretaris voor
de binnenlandse veiligheid
ZATERDAG 18 NOVEMBER 1950
PAGINA 3
KABINET OP BREDE BASIS
Geslaagd dank zij
STADION - Amsterdam
Nieuwe telefoonboeken
Carbovit beschermt leven en gezondheid
door
LESLIE FORD
Ze hebben 442 studenten ge
vraagd waarmee ze het liefst
op een onbewoond eiland
zouden zijn.
248 antwoorddenmet Ingrid
Bergman
139 antwoordden: met Rita
Hayworth
49 antwoorddenmet de ver
zamelde werken van Goethe,
Schiller, Homeros en God
fried Bomans
5 antwoordden niet, omdat
zij het een onmogelijke vraag
vonden
1 antwoordde: met een be
hoorlijke voorraad Bond
Street sigaretten
In alle ernstDe sigaret
met de record omzet
Liturgische weekkalender
Morgen is het de vijf en twintig
ste Zondag na Pinksteren. De
liturgie van die dag staat wel
heel duidelijk in het teken van de eind-
verwachting, die haar hoogste uitdruk
king vindt in de laatste Zondag van het
kerkeliik jaar. Hoe meer wij het einde
van de liturgische jaarkring naderen,
hoe meer de eindvoltooiing door Chris
tus' wederkomst op de voorgrond treedt.
In alle veranderlijke gebeden van de H.
Mis van morgen klinkt dd hoofdgedach
te door: Christus is de uiteindelijke
overwinnaar; aan Hem zullen alle men
sen, volkeren en vorsten zich onder
werpen. De aarde mag juichen, want de
Heer is Koning.
Epistel en Evangelie echter spannen
de kroon. Beide verwijzen op niet mis
te verstane wijze naar de eindoverwin
ning van Christus. Maar voor het zo
ver is, moeten wij, Zijn volgelingen,
al het mogelijke doen om Zijn Rijk op
aarde uit te breiden. In de laatste we
ken is die gedachte het middelpunt ge
weest van ons geestelijk leven. Missie-
Zondag en Sint Willibrord-Zondag heb
ben nadrukkelijk onze aandacht geves
tigd op het missiekarakter van onze
H. Godsdienst. God immers wil, dat
alle mensen zalig worden en aan Zijn
Kerk heeft Hij de opdracht gegeven het
Evangelie te verkondigen aan alle vol
keren. Die opdracht is algemeen en
persoonlijk. Niemand mag zich
daaraan onttrekken en aan niemand mag
de goddelijke heilsboodschap worden
onthouden. Priesters en leken moeten
naar best vermogen medewerken aan de
uitbreiding van het Rijk Gods. En als
wij zelf niet actief daaraan kunnen
werken, dan blijft nog steeds de strikte
plicht door ons voortdurend gebed Gods
zegen af te smeken over de arbeid van
de werkers in de voorste linies.
Sint Paulus spreekt duidelijk over
deze apostolaatsplicht in de brief aan de
Christenen van Thessalonica. Die men
sen hadden het geloof in de Verlosset
dat Paulus hun gepredikt had, dank
baar aanvaard. Zij begrepen de verlos
sende kracht ervan. En eenmaal zeil
die ontzagwekkende rijkdom deelachtig,
voelden zij zich door ware liefde voor
hun evenmens ged-rongen de heilsbood
schap die hun zoveel geluk, en vrede
had gebracht, door te geven aan ande
ren Zij zijn op die manier de ware na
volgers van de Apostel geworden en
hun leven werd zodoende een le ven-
d e prediking „voor alle gelovigen in
Macedonië en Achaië. Want van U uit
zo zegt Sint Paulus is het woord
des Heren verbreid, niet alleen in Mace
donië en Achaië; maar overal is Uw ge
loof in God bekend geworden, zodat wij
geen woord meer daarover behoeven te
spreken".
Dat is de manier, waarop, volgens
Gods bedoeling, Zijn Kerk zich heeft
uit te breiden onder de mensen.
Prachtig sluit in de liturgie van mor
gen het Evangelie aan bij deze les van
de Apostel der Heidenen. Christus self
spreekt hier tot de Joden over Zijn
Kerk. In de. H. Schrift worden de woor
den Rijk Gods. Rijk der hemelen en
Kerk vaak door elkaar gebruikt.
Op zekere dag nu hield Jesus de jo
den twee gelijkenissen voor, wat een
populaire, voor ieder begrijpelijke ma
nier van onderrichten was m het
Een"' nietig mosterdzaadje «roeit uit
tot een grote boom. Zo zal °0* £et
Gods uit de kracht van de H Geest, Die
het leidt, zich uitbreiden over de hele
aarde. Een klein beetje zuurdeeg door
dringt een groot quantum meel. AO a
ook de goddelijke .genadekracht van ae
Kerk de hele wereld heiligen.
De eigenlijke genadewerking komt
zonder twijfel geheel van God. Maar
onze medewerking is daarbij noodza
kelijk. Zowel voor onze eigen heiliging
als voor het apostolaatswerk, het mis
siewerk Zo is nu eenmaal het goddelijk
heilsplan met de mensheid, waarmwij
allen een functie hebben te vervullen.
Het is goed, dat wij ons deze echt-
katholieke plicht voortdurend m
herinnering brengen. Vooral om
dat de tegenwoordigetoestand van ae
wereld zich zózeer in ongunstige zin
heeft ontwikkeld, omdat zij zich ™°e^"
willi" van God heeft afgewend, dat er
geen uitkomst meer te verwachten is,
tenzij door ons voorbeeld, door on,
gebed en door ons apostolaat de ogen
van de verdwaalde mensheid worden ge
opend voor de enige waarheid van God.
Er is in de geschiedenis wellicht geen
tiidvak aan te wijzen, waarin zozeer het
verlangen naar eenheid en samenwer
king gevoeld werd als tegenwoordig.
Katholieken en niet-katholieke christe
nen houden zich intens bezig met het
probleem der eenheid. De intenties van
het H. Jaar zijn door de Heilige Vader
daarop gericht en uit de reacties van
frnctige en goedwillende Protestantse
S op de jongste dogmaverklaring
hlhkt een grote bezorgdheid juist in
zwijgend voorbijgaan, omdat erwerp
nauw verband staat met ons on
van vandaag.
Herhaaldelijk hoort men van rroie&
tanten het verwijt, dat de Rooms
tholieke Kerk zich zou laten leiden door
machtsbewustzijn; dat het haar zou te
doen zijn om een zo groot mogelijk
overwicht in de wereld te verkrijgen.
Heeft de R.K. Kerk dan inderdaad
een machtsbesef?
Als wij de vraag zo stellen, kunnen
wii niet anders dan volmondig ja daar
op antwoorden. Maar onmiddellijk moet
eraan worden toegevoegd, dat dit
machtsbesef dan toch wel iets heel
Tnders is dan men bedoelt als men
ons een verwijt daarvan maakt.
r> R K Kerk heeft niet het minste
heeft bij zijn opTredcn in het mai^chap-
pelijk leven het gevoel, dat hu daa* ®it
Kerk staat te vertegenwoordigen en uit
te breiden met het doel alle anderen
der haar machtssfeer te b^ngon
En toch hebben wij als Katholieke
een uitgesproken machtsbesef.
machtsbesef n.l. van de waarheid
Het rustige bezit van de waarheid
maakt ons persoonlijk sterk en geeft
een verantwoord gevoel van veilighei
Dat wij ons te veel op dat gevoel van
veiligheid hebben laten drijven, en niet
voldoende aan onze maatschappelijk»'
plichten hebben gedacht, is niet te ont
kennen en hoogst betreurenswaardig.
Omdat wij daardoor tekort zijn gescho^
ten in onze verantwoordelijke taaK
t.o.v. het geestelijk welzijn van onz*
medemensen.
Toen Christus Zijn Apostelen de op
dracht gaf het Evangelie aan alle vol
keren te verkondigen zeide Hij: Mij is
alle macht gegeven op aarde en m
de hemel. Deze macht van een ware
Koning is ook de macht van de Kei k
maar dan een z u 1 v e r-g e e s t e 1 ij k e
macht, die steunt op de goddelijke waa -
heid. Deze waarheid is de heilsvoor
waarde voor alle mensen. tn
w i j moeten deze waarheid verbreiden
over de aarde. Door het voorbeeld va
een nauwgezette en beginselvaste ge
loofsbeleving, door een voortdurend
apostolaat en een aanhoudend gebed.
Dat is de les, die de liturgie van de
H. Mis van morgen ons allen op het
hart drukt. Gods genade moge ons de
kracht en het inzicht schenken deze le
venstaak naar best vermogen te ver
vullen. L.
(Van onze parlementaire redacteur)
l>r. Drees zag zich Vrijdagmiddag in de Tweede Kamer geplaatst voor de
noodzaak antwoord te geven op de dringende wens van prof. Romme om tot
spoedig herstel van de basis van het kabinet over te gaan. Dringende wensen
van prof. Romme moet men niet in de wind slaan, maar een kabinet kan er
nu ook weer niet op slag voor ondersteboven vallen, zodat het geheel een nog
al lastige zaak was. In de eerste plaats legde dr. Drees er nog maar eens de
nadruk op, dat men de heer s' Jacob gekozen heeft om het defensiebeleid, dat
hij zou kunnen voeren en niet om politieke redenen.
Dit is een hoogst respectabel argument, maar het tast die andere eis niet aan,
dat het kabinet een bepaalde politieke samenstelling moet hebben, die men niet
willekeurig kan veranderen.
van die stijl is begonnen op het mo
ment, waarop men ertoe is overgegaan
hardop te zeggen, dat men de sug
gestie in een dergelijke mededeling
besloten, zo vrij is niet te aanvaar
den.
Minister Lieftinck heeft nog enige me
dedelingen gedaan over de door hem
aangekondigde besparingen. Zij zijn
van technische aard en men wordt er
ten aanzien van de inhoud dezer be
sparingen niet veel wijzer van. Men
vindt ze vermeld in het verslag.
In antwoord op de opmerkingen van
de heer Hofstra aangaande de verlaging
van het levenspeil en de investeringen
zeide hij, dat er waarheid schuilt in de
opmerking, dat wanneer men het le
venspeil verlaagt en de investeringen
verhoogt, de meer gegoeden vooral profi-
fiteren van de vruchten van dit laatste,
terwijl de minder draagkrachtigen voor
al de dupe worden van het verlaagde
levenspeil. Dit neemt niet weg, dat de
investeringen met het oog op de toe
komst uitermater belangrijk zijn. Dit
wordt dan een prachtige opgave voor de
sociaal-economische politiek die in het
naaste °rschiet ligt.
Maar het is bijzonder moeilijk, legde
dr. Drees uit. Er zijn twee oplossingen
denkbaar: benoeming van een nieuwe
minister er bij, of vervanging van een
zittende minister. Het eerste noemde
hij onaanvaardbaar, het tweede niet
wenselijk. Als men het over het eerste
met hem eens is, volgt daaruit noodza
kelijkerwijs, dat er over het niet-wen-
selijk gepraat zal moeten worden. Als
er dan gepraat zal moeten worden, dan
zal men er in 's hemels naam overheen
dienen te stappen, dat een nieuwe mi
nister zich opnieuw zal moeten inwer
ken. Het is wel vervelend, maar het
bezwaar kan werkelijk niet de doorslag
geven.
Een belangrijker argument tegen de
vervanging lijkt de door de minister
president aangevoerde overweging,
dat een minister niet dient te ver
trekken om redenen, die geheel bui
ten zijn beleid omgaan. Doch men
moet ook geen arbitraire verandering
aanbrengen in de politieke samenstel
ling van een kabinet, en dit is ge
beurd. Men kan zich nu verdiepen in
de vraag, of de redenen, waarom het
is gebeurd enige invloed zouden kun
nen doen gelden op de beoordeling
van het feit, doch wij geloven, dat dit
hier nauwelijks ter zake doet. Als het
kabinet er op gehoopt mocht hebben
zonder zich daar vooraf deugdelijk
van te hebben vergewist dat de
nieuwe minister door de partijen als
C.H.-man erkend zou worden, dan
heeft het kabinet zich vergist en staat
het voor de onaangename taak de ge
volgen van die vergissing te herstel
len.
Er kon nu niet verder meer over de
kwestie gesproken worden, want de
Kamer ging niet over tot een derde ter
mijn. Dit is misschien maar goed ook.
Het standpunt van prof. Romme is be
kend, en overigens mag men het kabi
net wel even tijd laten.
Voorts heeft de minister-president
medegedeeld, dat er in de minister
raad nooit is gesproken over de be
noeming van een staatssecretaris voor
de binnenlandse veiligheid. Daar kan
men acte van nemen, doch aan der
gelijke formalistische ontkenningen
heeft niemand iets. Er zijn tal van
„ndere plaatsen, waar bevoegde per
sonen er wel over gesproken kunnen
hebben. Dit is voorlichting in een an
tiek geworden stijl. De antiquiteit
Advertentie
(Bekende Schriftelijke Cursus)
Vraagt ons prospectus:
Staatsexamen, Mulo-dipl., H.B.S. A en B,
Onderwijzers-akte, Hoofdakte, Boekh. M.O.
Wiskunde L.O. en M.O. KI en K5.
(Van onze Haagse redacteur)
Hedenmorgen is op het departement
van Sociale Zaken een bespreking ge
houden tussen minister Joekes enerzijds
en vertegenwoordigers van verschillende
instanties, die zich met ewigratie bezig
houden met ook de heer Schilthuis an
derzijds. Het liet zich aanzien, dat bij
deze besprekingen belangrijke beslissin
gen zouden worden genomen inzake de
organisatie van de emigratie, welke, zo
als bekend, thans verre van bevredigend
verloopt.
Naar verluidt, zal de leiding voor emi
gratiekwesties in handen worden gelegd
van mr. ir. B. W Haveman, economisch
adviseur in algemene dienst bij de hoofd
afdeling Economische Zaken van het
departement van Verkeer. Wij vernemen
voorts, dat het in de bedoeling iigt de
voorlichting voor de vrouw wat emigra
tie-aangelegenheden betreft, intensiever
te gaan beoefenen.
Advertentie
Maandag 20 Nov. middag en
avond in het Restaurant 210e
AUTO -
VEILING
AMSTERDAM
ROTTERDAM
MAANDAGS
van 2-5 7.9 u.
WOENSDAGS 2-5 u.
VRUDACS
fn 2-3 m 7-9
MET DE BEKENDE „ENAVO-GARANTIE"
(Van onze Haagse redacteur)
De directeur-generaal van de P.T.T.,
de heer L. Neher, heeft Vrijdagmorgen
te Den Haag een toelichting gegeven op
het vee] besproken besluit van de
P.T.T. om in de toekomst de telefoon
gidsen op een heel andere manier uit
te geven dan tot nog toe het geval is.
De voornaamste argumenten voor
deze verandering zijn:
1. dat het drukkerscontract voor te
lefoonboeken ten einde loopt en nu
voor zo lang mogelijke duur een rege
ling getroffen moet worden, die o.m.
een goede spreiding van het werk
brengt;
2. dat de interesse-radius van de
gemiddelde burger groter wordt, zodat
hij behoefte krijgt aan een gids voor
het gehele district, waar zijn telefoon
aansluiting onder valt en
3. dat een groot aantal pagina's van
de nummers der grote steden thans in
de interlocale gids onnodig gedrukt
wordt voor hen, die uiteraard in zo'n
stad ook over de plaatselijke gids be
schikken en dus een dubbele lijst krij
gen.
Wat er thans te gebeuren staat komt
hierop neer: men gaat zestien gidsen
drukken, voor elk district een. Elk
dezer gidsen wordt aan de aangeslote
nen in deze districten gratis verstrekt;
deze mensen gaan er dus bij de tegen-
■woordiga toestand vergeleken op voor
uit.
Belanghebbenden zullen zich ook een
of meer der gidsen buiten hun district
tegen betaling kunnen aanschaffen en
er komt bovendien een bundeling van
de zestien gidsen in waarschijnlijk vier
of vijf groepen. Wanneer men dus deze
vijf gidsen aanschaft, heeft men het
gehele interlocale telefoonboek weer
compleet.
De administrateur van de suiker
onderneming Bantaramta J. Sanger is
Woensdagochtend met zijn chauffeur
vermoord. Beide slachtoffers werden
Woensdagochtend dood aangetroffen in
de tuinen ten Zuiden van Brebes.
Advertentie
bij voedselvergiftiging en allerlei maag- en ingewandbezwaren, alsmede diarrhee,
misselijkheid, opgeblazen gevoel enz. Carbovit is volkomen onschadelijke absorbtie-
kool in dragée-vorm, zodat de mond bij het innemen ervan niet zwart wordt.
Veilig altijd Carbovit in huis te hebben. Safety first. Flacon 1 gld. Doos 40 ct.
42. Regan besejte dat er geen andere uitweg voor hem was en ging hun voor
naar de plaats waar hij zijn opdrachtgever zou ontmoeten. Terwijl zij afdaalden
naar het riviertje verloor Èric hem geen seconde uit het oog. Deze man was zijn
enige troefkaart in het sinistere spel dat hij reeds zo lang met zijn onbekende
tegenstander speelde; een spel waarvan Gonor's leven de inzet vormde. En de
Noorman was vastbesloten om thans de weten te komen, wie het leven van het
jonge stamhoofd zo vaak bedreigde. Zij hadden de oever nu bereikt. Stijl rees de
oever, in de loop der eeuwen door het water uitgeslepen, naast hen op. Hoog
boven hen lag het nomadenkamp. Reeds vroeg Eric zich af of Regan hen soms met
verraderlijke bedoelingen naar deze afgelegen plek gebracht had, toen deze plotseling
bleef staan en voor zich uit wees. Hij sprak geen woord, maar Erie begreep wat
hij bedoelde. Zijn scherpe ogen hadden meteen het donkere gat ontdekt, dat daar
in de oever was uitgegraven. Een kunstmatige grot, schoot het door hem heen.
Zijn tegenstander had wel de nodige voorzorgen genomen.
.Bevindt hij zich daar?" vroeg hij geluidloos.
Regan knikte. Met een kort gebaar beval Eric het meisje om achter te blijven en
liep samen met zijn gevangene naar de grot toe. De ingang tuas afgesloten door
een lederen gordijn.
„Ge weet wat u te doen staat.'" beet hij Regan toe en schoof de voorhang
terzijde
Een vreemde spanning had zich van hem meester gemaakt. Zijn ogen beten zien
vast aan de donkere gestalte, die thans uit het binnenste van de grot opdook, zodra
h\j hun nadering gewaar werd. Het licht was achter hem, zodat zijn gelaat in dé
schaduw bleef. Terwijl hij Regan naar voren duwde, trachtte Eric de man voor hem
te herkennen.
„Ha zo, daar zijt ge eindelijk," klonk diens stem hun tegen. „Ik heb wel moeten
wachtenMaar het doel is wel wat wachten waard, zullen we zeggen. Hebt ge uw
opdracht uitgevoerd, Regan?"
En toen deze wat moeilijk knikte: „Ik neem aan, dat ge uw makker het eigenlijke
werk wel zult hebben overgelaten, ha ha ha! Ik ken u. Maar accoord. Indien Gonor
uit de weg is geruimd, stel ik geen vervelende vragen meer en betaal u de prijs
die wij overeen zijn gekomen. Pak aan." En hij stak Regan een goedgevulde beurs toe.
Deze stond reeds op het punt de beurs aan te nemen, toen een stoot in de rug
hem beduidde, dat de Noorman andere plannen had. Gehoorzaam schudde hij daarop
het hoofd. Maar onder z'n mantel brak het koude zweet hem uit.
Hoe nu?" viel de onbekende opdrachtgever uit. „Ge zijt niet tevreden? Dit is toch
de prijs, die wij overeengekomen zijn. Of heeft uw makker nieuwe eisen?"
„Ik heb inderdaad een nieuwe eis!" ynompelde de vermeende makker, terwijl hij
lenig naar voren gleed. „Want uiteindelijk is er slechts één prijs voor broedermoord...!"
Hij sloeg met een forse beweging zijn mantel terug, opdat de ander zijn gezicht
zou zien.
Het leven van de moordenaar, Toeghir!"
■jr^v e namen Graham Greene, Evelyn Waugh en Stefan Andres waren in ons
1 land enkele jaren geleden vrijwel onbekend en onbemind. Ineens is er om
dit drietal een gedrang ontstaan, waarbij men om het hardst zowel Greene,
als Waugh en Andres tot de grootste katholieke romanschrijver van onze dagen
hoort uitroepen. Waaraan danken deze vreemde auteurs dit zo plotseling losbre
kend vaderlands supportersgejuich? Eerst werd het toch als een riskante onder
neming beschouwd het zonde-en-heiligheid-probleem in Greene's beste boeken
aan do Roomse lezers voor te leggen; dat weten de insidersGeen katholieke
uitgever mocht Greene introduceren. En Waugh, even katholiek als militantgaf
zijn tijdscritiek ook niet bepaald in de vorm van vergulde pillen; weshalve men
hemzijnde te scherp, niet graag slikte. En thans komt de ronde Duitser Stefan
Andres eens fiks in de moraal van deze tijd wroeten grübeln eigenlijk)daarmee
het succes van zijn Angelsaksische broeders evenarend.
Stefan Andres werd vorig jaar door
één katholieke uitgever 1) in de Neder
land bekend gemaakt. Dit geschiedde
door een vertaling van de korte roman
„W ir sind Utopia" onder de titel
„Het mes der barmhartig-
heid." Zo ongelukkig als de overzet
ting van Greene's boektitel „The po
wer and the glory" (het evangelische
„de kracht en de heerlijkheid") in „Het
geschonden geweten" is, zo ongelukkig
is ook deze verandering van „Wij zijn
Utopia" (d.w.z. het Koninkrijk Gods is
in ons) in „Het mes der barmhartig
heid". Het accent komt ineens heel an
ders te liggen. Da bedoeling van de
schrijver wordt er door miskend. Een
bijmotiefje van de roman wordt er
door tot leidmotief geproclameerd en
de kern van de zaak, waar het om gaat.
wordt uit de aandacht gebannen. Ook
al ziet men in deze accentverschuiving
geen poging om de gedurfde strekking
van de roman te verdoezelen en al zal
het de uitgever wel om een pakkende
titel te doen zijn geweest (voor de
Duitser is een titel die met „Wir sind"
begint altijd pakkender dan voor de
nuchtere Hollander), toch is dit geen
hoffelijke en zelfs geen verantwoorde
manier om een auteur te introduceren,
van wie op de laatste bladzijde van het
boek profetisch wordt gezegd: „Stefan
Andres, een der meest belovende jon
geren onder de Duitse schrijvers, zal
niet lang meer onbekend blijven in
Nederland. De Uitgever".
Een auteur, wiens eerste boek in
1928 verscheen, tot de „jongeren" te re
kenen, is wèl hoffelijk, maar toch ook
niet helemaal te verantwoorden. Of
moet hier het onbewuste schuldgevoel
weggepraat worden, dat deze belofte
tot op heden aan het Hollandse pu
bliek onthouden bleef?
Hoe dan ook: thans is „Het mes
der barmhartigheid" er, alsmede een
grote roman van Andres: „Ridders
der gerechtigheid (Ritter der Gerech-
tigkeit). Het eerste werkje overtreft in
al zijn beknoptheid de waarde van de
tweede, grote roman verre. De verta
ling van J. von Wattenwyl-de Gruyter
is (op de titel na) goed. De roman
speelt in Spanje tijdens de burgeroor
log. De hoofdpersonen zijn een rode
luitenant, Pedro Gutierrez, en een
krijgsgevangen soldaat aan Franco's
zijde, Paco Hernandes. Deze Paco blijkt
een weggelopen monnik te zijn, die in
het Carmelietenklooster padre Con-
saives heette. Het toeval wil, dat Paco-
Consalves als krijgsgevangene wordt
ondergebracht in het gebouw, dat
vroeger zijn klooster was. Dit toeval is
een te opzettelijke trouvaille van de
auteur, maar goed, bet is een dankbaar
uitgangspunt voor het „gesprek", dat
zich tussen de ex-pater en de rode lui
tenant gaat afspelen.
Onwillekeurig moet men hierbij den
ken aan een soortgelijk gesprek in Gra
ham Greene's „Het geschonden gewe-
STEFAN ANDRES
ten" tussen de gevangengenomen bos-
priester en de rode politieluitenant van
de Mexicaanse revolutiestaat. Beide
priesters en beide luitenants worden
voorgesteld als apostelen van een Idee;
als sterke figuren met een zwak hart.
Hun gesprekken zijn psychische kracht
metingen; duels op „de menselijke waar
digheid". Op 't louter menselijk niveau
van zieligheid en grootsheid, van fana
tieke eerlijkheid en krampachtig verzet
tegen een morele nederlaag, vinden de
ze geesten van tegenspraak elkaar. Ze
tieren in eikaars zonden, die eigenlijk
meer ingekankerde zwakheden en psy
chische onvolgroeidheden zijn, dan „vrij
willige overtredingen van de wet Gods".
Deze mensbeschouwing, die de zonde-
staat van de mens als zielstekort en als
tijdsverschijnsel poogt te doorgronden,
vormt de grondslag van verstandhou
ding tussen genoemde auteurs en hun
enthousiaste lezerskring.
Een man als Greene rekent zo ge
voelig af met het traditionele wit-
zwart-schema van het goede en het
slechte in de mens; hij zoekt zo be
wust naar de gouden kern in de zon
daar en hij opent hiermee zo'n nieuw
tijdperk van romantisch apologetise-
ren, dat de felle anti-stemmen aanvan
kelijk wel begrijpelijk waren. En be
grijpelijk is ook, dat de anti-roepers,
toen ze het succes van Greene c.s. niet
meer tegen konden houden, heel ver-
standig mee pro gingen roepen. Want
het zou van domheid getuigd hebben,
indien ze de vingerwijzing van deze
nieuwmodische, maar echtzinnige apo
logeten zouden hebben teruggewezen
of genegeerd. Het moderne levensge
voel, ook het katholieke, eist, zo gauw
het mondig wordt, een genuanceer
der begrip van de geestelijk-stoffelij
ke structuur, die méns heet. Het eist
28
,,Toen ik het ochtendblad las. Ik ben
hier vannacht geweest om met Bertha
Taylor te spreken. Mijnheer Hallet belde
me om ongeveer half drie op en las me
een briefje voor, dat hij had gevonden.
Er stond dit adres op. Mijnbeer Hallet
was van streek door wat er gisteren ge
beurd was. Hij denkt, dat mijnheer
Stubblefield uit presidentenhout gesne
den is en er waren mensen van de pers
in de buurt geweest. De achtergrond
kende hij natuurlijk totaal niet; hij
dacht alleen maar, dat die vrouw niet
goed bij haar verstand was. Toen hij
haar adres ontdekte, belde hij me uit
bed om het me te vertellen".
„En wist voordien geen van u allen
haar adres dan?"
„O nee, we verwachtten, dat ze zich
vandaag aan mijnheer Stubblefields
hotel zou vervoegen. Ik had er na
tuurlijk. om opschudding te vermijden,
belang bij, dat te voorkomen en daar
om, toen mijnheer Hallet opbelde, ben
ik hier dadelijk heen gegaan om te
trachten haar te overreden kalm naar
huis te keren. Ik maakte me helemaal
niet ongerust over die moord. De buren
zeiden, dat het een jonge vrouw was.
Pas vanmorgen, toen ik de krant inkeek,
besefte ik, wat er gebeurd moest zijn."
En hebt u toen niet de commissaris
van politie in Livingston, Montana, op
gebeld, mijnheer Seymour?" vroeg kapi
tein Lamb.
Ik was blij dat hij op dat ogenblik
mijn kant niet uit keek.
Éllery Seymour schudde het hoofd. „De
commisaris van politie, nee, wel van
ochtend, mevrouw Taylor. Ik meende
eerst, dat ze allebei wel hier konden
zijn. Maar zij was daar".
„Ik mag aannemen, dat u haar die
lijfrente heeft bezorgd, niet waar mijn
heer Seymour?" vroeg kapitein Lamb.
Ellery Seymour schokschouderde. „Al
leen in die zin, dat mijnheer Stubble
field minder nauw in aanraking komt
met het personeel dan ikalthans in
dertijd. Ik sprak er met hem over. Hij
is iemand, die het erg druk heeft, kapi
tein".
Hij stond op.
„Als er iets is, dat ik doen kan, dan
ben ik daartoe gaarne bereid", zei hij.
„Ik ben er zeker van dat mijnheer Stub
blefield eventuele kosten voor zijn reke
ning zal nemen".
Hij trad naar de deur, maar bleef
halverwege staan. „Zei u niet dat iemand
in de afgelopen nacht de commissaris
van politie heeft opgebeld?" Hij keek
alsof hij nu pas hoorde, dat de kapitein
dat gezegd had. „Dan zou de een of an
der dus belang in het geval gesteld
hebben, niet?"
Kapitein liet zijn blik even op mij
rusten. „Er is opgebeld door een man,
die zich uitgaf voor Charles Lamb. De
commissaris keek het na in de telefoon
gids en zag, dat mijn voornaam Albert
is. Hij deelde het mij vanochtend tele
fonisch mede. Het gesprek was afkomstig
van Hobert 6-3-6-3. Wie was het, me
vrouw Latham?"
„Ik vrees dat ik het vergeten ben",
zei ik. „Misschien kan ik het me nader
hand wel herinneren".
„U moest het zich liever dadelijk her
inneren, mevrouw!"
Het was de eerste maal, dat sergeam
Buck zijn mond open deed. Ellery
Seymour keek geschrokken om, als had
hij het Vrijheidsbeeld Latijn horen spre
ken.
„Het was Milton Minor" zei ik haastig.
„Milton Minor?" Mijnheer Seymour
keek een weinig verbaasd. „O, die. Ik
wist niet, dat hij met Bertha Taylor be
kend was". Hij nam. zijn hoed van de
geborduurde pianoloper bij de deur.
„Dan is er nog iets, kapitein. Hij plooide
zijn lippen tot een licht ironische glim
lach. „Zoudt u dat mannetje van u niet
liever vrijaf geven. Als ik niet in mijn
woning ben, dan kunt u mij toch altijd
gemakkelijk bereiken. Het is een beetje
vervelend de hele tijd gevolgd te wor
den, zoals vanochtend".
Hij glimlachte weer en kapitein Lamb
grijnsde gemoedelijk. „Goed. Ik zal zien
wal ik kan doen".
„Dank u".
Mijnheer Ellery Seymour vertrok.
Sergeant Buck keek vragend naar de
kapitein. „U hebt hem toch niet laten
schaduwen?"
Kapitein Lamb schudde het hoofd. „Ik
niet. Ik moet uit zien te vinden, wie
wel". Hij ging naar de deur toe, maar
bleef na een paar passen staan. „Waar
om zou ik dat ook niet aan jou overla
ten, Buck? Zie, wat je te weten kunt
komen. Ik heb andere dingen aan mijn
hoofd". Hij keek mij aai..
„Dus het was mijn oude vriend Milton,
die de commissaris opbelde?"
„Hij zou het u vanochtend vertellen",
zei ik. „Ik wilde zijn naam niet ver
klappen waar mijnheer Seymour bij was.
Milton mag alleen maar weten wat ze
hem vertellen. Ik denk niet, dat ze het
op prijs zullen stellen, wanneer hij in hun
privé-zaken rondneust".
„Minder mooi", zei kapitein Lamb ver
strooid. „Ik zal eens met Milton babbe
len".
„Wat dat Preston Hotel betreft, waar
die juffrouw Livingstone had behoren
te logeren", viel sergant Bruck in, „gaat
u daar nu heen?"
Lamb knikte. „We moesten er maar
niet langer mee wachten."
De blik in de grijze ogen, die van
de andere kant van de kamer op mij
gevestigd waren, beviel mij niet.
„Mag ik meegaan, kapitein?" zei ik
vlug, terwijl ik de kamer verliet.
„Welzeker, komt u maar."
Sergeant Buck keek verbeten en zijn
gezicht nam weer de kleur van beslagen
koper aan. „De
kolonel zou het liever niet heb
ben", voltooide ik. „Maar de kolonel is
er niet bij en daarom zal ik zo vrij zijn,
mee te gaan, wanneer kapitein Lamb het
mij toestaat", voegde ik eraan toe. „En
zeg dat alstublief niet meer."
„Neem me niet kwalijk, mevrouw"
zei sergeant Buck stijfjes.
„Natuurlijk niet, sergeant."
Maar wij gingen nog niet. De tele
foon tegen de muur van het benedenste
portaal rinkelde en ik hoorde de agent,
die antwoordde, kapitein Lamb roepen.
(Wordt vervolgd)
een onverbloemde stand van zaken
aangaande de mens. Want dat er met
de mens iets ingrijpends aan de hand
is, wordt zo langzamerhand wel be
kend, maar wat er precies aan de
hand is, moet nog moeizaam duidelijk
gemaakt worden.
Greene, Waugh en Andres hebben
dit vanuit liun vurig katholieke stand
punt getracht te doen. Zij hebben de
katholieke mens in zijn gevoeligste
gedaante opgezocht: de mens als zon
daar en die zondaar ais priester.
Stefan Andres laat zijn ex-pater Con-
salves de biecht horen van de rode lui
tenant Pedro. Eer de wederzijdse bereid
heid hiertoe aanwezig is, moeten diep
gaande en dramatische gesprekken wor
den gevoerd. Het gaat hier om de con
frontatie met een geloofsgeheim en om
de uiteenzetting van de heilsleer, die de
grondgedachte van het boek vormt: Het
Koninkrijk Gods is in ons. Utopia, de
heilstaat, is geen droomland. Christus is
niet voor dromers, theoretici en vage
idealisten gekomen; maar voor ons, zon
daars. Christus' heilstaat is een staat
van zondaars en de wetten van die staat,
waarnaar wij luisteren, moeten, zijn de
genaden. Utopia is ln ons. Utopia zijn
wij zélf. Dit is de enige titel, die men
aan de roman van Stefan Andres mag
meegeven. Het mes, waarmee de pater
de luitenant had willen doodsteken,
maar waaraan de neerknielende luite
nant zich tijdens de biecht per ongeluk
verwondt en dat dan een mes van barm
hartigheid wordt, is in feite niet veel
meer dan een schrijverstruc; meer pak
kend dan zinrijk
„Ridders der gerechtigheid"
Dit het Utopia der idealistische dro
mers waardeloos is, bewijst An
dres ook in zijn grote roman
Ridders der gerechtigheid", vertaald
door mr. A. Mertens. De titel zinspeelt
op een nieuwe generatie van „Maltheser
ridders." De roman speelt in Italië, in
1943 en 1944; dus omstreeks het chaoti
sche einde van de oorlog en van het
fascisme. Het is in zeker opzicht een
oorlogsroman. De menselijke noodtoe
stand krijgt tegen de achtergrond van
oorlog, corruptie en neo-fascisme zijn
relief. De Duitser Andres deelt zijn
voorkeur voor Italië met verscheidene
Amerikaanse war-reporters, met name
John Home Burns („The Gallery", Ame
rikaanse soldaten in Napels) en Ernest
Hemingway („Across the river and. into
the trees", spelend in Noord-Italie). Ita
lië, kan men wel zeggen, is voor de in
ternationale auteurs sinds '20 weer wat
Advertentie
het was in Goethe's tijd: de bakermat
van Europa's cultuur. En thans tevens
van Europa's crisis.
Andres legt in zijn „Ridders dei" ge
rechtigheid" de nadruk op de offervaar
digheid, die hij kenmerkend acht voor
de moderne jeugd. Van die offervaar
digheid heeft ook de katholieke Italiaan
se romancier Ignazio Silone getuigd,
toen hij zijn tijdelijke overgang tot het
communisme („De God die faalde'
verantwoordde. Hoe die spontane offer
vaardigheid verkeerd in praktijk kan
worden gebracht en uitgebuit, beschrijft
Andres uitvoerig. Zijn beschrijving
houdt de nodige tijdscritiek in, voorna
melijk op de burger, die droom en daad
niet tot een offergang weet te verbin-
den en „in wie de weg naar het abso-
lute doodloopt."
Een literair hoogtepunt is deze roman
intussen toch allerminst geworden. An
dres moest wat minder zwaar op de hand
zijn en wat meer gevoel voor humor
hebben. Hij grübelt werkelijk te veel.
Hij is niet zo'n rasschrijver als Greene
en Waugh. Men krijgt bij hem te vaak
de indruk, dat zijn personages als dra
gers van zijn ideeën fungeren en geen
ménsen zijn, in wie die ideeën als ziel
en bloed leven. Bovendien is de vertel
trant van „Ridders der gerechtigheid"
erg traag; de dialoog stroef en conven
tioneel, ondanks de gedurfde ideeën.
Van de filmische en dramatische ont
rolling der geschiedenis, die in „Het mes
der barmhartigheid" sterk op de ver
beelding werkt, is in „Ridders der ge
rechtigheid" weinig meer te bespeuren.
NICO VERHOEVEN
1) Uitg. De Fontein, Utreent.
ZONDAG 19 November: 25ste Zondag
na Pinksteren: Mis v. d. dag; 2 H Eli
sabeth; 3 H. Pontianus; Credo; prefatie
v. d. H. Drievuldigheid; groen.
MAANDAG: H. Felix van Valois, be
lijder; Mis Justus; gewone prefatie; wit.
DINSDAG: O. L. Vrouw Praesentatie;
Mis Salve; Credo; prefatie v. O. L. Vrouw;
wit
WOENSDAG: H. Caecilia, maagd, mar
telares; eigen Mis; gewone prefatie; rood.
DONDERDAG: H Clemens I, Paus, mar
telaar; eigen Mis; 2 H. Felicitas; prefa
tie v. d. Apostelen; rood.
VRIJDAG: H. Joannes v. h. Kruis, be
lijder, kerkleraar; Mis In medio; 2 H.
Chrysogonus; Credo; gewone prefatie:
wit.
ZATERDAG: H. Catharina. maagd, mar
telares; Mis Loquebar; (Utrecht: Credo);
gewone prefatie: rood.
ZONDAG 26 November: 26ste en laatste
Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2
H Silvester: 3 H. Petrus van Alexandrië;
Credo; prefatie v. d. H Drievuldigheid;
groen (Utrecht: 2 H. Silvester; 3. H. Ca
tharina; i H. Petrus).
(Vervolg van pag. 1)
er nogal enige verandering op de ar
beidsmarkt opgetreden. In verreweg de
meeste beroepen is voldoende arbeids
aanbod, zelfs met de nodige arbeidsre
serve. We tellen onze werklozen heiaas
weer bij tienduizenden. Dientengevolge
beginnen bij het ontslag-geven weer
heel andere invloeden te werken. Maar
nu staat daar het bekende art. 5 van het
B.B.A. als beschermende maatregel in
hoofdzaak voor de arbeiders. Thans
moet derhalve een ondernemer eerst
toestemming hebben van de tot toestem
ming geven bevoegde instantie. Dit is
nogal eens een keer lastig en sommige
werkgevers menen dan ook een andere
weg te moeten volgen. Hun staat immers
ook ten dienste het op zich zeer gezonde
art. 1639 P. van het Burgerlijk Wetboek.
Dit art. bepaalt; „Nadat in art. 1639 O.
is gezegd, dat een dienstbetrekking
zonder inachtneming van enige opzeg
termijn om een dringende aan de
wederpartij onverwijld medegedeelde
reden kan worden beëindigd. Voor den
werkgever worden als dringende rede
nen in den zin van het voorgaand arti
kel beschouwd; zodanige daden, eigen
schappen of gedragingen van den arbei
der, die ten gevolge hebben, dat van den
werkgever redelijkerwijze niet kan
worden gevergd de dienstbetrekking te
laten voortduren." Hierna geeft dit wets
artikel een 12-lal voorbeelden, waarna
het besluit: Bedingen, waardoor aan den
werkgever de beslissing zou worden
overgelaten of er ecne dringende reden
in den zin van artikel 1639 O. aanwezig
is, zijn nietig." Dit laatste nu wordt door
de hierbedoelde werkgevers nogal eens
verwaarloosd. Het blijkt ons uit de
practijk van de rechtskundige voorlich-
tingsbureaux, dat in talrijke gevallen
eenvoudig een dringende reden wordt
geconstrueerd. Een chauffeur die zijn
motor in de soep liet draaien, al had hij
er werkelijk geen schuld aan, werd op
staande voet ontslagen; een arbeider, die
op advies van de behandelend genees
heer twee dagen langer van het werk
bleef dan de controlerend geneesheer
meende dat nodig was, onderging het
zelfde lot. Een electricien, die een gloei
lamp liet stukvallen, eveneens. In elk
van deze gevallen bleek ons achteraf,
dat de werkgever de betrokkene wel
graag kwijt wilde. Dan moet de zaak
voor de Kantonrechter worden uitge
vochten, maar inmiddels is de arbeider
de dupe, vooral omdat velen eenvoudig
overdonderd worden door het beroep op
art. 1639 P. en er niet aan denken, dat
niet de werkgever, maar uiteindelijk de
rechter moet uitmaken, of er werkelijk
sprake is van een dringende reden.
Om op ons uitgangspunt terug te ke
ren, zo ooit, dan is het hier de geest, die
het artikel 1639 P. inhoud moet geven.
Wij zijn het met de vroegere opvattin
gen van de leiders onzer sociale organi
saties eens: een afdoende regeling van
deze materie is slechts mogelijk, indien
de onderlinge verstandhouding tussen
werkgevers en werknemers een volledig
gezonde is.