Dr. Drees voelt niets voor wijziging in regering tRicpEnoorman: 'ïÖe'Xoning cCer steppen I Stefan Andres in wedloop met Graham Greene en Evelyn Waugh De grote misdaden van een kleine man De uitbreiding der Kerk Wetsontwerp Sociale Ver zekering aangenomen RESA - HILVERSUM Mr. B. Haveman leider emigratie-kwesties ENAVOi Interlocaal verkeer in vier of vijf bundels Ook een introductie? literaire kroniek Ontslagrecht hcife,v™ t Geen sprake van een Staatssecretaris voor de binnenlandse veiligheid ZATERDAG 18 NOVEMBER 1950 PAGINA 3 KABINET OP BREDE BASIS Geslaagd dank zij STADION - Amsterdam Nieuwe telefoonboeken Carbovit beschermt leven en gezondheid door LESLIE FORD Ze hebben 442 studenten ge vraagd waarmee ze het liefst op een onbewoond eiland zouden zijn. 248 antwoorddenmet Ingrid Bergman 139 antwoordden: met Rita Hayworth 49 antwoorddenmet de ver zamelde werken van Goethe, Schiller, Homeros en God fried Bomans 5 antwoordden niet, omdat zij het een onmogelijke vraag vonden 1 antwoordde: met een be hoorlijke voorraad Bond Street sigaretten In alle ernstDe sigaret met de record omzet Liturgische weekkalender Morgen is het de vijf en twintig ste Zondag na Pinksteren. De liturgie van die dag staat wel heel duidelijk in het teken van de eind- verwachting, die haar hoogste uitdruk king vindt in de laatste Zondag van het kerkeliik jaar. Hoe meer wij het einde van de liturgische jaarkring naderen, hoe meer de eindvoltooiing door Chris tus' wederkomst op de voorgrond treedt. In alle veranderlijke gebeden van de H. Mis van morgen klinkt dd hoofdgedach te door: Christus is de uiteindelijke overwinnaar; aan Hem zullen alle men sen, volkeren en vorsten zich onder werpen. De aarde mag juichen, want de Heer is Koning. Epistel en Evangelie echter spannen de kroon. Beide verwijzen op niet mis te verstane wijze naar de eindoverwin ning van Christus. Maar voor het zo ver is, moeten wij, Zijn volgelingen, al het mogelijke doen om Zijn Rijk op aarde uit te breiden. In de laatste we ken is die gedachte het middelpunt ge weest van ons geestelijk leven. Missie- Zondag en Sint Willibrord-Zondag heb ben nadrukkelijk onze aandacht geves tigd op het missiekarakter van onze H. Godsdienst. God immers wil, dat alle mensen zalig worden en aan Zijn Kerk heeft Hij de opdracht gegeven het Evangelie te verkondigen aan alle vol keren. Die opdracht is algemeen en persoonlijk. Niemand mag zich daaraan onttrekken en aan niemand mag de goddelijke heilsboodschap worden onthouden. Priesters en leken moeten naar best vermogen medewerken aan de uitbreiding van het Rijk Gods. En als wij zelf niet actief daaraan kunnen werken, dan blijft nog steeds de strikte plicht door ons voortdurend gebed Gods zegen af te smeken over de arbeid van de werkers in de voorste linies. Sint Paulus spreekt duidelijk over deze apostolaatsplicht in de brief aan de Christenen van Thessalonica. Die men sen hadden het geloof in de Verlosset dat Paulus hun gepredikt had, dank baar aanvaard. Zij begrepen de verlos sende kracht ervan. En eenmaal zeil die ontzagwekkende rijkdom deelachtig, voelden zij zich door ware liefde voor hun evenmens ged-rongen de heilsbood schap die hun zoveel geluk, en vrede had gebracht, door te geven aan ande ren Zij zijn op die manier de ware na volgers van de Apostel geworden en hun leven werd zodoende een le ven- d e prediking „voor alle gelovigen in Macedonië en Achaië. Want van U uit zo zegt Sint Paulus is het woord des Heren verbreid, niet alleen in Mace donië en Achaië; maar overal is Uw ge loof in God bekend geworden, zodat wij geen woord meer daarover behoeven te spreken". Dat is de manier, waarop, volgens Gods bedoeling, Zijn Kerk zich heeft uit te breiden onder de mensen. Prachtig sluit in de liturgie van mor gen het Evangelie aan bij deze les van de Apostel der Heidenen. Christus self spreekt hier tot de Joden over Zijn Kerk. In de. H. Schrift worden de woor den Rijk Gods. Rijk der hemelen en Kerk vaak door elkaar gebruikt. Op zekere dag nu hield Jesus de jo den twee gelijkenissen voor, wat een populaire, voor ieder begrijpelijke ma nier van onderrichten was m het Een"' nietig mosterdzaadje «roeit uit tot een grote boom. Zo zal °0* £et Gods uit de kracht van de H Geest, Die het leidt, zich uitbreiden over de hele aarde. Een klein beetje zuurdeeg door dringt een groot quantum meel. AO a ook de goddelijke .genadekracht van ae Kerk de hele wereld heiligen. De eigenlijke genadewerking komt zonder twijfel geheel van God. Maar onze medewerking is daarbij noodza kelijk. Zowel voor onze eigen heiliging als voor het apostolaatswerk, het mis siewerk Zo is nu eenmaal het goddelijk heilsplan met de mensheid, waarmwij allen een functie hebben te vervullen. Het is goed, dat wij ons deze echt- katholieke plicht voortdurend m herinnering brengen. Vooral om dat de tegenwoordigetoestand van ae wereld zich zózeer in ongunstige zin heeft ontwikkeld, omdat zij zich ™°e^" willi" van God heeft afgewend, dat er geen uitkomst meer te verwachten is, tenzij door ons voorbeeld, door on, gebed en door ons apostolaat de ogen van de verdwaalde mensheid worden ge opend voor de enige waarheid van God. Er is in de geschiedenis wellicht geen tiidvak aan te wijzen, waarin zozeer het verlangen naar eenheid en samenwer king gevoeld werd als tegenwoordig. Katholieken en niet-katholieke christe nen houden zich intens bezig met het probleem der eenheid. De intenties van het H. Jaar zijn door de Heilige Vader daarop gericht en uit de reacties van frnctige en goedwillende Protestantse S op de jongste dogmaverklaring hlhkt een grote bezorgdheid juist in zwijgend voorbijgaan, omdat erwerp nauw verband staat met ons on van vandaag. Herhaaldelijk hoort men van rroie& tanten het verwijt, dat de Rooms tholieke Kerk zich zou laten leiden door machtsbewustzijn; dat het haar zou te doen zijn om een zo groot mogelijk overwicht in de wereld te verkrijgen. Heeft de R.K. Kerk dan inderdaad een machtsbesef? Als wij de vraag zo stellen, kunnen wii niet anders dan volmondig ja daar op antwoorden. Maar onmiddellijk moet eraan worden toegevoegd, dat dit machtsbesef dan toch wel iets heel Tnders is dan men bedoelt als men ons een verwijt daarvan maakt. r> R K Kerk heeft niet het minste heeft bij zijn opTredcn in het mai^chap- pelijk leven het gevoel, dat hu daa* ®it Kerk staat te vertegenwoordigen en uit te breiden met het doel alle anderen der haar machtssfeer te b^ngon En toch hebben wij als Katholieke een uitgesproken machtsbesef. machtsbesef n.l. van de waarheid Het rustige bezit van de waarheid maakt ons persoonlijk sterk en geeft een verantwoord gevoel van veilighei Dat wij ons te veel op dat gevoel van veiligheid hebben laten drijven, en niet voldoende aan onze maatschappelijk»' plichten hebben gedacht, is niet te ont kennen en hoogst betreurenswaardig. Omdat wij daardoor tekort zijn gescho^ ten in onze verantwoordelijke taaK t.o.v. het geestelijk welzijn van onz* medemensen. Toen Christus Zijn Apostelen de op dracht gaf het Evangelie aan alle vol keren te verkondigen zeide Hij: Mij is alle macht gegeven op aarde en m de hemel. Deze macht van een ware Koning is ook de macht van de Kei k maar dan een z u 1 v e r-g e e s t e 1 ij k e macht, die steunt op de goddelijke waa - heid. Deze waarheid is de heilsvoor waarde voor alle mensen. tn w i j moeten deze waarheid verbreiden over de aarde. Door het voorbeeld va een nauwgezette en beginselvaste ge loofsbeleving, door een voortdurend apostolaat en een aanhoudend gebed. Dat is de les, die de liturgie van de H. Mis van morgen ons allen op het hart drukt. Gods genade moge ons de kracht en het inzicht schenken deze le venstaak naar best vermogen te ver vullen. L. (Van onze parlementaire redacteur) l>r. Drees zag zich Vrijdagmiddag in de Tweede Kamer geplaatst voor de noodzaak antwoord te geven op de dringende wens van prof. Romme om tot spoedig herstel van de basis van het kabinet over te gaan. Dringende wensen van prof. Romme moet men niet in de wind slaan, maar een kabinet kan er nu ook weer niet op slag voor ondersteboven vallen, zodat het geheel een nog al lastige zaak was. In de eerste plaats legde dr. Drees er nog maar eens de nadruk op, dat men de heer s' Jacob gekozen heeft om het defensiebeleid, dat hij zou kunnen voeren en niet om politieke redenen. Dit is een hoogst respectabel argument, maar het tast die andere eis niet aan, dat het kabinet een bepaalde politieke samenstelling moet hebben, die men niet willekeurig kan veranderen. van die stijl is begonnen op het mo ment, waarop men ertoe is overgegaan hardop te zeggen, dat men de sug gestie in een dergelijke mededeling besloten, zo vrij is niet te aanvaar den. Minister Lieftinck heeft nog enige me dedelingen gedaan over de door hem aangekondigde besparingen. Zij zijn van technische aard en men wordt er ten aanzien van de inhoud dezer be sparingen niet veel wijzer van. Men vindt ze vermeld in het verslag. In antwoord op de opmerkingen van de heer Hofstra aangaande de verlaging van het levenspeil en de investeringen zeide hij, dat er waarheid schuilt in de opmerking, dat wanneer men het le venspeil verlaagt en de investeringen verhoogt, de meer gegoeden vooral profi- fiteren van de vruchten van dit laatste, terwijl de minder draagkrachtigen voor al de dupe worden van het verlaagde levenspeil. Dit neemt niet weg, dat de investeringen met het oog op de toe komst uitermater belangrijk zijn. Dit wordt dan een prachtige opgave voor de sociaal-economische politiek die in het naaste °rschiet ligt. Maar het is bijzonder moeilijk, legde dr. Drees uit. Er zijn twee oplossingen denkbaar: benoeming van een nieuwe minister er bij, of vervanging van een zittende minister. Het eerste noemde hij onaanvaardbaar, het tweede niet wenselijk. Als men het over het eerste met hem eens is, volgt daaruit noodza kelijkerwijs, dat er over het niet-wen- selijk gepraat zal moeten worden. Als er dan gepraat zal moeten worden, dan zal men er in 's hemels naam overheen dienen te stappen, dat een nieuwe mi nister zich opnieuw zal moeten inwer ken. Het is wel vervelend, maar het bezwaar kan werkelijk niet de doorslag geven. Een belangrijker argument tegen de vervanging lijkt de door de minister president aangevoerde overweging, dat een minister niet dient te ver trekken om redenen, die geheel bui ten zijn beleid omgaan. Doch men moet ook geen arbitraire verandering aanbrengen in de politieke samenstel ling van een kabinet, en dit is ge beurd. Men kan zich nu verdiepen in de vraag, of de redenen, waarom het is gebeurd enige invloed zouden kun nen doen gelden op de beoordeling van het feit, doch wij geloven, dat dit hier nauwelijks ter zake doet. Als het kabinet er op gehoopt mocht hebben zonder zich daar vooraf deugdelijk van te hebben vergewist dat de nieuwe minister door de partijen als C.H.-man erkend zou worden, dan heeft het kabinet zich vergist en staat het voor de onaangename taak de ge volgen van die vergissing te herstel len. Er kon nu niet verder meer over de kwestie gesproken worden, want de Kamer ging niet over tot een derde ter mijn. Dit is misschien maar goed ook. Het standpunt van prof. Romme is be kend, en overigens mag men het kabi net wel even tijd laten. Voorts heeft de minister-president medegedeeld, dat er in de minister raad nooit is gesproken over de be noeming van een staatssecretaris voor de binnenlandse veiligheid. Daar kan men acte van nemen, doch aan der gelijke formalistische ontkenningen heeft niemand iets. Er zijn tal van „ndere plaatsen, waar bevoegde per sonen er wel over gesproken kunnen hebben. Dit is voorlichting in een an tiek geworden stijl. De antiquiteit Advertentie (Bekende Schriftelijke Cursus) Vraagt ons prospectus: Staatsexamen, Mulo-dipl., H.B.S. A en B, Onderwijzers-akte, Hoofdakte, Boekh. M.O. Wiskunde L.O. en M.O. KI en K5. (Van onze Haagse redacteur) Hedenmorgen is op het departement van Sociale Zaken een bespreking ge houden tussen minister Joekes enerzijds en vertegenwoordigers van verschillende instanties, die zich met ewigratie bezig houden met ook de heer Schilthuis an derzijds. Het liet zich aanzien, dat bij deze besprekingen belangrijke beslissin gen zouden worden genomen inzake de organisatie van de emigratie, welke, zo als bekend, thans verre van bevredigend verloopt. Naar verluidt, zal de leiding voor emi gratiekwesties in handen worden gelegd van mr. ir. B. W Haveman, economisch adviseur in algemene dienst bij de hoofd afdeling Economische Zaken van het departement van Verkeer. Wij vernemen voorts, dat het in de bedoeling iigt de voorlichting voor de vrouw wat emigra tie-aangelegenheden betreft, intensiever te gaan beoefenen. Advertentie Maandag 20 Nov. middag en avond in het Restaurant 210e AUTO - VEILING AMSTERDAM ROTTERDAM MAANDAGS van 2-5 7.9 u. WOENSDAGS 2-5 u. VRUDACS fn 2-3 m 7-9 MET DE BEKENDE „ENAVO-GARANTIE" (Van onze Haagse redacteur) De directeur-generaal van de P.T.T., de heer L. Neher, heeft Vrijdagmorgen te Den Haag een toelichting gegeven op het vee] besproken besluit van de P.T.T. om in de toekomst de telefoon gidsen op een heel andere manier uit te geven dan tot nog toe het geval is. De voornaamste argumenten voor deze verandering zijn: 1. dat het drukkerscontract voor te lefoonboeken ten einde loopt en nu voor zo lang mogelijke duur een rege ling getroffen moet worden, die o.m. een goede spreiding van het werk brengt; 2. dat de interesse-radius van de gemiddelde burger groter wordt, zodat hij behoefte krijgt aan een gids voor het gehele district, waar zijn telefoon aansluiting onder valt en 3. dat een groot aantal pagina's van de nummers der grote steden thans in de interlocale gids onnodig gedrukt wordt voor hen, die uiteraard in zo'n stad ook over de plaatselijke gids be schikken en dus een dubbele lijst krij gen. Wat er thans te gebeuren staat komt hierop neer: men gaat zestien gidsen drukken, voor elk district een. Elk dezer gidsen wordt aan de aangeslote nen in deze districten gratis verstrekt; deze mensen gaan er dus bij de tegen- ■woordiga toestand vergeleken op voor uit. Belanghebbenden zullen zich ook een of meer der gidsen buiten hun district tegen betaling kunnen aanschaffen en er komt bovendien een bundeling van de zestien gidsen in waarschijnlijk vier of vijf groepen. Wanneer men dus deze vijf gidsen aanschaft, heeft men het gehele interlocale telefoonboek weer compleet. De administrateur van de suiker onderneming Bantaramta J. Sanger is Woensdagochtend met zijn chauffeur vermoord. Beide slachtoffers werden Woensdagochtend dood aangetroffen in de tuinen ten Zuiden van Brebes. Advertentie bij voedselvergiftiging en allerlei maag- en ingewandbezwaren, alsmede diarrhee, misselijkheid, opgeblazen gevoel enz. Carbovit is volkomen onschadelijke absorbtie- kool in dragée-vorm, zodat de mond bij het innemen ervan niet zwart wordt. Veilig altijd Carbovit in huis te hebben. Safety first. Flacon 1 gld. Doos 40 ct. 42. Regan besejte dat er geen andere uitweg voor hem was en ging hun voor naar de plaats waar hij zijn opdrachtgever zou ontmoeten. Terwijl zij afdaalden naar het riviertje verloor Èric hem geen seconde uit het oog. Deze man was zijn enige troefkaart in het sinistere spel dat hij reeds zo lang met zijn onbekende tegenstander speelde; een spel waarvan Gonor's leven de inzet vormde. En de Noorman was vastbesloten om thans de weten te komen, wie het leven van het jonge stamhoofd zo vaak bedreigde. Zij hadden de oever nu bereikt. Stijl rees de oever, in de loop der eeuwen door het water uitgeslepen, naast hen op. Hoog boven hen lag het nomadenkamp. Reeds vroeg Eric zich af of Regan hen soms met verraderlijke bedoelingen naar deze afgelegen plek gebracht had, toen deze plotseling bleef staan en voor zich uit wees. Hij sprak geen woord, maar Erie begreep wat hij bedoelde. Zijn scherpe ogen hadden meteen het donkere gat ontdekt, dat daar in de oever was uitgegraven. Een kunstmatige grot, schoot het door hem heen. Zijn tegenstander had wel de nodige voorzorgen genomen. .Bevindt hij zich daar?" vroeg hij geluidloos. Regan knikte. Met een kort gebaar beval Eric het meisje om achter te blijven en liep samen met zijn gevangene naar de grot toe. De ingang tuas afgesloten door een lederen gordijn. „Ge weet wat u te doen staat.'" beet hij Regan toe en schoof de voorhang terzijde Een vreemde spanning had zich van hem meester gemaakt. Zijn ogen beten zien vast aan de donkere gestalte, die thans uit het binnenste van de grot opdook, zodra h\j hun nadering gewaar werd. Het licht was achter hem, zodat zijn gelaat in dé schaduw bleef. Terwijl hij Regan naar voren duwde, trachtte Eric de man voor hem te herkennen. „Ha zo, daar zijt ge eindelijk," klonk diens stem hun tegen. „Ik heb wel moeten wachtenMaar het doel is wel wat wachten waard, zullen we zeggen. Hebt ge uw opdracht uitgevoerd, Regan?" En toen deze wat moeilijk knikte: „Ik neem aan, dat ge uw makker het eigenlijke werk wel zult hebben overgelaten, ha ha ha! Ik ken u. Maar accoord. Indien Gonor uit de weg is geruimd, stel ik geen vervelende vragen meer en betaal u de prijs die wij overeen zijn gekomen. Pak aan." En hij stak Regan een goedgevulde beurs toe. Deze stond reeds op het punt de beurs aan te nemen, toen een stoot in de rug hem beduidde, dat de Noorman andere plannen had. Gehoorzaam schudde hij daarop het hoofd. Maar onder z'n mantel brak het koude zweet hem uit. Hoe nu?" viel de onbekende opdrachtgever uit. „Ge zijt niet tevreden? Dit is toch de prijs, die wij overeengekomen zijn. Of heeft uw makker nieuwe eisen?" „Ik heb inderdaad een nieuwe eis!" ynompelde de vermeende makker, terwijl hij lenig naar voren gleed. „Want uiteindelijk is er slechts één prijs voor broedermoord...!" Hij sloeg met een forse beweging zijn mantel terug, opdat de ander zijn gezicht zou zien. Het leven van de moordenaar, Toeghir!" ■jr^v e namen Graham Greene, Evelyn Waugh en Stefan Andres waren in ons 1 land enkele jaren geleden vrijwel onbekend en onbemind. Ineens is er om dit drietal een gedrang ontstaan, waarbij men om het hardst zowel Greene, als Waugh en Andres tot de grootste katholieke romanschrijver van onze dagen hoort uitroepen. Waaraan danken deze vreemde auteurs dit zo plotseling losbre kend vaderlands supportersgejuich? Eerst werd het toch als een riskante onder neming beschouwd het zonde-en-heiligheid-probleem in Greene's beste boeken aan do Roomse lezers voor te leggen; dat weten de insidersGeen katholieke uitgever mocht Greene introduceren. En Waugh, even katholiek als militantgaf zijn tijdscritiek ook niet bepaald in de vorm van vergulde pillen; weshalve men hemzijnde te scherp, niet graag slikte. En thans komt de ronde Duitser Stefan Andres eens fiks in de moraal van deze tijd wroeten grübeln eigenlijk)daarmee het succes van zijn Angelsaksische broeders evenarend. Stefan Andres werd vorig jaar door één katholieke uitgever 1) in de Neder land bekend gemaakt. Dit geschiedde door een vertaling van de korte roman „W ir sind Utopia" onder de titel „Het mes der barmhartig- heid." Zo ongelukkig als de overzet ting van Greene's boektitel „The po wer and the glory" (het evangelische „de kracht en de heerlijkheid") in „Het geschonden geweten" is, zo ongelukkig is ook deze verandering van „Wij zijn Utopia" (d.w.z. het Koninkrijk Gods is in ons) in „Het mes der barmhartig heid". Het accent komt ineens heel an ders te liggen. Da bedoeling van de schrijver wordt er door miskend. Een bijmotiefje van de roman wordt er door tot leidmotief geproclameerd en de kern van de zaak, waar het om gaat. wordt uit de aandacht gebannen. Ook al ziet men in deze accentverschuiving geen poging om de gedurfde strekking van de roman te verdoezelen en al zal het de uitgever wel om een pakkende titel te doen zijn geweest (voor de Duitser is een titel die met „Wir sind" begint altijd pakkender dan voor de nuchtere Hollander), toch is dit geen hoffelijke en zelfs geen verantwoorde manier om een auteur te introduceren, van wie op de laatste bladzijde van het boek profetisch wordt gezegd: „Stefan Andres, een der meest belovende jon geren onder de Duitse schrijvers, zal niet lang meer onbekend blijven in Nederland. De Uitgever". Een auteur, wiens eerste boek in 1928 verscheen, tot de „jongeren" te re kenen, is wèl hoffelijk, maar toch ook niet helemaal te verantwoorden. Of moet hier het onbewuste schuldgevoel weggepraat worden, dat deze belofte tot op heden aan het Hollandse pu bliek onthouden bleef? Hoe dan ook: thans is „Het mes der barmhartigheid" er, alsmede een grote roman van Andres: „Ridders der gerechtigheid (Ritter der Gerech- tigkeit). Het eerste werkje overtreft in al zijn beknoptheid de waarde van de tweede, grote roman verre. De verta ling van J. von Wattenwyl-de Gruyter is (op de titel na) goed. De roman speelt in Spanje tijdens de burgeroor log. De hoofdpersonen zijn een rode luitenant, Pedro Gutierrez, en een krijgsgevangen soldaat aan Franco's zijde, Paco Hernandes. Deze Paco blijkt een weggelopen monnik te zijn, die in het Carmelietenklooster padre Con- saives heette. Het toeval wil, dat Paco- Consalves als krijgsgevangene wordt ondergebracht in het gebouw, dat vroeger zijn klooster was. Dit toeval is een te opzettelijke trouvaille van de auteur, maar goed, bet is een dankbaar uitgangspunt voor het „gesprek", dat zich tussen de ex-pater en de rode lui tenant gaat afspelen. Onwillekeurig moet men hierbij den ken aan een soortgelijk gesprek in Gra ham Greene's „Het geschonden gewe- STEFAN ANDRES ten" tussen de gevangengenomen bos- priester en de rode politieluitenant van de Mexicaanse revolutiestaat. Beide priesters en beide luitenants worden voorgesteld als apostelen van een Idee; als sterke figuren met een zwak hart. Hun gesprekken zijn psychische kracht metingen; duels op „de menselijke waar digheid". Op 't louter menselijk niveau van zieligheid en grootsheid, van fana tieke eerlijkheid en krampachtig verzet tegen een morele nederlaag, vinden de ze geesten van tegenspraak elkaar. Ze tieren in eikaars zonden, die eigenlijk meer ingekankerde zwakheden en psy chische onvolgroeidheden zijn, dan „vrij willige overtredingen van de wet Gods". Deze mensbeschouwing, die de zonde- staat van de mens als zielstekort en als tijdsverschijnsel poogt te doorgronden, vormt de grondslag van verstandhou ding tussen genoemde auteurs en hun enthousiaste lezerskring. Een man als Greene rekent zo ge voelig af met het traditionele wit- zwart-schema van het goede en het slechte in de mens; hij zoekt zo be wust naar de gouden kern in de zon daar en hij opent hiermee zo'n nieuw tijdperk van romantisch apologetise- ren, dat de felle anti-stemmen aanvan kelijk wel begrijpelijk waren. En be grijpelijk is ook, dat de anti-roepers, toen ze het succes van Greene c.s. niet meer tegen konden houden, heel ver- standig mee pro gingen roepen. Want het zou van domheid getuigd hebben, indien ze de vingerwijzing van deze nieuwmodische, maar echtzinnige apo logeten zouden hebben teruggewezen of genegeerd. Het moderne levensge voel, ook het katholieke, eist, zo gauw het mondig wordt, een genuanceer der begrip van de geestelijk-stoffelij ke structuur, die méns heet. Het eist 28 ,,Toen ik het ochtendblad las. Ik ben hier vannacht geweest om met Bertha Taylor te spreken. Mijnheer Hallet belde me om ongeveer half drie op en las me een briefje voor, dat hij had gevonden. Er stond dit adres op. Mijnbeer Hallet was van streek door wat er gisteren ge beurd was. Hij denkt, dat mijnheer Stubblefield uit presidentenhout gesne den is en er waren mensen van de pers in de buurt geweest. De achtergrond kende hij natuurlijk totaal niet; hij dacht alleen maar, dat die vrouw niet goed bij haar verstand was. Toen hij haar adres ontdekte, belde hij me uit bed om het me te vertellen". „En wist voordien geen van u allen haar adres dan?" „O nee, we verwachtten, dat ze zich vandaag aan mijnheer Stubblefields hotel zou vervoegen. Ik had er na tuurlijk. om opschudding te vermijden, belang bij, dat te voorkomen en daar om, toen mijnheer Hallet opbelde, ben ik hier dadelijk heen gegaan om te trachten haar te overreden kalm naar huis te keren. Ik maakte me helemaal niet ongerust over die moord. De buren zeiden, dat het een jonge vrouw was. Pas vanmorgen, toen ik de krant inkeek, besefte ik, wat er gebeurd moest zijn." En hebt u toen niet de commissaris van politie in Livingston, Montana, op gebeld, mijnheer Seymour?" vroeg kapi tein Lamb. Ik was blij dat hij op dat ogenblik mijn kant niet uit keek. Éllery Seymour schudde het hoofd. „De commisaris van politie, nee, wel van ochtend, mevrouw Taylor. Ik meende eerst, dat ze allebei wel hier konden zijn. Maar zij was daar". „Ik mag aannemen, dat u haar die lijfrente heeft bezorgd, niet waar mijn heer Seymour?" vroeg kapitein Lamb. Ellery Seymour schokschouderde. „Al leen in die zin, dat mijnheer Stubble field minder nauw in aanraking komt met het personeel dan ikalthans in dertijd. Ik sprak er met hem over. Hij is iemand, die het erg druk heeft, kapi tein". Hij stond op. „Als er iets is, dat ik doen kan, dan ben ik daartoe gaarne bereid", zei hij. „Ik ben er zeker van dat mijnheer Stub blefield eventuele kosten voor zijn reke ning zal nemen". Hij trad naar de deur, maar bleef halverwege staan. „Zei u niet dat iemand in de afgelopen nacht de commissaris van politie heeft opgebeld?" Hij keek alsof hij nu pas hoorde, dat de kapitein dat gezegd had. „Dan zou de een of an der dus belang in het geval gesteld hebben, niet?" Kapitein liet zijn blik even op mij rusten. „Er is opgebeld door een man, die zich uitgaf voor Charles Lamb. De commissaris keek het na in de telefoon gids en zag, dat mijn voornaam Albert is. Hij deelde het mij vanochtend tele fonisch mede. Het gesprek was afkomstig van Hobert 6-3-6-3. Wie was het, me vrouw Latham?" „Ik vrees dat ik het vergeten ben", zei ik. „Misschien kan ik het me nader hand wel herinneren". „U moest het zich liever dadelijk her inneren, mevrouw!" Het was de eerste maal, dat sergeam Buck zijn mond open deed. Ellery Seymour keek geschrokken om, als had hij het Vrijheidsbeeld Latijn horen spre ken. „Het was Milton Minor" zei ik haastig. „Milton Minor?" Mijnheer Seymour keek een weinig verbaasd. „O, die. Ik wist niet, dat hij met Bertha Taylor be kend was". Hij nam. zijn hoed van de geborduurde pianoloper bij de deur. „Dan is er nog iets, kapitein. Hij plooide zijn lippen tot een licht ironische glim lach. „Zoudt u dat mannetje van u niet liever vrijaf geven. Als ik niet in mijn woning ben, dan kunt u mij toch altijd gemakkelijk bereiken. Het is een beetje vervelend de hele tijd gevolgd te wor den, zoals vanochtend". Hij glimlachte weer en kapitein Lamb grijnsde gemoedelijk. „Goed. Ik zal zien wal ik kan doen". „Dank u". Mijnheer Ellery Seymour vertrok. Sergeant Buck keek vragend naar de kapitein. „U hebt hem toch niet laten schaduwen?" Kapitein Lamb schudde het hoofd. „Ik niet. Ik moet uit zien te vinden, wie wel". Hij ging naar de deur toe, maar bleef na een paar passen staan. „Waar om zou ik dat ook niet aan jou overla ten, Buck? Zie, wat je te weten kunt komen. Ik heb andere dingen aan mijn hoofd". Hij keek mij aai.. „Dus het was mijn oude vriend Milton, die de commissaris opbelde?" „Hij zou het u vanochtend vertellen", zei ik. „Ik wilde zijn naam niet ver klappen waar mijnheer Seymour bij was. Milton mag alleen maar weten wat ze hem vertellen. Ik denk niet, dat ze het op prijs zullen stellen, wanneer hij in hun privé-zaken rondneust". „Minder mooi", zei kapitein Lamb ver strooid. „Ik zal eens met Milton babbe len". „Wat dat Preston Hotel betreft, waar die juffrouw Livingstone had behoren te logeren", viel sergant Bruck in, „gaat u daar nu heen?" Lamb knikte. „We moesten er maar niet langer mee wachten." De blik in de grijze ogen, die van de andere kant van de kamer op mij gevestigd waren, beviel mij niet. „Mag ik meegaan, kapitein?" zei ik vlug, terwijl ik de kamer verliet. „Welzeker, komt u maar." Sergeant Buck keek verbeten en zijn gezicht nam weer de kleur van beslagen koper aan. „De kolonel zou het liever niet heb ben", voltooide ik. „Maar de kolonel is er niet bij en daarom zal ik zo vrij zijn, mee te gaan, wanneer kapitein Lamb het mij toestaat", voegde ik eraan toe. „En zeg dat alstublief niet meer." „Neem me niet kwalijk, mevrouw" zei sergeant Buck stijfjes. „Natuurlijk niet, sergeant." Maar wij gingen nog niet. De tele foon tegen de muur van het benedenste portaal rinkelde en ik hoorde de agent, die antwoordde, kapitein Lamb roepen. (Wordt vervolgd) een onverbloemde stand van zaken aangaande de mens. Want dat er met de mens iets ingrijpends aan de hand is, wordt zo langzamerhand wel be kend, maar wat er precies aan de hand is, moet nog moeizaam duidelijk gemaakt worden. Greene, Waugh en Andres hebben dit vanuit liun vurig katholieke stand punt getracht te doen. Zij hebben de katholieke mens in zijn gevoeligste gedaante opgezocht: de mens als zon daar en die zondaar ais priester. Stefan Andres laat zijn ex-pater Con- salves de biecht horen van de rode lui tenant Pedro. Eer de wederzijdse bereid heid hiertoe aanwezig is, moeten diep gaande en dramatische gesprekken wor den gevoerd. Het gaat hier om de con frontatie met een geloofsgeheim en om de uiteenzetting van de heilsleer, die de grondgedachte van het boek vormt: Het Koninkrijk Gods is in ons. Utopia, de heilstaat, is geen droomland. Christus is niet voor dromers, theoretici en vage idealisten gekomen; maar voor ons, zon daars. Christus' heilstaat is een staat van zondaars en de wetten van die staat, waarnaar wij luisteren, moeten, zijn de genaden. Utopia is ln ons. Utopia zijn wij zélf. Dit is de enige titel, die men aan de roman van Stefan Andres mag meegeven. Het mes, waarmee de pater de luitenant had willen doodsteken, maar waaraan de neerknielende luite nant zich tijdens de biecht per ongeluk verwondt en dat dan een mes van barm hartigheid wordt, is in feite niet veel meer dan een schrijverstruc; meer pak kend dan zinrijk „Ridders der gerechtigheid" Dit het Utopia der idealistische dro mers waardeloos is, bewijst An dres ook in zijn grote roman Ridders der gerechtigheid", vertaald door mr. A. Mertens. De titel zinspeelt op een nieuwe generatie van „Maltheser ridders." De roman speelt in Italië, in 1943 en 1944; dus omstreeks het chaoti sche einde van de oorlog en van het fascisme. Het is in zeker opzicht een oorlogsroman. De menselijke noodtoe stand krijgt tegen de achtergrond van oorlog, corruptie en neo-fascisme zijn relief. De Duitser Andres deelt zijn voorkeur voor Italië met verscheidene Amerikaanse war-reporters, met name John Home Burns („The Gallery", Ame rikaanse soldaten in Napels) en Ernest Hemingway („Across the river and. into the trees", spelend in Noord-Italie). Ita lië, kan men wel zeggen, is voor de in ternationale auteurs sinds '20 weer wat Advertentie het was in Goethe's tijd: de bakermat van Europa's cultuur. En thans tevens van Europa's crisis. Andres legt in zijn „Ridders dei" ge rechtigheid" de nadruk op de offervaar digheid, die hij kenmerkend acht voor de moderne jeugd. Van die offervaar digheid heeft ook de katholieke Italiaan se romancier Ignazio Silone getuigd, toen hij zijn tijdelijke overgang tot het communisme („De God die faalde' verantwoordde. Hoe die spontane offer vaardigheid verkeerd in praktijk kan worden gebracht en uitgebuit, beschrijft Andres uitvoerig. Zijn beschrijving houdt de nodige tijdscritiek in, voorna melijk op de burger, die droom en daad niet tot een offergang weet te verbin- den en „in wie de weg naar het abso- lute doodloopt." Een literair hoogtepunt is deze roman intussen toch allerminst geworden. An dres moest wat minder zwaar op de hand zijn en wat meer gevoel voor humor hebben. Hij grübelt werkelijk te veel. Hij is niet zo'n rasschrijver als Greene en Waugh. Men krijgt bij hem te vaak de indruk, dat zijn personages als dra gers van zijn ideeën fungeren en geen ménsen zijn, in wie die ideeën als ziel en bloed leven. Bovendien is de vertel trant van „Ridders der gerechtigheid" erg traag; de dialoog stroef en conven tioneel, ondanks de gedurfde ideeën. Van de filmische en dramatische ont rolling der geschiedenis, die in „Het mes der barmhartigheid" sterk op de ver beelding werkt, is in „Ridders der ge rechtigheid" weinig meer te bespeuren. NICO VERHOEVEN 1) Uitg. De Fontein, Utreent. ZONDAG 19 November: 25ste Zondag na Pinksteren: Mis v. d. dag; 2 H Eli sabeth; 3 H. Pontianus; Credo; prefatie v. d. H. Drievuldigheid; groen. MAANDAG: H. Felix van Valois, be lijder; Mis Justus; gewone prefatie; wit. DINSDAG: O. L. Vrouw Praesentatie; Mis Salve; Credo; prefatie v. O. L. Vrouw; wit WOENSDAG: H. Caecilia, maagd, mar telares; eigen Mis; gewone prefatie; rood. DONDERDAG: H Clemens I, Paus, mar telaar; eigen Mis; 2 H. Felicitas; prefa tie v. d. Apostelen; rood. VRIJDAG: H. Joannes v. h. Kruis, be lijder, kerkleraar; Mis In medio; 2 H. Chrysogonus; Credo; gewone prefatie: wit. ZATERDAG: H. Catharina. maagd, mar telares; Mis Loquebar; (Utrecht: Credo); gewone prefatie: rood. ZONDAG 26 November: 26ste en laatste Zondag na Pinksteren; Mis v. d. dag; 2 H Silvester: 3 H. Petrus van Alexandrië; Credo; prefatie v. d. H Drievuldigheid; groen (Utrecht: 2 H. Silvester; 3. H. Ca tharina; i H. Petrus). (Vervolg van pag. 1) er nogal enige verandering op de ar beidsmarkt opgetreden. In verreweg de meeste beroepen is voldoende arbeids aanbod, zelfs met de nodige arbeidsre serve. We tellen onze werklozen heiaas weer bij tienduizenden. Dientengevolge beginnen bij het ontslag-geven weer heel andere invloeden te werken. Maar nu staat daar het bekende art. 5 van het B.B.A. als beschermende maatregel in hoofdzaak voor de arbeiders. Thans moet derhalve een ondernemer eerst toestemming hebben van de tot toestem ming geven bevoegde instantie. Dit is nogal eens een keer lastig en sommige werkgevers menen dan ook een andere weg te moeten volgen. Hun staat immers ook ten dienste het op zich zeer gezonde art. 1639 P. van het Burgerlijk Wetboek. Dit art. bepaalt; „Nadat in art. 1639 O. is gezegd, dat een dienstbetrekking zonder inachtneming van enige opzeg termijn om een dringende aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden kan worden beëindigd. Voor den werkgever worden als dringende rede nen in den zin van het voorgaand arti kel beschouwd; zodanige daden, eigen schappen of gedragingen van den arbei der, die ten gevolge hebben, dat van den werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren." Hierna geeft dit wets artikel een 12-lal voorbeelden, waarna het besluit: Bedingen, waardoor aan den werkgever de beslissing zou worden overgelaten of er ecne dringende reden in den zin van artikel 1639 O. aanwezig is, zijn nietig." Dit laatste nu wordt door de hierbedoelde werkgevers nogal eens verwaarloosd. Het blijkt ons uit de practijk van de rechtskundige voorlich- tingsbureaux, dat in talrijke gevallen eenvoudig een dringende reden wordt geconstrueerd. Een chauffeur die zijn motor in de soep liet draaien, al had hij er werkelijk geen schuld aan, werd op staande voet ontslagen; een arbeider, die op advies van de behandelend genees heer twee dagen langer van het werk bleef dan de controlerend geneesheer meende dat nodig was, onderging het zelfde lot. Een electricien, die een gloei lamp liet stukvallen, eveneens. In elk van deze gevallen bleek ons achteraf, dat de werkgever de betrokkene wel graag kwijt wilde. Dan moet de zaak voor de Kantonrechter worden uitge vochten, maar inmiddels is de arbeider de dupe, vooral omdat velen eenvoudig overdonderd worden door het beroep op art. 1639 P. en er niet aan denken, dat niet de werkgever, maar uiteindelijk de rechter moet uitmaken, of er werkelijk sprake is van een dringende reden. Om op ons uitgangspunt terug te ke ren, zo ooit, dan is het hier de geest, die het artikel 1639 P. inhoud moet geven. Wij zijn het met de vroegere opvattin gen van de leiders onzer sociale organi saties eens: een afdoende regeling van deze materie is slechts mogelijk, indien de onderlinge verstandhouding tussen werkgevers en werknemers een volledig gezonde is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 5