ECHTE
FRANSE
COGNAC
LouwesIs sociale zekerheid van
binnen mogelijk voos?
tRicDE noorman: lOeTEonrnp eter Steppen
hdDaa^oek Van
•Jan-of «ek
EiAAk
Tf
Gancia
De grote misdaden
van een kleine man
I T-uiS&ix n&ui an Cipp&ii
KARS0TE RUB
TWEE KONINGINNEN EEN MIDDAG BIJ
JEUGD IN 00ST-L0NDEN
o mil mil'
rad voor ogen
Overpeinzingen
Enthousiaste meisjes dansen zevensprong
Prinsen Geerligsprijs
voor J. A. Blokker
Draaien wij ons geen
Met een oud*klas£enoot nat snoeken
VRIJDAG 24 NOVEMBER 1950
PAGINA 3
HET VORSTELIJK BEZOEK AAN ENGELAND
Eervolle vermelding voor
J. Vrijman
Verdroging zandgronden
vermouih Torino
Journaliste gaat werk van huismoeders na
Opzienbarende vinding wint hand over hand veld
Pater Radulphus 60 jaar
op Curasao
Ontscheping „Waterman"
door
LESLIE
FORD
Shampodor
van Snorrebor 1
Het Derde Programma
van de B.B.C.
Meesterstukjes van de
natuur
Geest des tijds
Bestrijdt hardnekkige kou
van twee kanten tegelijk
Advertentie
(Vervolg van pag. 1)
In de namiddag: ging Koningin Julia
na zonder Prins Bernhard, doch ver
gezeld van Koningin Elizabeth van En
geland. op bezoek bij de „Time and
Talent Settlement" in Bermondsey in
Oost-Londen, waarvan zich de triest
heid op een regenachtige middag in
November onder een vale lage lucht
nauwelijks laat beschreven. Doch de
bevolking van Bermondsey had haar
best gedaan met versieringen van vlag
gen en wimpels en ballonnen en was
in groten getale komen opdagen om
de beide Koninginnen toe te juichen in
de nauwe kromme straat waar het klei
ne clubgebouw is gelegen tegenover een
oliewinkel en omgeven door pakhuizen
en fabrieken van hemden, huiden, rub
ber, vaten en verf. Als de kastanjebrui
ne Daimler met de beide Koninginnen,
gevolgd door twee auto's met leden
van de suite, de straat inrijdt, werpt de
plaatselijke bevolking onder luid ge
juich het hoofd in de natte nek, ver
breekt de politieafzetting en stormt op
de Daimler af. Doch het is allemaal
heel vriendelijk bedoeld en de menigte
laat zich gedwee door de gemoedelijke
politieagenten terugvoeren tot de nor
male discipline. De burgemeesteres
van Bermondsey, mej. Greenwood, die
het ereteken droeg van Ridder in de
Orde van Oranje-Nassau dat haar
twee dagen eerder was verleend, be
groet de hoge gasten en vervolgens
worden de beide Koninginnen naar
binnen geleid in het kleine zaaltje,
waar 40 schelle meisjesstemmen een
luid hoera aanheffen.
De wanden van het zaaltje zijn ver
sierd met tekeningen van de meisjes
wier leeftijd varieert van vijf tot veer
tien (die van 5—8 heten in het clubleven
Pinkie Bells, die van 8—12 Peter Pans
en die van 1214 Penguins). De beide
hoge gasten, die in de club worden ont
vangen door de clubleidsters de dames
Adams en Craig, die beiden de gouden
medaille van Oranje Nassau dragen wel
ke hun van tevoren werd verleend,
blijven een uur. En zoals wij naderhand
vernemen boden de kinderen de beide
Koninginnen bij hun aankomst bloemen
aan en aan Koningin Juliana bovendien
een soort dagboek over Holland, dat de
kinderen zelf hadden vervaardigd, een
plakboek met knipsels en prentbrief
kaarten. Want 17 van de aanwezige
meisjes hadden in de afgelopen zomer
hun vacantie doorgebracht op een Hol
landse boerderij bij Diepenveen. Deze
meisjes waren aanstonds herkenbaar aan
het feit dat zij oranjestrikken in het
haar hadden. Wij vernamen dat de kin
deren enige muzikale dansen hadden
uitgevoerd voor de Koninginnen, waar
van er een heet „St. George en de
draak", een tweede „Windmolen" en een
derde „Toreador".
En meisjes die in Holland waren ge
weest zongen in overtuigend Neder
lands „Heb je wel gehoord van de
zeven, de zeven". Dit beroemde Hol
landse lied herhaalden zij later voor
de pers, die tijdens het bezoek niet
aanwezig kon zijn wegens gebrek aan
ruimte. De kleinere kinderen voerden
een luompendans uit welke'eveneens
later voor ons werd herhaald, evenals
een Indianendans, waarbij Indianen-
costuums hoorden van geel en rood
papier en bordpapieren Indianenveren.
En zes van de meisjes hadden een
toneelstuk opgevoerd, dat „Tovertapijt"
heette, een stuk dat ze zelf hadden
geschreven en waarvan wij alleen
maar weten dat er een heks in voor
kwam, zoals dat behoort, een heks die
op het ogenblik van de climax ver
schrikt uitriep: „Jeetje, ik heb verge
ten m'n fles met vergif mee te nemen".
Als de Koninginnen, na een uur van
eenvoudig en hartelijk samenzijn met
de meisjes, uit de club vertrekken, we
derom toegejuicht door de menigte die
trouw in de nauwe straat de regen is
blijven trotseren, verhalen de meisjes
van de club, de Pinkie Bells, de Peter
Pans en de Penguins, opgewonden over
hun hoge gasten. Zij vertellen dat zij
van Koningin Juliana gehoord hebben
dat haar eigen kinderen in Soestdijk er
ook dol op zijn zich te verkleden, en
Koningin Elizabeth heeft hun verteld,
dat de kleine Prins Charles haar tas
nooit met rust kan laten en altijd pro
beert zich meester te maken van de ih-
houd. Vóór het vertrek overhandigt on
ze Koningin aan de dames Graig en
Adams een som- gelds ten behoeve van
de club.
Terwijl Koningin Juliana in Ber
mondsey Street was, bracht Prins
Bernhard een bezoek aan London Air-
port, in gezelschap van generaal sir
Miles Dempsey, majoor Geertsema en
captain Kerr, Brits luchtvaart-attaché
in Den Haag.
In de controletoren werd de Prins uit
leg gegeven, in het bijzonder van de
werking van de G.C.A. (Ground Control
Approach). Daarna werd de radar-con-
tróle gedemonstreerd, waarvoor een
vliegtuig speciaal „in kwam" van 100
k.m. afstand. De Prins sloeg de bewe
gingen van dit vliegtuig en van andere
toestellen op het radarscherm gade en
beluisterde door een koptelefoon het ge
sprek tussen piloot en controletoren.
Een der ambtenaren van het vliegveld
Zei de na afloop: „De Prins toonde voor
alle onderdelen zeer veel belangstelling.
Het is duidelijk gebleken, dat hij veel
kennis van de luchtvaart heeft."
Advertentie
Na de terugkeer uit Bermondsey begaf
zich Koningin Juliana voor de tweede
maal op deze dag naar de Nederlandse
ambassade om er de leiders van talrijke
Engelse jeugd- en studentenverenigingen
te ontvangen. In de avond gaven de
Koning en Koningin van Engeland een
diner ter ere van de gasten. Prinses
Elizabeth, de hertog en hertogin van
Gloucester, Prinses Alice gravin van
Athlone en de graaf van Athlone bevon
den zich onder de gasten. Na het diner
werd een bal gehouden in de balzaal,
waarvoor een aantal vrienden van de
beide koninklijke echtparen was uitge
nodigd. Beatrice Lillie, een bekende
chans'onnière, die optreedt in het Lon-
dense „Café de Paris", zong tijdens dit
bal op uitnodiging van de Koning enige
nummers.
De Reina Prinsen Geerligsprijs
zoals bekend bestemd ter aanmoediging
van jonge letterkundigen is dit jaar
te beurt gevallen aan J. A. Blokker
voor zijn verhaal „Séjour". J. A. Blok
ker is drie en twintig jaar en nog stu
dent in de letteren en geschiedenis aan
de Universiteit van Amsterdam. Hij
heeft nog niet eerder gepubliceerd, is
ook nog geheel onbekend in de letter
kundige wereld. Aan de mogelijke uit
gave van zijn verhaal heeft hij nog
geen aandacht besteed.
In de bekroonde novelle zagen wij
zegt de jury (Emmy van Lokhorst,
Bert Voeten, Adriaan Morriën .en H.
Smeding) een kunstwerk, waarvan
de gaafheid en de rijpheid ons zeer
troffen. Het is de beschrijving van een
g-astorven verzetsheld, die slechts in
anderen weerspiegeld wordt getekend,
maar die tenslotte geheel levend voor
ons staat en ons op een geheimzinnige
wijze boeit.
Een eervolle vermelding verwierf de
roman „De Lijn" van Jan Vrijman,
ook. een verzetsroman, die het conflict
beschrijft, dat in een jongen ontstaat,
die in de roes van een liefdesverhou
ding een opdracht te laat uitvoert en
daardoor de dood van enkelen uit zijn
groep op zijn geweten heeft.
Het juryrapport vermeldt voorts nog
de novelle „Pensioen" van Johan de
Vries en de roman „De Hongerigen"
van J. Voerman; van de Vlaamse in
zendingen wordt vermeld de novelle
„Het geval dr. Jaminus Ver he velingen'
van Henri Schollier.
Onder de poëzie-inzendingenwaar
over weinig te vertellen is zijn de
gedichten van Sila Gans, die in een
nog aarzelende en wat zwakke vorm
persoonlijke gevoelens en gedachten tot
uitdrukking brengt en een eigen visie
in taal weet om te zetten, aan de jury
opgevallen.
De prijs is vanmiddag in de aula
van de gemeentelijke universiteit van
Amsterdam uitgereikt.
"Bij de opening van de algemene ver
gadering van het Koninklijk Nederlands
Landbouwcomité, vandaag in Den Haag
gehouden, heeft de scheidende voorzit
ter, de heer H. D. Louwes, die tevens
voorzitter is van de Stichting van de
Landbouw, o.m. gezegd, dat alleen als
ons volk in zijn geheel en in de
Landbouw in het bijzonder zal kun
nen komen tot eén harmonie tussen de
huidige confessionele indeling en de
werkelijkheid van de eenheid der natie
als geheel, figuren als de voorzitter van
de Stichting van de Landbouw nu, en
de P.B.O. straks, zullen kunnen spreken
uit naam van een zich werkelijk mani
festerende gemeenschap van bedrijfsge-
noten en niet van de vaagheid van een
samenwerking van zes organisaties uit.
Het zal naar spr.'s mening niet wor
den óf zuilen of géén zuilen, maar wel:
én zuilen én eenheid in een nieuwe
synthese.
Wat het loon- en prijsbeleid betreft,
de heer Louwes meent dat de werkge
vers in het algemeen hun rol beter had
den kunnen spelen. Zij zijn te kort ge
schoten in verbeeldingskracht en inzicht
om de werkgeversinvloed hand aan
hand op te bouwen naast die en met
die der arbeiders. In de werkgevers
ziet spr. een maatschappelijke groep, die
in het vooruit denken te kort is gescho
ten, min of meer gemelijk en afwerend
de ontwikkeling van de arbeidersmvloed
in vakvereniging en politiek over zich
heeft zien komen, en die deze niet heeft
kunnen leiden en met het juiste tempo
zich kunnen laten voltrekken. Aan de
andere kant merkte spr. op, dat bij de
arbeidersorganisaties de oude Adam
van de klassen- en loonstrijd nog met
geheel is afgestorven.
Overigens zitten wü, aldus de heer
Louwes, in Nederland met een schijn
baar grote sociale zekerheid, die, wan
neer wij haar gaan ontleden, misschien
van binnen totaal voos is.
Wanneer wij loon uitbetalen, dan
krijgt van dit loon de arbeider een
deel in handen, maar meer dan een
derde wordt gereserveerd voor alle
mogelijke sociale voorzieningen. Dit
zou goed zijn, wanneer de totale
hoogte van uitbetaald loon en sociale
lasten economisch volkomen verant
woord was, d.w.z. dat het uit het be
drijfsleven kon worden opgebracht en
de reserveringen voor pensioenen etc.
in zekere zin uit de mond, d.w.z. uit
de dagelijkse vertering, werden be
spaard.
Mij bekruipt, aldus de heer Louwes,
wel eens de vrees, dat wü ons nu een
rad voor de ogen draaien: de eens be
reikte levensstandaard moet door het
uitbetaalde loon gehandhaafd kunnen
worden en de sociale voorzieningen en
de verbetering daarvan moeten daar
boven worden berekend. In wezen bete
kent het evenwel, dat wij daarvoor
slechts bankbiljetten drukken, giraal
geld scheppen en de bedragen direct
van de Staat lenen zonder dat er nü of
door investeringen in de toekomst wel
vaart voor wordt geschapen.
De S.Ë.R. dreigt de Stichting van de
Landbouw uit te hollen, aldus de heer
Louwes tenslotte, omdat bij zijn samen
stelling alleen aan werkgevers en
werknemers is gedacht. Het zal er nu
vooral op aankomen, of wij als georga
niseerde agrarische bedrijfsgenofcn ge
noeg wijsheid en zelftucht kunnen op
brengen om niet voor de verleiding te
bezwijken, in de S.E.R. van de land- en
tuinbouw uit een werkgevers- en
werknemersbeleid op te bouwen, doch
een beleid van de bedrijfsgemeenschap
uit, die de Stichting van de Landbouw
vertegenwoordigt.
Prof. dr. C. H. Edelman sprak hierna
over het onderwerp „De Nederlandse
boer en zijn grond". Hij wees op de
onttrekking van de cultuurgrond ten
behoeve van het niet agrarisch grond
gebruik, dat de laatste jaren de aan
dacht trekt. Dit vraagstuk heeft de ge
organiseerde landbouw te incidenteel
behandeld. In de besturen van kleinere
gemeenten en in de colleges van Ged.
Staten, waar de landbouwwereld mees
tal goed vertegenwoordigd is, alsmede
in de provinciale adviescommissies,
moet de hoofdactie voor het behoud
van cultuurgrond worden gevoerd.
Op tal van plaatsen is de verdroging
van zandgronden opgetreden. Sprekend,
of liever schreeuwend, zijn, aldus spr.,
de toestanden, langs de duinvoet, b.v.
in Kennemerland, waar de wateront
trekking door drinkwaterwinning en
andere oorzaken de tuinbouw dreigt te
47. Vol sombere woede volgde Toeghir de kleine groep ruiters met de ogen, tot
zij achter een uitloper van het gebergte verdwenen. Het sluwe opperhoofd der Stichi
stond naast hem. Achter hen had een groep ongunstig uitziende ruiters een ruw
kamp gemaakt. Pas toen de laatste ruiter uit het gezicht verdween mompelde
Toeghir een gesmoorde verwensing.
„Hij rijdt heen om de eerste plicht van een jong opperhoofd te vervullen! Hij
gaat het oude hoofd begraven in het Dal der opperhoofden. En toch zeg ik u, Char,
dat ik liever sterf dan deze melkmuil te zien op de plaats die mij toekomt
„Het zou kunnen zijn dat niet gij, maar hij sterftmompelde de oude Wolf van
de Steppen veelbetekenend. „Het wil mij voorkomen dat wij in de overmacht zijn
Doch Toeghir schudde het hoofd. Hoezeer zucht naar eer en macht hem ook be
heerste, de oude tradities van zijn eigen volk wortelden te diep in hem om toe te staan
een jong opperhoofd te doden tijdens deze heiligste van alle tochten.
„Neen.' Neen! Onmogelijk! Weet ge niets anders!?"
Het hoofd van de Stichi draaide zich langzaam om. Ieder van z'n bewegingen was
weloverwogen en had een eigenaardige nadrukkelijkheid. Hij staarde Toeghir keurend
aan niet zijn kleine koude oogjes. „Men heeft mij verteld dat uw broeder Gonor
een bruid heeft, die'hij zeer veel liefde toedraagt," begon hij zeer onverschillig.
„En
liefde is een dwaze zaak. Zij maakt sterken machteloos. Gesteld eens dat Onga ver
dween? Zij zou ontvoerd kunnen worden, nietwaar? Gesteld eens dat Gonor 't bericht
ontving dat alleen zijn onmiddellijk verlaten van de stam het leven van Onga kon
redden? Hij zou weinig keus hebben, nietwaar? Ah, hij is jong en zijn liefde weegt
zwaar. Hij is dwaas genoeg om trouw te zijn."
Char's lippen plooiden zich in een spottende glimlach.
Begrijpt ge wat ik mij voorstel, o Toeghir?"
„Het is inderdaad een uitstekend middel om Gonor te dwingen mij stamhoofd te laten
worden! Doch uw plan lijkt mij onuitvoerbaar., Onga bevindt zich in het nomaden
kamp. En bovendien zal die vervloekte Noorman geen pas van haar zijde wijken. Ik
zei u reeds dat hij iets vermoedt! En hij is listig!"
„De Noorman? Ah, ik hoorde van hem! BekwaamZeer bekwaam. Maar ook. hij
heeft zijn zwakke punten, zoals ieder deugdzaam man. Nu Gonor weg is zal hij zich
verantwoordelijk voelen. Wat denkt ge dat hij zal doen wanneer er bijvoorbeeld een
paniek onder de paarden uitbreekt? Wat doet een deugdzaam man, o Toeghir. Hij
verlaat het meisje. Hij ijlt naar de kudde om hulp te bieden. Moet ik meer zeggen?
Het klinkt waarschijnlijk. Maar er is immers helemaal geen paniek onder de
paar denkudde?" 1
„Ge vergist u," sprak de oude Wolf van de Steppen met sinistere nadruk, terwijl
hij zijn mannen een wenk gaf om op te stijgen. „Ik heb eensklaps het sterke voorgevoel
dat er vanavond de hevigste paniek onder de paardenkudde zal zijn, die uw volk
in lang niet heeft meegemaakt
Piet en ik hebben bij onze laatste
anoeken-jacht gezelschap gehad, van
een oude klasgenoot. Dit makkertje
van vroeger dagen, Jan Hendrik gehe
ten, heeft zich in de loop der jaren we
ten te ontwikkelen tot een zeer ver
waten kwast. Zijn permanente uit
rusting telt o.a. als een onontbeerlijk
deel enige plus-fours in diverse kleu
ren als mosgroen, wijnrood en hard
blauw. Deze worden gedragen in com
binatie met een verveeld-intellectuele
uitdrukking op het gezicht. Het enige
wat de mond van dit stuk schildersge
reedschap gesloten houdt, zijn talloze
geleende piraatjes.
Dit heer nu ontmoetten wij op weg
naar ons viswater en we waren zo goed
niet of hij ging mee. Al onze uitvlucht-
jes werden afgewimpeld op een ma
nier die onnavolgbaar was. Over dik
huidigheid gesproken. Nee, hij had tijd
in overvloed, zeg! Bovendien school er,
volgens zijn zeggen dan, in hem iets
van de primitieve oermens. „Jagen en
vissen, geweldig-interessant!" Er was
voor ons geen ontkomen aan: Jan Hen
drik leende even een hengeltje, even
een snoertje, even een aasvisje en al
vast ook nog maar weer even een si
garetje. Aan de boterhammen waren
we op dat ogenblik nog niet toe. Die
zoudén later op de dag wel even wor
den geleend.
Eenmaal ter plaatse aangekomen
maakten we zijn spulletje in orde en
zonden hem de ene kant op daar we
voornemens waren zelf de andere kant,
en zover mogelijk, op te gaan. Helaas
liep het een beetje anders. Want nog
hadden onze dobbers het water niet
beroerd of een schrille angstkreet kon
digde Jan Hendrik's hobbel aan. Beet
is beet en we liepen naar hem toe om
de nodige bijstand te verlenen. Tot
onze verlammende schrik zagen we hoe
de sufferd alle hulp minachtte; aan
sloeg als gold het een U-boot; om ver
volgens met een bijkans brekende
hengel met één zwaai een snoek van
een pond of vier op de wal te slingeren.
Zonder zich ook maar in het minst te
bekommeren om het gejammer van
Piet, wiens hengel hij in gebruik had,
noch om enkele vermaningen en te
rechtwijzingen mijnerzijds, sloeg hij
met rappe hand een nieuw aasvisje
aan. „Enorm-leuk, dit gesnoek!" Ver
bijstering moet op onze gezichten te
zien geweest zijn, doch bovendien sloop
een benauwende angst onze harten in.
Het leek vrijwel zeker dat een lekker
bamboe-hengeltje van prima kwaliteit
aan het einde van de dag, wellicht
zelfs nog eerder, de taak als zodanig
op dit ondermaanse tot een geforceerd
einde zou hebben gebracht.
We zijn maar teruggegaan en zelf
Advertentie
vernietigen. Honderden tuinders zijn
gedurende de laatste jaren begonnen
met het oppompen van water ten be
hoeve van hun bedrijf.
De buitenlanders, die deze zomer het
bodemkundig congres bijwoonden, heb
ben zich verwonderd over de wanver
houding tussen de hoge kosten om
nieuw land te maken en de geringe
kosten om de vele droge gronden van
water te voorzien en daardoor in pro
ductiviteit te doen toenemen, aldus spr.
Advertentie
3000 maal bukken.
Een journaliste is op de gedachte ge
komen, .om in getallen uit te drukken, wat
een vrouw per jaar doet. Zo bukt zij zich
duizenden malen. En zij wast meer dan
3000 stuks goed.
Nog altijd is de techniek niet zo ver, dat
zij alles van de huisvrouw kan overnemen.
Maar toch wordt haar taak langzamernand
lichter en dankbaarder. Zo heeft het
Actief Wit, toegevoegd aan Castella Zelf
werkend Wasmiddel, in korte tijd een ware
ommekeer teweeggebracht. Met minder
bukken aan de tobbe, met minder moeite
en zonder zwoegen wordt het wasgoed vele
malen helderder.
Wit goed komt blank en glanzend als
vers gevallen sneeuw uit de wasketel. Ge
kleurd goed, door de ..hjd en door vele
malen wassen van zÜn frisheid beroofd,
herkrijgt zijn fleurig en nieuw aanzien.
Deze kolossale nieuwe waskracht gaat Do-
vendien gepaard met absolute veiligheid:
alle weefsels komen gesterkt en soepeler
dan opit uit de was. Geen wonder dan ook,
dat dé toepassing van Castella tot ver over
de grenzen nog iedere dag hand over hand
toeneemt!
Dezer dagen werd het feit herdacht,
dat frater Radulphus zestig jaar gele
den als 21-jarige missionaris op Cura
sao aankwam. Na een kort verblijf in
Nederland tijdens en kort na de eerste
wereldoorlog als superior-generaal van
de fraters keerde frater Radulphus, die
steeds bij het onderwijs was werkzaam
geweest, op Curasao terug, waar hij
missie-overste en directeur van het St.
Vincentius-gesticht voor voogdijkinde
ren „Scherpenheuvel" werd. Hij geniet
thans van zijn otium cum dignitate. Op
een zeer druk bezochte receptie in
Scherpenheuvel kwam de waardering
die men voor frater Radulphus koestert
duidelijk tot uiting. De gouverneur en
vele andere autoriteiten onder wie de
voorzitter van het CAB en de marine
commandant op de Nederlandse Antil
len 'hebben de jubilaris gecomplimen
teerd.
Het troepenschip „Waterman", met
repatriërende militairen van de Kon
Marine, het voormalige K.N.I.L. en van
de Kon. Landmacht, wordt Zaterdag
in de vroege morgenuren voor Hoek van
Holland verwacht. De ontscheping be
gint, behoudens onvoorziene omstandig
heden, diezelfde morgen om negen uur.
Aan boord van de „Waterman" be
vindt zich het 433e bataljon infanterie,
een onderdeel van de H-brigade. Dit
bataljon bestaat voor het overgrote deel
uit Brabantse en Limburgse dienstplich
tigen, die in 1949 te Venlo en Roermond
onder de wapenen kwamen en begin
Augustus '49 naar Indonesië vertrokken.
33
„Pardon," zei hij kortaf. „Mag ik
vragen wat u daar mee te maken hebt,
mevrouw Latham?"
„Niets," zei ik. „Ik geef je alleen maar
een gratis advies dat je kunt aannemen
of verwerpen. Het verplicht je nergens
toe. Ik spreek alleen maar in het be
lang van de beginselen der wetenschap.
Wordt er niet van je verwacht, dat je
eerst alle factoren, die er in het spel
zijn, onderzoekt, alvorens je daarop
verder bouwt?"
„Dank u, mevrouw Latham, ik heb
alle factoren onderzocht, die ik nodig
oordeelde," sprak hij bedaard. „En ik
ben ook iemand die weet, wanneer en
hoe om raad te vragen. Niettemin bent
u bedankt." Hij pakte de koffer op.
„Laat hier, Bill," zei ik nadrukkelijk.
Ik stond nog steeds recht voor de deur
en ik bleef staan. „Om mij een plezier
te doen.. Nergens anders voor. Neem dat
ding nu nog niet mee."
„Mag ik er door, mevrouw Latham?"
vroeg hij effen.
Het leek mij gewenster opzij te
gaan, dus deed ik het. „Het spijt me,
dat ik er over begonnen ben."
„Doet er niets toe." Hij trad in het
portaal. „Tot ziens."
Ik keek hem na, terwijl hij het ste
nen pad afliep, tegen beter weten in
hopend, dat hij zou bekoelen en terug
keren. Hij liep vastberaden door, zon
der zelfs maar één ogenblik om te kij
ken. Hij scheen van het logische van
zijn handelwijze rotsvast overtuigd te
zijn.
Wat mijn' eigen logica betrof, verkeer
de ik wel in twijfel. Ik keerde terug in
de huiskamer en ging zitten op de plaats
waar hij had gezeten. Ik keek op mijn
horloge en maakte me ongerust over
Susan. Ze had al lang en breed thuis
moeten zijn. Ze had ruimschoots de tijd
gehad. En toen sloeg plotseling mij de
schrik om het hart. Wie weet, was het
helemaal niet kapitein Lamb's bedoeling
geweest haar naar huis te laten gaan,
wie weet had hij haar niet tegen laten
houden, toen hij het rapport over het
pistool onder ogen kreeg, om haar door
do politiewagen naar de gevangenis te
laten brengen. Het pistool, waarvan zij
geprobeerd had zich te ontdoen en waar
voor ze zo'n hoogst onwaarschijnlijke
reden had opgegeven, datzelfde pistool
was immers het wap^> gebleken waar
mee de blonde vrouw was vermoord
Ik stond op, ging naar het raam aan
de voorzijde en keek naar het huis van
de Hallets. De vraag was maar of ik
Theodore's advocaat in de arm zou ne
men, of dat ik mijn eigen advocaat zou
raadplegen, een uitgedroogd, stoffig mu
seumstuk, dat ik tegelijk met het huis
van mijn vader had geërfd. Of mis
schien, dacht ik, was het wel beter, haar
rustig te laten waar zij was, tot Bill
achterhaald was geworden en de schrik
haar genoeg te pakken had zodat ze hem
en de officier van Justitie alles zou ver
tellen. Ik nam ten lange leste een be
sluit en ging naar de schrijftafel om het
huis van de Hallets op te bellen. Niet
tegenstaande alles wist ik, dat Theodore
Hallet of een vriendelijk mens was, of
iemand, die graag anderen hielp om
zichzelf daardoor meer op de voorgrond
te stellen. Welke van die twee veron
derstellingen juist was wist ik niet, maar
wel wist ik, dat hij graag had, dat er
een beroep op hem gedaan werd. Hij was
echter niet thuis. Mevrouw Hallet ook
niet.
„Mijnheer Hallet is naar mijnheer
Mollison toe gegaan", zei Adams, de
huisknecht. „Ik heb gehoord, dat het
met mijnheer Mollison niet zo best gaat".
Ik legde aarzelend de hoorn neer.
Aarzelend, omdat ik geloofde, #at Fred
die Mollinson op slag zou opknappen,
wanneer hij hoorde, dat Susan Kent was
gearresteerd. Hij zou het als een soort
geheimzinnige, hogere gerechtigheid be
schouwen. Niettemin meende ik het er
beter op te kunnen wagen en ik had
z'n nummer al half gedraaid, toen ik een
auto voor hoorde rijden en vlak daarop
voetstappen op het pad vernam. Ik legde
snel de hoorn neer. Vijf minuten later
en Theodore zou het wiel der wet in be
weging hebben gezet.
Ze was niet alleen. De vlugge dames
hakjes op de stenen werden begeleid
door een langzamer, zwaarder mannen
tred. Ik ging terug naar de stoel, zette
me neer en keek naar de deur op een
wijze zoals Bill Kent had zitten kijken,
behalve dan, dat ik niets onverzoenlijks
over me had. Met hetzelfde resultaat.
Het waren niet Susan en haar detective,
die binnentraden. Tot mijn grote verba
zing waren het de echtgenote van Enoch
B. Stubblefield en diens begaafde schrij
ver, Milton Minor. Ze bleven bij de deur
staan, terwijl ik opstond. Ook zij zoch
ten Susan. Althans mevrouw Stubble
field. Ik vermoedde dat Milton alleen uit
tijdverdrijf was meegekomen.
„Ze is er niet", zei ik. „Ik wacht op
de man, die het heetwaterapparaat komt
nakijken".
„Ach, maar", zei mevrouw Stubble
field. En toen: „Mag ik even wat uit
rusten?"
Erg vermoeid leek ze me niet. Ze was
zo levendig en kwiek als een jong vo
geltje. Het enige waaruit ik afleidde, dat
zij wist wat er gebeurd was, was het
feit, dat Milton Minor helemaal geen
kwieke indruk maakte. Hij zag bleek
om zijn borstelsnorretje en had veel
minder praats dan gewoonlijk. Natuur
lijk, besefte ik, ging hij gebukt onder
het ontmoedigende feit, dat hij de steun
miste van die bovennatuurlijke kennis
die mevrouw Stubblefield uit de sterren
ontving. Hij trachtte mij heimelijk iets
duidelijk te maken, maar ik kon niet
begrijpen wat het was.
„Je behoeft niet te blijven wachten,
Milton," zei mevrouw Stubblefield. „Be
dankt dat je meegekomen bent. Ik zou
graag even mevrouw Latham willen
spreken."
Ik besefte tegelijk, dat dat het was
wat Milton had willen zeggen Maar het
was al te laat. Mevrouw Stubblefield's
woorden duldden geen tegenspraak.
Hij haalde de schouders op en gaf
het op.
„Goed," zei hij. „Blijf je hier?"
Ik schudde het hoofd.
(Wordt vervolgd)
gaan snoeken en we keken de andere
kant, Jan Hendrik's kant met meer op.
Maar om een uur of één kwam
mijnheer op ons af stevenen; hij
wenste iets te bikken. Nadat hij van
elk van ons zijn deel had opge
streken, was Piet zo onfortuinlijk
om met onze gezamenlijke eterij
uit te glijden. Het gebeurde vlak bij
het water en hij werd doornat tot
zijn middel. En de kuchies dreven
statig op de golven voort. Dit gaf de
nu gehate pias aanleiding om in
lachbuien uit te barsten en met
volle mond te gillen: „Ontzettend
grappig". Zonder ons, van onze
eigen boterhammen, een hapje aan
te bieden, propte hij zich vol, leen
de en passant een safiaantje en ver
trok naar eigen jachtterrein. Ietwat
somber gestemd, ik had nog geen
beet gezien, hervatte ik met lege
maag de visvangst. Piet probeerde
zich, zo goed en kwaad als het ging,
van de kwalijk riekende modder te
ontdoen. Van kleren-drogen was
geen sprake en dus volstond hij met
het leeggieten van zijn laarzen.
Voor ons werd het een sofdag. Met
zijn tweetjes hadden we precies één
snoek van juist drie pond. En tegen een
uur of vijf begon het al wat te scheme
ren. We besloten om Hendrik op te ha
len en oqze biezen te pakken. We trof
fen hem aan bij de fietsen. Hij had geen
aasvisjes meer en was maar teruggeko
men. Wat hij wel had waren zes snoe
ken, de grootste drie kilo en de klein
ste drie pond. Alles wat hij wist te
zeggen was, dat het „phenomenaal" jam
mer was dat hij geen betere hengel had
gekregen. Dan had hij zeker nog wel
wat meer gevangen. Nu was hem niet
alleen de top, maar ook nog het middel
ste deel van de hengel gebroken.
Bij deze opmerkingen zag ik Piet een
paar keer slikken als wilde hij wat
zeggen. Het mocht hem echter niet ge
lukken zich in woorden te uiten. En hij
is teveel heer om zulks door daden te
doen. Dat het binnenketeltje van de
aaskit ergens door ons schoolmakkertje
was achtergelaten wisten we toen nog
niet We bemerkten het pas toen we
naar Piet's lekke achterband keken.
Jan Hendrik kreeg toen plotseling gro
te haast en vertrok met de mededeling
dat ginder vast wel ergens een fietsen
maker woonde. De snoeken bengelden
aan zijn stuur.
En Piet, en ik hebben toen getoond
dat ons arsenaal zeer uitgebreid is. Onze
vermogens zijn in bepaalde opzichten
ganselijk niet beperkt en we bewezen
dit door oneindige variaties. Achteraf
bekeken ben ik blij dat niemand ons ge
hoord heeft.
Advertentie
sn» s
wnHmmuaiiiiifiiiiuMiiiiuiiiiiNiMiuiuiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiia
„Nu zitten de Amsterdamse Rond
vaartbootjes ook al in zak en as,"
zuchtte Snofrebor. „De gemeente
schijnt 20 pet. vermakelijkheidsbelas
ting van de rondvaarten te willen
gaan heffen, en dat kan het rond-
vaartbedrijf, dat toch al niet bijster
schijnt te bloeien, volgens de onder
nemers tenminste, niet dragen."
„Och, het is het oude liedje van de
vrije concurrentie" zei ik. „Toen de
zaken goed gingen, is het aantal on
dernemingen méér dan verdubbeld en
nu d'r een beetje de klad in komt,
hebben ze moeite om wat belegging
op het brood te verdienen. Laten ze
die het niet houden kunnen maar
opdoeken, dan kunnen de overgeble
venen gemakkelijk bestaan."
„Gut, gut, wat praat jij liberaal
hoonde Snorrebor. „De zaak echter is,
dat de overheid hun bestaan met de
fiscale strop bedreigt."
„Dat doet ze met zovelen," ant
woordde ik.
„Dat is erg genoeg. Maar zou jij de
vrolijke rondvaartbootjes in de Am-
sterdamse grachten willen missen? Ze
horen bij het stadsbeeld als de gon
dels in Venetië."
„Och, het zijn vooral de vreemde
lingen, die er gebruik van maken en
hoe meer die bloeden, hoe meer wij
bloeien. Laten ze de prijzen maar
verhogen."
„Maar dat wil de overheid juist niet.
En daarin heeft ze gelijk, want ook
voor niet-vreemdelingen bieden de
rondvaarten een bijzondere kijk op de
stad, die de moeite waard is. Er
moesten ook véél meer Amsterdam
mers en landgenoten gebruik maken
van deze unieke gelegenheid om hei
mooie Amsterdam van het water at
te zien. Maar als de prijzen omhoog
gaan, is daar natuurlijk nóg minder
kijk op."
„Het schijnt echter de vraag te zijn,
of rondvaarten wettelijk wel tot de
openbare vermakelijkheden mogen
worden gerekend," merkte ik op.
„Vermakelijk zijn ze natuurlijk wel,
maar ook leerrijk. Ik zou ze liever op
één lijn stellen met rondleidingen in
een museum, want het oude Amster
dam is een museum, al is het er dan
ook een van groots verleden, waar
voor we zelf wat te klein zijn gewor
den", besloot Snorrebor.
Nu de K.R.O. zijn zilveren jubileum
viert, is het bijzonder actueel te vertel
len, dat de B.B.C. ondanks de toene
mende critiek zal doorgaan met haar
„nobel experiment", dat het „derde pro
gramma" wordt genoemd en waarin
cultureel hoogstaande uitzendingen als
b.v. lezingen over de Griekse klassieken
als tegengif tegen Bing Crosby-platen
enz. worden gegeven. Kort na de oorlog
begon de genationaliseerde B.B.C. met
deze uitzendingen cp grond van de over
weging, dat intellectuele luisteraars de
voorkeur zullen geveh aan kamermuziek
en de klassieken boven jazz en bonte
programma's. Toentertijd prees een ieder
de idealen van het derde programma,
hoewel men sceptisch stond tegenover
de verwachting van de initiatiefnemers,
dat men luisteraars zou kunnen weg
lokken van de dingen, die zij graag ho
ren. Thans beginnen de critici echter
luid te mopperen. Naar hun mening
kost het derde program te veel geld, dat
beter aan de televisie besteed zou kun
nen worden. Engeland heeft eens de
leiding op televisie-gebied gehad, maar
komt nu ver achter de Ver. Staten aan.
De cijfers van de B.B.C. zijn geheim,
maar de ontevredenen beweren, dat aan
het derde programma, waarnaar volgens
hen slechts 100.000 luisteraars luisteren,
800.000 pond wordt besteed. Dat zou dus
8 pond per luisteraar zijn, terwijl de
luistervergunning per jaar maar één
pond kost. De twee andere programma's
van de B.B.C. trekken samen ongeveer
20 millioen luisteraars, hetgeen slechts
2 shilling 4 pence per hoofd betekent.
Volgens deze berekening achten zij de
kunst met een grote K te hoog. Er is
een officiële commissie onder leiding
van lord Beveridge gevormd, die begin
volgend jaar aan het parlement verslag
zal uitbrengen over de toekomst van de
B.B.C. en de door haar te volgen ge
dragslijn. Er gaan hardnekkige geruch
ten, dat Engeland niet langer de com
merciële radiouitzendingen zal weren.
Dan zal ook het derde programma wel
ter sprake komen.
De filmster Elizabeth Taylor is door
de „Amerikaanse artistengroep" geko
zen als de „mooiste vrouw van Ameri
ka". In het desbetreffende communiqué
worden de ogen en de neus van Eliza
beth „meesterstukjes van de natuur"
genoemd. Na haar volgen de actrices
Eva Gardner, Esther Williams, Ginger
Rogers en Colleen Townsend, de zange
res Margaret Phelan, mevrouw William
O'Dwyer, een mannequin, met wie de
vroegere burgemeester van New York
getrouwd is, mevrouw A. G. Vanderbilt
en mevrouw Harrison Williams. Als
tiende kwam Mary Pickford uit de bus,
de overjarige filmster, die omschreven
werd als het type, dat iedereen zich als
zijn tante zou wensen.
Het promenadedek van de oceaan
stomer „Brittannic" in de haven van
New York is veranderd in een tentoon
stelling van het nieuwste, in Engeland
vervaardigde speelgoed, dat dit jaar met
Kerstmis de étalages van de winkels in
Amerika zal vullen. Opgetogen verke
ken de kinderen zich aan poppen, kin
derwagens, treinen en speelgoedbeesten.
De grootste belangstelling ging echter
uit naar de modellen van straaljagers,
raceboten en auto's die door een
onontplofbare brandstof worden voort
gedreven. Op de tweede plaats kwamen
de speelgoedsoldaatjes met hun uitrus
ting van tanks, mitrailleurs en artillerie.
Aan het slot van de middag kreeg elk
kind een stuk speelgoed cadeau.
Advertentie
Tegen Kou Die Vesizif
•U Apoth. an Drog* Imp. N.V. Rowwtr—t A'dam