ECHTE FRANSE COGNAC LouwesIs sociale zekerheid van binnen mogelijk voos? tRicDE noorman: lOeTEonrnp eter Steppen hdDaa^oek Van •Jan-of «ek EiAAk Tf Gancia De grote misdaden van een kleine man I T-uiS&ix n&ui an Cipp&ii KARS0TE RUB TWEE KONINGINNEN EEN MIDDAG BIJ JEUGD IN 00ST-L0NDEN o mil mil' rad voor ogen Overpeinzingen Enthousiaste meisjes dansen zevensprong Prinsen Geerligsprijs voor J. A. Blokker Draaien wij ons geen Met een oud*klas£enoot nat snoeken VRIJDAG 24 NOVEMBER 1950 PAGINA 3 HET VORSTELIJK BEZOEK AAN ENGELAND Eervolle vermelding voor J. Vrijman Verdroging zandgronden vermouih Torino Journaliste gaat werk van huismoeders na Opzienbarende vinding wint hand over hand veld Pater Radulphus 60 jaar op Curasao Ontscheping „Waterman" door LESLIE FORD Shampodor van Snorrebor 1 Het Derde Programma van de B.B.C. Meesterstukjes van de natuur Geest des tijds Bestrijdt hardnekkige kou van twee kanten tegelijk Advertentie (Vervolg van pag. 1) In de namiddag: ging Koningin Julia na zonder Prins Bernhard, doch ver gezeld van Koningin Elizabeth van En geland. op bezoek bij de „Time and Talent Settlement" in Bermondsey in Oost-Londen, waarvan zich de triest heid op een regenachtige middag in November onder een vale lage lucht nauwelijks laat beschreven. Doch de bevolking van Bermondsey had haar best gedaan met versieringen van vlag gen en wimpels en ballonnen en was in groten getale komen opdagen om de beide Koninginnen toe te juichen in de nauwe kromme straat waar het klei ne clubgebouw is gelegen tegenover een oliewinkel en omgeven door pakhuizen en fabrieken van hemden, huiden, rub ber, vaten en verf. Als de kastanjebrui ne Daimler met de beide Koninginnen, gevolgd door twee auto's met leden van de suite, de straat inrijdt, werpt de plaatselijke bevolking onder luid ge juich het hoofd in de natte nek, ver breekt de politieafzetting en stormt op de Daimler af. Doch het is allemaal heel vriendelijk bedoeld en de menigte laat zich gedwee door de gemoedelijke politieagenten terugvoeren tot de nor male discipline. De burgemeesteres van Bermondsey, mej. Greenwood, die het ereteken droeg van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau dat haar twee dagen eerder was verleend, be groet de hoge gasten en vervolgens worden de beide Koninginnen naar binnen geleid in het kleine zaaltje, waar 40 schelle meisjesstemmen een luid hoera aanheffen. De wanden van het zaaltje zijn ver sierd met tekeningen van de meisjes wier leeftijd varieert van vijf tot veer tien (die van 5—8 heten in het clubleven Pinkie Bells, die van 8—12 Peter Pans en die van 1214 Penguins). De beide hoge gasten, die in de club worden ont vangen door de clubleidsters de dames Adams en Craig, die beiden de gouden medaille van Oranje Nassau dragen wel ke hun van tevoren werd verleend, blijven een uur. En zoals wij naderhand vernemen boden de kinderen de beide Koninginnen bij hun aankomst bloemen aan en aan Koningin Juliana bovendien een soort dagboek over Holland, dat de kinderen zelf hadden vervaardigd, een plakboek met knipsels en prentbrief kaarten. Want 17 van de aanwezige meisjes hadden in de afgelopen zomer hun vacantie doorgebracht op een Hol landse boerderij bij Diepenveen. Deze meisjes waren aanstonds herkenbaar aan het feit dat zij oranjestrikken in het haar hadden. Wij vernamen dat de kin deren enige muzikale dansen hadden uitgevoerd voor de Koninginnen, waar van er een heet „St. George en de draak", een tweede „Windmolen" en een derde „Toreador". En meisjes die in Holland waren ge weest zongen in overtuigend Neder lands „Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven". Dit beroemde Hol landse lied herhaalden zij later voor de pers, die tijdens het bezoek niet aanwezig kon zijn wegens gebrek aan ruimte. De kleinere kinderen voerden een luompendans uit welke'eveneens later voor ons werd herhaald, evenals een Indianendans, waarbij Indianen- costuums hoorden van geel en rood papier en bordpapieren Indianenveren. En zes van de meisjes hadden een toneelstuk opgevoerd, dat „Tovertapijt" heette, een stuk dat ze zelf hadden geschreven en waarvan wij alleen maar weten dat er een heks in voor kwam, zoals dat behoort, een heks die op het ogenblik van de climax ver schrikt uitriep: „Jeetje, ik heb verge ten m'n fles met vergif mee te nemen". Als de Koninginnen, na een uur van eenvoudig en hartelijk samenzijn met de meisjes, uit de club vertrekken, we derom toegejuicht door de menigte die trouw in de nauwe straat de regen is blijven trotseren, verhalen de meisjes van de club, de Pinkie Bells, de Peter Pans en de Penguins, opgewonden over hun hoge gasten. Zij vertellen dat zij van Koningin Juliana gehoord hebben dat haar eigen kinderen in Soestdijk er ook dol op zijn zich te verkleden, en Koningin Elizabeth heeft hun verteld, dat de kleine Prins Charles haar tas nooit met rust kan laten en altijd pro beert zich meester te maken van de ih- houd. Vóór het vertrek overhandigt on ze Koningin aan de dames Graig en Adams een som- gelds ten behoeve van de club. Terwijl Koningin Juliana in Ber mondsey Street was, bracht Prins Bernhard een bezoek aan London Air- port, in gezelschap van generaal sir Miles Dempsey, majoor Geertsema en captain Kerr, Brits luchtvaart-attaché in Den Haag. In de controletoren werd de Prins uit leg gegeven, in het bijzonder van de werking van de G.C.A. (Ground Control Approach). Daarna werd de radar-con- tróle gedemonstreerd, waarvoor een vliegtuig speciaal „in kwam" van 100 k.m. afstand. De Prins sloeg de bewe gingen van dit vliegtuig en van andere toestellen op het radarscherm gade en beluisterde door een koptelefoon het ge sprek tussen piloot en controletoren. Een der ambtenaren van het vliegveld Zei de na afloop: „De Prins toonde voor alle onderdelen zeer veel belangstelling. Het is duidelijk gebleken, dat hij veel kennis van de luchtvaart heeft." Advertentie Na de terugkeer uit Bermondsey begaf zich Koningin Juliana voor de tweede maal op deze dag naar de Nederlandse ambassade om er de leiders van talrijke Engelse jeugd- en studentenverenigingen te ontvangen. In de avond gaven de Koning en Koningin van Engeland een diner ter ere van de gasten. Prinses Elizabeth, de hertog en hertogin van Gloucester, Prinses Alice gravin van Athlone en de graaf van Athlone bevon den zich onder de gasten. Na het diner werd een bal gehouden in de balzaal, waarvoor een aantal vrienden van de beide koninklijke echtparen was uitge nodigd. Beatrice Lillie, een bekende chans'onnière, die optreedt in het Lon- dense „Café de Paris", zong tijdens dit bal op uitnodiging van de Koning enige nummers. De Reina Prinsen Geerligsprijs zoals bekend bestemd ter aanmoediging van jonge letterkundigen is dit jaar te beurt gevallen aan J. A. Blokker voor zijn verhaal „Séjour". J. A. Blok ker is drie en twintig jaar en nog stu dent in de letteren en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft nog niet eerder gepubliceerd, is ook nog geheel onbekend in de letter kundige wereld. Aan de mogelijke uit gave van zijn verhaal heeft hij nog geen aandacht besteed. In de bekroonde novelle zagen wij zegt de jury (Emmy van Lokhorst, Bert Voeten, Adriaan Morriën .en H. Smeding) een kunstwerk, waarvan de gaafheid en de rijpheid ons zeer troffen. Het is de beschrijving van een g-astorven verzetsheld, die slechts in anderen weerspiegeld wordt getekend, maar die tenslotte geheel levend voor ons staat en ons op een geheimzinnige wijze boeit. Een eervolle vermelding verwierf de roman „De Lijn" van Jan Vrijman, ook. een verzetsroman, die het conflict beschrijft, dat in een jongen ontstaat, die in de roes van een liefdesverhou ding een opdracht te laat uitvoert en daardoor de dood van enkelen uit zijn groep op zijn geweten heeft. Het juryrapport vermeldt voorts nog de novelle „Pensioen" van Johan de Vries en de roman „De Hongerigen" van J. Voerman; van de Vlaamse in zendingen wordt vermeld de novelle „Het geval dr. Jaminus Ver he velingen' van Henri Schollier. Onder de poëzie-inzendingenwaar over weinig te vertellen is zijn de gedichten van Sila Gans, die in een nog aarzelende en wat zwakke vorm persoonlijke gevoelens en gedachten tot uitdrukking brengt en een eigen visie in taal weet om te zetten, aan de jury opgevallen. De prijs is vanmiddag in de aula van de gemeentelijke universiteit van Amsterdam uitgereikt. "Bij de opening van de algemene ver gadering van het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité, vandaag in Den Haag gehouden, heeft de scheidende voorzit ter, de heer H. D. Louwes, die tevens voorzitter is van de Stichting van de Landbouw, o.m. gezegd, dat alleen als ons volk in zijn geheel en in de Landbouw in het bijzonder zal kun nen komen tot eén harmonie tussen de huidige confessionele indeling en de werkelijkheid van de eenheid der natie als geheel, figuren als de voorzitter van de Stichting van de Landbouw nu, en de P.B.O. straks, zullen kunnen spreken uit naam van een zich werkelijk mani festerende gemeenschap van bedrijfsge- noten en niet van de vaagheid van een samenwerking van zes organisaties uit. Het zal naar spr.'s mening niet wor den óf zuilen of géén zuilen, maar wel: én zuilen én eenheid in een nieuwe synthese. Wat het loon- en prijsbeleid betreft, de heer Louwes meent dat de werkge vers in het algemeen hun rol beter had den kunnen spelen. Zij zijn te kort ge schoten in verbeeldingskracht en inzicht om de werkgeversinvloed hand aan hand op te bouwen naast die en met die der arbeiders. In de werkgevers ziet spr. een maatschappelijke groep, die in het vooruit denken te kort is gescho ten, min of meer gemelijk en afwerend de ontwikkeling van de arbeidersmvloed in vakvereniging en politiek over zich heeft zien komen, en die deze niet heeft kunnen leiden en met het juiste tempo zich kunnen laten voltrekken. Aan de andere kant merkte spr. op, dat bij de arbeidersorganisaties de oude Adam van de klassen- en loonstrijd nog met geheel is afgestorven. Overigens zitten wü, aldus de heer Louwes, in Nederland met een schijn baar grote sociale zekerheid, die, wan neer wij haar gaan ontleden, misschien van binnen totaal voos is. Wanneer wij loon uitbetalen, dan krijgt van dit loon de arbeider een deel in handen, maar meer dan een derde wordt gereserveerd voor alle mogelijke sociale voorzieningen. Dit zou goed zijn, wanneer de totale hoogte van uitbetaald loon en sociale lasten economisch volkomen verant woord was, d.w.z. dat het uit het be drijfsleven kon worden opgebracht en de reserveringen voor pensioenen etc. in zekere zin uit de mond, d.w.z. uit de dagelijkse vertering, werden be spaard. Mij bekruipt, aldus de heer Louwes, wel eens de vrees, dat wü ons nu een rad voor de ogen draaien: de eens be reikte levensstandaard moet door het uitbetaalde loon gehandhaafd kunnen worden en de sociale voorzieningen en de verbetering daarvan moeten daar boven worden berekend. In wezen bete kent het evenwel, dat wij daarvoor slechts bankbiljetten drukken, giraal geld scheppen en de bedragen direct van de Staat lenen zonder dat er nü of door investeringen in de toekomst wel vaart voor wordt geschapen. De S.Ë.R. dreigt de Stichting van de Landbouw uit te hollen, aldus de heer Louwes tenslotte, omdat bij zijn samen stelling alleen aan werkgevers en werknemers is gedacht. Het zal er nu vooral op aankomen, of wij als georga niseerde agrarische bedrijfsgenofcn ge noeg wijsheid en zelftucht kunnen op brengen om niet voor de verleiding te bezwijken, in de S.E.R. van de land- en tuinbouw uit een werkgevers- en werknemersbeleid op te bouwen, doch een beleid van de bedrijfsgemeenschap uit, die de Stichting van de Landbouw vertegenwoordigt. Prof. dr. C. H. Edelman sprak hierna over het onderwerp „De Nederlandse boer en zijn grond". Hij wees op de onttrekking van de cultuurgrond ten behoeve van het niet agrarisch grond gebruik, dat de laatste jaren de aan dacht trekt. Dit vraagstuk heeft de ge organiseerde landbouw te incidenteel behandeld. In de besturen van kleinere gemeenten en in de colleges van Ged. Staten, waar de landbouwwereld mees tal goed vertegenwoordigd is, alsmede in de provinciale adviescommissies, moet de hoofdactie voor het behoud van cultuurgrond worden gevoerd. Op tal van plaatsen is de verdroging van zandgronden opgetreden. Sprekend, of liever schreeuwend, zijn, aldus spr., de toestanden, langs de duinvoet, b.v. in Kennemerland, waar de wateront trekking door drinkwaterwinning en andere oorzaken de tuinbouw dreigt te 47. Vol sombere woede volgde Toeghir de kleine groep ruiters met de ogen, tot zij achter een uitloper van het gebergte verdwenen. Het sluwe opperhoofd der Stichi stond naast hem. Achter hen had een groep ongunstig uitziende ruiters een ruw kamp gemaakt. Pas toen de laatste ruiter uit het gezicht verdween mompelde Toeghir een gesmoorde verwensing. „Hij rijdt heen om de eerste plicht van een jong opperhoofd te vervullen! Hij gaat het oude hoofd begraven in het Dal der opperhoofden. En toch zeg ik u, Char, dat ik liever sterf dan deze melkmuil te zien op de plaats die mij toekomt „Het zou kunnen zijn dat niet gij, maar hij sterftmompelde de oude Wolf van de Steppen veelbetekenend. „Het wil mij voorkomen dat wij in de overmacht zijn Doch Toeghir schudde het hoofd. Hoezeer zucht naar eer en macht hem ook be heerste, de oude tradities van zijn eigen volk wortelden te diep in hem om toe te staan een jong opperhoofd te doden tijdens deze heiligste van alle tochten. „Neen.' Neen! Onmogelijk! Weet ge niets anders!?" Het hoofd van de Stichi draaide zich langzaam om. Ieder van z'n bewegingen was weloverwogen en had een eigenaardige nadrukkelijkheid. Hij staarde Toeghir keurend aan niet zijn kleine koude oogjes. „Men heeft mij verteld dat uw broeder Gonor een bruid heeft, die'hij zeer veel liefde toedraagt," begon hij zeer onverschillig. „En liefde is een dwaze zaak. Zij maakt sterken machteloos. Gesteld eens dat Onga ver dween? Zij zou ontvoerd kunnen worden, nietwaar? Gesteld eens dat Gonor 't bericht ontving dat alleen zijn onmiddellijk verlaten van de stam het leven van Onga kon redden? Hij zou weinig keus hebben, nietwaar? Ah, hij is jong en zijn liefde weegt zwaar. Hij is dwaas genoeg om trouw te zijn." Char's lippen plooiden zich in een spottende glimlach. Begrijpt ge wat ik mij voorstel, o Toeghir?" „Het is inderdaad een uitstekend middel om Gonor te dwingen mij stamhoofd te laten worden! Doch uw plan lijkt mij onuitvoerbaar., Onga bevindt zich in het nomaden kamp. En bovendien zal die vervloekte Noorman geen pas van haar zijde wijken. Ik zei u reeds dat hij iets vermoedt! En hij is listig!" „De Noorman? Ah, ik hoorde van hem! BekwaamZeer bekwaam. Maar ook. hij heeft zijn zwakke punten, zoals ieder deugdzaam man. Nu Gonor weg is zal hij zich verantwoordelijk voelen. Wat denkt ge dat hij zal doen wanneer er bijvoorbeeld een paniek onder de paarden uitbreekt? Wat doet een deugdzaam man, o Toeghir. Hij verlaat het meisje. Hij ijlt naar de kudde om hulp te bieden. Moet ik meer zeggen? Het klinkt waarschijnlijk. Maar er is immers helemaal geen paniek onder de paar denkudde?" 1 „Ge vergist u," sprak de oude Wolf van de Steppen met sinistere nadruk, terwijl hij zijn mannen een wenk gaf om op te stijgen. „Ik heb eensklaps het sterke voorgevoel dat er vanavond de hevigste paniek onder de paardenkudde zal zijn, die uw volk in lang niet heeft meegemaakt Piet en ik hebben bij onze laatste anoeken-jacht gezelschap gehad, van een oude klasgenoot. Dit makkertje van vroeger dagen, Jan Hendrik gehe ten, heeft zich in de loop der jaren we ten te ontwikkelen tot een zeer ver waten kwast. Zijn permanente uit rusting telt o.a. als een onontbeerlijk deel enige plus-fours in diverse kleu ren als mosgroen, wijnrood en hard blauw. Deze worden gedragen in com binatie met een verveeld-intellectuele uitdrukking op het gezicht. Het enige wat de mond van dit stuk schildersge reedschap gesloten houdt, zijn talloze geleende piraatjes. Dit heer nu ontmoetten wij op weg naar ons viswater en we waren zo goed niet of hij ging mee. Al onze uitvlucht- jes werden afgewimpeld op een ma nier die onnavolgbaar was. Over dik huidigheid gesproken. Nee, hij had tijd in overvloed, zeg! Bovendien school er, volgens zijn zeggen dan, in hem iets van de primitieve oermens. „Jagen en vissen, geweldig-interessant!" Er was voor ons geen ontkomen aan: Jan Hen drik leende even een hengeltje, even een snoertje, even een aasvisje en al vast ook nog maar weer even een si garetje. Aan de boterhammen waren we op dat ogenblik nog niet toe. Die zoudén later op de dag wel even wor den geleend. Eenmaal ter plaatse aangekomen maakten we zijn spulletje in orde en zonden hem de ene kant op daar we voornemens waren zelf de andere kant, en zover mogelijk, op te gaan. Helaas liep het een beetje anders. Want nog hadden onze dobbers het water niet beroerd of een schrille angstkreet kon digde Jan Hendrik's hobbel aan. Beet is beet en we liepen naar hem toe om de nodige bijstand te verlenen. Tot onze verlammende schrik zagen we hoe de sufferd alle hulp minachtte; aan sloeg als gold het een U-boot; om ver volgens met een bijkans brekende hengel met één zwaai een snoek van een pond of vier op de wal te slingeren. Zonder zich ook maar in het minst te bekommeren om het gejammer van Piet, wiens hengel hij in gebruik had, noch om enkele vermaningen en te rechtwijzingen mijnerzijds, sloeg hij met rappe hand een nieuw aasvisje aan. „Enorm-leuk, dit gesnoek!" Ver bijstering moet op onze gezichten te zien geweest zijn, doch bovendien sloop een benauwende angst onze harten in. Het leek vrijwel zeker dat een lekker bamboe-hengeltje van prima kwaliteit aan het einde van de dag, wellicht zelfs nog eerder, de taak als zodanig op dit ondermaanse tot een geforceerd einde zou hebben gebracht. We zijn maar teruggegaan en zelf Advertentie vernietigen. Honderden tuinders zijn gedurende de laatste jaren begonnen met het oppompen van water ten be hoeve van hun bedrijf. De buitenlanders, die deze zomer het bodemkundig congres bijwoonden, heb ben zich verwonderd over de wanver houding tussen de hoge kosten om nieuw land te maken en de geringe kosten om de vele droge gronden van water te voorzien en daardoor in pro ductiviteit te doen toenemen, aldus spr. Advertentie 3000 maal bukken. Een journaliste is op de gedachte ge komen, .om in getallen uit te drukken, wat een vrouw per jaar doet. Zo bukt zij zich duizenden malen. En zij wast meer dan 3000 stuks goed. Nog altijd is de techniek niet zo ver, dat zij alles van de huisvrouw kan overnemen. Maar toch wordt haar taak langzamernand lichter en dankbaarder. Zo heeft het Actief Wit, toegevoegd aan Castella Zelf werkend Wasmiddel, in korte tijd een ware ommekeer teweeggebracht. Met minder bukken aan de tobbe, met minder moeite en zonder zwoegen wordt het wasgoed vele malen helderder. Wit goed komt blank en glanzend als vers gevallen sneeuw uit de wasketel. Ge kleurd goed, door de ..hjd en door vele malen wassen van zÜn frisheid beroofd, herkrijgt zijn fleurig en nieuw aanzien. Deze kolossale nieuwe waskracht gaat Do- vendien gepaard met absolute veiligheid: alle weefsels komen gesterkt en soepeler dan opit uit de was. Geen wonder dan ook, dat dé toepassing van Castella tot ver over de grenzen nog iedere dag hand over hand toeneemt! Dezer dagen werd het feit herdacht, dat frater Radulphus zestig jaar gele den als 21-jarige missionaris op Cura sao aankwam. Na een kort verblijf in Nederland tijdens en kort na de eerste wereldoorlog als superior-generaal van de fraters keerde frater Radulphus, die steeds bij het onderwijs was werkzaam geweest, op Curasao terug, waar hij missie-overste en directeur van het St. Vincentius-gesticht voor voogdijkinde ren „Scherpenheuvel" werd. Hij geniet thans van zijn otium cum dignitate. Op een zeer druk bezochte receptie in Scherpenheuvel kwam de waardering die men voor frater Radulphus koestert duidelijk tot uiting. De gouverneur en vele andere autoriteiten onder wie de voorzitter van het CAB en de marine commandant op de Nederlandse Antil len 'hebben de jubilaris gecomplimen teerd. Het troepenschip „Waterman", met repatriërende militairen van de Kon Marine, het voormalige K.N.I.L. en van de Kon. Landmacht, wordt Zaterdag in de vroege morgenuren voor Hoek van Holland verwacht. De ontscheping be gint, behoudens onvoorziene omstandig heden, diezelfde morgen om negen uur. Aan boord van de „Waterman" be vindt zich het 433e bataljon infanterie, een onderdeel van de H-brigade. Dit bataljon bestaat voor het overgrote deel uit Brabantse en Limburgse dienstplich tigen, die in 1949 te Venlo en Roermond onder de wapenen kwamen en begin Augustus '49 naar Indonesië vertrokken. 33 „Pardon," zei hij kortaf. „Mag ik vragen wat u daar mee te maken hebt, mevrouw Latham?" „Niets," zei ik. „Ik geef je alleen maar een gratis advies dat je kunt aannemen of verwerpen. Het verplicht je nergens toe. Ik spreek alleen maar in het be lang van de beginselen der wetenschap. Wordt er niet van je verwacht, dat je eerst alle factoren, die er in het spel zijn, onderzoekt, alvorens je daarop verder bouwt?" „Dank u, mevrouw Latham, ik heb alle factoren onderzocht, die ik nodig oordeelde," sprak hij bedaard. „En ik ben ook iemand die weet, wanneer en hoe om raad te vragen. Niettemin bent u bedankt." Hij pakte de koffer op. „Laat hier, Bill," zei ik nadrukkelijk. Ik stond nog steeds recht voor de deur en ik bleef staan. „Om mij een plezier te doen.. Nergens anders voor. Neem dat ding nu nog niet mee." „Mag ik er door, mevrouw Latham?" vroeg hij effen. Het leek mij gewenster opzij te gaan, dus deed ik het. „Het spijt me, dat ik er over begonnen ben." „Doet er niets toe." Hij trad in het portaal. „Tot ziens." Ik keek hem na, terwijl hij het ste nen pad afliep, tegen beter weten in hopend, dat hij zou bekoelen en terug keren. Hij liep vastberaden door, zon der zelfs maar één ogenblik om te kij ken. Hij scheen van het logische van zijn handelwijze rotsvast overtuigd te zijn. Wat mijn' eigen logica betrof, verkeer de ik wel in twijfel. Ik keerde terug in de huiskamer en ging zitten op de plaats waar hij had gezeten. Ik keek op mijn horloge en maakte me ongerust over Susan. Ze had al lang en breed thuis moeten zijn. Ze had ruimschoots de tijd gehad. En toen sloeg plotseling mij de schrik om het hart. Wie weet, was het helemaal niet kapitein Lamb's bedoeling geweest haar naar huis te laten gaan, wie weet had hij haar niet tegen laten houden, toen hij het rapport over het pistool onder ogen kreeg, om haar door do politiewagen naar de gevangenis te laten brengen. Het pistool, waarvan zij geprobeerd had zich te ontdoen en waar voor ze zo'n hoogst onwaarschijnlijke reden had opgegeven, datzelfde pistool was immers het wap^> gebleken waar mee de blonde vrouw was vermoord Ik stond op, ging naar het raam aan de voorzijde en keek naar het huis van de Hallets. De vraag was maar of ik Theodore's advocaat in de arm zou ne men, of dat ik mijn eigen advocaat zou raadplegen, een uitgedroogd, stoffig mu seumstuk, dat ik tegelijk met het huis van mijn vader had geërfd. Of mis schien, dacht ik, was het wel beter, haar rustig te laten waar zij was, tot Bill achterhaald was geworden en de schrik haar genoeg te pakken had zodat ze hem en de officier van Justitie alles zou ver tellen. Ik nam ten lange leste een be sluit en ging naar de schrijftafel om het huis van de Hallets op te bellen. Niet tegenstaande alles wist ik, dat Theodore Hallet of een vriendelijk mens was, of iemand, die graag anderen hielp om zichzelf daardoor meer op de voorgrond te stellen. Welke van die twee veron derstellingen juist was wist ik niet, maar wel wist ik, dat hij graag had, dat er een beroep op hem gedaan werd. Hij was echter niet thuis. Mevrouw Hallet ook niet. „Mijnheer Hallet is naar mijnheer Mollison toe gegaan", zei Adams, de huisknecht. „Ik heb gehoord, dat het met mijnheer Mollison niet zo best gaat". Ik legde aarzelend de hoorn neer. Aarzelend, omdat ik geloofde, #at Fred die Mollinson op slag zou opknappen, wanneer hij hoorde, dat Susan Kent was gearresteerd. Hij zou het als een soort geheimzinnige, hogere gerechtigheid be schouwen. Niettemin meende ik het er beter op te kunnen wagen en ik had z'n nummer al half gedraaid, toen ik een auto voor hoorde rijden en vlak daarop voetstappen op het pad vernam. Ik legde snel de hoorn neer. Vijf minuten later en Theodore zou het wiel der wet in be weging hebben gezet. Ze was niet alleen. De vlugge dames hakjes op de stenen werden begeleid door een langzamer, zwaarder mannen tred. Ik ging terug naar de stoel, zette me neer en keek naar de deur op een wijze zoals Bill Kent had zitten kijken, behalve dan, dat ik niets onverzoenlijks over me had. Met hetzelfde resultaat. Het waren niet Susan en haar detective, die binnentraden. Tot mijn grote verba zing waren het de echtgenote van Enoch B. Stubblefield en diens begaafde schrij ver, Milton Minor. Ze bleven bij de deur staan, terwijl ik opstond. Ook zij zoch ten Susan. Althans mevrouw Stubble field. Ik vermoedde dat Milton alleen uit tijdverdrijf was meegekomen. „Ze is er niet", zei ik. „Ik wacht op de man, die het heetwaterapparaat komt nakijken". „Ach, maar", zei mevrouw Stubble field. En toen: „Mag ik even wat uit rusten?" Erg vermoeid leek ze me niet. Ze was zo levendig en kwiek als een jong vo geltje. Het enige waaruit ik afleidde, dat zij wist wat er gebeurd was, was het feit, dat Milton Minor helemaal geen kwieke indruk maakte. Hij zag bleek om zijn borstelsnorretje en had veel minder praats dan gewoonlijk. Natuur lijk, besefte ik, ging hij gebukt onder het ontmoedigende feit, dat hij de steun miste van die bovennatuurlijke kennis die mevrouw Stubblefield uit de sterren ontving. Hij trachtte mij heimelijk iets duidelijk te maken, maar ik kon niet begrijpen wat het was. „Je behoeft niet te blijven wachten, Milton," zei mevrouw Stubblefield. „Be dankt dat je meegekomen bent. Ik zou graag even mevrouw Latham willen spreken." Ik besefte tegelijk, dat dat het was wat Milton had willen zeggen Maar het was al te laat. Mevrouw Stubblefield's woorden duldden geen tegenspraak. Hij haalde de schouders op en gaf het op. „Goed," zei hij. „Blijf je hier?" Ik schudde het hoofd. (Wordt vervolgd) gaan snoeken en we keken de andere kant, Jan Hendrik's kant met meer op. Maar om een uur of één kwam mijnheer op ons af stevenen; hij wenste iets te bikken. Nadat hij van elk van ons zijn deel had opge streken, was Piet zo onfortuinlijk om met onze gezamenlijke eterij uit te glijden. Het gebeurde vlak bij het water en hij werd doornat tot zijn middel. En de kuchies dreven statig op de golven voort. Dit gaf de nu gehate pias aanleiding om in lachbuien uit te barsten en met volle mond te gillen: „Ontzettend grappig". Zonder ons, van onze eigen boterhammen, een hapje aan te bieden, propte hij zich vol, leen de en passant een safiaantje en ver trok naar eigen jachtterrein. Ietwat somber gestemd, ik had nog geen beet gezien, hervatte ik met lege maag de visvangst. Piet probeerde zich, zo goed en kwaad als het ging, van de kwalijk riekende modder te ontdoen. Van kleren-drogen was geen sprake en dus volstond hij met het leeggieten van zijn laarzen. Voor ons werd het een sofdag. Met zijn tweetjes hadden we precies één snoek van juist drie pond. En tegen een uur of vijf begon het al wat te scheme ren. We besloten om Hendrik op te ha len en oqze biezen te pakken. We trof fen hem aan bij de fietsen. Hij had geen aasvisjes meer en was maar teruggeko men. Wat hij wel had waren zes snoe ken, de grootste drie kilo en de klein ste drie pond. Alles wat hij wist te zeggen was, dat het „phenomenaal" jam mer was dat hij geen betere hengel had gekregen. Dan had hij zeker nog wel wat meer gevangen. Nu was hem niet alleen de top, maar ook nog het middel ste deel van de hengel gebroken. Bij deze opmerkingen zag ik Piet een paar keer slikken als wilde hij wat zeggen. Het mocht hem echter niet ge lukken zich in woorden te uiten. En hij is teveel heer om zulks door daden te doen. Dat het binnenketeltje van de aaskit ergens door ons schoolmakkertje was achtergelaten wisten we toen nog niet We bemerkten het pas toen we naar Piet's lekke achterband keken. Jan Hendrik kreeg toen plotseling gro te haast en vertrok met de mededeling dat ginder vast wel ergens een fietsen maker woonde. De snoeken bengelden aan zijn stuur. En Piet, en ik hebben toen getoond dat ons arsenaal zeer uitgebreid is. Onze vermogens zijn in bepaalde opzichten ganselijk niet beperkt en we bewezen dit door oneindige variaties. Achteraf bekeken ben ik blij dat niemand ons ge hoord heeft. Advertentie sn» s wnHmmuaiiiiifiiiiuMiiiiuiiiiiNiMiuiuiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiia „Nu zitten de Amsterdamse Rond vaartbootjes ook al in zak en as," zuchtte Snofrebor. „De gemeente schijnt 20 pet. vermakelijkheidsbelas ting van de rondvaarten te willen gaan heffen, en dat kan het rond- vaartbedrijf, dat toch al niet bijster schijnt te bloeien, volgens de onder nemers tenminste, niet dragen." „Och, het is het oude liedje van de vrije concurrentie" zei ik. „Toen de zaken goed gingen, is het aantal on dernemingen méér dan verdubbeld en nu d'r een beetje de klad in komt, hebben ze moeite om wat belegging op het brood te verdienen. Laten ze die het niet houden kunnen maar opdoeken, dan kunnen de overgeble venen gemakkelijk bestaan." „Gut, gut, wat praat jij liberaal hoonde Snorrebor. „De zaak echter is, dat de overheid hun bestaan met de fiscale strop bedreigt." „Dat doet ze met zovelen," ant woordde ik. „Dat is erg genoeg. Maar zou jij de vrolijke rondvaartbootjes in de Am- sterdamse grachten willen missen? Ze horen bij het stadsbeeld als de gon dels in Venetië." „Och, het zijn vooral de vreemde lingen, die er gebruik van maken en hoe meer die bloeden, hoe meer wij bloeien. Laten ze de prijzen maar verhogen." „Maar dat wil de overheid juist niet. En daarin heeft ze gelijk, want ook voor niet-vreemdelingen bieden de rondvaarten een bijzondere kijk op de stad, die de moeite waard is. Er moesten ook véél meer Amsterdam mers en landgenoten gebruik maken van deze unieke gelegenheid om hei mooie Amsterdam van het water at te zien. Maar als de prijzen omhoog gaan, is daar natuurlijk nóg minder kijk op." „Het schijnt echter de vraag te zijn, of rondvaarten wettelijk wel tot de openbare vermakelijkheden mogen worden gerekend," merkte ik op. „Vermakelijk zijn ze natuurlijk wel, maar ook leerrijk. Ik zou ze liever op één lijn stellen met rondleidingen in een museum, want het oude Amster dam is een museum, al is het er dan ook een van groots verleden, waar voor we zelf wat te klein zijn gewor den", besloot Snorrebor. Nu de K.R.O. zijn zilveren jubileum viert, is het bijzonder actueel te vertel len, dat de B.B.C. ondanks de toene mende critiek zal doorgaan met haar „nobel experiment", dat het „derde pro gramma" wordt genoemd en waarin cultureel hoogstaande uitzendingen als b.v. lezingen over de Griekse klassieken als tegengif tegen Bing Crosby-platen enz. worden gegeven. Kort na de oorlog begon de genationaliseerde B.B.C. met deze uitzendingen cp grond van de over weging, dat intellectuele luisteraars de voorkeur zullen geveh aan kamermuziek en de klassieken boven jazz en bonte programma's. Toentertijd prees een ieder de idealen van het derde programma, hoewel men sceptisch stond tegenover de verwachting van de initiatiefnemers, dat men luisteraars zou kunnen weg lokken van de dingen, die zij graag ho ren. Thans beginnen de critici echter luid te mopperen. Naar hun mening kost het derde program te veel geld, dat beter aan de televisie besteed zou kun nen worden. Engeland heeft eens de leiding op televisie-gebied gehad, maar komt nu ver achter de Ver. Staten aan. De cijfers van de B.B.C. zijn geheim, maar de ontevredenen beweren, dat aan het derde programma, waarnaar volgens hen slechts 100.000 luisteraars luisteren, 800.000 pond wordt besteed. Dat zou dus 8 pond per luisteraar zijn, terwijl de luistervergunning per jaar maar één pond kost. De twee andere programma's van de B.B.C. trekken samen ongeveer 20 millioen luisteraars, hetgeen slechts 2 shilling 4 pence per hoofd betekent. Volgens deze berekening achten zij de kunst met een grote K te hoog. Er is een officiële commissie onder leiding van lord Beveridge gevormd, die begin volgend jaar aan het parlement verslag zal uitbrengen over de toekomst van de B.B.C. en de door haar te volgen ge dragslijn. Er gaan hardnekkige geruch ten, dat Engeland niet langer de com merciële radiouitzendingen zal weren. Dan zal ook het derde programma wel ter sprake komen. De filmster Elizabeth Taylor is door de „Amerikaanse artistengroep" geko zen als de „mooiste vrouw van Ameri ka". In het desbetreffende communiqué worden de ogen en de neus van Eliza beth „meesterstukjes van de natuur" genoemd. Na haar volgen de actrices Eva Gardner, Esther Williams, Ginger Rogers en Colleen Townsend, de zange res Margaret Phelan, mevrouw William O'Dwyer, een mannequin, met wie de vroegere burgemeester van New York getrouwd is, mevrouw A. G. Vanderbilt en mevrouw Harrison Williams. Als tiende kwam Mary Pickford uit de bus, de overjarige filmster, die omschreven werd als het type, dat iedereen zich als zijn tante zou wensen. Het promenadedek van de oceaan stomer „Brittannic" in de haven van New York is veranderd in een tentoon stelling van het nieuwste, in Engeland vervaardigde speelgoed, dat dit jaar met Kerstmis de étalages van de winkels in Amerika zal vullen. Opgetogen verke ken de kinderen zich aan poppen, kin derwagens, treinen en speelgoedbeesten. De grootste belangstelling ging echter uit naar de modellen van straaljagers, raceboten en auto's die door een onontplofbare brandstof worden voort gedreven. Op de tweede plaats kwamen de speelgoedsoldaatjes met hun uitrus ting van tanks, mitrailleurs en artillerie. Aan het slot van de middag kreeg elk kind een stuk speelgoed cadeau. Advertentie Tegen Kou Die Vesizif •U Apoth. an Drog* Imp. N.V. Rowwtr—t A'dam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3