Verhoging productie met ca. 7 procent nodig DON QUICHOT, geestrijk, ridderlijk en tragisch Overpeinzingen m De grote misdaden van een kleine man Jusse»i neus en dippen Onze eind bestemming METEOOR GEZIEN? Rapport adviesbureau K.A.B. Unie-conferentie wordt Dinsdag gesloten Een geschiedenis voor vele en lange winteravonden KORSTEN 1848 Het tragische en komische tot humor verbonden trekt van LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 25 NOVEMBER 1950 PAGINA 3 Heerengracht 408 Amsterdam Uit voorraad leverbaar GENERAL @i ELECTRIC OLIEBRANDERS Harde cijfers Cervantes en Shakespeare Tijdgenoten, vroeger en nu door LESLIE FORD van Snorrebor Twee vertalingen Amok Communistische vredes prijzen Uitdaging Blauwe ogen Een van de wezenlijke kenmerken van het Christendom is, dat het de mens, over dit aardse en ver gankelijke leven heen, onophoudelijk naar de eeuwigheid wijst. En met recht! Het kan eenvoudig niet anders zijn! God heeft de mens geschapen om terug te keren tot zijn eeuwige Oorsprong en samen met Hem voor altijd gelukkig te zijn in Zijn zaligmakende aanschou wing. Zonder daardoor de aardse din gen te verachten, die door God zelf ge schapen zijn om de mens te dienen en bet leven gemakkelijker en aangenamer te maken, volgt uit de eeuwigheidsbe stemming van de mens wèl, dat het ge schapene buiten Hem nooit en onder geen enkele voorwaarde het bereiken van 's mensen eeuwige bestemming op welke wijze dan ook in de weg mag staan. Aardse goederen kunnen dus nooit doel of levensinhoud van de mens 2ijn. Zijn ze dat wèl, dan dwingen zij ons leven in een verkeerde richting me,t alle noodlottige gevolgen van dien. Onze bovennatuurlijke, eeuwige eind bestemming kennen wij door recht streekse goddelijke Openbaring. Deze openbaring is eigenlijk het grondmotief van de hele H. Schrift, die de geschie denis van onze verlossing mag worden genoemd. Reeds in het aardse paradijs ontvan gen onze eerste ouders, na hun zonde val. de belofte van de komende Zalig maker van het mensdom. Het hele Oude Testament door wordt die belofte door de profeten en leiders van het uitver koren volk levendig gehouden in de herinnering der mensen, terwijl de toe komstige vervulling ervan steeds duide lijker wcrdt voorzegd. En wanneer de Messias eenmaal mens geworden is, Zijn openbaar leven als Leraar heeft begon nen en Apostelen uitgekozen, dan is neel hun activiteit erop gericht de men sen alles te leren, wat zij weten moeten in verband met hun eeuwig levensdoel en de wijze, waarop zij dit moeten en kunnen bereiken. Door Zijn lijden en verrijzenis ten slotte heeft Christus alle voorwaarden vervuld, die de oneindige God gesteld had voor de verzoening van de zondige mens met zijn Schepper. Het is echter van het grootste belang, dat wij goed het eigenlijke wezen van die verlossing begrijpen. Van de kant van Christus, de Verlosser zelf, is het verlossingswerk in alle opzich ten volmaakt. De mens is met God verzoend, weer aangenomen als vriend en de m o g e 1 ij k h e i d, dat hij, na zijn dood. de eeuwige gelukzaligheid van de hemel binnengaat, is voor honderd pro cent door God terug geschonken. Maar om die mogelijkheid tot werkelijkheid te maken is onze medewerking nodig. God heeft ons wel verlost zonder ons, zegt de H. Augustinus, maar Hij zal ons niet zalig malen zon der ons. Christus' verlossing is dus in begin sel absoluut volmaakt, geheel af, maar wij moeten, om het doel van die ver lossing te bereiken, ons leven inrichten zoals God dat wil en de genademidde len gebruiken, die Hij heeft geschapen. Ons leven op aarde is zodoende een strijd tussen gehoorzaamheid aan God en de aantrekkelijkheid van de gescha pen dingen. Zijn wij trouw aan God, dan zal onze ziel, direct na haar schei ding van het lichaam, een eeuwig en volmaakt geluk in de hemel deelachtig worden. Maar dat is nog geen volle dige verlossing. Christus heeft de hele mens verlost, dus ook het 1 i c h a a m. En dat zal eerst de eeuwige glorie binnengaan na de verrijzenis op de jongste dag, wanneer, bij Christus' wederkomst, het kwaad definitief over wonnen zal zijn en de nieuwe volmaakt- verloste schepping in alle eeuwigheid, door niets gestoord, in vrede en geluk Gods lof zal zingen. De liturgie van de laatste Zondag na Pinksteren staat geheel en al in het teken van Christus' tweede komst op aaide. Vooral het Evangelie spreekt een duidelijke taal. Christus voorzegt daarin zowel de ondergang van de stad Jerusalem als het einde der wereld. In het jaar 70 werd de stad in derdaad totaal verwoest en zo wordt de vervulling van 'deze profetie een garantie voor de waarheid van de twee de betreffende de wereld. Het grootste deel van de tekst van deze Evangelie- pericope slaat echter op de jongste dag En toch is de beschrijving van de ver schrikkingen, die de mensheid dan te wachten staan, niet de hoofdzaak van deze voorspelling. Het voornaamste doel van Christus' woorden ligt in de troostrijke voorzegging van Zijn we derkomst. Dan zal Hij Zijn verlos sing bestendigen en definitief voltooien. De Satan zal dan met al zijn helpers en aanhangers voorgoed verbannen worden naar de hel en alleen nog maar zijn straf ondergaan in alle eeuwigheid, zonder ook nog maar de geringste in vloed meer te kunnen uitoefenen op de getrouwen van God. Dan zal alles, wat er bestaat, definitief in twee kampen zijn verdeeld, die geen contact meer met elkaar zullen hebben: de heiligen, die zonder einde Gods liefde en barm hartigheid zullen prijzen in een onver stoorbaar eeuwig geluk, en de verdoem den, wier toestand een eeuwig bewijs zal zijn van Gods strikte rechtvaardig heid en de opperheerschappij over al het geschapen^. Dat is wat onfeilbaar zeker komen zal. Dat is de eind- bestemming van de schepping. Met dien verstande, dat het Gods uitdrukkelijke wil is, dat alle mensen zonder uitzon dering zalig worden. Maar alleen als zij het zelf willen. Psychologisch is het zeer juist ge zien deze slotwaarheid aan het eind van het kerkelijk jaar met zo veel nadruk voor onze ogen te plaat sen. Het hele jaar door heeft de Kerk ons Christus' leer voorgehouden en ons de weg gewezen, die wij hebben te gaan om ons doel te bereiken. Wanneer de liturgie heel onze levensweg heeft uitgestippeld en ons telkens herinnerd heeft aan de onuitputtelijke genade middelen, die ons door Christus ten dienste zijn gesteld om onze men selijke zwakheid te overwinnen en ons te sterken om Zijn wil te volbrengen, dan houdt zij ons tenslotte nog eens het definitieve beeld voor ogen, waarom alles begonnen is. Het klinkt als een laatste waarschuwing. Wie ook maar een ogenblik ernstig over deze waarheid nadenkt kan niet anders dan zijn eigen grote verantwoor delijkheid duidelijk voelen. En dit te meer omdat wij juist in de aller jongste tijd, door de nieuwe dogma-af kondiging wel heel sterk in onmiddel lijk contact met deze waarheid zijn gebracht. Voor ons praktisch religieus leven is de verheerlijking van O.L.V. dan ook van buitengewone waarde. Want van alle schepselen is de Moeder Gods de enige, die nu reeds defini tief verlost is, die nu reeds datgene deelachtig is, wat ons aller einddoel is. Haarom is een vurige verering van Ma ria dan ook van zo'n groot belang voor ®en trouwe levenshouding. Zij, onze Moeder, geniet reeds met ziel en 1 i c h a a m de eeuwige zaligheid. Wij, haar kinderen, smachten nog daarnaar. Met haar hulp zullen wij sterker wor- hen om haar voorbeeld van een volko men aan God overgegeven leven na te ^°'gen en zodoende de voorwaarde te vervullen voor het bereiken van ons eeuwig einddoel. -Gods genade en de voorspraak van Maria mogen ons allen daarin bijstaan. L. Advertentie Telefoon 37132-37133 CENTRALE VERWARMING OLIESTOOKINSTALLATIES Op vele plaatsen in ons land is Don derdagmorgen half acht een lichtver schijnsel waargenomen. In Groesbeek, Enschede, Deventer en Garderen o.a. hebben ooggetuigen omstreeks die tijd een „grote ster" gezien, die langzaam verticaal naar beneden ging. Bij informatie bij het K.N.M.I. te De Bilt vernamen wij, dat alle mededelin gen over dit lichtverschijnsel het ver moeden wettigen, dat de ooggetuigen een meteoor hebben gezien. Naar aanleiding van de regeringsnota omtrent de werkgelegenheidspolitiek heeft een commissie van het weten schappelijk adviesbureau der KAB te Doom een rapport het licht doen zien, waarin deze commissie tot de conclusie komt dat de toestand ter zake veel ern stiger is dan in de nota tot uiting komt. Met harde cijfers toont het rapport aan hoe de handelsbalans, in absolute getallen, zeer verslechterd is in 1950 en, stelt men daarnaast dan nog de vermin dering der buitenlandse hulp, dan zal oplossing slechts gevonden kunnen wor den in opvoering der nationale productie. Voor deze oplossing beschouwt het rapport echter niet alleen de herbewa pening als een belemmerende factor, doch ook het feit dat de regering het aantal in de komende jaren in het be drijfsleven in te schakelen personen en het investeringsbedrag veel te gunstig heeft geraamd. Steeds uitgaande van de officiële cijfers van het C.B.S., toont het rapport aan dat, wat het eerste punt be treft, enerzijds het getal der uit Indo nesië repatriërende burgers de raming overtreft, terwijl daarentegen anderzijds de schatting van het aantal emigranten te hoog heeft gelegen. Zelfs indien men echter met dit hoger getal te plaatsen personen geen rekening houdt, dan nog is ook het herziene industrialisatiesche ma te optimistisch betreffende de nood zakelijke investeringen. Een eenvoudige rekensom toont aan, dat men in de jaren 1950 t.e.m. 1952 met dezelfde som gelds anderhalf maal zoveel plaatsen beschik baar wil doen komen als in de jaren 1948 en 1949. Op deze gegevens doorrekenend komt de commissie dan tot de conclusie dat, om meer personen in het arbeidsproces te kunnen opnemen, om de daarvoor vereiste grotere investeringen te kunnen opbrengen en om de noodzakelijke her bewapening te kunnen volvoeren de na tionale productie op korte termijn met minstens 6,5 a 7% boven het huidige niveau moet worden opgevoerd, wil men het consumptiepeil van het ogenblik enigermate handhaven. De enige mogelijkheid nu om de na tionale productie op te voeren, ligt in een verhoging van de arbeidsproductivi teit. Een interessante en pakkende voor lichting kan de arbeiders de overtuiging bijbrengen, dat door een verhoogde pro ductiviteit het gevaar voor werkloosheid niet vergroot maar verminderd wordt. De commissie is van oordeel, dat juist bij middelgrote en kleine bedrij ven door grotere bedrijfsefficiency veel bereikt kan worden. Overigens heeft deze toegepaste efficiëncy zeker ook voor de dienstensector zijn waar de, voor kantoren en instanties, (semi-) overheidsdiensten, ziekenhuizen, enz. Bij de Unilever is hierdoor zelfs een productievermeerdering bereikt van 30 procent. In delegatiekringcn te Den Haag ver wacht men, dat de conferentie van mi nisters der Nederlands-Indonesische Unie Dinsdag 28 November zal kunnen worden gesloten. De conferentie over de status van West-Nieuw-Guinea zal, naar verwacht wordt, kort daarna beginnen. Over de juiste datum van deze conferentie wordt nog overleg gepleegd tussen mr. Moh. Rum en zijn regering in Djakarta. eric de noorman: 10e Zoning oLer steppen 48. Het sluwe opperhoofd der Stichi leidde z'n mannen behoedzaam in de richting van het nomadenkamp. Hij handelde kalm en weloverwogen. Zijn plan stond vast Indien het nodig was om paniek onder de paardenkudde der nomaden te veroorzaken teneinde Onga te kunnen ontvoeren, dan zou er paniek ontstaan Char twijfelde geen ogenblik of hij zou een middel vinden om dit ie bewerkstelligen. De geslepen oude aanvoerder der Stichi had in de vele jaren dat hij zijn ordeloze troep paardeji- rovers over de Steppen leidde, geleerd op zijn list en overleg te vertrouwen. Tegen de avond, toen de zon rood wegzonk achter de heuvels, en de bewegende stippen der paarden zich in de verte aftekenden, liet hij zijn mannen achter, en toog, alleen door Toeghir vergezeld, op onderzoek uit. Het gaf Toeghir een eigenaardig gevoel van verlatenheid toen hij met de doods vijand van zijn stam uitreed om krijg te voeren tegen zijn eigen volk. Doch zozeer was hij vervuld van haat jegens Gonor, zozeer hield het verlangen naar macht en aanzien hem in de greep, dat hij de laatste gewetensbezwaren van zich afschudde en Char zo snel hij kon volgde. Zij hadden reeds geruime tijd gereden, toen de oude Wolf van de Steppen plotseling verrast z'n paard inhield en naar het silhouet van een paard wees dat, duidelijk afgetekend tegen de avondzont eveneens de kudde gadesloeg. „Raven! De koning der Steppenmompelde Char. „Bij alle geesten van het gebergte, vriend Toeghir. Uw kwade ziel schijnt u gunstige kansen te schenken, dat zij de leider-hengst op ons pad plaatst." „Ik begrijp u niet!" Toeghir nam het eenzame paard in de verte scherp op. „Wat heeft Raveii met uw plan te maken?" „Bah! Zijt ge een kind? Let liever op de hengst in plaats van uw domheid te tonen. Ik verwed er iets onder dat hij hierheen gekomen is om te zien of hij niet een gedeelte van de kudde mee kan lokken. Raven is een betere paardenrover dan de Stichi, hihi. Maar hij heeft natuurlijk geen kans. De wachters zullen hem weldra in het oog krijgen en de kudde op alle manieren trachten te beveiligen. Doch gesteld nu eeiis dat de wachters niet goed zouden opletten. Gesteld eens dat zij de nadering van Raven niet bemerkten? Raven zou meer verwarring onder de kudde kunnen veroorzaken dan ik met al mijn mannen!" „Ge bedoeltviel Toeghir verrast uit, ondanks zichzelf ontdaan over zoveel koude berekening. „Ik bedoel dat er uitstekende manieren bestaan om een wachter zéér onoplettend te maken. Bijvoorbeeld dezeZacht lachend hief Char zijn boog op. „Let op mijn paard, vriend Toeghir, en wacht tot ik terugkeer." Met die woorden liet de oude Wolf zich soepel uit het zadel glijden en sloop geluid loos weg door het hog.e gras De Spanjaard Miguel de Cervantes Saavedra is de wereldberoemde auteur van de Don Quichot. Hij leefde van 1547 tot 1616. Zijn Engelse tijdgenoot William Shakespeare leefde van 1564 tot 1616. Zij stierven dus in hetzelf de jaar. De merkwaardigste overeen komst tussen deze twee genieën is wel, dat zij practisch in hetzelfde jaar hun grootste schepping aan de wereld toevertrouwden. Einde 1604 verscheen te Londen: „The Tragical History of Hamlet, Prince of Den mark". Begin 1605 verscheen te Madrid: „El lngenioso Hidalgo Don Quixote de la Mancha". Deze gelijk tijdig gestorvenen staan wel als uiter sten tegenover elkaar. Hamlet is de idealistische dromer, die nooit durft kiezen in het leven en die voor iedere daad terugschrikt vanwege de consequenties. Don Quichot is ook een echte idealist, maar hij zet zijn dromen onmiddellijk zonder enig overleg in de daad om en begrijpt daarna niet waarom hij stukken heeft gemaakt. Zowel Hamlet als Don Quichot zijn edele figuren, die niet tegen de werkelijkheid opgewassen zijn. Hamlet kan zich niet overgeven aan de werkelijkheid en Don Quichot ziet de schijn voor werkelijkheid aan. Tj"zt is geen verhaal om op een nutteloze winteravond in een ruk uit te lezen: h~f de avonturen van de geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha. En het is ook geen verhaal om een kroniek je over te schrijven bij wijze van aan beveling. Men zou het een jaar lang als feuilleton moeten plaatsen in de krant: die dosis, elke avond genoten, zou precies genoeg zijn voor de fijnproever. En het zou nog een paedagogische krantengeschiedenis worden ook. Don Quichot, de ridder van de droevige figuur, is namelijk het geniale voorbeeld van een sym pathiek misverstand tussen waan en werkelijkheid. Hij rijdt op zijn Rossinant nog steeds onverstoorbaar door de moderne wereld; gelukkig maar, want anders zou de wereld het helemaal zonder illusies moeten doen. Don Quichot is: de illusie op de spits gedreven. Don Quichot is: de noodzaak om een illusie te hebben in dit leven en tegelijkertijd het noodlot om die illusie te hebben. De illusie ver zoent ons met de werkelijkheid en zij maakt ons blind voor de werkelijkheid. En de wereld, die geen illusies kent, slaat ons waar zij ons maar raken kan. Een illusie kan soms de nuchterste mensen meeslepen. Don Quichot sleepte de dikke, boerse goedzak Sancho Panza mee. Sancho Panza zal ten eeuwigen da ge liever met een. ronde buik dan met een illusie gaan slapen. Maar hij kan niet verdragen dat de ridder op zijn sterfbed tegen de schildknaap zegt: „Vergeef mij, vriend, dat ik de oor zaak was om je even dwaas te doen schijnen als ik, want ik deed je in dezelfde dwaling vervallen als waarin ik verviel, namelijk te geloven, dat er. dolende ridders in de wereld wa ren en nog zijn." „Ach!" antwoordde Sancho in tra nen. „Gaat UEd. nu niet dood, mijn Advertentie m beste mijnheer, maar neemt u mijn raad aan. en leef nog vele jaren; want het allerdwaaste wat een mens, in dit leven kan doen is te sterven zonder zin of reden, zonder dat iemand hem om het leven brengt, of dat andere handen hem smoren dan die van de zwaarmoedigheid." De arme edelman Don Quichot had zijn dorpje in de vlakte van de Mancha verlaten, omdat hij meende dat er een edele ridderstaak op zijn schouders lag. Dat was zijn illusie. Hij had veel te veel ridderromans gelezen, avonturenboeken van het soort, dat in de middeleeuwen geliefkoosde lectuur van kasteelbewo ners was geweest, maar dat nu, anno 1600, uit de tijd was. De helden, draken en betoverde jonkvrouwen hadden zijn geest beneveld. Hij geloofde, dat hij door onzichtbare machten werd uitge daagd. En hij nam de uitdaging aan. Dat hij windmolens voor reuzen aanzag, herbergen voor kastelen, kasteleins voor slotvoogden en deernen van de vlakte voor belaagde maagden, doet aan zijn dapperheid niets af. Zijn dapper heid bestond in het feit, dat hij voor een ideaal wist te leven. Dat dit ideaal slechts een illusie was, besefte hij niet. Het leverde een voortdurend misver stand op tussen hem en de wereld. Wij ondergaan dit misverstand nu als koste lijke humor. Maar voor Don Quichote bestond er geen humor. Hij is de ern stigste, en wellicht daarom ook de droe vigste figuur, die men zich kan voorstel len. De humor komt van de kant van de schildknaap, die het telkens op een prettig accoordje met de wereld wil gooien. De diepzinnige gesprekken tij dens de tochten gevoerd tussen Don Quichot en Sancho Panza zijn mee van de mooiste gedeelten van de roman. Ze illustreren het misverstand, hetwelk deze twee zielen in de contramine toch steeds bij elkaar doet blijven. Want het plechtige, verhevene en overdrevene in de ridder en. het dorpse, meesmuilende en kinderlijke in de schildknaap horen bij elkaar. Ze verbinden het tragische met het komische, en maken er humor van. Ze lopen in elkaar over, ze zijn on sterfelijke vormen van menselijkheid. Als, zoals we hebben gezien, de sterven de Don Quichot van de dwalingen zijns weegs terugkomt, is het de onwillige leerling Sancho die hem de waarde van zijn illusies voor ogen houdt. „Want het allerdwaaste wat een mens kan doen is te sterven zonder zin of reden." De tijdgenoten van Cervantes hebben de Don Quichot wellicht op de eerste plaats gewaardeerd als een kostelijke parodie op de allerlaatste dolende rid- 34 „Charles Albert zoekt je. Hij wil met je praten." „De jachthond?" Ik knikte „Okay," zei hij. „Tot kijk dan!" „Hij bedoelt zeker kapitein Albert Lamb," zei mevrouw Stubblefield, ter wijl we Susan's zitkamer binnengingen. „Aardig gevonden." Het was aardiger gevonden van haar dan- van Milton Minor, dacht ik. „Vlak voordat ik wegging, balde hij mijn man op," ging ze voort. „Waarover weet ik niet. Mijnheer Stubblefield weet niets af van deze ongelukkige affaire. Hoe zou hij ook?" „Ik weet het niet," zei ik, omdat ze haar vogeloogjes vragend op mij richtte. „Gaat u niet zitten?" Ik begaf me weer naar Bill's stoel. „U moet werkelijk niet zoveel roken," zei mevrouw Stubblefield. Ze keek van de overlopende asbak naar het halfvolle haardrooster. „Waar is mevrouw Kent?" vroeg ze eensklaps. Ik schudde mijn hoofd, „Geen idee", zei ik. „Hoezo?" „Omdat mijn man zijn lijfwacht van ochtend hierheen heeft gestuurd om haar te halen en haar man zich erg on heus heeft gedragen. Joe Kramer heeft opdracht geen opschudding te verwek ken, maar ik ben van mening, dat hij zich had behoren te verdedigen." „Joe Kramer?" „Niet dat ik zoveel op heb met Joe," zei mevrouw Stubblefield, „volstrekt niet. Hij is een speler en ik wantrouw mensen, die om geld spelen." Ze zweeg. Toen zei ze: „Mevrouw Latham Ik vroeg me opnieuw af, hoe ter we reld ik ooit had kunnen denken, dat me vrouw Enoch B. Stubblefield gedwee en kleurloos was. Ze mocht zich dan laten beetnemen door de sterren of madame Tivoli of wie dan ook ze was deson danks een vitaal vrouwtje, schrander en vastberaden. „Mevrouw Latham, is Ellery Seymoui verliefd op mevrouw Hallet?" Het was de laatste vraag, die ik had verwacht „Ik heb er geen idee van mevrouw Stubblefield", zei ik, totaal niet. „Er is iets met hem aan de hand, dat daardoor verklaard zou worden", ging zy voort. „Ik heb jarenlang geprobeerd, hem met een goede vrouw getrouwd te krijgen. En vertelt u me dit eens, me vrouw Latham: kunnen die jongelui van Kent wel met elkaar opschieten?" Ze had in één adem door gesproken. „Ik ben niet op de hoogte met het privé-leven van anderen, mevrouw Stubblefield," zei ik geduldig. „Ik neem aan, dat de Kents heel goed met elkaar overweg kunnen." i „Wie heeft dan dat meisje van Li- I vingstone doodgeschoten, mevrouw La tham?" „Dat weet ik net zo min" zei ik. „Het spijt me, dat ik op al uw vragen het antwoord schuldig schijn te moeten blijven." „Weet u wie ik denk, dat het gedaan heeft?" Ze dempte haar stem. „Ik denk dat het iemand anders was, die veel in aanraking komt met mijn man en die gedacht heeft hem een dienst te bewij zen. Want u moet weten, dat hij er niets op gesteld is, dat Bertha Taylor hem achtervolgt". „Maar het was immers Bertha Taylor niet," zei ik zwakjes. „Het kwam op hetzelfde neer. Het was Bertha Taylor's dochter. De hele familie heeft mijn man al jaren achter volgd." Haar stem en uiterlijk waren volmaakt kalm. «Ik heb me ertegen verzet, dat hij die vrouw zou helpen nadat haar man zich bedronken an doodgeschoten en ons een boel tijd en geld had gekost zoals mijn man werkt, betekent tijd ook geld. In plaats van naar mij te luisteren, volgde hij El lery Seymour's raad op. U kunt me ge loven, dat Ellery er spijt van heeft. Niet, dat ik beweren wil, dat hij iets met die verschrikkelijke kwestie te maken heeft, maar ;,Wat maar, mevrouw Stubblefield?" vroeg ik. Ze streek een plooi uit haar grijze japon en knipte een denkbeeldig pluisje weg, alvorens ze haar ogen opsloeg en mij aankeek. Haar blik was koud, koud en berekenend, alsof ze niet goed raad met mij wist, evenmin als ik wist, wat ik van haar moest denken. „Wel, nu u mij dat zo vraagt, me vrouw Latham," zei ze langzaam, „zal ik het u vertellen. Waarom nam hij Joe Kramer mee toen hij gisteravond weg ging? Hij weet dat Kramer in de kamer naast die van mijn man dient te blijven van het ogenblik, dat hij naar bed gaat, totdat hij opstaat. Maar Joe Kra mer was er gisterenavond niet. Kunt u raden waar hij wel was?" „Hoe laat?" Mevrouw Stubblefield dacht een ogenblik na. „We gingen kort na u weg en begaven ons dadelijk naar ons hotel om naar bed te gaan. Mijn man was vermoeid. Het zal zo wat middernacht zyn geweest, toen ik in Joe's kamer ging kijken. Hij was pas na drie uur te rug. Ik heb hem zelf terug zien komen. En er is nog iets. dat ik niet begrijp. Toen ik ér Joe Kramer naar vroeg, loog hij. Hij zei, dat hij naar beneden was gegaan om een pakje sigaretten te ha len. Hij ontkende, dat hij al eerder weg was geweest en ik ging er niet verder op in." Waarom vertelt ze me dit allemaal, vroeg ik me af. „Ik begrijp niet, waarom die mijnheer Kent Joe vanochtend te lijf ging", zei ze. „Ik zou wel eens willen weten of er tussen al die dingen onderling verband bestaat. Ik geloof niet, dat Joe Kramer zelf voor geweld zou terugschrikken, en „Maar u zei toch, dat het iemand was. die veel met uw man in aanraking kwam en die meende hem een dienst te bewijzen omdat hij achtervolgd wordt" Ze streek haar japon opnieuw glad. „Volgens mij zou Joe Kramer een gege ven bevel opvolgen." Ik geloofde, dat ik enig licht begon te zien. „Mag u Ellerly Seymour niet erg lij den, mevrouw Stubblefield?" (Wordt vervolgd) De ridder en zijn schildknaap, getekend door Fiep Westendorp. der. Het boek maakte door zijn carica- turaie voorstelling van zaken meteen een einde aan de mode der ridderro mans. Maar Don Quichot is veel meer dan een parodie. Waar in Don Quichot het middeleeuwse avontuur geen toe komst meer heeft, gaat in hem de toe komst open voor een nieuw avontuur. Dat nieuwe avontuur is de mens-zelf. De mens, zoals hij leeft en streeft en terugvalt op zichzelf. Don Quichot ls reeds een moderne psychologische ro man in de vorm van een allerlaatst en allerweemoedigst adieu aan de simpele ridderroman en het chanson-de-geste. Daarom is dit boek nog steeds in staat de lezer onder zijn bekoring te bren gen. Het verenigt diepgaande zielsont- leding met heimwee naar ongekunsteld heid. Al zullen de mensen van 1600 het baan brekende van Don Quichot wel niet zo heb ben gevoeld, een leit is, dat de roman meteen een nationaal succes werd. Ver talingen maakten er al gauw een inter nationaal succes van. In 1657 verscheen de eerste Nederlandse vertaling. Omstreeks 1700 inspireerde onze blijspeldichter Pie- ter Langendijk zich op een avontuur uit de roman in zijn vrolijke stuk: „Don Quichot op de bruiloft van Kamaeho". Een eeuw later, jen tijde der Romantiek, ging men het werk van Cervantes al meer met onze ogen zien. Don Quichot werd de grote romantische held, in wie de onrust der tijden op drift is geraakt en die in deze ontluisterde wereld naar een ideaal zoekt. Het werd ongepast geacht zich te vermaken ten koste van de ridder van de droevige figuur. Want Don Quichot heeft zo'n droevig gezicht, omdat alle te leurstellingen der wereld zich er in af tekenen. De twintigste-eeuwse onderzoe kers zijn weer tot nieuwe gezichtspunten gekomen. Onze tijd zoekt graag naar de persoon van de kunstenaar die zich in zijn kunstwerk heeft uitgeleefd. Welnu, Cervantes staat volledig achter zijn werk! De ontgoochelingen zijn hem niet be spaard gebleven. Wanneer hij als jong soldaat uit Italië naar zijn vaderland te rugkeert, wordt hij door Algerijnse zee rovers overvallen en komt vijf jaar in Moorse slavernij te zuchten. Terug In Spanje geraakt hij door geldzorgen en misverstanden een paar keer langdurig in de gevangenis. Een keer wordt hij on- „Heb je gelezeii, wat generaal Kruis in een lezing voor de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Han del in Amsterdam heeft gezegd?" vroeg Snorrebor. „Niet? Nou, hij heeft gezegd, dat de opleiding van troepen in Nederland uiterst moeilijk is om dat het land zo klein is en dat het voor die opbouw nuttig zou zijn, als er minder land beschikbaar werd ge steld voor de bescherming van gras jes, sprietjes en vogeltjes. Als de ge neraal het voor het zeggen had, zou heel ons land om te schieten worden en zou ons volk alleen nog maar bleekneusjes als recruten kunnen le veren." schuldig in een proces gewikkeld, omdat hij een half doodgeslagen man uit mede lijden van de straat opraapte; men dacht, dat hij medeplichtige was. Zijn werk heeft hem ook weinig baten gebracht. Toen het eeTSte deel van zijn Don Quichot een succes bleek te zijn, kwamen al dra handige schrijvers met apo criefe vervolgdelen voor de dag, daarmee Cervantes' honorarium opstrijkend. Het vuur. waarmee hij zich echter door de moeilijkheden heensloeg, brandt ln. ,."e schepping van zijn onverwoestbare ridder Don Quichot. Dat de Dc<n Quichot heden ten dage nog graag gelezen wordt is begrijpelijk. Dat door een verantwoorde uitgave in onze taal ook gelegenheid voor is, is verheugend. De bekende, onvolprezen vertaling door J. W. F. Werumeus Buning en C. F. A. van Dam, met vignetten van Gus- tave Doré, beleefde onlangs haar derde druk. Het is een geheel complete ver taling in twee dikke boeken van elk 500 bladzijden. Achter in de boeken vindt men de nodige toelichtingen. Alles, ock de ingevlochten verzen en arcadi sche herdersromances, treft men in deze uitgave aan. Men moet de geschiedenis van Don Quichot langzaam in zijn ge heel lezen; men moet er een korte win ter lang 's avonds mee doende zijn, om er uit te halen wat er in zit. De editie Buning-Van Dam ziet er in dit opzicht uitnodigend en onovertrefbaar uit. 1). Wie een eenvoudiger, besnoeide, maar verder ook zeer verzorgde uitgave wenst, kan het doen met „Vertellingen van Cervantes" 2). De teksten in deze uitgave werden gekozen, vertaald en in geleid door A. L. Constandse. Fiep Wes tendorp maakte er knappe prentjes bij, die echter iets te geestig in caricaturale richting zijn. De vertaling is iets losser dan die van Buning-Van Dam. Het boek heeft het grote nadeel, dat het alleen de belangrijkste, of liever de populairste episoden uit de Don Quichot verhaalt; daardoor gaat veel van de subtiele ca- menhang verloren. Deze uitgave heeft echter het grote voordeel, dat zij de lezer ook inzicht geeft in het andere werk van Cervantes: in zijn novellen en in zijn toneelstukken. Twee kluchtige eenacters geven blijk van Cervantes' liefde voor het toneel. Het is echter met Cervantes gegaan, zoals een paar eeuwen later met de Deense sprookjesschrijver H. C. Andersen, die ook levenslang on gelukkig was, omdat men zijn stukken niet wilde spelen. Hun beider roem ligt op een heel ander terrein dan zij zelf ook maar enigszins vermoedden. Zo is de kunstenaar toch maar een droevig genius van zijn eigen misverstand! NICO VERHOEVEN 1). Uitg. Em. 1950. Tweedelen. 2). Uitgeverij Amsterdam, z.j. Querido, Jacob Amsterdam van Campen, Amok, een soort van moordzuchtige razernij, die in het vroegere Nederlands- Indië en thans in Indonesië ook nog veel voorkomt, blijkt ook Westerlingen (we bedoelen niet mensen als Westerling) te kunnen aantasten. OUie Mac Burnes, een veertienjarig meisje in het dorpje Stanton in Amerika, heeft er na een ruzie met haar stiefvader last van ge had. Zij greep een automatisch pistool en kogels en begon in het wilde weg te schieten. De kogels floten door het huis. Een oom kreeg er een in zijn arm an zelfs grootmoeder was niet meer veilig. Tenslotte rende Ollie de straat op, ver school zich achter een schuur en schut terde op alle auto's, die passeerden. De auto van de sheriff, Robert Burns, werd getroffen evenals de jas van zijn plaats vervanger. Vóór er echter doden vielen, werd de wild geworden Ollie over meesterd en achter slot en grendel ge zet In concurrentie met het Zweedse No- bel-instituut heeft het communistische vredescongres te Warschau internatio nale communistische vredesprijzen voor letteren en kunst toegekend aan enige kunstenaars, die zich in de ogen van Moskou verdienstelijk hebben gemaakt voor de „bevordering van de vredes- strijd". Voor de rode heren is het woord „vredesstrijd" geenszins een. contradictio in terminis getuige Korea en Tibet. Onder de bekroonden bevinden zich de Amerikaanse negerzanger Paul Robeson, componist van een „vredeslied", en merkwaardigerwijze ook Pablo Picasso voor zijn tekening „De Vredesduif", die blijkbaar buiten de algemene veroor deling van zijn kunst als ontaarde kunst door Moskou valt. Luciano Elmo, de secretaris van de afdeling Milaan van de Liberale Partij, heeft aan de Italiaanse minister van Defensie Randolfo Pacciardi een tele gram gestuurd, waarin hij hem voor de keus heeft gesteld zijn critiek op de Italiaanse liberalen terug te nemen of te duelleren. Pacciardi had in een re devoering te Forli, waarin hij tegen het toenemend neo-fascisme te keer ging, gezegd: „Wij dachten, dat de les van het verleden enig nut had afgewor pen voor die groteske zachtheid, welke de liberale partij is." Het wil ons voorkomen, dat Luciano Elmo met zijn telegrafische uitdaging blijk heeft gegeven van een groteske flinkheid. Stel u voor, dat mr. Oud en van Maarseveen buiten het parlement in de letterlijke zin des woords degen gingen kruisen! De tijden van de Drie Musketiers zijn voorbij, maar de libe raal Luciano Elmo is daar blijkbaar nog niet achter. Hetgeen ons van een libe raal overigens niet al te zeer behoeft te verwonderen Bij het echtscheidingsprcces van de 26-jarige mevrouw Marian Domnick in Chicago verklaarde zij voor de rechter, dat haar man haar „in het afgelopen jaar ongeveer vijftig blauwe ogen had geslagen". „Dat is niet waar, edelacht bare" wierp Domnick tegen. „Ik gaf haar er ongeveer één per maand". Het soort blauwe ogen, waarop de heer Domnick verliefd blijkt, is niet de soort, waarvan gelieven plegen te zwij melen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3