Verhoging productie met
ca. 7 procent nodig
DON
QUICHOT, geestrijk, ridderlijk en tragisch Overpeinzingen
m
De grote misdaden
van een kleine man
Jusse»i neus en dippen
Onze eind
bestemming
METEOOR GEZIEN?
Rapport adviesbureau K.A.B.
Unie-conferentie wordt
Dinsdag gesloten
Een
geschiedenis voor vele en
lange winteravonden
KORSTEN
1848
Het tragische en komische
tot humor verbonden
trekt
van
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1950
PAGINA 3
Heerengracht 408 Amsterdam
Uit voorraad leverbaar
GENERAL @i ELECTRIC
OLIEBRANDERS
Harde cijfers
Cervantes en Shakespeare
Tijdgenoten, vroeger
en nu
door
LESLIE FORD
van Snorrebor
Twee vertalingen
Amok
Communistische vredes
prijzen
Uitdaging
Blauwe ogen
Een van de wezenlijke kenmerken
van het Christendom is, dat het
de mens, over dit aardse en ver
gankelijke leven heen, onophoudelijk
naar de eeuwigheid wijst. En met recht!
Het kan eenvoudig niet anders zijn! God
heeft de mens geschapen om terug te
keren tot zijn eeuwige Oorsprong en
samen met Hem voor altijd gelukkig te
zijn in Zijn zaligmakende aanschou
wing. Zonder daardoor de aardse din
gen te verachten, die door God zelf ge
schapen zijn om de mens te dienen en
bet leven gemakkelijker en aangenamer
te maken, volgt uit de eeuwigheidsbe
stemming van de mens wèl, dat het ge
schapene buiten Hem nooit en onder
geen enkele voorwaarde het bereiken
van 's mensen eeuwige bestemming op
welke wijze dan ook in de weg mag
staan. Aardse goederen kunnen dus
nooit doel of levensinhoud van de mens
2ijn. Zijn ze dat wèl, dan dwingen zij
ons leven in een verkeerde richting
me,t alle noodlottige gevolgen van dien.
Onze bovennatuurlijke, eeuwige eind
bestemming kennen wij door recht
streekse goddelijke Openbaring. Deze
openbaring is eigenlijk het grondmotief
van de hele H. Schrift, die de geschie
denis van onze verlossing mag worden
genoemd.
Reeds in het aardse paradijs ontvan
gen onze eerste ouders, na hun zonde
val. de belofte van de komende Zalig
maker van het mensdom. Het hele Oude
Testament door wordt die belofte door
de profeten en leiders van het uitver
koren volk levendig gehouden in de
herinnering der mensen, terwijl de toe
komstige vervulling ervan steeds duide
lijker wcrdt voorzegd. En wanneer de
Messias eenmaal mens geworden is, Zijn
openbaar leven als Leraar heeft begon
nen en Apostelen uitgekozen, dan is
neel hun activiteit erop gericht de men
sen alles te leren, wat zij weten moeten
in verband met hun eeuwig levensdoel
en de wijze, waarop zij dit moeten en
kunnen bereiken.
Door Zijn lijden en verrijzenis ten
slotte heeft Christus alle voorwaarden
vervuld, die de oneindige God gesteld
had voor de verzoening van de zondige
mens met zijn Schepper.
Het is echter van het grootste belang,
dat wij goed het eigenlijke wezen
van die verlossing begrijpen. Van de
kant van Christus, de Verlosser zelf, is
het verlossingswerk in alle opzich
ten volmaakt. De mens is met God
verzoend, weer aangenomen als vriend
en de m o g e 1 ij k h e i d, dat hij, na zijn
dood. de eeuwige gelukzaligheid van de
hemel binnengaat, is voor honderd pro
cent door God terug geschonken. Maar
om die mogelijkheid tot werkelijkheid
te maken is onze medewerking
nodig. God heeft ons wel verlost
zonder ons, zegt de H. Augustinus, maar
Hij zal ons niet zalig malen zon
der ons.
Christus' verlossing is dus in begin
sel absoluut volmaakt, geheel af, maar
wij moeten, om het doel van die ver
lossing te bereiken, ons leven inrichten
zoals God dat wil en de genademidde
len gebruiken, die Hij heeft geschapen.
Ons leven op aarde is zodoende een
strijd tussen gehoorzaamheid aan God
en de aantrekkelijkheid van de gescha
pen dingen. Zijn wij trouw aan God,
dan zal onze ziel, direct na haar schei
ding van het lichaam, een eeuwig en
volmaakt geluk in de hemel deelachtig
worden. Maar dat is nog geen volle
dige verlossing. Christus heeft de
hele mens verlost, dus ook het
1 i c h a a m. En dat zal eerst de eeuwige
glorie binnengaan na de verrijzenis op
de jongste dag, wanneer, bij Christus'
wederkomst, het kwaad definitief over
wonnen zal zijn en de nieuwe volmaakt-
verloste schepping in alle eeuwigheid,
door niets gestoord, in vrede en geluk
Gods lof zal zingen.
De liturgie van de laatste Zondag na
Pinksteren staat geheel en al in
het teken van Christus' tweede
komst op aaide. Vooral het Evangelie
spreekt een duidelijke taal. Christus
voorzegt daarin zowel de ondergang van
de stad Jerusalem als het einde der
wereld. In het jaar 70 werd de stad in
derdaad totaal verwoest en zo wordt
de vervulling van 'deze profetie een
garantie voor de waarheid van de twee
de betreffende de wereld. Het grootste
deel van de tekst van deze Evangelie-
pericope slaat echter op de jongste dag
En toch is de beschrijving van de ver
schrikkingen, die de mensheid dan te
wachten staan, niet de hoofdzaak van
deze voorspelling.
Het voornaamste doel van Christus'
woorden ligt in de troostrijke
voorzegging van Zijn we
derkomst. Dan zal Hij Zijn verlos
sing bestendigen en definitief voltooien.
De Satan zal dan met al zijn helpers
en aanhangers voorgoed verbannen
worden naar de hel en alleen nog maar
zijn straf ondergaan in alle eeuwigheid,
zonder ook nog maar de geringste in
vloed meer te kunnen uitoefenen op de
getrouwen van God. Dan zal alles, wat
er bestaat, definitief in twee kampen
zijn verdeeld, die geen contact meer
met elkaar zullen hebben: de heiligen,
die zonder einde Gods liefde en barm
hartigheid zullen prijzen in een onver
stoorbaar eeuwig geluk, en de verdoem
den, wier toestand een eeuwig bewijs
zal zijn van Gods strikte rechtvaardig
heid en de opperheerschappij over al
het geschapen^.
Dat is wat onfeilbaar
zeker komen zal. Dat is de eind-
bestemming van de schepping. Met dien
verstande, dat het Gods uitdrukkelijke
wil is, dat alle mensen zonder uitzon
dering zalig worden. Maar alleen als zij
het zelf willen.
Psychologisch is het zeer juist ge
zien deze slotwaarheid aan het
eind van het kerkelijk jaar met zo
veel nadruk voor onze ogen te plaat
sen. Het hele jaar door heeft de Kerk
ons Christus' leer voorgehouden en ons
de weg gewezen, die wij hebben te
gaan om ons doel te bereiken. Wanneer
de liturgie heel onze levensweg heeft
uitgestippeld en ons telkens herinnerd
heeft aan de onuitputtelijke genade
middelen, die ons door Christus
ten dienste zijn gesteld om onze men
selijke zwakheid te overwinnen en ons
te sterken om Zijn wil te volbrengen,
dan houdt zij ons tenslotte nog eens het
definitieve beeld voor ogen, waarom
alles begonnen is. Het klinkt als een
laatste waarschuwing.
Wie ook maar een ogenblik ernstig
over deze waarheid nadenkt kan niet
anders dan zijn eigen grote verantwoor
delijkheid duidelijk voelen. En dit
te meer omdat wij juist in de aller
jongste tijd, door de nieuwe dogma-af
kondiging wel heel sterk in onmiddel
lijk contact met deze waarheid zijn
gebracht. Voor ons praktisch religieus
leven is de verheerlijking van O.L.V.
dan ook van buitengewone waarde.
Want van alle schepselen is de Moeder
Gods de enige, die nu reeds defini
tief verlost is, die nu reeds datgene
deelachtig is, wat ons aller einddoel is.
Haarom is een vurige verering van Ma
ria dan ook van zo'n groot belang voor
®en trouwe levenshouding. Zij, onze
Moeder, geniet reeds met ziel en
1 i c h a a m de eeuwige zaligheid. Wij,
haar kinderen, smachten nog daarnaar.
Met haar hulp zullen wij sterker wor-
hen om haar voorbeeld van een volko
men aan God overgegeven leven na te
^°'gen en zodoende de voorwaarde te
vervullen voor het bereiken van ons
eeuwig einddoel.
-Gods genade en de voorspraak van
Maria mogen ons allen daarin bijstaan.
L.
Advertentie
Telefoon 37132-37133
CENTRALE VERWARMING
OLIESTOOKINSTALLATIES
Op vele plaatsen in ons land is Don
derdagmorgen half acht een lichtver
schijnsel waargenomen. In Groesbeek,
Enschede, Deventer en Garderen o.a.
hebben ooggetuigen omstreeks die tijd
een „grote ster" gezien, die langzaam
verticaal naar beneden ging.
Bij informatie bij het K.N.M.I. te De
Bilt vernamen wij, dat alle mededelin
gen over dit lichtverschijnsel het ver
moeden wettigen, dat de ooggetuigen
een meteoor hebben gezien.
Naar aanleiding van de regeringsnota
omtrent de werkgelegenheidspolitiek
heeft een commissie van het weten
schappelijk adviesbureau der KAB te
Doom een rapport het licht doen zien,
waarin deze commissie tot de conclusie
komt dat de toestand ter zake veel ern
stiger is dan in de nota tot uiting komt.
Met harde cijfers toont het rapport
aan hoe de handelsbalans, in absolute
getallen, zeer verslechterd is in 1950 en,
stelt men daarnaast dan nog de vermin
dering der buitenlandse hulp, dan zal
oplossing slechts gevonden kunnen wor
den in opvoering der nationale productie.
Voor deze oplossing beschouwt het
rapport echter niet alleen de herbewa
pening als een belemmerende factor,
doch ook het feit dat de regering het
aantal in de komende jaren in het be
drijfsleven in te schakelen personen en
het investeringsbedrag veel te gunstig
heeft geraamd. Steeds uitgaande van de
officiële cijfers van het C.B.S., toont het
rapport aan dat, wat het eerste punt be
treft, enerzijds het getal der uit Indo
nesië repatriërende burgers de raming
overtreft, terwijl daarentegen anderzijds
de schatting van het aantal emigranten
te hoog heeft gelegen. Zelfs indien men
echter met dit hoger getal te plaatsen
personen geen rekening houdt, dan nog
is ook het herziene industrialisatiesche
ma te optimistisch betreffende de nood
zakelijke investeringen. Een eenvoudige
rekensom toont aan, dat men in de jaren
1950 t.e.m. 1952 met dezelfde som gelds
anderhalf maal zoveel plaatsen beschik
baar wil doen komen als in de jaren
1948 en 1949.
Op deze gegevens doorrekenend komt
de commissie dan tot de conclusie dat,
om meer personen in het arbeidsproces
te kunnen opnemen, om de daarvoor
vereiste grotere investeringen te kunnen
opbrengen en om de noodzakelijke her
bewapening te kunnen volvoeren de na
tionale productie op korte termijn met
minstens 6,5 a 7% boven het huidige
niveau moet worden opgevoerd, wil men
het consumptiepeil van het ogenblik
enigermate handhaven.
De enige mogelijkheid nu om de na
tionale productie op te voeren, ligt in
een verhoging van de arbeidsproductivi
teit. Een interessante en pakkende voor
lichting kan de arbeiders de overtuiging
bijbrengen, dat door een verhoogde pro
ductiviteit het gevaar voor werkloosheid
niet vergroot maar verminderd wordt.
De commissie is van oordeel, dat
juist bij middelgrote en kleine bedrij
ven door grotere bedrijfsefficiency
veel bereikt kan worden. Overigens
heeft deze toegepaste efficiëncy zeker
ook voor de dienstensector zijn waar
de, voor kantoren en instanties, (semi-)
overheidsdiensten, ziekenhuizen, enz.
Bij de Unilever is hierdoor zelfs een
productievermeerdering bereikt van
30 procent.
In delegatiekringcn te Den Haag ver
wacht men, dat de conferentie van mi
nisters der Nederlands-Indonesische
Unie Dinsdag 28 November zal kunnen
worden gesloten.
De conferentie over de status van
West-Nieuw-Guinea zal, naar verwacht
wordt, kort daarna beginnen. Over de
juiste datum van deze conferentie wordt
nog overleg gepleegd tussen mr. Moh.
Rum en zijn regering in Djakarta.
eric de noorman: 10e Zoning oLer steppen
48. Het sluwe opperhoofd der Stichi leidde z'n mannen behoedzaam in de richting
van het nomadenkamp. Hij handelde kalm en weloverwogen. Zijn plan stond vast
Indien het nodig was om paniek onder de paardenkudde der nomaden te veroorzaken
teneinde Onga te kunnen ontvoeren, dan zou er paniek ontstaan Char twijfelde
geen ogenblik of hij zou een middel vinden om dit ie bewerkstelligen. De geslepen
oude aanvoerder der Stichi had in de vele jaren dat hij zijn ordeloze troep paardeji-
rovers over de Steppen leidde, geleerd op zijn list en overleg te vertrouwen. Tegen
de avond, toen de zon rood wegzonk achter de heuvels, en de bewegende stippen
der paarden zich in de verte aftekenden, liet hij zijn mannen achter, en toog, alleen
door Toeghir vergezeld, op onderzoek uit.
Het gaf Toeghir een eigenaardig gevoel van verlatenheid toen hij met de doods
vijand van zijn stam uitreed om krijg te voeren tegen zijn eigen volk. Doch zozeer
was hij vervuld van haat jegens Gonor, zozeer hield het verlangen naar macht en
aanzien hem in de greep, dat hij de laatste gewetensbezwaren van zich afschudde
en Char zo snel hij kon volgde. Zij hadden reeds geruime tijd gereden, toen de
oude Wolf van de Steppen plotseling verrast z'n paard inhield en naar het silhouet
van een paard wees dat, duidelijk afgetekend tegen de avondzont eveneens de kudde
gadesloeg.
„Raven! De koning der Steppenmompelde Char. „Bij alle geesten van het
gebergte, vriend Toeghir. Uw kwade ziel schijnt u gunstige kansen te schenken, dat
zij de leider-hengst op ons pad plaatst."
„Ik begrijp u niet!" Toeghir nam het eenzame paard in de verte scherp op. „Wat
heeft Raveii met uw plan te maken?"
„Bah! Zijt ge een kind? Let liever op de hengst in plaats van uw domheid te
tonen. Ik verwed er iets onder dat hij hierheen gekomen is om te zien of hij niet
een gedeelte van de kudde mee kan lokken. Raven is een betere paardenrover dan
de Stichi, hihi. Maar hij heeft natuurlijk geen kans. De wachters zullen hem weldra
in het oog krijgen en de kudde op alle manieren trachten te beveiligen. Doch gesteld
nu eeiis dat de wachters niet goed zouden opletten. Gesteld eens dat zij de nadering
van Raven niet bemerkten? Raven zou meer verwarring onder de kudde kunnen
veroorzaken dan ik met al mijn mannen!"
„Ge bedoeltviel Toeghir verrast uit, ondanks zichzelf ontdaan over zoveel
koude berekening.
„Ik bedoel dat er uitstekende manieren bestaan om een wachter zéér onoplettend
te maken. Bijvoorbeeld dezeZacht lachend hief Char zijn boog op. „Let op
mijn paard, vriend Toeghir, en wacht tot ik terugkeer."
Met die woorden liet de oude Wolf zich soepel uit het zadel glijden en sloop geluid
loos weg door het hog.e gras
De Spanjaard Miguel de Cervantes
Saavedra is de wereldberoemde auteur
van de Don Quichot. Hij leefde van
1547 tot 1616. Zijn Engelse tijdgenoot
William Shakespeare leefde van 1564
tot 1616. Zij stierven dus in hetzelf
de jaar. De merkwaardigste overeen
komst tussen deze twee genieën is
wel, dat zij practisch in hetzelfde
jaar hun grootste schepping aan de
wereld toevertrouwden. Einde 1604
verscheen te Londen: „The Tragical
History of Hamlet, Prince of Den
mark". Begin 1605 verscheen te
Madrid: „El lngenioso Hidalgo Don
Quixote de la Mancha". Deze gelijk
tijdig gestorvenen staan wel als uiter
sten tegenover elkaar. Hamlet is de
idealistische dromer, die nooit durft
kiezen in het leven en die voor
iedere daad terugschrikt vanwege de
consequenties. Don Quichot is ook
een echte idealist, maar hij zet zijn
dromen onmiddellijk zonder enig
overleg in de daad om en begrijpt
daarna niet waarom hij stukken heeft
gemaakt. Zowel Hamlet als Don
Quichot zijn edele figuren, die niet
tegen de werkelijkheid opgewassen
zijn. Hamlet kan zich niet overgeven
aan de werkelijkheid en Don Quichot
ziet de schijn voor werkelijkheid aan.
Tj"zt is geen verhaal om op een nutteloze winteravond in een ruk uit te lezen:
h~f de avonturen van de geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha. En het
is ook geen verhaal om een kroniek je over te schrijven bij wijze van aan
beveling. Men zou het een jaar lang als feuilleton moeten plaatsen in de krant:
die dosis, elke avond genoten, zou precies genoeg zijn voor de fijnproever. En
het zou nog een paedagogische krantengeschiedenis worden ook. Don Quichot,
de ridder van de droevige figuur, is namelijk het geniale voorbeeld van een sym
pathiek misverstand tussen waan en werkelijkheid. Hij rijdt op zijn Rossinant nog
steeds onverstoorbaar door de moderne wereld; gelukkig maar, want anders zou
de wereld het helemaal zonder illusies moeten doen. Don Quichot is: de illusie op
de spits gedreven. Don Quichot is: de noodzaak om een illusie te hebben in dit
leven en tegelijkertijd het noodlot om die illusie te hebben. De illusie ver
zoent ons met de werkelijkheid en zij maakt ons blind voor de werkelijkheid. En
de wereld, die geen illusies kent, slaat ons waar zij ons maar raken kan.
Een illusie kan soms de nuchterste
mensen meeslepen. Don Quichot sleepte
de dikke, boerse goedzak Sancho Panza
mee. Sancho Panza zal ten eeuwigen da
ge liever met een. ronde buik dan met
een illusie gaan slapen. Maar hij kan
niet verdragen dat de ridder op zijn
sterfbed tegen de schildknaap zegt:
„Vergeef mij, vriend, dat ik de oor
zaak was om je even dwaas te doen
schijnen als ik, want ik deed je in
dezelfde dwaling vervallen als waarin
ik verviel, namelijk te geloven, dat
er. dolende ridders in de wereld wa
ren en nog zijn."
„Ach!" antwoordde Sancho in tra
nen. „Gaat UEd. nu niet dood, mijn
Advertentie
m
beste mijnheer, maar neemt u mijn
raad aan. en leef nog vele jaren; want
het allerdwaaste wat een mens, in dit
leven kan doen is te sterven zonder
zin of reden, zonder dat iemand hem
om het leven brengt, of dat andere
handen hem smoren dan die van de
zwaarmoedigheid."
De arme edelman Don Quichot had
zijn dorpje in de vlakte van de Mancha
verlaten, omdat hij meende dat er een
edele ridderstaak op zijn schouders lag.
Dat was zijn illusie. Hij had veel te veel
ridderromans gelezen, avonturenboeken
van het soort, dat in de middeleeuwen
geliefkoosde lectuur van kasteelbewo
ners was geweest, maar dat nu, anno
1600, uit de tijd was. De helden, draken
en betoverde jonkvrouwen hadden zijn
geest beneveld. Hij geloofde, dat hij
door onzichtbare machten werd uitge
daagd. En hij nam de uitdaging aan.
Dat hij windmolens voor reuzen aanzag,
herbergen voor kastelen, kasteleins
voor slotvoogden en deernen van de
vlakte voor belaagde maagden, doet aan
zijn dapperheid niets af. Zijn dapper
heid bestond in het feit, dat hij voor
een ideaal wist te leven. Dat dit ideaal
slechts een illusie was, besefte hij niet.
Het leverde een voortdurend misver
stand op tussen hem en de wereld. Wij
ondergaan dit misverstand nu als koste
lijke humor. Maar voor Don Quichote
bestond er geen humor. Hij is de ern
stigste, en wellicht daarom ook de droe
vigste figuur, die men zich kan voorstel
len. De humor komt van de kant van
de schildknaap, die het telkens op een
prettig accoordje met de wereld wil
gooien. De diepzinnige gesprekken tij
dens de tochten gevoerd tussen Don
Quichot en Sancho Panza zijn mee van
de mooiste gedeelten van de roman. Ze
illustreren het misverstand, hetwelk
deze twee zielen in de contramine toch
steeds bij elkaar doet blijven. Want het
plechtige, verhevene en overdrevene in
de ridder en. het dorpse, meesmuilende
en kinderlijke in de schildknaap horen
bij elkaar. Ze verbinden het tragische
met het komische, en maken er humor
van. Ze lopen in elkaar over, ze zijn on
sterfelijke vormen van menselijkheid.
Als, zoals we hebben gezien, de sterven
de Don Quichot van de dwalingen zijns
weegs terugkomt, is het de onwillige
leerling Sancho die hem de waarde van
zijn illusies voor ogen houdt. „Want het
allerdwaaste wat een mens kan doen is
te sterven zonder zin of reden."
De tijdgenoten van Cervantes hebben
de Don Quichot wellicht op de eerste
plaats gewaardeerd als een kostelijke
parodie op de allerlaatste dolende rid-
34
„Charles Albert zoekt je. Hij wil
met je praten."
„De jachthond?"
Ik knikte
„Okay," zei hij. „Tot kijk dan!"
„Hij bedoelt zeker kapitein Albert
Lamb," zei mevrouw Stubblefield, ter
wijl we Susan's zitkamer binnengingen.
„Aardig gevonden."
Het was aardiger gevonden van haar
dan- van Milton Minor, dacht ik.
„Vlak voordat ik wegging, balde hij
mijn man op," ging ze voort. „Waarover
weet ik niet. Mijnheer Stubblefield weet
niets af van deze ongelukkige affaire.
Hoe zou hij ook?"
„Ik weet het niet," zei ik, omdat ze
haar vogeloogjes vragend op mij richtte.
„Gaat u niet zitten?"
Ik begaf me weer naar Bill's stoel.
„U moet werkelijk niet zoveel roken,"
zei mevrouw Stubblefield. Ze keek van
de overlopende asbak naar het halfvolle
haardrooster. „Waar is mevrouw Kent?"
vroeg ze eensklaps.
Ik schudde mijn hoofd, „Geen idee",
zei ik. „Hoezo?"
„Omdat mijn man zijn lijfwacht van
ochtend hierheen heeft gestuurd om
haar te halen en haar man zich erg on
heus heeft gedragen. Joe Kramer heeft
opdracht geen opschudding te verwek
ken, maar ik ben van mening, dat hij
zich had behoren te verdedigen."
„Joe Kramer?"
„Niet dat ik zoveel op heb met Joe,"
zei mevrouw Stubblefield, „volstrekt
niet. Hij is een speler en ik wantrouw
mensen, die om geld spelen." Ze zweeg.
Toen zei ze: „Mevrouw Latham
Ik vroeg me opnieuw af, hoe ter we
reld ik ooit had kunnen denken, dat me
vrouw Enoch B. Stubblefield gedwee en
kleurloos was. Ze mocht zich dan laten
beetnemen door de sterren of madame
Tivoli of wie dan ook ze was deson
danks een vitaal vrouwtje, schrander en
vastberaden.
„Mevrouw Latham, is Ellery Seymoui
verliefd op mevrouw Hallet?"
Het was de laatste vraag, die ik had
verwacht
„Ik heb er geen idee van mevrouw
Stubblefield", zei ik, totaal niet.
„Er is iets met hem aan de hand, dat
daardoor verklaard zou worden", ging
zy voort. „Ik heb jarenlang geprobeerd,
hem met een goede vrouw getrouwd te
krijgen. En vertelt u me dit eens, me
vrouw Latham: kunnen die jongelui van
Kent wel met elkaar opschieten?"
Ze had in één adem door gesproken.
„Ik ben niet op de hoogte met het
privé-leven van anderen, mevrouw
Stubblefield," zei ik geduldig. „Ik neem
aan, dat de Kents heel goed met elkaar
overweg kunnen."
i „Wie heeft dan dat meisje van Li- I
vingstone doodgeschoten, mevrouw La
tham?"
„Dat weet ik net zo min" zei ik. „Het
spijt me, dat ik op al uw vragen het
antwoord schuldig schijn te moeten
blijven."
„Weet u wie ik denk, dat het gedaan
heeft?" Ze dempte haar stem. „Ik denk
dat het iemand anders was, die veel in
aanraking komt met mijn man en die
gedacht heeft hem een dienst te bewij
zen. Want u moet weten, dat hij er niets
op gesteld is, dat Bertha Taylor hem
achtervolgt".
„Maar het was immers Bertha Taylor
niet," zei ik zwakjes.
„Het kwam op hetzelfde neer. Het
was Bertha Taylor's dochter. De hele
familie heeft mijn man al jaren achter
volgd." Haar stem en uiterlijk waren
volmaakt kalm. «Ik heb me ertegen
verzet, dat hij die vrouw zou helpen
nadat haar man zich bedronken an
doodgeschoten en ons een boel tijd en
geld had gekost zoals mijn man
werkt, betekent tijd ook geld. In plaats
van naar mij te luisteren, volgde hij El
lery Seymour's raad op. U kunt me ge
loven, dat Ellery er spijt van heeft. Niet,
dat ik beweren wil, dat hij iets met die
verschrikkelijke kwestie te maken heeft,
maar
;,Wat maar, mevrouw Stubblefield?"
vroeg ik.
Ze streek een plooi uit haar grijze
japon en knipte een denkbeeldig pluisje
weg, alvorens ze haar ogen opsloeg en
mij aankeek. Haar blik was koud, koud
en berekenend, alsof ze niet goed raad
met mij wist, evenmin als ik wist, wat
ik van haar moest denken.
„Wel, nu u mij dat zo vraagt, me
vrouw Latham," zei ze langzaam, „zal
ik het u vertellen. Waarom nam hij Joe
Kramer mee toen hij gisteravond weg
ging? Hij weet dat Kramer in de kamer
naast die van mijn man dient te blijven
van het ogenblik, dat hij naar bed
gaat, totdat hij opstaat. Maar Joe Kra
mer was er gisterenavond niet. Kunt u
raden waar hij wel was?"
„Hoe laat?"
Mevrouw Stubblefield dacht een
ogenblik na. „We gingen kort na u weg
en begaven ons dadelijk naar ons hotel
om naar bed te gaan. Mijn man was
vermoeid. Het zal zo wat middernacht
zyn geweest, toen ik in Joe's kamer
ging kijken. Hij was pas na drie uur te
rug. Ik heb hem zelf terug zien komen.
En er is nog iets. dat ik niet begrijp.
Toen ik ér Joe Kramer naar vroeg, loog
hij. Hij zei, dat hij naar beneden was
gegaan om een pakje sigaretten te ha
len. Hij ontkende, dat hij al eerder weg
was geweest en ik ging er niet verder
op in."
Waarom vertelt ze me dit allemaal,
vroeg ik me af.
„Ik begrijp niet, waarom die mijnheer
Kent Joe vanochtend te lijf ging", zei
ze. „Ik zou wel eens willen weten of er
tussen al die dingen onderling verband
bestaat. Ik geloof niet, dat Joe Kramer
zelf voor geweld zou terugschrikken,
en
„Maar u zei toch, dat het iemand was.
die veel met uw man in aanraking
kwam en die meende hem een dienst te
bewijzen omdat hij achtervolgd wordt"
Ze streek haar japon opnieuw glad.
„Volgens mij zou Joe Kramer een gege
ven bevel opvolgen."
Ik geloofde, dat ik enig licht begon te
zien.
„Mag u Ellerly Seymour niet erg lij
den, mevrouw Stubblefield?"
(Wordt vervolgd)
De ridder en zijn schildknaap,
getekend door Fiep Westendorp.
der. Het boek maakte door zijn carica-
turaie voorstelling van zaken meteen
een einde aan de mode der ridderro
mans. Maar Don Quichot is veel meer
dan een parodie. Waar in Don Quichot
het middeleeuwse avontuur geen toe
komst meer heeft, gaat in hem de toe
komst open voor een nieuw avontuur.
Dat nieuwe avontuur is de mens-zelf.
De mens, zoals hij leeft en streeft en
terugvalt op zichzelf. Don Quichot ls
reeds een moderne psychologische ro
man in de vorm van een allerlaatst en
allerweemoedigst adieu aan de simpele
ridderroman en het chanson-de-geste.
Daarom is dit boek nog steeds in staat
de lezer onder zijn bekoring te bren
gen. Het verenigt diepgaande zielsont-
leding met heimwee naar ongekunsteld
heid.
Al zullen de mensen van 1600 het baan
brekende van Don Quichot wel niet zo heb
ben gevoeld, een leit is, dat de roman
meteen een nationaal succes werd. Ver
talingen maakten er al gauw een inter
nationaal succes van. In 1657 verscheen de
eerste Nederlandse vertaling. Omstreeks
1700 inspireerde onze blijspeldichter Pie-
ter Langendijk zich op een avontuur uit
de roman in zijn vrolijke stuk: „Don
Quichot op de bruiloft van Kamaeho".
Een eeuw later, jen tijde der Romantiek,
ging men het werk van Cervantes al meer
met onze ogen zien. Don Quichot werd de
grote romantische held, in wie de onrust
der tijden op drift is geraakt en die in
deze ontluisterde wereld naar een ideaal
zoekt. Het werd ongepast geacht zich te
vermaken ten koste van de ridder van
de droevige figuur. Want Don Quichot
heeft zo'n droevig gezicht, omdat alle te
leurstellingen der wereld zich er in af
tekenen. De twintigste-eeuwse onderzoe
kers zijn weer tot nieuwe gezichtspunten
gekomen. Onze tijd zoekt graag naar de
persoon van de kunstenaar die zich in
zijn kunstwerk heeft uitgeleefd. Welnu,
Cervantes staat volledig achter zijn werk!
De ontgoochelingen zijn hem niet be
spaard gebleven. Wanneer hij als jong
soldaat uit Italië naar zijn vaderland te
rugkeert, wordt hij door Algerijnse zee
rovers overvallen en komt vijf jaar in
Moorse slavernij te zuchten. Terug In
Spanje geraakt hij door geldzorgen en
misverstanden een paar keer langdurig in
de gevangenis. Een keer wordt hij on-
„Heb je gelezeii, wat generaal Kruis
in een lezing voor de Nederlandse
Maatschappij voor Nijverheid en Han
del in Amsterdam heeft gezegd?"
vroeg Snorrebor. „Niet? Nou, hij heeft
gezegd, dat de opleiding van troepen
in Nederland uiterst moeilijk is om
dat het land zo klein is en dat het
voor die opbouw nuttig zou zijn, als
er minder land beschikbaar werd ge
steld voor de bescherming van gras
jes, sprietjes en vogeltjes. Als de ge
neraal het voor het zeggen had, zou
heel ons land om te schieten worden
en zou ons volk alleen nog maar
bleekneusjes als recruten kunnen le
veren."
schuldig in een proces gewikkeld, omdat
hij een half doodgeslagen man uit mede
lijden van de straat opraapte; men dacht,
dat hij medeplichtige was.
Zijn werk heeft hem ook weinig baten
gebracht. Toen het eeTSte deel van zijn
Don Quichot een succes bleek te zijn,
kwamen al dra handige schrijvers met apo
criefe vervolgdelen voor de dag, daarmee
Cervantes' honorarium opstrijkend. Het
vuur. waarmee hij zich echter door de
moeilijkheden heensloeg, brandt ln. ,."e
schepping van zijn onverwoestbare ridder
Don Quichot.
Dat de Dc<n Quichot heden ten dage
nog graag gelezen wordt is begrijpelijk.
Dat door een verantwoorde uitgave
in onze taal ook gelegenheid voor is, is
verheugend.
De bekende, onvolprezen vertaling
door J. W. F. Werumeus Buning en C.
F. A. van Dam, met vignetten van Gus-
tave Doré, beleefde onlangs haar derde
druk. Het is een geheel complete ver
taling in twee dikke boeken van elk
500 bladzijden. Achter in de boeken
vindt men de nodige toelichtingen. Alles,
ock de ingevlochten verzen en arcadi
sche herdersromances, treft men in deze
uitgave aan. Men moet de geschiedenis
van Don Quichot langzaam in zijn ge
heel lezen; men moet er een korte win
ter lang 's avonds mee doende zijn, om
er uit te halen wat er in zit. De editie
Buning-Van Dam ziet er in dit opzicht
uitnodigend en onovertrefbaar uit. 1).
Wie een eenvoudiger, besnoeide, maar
verder ook zeer verzorgde uitgave
wenst, kan het doen met „Vertellingen
van Cervantes" 2). De teksten in deze
uitgave werden gekozen, vertaald en in
geleid door A. L. Constandse. Fiep Wes
tendorp maakte er knappe prentjes bij,
die echter iets te geestig in caricaturale
richting zijn. De vertaling is iets losser
dan die van Buning-Van Dam. Het boek
heeft het grote nadeel, dat het alleen de
belangrijkste, of liever de populairste
episoden uit de Don Quichot verhaalt;
daardoor gaat veel van de subtiele ca-
menhang verloren. Deze uitgave heeft
echter het grote voordeel, dat zij de
lezer ook inzicht geeft in het andere
werk van Cervantes: in zijn novellen en
in zijn toneelstukken. Twee kluchtige
eenacters geven blijk van Cervantes'
liefde voor het toneel. Het is echter met
Cervantes gegaan, zoals een paar eeuwen
later met de Deense sprookjesschrijver
H. C. Andersen, die ook levenslang on
gelukkig was, omdat men zijn stukken
niet wilde spelen. Hun beider roem ligt
op een heel ander terrein dan zij zelf
ook maar enigszins vermoedden. Zo is
de kunstenaar toch maar een droevig
genius van zijn eigen misverstand!
NICO VERHOEVEN
1). Uitg. Em.
1950. Tweedelen.
2). Uitgeverij
Amsterdam, z.j.
Querido,
Jacob
Amsterdam
van Campen,
Amok, een soort van moordzuchtige
razernij, die in het vroegere Nederlands-
Indië en thans in Indonesië ook nog veel
voorkomt, blijkt ook Westerlingen (we
bedoelen niet mensen als Westerling) te
kunnen aantasten. OUie Mac Burnes,
een veertienjarig meisje in het dorpje
Stanton in Amerika, heeft er na een
ruzie met haar stiefvader last van ge
had. Zij greep een automatisch pistool
en kogels en begon in het wilde weg te
schieten. De kogels floten door het huis.
Een oom kreeg er een in zijn arm an
zelfs grootmoeder was niet meer veilig.
Tenslotte rende Ollie de straat op, ver
school zich achter een schuur en schut
terde op alle auto's, die passeerden. De
auto van de sheriff, Robert Burns, werd
getroffen evenals de jas van zijn plaats
vervanger. Vóór er echter doden vielen,
werd de wild geworden Ollie over
meesterd en achter slot en grendel ge
zet
In concurrentie met het Zweedse No-
bel-instituut heeft het communistische
vredescongres te Warschau internatio
nale communistische vredesprijzen voor
letteren en kunst toegekend aan enige
kunstenaars, die zich in de ogen van
Moskou verdienstelijk hebben gemaakt
voor de „bevordering van de vredes-
strijd". Voor de rode heren is het woord
„vredesstrijd" geenszins een. contradictio
in terminis getuige Korea en Tibet.
Onder de bekroonden bevinden zich de
Amerikaanse negerzanger Paul Robeson,
componist van een „vredeslied", en
merkwaardigerwijze ook Pablo Picasso
voor zijn tekening „De Vredesduif", die
blijkbaar buiten de algemene veroor
deling van zijn kunst als ontaarde kunst
door Moskou valt.
Luciano Elmo, de secretaris van de
afdeling Milaan van de Liberale Partij,
heeft aan de Italiaanse minister van
Defensie Randolfo Pacciardi een tele
gram gestuurd, waarin hij hem voor de
keus heeft gesteld zijn critiek op de
Italiaanse liberalen terug te nemen of
te duelleren. Pacciardi had in een re
devoering te Forli, waarin hij tegen
het toenemend neo-fascisme te keer
ging, gezegd: „Wij dachten, dat de les
van het verleden enig nut had afgewor
pen voor die groteske zachtheid, welke
de liberale partij is."
Het wil ons voorkomen, dat Luciano
Elmo met zijn telegrafische uitdaging
blijk heeft gegeven van een groteske
flinkheid. Stel u voor, dat mr. Oud en
van Maarseveen buiten het parlement
in de letterlijke zin des woords degen
gingen kruisen! De tijden van de Drie
Musketiers zijn voorbij, maar de libe
raal Luciano Elmo is daar blijkbaar nog
niet achter. Hetgeen ons van een libe
raal overigens niet al te zeer behoeft
te verwonderen
Bij het echtscheidingsprcces van de
26-jarige mevrouw Marian Domnick in
Chicago verklaarde zij voor de rechter,
dat haar man haar „in het afgelopen
jaar ongeveer vijftig blauwe ogen had
geslagen". „Dat is niet waar, edelacht
bare" wierp Domnick tegen. „Ik gaf
haar er ongeveer één per maand".
Het soort blauwe ogen, waarop de
heer Domnick verliefd blijkt, is niet de
soort, waarvan gelieven plegen te zwij
melen.