lric de noorman: kerning
i
De zevende minnaar is aangenaam ziek
De grote misdaden
van een kleine man
lussen neus en dippen
Ingetogenheid
Minister Lichtveld over het
communisme in Suriname
Nieuwe poëzie van Michael Déak
Overpeinzingen
Chefarine „4"
LITERAIRE KRONIEK
4 beroemde middelen
mei extra geneeskracht
ZATERDAG 9 DECEMBER 1950
PAGINA 3
Ruwe lippen ?P1|R0L
„ONS HUIS STAAT IN BRAND"
„KAREL DOORMAN"
TE VALENCIA
PLECHTIGE ACADEMISCHE
ZITTING R.K. UNIVERSITEIT
Ter ere van Dogma
verklaring
MARINIERS NAAR
DE WEST
Logger in de mist
vastgelopen
KOGELVULPENHOUDERS IN
HET GEDING
Bespreking over burgerlijke
verdediging
46)
(Wordt vervolgd)
van Snorrebor f
Wonderlijk metaal
maar:
Zonnebloem
Liturgische weekkalender
Advertentie
Onrust, gejaagdheid, wispelturig
heid en verwarring zijn wel de
kenmerken van onze tegenwoor
dige samenleving. Ingetogenheid is een
woord uit een andere wereld. Men ver
staat het niet meer. weet er niets mee
aan te vangen, vindt het hoogstens nog
goed voor beschouwende kloosterorden.
In onze tijd voelt ieder zich opgezweept,
voortgejaagd, door duizend en één din
gen tegelijk bezig gehouden, zodat er
van concentratie nauwelijks sprake kan
zijn. Innerlijke vrede en rust zijn be
grippen, die men meestal alleen nog
maar bij naam kent. Bovendien, hoe
kan iemand in deze wereld nog van rus
tig overleg spreken, waar niemand nog
geduld heeft en men elkander tracht te
overtroeven in haast en snelheid!
En toch is innerlijke rust, innerlijke
kalmte en ingetogenheid juist datgene,
wat de H. Kerk in deze weken van
voorbereiding op het H. Kerstfeest met
zoveel nadruk van ons allen vraagt.
De grote betekenis van een innerlijke
bel e„v i n g van het Kerstfeest voor
ons geestelijk leven, de onpeilbare in
houd van het hoogheilig Kerstgebeuren
hebben de Kerk ertoe gebracht een
voorbereidingstijd van vier weken op
dat feest in te stellen, die bedoeld is
als een tijd van boete, van ingetogen
heid en stille overweging. De Verlosser
der wereld komt, de Heer van hemel
en aarde, Die het verloren mensdom
weer op wil nemen in de vriendschap
met God en vrede schenkt aan een ver-
scheui-de aarde. Voor de negentienhon
derd en vijftigste keer viert de wereld
de gedachtenis aan de geboorte van de
Verlosser. Voor de hoeveelste keer viert
ieder van ons dit feest in zijn eigen le
ven? Vrede op aarde is een goddelijke
belofte, waaraan wij niet mogen twijfe
len. Maar als wij de geschiedenis na
gaan, ook die van de Christen-volkeren,
wat is er aan van die vrede terecht ge
komen? Waar heerst er vrede in onze
dagen? En toch is de Verlosser geboren
met de door Engelen overgebrachte
boodschap van God: Vrede aan alle
mensen van goede wil! God houdt on
der alle omstandigheden Zijn woord.
Dan kan de schuld alleen bij ons lig
gen! Dan hebben wij nooit de diepe zin
van het Kerstwonder in ons opgeno
men zó, dat het ons hele leven voor
goed richtte op God, op Zijn H. Wet,
die toch alleen maar voor ons welzijn
uitgevaardigd is. Dan hebben wij tot nu
toe nog nooit werkelijk goed Kerstmis
gevierd en waarschijnlijk een min of
meer sentimentele aandoening voor een
echt beleven gehouden. Kennen wij dan
tenminste vrede in onze harten, de rust,
die de beloning is van een goed gewe
ten? Ook daarop moeten velen ontken
nend antwoorden. De ervaring van on
geveer alle tijden toont aan, dat. on
danks de talrijke malen, dat er Kerstmis
is gevierd, de mensheid er geen b 1 ij -
v e n d e verandering-ten-goede van
heeft overgehouden. Gods genade gaat
aan ons voorbij zonder dat wij er de
waarde van beseffen, zonder dat wij er
met gretigheid naar grijpen en haar tot
de onvergankelijke basis van ons leven
maken. En de oorzaak daarvan? Omdat
wij te oppervlakkig zijn, omdat wij te
veel onze geest en heel ons wezen afge
stemd hebben op de dingen van deze
aarde en ons innerlijk, onze ziel ver
waarlozen. Wij kunnen het wenden en
keren zoals wij willen: het woord van
Christus over het „éne noodzakelijke"
blijft zijn volle waarde behouden voor
alle tijden. Geen mode, geen moderne
opvattingen, geen wetenschap en geen
aardse macht is ooit in staat daar ook
maar het minste aan te veranderen. Het
gaat er dan ook alleen om. onze juiste
houding te bepalen tegenover dat god
delijk woord, want daarvan hangt ons
eigen eeuwig welzijn af maar tevens de
vrede op aarde, waarnaar de hele wereld
zo verlangend uitziet.
Wie ook maar even werkelijk ern
stig nadenkt over de betekenis
van het Kerstfeest voor de hele
wereld, moet toegeven, dat de houding
van de mensheid daartegenover onbe
grijpelijk is. Onze onverschilligheid wijst
op een volkomen omkering van alle
waarden. Wat kan er nu toch van meer
belang zijn op deze aarde dan de komst
van haar goddelijke Verlosser? Op be
zoeken van hooggeplaatste menselijke
persoonlijkheden bereidt men zich lang
te voren voor en schuwt geen kosten en
moeiten om blijk te geven van de waar
dering voor hun aanwezigheid. Maar wie
het dan ook mogen zijn, het blijven men.
sen zoals wij, sterfelijk zoals wij, die niet
de minste blijvende betekenis hebben
voor het algemeen welzijn van het mens
dom in zijn geheel. Maar voor God zelf,
Die voor ieqjer afzonderlijk en allen te
zamen de enige, onveranderlijke en on
eindig liefdevolle T'ader is, wat hebben
wij voor Hem over als Hij komt? Onver
schilligheid voor Hem staat absoluut ge
lijk met onverschilligheid voor onze
eigen hoogste belangen. Daar is niet aan
te ontkomen.
Zou het nu niet eindelijk eens tijd
worden, dat wij gehoor geven aan de
dringende vermaning van de Kerk de
Advent, de voorbereiding op Christus'
komst, te benutten op een wijze, die blijk
geeft, dat wij de waarde beseffen van
datgene, waarop wij ons voorbereiden?
Het voornaamste wat wij dan te doen
hebben is ingekeerd te leven. Wij moe
ten nu niet naar buiten, maar naar bin
nen leven, zegt P. Hendriks, anders kun
nen wij niet naar boven leven. En daar
om is het juist te doen. Naar boven
leven, naar God toe! Ons bezig
houden met de hoogste belangen van
heel ons bestaan. God tonen en bewijzen,
dat wij Zijn liefde begrijpen en waard
zijn. Zonder ingetogenheid houdt de we
reld ons in haar greep met al haar op
pervlakkige eisen en gewoonten, met al
haar hebbelijkheden en veranderlijke
waardebegrippen. Als wij naar God toe
willen leven, moeten wij de waarde van
de stilte gaan begrijpen. Want God is
niet in het rumoer en de drukte, God
spreekt alleen tot een hart, dat stil en
ingetogen luistert, dat aardse belangen
en zorgen buiten weet te sluiten en alle
verstrooiing vermijdt. God wenst de
volle aandacht van hem, tot wie Hij
spreekt. De aarde leidt af, trekt onze
aandacht weg van God en vult ons hart
met wensen, verlangens, gedachten en
daden, die onverenigbaar zijn met Gods
aanwezigheid.
Daarom moeten wij rust en orde in ons
binnenste aankweken, die ons fijngevoe
ligheid schenken voor de dingen van
God. Natuurlijk betekent dat alles niet,
dat wij onze plichten van staat en stand
geheel moeten verwaarlozen. Maar w 1
wil dat zeggen, dat wij ons daardoor niet
zó zeer en zó totaal in beslag mogen laten
nemen, dat wij geen tijd en vooral geen
innerlijke geschiktheid méér over hou
den om naar God te luisteren. Ook be
tekent dat, dat wij, zoveel wij maar kun
nen, alles vermijden wat wij weten, dat
in strijd is met Gods geboden. Liefdevol
en rechtvaardig moeten wij zijn over de
hele linie van het leven, tegenover ieder
niet wie wij in aanraking komen. God is
hicns geworden voor ieder van ons, zon
der uitzondering, en uit liefde. Wjj mo-
Ben daarom, als wij Hem verwachten,
Been liefdeloosheid in onze harten toe
laten. In woord en daad dienen wij de
liefde te beoefenen, willen wij de God
Van liefde een waardige plaats in onze
darten bereiden. Maar vooral moeten wii
(Van onze verslaggever!
De minister van Opvoeding en Openbare Gezondheid in Suriname, Lou Licht
veld, die aan het hoofd staat van een delegatie van vier, welke Vrijdagavond
op Schiphol is aangekomen om de Nederlandse regering voor te lichten en met
haar in overleg te treden, heeft onthuld, dat de impasse in de Staten van Su
riname te wijten is aan de penetratie van het communisme. Er is wel geen
communistische partij, maar in een onontwikkeld land als Suriname kan de
communistische methodiek en tactiek toch ten volle worden toegepast. De di
recte doeleinden van de stokers zijn het stichten van verwarring, het voeren
van obstructie en uiteindelijk het plegen van sabotage. Om hieraan een halt
toe te roepen is de delegatie naar Nederland gekomen. Zij wil er bjj de Neder
landse regering op aandringen, een wetgevend lichaam te vormen, dat aan deze
toestand, die minister Lichtveld zeer verontrustend noemde, een einde moet
maken.
„Suriname mag nooit een Fin,sterwol-
de worden", aldus de heer Lichtveld, die
uitdrukkelijk verklaarde, dat hij en zijn
reisgenoten niet als vertegenwoordigers
van het gouvernement zijn gekomen,
maar als gedelegeerden van de meerder
heid der Staten. Daarbij vertegenwoor
digt de heer Lichtveld de Katholieke
Partij, de heren dr. Rambaran Mi-Shre
en Shrimiser de Ver. Hindustaanse par
tijen en de heer Wong de groep die uit
de Nationale Partij Suriname is getreden.
De gedelegeerde vervolgde: In de Ver.
Staten ziet men terdege het gevaarlijke
van de huidige toestand in. Meer dan
vijftig pet. van het bauxiet, benodigd
voor de Amerikaanse oorlogsindustrie,
komt uit Suriname. Aan de beveiliging
van de bedrijven is nog niets gedaan en
het is van groot belang, de communis
ten, die zich zo wel niet noemen, maar
die toch alle kenmerken daarvan dra
gen, een spaak in het wiel te steken.
De V.S. gaan zeer veel bauxiet afnemen,
gezegd wordt dat de productie verdub
beld wordt, en dan mag er van sabotage
geen sprake zijn.
Ons huis staat in brand en wij vragen
onze buurman Nederland ons te helpen.
Er moet spoedig en krachtdadig inge
grepen worden. Welk orgaan de Staten
vervangen zal en hoe dit zal werken
hoopt de delegatie met minister Van
Maarseveen te overleggen. Zij zal er
voor pleiten dat dit orgaan Surinaams
wordt. Ik ga niet weg voor deze zaak in
kannen en kruiken is, aldus de heer
Lichtveld. Hij voegde er nadrukkelijk
aan toe, dat deze delegatie in Nederland
niet zal spreken met de delegatie van de
oppositie die Maandag in ons land ver
wacht wordt. Voor besprekingen had
men alle gelegenheid in Suriname, maar
de oppositie heeft, zelfs tegen het uit
drukkelijk verzoek van de gouverneur
in, geweigerd samen te werken.
De delegatie werd op Schiphol begroet
door de momenteel in ons land vertoe
vende Surinaamse minister, de heer
Brakke, en de "'ertegenwoordiger van
Suriname in Nederland, de heer Pos.
Het Nederlands smaldeel, bestaande
uit de „Karei Doorman", „De Bitter" en
twee duikboten is Vrijdag de haven van
Valencia binnengelopen. De Nederlandse
oorlogsbodems zullen aldaar tot 12 De
cember blijven.
De R. K. Universiteit heeft Vrijdag
middag een plechtige academische zit
ting gehouden ter ere van de Dogma
verklaring van Maria Ten Hemelopne
ming. Deze bijeenkomst werd bijge
woond o.a. door de bisschop van 's Her
togenbosch mgr. W. Mutsaerts en het
College van Curatoren. Talrijke andere
personen gaven door hun aanwezigheid
in de aulazaal, welke geheel gevuld
was, blijk van hun belangstelling. Een
studentenkoor bracht op verdienstelijke
wijze enige liederen ten gehore, welke
een gepaste omlijsting van deze sobere
doch stijlvolle plechtigheid vormden.
De regering heeft besloten om de Ko
ninklijke Landmachttroepen op de Ne
derlandse Antillen en in Suriname ge
leidelijk te doen vervangen door mari
niers. Als eerste stap in deze richting
zal reeds in deze maand een detache
ment mariniers naar de Nederlandse
Antillen worden uitgezonden. De rege
ring koestert het voornemen om deze
vervanging van Koninklijke Landmacht
troepen door onderdelen van het corps
mariniers omstreeks medio 1951 haar
beslag te doen krijgen. In hoeverre aan
vulling met speciale onderdelen van de
Koninklijke Landmacht nog noodzakelijk
zal blijven, maakt een punt van overleg
uit met de betrokken Rijksdelen.
Vannacht om vier uur, anderhalf uur
na hoog water, is de logger „Cornelis",
KW 24, in dikke mist op de westelijke
kop van de haven te IJmuiden gelopen.
Het schip, dat van de visserij terugkeer
de, heeft de bocht te vroeg genomen en
is daardoor op de hazaltkeien terecht
gekomen.
De motorlogger „Jan'', KW 84, die om
half zes binnenliep, kon doordat het
water verder was gezakt, zijn collega
niet helpen. Gewacht zal worden tot het
vanmiddag weer hoog water wordt.
Men hoopt dat het schip dan vanzelf
vlot zal komen, ofwel met een klein
sleepbootje gemakkelijk zal zijn los te
trekken.
Kogelvulpenhouders in het geding
De president van de Rechtbank te
Rotterdam zal Maandag uitspraak doen
in een procedure, die in kort geding
voor hem diende. Een Rotterdams win
kelbedrijf werd beticht van ftibreuk op
het Nederlands octrooi nr. 66531, be
treffende een bepaalde kogelvulpen
houder. *De octrooihoudster, een Uru-
guese vennootschap, stelt zich op het
standpunt, dat practisch alle hier te
'lande op het ogenblik verkrijgbare ball
points, voor zover niet afkomstig van
de octrooihoudster resp. haar licenties
houders. inbreuk op haar octrooi ma
ken.
Naar wij vernemen ligt het in de be
doeling van de octrooihoudster om hier
te lande op grote schaal diegenen, die
weigeren de betrokken kogelvulpenhóu-
ders uit de verkoop te nemen, in kort
geding te doen dagvaarden.
In het gebouw van het hoofdbestuur
van het Ned. Roode Kruis te Den Haag
zijn besprekingen gevoerd over de bur
gerlijke verdediging in oorlogstijd. Hoge
militaire en burgerlijke autoriteiten wa
ren aanwezig, evenals vertegenwoordi
gers van medische instanties. De bespre
kingen waren van vertrouwelijke aard.
Opname van de aula van de R.KUniversiteit te Nijmegen tijdens de academische
zitting ter ere van de dogmaverklaringV. I. nr.: de Commissaris der Koningin
van Overijsel, ir. J. B. Ridder de van der üchueren; de burgemeester van Tilburg,
Baron van Voorst tot Voorst; de curator van de Nijmeegse Universiteit, dr. Hoef
nagel, en de Bisschop van s-Hertogenboschmgrt Mutsaerts.
60. Eric dacht een ogenblik na wat hij doen moest. De Stichi hadden geluk gehad
toen zij deze onneembare vesting betrokken. De pas, waardoor men de schuilplaats
naderde was zo nauw, dat hij door één krijger verdedigd kon worden tegen een
geheel le&er.
De oprit, welke de vesting met de vallei verbond, was al even moeilijk te bestor
men. Zelfs al keerde hij terug naar het nomadenkamp en verzamelde al Gonor's
krijgers om zich heen, teneinde Onga uit dit roversnest te bevrijden, dan zou dit
toch pas na een bloedige strijd mogelijk zijn.
De Stichi zelf schenen ook doordrongen van hun kracht. Hoewel de zon hoger
schoof, was er nog geen beweging te bespeuren. De krijgers sliepen in de tenten.
De wachtpost bij de oprit dommelde knikkebollend. De enige die zich roerden
waren de paarden, die bij een diepe grot op de achtergrond waren vastgebonden.
De Noorman kwam tot de conclusie dat de Stichi hun rijdieren in deze grot hadden
ondergebracht. Terwijl hij nog nadacht over zijn volgende bewegingen, staarde hij
naar de paarden, die door een hevige onrust bevangen waren. Onwillekeurig vroeg
hij zich af wat hen zo opwond. Tot hij plotseling het antwoord wist.
Uit de verte, vanuit de vallei, woei de ochtendwind een vaag gehinnik aan de
roep van een eenzame hengst, die een troep paarden heeft opgemerkt.
Raven! Met een ruk hief de Noorman het hoofd. De Koning der Steppen m.ocst
daarbuiten op de vlakte zijn, loerepd op een kans om deze dieren weg te lokken.
De Stichi hadden eenmaal van de hengst gebruik gemaakt om Onga te ontvoeren in
de verwarring welke hij veroorzaakte. Waarom zou hij hen nu niet met gelijke
munt terugbetalen?
Hij zag het hele plan eensklaps in een flits voor zich. Het zou een krankzinnig
waagstuk zijn, maar als het lukte Nog eenmaal wierp hij een snelle blik naar
het stenen gebouw, waarin hij aannam dat het meisje gevangen gehouden werd.
Toen sloop hij met zijn boog in de aanslag naar de touwladder toe, die de verbinding
tussen dit rótspad en het kamp vormde. Terwijl hij naar de eerste sport tastte lachte
hij zacht in zichzelf
Ondertussen werden de bewegingen van de paarden bij de grot steeds heviger.
Vooral een merrie, die in de buitenste rij stond, rukte krampachtig aan het touw
dat haar bond en stampte zo luidruchtig, dat een der twee paar denwachters, die
op het stro bij de ingang lagen te slapen, lodderig de ogen opende. Een rustig ont-
waken was hem trouwens niet gegund, want een ruwe trap in de lenden deed hem
omhoog vliegen, en angstig ontwaarde hij het opperhoofd der Stichi voor zich, die
op het onrustige gestamp der paarden was afgekomen.
„Ge zult er verstandig aan doen uw ogen open te houden indien ge wilt leven,
man!" siste Char dreigend. „Die vervloekte hengst is weer in de buurt en doet alles
om de paarden te laten losbreken! Laat de ellendeling die de oprit slapend denkt
te kunnen bewaken ook wakker worden en zeg hem, dat Char hem bevee\$ uit te
kijken! Hou mij op de hoogte indien er iets bijzonders gebeurt. Ik ben in de hut
bij heer Toeghir en het meisje
Zes Brabantse en Limburgse jonge dichters hebben gezamenlijk een bundel
tje met 6x6 verzen gevuld en onder de titel Zes minnaars" de wereld in
gezonden. Die minnaars zijn, in rangorde van het abc, Frans Babyion, Hans
Berghuis, Paul Haimon, Jan Hanlo, Leo Herberghs en Loe Maas, Persoonlijke
bijzonderheden over ieder van hen (leeftijd, wat ze doen, laten, schreven en van
pian zijn te' schrijvenvindt men achter in het boekje.
nmfiiti£
Over Leo Herberghs leest men:
„werd 21 Juli 1924 te Heerlen geboren.
Hij bezocht het gymnasium zijner geboor
testad en is momenteel kurende. Volgens
zijn zeggen schrijft hij zijn gedichten als
het ware in een vlaag. Slechts enkele
keren per jaar gelukt het hem poëzie te
schrijven, die dan ook als een bron in
hem opwelt. De levenskunst beoefent hij
gedurende de rest van het jaar. In 1946
verscheen zijn dichtbundel Refugium
(Winants. Heerlen). Van dit bundeltje, dat
in de pers een goed onthaal vond, konden
onbegrijpelijkerwijze slechts acht exempla
ren verkocht worden. In 1950 deed Her
berghs in de pamflet-reeks ..De zilveren
scherf" zijn Monologus sub Astra het licht
zien".
Afgezien van de leuterpraat die zich
zelf overtilt, opent zo'n stukje perspec
tieven van misverstahd. Die acht exem
plaren zullen wel door vrienden en
magen zijn afgenomen; een verder be
reik hoeven ze niet te halen, want er
is waarachtig wel iets aardigers te vin
den dan deze rclugium-poëzie, die van
geur. en kleur
loze clichétjes aan
elkaar hangt.
Maar intussen is
het toch erg, dat
practisch niemand
van het werk
van onze dichters
notie neemt. #a
maar. kunt u vra
gen, hoe weet ik
nu of ik me aan
een bundeltje (zo
als Refugium)
miskoop, of dat
ik er iets aan heb?
De dichter Michael Het beste is, goe-
Déak. lezer, dat u
het in de winkel
zelf bekijkt; maar dat is moeilijk,
want het vergt een eigen oordeel van
u over wat goed en wat niet goed
is. En dit oordeel kan men alleen door
veel verzen lezen aankweken. En dan
bovendien: meestal heeft de boekver
koper de bundel die u zoekt net niet
voorradig, want deze redeneert zo: Ze
kopen toch geen verzen en ik moet die
rommel niet!
Verzen leren lezen en waarderen
kunt u het beste met behulp van de
Openbare Leeszaal, die wel niet altijd
up-to-date is met poëzie, maar die u
toch nooit het gevoel geeft van mis
kocht te zijn; want na een paar dagen
brengt u het bundeltje terug. Al te
weinig boekenlezers beseffen nog de
waarde van de Leeszalen; men neemt er
een spotgoedkoop jaarabonnement en
men kan dan goede romans, verzenbun
dels en studieboeken lenen zónder
aparte contributie te hoeven betalen.
Wellicht komt deze tip van pas, nu 1950
ten einde loopt en het winterse >iees-
seizoen goed en wel is begonnen.
Jan Hanlo en F. Babyion
De „Zes Minnaars" zal de Leeszaal
nog wel niet hebben; ze zijn pas
kort uit. Kunt u ze rustig kopen?
Dit wordt metsen een penibele kwes
tie, want deze kleine verzameling ver
zen bevat kaf en koren; te veel kaf om
de prijs van het koren waard te* zijn.
De enige bijdragen, die niet beneden de
maat blijven, zijn van Jan Hanlo en
Frans Babylon; en net op het nipper
tje ook nog Hans Berghuis.
Jan Hanlo vooral (geboren in
1911 en dus zeker niet meer tot de
jóngsten behorend) is een oorspronke
lijk talent. Een gedicht als „Pro
gramma", hierbij afgedrukt, „tekent"
zijn dichterschap. Het is fris, beeld
rijk, scherp; zonder grote of vage
woorden. Inderdaad nieuwe poëzie.
De gedichten van Frans Baby-
Ion (geb. in 1924) zijn traditioneler.
Dat hindert niet, want „nieuwe poëzie"
wil niet zeggen, dat de verbeelding
naar vorm en inhoud per se nog nooit
vertoond moet zijn. Nieuwe poëzie is
nieuw, eenvoudig omdat een nieuwe
generatie er haar visie op het leven in
uitdrukt. Hoe die uitdrukking het best
kan geschieden, traditioneel of experi
menteel, is een andere kwestie. Vóór
alles komt het aan op de vraag: hoe
krachtig is de persoonlijkheid van de
dichter, die zich in het g'edicht uit
spreekt? Bij Haimon. H-arberghs en
Maas is die persoonlijkheid niets dan
een vage schim, die even onpersoonlijk
met woorden omgaat als wij met wis
selgeld. Dat betekent het doodvonnis
over hun dichterschap; ook al zullen
ze misschien nog wel 'ns een aardig
vers schrijven. Bij Hanlo daarentegen
biijkt de persoonlijkheid uit de heel
eigen manier waarop hij de dingen ziet
en weet te zeggen. Bij Babyion blijkt
die persoonlijkheid uit de consciën
tieuze wijze, waarop hij, binnen het
traditionele rijmschema, zijn woorden
weegt en kiest en uitprobeert, vooral
eer hij over zijn vers tevreden is. Toen
ik NovemberDecember '49 vijf kro
nieken wijdde aan de jongste katho
lieke. dichters van Nederland, citeerde
ik van Babyion een klein gedicht;
„Eenvoudig leven". Het was een subtiel
vers, dat veel zei, maar dat toch wei
nigzeggend was door een téveel aan
beschrijvende bijvoeglijke naamwoor
den. Grondig van ballast gezuiverd en
verbeterd heeft Babyion het vers nu
als eerste van zijn bijdragen in „Zes
iMinnaars" gepubliceerd. Het is nu een
mooi vers geworden. Het luidt als
volgt:
EENVOUDIG LEVEN
Eenvoudig leven In een kleine kluis,
afzijdig van het ernstig woud gelegen,
Vertrouwder worden met de zon, de regen,
het wijde uitzicht, 't schuchter windgeruis.
Voortdurend in een kale kamer kuis
en sober blijven, nooit zichzelf genegen.
De broze planten toegewijd verplegen,
broodkruimels overlaten voor een muis.
En 's avonds in het monotoon gesuis
der troosteloze stilte, van verzwegen
vertwijfeling, de raadsels overwegen
van de gesmade Godmens aan het kruis.
Wat in de verzen van Frans Baby Ion
opvalt, is een sterk romantisch-reiigieus
gekleurd levensgevoel, dat, naarmate het
soberder wordt uitgedrukt, aan over
tuigingskracht wint.
Met verscheidene dezer jonge dichters
kan men behalve in „Zes minnaars" 1)
ook kennis maken in „De zilveren Scherf",
een poëziereeks in pamfletvorm 2). Babylon
vertaalde hierin een miniatuurbloemlezing
uit de Japanse poëzie (naar de bekende
Duitse versie van Hans Bethge). Hans Berg
huis publiceerde er „Grote en kleine metten
door
LESLIE FORD
Baandsmagzijn. God wil ons hele
*even anders richten! Daarom komt Hij
vP?arde. Weigeren wij Hem daarbij onze
olie medewerking, dan verijdelen wij
~bn bedoeling. Met ons èn met de we-
eld! Dat staat op het spel! L,
Ik ^staarde haar aan. „Van wie, Doro
thy?" Wie smeedt dan een complot le
gen hem?"
„Dat kan ik je niet vertellen".
,Weet je het dan?"
„Ik geloof het wel. Ik ben er niet vol
komen zeker van
„Luister dan vlrjg" zei ik, „Voor ze
terug komen."
Ik vertelde wat kapitein Lamb tegen
mij gezegd had.
„Degene, die zich in de kast bevond,
moet ons allebei hebben gezien".
Ze ging met haar tong langs de lip
pen. De mijne waren bijna even droog
als de hare. Toen vermande ze zich. De
deur van de bibliotheek ging open.
„Ah, Adams, ijs. Het ziet er heerlijk
uit". Mijnheer Stubblefield's bulderende
stem dreunde door de kamer. „U blijft
ons toch zeker gezelschap houden, kapi
tein?"
„Natuurlijk, kapitein", onderstreepte
Theodore.
„Dank u. Er staat mij nog een massa
werk te wachten".
We hielden onze adem in, althans, ik
hield de mijne in. Ik wilde eerst wat tot
mezelf komen, alvorens kapitein Lamb
weer onder ogen te treden.
We hoorden Theodore's stem: „Waar
is Dorothy?"
„We zijn hier, liefste!" Ze was weer
de rust zelve. „Ja, zet maar op de tafel
als je wilt, Adams". Ze schoof de kris
tallen sigarettendoos opzij om plaats te
maken voor het blad met de glazen,
smaakvol en keurig opgemaakt ijs.. „En
wees zo goed de gordijnen neer te la
ten. De zon staat op de ramen".
„En, wat zeg jij ervan, Ellery? Zullen
we hem het goede nieuws maar verklap
pen?", vroeg Stubblefield.
„Ik geloof, dat we beter nog wachten
kunnen, E. B.". Ellery Seymour zei het
kalm, doch vastberaden. Hij glimlachte.
„U bent te spontaan. De hemel weet wat
u zou uithalen, als u niet iemand had,
die u zo nu en dan remde. Morgen is
het nog tijd genoeg".
„Tijd!", zei mijnheer Stubblefield.
„Tijd! Jij hebt eeuwig tijd nodig, Sey
mour. Onderzoeken en nog eens onder
zoeken en weer onderzoeken. Ik had al
lang een millioen ton rubber kunnen
maken, terwijl jullie, luizige laborato
rium-honden, me ophouden met jullie
eeuwige proeven, ofschoon jullie al zo
veel proeven hebt genomen, dat de hal
ve stad weet waar we naar toe willen".
„Drink eens E. B.", zei Ellery Sey
mour gelijkmoedig. „U zou de eerste zijn
om me net zo'n tik op mijn hoofd te
geven als Kramer vanmiddag heeft ge
had, wanneer ik u in de steek liet. Denk
eens aan de keren, dat ik u heb tegen
gehouden. Moet ik het zelf zeggen? Met
datum en bijzonderheden?"
„Nee", zei mijnheer Stubblefield. Hij
lachte een beetje zuur. „Waarvoor ben
jij dan eigenlijk, voor de duivel? Dat
is toch zeker je werk. Daarvoor betaal
ik je toch zeker, niet?"
„Precies, E. B. Het is mijn werk om
geduld te oefenen. En daar ben ik erg
goed in". Ellery Seymour glimlachte te
rug.
Mijnheer Stubblefield scheen ver
zoend. Hij nam zijn glas op. „Sommige
mensen zeggen, dat ik niets anders ben
dan een grootscheepse speculant". Hij
keek lachend de kring rond. „Mensen
met geduld kan ik huren". Hij hief zijn
glas op.
De telefoon rinkelde. Theodore stond
op om te gaan luisteren.
„Neem me niet kwalijk, E. B.", zei hij,
terugkomend. „Het is Adams, Dorothy.
Hij zegt, dat kapitein Lamb in het huis
van de Kents is en dat de Kents niet
thuis zijn. Hij wil weten of dat in orde
is".
„Zeg hem, dat ik denk van wel", zei
Dorothy. „En zeg er maar bij, dat we
er niet veel aan kunnen doen".
Mijnheer Stubblefield keek haar va
derlijk en bewonderend aan. „Ik geloof,
dat we jou voor onze reclame-veldtocht
nodig hebben, Dorothy", zei hij welwil
lend. „Wat zou je er van zeggen als jij
het vrouwelijke deel der natie eens be
werkte? Of je kunt ook rechtstreeks met
Ted samenwerken".
Ted bevond zich niet bij het gezel
schap. Hij probeerde Adams duidelijk te
maken, dat de politie, binnen zekere
grenzen, gaan en staan kon waar zij het
nodig oordeelde. Toen hij terug kwam
was mijnheer Stubblefield bezig aan een
vertoog over de noodzaak van een goe
de vrouw voor iedere man.
Hij zweeg. „Die Kent is een Veelbelo
vende knaap" zei hij. „Hij...."
Ellery Seymour viel hem opnieuw in
de rede. „We moesten maar liever gaan,
E. B. Als u uw glas leeg hebt, zullen we
opstappen.... Voelt u er iets voor met
ons te gaan dineren, Dorothy?en u,
mevrouw Latham?"
„Ik kan niet", zei ik. „Het is voor mij
toch al laat geworden".
„Ik kan ook niet", zei Dorothy. „Maar
misschien Theodore". Ze keerde hem een
glimlachend gelaat toe.
„Ik geloof, dat ik beter hier kan blij
ven. Ofschoon, ik weet niet....". Theo
dore aarzelde. Het was duidelijk, dat hij
zich graag liet overhalen.
„Kom mee, Ted". Mijnheer Stubble
field kwam gewichtig overeind.
Theodore ging met mij naar de trap.
„Wat vind jij van hem, Grace?", vroeg
hij ernstig. „Vind je hem geen buitenge
woon mens?"
„Jazeker, Theodore", antwoorde ik.
„Buitengewoon is het juiste woord".
„Maar hoe moet ik Dorothy daarvan
overtuigen, Grace? Ze is nog niet voor
honderd procent overtuigd en in dingen
als deze mag geen greintje twijfel blij
ven bestaan. Zoveel van mijn vrienden
zien hem anders dan ik. Freddie bijvoor
beeld, Freddie heeft een vreselijke hekel
aan hem".
„Ik zou me niet zoveel van Freddie
aantrekken, Theodore", zei ik. „Wat je
vrienden van hem denken, doet werke
lijk niet veel ter zake".
Hij keek mij ernstig aan. „Je zegt dat
bij wijze van scherts, Grace, maar je
slaat de spijker op de kop. Je zou ver
baasd staan, als je wist hoe weinig jul
lie allemaal nog meetellen. Juulie vor
men een uitstervend ras. Ik behoor daar
in zekere zin natuurlijk ook toe". Theo
dore fronste het voorhoofd. „Alleen één
ding in hem bevalt me niet. Ik wild-
werkelijk, dat Dorothy hem aan zijn
verstand kon brengen, dat hij me geen
„Ted" meer moet noemen".
Frans Babyion, tijdens zijn verblijf in
Zuid-Frankrijk.
voor jou" in: aardig, sympathiek, maar
zwakker nog dan zijn bijdragen in „Zes
minnaars"; Leo Herberghs is in de pam
fletreeks daarentegen beter dan in „Zes
minnaars". Maar al met al blijft beider
verzen schrijverij toch een hopeloos klein
en kinderachtig gedoe, waar weinig ver
schiet in zit
Aangenaam ziektegeval
Anders 'staat het met de zevende
minnaar, die zich thans bij het
gezelschap voegt: Michael
Déak. Ongeveer een jaar geleden be
spraken wij zijn werk uitvoerig in het
kader van de genoemde kronieken over
de jongste katholieke dichtkunst. Thans
is van Michael Déak (geb. in 1920) een
nieuwe bundel (zijn derde) verschenen
onder de exotische naam „A p h r o d i-
tis". Dc uitgang „itis" duidt ziekte aan.
Bijvoorbeeld bronchitis en aanstelleritis.
Wie aphroditis heeft, lijdt aan een te
vurige verering van de godin der aard
se liefde. Met mate betracht is het een
aangenaam ziektegeval. Michael Déak
treurt dan ook niet om zijn kwaal. In
tegendeel, hij schrijft er allercharmantste
verzen over. Maar dat hij er óver
schrijft, is tevens zijn zwakke punt als
dichter. Déak schrijft meer voor zijn ple
zier dan voor zijn verdriet; daar heeft
hij gelijk in. Maar hij schrijft ook meer,
omdat hij het graag doet, dan omdat hij
moet. Wie schrijft omdat hij moet, om
dat hij er van binnenuit toe wordt ge
dreven, die schrijft niet óver zijn aphro
ditis, maar zit er persoonlijk midden in.
Déak bewaart ten aanzien van zijn ge
val een ironische reserve. Hij is steeds
herstellende van zijn kwaal, zonder nu
eens écht door het vuur van de liefde
pijn te zijn heengegaan. Hij speelt met
vuur, zonder dat hij er zich aan brandt.
Dat is een kunst op zich. Maar soms
wordt het een kunstje. Dan gaat Déak
toverachtige vondsten uitkienen. Dan
brengt hij wel schitterende verrassin
gen. maar geen ontroering teweeg. Dan
lijkt hij op Jonglisto, die de zaal in zijn
'iiMMiiiitfnitMiiMiiiMtiiiiiiiiiiMiiiiiiiamiiHiiiiiiiitiimiiiiifS
„Is me dat een mooi getuigschrift,
dat Sovjet-Rusland van Perzië heeft
gekregen! De Perzische kat zit een
voudig te spinnen", grijnsde Snorre
bor. Perzië vindt, dat er geen vuiltje
aan de lucht is. Het concentreert geen
troepen aan de grens en alle militairen
mogen gewoon op verlof gaan. Het
vindt, dat Rusland heel wat goede wil
toont in de naleving van de onlangs
gesloten handelsovereenkomst. De Rus
sen hebben reeds het volle quotum
rijst plus 60.000 ton tabak van Perzië
gekocht en een schikking over de elf
ton Perzisch goud, die sinds de oorlog
in Rusland zijn geblokkeerd, staat om
zo te zeggen voor de deur. Zelfs de
grensherziening, die Perzië wenst, zal
door Rusland welwillend onderzocht
worden. Mein Liebchen, was willst du
noch mehr".
Snorrebor zong de laatste woorden
met een schorre stem.
„Ja, de Sjah heeft onlangs op zijn
reis door Amerika niet de dollars los
gekregen, die hij verhoopte", zei ik.
„En nu zegt Rusland: „Aaie-poes", en
omwille van de smeer likt de kat de
kandeleer".
ban houdt, zonder dat hij iets te zeggen
heeft. Hij is technisch heel knap. Spelen
derwijs vlecht hij woordguirlandes door
zijn verzen heen. Hij houdt van arabes
ken en bloemrijke figuren. Maar de ge
voelsstroom breekt niet los. Hij kan
verzen schrijven, waarin niet alleen
het laatste woord der regels rijmt, maar
waarin ieder woord van de volgende
regel met de voorgaande regel rijmt.
(Hij gaf hier een staaltje van in het
tijdschrift Centaur, Febr. '47.) Niet als
vólgt, maar wél in deze trant:
Deak, je lied moet de stroombruid dienen,
meepakken, niet zoete Droom uitkienen.
Zijn bundel Aphroditis" is een gaaf,
minzaam, minziek, intelligent en muzi
kaal werkstukje. Dit boekje kan men
rustig kopen, zonder zich miskocht te
voelen. Dan kan men tevens kennis ma
ken met de andere deeltjes van de bei-
langrijke poëzie-reeks „De Windroos'
waarin Déaks bundel als nummer vijf
verscheen 3).
Hier volgt een vers uit „Aphroditis'
als voorbeeld van Déaks woordkun
stenaarschap: een precieus triolet;
O gaaike van den nachtegaal,
als ik uw stem hoor altemet,
hoe taal ik naar uw hoofs onthaal,
o gaaike van den nachtegaal,
dat tot een lied uw lippen zet,
een spits geslepen flageolet,
o gaaike van den nachtegaal,
als 'k maar uw stem hoor altemet.
NICO VERHOEVEN
1) „Zes minnaars", een bundel samenge
steld onder redactie van O. J. C. van Loo.
Uitg. Winants, Heerlen.
2) „De zilveren Scherf", pamfletreeks,
waarvan tot op heden vijf nummers poëzie
verschenen. Onder redactie en beheer van
O. J. C. van Loo te Kerkrade. De reeks is
niet in de boekhandel, maar alleen aan het
Kerkraadse adres verkrijgbaar.
3) „Dc Windroos", een serie hedendaagse
poëzie onder redactie van Ad den Besten.
Uitg. Holland, Amsterdam.
Er is een nieuw wonderlijk metaal
gevonden. Bij kamertemperatuur is het
vloeibaar als kwikzilver. In de hand
smelt het, maar het kookt pas bij 3700
graden Fahrenheit. Bij bevriezing zet
het evenals water uit. Het verbindt zich
met elk metaal of glas, waarmee het
in aanraking komt. Wanneer men het
op glas uitstrijkt, wordt dit een goede
spiegel, waar men echter aan beide
kanten door kan kijken. Wordt die
spiegel te warm, dan loopt het eraf.
Het is een goede warmtegeleider en
het is bestand tegen zuren en bijtende
stoffen; het helpt sterke metaallegerin
gen vormen. „Gallium" heet dit nieuwe
metaal en het wordt in kleine hoeveel
heden aangetroffen in bauxiet, het erts,
waaruit aluminium wordt gemaakt.
Toe
Met het oog op de Oberammergauer
Passiespelen in 1960 wil men de tekst
Advertentie
De 4 beroemde geneesmiddelen in
één iablei Chefarine „4" verenigd,
zorgen voor extra geneeskracht.
Door de juiste samenwerking wordt
een beter resultaat verkregen, zodat
zij bij hevige pijnen en griep ook dan
helpen, als andere middelen falen.
BEROEM DC GENEESMIDDELEN
IN ÉÉN TABLET
I*9«| M<W> «a griap 20 Uhl,t«„ 0.75
van het beroemde passiespel moderni
seren en inkorten, maar de eisen, die
aan de bewerker worden gesteld, zijn
niet mis. Burgemeester Raimond Lang
heeft verklaard, dat zijn taal even wel
luidend zal moeten zijn als het Duits
van Maarten Luther's bijbelvertaling
en dat zijn stijl „zo machtig" dient te
zijn. dat de nieuwe tekst even onver
gankelijk zal blijken als die van de
Bijbel zelf. Hoe dit laatste gecontro
leerd kan worden is ons een raadsel.
Te Kansas City is langs operatieve
weg een zonnebloemplantje uit de
long van een tweejarig meisje verwij
derd, dat daar aardig begon op te schie
ten en het kind voortdurend last ver
oorzaakte.
ZONDAG 10 December: 2de Zondag v. d.
Advent; Mis v. d. dag; 2 Onbevlekte Ont
vangenis; 3 H. Melchiades; (Breda: 3 H.
Barbara; 4. H. Melchiades); Credo; pre
fatie v. d. H. Drievuldigheid; paars.
MAANDAG: H. Damasus, Paus, belijder;
Mis Si diligis; 2 Onbevlekte Ontvangenis;
3 v. d. dag; Credo; pref. v. d. Aposte
len; wit. Breda: octaaf v. d. H. Barbara;
Mis v. h. feest; 2 H. Damasus; 3 Onbe
vlekte Ontvangenis; 4 v. d. dag; Credo;
pref. v. d. Apostelen; rood.
DINSDAG: onder octaaf v. Onbevlek
te Ontvangenis; Mis v. h. feest; 2 v d.
dag; 3 tot de H. Geest; Credo; pref. v.
O. Li. Vrouw; wit.
WOENSDAG: H. Lucia, maagd, marte
lares; eigen Mis; 2 Onbevlekte Ontvan
genis; 3 v. d. dag; Credo; prefatie v.
O. L. Vrouw; rood.
DONDERDAG: als Dinsdag.
VRIJDAG: Octaaf v. Onbevlekte Ont
vangenis; Mis v. h. feest; 2 v. d. dag;
Credo; pref. v. O. L. Vrouw; wit.
ZATERDAG: H. Eusebius, bisschop, mar
telaar; Mis Sacerdotes; 2 v. d. dag; 3
tot de H. Maagd; (Haarlem: 4 voor de
bisschop); gewone prefatie; rood.
ZONDAG 17 December: 3de Zondag v.
d. Advent; Mis v. d. dag; 2 tot de H.
Maagd; 3 voor Kerk of Paus; Credo;
pref. v. cL H. Drievuldigheid; paars of
rose.