lric de noorman: kerning i De zevende minnaar is aangenaam ziek De grote misdaden van een kleine man lussen neus en dippen Ingetogenheid Minister Lichtveld over het communisme in Suriname Nieuwe poëzie van Michael Déak Overpeinzingen Chefarine „4" LITERAIRE KRONIEK 4 beroemde middelen mei extra geneeskracht ZATERDAG 9 DECEMBER 1950 PAGINA 3 Ruwe lippen ?P1|R0L „ONS HUIS STAAT IN BRAND" „KAREL DOORMAN" TE VALENCIA PLECHTIGE ACADEMISCHE ZITTING R.K. UNIVERSITEIT Ter ere van Dogma verklaring MARINIERS NAAR DE WEST Logger in de mist vastgelopen KOGELVULPENHOUDERS IN HET GEDING Bespreking over burgerlijke verdediging 46) (Wordt vervolgd) van Snorrebor f Wonderlijk metaal maar: Zonnebloem Liturgische weekkalender Advertentie Onrust, gejaagdheid, wispelturig heid en verwarring zijn wel de kenmerken van onze tegenwoor dige samenleving. Ingetogenheid is een woord uit een andere wereld. Men ver staat het niet meer. weet er niets mee aan te vangen, vindt het hoogstens nog goed voor beschouwende kloosterorden. In onze tijd voelt ieder zich opgezweept, voortgejaagd, door duizend en één din gen tegelijk bezig gehouden, zodat er van concentratie nauwelijks sprake kan zijn. Innerlijke vrede en rust zijn be grippen, die men meestal alleen nog maar bij naam kent. Bovendien, hoe kan iemand in deze wereld nog van rus tig overleg spreken, waar niemand nog geduld heeft en men elkander tracht te overtroeven in haast en snelheid! En toch is innerlijke rust, innerlijke kalmte en ingetogenheid juist datgene, wat de H. Kerk in deze weken van voorbereiding op het H. Kerstfeest met zoveel nadruk van ons allen vraagt. De grote betekenis van een innerlijke bel e„v i n g van het Kerstfeest voor ons geestelijk leven, de onpeilbare in houd van het hoogheilig Kerstgebeuren hebben de Kerk ertoe gebracht een voorbereidingstijd van vier weken op dat feest in te stellen, die bedoeld is als een tijd van boete, van ingetogen heid en stille overweging. De Verlosser der wereld komt, de Heer van hemel en aarde, Die het verloren mensdom weer op wil nemen in de vriendschap met God en vrede schenkt aan een ver- scheui-de aarde. Voor de negentienhon derd en vijftigste keer viert de wereld de gedachtenis aan de geboorte van de Verlosser. Voor de hoeveelste keer viert ieder van ons dit feest in zijn eigen le ven? Vrede op aarde is een goddelijke belofte, waaraan wij niet mogen twijfe len. Maar als wij de geschiedenis na gaan, ook die van de Christen-volkeren, wat is er aan van die vrede terecht ge komen? Waar heerst er vrede in onze dagen? En toch is de Verlosser geboren met de door Engelen overgebrachte boodschap van God: Vrede aan alle mensen van goede wil! God houdt on der alle omstandigheden Zijn woord. Dan kan de schuld alleen bij ons lig gen! Dan hebben wij nooit de diepe zin van het Kerstwonder in ons opgeno men zó, dat het ons hele leven voor goed richtte op God, op Zijn H. Wet, die toch alleen maar voor ons welzijn uitgevaardigd is. Dan hebben wij tot nu toe nog nooit werkelijk goed Kerstmis gevierd en waarschijnlijk een min of meer sentimentele aandoening voor een echt beleven gehouden. Kennen wij dan tenminste vrede in onze harten, de rust, die de beloning is van een goed gewe ten? Ook daarop moeten velen ontken nend antwoorden. De ervaring van on geveer alle tijden toont aan, dat. on danks de talrijke malen, dat er Kerstmis is gevierd, de mensheid er geen b 1 ij - v e n d e verandering-ten-goede van heeft overgehouden. Gods genade gaat aan ons voorbij zonder dat wij er de waarde van beseffen, zonder dat wij er met gretigheid naar grijpen en haar tot de onvergankelijke basis van ons leven maken. En de oorzaak daarvan? Omdat wij te oppervlakkig zijn, omdat wij te veel onze geest en heel ons wezen afge stemd hebben op de dingen van deze aarde en ons innerlijk, onze ziel ver waarlozen. Wij kunnen het wenden en keren zoals wij willen: het woord van Christus over het „éne noodzakelijke" blijft zijn volle waarde behouden voor alle tijden. Geen mode, geen moderne opvattingen, geen wetenschap en geen aardse macht is ooit in staat daar ook maar het minste aan te veranderen. Het gaat er dan ook alleen om. onze juiste houding te bepalen tegenover dat god delijk woord, want daarvan hangt ons eigen eeuwig welzijn af maar tevens de vrede op aarde, waarnaar de hele wereld zo verlangend uitziet. Wie ook maar even werkelijk ern stig nadenkt over de betekenis van het Kerstfeest voor de hele wereld, moet toegeven, dat de houding van de mensheid daartegenover onbe grijpelijk is. Onze onverschilligheid wijst op een volkomen omkering van alle waarden. Wat kan er nu toch van meer belang zijn op deze aarde dan de komst van haar goddelijke Verlosser? Op be zoeken van hooggeplaatste menselijke persoonlijkheden bereidt men zich lang te voren voor en schuwt geen kosten en moeiten om blijk te geven van de waar dering voor hun aanwezigheid. Maar wie het dan ook mogen zijn, het blijven men. sen zoals wij, sterfelijk zoals wij, die niet de minste blijvende betekenis hebben voor het algemeen welzijn van het mens dom in zijn geheel. Maar voor God zelf, Die voor ieqjer afzonderlijk en allen te zamen de enige, onveranderlijke en on eindig liefdevolle T'ader is, wat hebben wij voor Hem over als Hij komt? Onver schilligheid voor Hem staat absoluut ge lijk met onverschilligheid voor onze eigen hoogste belangen. Daar is niet aan te ontkomen. Zou het nu niet eindelijk eens tijd worden, dat wij gehoor geven aan de dringende vermaning van de Kerk de Advent, de voorbereiding op Christus' komst, te benutten op een wijze, die blijk geeft, dat wij de waarde beseffen van datgene, waarop wij ons voorbereiden? Het voornaamste wat wij dan te doen hebben is ingekeerd te leven. Wij moe ten nu niet naar buiten, maar naar bin nen leven, zegt P. Hendriks, anders kun nen wij niet naar boven leven. En daar om is het juist te doen. Naar boven leven, naar God toe! Ons bezig houden met de hoogste belangen van heel ons bestaan. God tonen en bewijzen, dat wij Zijn liefde begrijpen en waard zijn. Zonder ingetogenheid houdt de we reld ons in haar greep met al haar op pervlakkige eisen en gewoonten, met al haar hebbelijkheden en veranderlijke waardebegrippen. Als wij naar God toe willen leven, moeten wij de waarde van de stilte gaan begrijpen. Want God is niet in het rumoer en de drukte, God spreekt alleen tot een hart, dat stil en ingetogen luistert, dat aardse belangen en zorgen buiten weet te sluiten en alle verstrooiing vermijdt. God wenst de volle aandacht van hem, tot wie Hij spreekt. De aarde leidt af, trekt onze aandacht weg van God en vult ons hart met wensen, verlangens, gedachten en daden, die onverenigbaar zijn met Gods aanwezigheid. Daarom moeten wij rust en orde in ons binnenste aankweken, die ons fijngevoe ligheid schenken voor de dingen van God. Natuurlijk betekent dat alles niet, dat wij onze plichten van staat en stand geheel moeten verwaarlozen. Maar w 1 wil dat zeggen, dat wij ons daardoor niet zó zeer en zó totaal in beslag mogen laten nemen, dat wij geen tijd en vooral geen innerlijke geschiktheid méér over hou den om naar God te luisteren. Ook be tekent dat, dat wij, zoveel wij maar kun nen, alles vermijden wat wij weten, dat in strijd is met Gods geboden. Liefdevol en rechtvaardig moeten wij zijn over de hele linie van het leven, tegenover ieder niet wie wij in aanraking komen. God is hicns geworden voor ieder van ons, zon der uitzondering, en uit liefde. Wjj mo- Ben daarom, als wij Hem verwachten, Been liefdeloosheid in onze harten toe laten. In woord en daad dienen wij de liefde te beoefenen, willen wij de God Van liefde een waardige plaats in onze darten bereiden. Maar vooral moeten wii (Van onze verslaggever! De minister van Opvoeding en Openbare Gezondheid in Suriname, Lou Licht veld, die aan het hoofd staat van een delegatie van vier, welke Vrijdagavond op Schiphol is aangekomen om de Nederlandse regering voor te lichten en met haar in overleg te treden, heeft onthuld, dat de impasse in de Staten van Su riname te wijten is aan de penetratie van het communisme. Er is wel geen communistische partij, maar in een onontwikkeld land als Suriname kan de communistische methodiek en tactiek toch ten volle worden toegepast. De di recte doeleinden van de stokers zijn het stichten van verwarring, het voeren van obstructie en uiteindelijk het plegen van sabotage. Om hieraan een halt toe te roepen is de delegatie naar Nederland gekomen. Zij wil er bjj de Neder landse regering op aandringen, een wetgevend lichaam te vormen, dat aan deze toestand, die minister Lichtveld zeer verontrustend noemde, een einde moet maken. „Suriname mag nooit een Fin,sterwol- de worden", aldus de heer Lichtveld, die uitdrukkelijk verklaarde, dat hij en zijn reisgenoten niet als vertegenwoordigers van het gouvernement zijn gekomen, maar als gedelegeerden van de meerder heid der Staten. Daarbij vertegenwoor digt de heer Lichtveld de Katholieke Partij, de heren dr. Rambaran Mi-Shre en Shrimiser de Ver. Hindustaanse par tijen en de heer Wong de groep die uit de Nationale Partij Suriname is getreden. De gedelegeerde vervolgde: In de Ver. Staten ziet men terdege het gevaarlijke van de huidige toestand in. Meer dan vijftig pet. van het bauxiet, benodigd voor de Amerikaanse oorlogsindustrie, komt uit Suriname. Aan de beveiliging van de bedrijven is nog niets gedaan en het is van groot belang, de communis ten, die zich zo wel niet noemen, maar die toch alle kenmerken daarvan dra gen, een spaak in het wiel te steken. De V.S. gaan zeer veel bauxiet afnemen, gezegd wordt dat de productie verdub beld wordt, en dan mag er van sabotage geen sprake zijn. Ons huis staat in brand en wij vragen onze buurman Nederland ons te helpen. Er moet spoedig en krachtdadig inge grepen worden. Welk orgaan de Staten vervangen zal en hoe dit zal werken hoopt de delegatie met minister Van Maarseveen te overleggen. Zij zal er voor pleiten dat dit orgaan Surinaams wordt. Ik ga niet weg voor deze zaak in kannen en kruiken is, aldus de heer Lichtveld. Hij voegde er nadrukkelijk aan toe, dat deze delegatie in Nederland niet zal spreken met de delegatie van de oppositie die Maandag in ons land ver wacht wordt. Voor besprekingen had men alle gelegenheid in Suriname, maar de oppositie heeft, zelfs tegen het uit drukkelijk verzoek van de gouverneur in, geweigerd samen te werken. De delegatie werd op Schiphol begroet door de momenteel in ons land vertoe vende Surinaamse minister, de heer Brakke, en de "'ertegenwoordiger van Suriname in Nederland, de heer Pos. Het Nederlands smaldeel, bestaande uit de „Karei Doorman", „De Bitter" en twee duikboten is Vrijdag de haven van Valencia binnengelopen. De Nederlandse oorlogsbodems zullen aldaar tot 12 De cember blijven. De R. K. Universiteit heeft Vrijdag middag een plechtige academische zit ting gehouden ter ere van de Dogma verklaring van Maria Ten Hemelopne ming. Deze bijeenkomst werd bijge woond o.a. door de bisschop van 's Her togenbosch mgr. W. Mutsaerts en het College van Curatoren. Talrijke andere personen gaven door hun aanwezigheid in de aulazaal, welke geheel gevuld was, blijk van hun belangstelling. Een studentenkoor bracht op verdienstelijke wijze enige liederen ten gehore, welke een gepaste omlijsting van deze sobere doch stijlvolle plechtigheid vormden. De regering heeft besloten om de Ko ninklijke Landmachttroepen op de Ne derlandse Antillen en in Suriname ge leidelijk te doen vervangen door mari niers. Als eerste stap in deze richting zal reeds in deze maand een detache ment mariniers naar de Nederlandse Antillen worden uitgezonden. De rege ring koestert het voornemen om deze vervanging van Koninklijke Landmacht troepen door onderdelen van het corps mariniers omstreeks medio 1951 haar beslag te doen krijgen. In hoeverre aan vulling met speciale onderdelen van de Koninklijke Landmacht nog noodzakelijk zal blijven, maakt een punt van overleg uit met de betrokken Rijksdelen. Vannacht om vier uur, anderhalf uur na hoog water, is de logger „Cornelis", KW 24, in dikke mist op de westelijke kop van de haven te IJmuiden gelopen. Het schip, dat van de visserij terugkeer de, heeft de bocht te vroeg genomen en is daardoor op de hazaltkeien terecht gekomen. De motorlogger „Jan'', KW 84, die om half zes binnenliep, kon doordat het water verder was gezakt, zijn collega niet helpen. Gewacht zal worden tot het vanmiddag weer hoog water wordt. Men hoopt dat het schip dan vanzelf vlot zal komen, ofwel met een klein sleepbootje gemakkelijk zal zijn los te trekken. Kogelvulpenhouders in het geding De president van de Rechtbank te Rotterdam zal Maandag uitspraak doen in een procedure, die in kort geding voor hem diende. Een Rotterdams win kelbedrijf werd beticht van ftibreuk op het Nederlands octrooi nr. 66531, be treffende een bepaalde kogelvulpen houder. *De octrooihoudster, een Uru- guese vennootschap, stelt zich op het standpunt, dat practisch alle hier te 'lande op het ogenblik verkrijgbare ball points, voor zover niet afkomstig van de octrooihoudster resp. haar licenties houders. inbreuk op haar octrooi ma ken. Naar wij vernemen ligt het in de be doeling van de octrooihoudster om hier te lande op grote schaal diegenen, die weigeren de betrokken kogelvulpenhóu- ders uit de verkoop te nemen, in kort geding te doen dagvaarden. In het gebouw van het hoofdbestuur van het Ned. Roode Kruis te Den Haag zijn besprekingen gevoerd over de bur gerlijke verdediging in oorlogstijd. Hoge militaire en burgerlijke autoriteiten wa ren aanwezig, evenals vertegenwoordi gers van medische instanties. De bespre kingen waren van vertrouwelijke aard. Opname van de aula van de R.KUniversiteit te Nijmegen tijdens de academische zitting ter ere van de dogmaverklaringV. I. nr.: de Commissaris der Koningin van Overijsel, ir. J. B. Ridder de van der üchueren; de burgemeester van Tilburg, Baron van Voorst tot Voorst; de curator van de Nijmeegse Universiteit, dr. Hoef nagel, en de Bisschop van s-Hertogenboschmgrt Mutsaerts. 60. Eric dacht een ogenblik na wat hij doen moest. De Stichi hadden geluk gehad toen zij deze onneembare vesting betrokken. De pas, waardoor men de schuilplaats naderde was zo nauw, dat hij door één krijger verdedigd kon worden tegen een geheel le&er. De oprit, welke de vesting met de vallei verbond, was al even moeilijk te bestor men. Zelfs al keerde hij terug naar het nomadenkamp en verzamelde al Gonor's krijgers om zich heen, teneinde Onga uit dit roversnest te bevrijden, dan zou dit toch pas na een bloedige strijd mogelijk zijn. De Stichi zelf schenen ook doordrongen van hun kracht. Hoewel de zon hoger schoof, was er nog geen beweging te bespeuren. De krijgers sliepen in de tenten. De wachtpost bij de oprit dommelde knikkebollend. De enige die zich roerden waren de paarden, die bij een diepe grot op de achtergrond waren vastgebonden. De Noorman kwam tot de conclusie dat de Stichi hun rijdieren in deze grot hadden ondergebracht. Terwijl hij nog nadacht over zijn volgende bewegingen, staarde hij naar de paarden, die door een hevige onrust bevangen waren. Onwillekeurig vroeg hij zich af wat hen zo opwond. Tot hij plotseling het antwoord wist. Uit de verte, vanuit de vallei, woei de ochtendwind een vaag gehinnik aan de roep van een eenzame hengst, die een troep paarden heeft opgemerkt. Raven! Met een ruk hief de Noorman het hoofd. De Koning der Steppen m.ocst daarbuiten op de vlakte zijn, loerepd op een kans om deze dieren weg te lokken. De Stichi hadden eenmaal van de hengst gebruik gemaakt om Onga te ontvoeren in de verwarring welke hij veroorzaakte. Waarom zou hij hen nu niet met gelijke munt terugbetalen? Hij zag het hele plan eensklaps in een flits voor zich. Het zou een krankzinnig waagstuk zijn, maar als het lukte Nog eenmaal wierp hij een snelle blik naar het stenen gebouw, waarin hij aannam dat het meisje gevangen gehouden werd. Toen sloop hij met zijn boog in de aanslag naar de touwladder toe, die de verbinding tussen dit rótspad en het kamp vormde. Terwijl hij naar de eerste sport tastte lachte hij zacht in zichzelf Ondertussen werden de bewegingen van de paarden bij de grot steeds heviger. Vooral een merrie, die in de buitenste rij stond, rukte krampachtig aan het touw dat haar bond en stampte zo luidruchtig, dat een der twee paar denwachters, die op het stro bij de ingang lagen te slapen, lodderig de ogen opende. Een rustig ont- waken was hem trouwens niet gegund, want een ruwe trap in de lenden deed hem omhoog vliegen, en angstig ontwaarde hij het opperhoofd der Stichi voor zich, die op het onrustige gestamp der paarden was afgekomen. „Ge zult er verstandig aan doen uw ogen open te houden indien ge wilt leven, man!" siste Char dreigend. „Die vervloekte hengst is weer in de buurt en doet alles om de paarden te laten losbreken! Laat de ellendeling die de oprit slapend denkt te kunnen bewaken ook wakker worden en zeg hem, dat Char hem bevee\$ uit te kijken! Hou mij op de hoogte indien er iets bijzonders gebeurt. Ik ben in de hut bij heer Toeghir en het meisje Zes Brabantse en Limburgse jonge dichters hebben gezamenlijk een bundel tje met 6x6 verzen gevuld en onder de titel Zes minnaars" de wereld in gezonden. Die minnaars zijn, in rangorde van het abc, Frans Babyion, Hans Berghuis, Paul Haimon, Jan Hanlo, Leo Herberghs en Loe Maas, Persoonlijke bijzonderheden over ieder van hen (leeftijd, wat ze doen, laten, schreven en van pian zijn te' schrijvenvindt men achter in het boekje. nmfiiti£ Over Leo Herberghs leest men: „werd 21 Juli 1924 te Heerlen geboren. Hij bezocht het gymnasium zijner geboor testad en is momenteel kurende. Volgens zijn zeggen schrijft hij zijn gedichten als het ware in een vlaag. Slechts enkele keren per jaar gelukt het hem poëzie te schrijven, die dan ook als een bron in hem opwelt. De levenskunst beoefent hij gedurende de rest van het jaar. In 1946 verscheen zijn dichtbundel Refugium (Winants. Heerlen). Van dit bundeltje, dat in de pers een goed onthaal vond, konden onbegrijpelijkerwijze slechts acht exempla ren verkocht worden. In 1950 deed Her berghs in de pamflet-reeks ..De zilveren scherf" zijn Monologus sub Astra het licht zien". Afgezien van de leuterpraat die zich zelf overtilt, opent zo'n stukje perspec tieven van misverstahd. Die acht exem plaren zullen wel door vrienden en magen zijn afgenomen; een verder be reik hoeven ze niet te halen, want er is waarachtig wel iets aardigers te vin den dan deze rclugium-poëzie, die van geur. en kleur loze clichétjes aan elkaar hangt. Maar intussen is het toch erg, dat practisch niemand van het werk van onze dichters notie neemt. #a maar. kunt u vra gen, hoe weet ik nu of ik me aan een bundeltje (zo als Refugium) miskoop, of dat ik er iets aan heb? De dichter Michael Het beste is, goe- Déak. lezer, dat u het in de winkel zelf bekijkt; maar dat is moeilijk, want het vergt een eigen oordeel van u over wat goed en wat niet goed is. En dit oordeel kan men alleen door veel verzen lezen aankweken. En dan bovendien: meestal heeft de boekver koper de bundel die u zoekt net niet voorradig, want deze redeneert zo: Ze kopen toch geen verzen en ik moet die rommel niet! Verzen leren lezen en waarderen kunt u het beste met behulp van de Openbare Leeszaal, die wel niet altijd up-to-date is met poëzie, maar die u toch nooit het gevoel geeft van mis kocht te zijn; want na een paar dagen brengt u het bundeltje terug. Al te weinig boekenlezers beseffen nog de waarde van de Leeszalen; men neemt er een spotgoedkoop jaarabonnement en men kan dan goede romans, verzenbun dels en studieboeken lenen zónder aparte contributie te hoeven betalen. Wellicht komt deze tip van pas, nu 1950 ten einde loopt en het winterse >iees- seizoen goed en wel is begonnen. Jan Hanlo en F. Babyion De „Zes Minnaars" zal de Leeszaal nog wel niet hebben; ze zijn pas kort uit. Kunt u ze rustig kopen? Dit wordt metsen een penibele kwes tie, want deze kleine verzameling ver zen bevat kaf en koren; te veel kaf om de prijs van het koren waard te* zijn. De enige bijdragen, die niet beneden de maat blijven, zijn van Jan Hanlo en Frans Babylon; en net op het nipper tje ook nog Hans Berghuis. Jan Hanlo vooral (geboren in 1911 en dus zeker niet meer tot de jóngsten behorend) is een oorspronke lijk talent. Een gedicht als „Pro gramma", hierbij afgedrukt, „tekent" zijn dichterschap. Het is fris, beeld rijk, scherp; zonder grote of vage woorden. Inderdaad nieuwe poëzie. De gedichten van Frans Baby- Ion (geb. in 1924) zijn traditioneler. Dat hindert niet, want „nieuwe poëzie" wil niet zeggen, dat de verbeelding naar vorm en inhoud per se nog nooit vertoond moet zijn. Nieuwe poëzie is nieuw, eenvoudig omdat een nieuwe generatie er haar visie op het leven in uitdrukt. Hoe die uitdrukking het best kan geschieden, traditioneel of experi menteel, is een andere kwestie. Vóór alles komt het aan op de vraag: hoe krachtig is de persoonlijkheid van de dichter, die zich in het g'edicht uit spreekt? Bij Haimon. H-arberghs en Maas is die persoonlijkheid niets dan een vage schim, die even onpersoonlijk met woorden omgaat als wij met wis selgeld. Dat betekent het doodvonnis over hun dichterschap; ook al zullen ze misschien nog wel 'ns een aardig vers schrijven. Bij Hanlo daarentegen biijkt de persoonlijkheid uit de heel eigen manier waarop hij de dingen ziet en weet te zeggen. Bij Babyion blijkt die persoonlijkheid uit de consciën tieuze wijze, waarop hij, binnen het traditionele rijmschema, zijn woorden weegt en kiest en uitprobeert, vooral eer hij over zijn vers tevreden is. Toen ik NovemberDecember '49 vijf kro nieken wijdde aan de jongste katho lieke. dichters van Nederland, citeerde ik van Babyion een klein gedicht; „Eenvoudig leven". Het was een subtiel vers, dat veel zei, maar dat toch wei nigzeggend was door een téveel aan beschrijvende bijvoeglijke naamwoor den. Grondig van ballast gezuiverd en verbeterd heeft Babyion het vers nu als eerste van zijn bijdragen in „Zes iMinnaars" gepubliceerd. Het is nu een mooi vers geworden. Het luidt als volgt: EENVOUDIG LEVEN Eenvoudig leven In een kleine kluis, afzijdig van het ernstig woud gelegen, Vertrouwder worden met de zon, de regen, het wijde uitzicht, 't schuchter windgeruis. Voortdurend in een kale kamer kuis en sober blijven, nooit zichzelf genegen. De broze planten toegewijd verplegen, broodkruimels overlaten voor een muis. En 's avonds in het monotoon gesuis der troosteloze stilte, van verzwegen vertwijfeling, de raadsels overwegen van de gesmade Godmens aan het kruis. Wat in de verzen van Frans Baby Ion opvalt, is een sterk romantisch-reiigieus gekleurd levensgevoel, dat, naarmate het soberder wordt uitgedrukt, aan over tuigingskracht wint. Met verscheidene dezer jonge dichters kan men behalve in „Zes minnaars" 1) ook kennis maken in „De zilveren Scherf", een poëziereeks in pamfletvorm 2). Babylon vertaalde hierin een miniatuurbloemlezing uit de Japanse poëzie (naar de bekende Duitse versie van Hans Bethge). Hans Berg huis publiceerde er „Grote en kleine metten door LESLIE FORD Baandsmagzijn. God wil ons hele *even anders richten! Daarom komt Hij vP?arde. Weigeren wij Hem daarbij onze olie medewerking, dan verijdelen wij ~bn bedoeling. Met ons èn met de we- eld! Dat staat op het spel! L, Ik ^staarde haar aan. „Van wie, Doro thy?" Wie smeedt dan een complot le gen hem?" „Dat kan ik je niet vertellen". ,Weet je het dan?" „Ik geloof het wel. Ik ben er niet vol komen zeker van „Luister dan vlrjg" zei ik, „Voor ze terug komen." Ik vertelde wat kapitein Lamb tegen mij gezegd had. „Degene, die zich in de kast bevond, moet ons allebei hebben gezien". Ze ging met haar tong langs de lip pen. De mijne waren bijna even droog als de hare. Toen vermande ze zich. De deur van de bibliotheek ging open. „Ah, Adams, ijs. Het ziet er heerlijk uit". Mijnheer Stubblefield's bulderende stem dreunde door de kamer. „U blijft ons toch zeker gezelschap houden, kapi tein?" „Natuurlijk, kapitein", onderstreepte Theodore. „Dank u. Er staat mij nog een massa werk te wachten". We hielden onze adem in, althans, ik hield de mijne in. Ik wilde eerst wat tot mezelf komen, alvorens kapitein Lamb weer onder ogen te treden. We hoorden Theodore's stem: „Waar is Dorothy?" „We zijn hier, liefste!" Ze was weer de rust zelve. „Ja, zet maar op de tafel als je wilt, Adams". Ze schoof de kris tallen sigarettendoos opzij om plaats te maken voor het blad met de glazen, smaakvol en keurig opgemaakt ijs.. „En wees zo goed de gordijnen neer te la ten. De zon staat op de ramen". „En, wat zeg jij ervan, Ellery? Zullen we hem het goede nieuws maar verklap pen?", vroeg Stubblefield. „Ik geloof, dat we beter nog wachten kunnen, E. B.". Ellery Seymour zei het kalm, doch vastberaden. Hij glimlachte. „U bent te spontaan. De hemel weet wat u zou uithalen, als u niet iemand had, die u zo nu en dan remde. Morgen is het nog tijd genoeg". „Tijd!", zei mijnheer Stubblefield. „Tijd! Jij hebt eeuwig tijd nodig, Sey mour. Onderzoeken en nog eens onder zoeken en weer onderzoeken. Ik had al lang een millioen ton rubber kunnen maken, terwijl jullie, luizige laborato rium-honden, me ophouden met jullie eeuwige proeven, ofschoon jullie al zo veel proeven hebt genomen, dat de hal ve stad weet waar we naar toe willen". „Drink eens E. B.", zei Ellery Sey mour gelijkmoedig. „U zou de eerste zijn om me net zo'n tik op mijn hoofd te geven als Kramer vanmiddag heeft ge had, wanneer ik u in de steek liet. Denk eens aan de keren, dat ik u heb tegen gehouden. Moet ik het zelf zeggen? Met datum en bijzonderheden?" „Nee", zei mijnheer Stubblefield. Hij lachte een beetje zuur. „Waarvoor ben jij dan eigenlijk, voor de duivel? Dat is toch zeker je werk. Daarvoor betaal ik je toch zeker, niet?" „Precies, E. B. Het is mijn werk om geduld te oefenen. En daar ben ik erg goed in". Ellery Seymour glimlachte te rug. Mijnheer Stubblefield scheen ver zoend. Hij nam zijn glas op. „Sommige mensen zeggen, dat ik niets anders ben dan een grootscheepse speculant". Hij keek lachend de kring rond. „Mensen met geduld kan ik huren". Hij hief zijn glas op. De telefoon rinkelde. Theodore stond op om te gaan luisteren. „Neem me niet kwalijk, E. B.", zei hij, terugkomend. „Het is Adams, Dorothy. Hij zegt, dat kapitein Lamb in het huis van de Kents is en dat de Kents niet thuis zijn. Hij wil weten of dat in orde is". „Zeg hem, dat ik denk van wel", zei Dorothy. „En zeg er maar bij, dat we er niet veel aan kunnen doen". Mijnheer Stubblefield keek haar va derlijk en bewonderend aan. „Ik geloof, dat we jou voor onze reclame-veldtocht nodig hebben, Dorothy", zei hij welwil lend. „Wat zou je er van zeggen als jij het vrouwelijke deel der natie eens be werkte? Of je kunt ook rechtstreeks met Ted samenwerken". Ted bevond zich niet bij het gezel schap. Hij probeerde Adams duidelijk te maken, dat de politie, binnen zekere grenzen, gaan en staan kon waar zij het nodig oordeelde. Toen hij terug kwam was mijnheer Stubblefield bezig aan een vertoog over de noodzaak van een goe de vrouw voor iedere man. Hij zweeg. „Die Kent is een Veelbelo vende knaap" zei hij. „Hij...." Ellery Seymour viel hem opnieuw in de rede. „We moesten maar liever gaan, E. B. Als u uw glas leeg hebt, zullen we opstappen.... Voelt u er iets voor met ons te gaan dineren, Dorothy?en u, mevrouw Latham?" „Ik kan niet", zei ik. „Het is voor mij toch al laat geworden". „Ik kan ook niet", zei Dorothy. „Maar misschien Theodore". Ze keerde hem een glimlachend gelaat toe. „Ik geloof, dat ik beter hier kan blij ven. Ofschoon, ik weet niet....". Theo dore aarzelde. Het was duidelijk, dat hij zich graag liet overhalen. „Kom mee, Ted". Mijnheer Stubble field kwam gewichtig overeind. Theodore ging met mij naar de trap. „Wat vind jij van hem, Grace?", vroeg hij ernstig. „Vind je hem geen buitenge woon mens?" „Jazeker, Theodore", antwoorde ik. „Buitengewoon is het juiste woord". „Maar hoe moet ik Dorothy daarvan overtuigen, Grace? Ze is nog niet voor honderd procent overtuigd en in dingen als deze mag geen greintje twijfel blij ven bestaan. Zoveel van mijn vrienden zien hem anders dan ik. Freddie bijvoor beeld, Freddie heeft een vreselijke hekel aan hem". „Ik zou me niet zoveel van Freddie aantrekken, Theodore", zei ik. „Wat je vrienden van hem denken, doet werke lijk niet veel ter zake". Hij keek mij ernstig aan. „Je zegt dat bij wijze van scherts, Grace, maar je slaat de spijker op de kop. Je zou ver baasd staan, als je wist hoe weinig jul lie allemaal nog meetellen. Juulie vor men een uitstervend ras. Ik behoor daar in zekere zin natuurlijk ook toe". Theo dore fronste het voorhoofd. „Alleen één ding in hem bevalt me niet. Ik wild- werkelijk, dat Dorothy hem aan zijn verstand kon brengen, dat hij me geen „Ted" meer moet noemen". Frans Babyion, tijdens zijn verblijf in Zuid-Frankrijk. voor jou" in: aardig, sympathiek, maar zwakker nog dan zijn bijdragen in „Zes minnaars"; Leo Herberghs is in de pam fletreeks daarentegen beter dan in „Zes minnaars". Maar al met al blijft beider verzen schrijverij toch een hopeloos klein en kinderachtig gedoe, waar weinig ver schiet in zit Aangenaam ziektegeval Anders 'staat het met de zevende minnaar, die zich thans bij het gezelschap voegt: Michael Déak. Ongeveer een jaar geleden be spraken wij zijn werk uitvoerig in het kader van de genoemde kronieken over de jongste katholieke dichtkunst. Thans is van Michael Déak (geb. in 1920) een nieuwe bundel (zijn derde) verschenen onder de exotische naam „A p h r o d i- tis". Dc uitgang „itis" duidt ziekte aan. Bijvoorbeeld bronchitis en aanstelleritis. Wie aphroditis heeft, lijdt aan een te vurige verering van de godin der aard se liefde. Met mate betracht is het een aangenaam ziektegeval. Michael Déak treurt dan ook niet om zijn kwaal. In tegendeel, hij schrijft er allercharmantste verzen over. Maar dat hij er óver schrijft, is tevens zijn zwakke punt als dichter. Déak schrijft meer voor zijn ple zier dan voor zijn verdriet; daar heeft hij gelijk in. Maar hij schrijft ook meer, omdat hij het graag doet, dan omdat hij moet. Wie schrijft omdat hij moet, om dat hij er van binnenuit toe wordt ge dreven, die schrijft niet óver zijn aphro ditis, maar zit er persoonlijk midden in. Déak bewaart ten aanzien van zijn ge val een ironische reserve. Hij is steeds herstellende van zijn kwaal, zonder nu eens écht door het vuur van de liefde pijn te zijn heengegaan. Hij speelt met vuur, zonder dat hij er zich aan brandt. Dat is een kunst op zich. Maar soms wordt het een kunstje. Dan gaat Déak toverachtige vondsten uitkienen. Dan brengt hij wel schitterende verrassin gen. maar geen ontroering teweeg. Dan lijkt hij op Jonglisto, die de zaal in zijn 'iiMMiiiitfnitMiiMiiiMtiiiiiiiiiiMiiiiiiiamiiHiiiiiiiitiimiiiiifS „Is me dat een mooi getuigschrift, dat Sovjet-Rusland van Perzië heeft gekregen! De Perzische kat zit een voudig te spinnen", grijnsde Snorre bor. Perzië vindt, dat er geen vuiltje aan de lucht is. Het concentreert geen troepen aan de grens en alle militairen mogen gewoon op verlof gaan. Het vindt, dat Rusland heel wat goede wil toont in de naleving van de onlangs gesloten handelsovereenkomst. De Rus sen hebben reeds het volle quotum rijst plus 60.000 ton tabak van Perzië gekocht en een schikking over de elf ton Perzisch goud, die sinds de oorlog in Rusland zijn geblokkeerd, staat om zo te zeggen voor de deur. Zelfs de grensherziening, die Perzië wenst, zal door Rusland welwillend onderzocht worden. Mein Liebchen, was willst du noch mehr". Snorrebor zong de laatste woorden met een schorre stem. „Ja, de Sjah heeft onlangs op zijn reis door Amerika niet de dollars los gekregen, die hij verhoopte", zei ik. „En nu zegt Rusland: „Aaie-poes", en omwille van de smeer likt de kat de kandeleer". ban houdt, zonder dat hij iets te zeggen heeft. Hij is technisch heel knap. Spelen derwijs vlecht hij woordguirlandes door zijn verzen heen. Hij houdt van arabes ken en bloemrijke figuren. Maar de ge voelsstroom breekt niet los. Hij kan verzen schrijven, waarin niet alleen het laatste woord der regels rijmt, maar waarin ieder woord van de volgende regel met de voorgaande regel rijmt. (Hij gaf hier een staaltje van in het tijdschrift Centaur, Febr. '47.) Niet als vólgt, maar wél in deze trant: Deak, je lied moet de stroombruid dienen, meepakken, niet zoete Droom uitkienen. Zijn bundel Aphroditis" is een gaaf, minzaam, minziek, intelligent en muzi kaal werkstukje. Dit boekje kan men rustig kopen, zonder zich miskocht te voelen. Dan kan men tevens kennis ma ken met de andere deeltjes van de bei- langrijke poëzie-reeks „De Windroos' waarin Déaks bundel als nummer vijf verscheen 3). Hier volgt een vers uit „Aphroditis' als voorbeeld van Déaks woordkun stenaarschap: een precieus triolet; O gaaike van den nachtegaal, als ik uw stem hoor altemet, hoe taal ik naar uw hoofs onthaal, o gaaike van den nachtegaal, dat tot een lied uw lippen zet, een spits geslepen flageolet, o gaaike van den nachtegaal, als 'k maar uw stem hoor altemet. NICO VERHOEVEN 1) „Zes minnaars", een bundel samenge steld onder redactie van O. J. C. van Loo. Uitg. Winants, Heerlen. 2) „De zilveren Scherf", pamfletreeks, waarvan tot op heden vijf nummers poëzie verschenen. Onder redactie en beheer van O. J. C. van Loo te Kerkrade. De reeks is niet in de boekhandel, maar alleen aan het Kerkraadse adres verkrijgbaar. 3) „Dc Windroos", een serie hedendaagse poëzie onder redactie van Ad den Besten. Uitg. Holland, Amsterdam. Er is een nieuw wonderlijk metaal gevonden. Bij kamertemperatuur is het vloeibaar als kwikzilver. In de hand smelt het, maar het kookt pas bij 3700 graden Fahrenheit. Bij bevriezing zet het evenals water uit. Het verbindt zich met elk metaal of glas, waarmee het in aanraking komt. Wanneer men het op glas uitstrijkt, wordt dit een goede spiegel, waar men echter aan beide kanten door kan kijken. Wordt die spiegel te warm, dan loopt het eraf. Het is een goede warmtegeleider en het is bestand tegen zuren en bijtende stoffen; het helpt sterke metaallegerin gen vormen. „Gallium" heet dit nieuwe metaal en het wordt in kleine hoeveel heden aangetroffen in bauxiet, het erts, waaruit aluminium wordt gemaakt. Toe Met het oog op de Oberammergauer Passiespelen in 1960 wil men de tekst Advertentie De 4 beroemde geneesmiddelen in één iablei Chefarine „4" verenigd, zorgen voor extra geneeskracht. Door de juiste samenwerking wordt een beter resultaat verkregen, zodat zij bij hevige pijnen en griep ook dan helpen, als andere middelen falen. BEROEM DC GENEESMIDDELEN IN ÉÉN TABLET I*9«| M<W> «a griap 20 Uhl,t«„ 0.75 van het beroemde passiespel moderni seren en inkorten, maar de eisen, die aan de bewerker worden gesteld, zijn niet mis. Burgemeester Raimond Lang heeft verklaard, dat zijn taal even wel luidend zal moeten zijn als het Duits van Maarten Luther's bijbelvertaling en dat zijn stijl „zo machtig" dient te zijn. dat de nieuwe tekst even onver gankelijk zal blijken als die van de Bijbel zelf. Hoe dit laatste gecontro leerd kan worden is ons een raadsel. Te Kansas City is langs operatieve weg een zonnebloemplantje uit de long van een tweejarig meisje verwij derd, dat daar aardig begon op te schie ten en het kind voortdurend last ver oorzaakte. ZONDAG 10 December: 2de Zondag v. d. Advent; Mis v. d. dag; 2 Onbevlekte Ont vangenis; 3 H. Melchiades; (Breda: 3 H. Barbara; 4. H. Melchiades); Credo; pre fatie v. d. H. Drievuldigheid; paars. MAANDAG: H. Damasus, Paus, belijder; Mis Si diligis; 2 Onbevlekte Ontvangenis; 3 v. d. dag; Credo; pref. v. d. Aposte len; wit. Breda: octaaf v. d. H. Barbara; Mis v. h. feest; 2 H. Damasus; 3 Onbe vlekte Ontvangenis; 4 v. d. dag; Credo; pref. v. d. Apostelen; rood. DINSDAG: onder octaaf v. Onbevlek te Ontvangenis; Mis v. h. feest; 2 v d. dag; 3 tot de H. Geest; Credo; pref. v. O. Li. Vrouw; wit. WOENSDAG: H. Lucia, maagd, marte lares; eigen Mis; 2 Onbevlekte Ontvan genis; 3 v. d. dag; Credo; prefatie v. O. L. Vrouw; rood. DONDERDAG: als Dinsdag. VRIJDAG: Octaaf v. Onbevlekte Ont vangenis; Mis v. h. feest; 2 v. d. dag; Credo; pref. v. O. L. Vrouw; wit. ZATERDAG: H. Eusebius, bisschop, mar telaar; Mis Sacerdotes; 2 v. d. dag; 3 tot de H. Maagd; (Haarlem: 4 voor de bisschop); gewone prefatie; rood. ZONDAG 17 December: 3de Zondag v. d. Advent; Mis v. d. dag; 2 tot de H. Maagd; 3 voor Kerk of Paus; Credo; pref. v. cL H. Drievuldigheid; paars of rose.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1950 | | pagina 3