BIJ DE 80ste VERJAARDAG VAN Dr. STEIN S.J. Persoonlfjkheids- cultuur ETiic*DE noorman: Ti/rfuitf - Echte parels komen uit infectieziekte voort Drie waardevolle romans van Het Parelsnoer ZESTIENDE BOEKENWEEK FEESTELIJK GEOPEND Laat heb ik IJ bemind Sinds 1930 dir. Pauselijke sterrenwacht en beroemd astronoom Duitse en Oostenrijkse meisjes naar ons land H.M. de Koningin onder de gasten door ETHEL MANNIN LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 24 FEBRUARI 1951 PAGINA 3 De kwestie der Nederl. rechters in Indonesië Als huispersoneel „ATLANTIS" MET AMBONEZEN OP WEG NAAR NEDERLAND Mariniers gedecoreerd L. (Wordt vervolgd) (Van onze Romeinse correspondent) ROME, 21 Februari Op Dinsdag 27 Februari aanstaande wordt pater Dr. Johan W. J. A. Stein S.J., directeur van de Vati caanse sterrenwacht, 80 jaar. En daarmee heeft hij, zoals hij dat zelf graag vertelt, de voorspelling van de huisdokter zijner ouders te schande gemaakt, door alvast 63 jaar langer te leven dan de dokter hem gegeven had. Johan Stein werd op 27 Februari 1871 te Crave geboren als zoon van een hoofdonderwijzer, die later wiskunde leraar werd op de H.B.S. van Maastricht. Nadat hij het Gymnasium in Maastricht had afgelopen en drie jaar Jezuïeten-noviciaat had gemaakt in Mariëndaal en drie jaar in Oudenbosch, studeerde hij aan de heidse Univer siteit, waar hij in Mei 1901 in de faculteit der Wis- en Natuurkunde promoveerde op een proefschrift „Beobach- tungen zur Bestimmung der Breitenvariation in Leiden." Voordien had hij al bezoeken gebracht aan de observatoria van Georgetown en Harvard. Onmiddellijk na zijn pro motie keerde hij terug naar Maastricht om er zijn hogere studies te voltooien en werd in 1903 priester gewijd. Tij dens zijn verdere theologische studie in Sartinara, kreeg hij van zijn superieuren gelegenheid, in 1905 de zonsver duistering in Tortosa waar te nemen. Na een jaar leraar te zijn geweest aan het Willebrorduscollege in Katwijk, werd hij in 1906 door de toenmalige directeur van de Vaticaanse sterrenwacht naar Rome geroepen, om mee te werken aan de reorgahisatie van het observatorium. In de loop der tijden hebben velerlei sociale en economische stelsels de mens losgepraat van zijn levensdoel en hem van zijn waardigheid beroofd door hem te onderwerpen aan waarden, lager dan die, waarop hij, krachtens de rechten en plichten van zijn redelijke natuur, aanspraak kan en moet ma ken. Idealisme zowel als materialisme, libe ralistisch kapitalisme, nationaal-socialis- Me en communisme hebben hem, elk op zijn wijze, onttroond, en zijn naar het oneindige strevende natuur onderge schikt gemaakt aan de stoffelijke en dus vergankelijke waarden dezer we reld. Uit deze verkrachting van de hoog ste zedelijke waarden groeide de bijna algemene ontkerstening van de tegen woordige mensheid. Het geneesmiddel, dat de kwaal in de Wortel aantast, moet de menselijke Persoon in zijn oorspronkelijke waar digheid herstellen. Onze redding ligt in de terugkeer naar de zuivere, personalis tische levensbeschouwing, welke, met de eeuwigheidsbestemming van de mens als uitgangspunt, alle lager liggende waarden, staat en maatschappijvormen niet uitgesloten, geen andere bestaans grond toekent dan die van middel tot innerlijke vervolmaking. Sint Thomas noemde de menselijke persoon het volmaaktste van de hele natuur. Met recht! Want, waar al het geschapene in de levenloze en levende, magr redeloze natuur, ondanks zijn vol- maaktheid-in-zich, niet uitkomt boven het alleen-maar-individu-zijn d.i. een volledige zelfstandigheid met een eigen bestaan en natuurnoodzakelijk onver anderlijk handelt naar ingeschapen doel stelling of instincten, daar bezit de mens, door zijn verstand en vrije wil, boven dien nog de waardigheid van het persoon zijn. Als zodanig is alleen hij onder de schepselen van deze aarde onbetwist meester van eigen daden. Alleen hij heeft door zijn verstand inzicht in de onderlinge samenhang der dingen, in het waarom van eigen handelen. Als persoon is hij een subject van rechten en plichten, die ver uitgaan boven de orde der stoffelijke natuur. Zijn indivi dualiteit, het deze-bepaalde-mens-zijn, schenkt enkel maar onderscheidingsken merken ten opzichte van zijn soortgeno ten. Aan zijn karakter, zijn persoonlijkheid, aan datgene, wat hij door inspanning Van verstand en wil bereikt, dankt hij zijn werkelijke, menselijke waardigheid. Zo staat in deze wereld de persoon aan de spits van al het geschapene. Deze superioriteit zou nochtans niet voldoende gefundeerd zijn, als de mens niet tevens door een onstoffelijk en onvergankelijk levensbeginsel onein dig hoog uitstak boven de materiële we reld en haar goederen. Zijn onsterfelijke ziel een noodza kelijk postulaat voor verstand en wil is dan ook de basis voor zijn waardig heid en legt hem de plicht op alle aardse Waarden te betrachten als onderge schikt aan zijn eindbestemming. Deze kan alleen maar God zijn! Na tuurlijkerwijze streven verstand en wil onweerstaanbaar naar de hoogste waar de, het absolute, het ware, het goede, het schone, dat n is en aan geen verande ring onderhevig. Zo leeft de mens in het middelpunt Van de zedelijke orde. waarvan God, de hoogste volmaaktheid, oorsprong en einddoel is. De opgang naar God is bijgevolg het eerste doel van ons bestaan, wat wij in de goddelijke Openbaring overduidelijk bevestigd vinden door de leer van de ^erlossing, het Kindschap Gods en onze Zaligmaking, die bedoeld zijn voor alle Mensen zonder uitzondering. Onze hele samenleving verkeert in staat van zonde! Dat kan niet anders, "aar God uit alle gebieden van het le ven verdrongen is, is de maatschappij Self het werktuig geworden, dat de in dividuele mens tot slavernij brengt aan Waarden van lagere, stoffelijke orde, die jvUn aards zowel als zijn eeuwig geluk in "e weg staan. Dit moge de verantwoordelijkheid van he enkeling tot op zekere hoogte ver hinderen, de verkeerde oriëntering van jre menshei d-a 1 s-g e h e e 1 blijft mettemin een schuldig feit! An de strijd om het naakte bestaan ?Woegt de mens uitsluitend om het geld. niet verfoeilijke, kapitalistische stelsel ®eeft hem tot een willoze machine ge degradeerd, tot een productiemiddel °°r de hebzucht van anderen. Tijd en A voor wat uitgaat boven de directe, loffelijke behoeften ontbreken! Voor dit nrniddellijke doel moeten alle hogere aarden wijken. De arbeidersklasse ooral snakt naar bevrijding van deze 1 r tftg' Haar verlangen naar rede- J k e bestaansmogelijkheid is volkomen gerechtvaardigd. De waardigheid van menselijke persoon eist dat! *rk Wereld te brengen tot algemene on, nninS hiervan is daarom een van fin? v°°rnaamste plichten. De verhef- gin Van de een zoncie:r de vernieti- dp g Van de ander is alléén mogelijk in tep^ersonalistische leer van het Chris- «erl?n5 °Precht en liefdevol meeleven, reCh» onderlinge waardering, en Brien, aardige behandeling onzer mede tot pf°n behoren wij allen bij te dragen riehtw'1 geleidelijke verbetering in deze 6- Het cultiveren der eigen per- Maar reeds in 1910 werd dr. Stein teruggeroepen naar Nederland om er twintig jaar lang les te geven aan het St. Ignatius-college te Amsterdam, tot hij eindelijk in 1930 door de Heilige Stoel belast werd met het onderzoek naar de mogelijkheid van een filiaal van de Va ticaanse sterrenwacht in Abessinië. De Vaticaanse sterrenwacht, die toendertijd nog op de Vaticaanse heuvel gevestigd was in de gebouwen waar nu de studio is van Radio Vaticana onder vond de sterk storende invloed van de nabijheid der grootstad. Op weg naar Abessinië, vond dr. Stein echter in Port Said een telegram van de kardinaal- staatSsecretaris, dat hem naar Rome te rugriep, aangezien de politieke omstan digheden zich in ongunstige zin ontwik kelden. Vanaf de dood van pater Hagen S.J. in 1930 is pater Stein directeur van de specola Vaticana, welke functie hij thans dus 21 jaar lang vervult. In die tijd zijn de oude kijkers alle vervangen door nieuwe Zeiss-kijkers en de Va ticaanse sterrenwacht is de enige ge weest, die in die jaren het haar toe gewezen deel van de hemel in kaart gebracht heeft en gecatalogiseerd. De zestien andere sterrenwachten zijn al le minder ver gevorderd, terwijl som mige nog niet eens begonnen zijn. De belangrijkste gebeurtenis is ech ter de overbrenging geweest van het Observatorium naar Castel Gandolfo, die reeds aanstonds in het begin van pater Steins directeurschap plaats vond, toen de nieuwe sterrenwacht op 29 September 1930 plechtig werd inge wijd in aanwezigheid van Paus Pius XI. Terwijl pater Steins voorganger slechts de beschikking had over een assistent, heeft pater Stein er 7, onder wie twee Duitsers, twee Oostenrijkers (een hun ner, pater Gatterer, heeft een astro- physisch laboratorium ingericht, dat als het beste van de hele wereld geldt), een Amerikaan, een Canadees en de Neder landse pater De Kort, die evenals zijn directeur in Leiden studeerde. Er is een Nederlandse broeder Timmers en een Braziliaanse kok. Dit hele gezelschap, dat volkomen op zichzelf staat, leeft in het Apostolische Paleis van Castel Gan dolfo, waar de „nachtdienst" uiteraard moet worden afgewisseld met het werk overdag. Ondanks zijn hoge leeftijd nam dr. Stein tot voor kort deel aan het observeren 's nachts. De belangrijkste publicaties in de afgelopen eenentwintig jaar van het Vaticaanse Observatorium zijn de 270 sterrenkaarten, waarop de Vaticaanse sector van de hemel in kaart gebracht is, de spectografische atlassen waar onder de Atlas der Restlinie van Gat terer en Junkes, pater Steins Atlas der veranderlijke sterren, terwijl pater Miller zijn onderzoek gericht heeft op de streek van het sterrenbeeld de Zwaan. Pater De Kort S.J. houdt zich bezig met het theoretisch onderzoek. De oorlog is aan het Observatorium niet ongemerkt voorbijgegaan en op 18 Juli 1943 werd de koepel met zandzak ken beschermd, de instrumenten werden geblokkeerd en de meest kostbare on derdelen overgebracht naar Vaticaanstad. Er is een kogel door de koepel gescho ten, die gelukkig geen enkel instrument geraakt heeft. Op 16 Februari 1944 is pater Stein met zijn staf naar Rome ge vlucht, toen de situatie in Castel Gandol fo te gevaarlijk werd. terwijl het Apos tolische Paleis in Castel Gandolfo geheel gevuld was met vluchtelingen, die onder de extra-territorialiteit van de Heilige Stoel bescherming hadden gezocht. Pater Stein, die sinds 1936 lid is van de Pauselijke academie van Wetenschap pen, was oprichter van de Nederlandse Astronomenclub, lid van het bestuur voor Weer- en Sterrenkunde, waarvan hij in 1930 erelid werd, hij was redacteur van „Hemel en Dampkring". Hij is lid van het Bataafse Genootschap voor Proefondervindelijke Wijsbegeerte, lid van de commissie voor de veranderlijke sterren en van die voor de hemelkaart van de internationale Astronomische Unie. Hij nam deel aan de congressen van Rome, Cambridge, Cambridge Mass. en Parijs. Sinds enige weken is hij als eerste niet-Italiaan verkozen tot be stuurslid van de Societa Astronomica Italiana en sinds 1948 is dr. Stein ook correspondent van de Koninklijke Ne derlandse Academie van Wetenschappen. 33. Ook na de ernstige woorden, waarmede Eric het gesprek is begonnen, komt zijn rechtstreekse vraag naar Pum-Pum voor Olaf als een verrassing. Ietwat hulpe loos ziet hij de koning aan en staart dan weer voor zich uit. Moeilijk zijn woorden zoekend zegt hij op zachte toon: Het is een oud geslacht, dat van Tyrfing, heer koning! Er is sinds eeuwen een zwaard Schichtig kijkt Olaf om zich heen en hij laat zijn stem dalen tot bijna een gefluister „Dat zwaard is ons ongeluk Als om zijn gedachten te verzamelen strijkt de burchtheer met de hand over de ogen, alvorens hij krachtiger voortgaat: „Een vloek rust op het zwaard van Tyrfing. Grenzeloze macht is altijd ten deel gevallen aan hem, die het voert, maar ookonafwendbaarde ondergang! Mijn vaders vader trachtte daaraan een einde te maken. Hier, in deze burcht zelf,m De- Noorman onderbreekt hem met een gebaar van gezag. „Niet de legende van uw zwaard wens ik thans te horenheer Olaf. Wat is er met Pum-Pum geschied? Wat hebt gij met hem gedaan Wederom schijnt de burchtheer ten prooi aan een heftige gemoedsbeweging. Grauwbleek wordt zijn gelaatkleine zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd. Hij doet enige onzekere stappen, ziet Eric aan en wendt de ogen weer af. Voor de vensternis blijft hij tenslotte staan, de handen in een krampachtige beweging op de rug. „Welnu?" dringt Eric aan. De oude Olaf vermant zich. Zonder de koning aan te zien, zegt hij langzaam: „Pum-Pum! Ik heb Ik hadIk moest hem wel op een eenzame plaat* brengen Naar aanleiding van de reactie vai. Nederlandse officiële zijde in Den Haag op de verklaring van de Indonesische minister van Justitie inzake het verbod van de Nederlandse Hoge Commissaris in Indonesië aan Nederlandse rechters, om de eed van trouw aan de republiek Indonesië af te leggen heeft de Indone sische minister van Justitie, mr. Wong- scnegoro gezegd, dat sedert de aanvaar ding van de overeenkomst der RTC, er geen enkele wet is uitgevaardigd, vol gens welke het ambt van rechter uit sluitend kan worden bekleed door Indo nesische staatsburgers. Een eedsaflegging betekent niet een aanvaarding van het Indonesische staatsburgerschap. Er zijn Nederlandse rechters die de eed hebben afgelegd en er zijn er die bereid waren, het In donesische staatsburgerschap te aan vaarden. Verder wordt in de verklaring van Wongsonegoro gezegd dat de bezwaren, die door het Nederlandse Hoge Com missariaat zijn aangevoerd, een aanwij zing vormen, dat betrokkenen uit den aard der zaak niet kunnen optreden als rechters, die voor 100 pet. trouw zijn aan staat en regering. Na bespreking in de ministerraad is goedgevonden dat Nederlandse werkge vers op beperkte schaal in de gelegen heid zullen worden gesteld Duits en Oostenrijks huispersoneel aan te ne men. Vreemdelingendienst en arbeids- bureaux moeten voor het aangaan van ieder dienstverband toestemming ver lenen. In het algemeen geldt, dat bui tenlands personeel niet in Nederland kan worden tewerk gesteld, indien hierdoor Nederlandse arbeidsbelangen zouden worden geschaad. 1rjT anneer u tijdens de Boekenweek tets koopt, denkt u dan eens aan Het 1/1/ Parelsnoer, een nieuwe katholieke romanreeks 1), waarin tot op heden drie boeken zijn verschenen, drie parels gelijk. Om deze beeldspraak iets diepzinniger te maken, moet ik naar voren brengen, dat de echte parel het resul taat is van een soort infectie van de pareloester. De Duitse litterator Heinz Risse, schrij ver van „Duel boven de afgrond". De „Atlantis" is met 940 man Ambo- nese, militairen met tijdelijke K.L.- status en families uit Indonesië naar Nederland vertrokken. Aan boord be vinden zich vele aanstaande moeders. Reeds zijn twee babies geboren, terwijl nog vijftig verwacht worden. „De meeste instellingen van kunst in Nederland verkeren momenteel in een noodtoestand. Als symptoom hiervan ziet men de letterkundige tijdschriften het een na het ander verdwijnen, omdat de exploitatiekosten boven de finan ciële draagkracht der uitgevers uitgaan en de nood onder de kunstenaars is zelfs zo groot, dat wij ons afvragen of er niet nog eens juist als in 1942, toen de Duitsers de Kultuurkamer instelden een dringend beroep op iedereen, vooral op de uitgevers en boekhandelaren, ge daan moet worden om de kunstenaars daadwerkelijk te ondersteunen." Het waren geen opgewekte woorden, die mr. H. J. Reinink, secretaris-generaal van O., K. en W., gisteravond in de fees telijk versierde Stadsschouwburg sprak ter gelegenheid van de zestiende Boe kenweek in aanwezigheid van H. M. Koningin Juliana, staatssecretaris mr. J. Cals, Commissarissen van de Koningin en verscheidene burgemeesters. Niet al leen de literatuur, maar ook de andere takken van kunst betrok de heer Rei nink in zijn beschouwing, waarin hij vooral wees op het ernstig gebrek aan vertrouwen, dat iedere poging om tot iets positiefs te komen ondermijnt. Hij leverde in dit verband ook critiek op de critiek, die genadeloos en vernietigend te werk gaat. Zo zou Bruno Walter gewei gerd hebben nogmaals naar Nederland te komen in verband met de arrogante toon, die de muziekcritici bij zijn optre den destijds aangeslagen hebben. Vele voorhoofden, der literatoren, critici en kunstenaars, waren gefronst toen het licht na de weinig opwek kende geluiden van de heer Reinink doofde, maar Wim Sonneveld's cabaret bracht in één slag met zijn „Bloem lezing in prachtband"-feestprogramma weer zorgeloze gezichten. Hij gaf een avond vol satire, humor en esprit, waarbij de heren schrijvers niet ge spaard werden. Wist u bijv., dat Moe der de Gans de overgrootmoeder van Jacques Gans is geweest, dat Andersen momenteel op een wolkje zit met de gebroeders Grimm en de schrijfster van „Duizend en een Nacht". Maar het wil niet erg best meer met de sprook jes; het wilde ook niet zo erg best met die sprookjeshemel op toneel, maar dat geeft niet zo veel bij een cabaret, want men valt dadelijk in het volgend deel en het flodderig geflod- der van vier showgirls uit 1920 (die met ceintuurs om het middel), zettende prachtige boekenreeksen abon neert u zich in Januari, in November bent u er nog niet van af heerlijk in het zonnetje. Gysbreght, het opgewekte begin van elk nieuw jaar met reien, als probleem, dat nog nooit opgelost is, werd er heerlijk tussen door gehaald (honni soit qui mal v pense) Enfini Pierot is zijn poëtische dood aan de lantaarn gestorven en de Noorse trilogie heeft Annie Schmidt verruk kelijk in haar hemd gezet. Bijna angst aanjagend goed speelde en zong Hetty Blok „De existentie" (uitstekende tekst van Jan de Cler) samba heupwiegend en grijpvingers in de lucht; met over slaande stem en ongenadig scherp snier de zij, dat type mens, dat meent nü de wijsheid in pacht te hebben. Daar sloot meesterlijk de crooners-imitatie van Lia Dorana en Wim Ronneveld op aan. In de pauze ontving Koningin Juliana de artisten in de foyer. „Ik ben nooit in de gelegenheid geweest echt Nederlands cabaret te zien, dat is een van de be zwaren van buiten wonen. Ik vond het erg leuk uw gezelschap te zien", zei H.M. lachend tot Wim Sonneveld. Na het voortreffelijk cabaret, waar aan wij vorige week Zaterdag reeds een uitvoerige beschouwing wijdden, zwol- len de trompetten der dansorkesten aan en was de Schouwburg in één slag tot feestzaal veranderd. De plechtige sfeer van zwartgerokte heren en vlinderige dames werd dadelijk doorbroken. De schrijvers klopten de uitgevers op de schouders en de uitgevers de boekver kopers, de vetes schenen uitgevochten. De „ge'kwelden" gingen lichtvoetig door het leven; de humoristen zetten zware gesprekken op, hangend over trapleu ningen, men kon de kellners niet meer van de gasten onderscheiden en de gasten niet meer van de kellners, zo voortreffelijk democratisch is onze feestvermomming. Het daagde reeds in Amsterdam, toen het feest verliep. M. Aan twee mariniers, die zich in de Meidagen van 1940 bijzonder hebben onderscheiden bij de strijd om het bezit van de Maasbrug in Rotterdam, is het „Bronzen Kruis" toegekend. De mari nier eerste klasse G. Bosma, die bij deze actjes sneuvelde, ontvangt de on derscheiding posthuum. De marinier eerste klasse E. C. Bernouw K. M. R. zal, tezamen met een aantal andere ge decoreerden, zijn onderscheiding 28 Fe bruari te Amsterdam uit handen van H. M. de Koningin ontvangep. Duel boven de afgrond Als uitgepareJd resultaat van een infectieziekte kan men althans de eerste roman van de reeks beschouwen: ,,Duel boven de afgrond", ge schreven door de vijftigjarige Duitser Heinz Risse, die zich met dit de buut ineens op de voorgrond der be langstelling plaatst. „Duel boven de af grond" is een getuigenis, afgelegd kort na de ineenstorting van het Derde Rijk. Dit wil zeggen, dat al het défaitisme, al de levensmoeheid en al de toekomst loosheid van hetgeen eens de. Ueber- mensch was, er omstandig in worden ge- etaleerd. Veel van wat wij vorige week schreven over „Neen, de wereld der beklaagden", 'van die andere, 25 jaar jongere Duitser Walter Jens, geldt ook voor „Duel boven de afgrond". In ze ker opzicht is het een toekomstroman, omdat er een wereld in wordt verbeeld, waarin een gewetensvol mens niet le ven kan. Een gewetensvol mens; inder daad, precies zoals Walter Sturm uit „Neen!" een gewetensvol mens is. De zulken moeten uitgeroeid worden, om dat zij de toekomst der maatschappij in de weg staan. Wat voor een toe komst? Een, waarin de mensen onder een regering van tyrannieke gerechts dienaren zo bedrijvig zijn, dat ze geen tijd meer hebben om over de zin van hun leven na te denken. Die toekomst is ten dele al werke lijkheid geworden; Wij zijn ons bewust, dat wij te snel lp ven en dat er dingen in de wereld gebeuren, die nergens mee te rijmen zijn. De uiterst bedachtzame en gewetens volle ik-figuur uit Risse's roman kan het nieuwe levenstempo onmogelijk bijhouden; bovendien is hij verbijsterd door de onverschilligheid, waarmee de wereld zich van gewetenskwesties af maakt. Hij meet zich allengs een stoï cijnse levenshouding aan en schept rich een soort van zwevende uitkijkpost bo ven de afgrond der wereld, van waar uit hij het doen en laten der bedrijvige mensheid gadeslaat. Niet alleen het doen, maar ook en vooral het laten. Want deze geheide moralist meent, peinzend over goed en kwaad, „dat het door en door kwade zijn oorsprong niet heeft in de slechte daden, welke de mens stelt, doch in de goede, welke hij nalaat te stellen." Dat is de zonde van het verzuim. Risse's ik-figuur interes seert zich speciaal voor verzuimde le venskansen. Hij heeft het ook over „verzuimde culturen" (blz. 18 en 145) en over „vele bloemen, die niet zijn ontstaan en die wij alleen daarom niet missen, omdat wij geen oog he.bben voor de leegheid der plekken, waar zij zouden hebben gestaan, indien zij er waren geweest." De nadruk, waarmee Risse telkens weer aandacht vraagt voor de beteke nis van niet gebeurde dingen, maakt de lectuur van zijn roman moeilijk. „Wan neer men leeft in een wereld als de mijne," zegt hij, „wordt men gewaar, dat de dingen welke gebeuren, slechts van zeer geringe betekenis zijn in ver houding tot de dingen, welke op de achtergrond staan en er van afzien ge bruik te maken van de mogelijkheid om te. gebeuren." Een dergelijke levensbeschouwer leeft voortdurend in een absurde wereld; hij moet er haast onvermijdelijk het slacht offer van worden. Risse's ik-figuur Uit het Engels vertaald door DICK OtTVVENDIJK soonlijkheid is daarvoor de onmisbare voorwaarde. Het Epistel van morgen wijst ons de weg: „Weest navolgers van God en leeft in liefde, zoals ook Christus U heeft liefgehad.... Geen onreine of hebzuch tige bezit een erfdeel in het rijk van God.. Zo iemand staat gelijk met een afgodendienaar" (Ephes. 5. 1-9) Het behoud van de hiërarchie der waarden is het behoud der mensheid. Nü méér dan ooit is haar lot afhankelijk van haar morele krachtl 44) Ze liepen hard de helling af, gingen langs het kerkhof en betraden het Gast- haus via de hoofdingang. Het café was vol mensen en er hing veel rook; door die rooksluier zag hij Francis bij het buffet, waar Frau Amanshauser ach ter stond. „Wir heiraten!", riep Johann, met een stem die al zijn vreugde verried. Ieder een keek naar de twee bij de deur de donkere, breedgeschouderde jonge man in Lederhosen, en het slanke, kin derlijk tere meisje in ski-kostuum, met het vlaskleurige haar in vlechten om het hoofd gewonden. Zij kwamen verder de zaal in en gin gen naar het buffet; Herr Amanshauser dook uit een hoek te voorschijn en Frau Amanshauser kwam achter het buffet vandaan, mensen verdrongen zich om hen heen en ze praatten allemaal tege lijk; ieder wilde gelukwensen en een toast uitbrengen. Frau Amanshauser en Herr Amanshauser omhelsden Cathryn en hoewel zij niet verstond wat ze zei den, zag ze toch wel, dat het nieuws hen verheugde. Toen Francis haar eindelijk een ogen blik alleen had, zei hij: „Is het je ernst, Cathryn? Je kent elkander nog geen vijf minuten". „We hebben heel ons leven op elkan der gewacht". Hij lachte. „Natuurlijk. Volgens de beste romantische traditie. Maar trou wen is iets anders dan verliefd zijn, lie verd. Je bent een Engels meisje van wat men noemt goede familie en trouwt met een onbekende Oostenrijkse bediende uit een boekhandel, de zoon van een Ty- roler herbergier! Je bent ook de beken de jonge tempera-schilderes, miss Ca thryn Sable, en dan word je Frau Amanshauser.... bovendien, je spreekt geen woord Duits". Ze lachte. „Dat zal ik gauw genoeg leren". Zij draaide zich om, omdat iemand haar een glas wijn in de hand drukte en glimlachte naar Johann, die met vurige blik naar haar stond te kijken. Hij stiet zijn glas tegen het hare en bracht het aan zijn lippen. „Op de toekomst", zei hij. „Op de toekomst", herhaalde zij en keek toen Francis weer aan. „Ik geloof er geen steek van", zei hij. „Maar de hoop is er!" Toen zij eindelijk naar haar kamer kon ontsnappen, ontkleedde Cathryn zich dadelijk, zij trok een nachtpon aan, waste zich met koud water, ontbond haar vlechten, gleed dan tussen de hel dere, koele lakens en bleef roerloos en geheel ontspannen liggen, met de armen langs haar zijden. Zij bezat het vermo gen om zich, wanneer zij vermoeid was, geheel te kunnen ontspannen. Het was alsof het begin van deze dag nog be hoorde tot een ander leven; hadden zij en Francis werkelijk ontbeten in We nen, in dat kleine donkere hotel en had den zij wérkelijk die kleine kater gehad. een heel kleine kater! Waren zij wérkelijk de trein in gestapt en hadden zij die weer verlaten in Schultzburg, een plaats in de bergen, vanwaar zij twaalf mijl tot Drindel hadden gelopen? Het leek allemaal zo ver weg en zo lang geleden. Maar wat daarna gebeurd was, was nabij en echt. De wandeling naar de zomerhut, het gesprek daar, het verbijsterende en plotseling heerlijke besef van lief te hebben, daarna haar belofte van te zullen trouwen. Zij zou met Johann trouwen en in een kamer gaan wonen boven een oud huis in Salzburg en beneden hun vensters zou den zij de rivier zien stromen. Zij zou Frau Amanshauser worden. Zij had het hem beloofd. Zij had aan Francis ge zegd, dat zij hun hele leven reeds op elkander hadden gewacht, en dat was waar. Zij had op de toekomst gedron ken, dat betekende: op haar toekomstig leven met Johann en ze hadden daar al lemaal op gedronken, maar het leek nog niet echt. Voor Johann was het een realiteit, voor haar nog niet. Wanneer de sneeuw gaat vallenhet duurde nog zo lang. Zij moest eerst met Fran cis klimmen in de sneeuw. Daarvoor was zij hier. En eens, maar dat duurde nog zo langeens zou zij misschien Frau Amanshauser wordenmaar nu nog nietnog lang niet Zij zonk weg in een diepe vacht sneeuwlakens, koel als sneeuw zij sliep. Francis zei toen zij ontbeten: ..Geloof je niet, dat het een beetje overijld van je was om te beloven met Johann te trouwen? Ik heb er de halve nacht over liggen piekeren!" Zij glimlachte. „Wij verlangen naar elkaar", zei ze eenvoudig. „Daar hoef je verdomme toch niet voor te trouwen". „Johann is goed katholiek, en dat hoop ik ook te worden". „Je zult kinderen krijgen en een heleboel als je goed katholiek wordt. Wat moet er dan van je schilderen te recht komen?" Zij roerde peinzend haar koffie. „Ik heb al een boel schilderijen gemaakt, waarom zou ik niet proberen creatief te worden in andere zin en een boel kin deren krijgen?" „Je trouwt niet in je eigen wereld, dat probeer ik je eigenlijk duidelijk te maken. Ik ben niet behept met stands vooroordelen God weet, dat er een boel lui uit je eigen stand niet tot je eigen wereld behoren". Zij lachte. „Wat is dan mijn wereld. Francis, lieverd?" „Je weet heel goed, wat ik bedoel schrijvers schilders „Ik heb maar één schilderes goed ge kend, Anna Kallinova en maar één schrijver, Francis Sable". Hij probeerde het op een andere ma nier. „Als Johann nu een artist was. „Hij is meer dan dat, voor mij ten minste, hij is katholiek. Maar als het je helpen kan er overheen te komen: al is hij geen schrijver of schilder, hij weet een boel van literatuur en schil derkunst.... en hij houdt van me. En ik houd van hem. Wil je nog koffie?" Hij schoof haar zijn kop toe, die zij vol schonk. „Wat gaan we vandaag doen?" vroeg zij. wordt inderdaad het slachtoffer. De ma terialistische wereld, die hij verloochent, omdat zij gewetenloos is en omdat zij geen God erkent die méér omvat dan de grenzen der materie, die wereld is zo besmettelijk ziek. dat zij de eenzame stoïcijn in zijn uitkijkpost boven de af grond infecteert. In een vlaag van ver bijstering vermoordt hij zijn vrouw. Thans zit hij in een cel, in afwachting van zijn veroordeling door het wereldse gerecht en schrijft zijn mémoires op last van de gevangenispsychiater. En wat is nu voor zijn geweten zijn zonde? Niet zozeer de moord die hij beging, als wel de liefde voor het mysterie van le ven en dood, waarin hij tekort schoot. Precies zoals de wereld dag in dag uit tekort schiet De fout van Louise Bazilaire De wereld infecteert het geweten. Daar komen ijlkoortsen van Ook de tweede roman van Het Parel snoer is een infectiegeval, met als re sultaat een parel van verbeeldings kunst. Deze roman, „De fout van Louise Bazilaire" door Marcel Jouhan- deau, werd uit het Frans vertaald. De problematiek van goed en kwaad, die bij Risse tot het uiterste wordt toe gespitst, wordt bij Jouhandeau tot het uiterste versoberd en veralgemeend. Of om twee termen aan de schilderkunst te ontlenen: Risse is een expressionist met de felheid van Kandinsky; Jouhan deau hoort bij de „abstracten" bij Mon driaan, of beter nog bij Braque. In zijn „abstracte" romankunst is alleen maar plaats voor „het wezen der dingen", de essentie. Jouhandeau's verhaal dient slechts om die essentie zichtbaar te ma ken. Het is allerminst een verhaal om het verhaal. (De uitgever van Het Pa- relsnoer stevent met de publicatie van deze twee romans wel zeer idealistisch af op de lezers van het betere genre!) De essentie van „De fout van Louise Bazilaire" schuilt in de volgende ge dachte van de ten onrechte in opspraak gebrachte vrouw: „Het kwam haar voor, dat soms te gen een mensenziel een algemene sa menzwering tot stand komt, niemand weet waarom, en dat, wat ze ook doet, van het ogenblik af dat men haar een of ander vergrijp heeft toegeschreven, zij er noodzakelijkerwijze toe komt dat vergrijp ook 'te begaan. En dat het op die manier niet de fout zou zijn die de slechte naam meebrengt. Zodat onze faam ons voorgaat en ons onze daden oplegt bij wijze van 'n soort betove ring (blz. 113). En nog essentiëler verstaat Louise haar fout uit hetgeen zij een pater Je zuïet eens op een preekstoel heeft ho ren bewijzen, namelijk: „(en zijn inleidend woord liet niet na protest te verwekken bij z'n toehoor ders) dat de misstap zonder opspraak somtijds te verkiezen was boven de op spraak zonder misstap, maar zo welge kozen waren zijn voorbeelden, dat men tenslotte het wei-gefundeerde had moe ten erkennen van een stelling, die eerst aanstoot gaf." (blz. 61). Louise heeft geen misstap op haar ge weten; niets daarvan. Zij leeft slechts in opspraak. Het is ondoenlijk de sym bolische inhoud van Jouhandeau's ro man in 't kort weer te geven. In feite komt het hier op neer, dat een consci ëntieuze vrouw in een denkbeeldig Frans provinciestadje geestelijk wordt doodgemarteld door de kwaadsprekende goegemeente. Waar is de infectiehaard van het kwaad? Jouhandeau spreekt zich er niet over uit. Hij „abstraheert"; spreekt hoogstens van een „beproe ving". „Zolang de opspraak", aldus een adviserend pastoor, „niet door de fout gerechtvaardigd is, is zij een beproe ving." Maar dan toch een beproeving, die aan de christenschare de spiegel voor houdt van het lichtvaardig oordeel en zijn gevolgen. Of concreet: het afgrijse lijke kwaad. dat door roddelzucht wordt gesticht Tolstoj's „Kinderjaren" En wat, na deze diepzinnige goed-en- kwaad-romans. nog te zegggen over de charmante „Kinderjaren" van de Rus sische Graaf Leo Tolstoj, de derde ro man van Het Parelsnoer. Een romanti sche verkwikking uit het jaar 1852 na al die zich opdringende tijdsproblema tiek; een panorama van landelijk le ven en prille liefde. Feit is, dat Het Parelsnoer een trits romans heeft opge leverd, die de volle aandacht nodig hebben, en waard zijn. NICO VERHOEVEN N.a.v. Heinz Risse: Duel boven de afgrond, vertaald door Dick Ouwen- dijk; Marcel Jouhandeau: De fout van Louise Bazilaire, vertaald door dr. N. G. H. Deen; en L. N. Tolstoj: Kinderjaren, vertaald en ingeleid door Aleida G. Schot. Romanreeks Het Parelsnoer. Uitg. Foreholte, Voorhout I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3