BIJ DE 80ste VERJAARDAG VAN Dr. STEIN S.J.
Persoonlfjkheids-
cultuur
ETiic*DE noorman: Ti/rfuitf -
Echte parels komen uit infectieziekte voort
Drie waardevolle romans van
Het Parelsnoer
ZESTIENDE BOEKENWEEK
FEESTELIJK GEOPEND
Laat heb ik IJ
bemind
Sinds 1930 dir. Pauselijke sterrenwacht
en beroemd astronoom
Duitse en Oostenrijkse
meisjes naar ons land
H.M. de Koningin onder de gasten
door ETHEL MANNIN
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 24 FEBRUARI 1951
PAGINA 3
De kwestie der Nederl. rechters
in Indonesië
Als huispersoneel
„ATLANTIS" MET AMBONEZEN
OP WEG NAAR NEDERLAND
Mariniers gedecoreerd
L.
(Wordt vervolgd)
(Van onze Romeinse correspondent)
ROME, 21 Februari
Op Dinsdag 27 Februari aanstaande wordt pater Dr.
Johan W. J. A. Stein S.J., directeur van de Vati
caanse sterrenwacht, 80 jaar. En daarmee heeft hij,
zoals hij dat zelf graag vertelt, de voorspelling van de
huisdokter zijner ouders te schande gemaakt, door alvast
63 jaar langer te leven dan de dokter hem gegeven had.
Johan Stein werd op 27 Februari 1871 te Crave geboren
als zoon van een hoofdonderwijzer, die later wiskunde
leraar werd op de H.B.S. van Maastricht. Nadat hij het
Gymnasium in Maastricht had afgelopen en drie jaar
Jezuïeten-noviciaat had gemaakt in Mariëndaal en drie
jaar in Oudenbosch, studeerde hij aan de heidse Univer
siteit, waar hij in Mei 1901 in de faculteit der Wis- en
Natuurkunde promoveerde op een proefschrift „Beobach-
tungen zur Bestimmung der Breitenvariation in Leiden."
Voordien had hij al bezoeken gebracht aan de observatoria
van Georgetown en Harvard. Onmiddellijk na zijn pro
motie keerde hij terug naar Maastricht om er zijn hogere
studies te voltooien en werd in 1903 priester gewijd. Tij
dens zijn verdere theologische studie in Sartinara, kreeg
hij van zijn superieuren gelegenheid, in 1905 de zonsver
duistering in Tortosa waar te nemen. Na een jaar leraar te
zijn geweest aan het Willebrorduscollege in Katwijk, werd
hij in 1906 door de toenmalige directeur van de Vaticaanse
sterrenwacht naar Rome geroepen, om mee te werken aan
de reorgahisatie van het observatorium.
In de loop der tijden hebben velerlei
sociale en economische stelsels de
mens losgepraat van zijn levensdoel
en hem van zijn waardigheid beroofd
door hem te onderwerpen aan waarden,
lager dan die, waarop hij, krachtens de
rechten en plichten van zijn redelijke
natuur, aanspraak kan en moet ma
ken.
Idealisme zowel als materialisme, libe
ralistisch kapitalisme, nationaal-socialis-
Me en communisme hebben hem, elk op
zijn wijze, onttroond, en zijn naar het
oneindige strevende natuur onderge
schikt gemaakt aan de stoffelijke en
dus vergankelijke waarden dezer we
reld.
Uit deze verkrachting van de hoog
ste zedelijke waarden groeide de bijna
algemene ontkerstening van de tegen
woordige mensheid.
Het geneesmiddel, dat de kwaal in de
Wortel aantast, moet de menselijke
Persoon in zijn oorspronkelijke waar
digheid herstellen. Onze redding ligt in
de terugkeer naar de zuivere, personalis
tische levensbeschouwing, welke, met
de eeuwigheidsbestemming van de mens
als uitgangspunt, alle lager liggende
waarden, staat en maatschappijvormen
niet uitgesloten, geen andere bestaans
grond toekent dan die van middel tot
innerlijke vervolmaking.
Sint Thomas noemde de menselijke
persoon het volmaaktste van de hele
natuur. Met recht! Want, waar al het
geschapene in de levenloze en levende,
magr redeloze natuur, ondanks zijn vol-
maaktheid-in-zich, niet uitkomt boven
het alleen-maar-individu-zijn d.i. een
volledige zelfstandigheid met een eigen
bestaan en natuurnoodzakelijk onver
anderlijk handelt naar ingeschapen doel
stelling of instincten, daar bezit de mens,
door zijn verstand en vrije wil, boven
dien nog de waardigheid van het
persoon zijn.
Als zodanig is alleen hij onder de
schepselen van deze aarde onbetwist
meester van eigen daden. Alleen hij
heeft door zijn verstand inzicht in de
onderlinge samenhang der dingen, in
het waarom van eigen handelen. Als
persoon is hij een subject van rechten
en plichten, die ver uitgaan boven de
orde der stoffelijke natuur. Zijn indivi
dualiteit, het deze-bepaalde-mens-zijn,
schenkt enkel maar onderscheidingsken
merken ten opzichte van zijn soortgeno
ten.
Aan zijn karakter, zijn persoonlijkheid,
aan datgene, wat hij door inspanning
Van verstand en wil bereikt, dankt hij
zijn werkelijke, menselijke waardigheid.
Zo staat in deze wereld de persoon
aan de spits van al het geschapene.
Deze superioriteit zou nochtans
niet voldoende gefundeerd zijn, als de
mens niet tevens door een onstoffelijk
en onvergankelijk levensbeginsel onein
dig hoog uitstak boven de materiële we
reld en haar goederen.
Zijn onsterfelijke ziel een noodza
kelijk postulaat voor verstand en wil
is dan ook de basis voor zijn waardig
heid en legt hem de plicht op alle aardse
Waarden te betrachten als onderge
schikt aan zijn eindbestemming.
Deze kan alleen maar God zijn! Na
tuurlijkerwijze streven verstand en wil
onweerstaanbaar naar de hoogste waar
de, het absolute, het ware, het goede, het
schone, dat n is en aan geen verande
ring onderhevig.
Zo leeft de mens in het middelpunt
Van de zedelijke orde. waarvan God, de
hoogste volmaaktheid, oorsprong en
einddoel is.
De opgang naar God is bijgevolg het
eerste doel van ons bestaan, wat wij in
de goddelijke Openbaring overduidelijk
bevestigd vinden door de leer van de
^erlossing, het Kindschap Gods en onze
Zaligmaking, die bedoeld zijn voor alle
Mensen zonder uitzondering.
Onze hele samenleving verkeert in
staat van zonde! Dat kan niet anders,
"aar God uit alle gebieden van het le
ven verdrongen is, is de maatschappij
Self het werktuig geworden, dat de in
dividuele mens tot slavernij brengt aan
Waarden van lagere, stoffelijke orde, die
jvUn aards zowel als zijn eeuwig geluk in
"e weg staan.
Dit moge de verantwoordelijkheid van
he enkeling tot op zekere hoogte ver
hinderen, de verkeerde oriëntering van
jre menshei d-a 1 s-g e h e e 1 blijft
mettemin een schuldig feit!
An de strijd om het naakte bestaan
?Woegt de mens uitsluitend om het geld.
niet verfoeilijke, kapitalistische stelsel
®eeft hem tot een willoze machine ge
degradeerd, tot een productiemiddel
°°r de hebzucht van anderen. Tijd en
A voor wat uitgaat boven de directe,
loffelijke behoeften ontbreken! Voor dit
nrniddellijke doel moeten alle hogere
aarden wijken. De arbeidersklasse
ooral snakt naar bevrijding van deze
1 r tftg' Haar verlangen naar rede-
J k e bestaansmogelijkheid is volkomen
gerechtvaardigd. De waardigheid van
menselijke persoon eist dat!
*rk Wereld te brengen tot algemene
on, nninS hiervan is daarom een van
fin? v°°rnaamste plichten. De verhef-
gin Van de een zoncie:r de vernieti-
dp g Van de ander is alléén mogelijk in
tep^ersonalistische leer van het Chris-
«erl?n5 °Precht en liefdevol meeleven,
reCh» onderlinge waardering, en
Brien, aardige behandeling onzer mede
tot pf°n behoren wij allen bij te dragen
riehtw'1 geleidelijke verbetering in deze
6- Het cultiveren der eigen per-
Maar reeds in 1910 werd dr. Stein
teruggeroepen naar Nederland om er
twintig jaar lang les te geven aan het
St. Ignatius-college te Amsterdam, tot hij
eindelijk in 1930 door de Heilige Stoel
belast werd met het onderzoek naar de
mogelijkheid van een filiaal van de Va
ticaanse sterrenwacht in Abessinië. De
Vaticaanse sterrenwacht, die toendertijd
nog op de Vaticaanse heuvel gevestigd
was in de gebouwen waar nu de
studio is van Radio Vaticana onder
vond de sterk storende invloed van de
nabijheid der grootstad. Op weg naar
Abessinië, vond dr. Stein echter in Port
Said een telegram van de kardinaal-
staatSsecretaris, dat hem naar Rome te
rugriep, aangezien de politieke omstan
digheden zich in ongunstige zin ontwik
kelden.
Vanaf de dood van pater Hagen S.J.
in 1930 is pater Stein directeur van de
specola Vaticana, welke functie hij
thans dus 21 jaar lang vervult. In die
tijd zijn de oude kijkers alle vervangen
door nieuwe Zeiss-kijkers en de Va
ticaanse sterrenwacht is de enige ge
weest, die in die jaren het haar toe
gewezen deel van de hemel in kaart
gebracht heeft en gecatalogiseerd. De
zestien andere sterrenwachten zijn al
le minder ver gevorderd, terwijl som
mige nog niet eens begonnen zijn.
De belangrijkste gebeurtenis is ech
ter de overbrenging geweest van het
Observatorium naar Castel Gandolfo,
die reeds aanstonds in het begin van
pater Steins directeurschap plaats
vond, toen de nieuwe sterrenwacht op
29 September 1930 plechtig werd inge
wijd in aanwezigheid van Paus Pius XI.
Terwijl pater Steins voorganger slechts
de beschikking had over een assistent,
heeft pater Stein er 7, onder wie twee
Duitsers, twee Oostenrijkers (een hun
ner, pater Gatterer, heeft een astro-
physisch laboratorium ingericht, dat als
het beste van de hele wereld geldt), een
Amerikaan, een Canadees en de Neder
landse pater De Kort, die evenals zijn
directeur in Leiden studeerde. Er is een
Nederlandse broeder Timmers en een
Braziliaanse kok. Dit hele gezelschap,
dat volkomen op zichzelf staat, leeft in
het Apostolische Paleis van Castel Gan
dolfo, waar de „nachtdienst" uiteraard
moet worden afgewisseld met het werk
overdag. Ondanks zijn hoge leeftijd nam
dr. Stein tot voor kort deel aan het
observeren 's nachts.
De belangrijkste publicaties in de
afgelopen eenentwintig jaar van het
Vaticaanse Observatorium zijn de 270
sterrenkaarten, waarop de Vaticaanse
sector van de hemel in kaart gebracht
is, de spectografische atlassen waar
onder de Atlas der Restlinie van Gat
terer en Junkes, pater Steins Atlas der
veranderlijke sterren, terwijl pater
Miller zijn onderzoek gericht heeft op
de streek van het sterrenbeeld de
Zwaan. Pater De Kort S.J. houdt zich
bezig met het theoretisch onderzoek.
De oorlog is aan het Observatorium
niet ongemerkt voorbijgegaan en op 18
Juli 1943 werd de koepel met zandzak
ken beschermd, de instrumenten werden
geblokkeerd en de meest kostbare on
derdelen overgebracht naar Vaticaanstad.
Er is een kogel door de koepel gescho
ten, die gelukkig geen enkel instrument
geraakt heeft. Op 16 Februari 1944 is
pater Stein met zijn staf naar Rome ge
vlucht, toen de situatie in Castel Gandol
fo te gevaarlijk werd. terwijl het Apos
tolische Paleis in Castel Gandolfo geheel
gevuld was met vluchtelingen, die onder
de extra-territorialiteit van de Heilige
Stoel bescherming hadden gezocht.
Pater Stein, die sinds 1936 lid is van
de Pauselijke academie van Wetenschap
pen, was oprichter van de Nederlandse
Astronomenclub, lid van het bestuur
voor Weer- en Sterrenkunde, waarvan
hij in 1930 erelid werd, hij was redacteur
van „Hemel en Dampkring". Hij is lid
van het Bataafse Genootschap voor
Proefondervindelijke Wijsbegeerte, lid
van de commissie voor de veranderlijke
sterren en van die voor de hemelkaart
van de internationale Astronomische
Unie. Hij nam deel aan de congressen
van Rome, Cambridge, Cambridge Mass.
en Parijs. Sinds enige weken is hij als
eerste niet-Italiaan verkozen tot be
stuurslid van de Societa Astronomica
Italiana en sinds 1948 is dr. Stein ook
correspondent van de Koninklijke Ne
derlandse Academie van Wetenschappen.
33. Ook na de ernstige woorden, waarmede Eric het gesprek is begonnen, komt
zijn rechtstreekse vraag naar Pum-Pum voor Olaf als een verrassing. Ietwat hulpe
loos ziet hij de koning aan en staart dan weer voor zich uit. Moeilijk zijn woorden
zoekend zegt hij op zachte toon:
Het is een oud geslacht, dat van Tyrfing, heer koning! Er is sinds eeuwen een
zwaard
Schichtig kijkt Olaf om zich heen en hij laat zijn stem dalen tot bijna een
gefluister
„Dat zwaard is ons ongeluk
Als om zijn gedachten te verzamelen strijkt de burchtheer met de hand over de
ogen, alvorens hij krachtiger voortgaat:
„Een vloek rust op het zwaard van Tyrfing. Grenzeloze macht is altijd ten deel
gevallen aan hem, die het voert, maar ookonafwendbaarde ondergang! Mijn
vaders vader trachtte daaraan een einde te maken. Hier, in deze burcht zelf,m
De- Noorman onderbreekt hem met een gebaar van gezag.
„Niet de legende van uw zwaard wens ik thans te horenheer Olaf. Wat is er
met Pum-Pum geschied? Wat hebt gij met hem gedaan
Wederom schijnt de burchtheer ten prooi aan een heftige gemoedsbeweging.
Grauwbleek wordt zijn gelaatkleine zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd. Hij
doet enige onzekere stappen, ziet Eric aan en wendt de ogen weer af. Voor de
vensternis blijft hij tenslotte staan, de handen in een krampachtige beweging op
de rug.
„Welnu?" dringt Eric aan.
De oude Olaf vermant zich. Zonder de koning aan te zien, zegt hij langzaam:
„Pum-Pum! Ik heb Ik hadIk moest hem wel op een eenzame plaat*
brengen
Naar aanleiding van de reactie vai.
Nederlandse officiële zijde in Den Haag
op de verklaring van de Indonesische
minister van Justitie inzake het verbod
van de Nederlandse Hoge Commissaris
in Indonesië aan Nederlandse rechters,
om de eed van trouw aan de republiek
Indonesië af te leggen heeft de Indone
sische minister van Justitie, mr. Wong-
scnegoro gezegd, dat sedert de aanvaar
ding van de overeenkomst der RTC, er
geen enkele wet is uitgevaardigd, vol
gens welke het ambt van rechter uit
sluitend kan worden bekleed door Indo
nesische staatsburgers.
Een eedsaflegging betekent niet een
aanvaarding van het Indonesische
staatsburgerschap. Er zijn Nederlandse
rechters die de eed hebben afgelegd en
er zijn er die bereid waren, het In
donesische staatsburgerschap te aan
vaarden.
Verder wordt in de verklaring van
Wongsonegoro gezegd dat de bezwaren,
die door het Nederlandse Hoge Com
missariaat zijn aangevoerd, een aanwij
zing vormen, dat betrokkenen uit den
aard der zaak niet kunnen optreden als
rechters, die voor 100 pet. trouw zijn
aan staat en regering.
Na bespreking in de ministerraad is
goedgevonden dat Nederlandse werkge
vers op beperkte schaal in de gelegen
heid zullen worden gesteld Duits en
Oostenrijks huispersoneel aan te ne
men. Vreemdelingendienst en arbeids-
bureaux moeten voor het aangaan van
ieder dienstverband toestemming ver
lenen. In het algemeen geldt, dat bui
tenlands personeel niet in Nederland
kan worden tewerk gesteld, indien
hierdoor Nederlandse arbeidsbelangen
zouden worden geschaad.
1rjT anneer u tijdens de Boekenweek tets koopt, denkt u dan eens aan Het
1/1/ Parelsnoer, een nieuwe katholieke romanreeks 1), waarin tot op heden
drie boeken zijn verschenen, drie parels gelijk. Om deze beeldspraak iets
diepzinniger te maken, moet ik naar voren brengen, dat de echte parel het resul
taat is van een soort infectie van de pareloester.
De Duitse litterator Heinz Risse, schrij
ver van „Duel boven de afgrond".
De „Atlantis" is met 940 man Ambo-
nese, militairen met tijdelijke K.L.-
status en families uit Indonesië naar
Nederland vertrokken. Aan boord be
vinden zich vele aanstaande moeders.
Reeds zijn twee babies geboren, terwijl
nog vijftig verwacht worden.
„De meeste instellingen van kunst in
Nederland verkeren momenteel in een
noodtoestand. Als symptoom hiervan
ziet men de letterkundige tijdschriften
het een na het ander verdwijnen, omdat
de exploitatiekosten boven de finan
ciële draagkracht der uitgevers uitgaan
en de nood onder de kunstenaars is zelfs
zo groot, dat wij ons afvragen of er niet
nog eens juist als in 1942, toen de
Duitsers de Kultuurkamer instelden
een dringend beroep op iedereen, vooral
op de uitgevers en boekhandelaren, ge
daan moet worden om de kunstenaars
daadwerkelijk te ondersteunen."
Het waren geen opgewekte woorden,
die mr. H. J. Reinink, secretaris-generaal
van O., K. en W., gisteravond in de fees
telijk versierde Stadsschouwburg sprak
ter gelegenheid van de zestiende Boe
kenweek in aanwezigheid van H. M.
Koningin Juliana, staatssecretaris mr. J.
Cals, Commissarissen van de Koningin
en verscheidene burgemeesters. Niet al
leen de literatuur, maar ook de andere
takken van kunst betrok de heer Rei
nink in zijn beschouwing, waarin hij
vooral wees op het ernstig gebrek aan
vertrouwen, dat iedere poging om tot
iets positiefs te komen ondermijnt. Hij
leverde in dit verband ook critiek op de
critiek, die genadeloos en vernietigend te
werk gaat. Zo zou Bruno Walter gewei
gerd hebben nogmaals naar Nederland
te komen in verband met de arrogante
toon, die de muziekcritici bij zijn optre
den destijds aangeslagen hebben.
Vele voorhoofden, der literatoren,
critici en kunstenaars, waren gefronst
toen het licht na de weinig opwek
kende geluiden van de heer Reinink
doofde, maar Wim Sonneveld's cabaret
bracht in één slag met zijn „Bloem
lezing in prachtband"-feestprogramma
weer zorgeloze gezichten. Hij gaf een
avond vol satire, humor en esprit,
waarbij de heren schrijvers niet ge
spaard werden. Wist u bijv., dat Moe
der de Gans de overgrootmoeder van
Jacques Gans is geweest, dat Andersen
momenteel op een wolkje zit met de
gebroeders Grimm en de schrijfster
van „Duizend en een Nacht". Maar het
wil niet erg best meer met de sprook
jes; het wilde ook niet zo erg best
met die sprookjeshemel op toneel,
maar dat geeft niet zo veel bij een
cabaret, want men valt dadelijk in het
volgend deel en het flodderig geflod-
der van vier showgirls uit 1920 (die
met ceintuurs om het middel), zettende
prachtige boekenreeksen abon
neert u zich in Januari, in November
bent u er nog niet van af heerlijk
in het zonnetje. Gysbreght, het
opgewekte begin van elk nieuw jaar
met reien, als probleem, dat nog nooit
opgelost is, werd er heerlijk tussen
door gehaald (honni soit qui mal v
pense)
Enfini Pierot is zijn poëtische dood
aan de lantaarn gestorven en de Noorse
trilogie heeft Annie Schmidt verruk
kelijk in haar hemd gezet. Bijna angst
aanjagend goed speelde en zong Hetty
Blok „De existentie" (uitstekende tekst
van Jan de Cler) samba heupwiegend
en grijpvingers in de lucht; met over
slaande stem en ongenadig scherp snier
de zij, dat type mens, dat meent nü de
wijsheid in pacht te hebben. Daar sloot
meesterlijk de crooners-imitatie van
Lia Dorana en Wim Ronneveld op aan.
In de pauze ontving Koningin Juliana
de artisten in de foyer. „Ik ben nooit in
de gelegenheid geweest echt Nederlands
cabaret te zien, dat is een van de be
zwaren van buiten wonen. Ik vond het
erg leuk uw gezelschap te zien", zei
H.M. lachend tot Wim Sonneveld.
Na het voortreffelijk cabaret, waar
aan wij vorige week Zaterdag reeds een
uitvoerige beschouwing wijdden, zwol-
len de trompetten der dansorkesten aan
en was de Schouwburg in één slag tot
feestzaal veranderd. De plechtige sfeer
van zwartgerokte heren en vlinderige
dames werd dadelijk doorbroken. De
schrijvers klopten de uitgevers op de
schouders en de uitgevers de boekver
kopers, de vetes schenen uitgevochten.
De „ge'kwelden" gingen lichtvoetig door
het leven; de humoristen zetten zware
gesprekken op, hangend over trapleu
ningen, men kon de kellners niet meer
van de gasten onderscheiden en de
gasten niet meer van de kellners, zo
voortreffelijk democratisch is onze
feestvermomming. Het daagde reeds in
Amsterdam, toen het feest verliep.
M.
Aan twee mariniers, die zich in de
Meidagen van 1940 bijzonder hebben
onderscheiden bij de strijd om het bezit
van de Maasbrug in Rotterdam, is het
„Bronzen Kruis" toegekend. De mari
nier eerste klasse G. Bosma, die bij
deze actjes sneuvelde, ontvangt de on
derscheiding posthuum. De marinier
eerste klasse E. C. Bernouw K. M. R.
zal, tezamen met een aantal andere ge
decoreerden, zijn onderscheiding 28 Fe
bruari te Amsterdam uit handen van
H. M. de Koningin ontvangep.
Duel boven de afgrond
Als uitgepareJd resultaat van een
infectieziekte kan men althans de
eerste roman van de reeks beschouwen:
,,Duel boven de afgrond", ge
schreven door de vijftigjarige Duitser
Heinz Risse, die zich met dit de
buut ineens op de voorgrond der be
langstelling plaatst. „Duel boven de af
grond" is een getuigenis, afgelegd kort
na de ineenstorting van het Derde Rijk.
Dit wil zeggen, dat al het défaitisme, al
de levensmoeheid en al de toekomst
loosheid van hetgeen eens de. Ueber-
mensch was, er omstandig in worden ge-
etaleerd. Veel van wat wij vorige week
schreven over „Neen, de wereld der
beklaagden", 'van die andere, 25 jaar
jongere Duitser Walter Jens, geldt ook
voor „Duel boven de afgrond". In ze
ker opzicht is het een toekomstroman,
omdat er een wereld in wordt verbeeld,
waarin een gewetensvol mens niet le
ven kan. Een gewetensvol mens; inder
daad, precies zoals Walter Sturm uit
„Neen!" een gewetensvol mens is. De
zulken moeten uitgeroeid worden, om
dat zij de toekomst der maatschappij
in de weg staan. Wat voor een toe
komst? Een, waarin de mensen onder
een regering van tyrannieke gerechts
dienaren zo bedrijvig zijn, dat ze geen
tijd meer hebben om over de zin van
hun leven na te denken.
Die toekomst is ten dele al werke
lijkheid geworden; Wij zijn ons bewust,
dat wij te snel lp ven en dat er dingen
in de wereld gebeuren, die nergens mee
te rijmen zijn.
De uiterst bedachtzame en gewetens
volle ik-figuur uit Risse's roman kan
het nieuwe levenstempo onmogelijk
bijhouden; bovendien is hij verbijsterd
door de onverschilligheid, waarmee de
wereld zich van gewetenskwesties af
maakt. Hij meet zich allengs een stoï
cijnse levenshouding aan en schept rich
een soort van zwevende uitkijkpost bo
ven de afgrond der wereld, van waar
uit hij het doen en laten der bedrijvige
mensheid gadeslaat. Niet alleen het
doen, maar ook en vooral het laten.
Want deze geheide moralist meent,
peinzend over goed en kwaad, „dat het
door en door kwade zijn oorsprong niet
heeft in de slechte daden, welke de
mens stelt, doch in de goede, welke hij
nalaat te stellen." Dat is de zonde van
het verzuim. Risse's ik-figuur interes
seert zich speciaal voor verzuimde le
venskansen. Hij heeft het ook over
„verzuimde culturen" (blz. 18 en 145)
en over „vele bloemen, die niet zijn
ontstaan en die wij alleen daarom niet
missen, omdat wij geen oog he.bben
voor de leegheid der plekken, waar
zij zouden hebben gestaan, indien zij er
waren geweest."
De nadruk, waarmee Risse telkens
weer aandacht vraagt voor de beteke
nis van niet gebeurde dingen, maakt de
lectuur van zijn roman moeilijk. „Wan
neer men leeft in een wereld als de
mijne," zegt hij, „wordt men gewaar,
dat de dingen welke gebeuren, slechts
van zeer geringe betekenis zijn in ver
houding tot de dingen, welke op de
achtergrond staan en er van afzien ge
bruik te maken van de mogelijkheid
om te. gebeuren."
Een dergelijke levensbeschouwer leeft
voortdurend in een absurde wereld; hij
moet er haast onvermijdelijk het slacht
offer van worden. Risse's ik-figuur
Uit het
Engels
vertaald door
DICK
OtTVVENDIJK
soonlijkheid is daarvoor de onmisbare
voorwaarde.
Het Epistel van morgen wijst ons de
weg: „Weest navolgers van God en leeft
in liefde, zoals ook Christus U heeft
liefgehad.... Geen onreine of hebzuch
tige bezit een erfdeel in het rijk van
God.. Zo iemand staat gelijk met een
afgodendienaar" (Ephes. 5. 1-9)
Het behoud van de hiërarchie der
waarden is het behoud der mensheid.
Nü méér dan ooit is haar lot afhankelijk
van haar morele krachtl
44)
Ze liepen hard de helling af, gingen
langs het kerkhof en betraden het Gast-
haus via de hoofdingang. Het café was
vol mensen en er hing veel rook; door
die rooksluier zag hij Francis bij het
buffet, waar Frau Amanshauser ach
ter stond.
„Wir heiraten!", riep Johann, met een
stem die al zijn vreugde verried. Ieder
een keek naar de twee bij de deur
de donkere, breedgeschouderde jonge
man in Lederhosen, en het slanke, kin
derlijk tere meisje in ski-kostuum, met
het vlaskleurige haar in vlechten om
het hoofd gewonden.
Zij kwamen verder de zaal in en gin
gen naar het buffet; Herr Amanshauser
dook uit een hoek te voorschijn en Frau
Amanshauser kwam achter het buffet
vandaan, mensen verdrongen zich om
hen heen en ze praatten allemaal tege
lijk; ieder wilde gelukwensen en een
toast uitbrengen. Frau Amanshauser en
Herr Amanshauser omhelsden Cathryn
en hoewel zij niet verstond wat ze zei
den, zag ze toch wel, dat het nieuws hen
verheugde.
Toen Francis haar eindelijk een ogen
blik alleen had, zei hij: „Is het je ernst,
Cathryn? Je kent elkander nog geen
vijf minuten".
„We hebben heel ons leven op elkan
der gewacht".
Hij lachte. „Natuurlijk. Volgens de
beste romantische traditie. Maar trou
wen is iets anders dan verliefd zijn, lie
verd. Je bent een Engels meisje van wat
men noemt goede familie en trouwt met
een onbekende Oostenrijkse bediende
uit een boekhandel, de zoon van een Ty-
roler herbergier! Je bent ook de beken
de jonge tempera-schilderes, miss Ca
thryn Sable, en dan word je Frau
Amanshauser.... bovendien, je spreekt
geen woord Duits".
Ze lachte. „Dat zal ik gauw genoeg
leren".
Zij draaide zich om, omdat iemand
haar een glas wijn in de hand drukte en
glimlachte naar Johann, die met vurige
blik naar haar stond te kijken. Hij stiet
zijn glas tegen het hare en bracht het
aan zijn lippen.
„Op de toekomst", zei hij.
„Op de toekomst", herhaalde zij en
keek toen Francis weer aan.
„Ik geloof er geen steek van", zei hij.
„Maar de hoop is er!"
Toen zij eindelijk naar haar kamer
kon ontsnappen, ontkleedde Cathryn
zich dadelijk, zij trok een nachtpon aan,
waste zich met koud water, ontbond
haar vlechten, gleed dan tussen de hel
dere, koele lakens en bleef roerloos en
geheel ontspannen liggen, met de armen
langs haar zijden. Zij bezat het vermo
gen om zich, wanneer zij vermoeid was,
geheel te kunnen ontspannen. Het was
alsof het begin van deze dag nog be
hoorde tot een ander leven; hadden zij
en Francis werkelijk ontbeten in We
nen, in dat kleine donkere hotel en had
den zij wérkelijk die kleine kater gehad.
een heel kleine kater! Waren zij
wérkelijk de trein in gestapt en hadden
zij die weer verlaten in Schultzburg,
een plaats in de bergen, vanwaar zij
twaalf mijl tot Drindel hadden gelopen?
Het leek allemaal zo ver weg en zo lang
geleden. Maar wat daarna gebeurd
was, was nabij en echt. De wandeling
naar de zomerhut, het gesprek daar, het
verbijsterende en plotseling heerlijke
besef van lief te hebben, daarna haar
belofte van te zullen trouwen. Zij zou
met Johann trouwen en in een kamer
gaan wonen boven een oud huis in
Salzburg en beneden hun vensters zou
den zij de rivier zien stromen. Zij zou
Frau Amanshauser worden. Zij had het
hem beloofd. Zij had aan Francis ge
zegd, dat zij hun hele leven reeds op
elkander hadden gewacht, en dat was
waar. Zij had op de toekomst gedron
ken, dat betekende: op haar toekomstig
leven met Johann en ze hadden daar al
lemaal op gedronken, maar het leek
nog niet echt. Voor Johann was het een
realiteit, voor haar nog niet. Wanneer
de sneeuw gaat vallenhet duurde
nog zo lang. Zij moest eerst met Fran
cis klimmen in de sneeuw. Daarvoor
was zij hier. En eens, maar dat duurde
nog zo langeens zou zij misschien
Frau Amanshauser wordenmaar
nu nog nietnog lang niet
Zij zonk weg in een diepe vacht
sneeuwlakens, koel als sneeuw
zij sliep.
Francis zei toen zij ontbeten: ..Geloof
je niet, dat het een beetje overijld van
je was om te beloven met Johann te
trouwen? Ik heb er de halve nacht over
liggen piekeren!"
Zij glimlachte. „Wij verlangen naar
elkaar", zei ze eenvoudig.
„Daar hoef je verdomme toch niet
voor te trouwen".
„Johann is goed katholiek, en dat hoop
ik ook te worden".
„Je zult kinderen krijgen en een
heleboel als je goed katholiek wordt.
Wat moet er dan van je schilderen te
recht komen?"
Zij roerde peinzend haar koffie. „Ik
heb al een boel schilderijen gemaakt,
waarom zou ik niet proberen creatief te
worden in andere zin en een boel kin
deren krijgen?"
„Je trouwt niet in je eigen wereld,
dat probeer ik je eigenlijk duidelijk te
maken. Ik ben niet behept met stands
vooroordelen God weet, dat er een
boel lui uit je eigen stand niet tot je
eigen wereld behoren".
Zij lachte. „Wat is dan mijn wereld.
Francis, lieverd?"
„Je weet heel goed, wat ik bedoel
schrijvers schilders
„Ik heb maar één schilderes goed ge
kend, Anna Kallinova en maar één
schrijver, Francis Sable".
Hij probeerde het op een andere ma
nier. „Als Johann nu een artist was.
„Hij is meer dan dat, voor mij ten
minste, hij is katholiek. Maar als het
je helpen kan er overheen te komen:
al is hij geen schrijver of schilder, hij
weet een boel van literatuur en schil
derkunst.... en hij houdt van me. En
ik houd van hem. Wil je nog koffie?"
Hij schoof haar zijn kop toe, die zij
vol schonk.
„Wat gaan we vandaag doen?" vroeg
zij.
wordt inderdaad het slachtoffer. De ma
terialistische wereld, die hij verloochent,
omdat zij gewetenloos is en omdat zij
geen God erkent die méér omvat dan
de grenzen der materie, die wereld is zo
besmettelijk ziek. dat zij de eenzame
stoïcijn in zijn uitkijkpost boven de af
grond infecteert. In een vlaag van ver
bijstering vermoordt hij zijn vrouw.
Thans zit hij in een cel, in afwachting
van zijn veroordeling door het wereldse
gerecht en schrijft zijn mémoires op
last van de gevangenispsychiater. En
wat is nu voor zijn geweten zijn zonde?
Niet zozeer de moord die hij beging, als
wel de liefde voor het mysterie van le
ven en dood, waarin hij tekort schoot.
Precies zoals de wereld dag in dag uit
tekort schiet
De fout van Louise Bazilaire
De wereld infecteert het geweten.
Daar komen ijlkoortsen van
Ook de tweede roman van Het Parel
snoer is een infectiegeval, met als re
sultaat een parel van verbeeldings
kunst. Deze roman, „De fout van
Louise Bazilaire" door Marcel Jouhan-
deau, werd uit het Frans vertaald.
De problematiek van goed en kwaad,
die bij Risse tot het uiterste wordt toe
gespitst, wordt bij Jouhandeau tot het
uiterste versoberd en veralgemeend. Of
om twee termen aan de schilderkunst
te ontlenen: Risse is een expressionist
met de felheid van Kandinsky; Jouhan
deau hoort bij de „abstracten" bij Mon
driaan, of beter nog bij Braque. In zijn
„abstracte" romankunst is alleen maar
plaats voor „het wezen der dingen", de
essentie. Jouhandeau's verhaal dient
slechts om die essentie zichtbaar te ma
ken. Het is allerminst een verhaal om
het verhaal. (De uitgever van Het Pa-
relsnoer stevent met de publicatie van
deze twee romans wel zeer idealistisch
af op de lezers van het betere genre!)
De essentie van „De fout van Louise
Bazilaire" schuilt in de volgende ge
dachte van de ten onrechte in opspraak
gebrachte vrouw:
„Het kwam haar voor, dat soms te
gen een mensenziel een algemene sa
menzwering tot stand komt, niemand
weet waarom, en dat, wat ze ook doet,
van het ogenblik af dat men haar een of
ander vergrijp heeft toegeschreven, zij
er noodzakelijkerwijze toe komt dat
vergrijp ook 'te begaan. En dat het op
die manier niet de fout zou zijn die de
slechte naam meebrengt. Zodat onze
faam ons voorgaat en ons onze daden
oplegt bij wijze van 'n soort betove
ring (blz. 113).
En nog essentiëler verstaat Louise
haar fout uit hetgeen zij een pater Je
zuïet eens op een preekstoel heeft ho
ren bewijzen, namelijk:
„(en zijn inleidend woord liet niet na
protest te verwekken bij z'n toehoor
ders) dat de misstap zonder opspraak
somtijds te verkiezen was boven de op
spraak zonder misstap, maar zo welge
kozen waren zijn voorbeelden, dat men
tenslotte het wei-gefundeerde had moe
ten erkennen van een stelling, die eerst
aanstoot gaf." (blz. 61).
Louise heeft geen misstap op haar ge
weten; niets daarvan. Zij leeft slechts
in opspraak. Het is ondoenlijk de sym
bolische inhoud van Jouhandeau's ro
man in 't kort weer te geven. In feite
komt het hier op neer, dat een consci
ëntieuze vrouw in een denkbeeldig
Frans provinciestadje geestelijk wordt
doodgemarteld door de kwaadsprekende
goegemeente. Waar is de infectiehaard
van het kwaad? Jouhandeau spreekt
zich er niet over uit. Hij „abstraheert";
spreekt hoogstens van een „beproe
ving". „Zolang de opspraak", aldus een
adviserend pastoor, „niet door de fout
gerechtvaardigd is, is zij een beproe
ving."
Maar dan toch een beproeving, die
aan de christenschare de spiegel voor
houdt van het lichtvaardig oordeel en
zijn gevolgen. Of concreet: het afgrijse
lijke kwaad. dat door roddelzucht
wordt gesticht
Tolstoj's „Kinderjaren"
En wat, na deze diepzinnige goed-en-
kwaad-romans. nog te zegggen over de
charmante „Kinderjaren" van de Rus
sische Graaf Leo Tolstoj, de derde ro
man van Het Parelsnoer. Een romanti
sche verkwikking uit het jaar 1852 na
al die zich opdringende tijdsproblema
tiek; een panorama van landelijk le
ven en prille liefde. Feit is, dat Het
Parelsnoer een trits romans heeft opge
leverd, die de volle aandacht nodig
hebben, en waard zijn.
NICO VERHOEVEN
N.a.v. Heinz Risse: Duel boven de
afgrond, vertaald door Dick Ouwen-
dijk; Marcel Jouhandeau: De fout van
Louise Bazilaire, vertaald door dr. N. G.
H. Deen; en L. N. Tolstoj: Kinderjaren,
vertaald en ingeleid door Aleida G.
Schot. Romanreeks Het Parelsnoer. Uitg.
Foreholte, Voorhout
I