Eiaicde noorman: -Het - kntfsiecie* Madonna-voorstelling uit 5de eeuw Een stekeli pleidooi voor naastenliefde!Mensen °p reis Laat heb ik II bemind V' Halfvasten Pelgrimage van verloofden naar St. Joseph van Smakt Werkers van B het elfde uur Randgemeenten van liet katholieke milieu Een tijdschrift voor contact tussen zienden en blinden SANATOGEN Critiek op H.C. in Djakarta Verborgen onder twee overschilderingen LITERAIRE KRONIEK door ETHEL MANNIN De Stem van Grave ZATERDAG 3 MAART 1951 PAGINA 3 Haal gezondheid in huis, Het Zenuwsterkende Voedsel S'icht Met Voorlichting onvoldoende, aldus prof. De Boer DE EERSTE SPINAZIE Ned. gezant in Cairo "T* Methode van Bruce Marshall Beminnelijke figuur oor wie waarlijk met de Kerk meeleeft in haar liturgie, heeft de vierde Zondag van de Vasten, •.Laetare" genoemd, een bijzonder diepe ®h troostrijke betekenis. Op die dag Unmers wordt de ingetogen vastenstem- "iing onderbroken door een feestelijk ëeluid, dat ons herinnert aan het ko mende, blijde Paasfeest, waarin wij de Voorafbeelding zien van de uiteindelijke triomf van Christus, de voorafbeelding ook van onze eigen eeuwige verrijzenis. Vroeger ging men te Rome in processie "aar de basiliek van het H. Kruis, die omivoudigweg Jeruzalem werd genoemd, om daar de Heilige Geheimen te vieren. Van oudsher immers was het aardse •mruzalem het zinnebeeld van het eeuwige en onvergankelijke Jeruzalem, oe hemel, die God beloofd heeft aan ®Uen, die Hem trouw dienen. Nu ziet Oe kerkelijke liturgie in ieder kerkge bouw het Jeruzalem, dat zij bezingt ais ae tastbare voorstelling van onze eeuwige bestemming, het hemelse Jeru zalem. Het is wel zonder meer begrijpelijk, dat de eigenlijke bedoeling van de Kerk met is een of ander kerkgebouw als zo- anig te bezingen als het Jeruzalem er eeuwigheid, maar wel de Kerk op ®arde, de vereniging van alle gelovigen onder het ene, zichtbare opperhoofd, e Paus), die waarneembaar wordt oorgesteld door het kerkgebouw. En juist het feit, dat wij tot de Kerk ®'i Christus behoren, dat wij door Gods uitverkiezing daartoe mogen behoren, s de reden voor de grote vreugde, die vandaag uit de liturgie tot ons spreekt. Wanneer wij dan ook de liturgische mksten van de vierde Zondag in de Advertentie een reserve aan gezondheid, waaruit gij putten kunt na dagen van inspan ning oi zorgen, om Uw vermoeide lichaam en zenuwgestel weer snel te versterken en te herstellen. jasten goed in ons hebben opgenomen, mm kan het niet anders, of wij voelen "ns sterk aangespoord tot diepe dank- aarheid jegens God, Die ons heeft uit- erkoren tot Zijn verloste kinderen. Het Epistel van de H. Mis is in dit sto uht zeer duidelijk. Vol van de diep- tm ,wondering over onze uitverkiezing t kinderen van God, over onze roe- jmg tot de bovennatuurlijke orde der jjT.ude, werkt Sint Paulus een verge- d uit tussen Agar en Sara, om ons vpdelijk te maken in welk een bevoor- echte positie wij door Gods goedheid 86Plaatst zijn. W Sn de beide zonen van Abraham erd de een geboren als kind van een 'avm. m gebondenheid aan de Joodse u Yan vrees, en als zodanig is hij een dn van aardse Jeruzalem, dat de Verlosser werd verworpen De Van!!. echter kwam ter wereld als kind L<m de vrije vrouw, en deze verbeeldt bovennatuurlijke Jeruzalem, de het |Wk. Wier leden, door de wet der' lief- ren aan Christus de vrijheid der ldnde- Vj Cods danken. In deze zin zijn de Vsn aT" der Kerk de ware kinderen lof? Vbraham- in wie de Goddelijke be ne haar vervulling gevonden heeft Vn 2°rg0ed zijn dezen door Christus be- Jcvi jan de onvo'maakte wet van het sla e.°m en van die der zonde. Agar, de awn, is de verstotene; Sara, de vrije dp°UuV' *s de moeder van de kinderen pT belofte. Op deze wijze rekent Sint auius af met het Jodendom, met het Ude Testament, en stelt daartegenover e onvergelijkelijk heerlijke werkelijk- ®'d van het Nieuwe Verbond, waarin tl allen door Gods genade in de ware VanVr- j Z-" Van w°ord kinderen ön tjod zijn. 2° gezien staat de liturgie van deze Zondag geheel in het teken van Or»o 1-5 vreugde over onze verlossing onderga jatschap van de Kerk is het Wust te daarvan. Ons dit goed be leer, die "rf*611 is de bedoeling van de inprenten H' Kerk ons vandaaS wil 'oveei zeer te betreuren, dat er nog becpf Sf" Zj,n' ,die geen of weinig hebben van het oneindig grote orrecht, dat dit lidmaatschap voor ons Sftekent. Men denkt te veel in mense- Uke begrippen. Dat ligt enigszins voor vP hand, vanwege de vergelijking met **mgmgen en organisaties op zuiver dp e'ijke grondslag. En juist hier ligt jj grote fout. Ons lidmaatschap van de Wa H&t op een totaal ander n- Het uitwendig zichtbare element lij,*? weliswaar de gedachte aan mense- verenigingsleven suggereren, het V p ,z e n echter van dit lidmaatschap is lkomen bovennatuurlijk, ill i?°r he'; doopsel zijn wij ingelijfd j/d Mystieke Lichaam van Christus, Var Herk is. Door de instorting de goddelijke en zedelijke deugden <iiu Christus in ons; de H. Drievul- q.Sheid woont in de harten van allen. 6 de staat van heiligmakende genade, k °f het Doopsel verworven, niet heb- i, n verloren. Deze ontzagwekkende O Hieffing van onze natuur schenkt ons o ?nige mogelijkheid het leven in alle .Pzichten tot iets waardevols en groots :e m„iaj_„ - maken, en tevens vinden wij in het Stip. enkracht van de genade het St Woord op elk probleem, dat ons be- jm hier op aarde mèt zich brengt. borri*1 voorwaarde is noodzakelijk ver- (W n aan. de verwerkelijking van D mogelijkheden: onze eigen volle en Vqp gde medewerking. Wij staan hier Hem d-e heilsorde van God-Zelf. Zonder ftioU? is geen zaligheid mogelijk. Voor '®mand! dat lerui' volgt dan ook onmiddellijk, onze bovennatuurlijke levenssi- *a£ hebben te zien als het enig nood- PfK u e, als het allervoornaamste, dat hier kan en moet bezighouden. h0„ Werkelijkheid zijn wij hoe langer verder afgedwaald van de juiste mg tegenover de zaken van God ba. °ns eeuwig heil. De aarde met al )i ar belangen heeft ons te stevig in (jaar greep dan dat wij ons geheel en al tJh-van los zouden kunnen maken. En kS ket los"staan van de aardse din- y0]' beslist nodig, willen wij aan ons le- öjfi sd°el beantwoorden. Niet dat wij de e<m dezer aarde zouden moeten ver- Snj.yhtzamen en verwaarlozen. Ze zijn San V00r ons een door God gewild en te bewezen middel om onze zaligheid bewerken. Maar wèl is het. onze ons innerlijk zozeer los te ma- •ten Sen X,an a"e gehechtheid aan deze din- Van' e on.s zou beletten de belangen q °ize ziel te behartigen. 'er p s genade en hulp staan ons steeds to t e®chikking. Wij behoeven maar toe Mot ij '11 en Cod helpt en sterkt ons. Ag 1*lverschilligheid voor deze godde- J Het i p Sraven wij ons eigen graf. yor A 'even is niet te benaderen zon- 1(>b ri. Het bewijs daarvan leveren al- ?toi]e°le, trachten het zonder Hem. te H oor w*e niet ziende blind is Mor p1® moderne samenleving, waarin Alk v,°d. g.een P]aats meer is, overdui- ''"Son hisco van alle menselijke po st u ?an- Alleen wie op God bouwt, ftohd sPreekwoord, bouwt op vaste K.reti .t ,de H. Kerk ons vandaag wil b s. luist, dat God niet Iemand is. sl.Menril - n °"S ,sta.at'..E)0?r de heilig- i M«.enri„ ue iiems- ®h. au®. genade leeft Hij in onze har hit. Altijd Al. sterkt Hij ons van binnen rt6n®"deS p maar meewerken met Zijn a ''eh r je ware vrijheid van de kin- X^miepfri de vrucht van een diep Christus1 o ystiek r hdmaatschap van r?h gpi^ mhaam is de voorwaarde voor p7hdat uhhig en menswaardig leven. l'Sorilp, al!,een dan ons leven op zijn (jike d°el is gericht. Omdat wij al- m p gei, jPhedig deelachtig worden aan Cpnten adeKaven, die door de H. Sacra- Waa?,®.,Ieden van Christus' Lichaam hjk levende leden maken. w' •hankASang van 1 Maart zijn schout- h»cht - J' B. Meijer en schout-bij- Lftliraai J' ^lst bevorderd tot vice Aan de rand van de Peel, even ter zijde van de weg Venray-Boxmeer, ligt het gehucht Smakt. Enkele zeer ver spreid liggende boerderijen en een klein barok-kapelletjedat reeds meer dan twee honderd vijftig jaar oud is. Dat is niet veel Maar in dat kapelletje staat een genadebeeldje van de H. Joseph. En dat is heel veel. Het beeldje is zo eenvoudig, bijna onbeholpen eenvoudig, maar toch sierlijk en over het gelaat van de goede Heilige ligt een trek van vaderlijke vriendelijkheid. We menen dat dit simpele werkje de heilige Joseph toch viel tot troost moet zijn op de smartelijke lijdensweg door de kerke lijke kunst", die deze Heilige wel ge doemd schijnt te moeten gaan. Het landelijke kapelletje en het serene beeldje zullen toch wel een beetje ver zachting brengen in het pijnlijke spits roede lopen dat hij ook nu nog moet ondergaan in allerlei ateliers, drukke rijen van almanakken en prentjes en kalenderf abrieken. Smakt is de oudste bedevaartplaats van de heilige Joseph in ons land. En ondanks dit heeft men tot nu toe alle tam-tam en alle uiterlijkheid die de devotie van zovele bedevaartplaatsen vernietigen, weten te weren. Men zen ook in de toekomst doen wat men kan om dit te voorkomen. Smakt moet een oord van gebed blijven. Het is ook de enige bedevaart plaats waar Sint Joseph bijzonder ver eerd wordt als de patroon van een goede levensstaat. Halfvasten is de traditionele dag waarop duizenden verloofden, niet alleen van de omlig gende plaatsen maar soms zelfs van zeer ver. „hun" heilige en patroon komen bezoeken en om waar geluk vragen in hun toekomstig leven Tot wie zouden ze in deze luidruchtige dagen ook beter kunnen gaan dan tot hem die zo stil wist te wachten op zijn Bruid en zo trouw waakte over het Kind en zijn Moeder? Maar temidden van de verloofden ziet men ook groepjes van jongens en meis jes die nog iets verder van hun levens ideaal verwijderd zijn. Het zijn de groep jes van hen die nog geen passende levensgezel of -gezellin gevonden heb ben. Ook zij komen deze dag naar Smakt. En gezien de hardnekkigheid 13e eeuw waarmee deze categorie elk jaar in groter getal terugkomt, en, wat nog meer zegt. dat het elk jaar andere pelgrims zijn die tot deze groepjes behoren, moet men toch wel gaan denken dat Sint Joseph nog al eens verhoring schenkt. A.s. Zondag zal de pelgrimstocht in zoverre iets bijzonders bieden dat op die dag het oude kapelletje na een maanden lange restauratie weer in gebruik zal worden genomen. De tijd en het oorlogs geweld hadden het niet ongemoeid ge laten. Met liefdevolle en degelijke vak kennis is het nu weer hersteld. En ter wijl de koude wind nog waait over de wijde vlakten van de Peel, speelt het zonnetje al over de dennenbossen van Noord-Limburg en ziet Sint Joseph glim lachend en vriendelijk neer op de velen die tot hem komen, niet om het ver maak of de ontspanning te zoeken die zo menige bedevaartplaats ontsiert, maar om in stil gebed huln en steun te zoeken bij deze eenvoudige heilige de patroon van de H. Kerk. van een genadenvolle dood en een goede levensstaat, hei voor beeld van eenvoud in een eeuw van ver watenheid. AMANDUS SMACKERS O.C.D. Prof. dr. J. de Boer, sinds Juli 1950 hoogleraar in de physiologie en phar macologic aan de Bandungse hoge school, thans benoemd tot seniorlector aan de faculteit van de pharmacologic en de therapeuthie aan de Witwater- s 'and Universiteit te Johannesburg, die niet de „Willem Ruys" uit Indonesië in ons land is teruggekeerd, heeft de voor lichting van het Nederlandse Hoge Com missariaat in Indonesië onvoldoende genoemd. Men krijgt bijv. nimmer te horen welke stappen het Hoge Commis sariaat onderneemt in verband met de voortdurende moorden en rampokpar- tijen. De Nederlanders in Indonesië hebben sterk het gevoel, dat er in dit opzicht eigenlijk niets wordt gedaan. Prof. De Boer had niet de indruk, dat men het de Nederlanders in ndonesië eigenlijk onmogelijk wil maken te werken of wil dwingen heen te gaan. Het zijn ech ter de omstandigheden, die vruchtbaar werken onmogelijk maken. Een groot probleem acht prof. De Boer de aan trekking van Nederlandse krachten naar Indonesië. De revolutie is in de geest van de Indonesiër z.i. nog niet voldoende tot bezinking gekomen, om nu reeds Nederlanders te adviseren in Indonesië een baan te ambiëren. De Lentemaand is nauwelijks begon nen of tuinder A. Mensing zorgde voor een primeur op de veilingen. Hij bracht gisteren aan veiling Kennemerland de eerste spinazie binnen. De prijs hervoor bedroeg 95 cent per kilogram. Naar het A.N.P. verneemt heeft de regering bewilliging aan de Egyptische regering gevraagd voor de benoeming tot Nederlands gezant te Cairo van mr. W. Cnoop Koopmans. die thans consul- generaal in New York is. I '39- Pum-Pumnog vol van de ontroering, die de onverwachte komst van de Noor man bij hem heeft teweeggebracht, kijkt beurtelings zijn meester en de burcht heer aan. „Ik nu toch met meester thuisrijden!" zegt hij met een grappige uitdrukking in de ogen. En op dezelfde manier Olaf aanziendeflapt hij er bij: „Gij slecht mij op te sluiten maar hij smakt met de lippen „gij goed voor de maag van Pum-Pum!" Triomfantelijk ziet hij de beide mannen aan, die hartelijk moeten lachen. Opgetogen volgt de dwerg de beide mannen naar buiten. Bij een kruising van gangen houdt de burchtheer de koning staande en zegt, terwijl hij hem recht in de ogen ziet: „Ik breng u nu naar het zwaard van Tyrfing!" De Noorman maakt geen tegenwerpingen. Hij begrijpt hoeveel moeite het Olaf kost om nu ook hem zijn geheim bekend te maken en hij heeft waardering voor de trouw, die uit deze daad spreekt. Deburchtheer blijft staan bij een muurgedeeltedat iets minder donker van kleur is en iets minder verweerd dan de omringende stenen. Het is klaarblijkelijk later gemetseld, toen het zwaard hier werd verborgen. Olaf knielt neer en wrikt aan de onderste steen aan de linkerkant. Het kost hem zichtbaar moeite, maar plotseling geeft de steen mee en doet tegelijk een deel van de muur terugschuiven, .zodat een smalle toegang zichtbaar wordt. Gespannen ziet Eric toe en Pum-Pum kan nauwelijks zijn verbazing bedwingen. En weer staat op de achtergrond, verborgen in de schaduw, dezelfde donkere ge stalte, een kwaadaardige fonkeling in de begerige ogen, die iedere beweging van Olaf scherp opnemen, ivie is die verspieder, die daar in zichzelf bedreigingen mom pelt en welke oogmerken heeft hij? Een jonge Romeinse professor in de kunstgeschiedenis, Pico Cellini, heeft in de kerk van Santa Maria Nova, vlak bij het oude Forum in Rome, een merkwaar dige ontdekking gedaan. Het zag er nog niet zo opzienbarend uit, toen hij aan de ach terzijde van een altaarstuk, dat de Ma donna met het kind voorstelde, de ver melding vond, dat het in 1805 gerestau reerd was. De restauratie bleek bestaan te hebben in een overschildering, die een oudere voorstelling bedekte. Cellini ver wijderde nauwkeurig het werk van de restaurateur en er kwam een Madonna- kop te voorschijn, die een Toscaans schil der in de dertiende eeuw vervaardigd had. Een nauwgezette studie bracht aan het licht, dat het dertiende-eeuwse werk op zijn beurt een nog oudere voorstel ling bedekte. Het dertiende-eeuwse werk was evenwel van die aard, dat Cellini er niet gemak kelijk toe kon besluiten het zonder meer te verwijderen, omdat de oudere voorstel ling misschien veel minder de moeite waard was. Het is hem per slot van rekening ge- lukt, de dertiende-eeuwse schildering zo te verwijderen, dat zij geheel intact bleef. Daaronder bleek toen een Madonna verbor gen, die in het begin van de vijfde eeuw geschilderd moet zijn. Het is een van de oudste voortbrengselen van christelijke kunst en vermoedelijk zelfs de oudste Ma- donna-voorstelling, die bekend is Om het hoofd van de Madonna vloeit een zacht geel, de kleur van de huid is met tederheid aangegeven, de levendige ogen hebben een mooie glans; het is een werk vol verheven poëzie, zoals in werken uit die tijd nauwelijks bekend is. r uce Marshall is een populair romanschrijver in de Engels sprekende landen. Niet op de manier, waarop Graham Greene populair is; daarvoor bestaan er te veel structuur- en niveauverschillen tussen deze tivee katho lieke auteurs. Maar in eerste aanleg hebben ze toch veel gemeenschappelijks. Beiden zijn er op uit om de goede zaak van het christendom te dienen door het vervaardigen van romans, waarin de waarde van ons geloof wordt getoetst aan de practijk van het moderne leven. Voor de ongelovigen en Greene zowel als Marshall zijn zo breed van visie, dat ze de oprechte ongelovigen zeker zo actief bereiken als de oprech te gelovigen schijnt de waarde van ons geloof, getoetst aan de practijk van het moderne leven vrijwel nihil te zijn. Van die schijn gaan deze romanschrij vers uit. Ze aanvaarden die schijn als heel begrijpelijk. Dat is hun overwicht op de lezersschare. Zij weten, dat een katholieke roman, die in een katholiek milieu speelt zonder ergens een blikse mend contact met de. buitenwereld te maken, alleen maar met genoegen ge lezen zal worden door mensen, die in zo'n veilig behoed katholiek milieu thuis zijn. Maar hun moderne aposto- laatsijver, gepaard aan een grandioos artistiek vakmanschap, drijft hen juist naar die buitenwereld toe en naar de randgebieden van het katholieke mi lieu; maar al die ongrijpbaren van het ontkerstende Westen, die als baby het doopwater nog hebben genoten, maar die met het versleten stukje roomse, traditie daf ze bij hun opvoeding cadeau kregen, in de practijk van het moderne leven weinig waardevols weten uit te richten. Zij richten zich tot de. teleur- geste.lden en tot de luchthartigen, tot 5e eeuw de patriotten zonder vaderland en tot de gelovigen zonder moederschoot, tot de verstandige mannequin en de ver standige busconducteur, tot alle slechte mensen van goede wil inclusief de klei ne grapjassen, die van het katholicisme alleen nog maar weten, dat he.t wel een plezierig geloof moet zijn met al die getolereerde pastoorsmoppen en zo, maar afgezien dan van de strenge in slag. En zij richten zich tot de millioenen in de wereldsteden, die wel iets voor he.t katholicisme zouden willen voelen, indien ze er maar iets van kondén be grijpen. En zij richten zich tot de mil lioenen fatsoenlijke mensen, die er wel iets van zouden begrijpen, indien ze iets van de zonden buiten het zesde gebod om begrepen; madr het begrip zonde is voor hen zoiets onfatsoenlijks, dat ze hun geweten maar als lucht beschouwen. En zij richten zich, dwalend door al die randgebieden van de. universele ka tholieke metropool, ook nog terloops maar dringend tot het gemoed der rechtzinnigen, die bereid zijn iets te voelen voor de klassie.ke stelling, dat niet slechts bidden werken is, maar dat ook werken bidden kan zijn. Bruce Marshall foranuleert deze stel ling in zijn roman „De werkers van het elfde uur" als volgt (blz. 73, 74): „Nog steeds met een vol glas cham pagne in zijn hand vertelde de abbé aan de mannequin 'Armelle. dat heiligheid niet onveranderlijk bereikt moest wor den door bidden. De abbé zei, dat dit eert van de grote genaden van God voor deze wereld was. Wielrijder of voetbal ler kon men slechts worden door te fietsen of door een voetbal te schoppen, maar men kon een heilige worden door alle mogelijke gewone dingen te doen op een heilige manier, zei abbé Gaston. 19e eeuw Uit het Engels vertaald door DICK OUWENDIJK 50) In het weifelende licht tussen nacht en dageraad leek de gletseher een be vroren zee, dacht Cathryn. Zij bleven staan en bonden het touw om hun mid del. De beide andere groepen waren reeds uit het gezicht verdwenen. Gedu rende een lange tijd was de gletseher een golvende, langzaam omhoog lopende rivier van ijs, grillig doorsneden met spleten. Je kwam slechts langzaam voor uit en omhoog, voorzichtig je weg zoe kend en nu en dan springend over een diepe spleet; het licht begon te groeien. De top was niet te zien. Je keek er ook niet naar. Je zag alleen maar de paar golvende meters van de gletseher. Je liep langzaam, voorzichtig, met gecon centreerde aandacht. Langzaam vooruit en omhoog. Eenmaal draaide Johann zijn hoofd naar haar om. „Gaat het?" Zij lachte hem toe. „Heerlijk." Zij gingen verder, met de ogen op de grond gericht. Af en toe bleef Johann staan om met zijn pickel de vastheid van de bodem te onderzoeken. Hier en daar moesten zij een omweg maken, soms moesten zij op hun voetstappen terugkeren, dan mompelde Johann: Es geht nicht. Ineens begon de gletseher steiler omhoog te gaan, de rotsen aan weerskanten werden torenhoge klippen. Zij bleven staan aan de voet van wat Cathryn een bevroren Niagara toeleek. Johann bekeek aandachtig de glet- scherval. De wanden van de rotsen wa ren glad en boden nergens houvast, zij waren niet te beklimmen. „Het is niet zo moeilijk als het lijkt", zei hij tot Cathryn. „Maar we zullen on ze klimijzers aan moeten doen." Zij bevestigden de stalen tanden aan hun schoenen en begonnen te klimmen. Omhoog langs pieken en torens en sé- racs, over met ijs bedekte bulten en rot sen, langs kantelen van ijs, toen een steil oplopend spiegelglad ijsveld, waarin zij treden moesten hakken, en eindelijk wa ren zij halverwege de gletscherval. Van daar was het niet meer mogelijk voor waarts te gaan, doch moesten zij klim men. De zon kwam op, het ijs begon verblindend te schitteren, zodat zij hun sneeuwbrillen moesten opzetten. Zij klommen, langzaam omhoog, met taaie volharding, en de tijd ging voorbij in een aaneenschakeling van zorgvuldig overwogen bewegingen, in het trage glijden van het touw, omlaag, omhoog. Ten laatste kwamen zij van het ijs op een bijna verticaal omhoog rijzende sneeuwwand met een ver uitstekende luifel. Zij konden de treden zien die hun voorgangers in de harde wand ge hakt hadden. „Kijk, ze hebben netjes een trap voor ons gemaakt!" riep Jo- Bruce Marshall. Men kon tot God's meerdere eer alle mogelijke dingen offeren in plaats van gebeden. Men kon aan God opdragen de diepte van een sloot die men gegra ven had, of de hoogte die men kon springen, of de manier waarop men een mooie jurk droeg, want als bidden wer ken was, dan was werken ook bidden. De grootste misdaad die de ontkerste ning tegen de mensheid had bedreven, was, dat het de mensheid had beroofd van een waardige beweegreden voor de arbeid, zei abbé Gaston." Bruce Marshall heeft met Graham Greene gemeen, dat hij graag verkeert onder rechtschapen zondaars. Voor Greene is het zondeprobleem een boeiend probleem, omdat het zo'n echt menselijk probleem is. Heiligen zijn om dezelfde reden interessant voor de ro manschrijver, maar zij zijn zoveel schaarser, en aangezien Greene en Marshall bij voorkeur over het type mensen schrijven, waarvóór zij schrij ven, schrijven zij meer over zondaars dan over heiligen; daarbij echter de neiging hebbende, die twee uitersten als elkaar sympathiek aantrekkende, machten binnen één mensenziel voor te stellen. Nogmaals, zij schrijven voor de rand gemeenten der Stad Gods. Zij schrij ven voor Parijs, Londen en Amsterdam; waar een gemixte bevolkingsmassa de fatsoenskleur bepaalt; waar men met goed fatsoen onverschillig staat tegen over de ziel en het lichaam van zijn naasten in de tram; waar men een zaam is op een vol caféterrasje in de voorjaarszon; waar men verdrietig kan zijn in een prettige flat als de radio 's nachts de stilte niet kan vullen; waar de uuredities der ochtend-, mid dag- en avondbladen het levenstempo voortjagen; waar het levenstempo de mensen voortjaagt; waar de mensen hun zielen voortjagen: natuurlijk, want men kan zich toch niet onder de voet laten lopen.- Zij voorzien in de behoeften van een mensenconglomeraat; niet in die van 'n schilderachtige dorpsgemeenschap. Tot hiej- toe zijn Greene en Marshall met elkander te vergelijken. Thans gaan hun wegen uit elkaar. Greene gaat nu speciaal op zoek naar die zielen in de randgemeenten, die zich werkelijk aan de rand van de afgrond bevinden en daar een zware morele crisis door maken. In haast iedere roman geeft hij ons een indringend psychologisch beeld van zo'n crisis. Marshall gaat anders te werk; minder indringend, oppervlakkiger, véél opper vlakkiger. Hij heeft in zijn eerste ro mans een eenvoudige priesterfiguur ge schapen, die onopvallend door de rand gemeenten ronddwaalt om her en der mensen op de been te hc.lpen. In „All glorious within" heet die priester Father Smith; in „Yellow Ta- pej-s for Paris" abbé Péhers. Zijn eerste roman heet „Father Malachy's Miracle" en zijn laatste, roman „Every Man a Penny", vertaald als „De werkers van het elfde uur" 1), gaat over de synthese van al die priesters; de Parijse abbé Gaston, die het nooit tot kardinaal, bis schop of pastoor bracht, maar die niet temin een ijverig werker was in de wijngaard des Heren. De titel „Every Man a Penny", allemaal een penny, een tientje of een bijbelse tienling, ont leende Marshal aan de parabel van de arbeiders in de wijngaard, die allemaal een gelijk loon ontvingen, of ze nu de hitte des daags hadden getrotseerd of te elfder ure waren komen aanzetten. <Pas heeft ook de Engelse romancière Elisabeth Bowen aan deze parabel een romantitel ontleend; The heat of the day, de hitte des daags.) Abbé Gaston, al is hij dan ook een ietwat vluchtige synthese van vroegere creaties, is een van die priesterfiguren uit de katholieke romankunst, van wie men gaat houden om nooit te vergeten; omdat ze hulpeloos in het leven staan en toch zo ontzaglijk veel hulp bieden. Omdat ze zo'n humor hebben. Omdat ze weten wat practisch christendom is: naastenliefde. Omdat ze die naasten liefde in de moderne wereld met mo derne argumenten in practijk brengen. En omdat ze zó van deze moderne, we reld zijn, dat ze zich voor hun bedaagde collega's een beetje schamen over die naastenliefde, omdat naastenliefde bui ten de pastorie om wel eens belachelijk kan lijken. En ze willen in deze moderne wereld niet belachelijker lijken dan ze. zo al zijn met hun toog aan tussen de heidenen van Parijs. Ze zijn zo hartver- overend, omdat ze net als abbé Gaston weten, dat „de werkelijke, echte loyali teit bestaat uit loyaliteit ten opzichte van alle mannen en vrouwen die er onder de zon leven. Dit zouden de men sen moeten begrijpen." Maar toch is het wel te begrijpen, dat veel lezers critiek zullen hebben op deze nieuwe roman van Marshall. Wat Marshall's stijl betreft: die is wel uitgesproken vlot, maar ook zo stereo tiep vlot, dat de grappigheidjes die er in verscholen liggen op den duur flauw worden. Een studentikoos aardigheidje pleegt hij tientallen keren te herhalen. Wat overigens die Marshall-humor betreft: hij is vaak tamelijk goedkoop, soms irritant en een enkele maal zelfs ongepast; bijv. in het hoofdstuk, waarin hij een congres van kardinalen en aarts bisschoppen in Amerika in een zwem bassin situeert. Op het Amsterdamse perron hadden wij de sjiek geklede heer al bedacht zaam heen en weer zien stappen. Nu zit hij tegenover ons in de trein naar Haarlem. Een andere heer komt binnen en zoekt een goed plaatsje. Zijn blik valt op onze buurman. Een beetje wreve lig buigt onze medereiziger zich naar het raam.. De imder, echt het type van een slager-in-burger, laat zich langzaam naast ons zakken zonder zijn ogen van zijn slachtoffer af te wenden. ..Heb ik soms iets van u aan?" vraagt het slachtoffer tenslotte. „Dat niet. maar ik herken u drom mels goed", antwoordt de slager. „U zit derin." „Inderdaad, in deze trein", zegt onze buurman effen. ..Ja. en die gaat naar Haarlem, en dat komt goed uit", vervolgt de slager. „Ik ga anders naar Den Haag." Zoooohooodaggie dat?" glimlacht de slager vuil. ..Man. wat moet je toch van me?" De sjieke wordt kwaad. ..Welja, dat heb nog praatjes ook. Nee. mooie meneer, nou zit je derin." „Wel sapristie ..En je komt er niet meer uit", zuigt de slager „Maar wie denkt u voor te hebben?" „Toe man", schatert de slager, „iemand met ogen in zijn hoofd ziet direct wie hier als heer vermomd te genover mij zit." ..Als heer verm De sjieke is stom van vernedering. „Ik begrijp alleen niet, dat u per trein rijdt, je neemt toch altijd een auto", gaat de slager verder. „Meneer, u gaat te ver. Ik verbied V „Hoor hem", hoonl de slager, „nop praatjes ook, die Manus, die linke Manus Oly." Voorts kan men moeilijk als een be zwaar voorbij zien, dat Marshall zijn beminnelijke 'hoofdfiguren flatteert ten koste van hun minder progressieve col lega's. Dat is niet mooi van Marshall. Dat is ook de reden, dat hij meer een succesvol dan een belangrijk kunstenaar is. Hij schrijft in deze laatste roman be slist iets te veel op zijn publiek. Als geheel is deze roman een tamelijk stekelig, maar leerstellig pleidooi voor naastenliefde, een vuurvast stuk ultra moderne apologetiek, geschreven door een blijmoedig christen (een bekeer ling), die zich geen modernist, maar wel een hervormer van onze rhetorica noemt. En zijn stekeligheden zijn nim mer boos bedoeld. Niettemin moeten wij hierbij aanteke nen, dat dit boek, zoals uit het voor gaande reeds ten dele moge zijn geble ken, niet bestemd is voor kinderen of in het algemeen voor mensen mot een niet voldoende onderscheidingsver mogen. NICO VERHOEVEN. 1) Bruce Marshall: De werkers van het elfde uur. Vert, door P. J. M. Boe- zemanDroog. Uitg. Het Spectrum, Utrecht ff ff Dezer dagen is het eerste nummer ver schenen van een nieuw tijdschrift: „De stem van Grave". Het blad wordt uit gegeven door de Bisschoppelijke Blin- dencommissie. Het stelt zich in de eerste plaats ten doel het wekken van belang- hann. Zij klommen omhoog; maar zelfs met de trap klaar duurde het een hele tijd voor zij boven waren en zij waren vlak onder de rand toen Cathryn, die niet uitgegleden was op het ijs, een trede miste en uitgleed. Een ogenblik pro beerde zij zich zenuwachtig vast te klemmen aan de gladde bevroren wand, toen had zij met de punt van een schoen een steunpunt gehakt in de sneeuw en kon zij zich aan het touw vastgrijpen om weer op verhaal te komen. Johann, die zijn pickel, waarom hij het touw gewonden had, vlak boven de rand had vastgedreven in de sneeuw, keek glim lachend op haar neer. „Daarvoor verlies je een punt", zei hij streng. „Het spijt me", zei ze. „Als ik maar niet word gedisqualificeerd". Zij beklom het laatste gedeelte en zette zich naast hem in de sneeuw. Het was de eerste maal, nadat zij de hut verlaten hadden, dat zij een ogen blik rust namen. Zij bleven slechts een paar minuten rusten. Zij waren omhoog geklommen in de wind. Zij bevonden zich nu op een smalle graat, die in een gebogen lijn omhoog ging naar de voet van de spits: aan de ene zijde viel de sneeuwwand steil naar de gletseher, aan de andere zijden steile rotswanden, die duizenden voeten omlaag vielen naar het dal. Wol ken vloeiden van de piek af omlaag naar het dal. De graat zelf was met ijs bedekt en verraderlijk, een dunne sneeuwlaag lag over het ijs. Zij gingen vooruit op handen en knieën; de wind trachtte hen van de graat te blazen en de wolken verblindden hen, maar zij gingen vooruit. Vooruit, zich in de ruimte in even wicht houdend op het scherp van een mes: het leek Cathryn of er nooit een einde aan kwam. Verschillende keren moesten zij stil houden, en zich met "tv'en. voeten en knieën aan de rots klemmen, niet in staat tegen de hevige wind vooruit te komen. Dan kropen ze weer voort, aan niets meer denkende, tot zij ten laatste een plateau onder de top bereikten. „De rest gaat hoe noem je dat? van een leien dakje". „Gelukkig", zei Cathryn. Zij dacht: „En dit is een berg, die gemakkelijker is dan de Drindelhorn. Dit „leien dakje" wilde voor een deel zeggen: een smalle ijsrand, met aan de ene zijde loodrecht stijgende rotswan den en de onmetelijke ruimte aan de andere zijde, het centimeter na centime ter beklimmen van een ijswand, waar de rand plotseling ophield, je vasthou den (naar Cathryn meende) met je na gels en je knieën, dan ineens weer op een kaal stuk rots het hoofd bieden aan een orkaan, je een weg zien te hak ken over een muur van bevroren sneeuw.... en als we dit alles achter de rug hebben, dacht zij plotseling, krij gen we het nog eens, maar in omgekeer de volgorde.... Zij ontmoetten de twee andere groe pen. die weer omlaag gingen. Zij hebben de graad nog voor hen, dacht Cathryn, en de sneeuwwand en de corniche, en de gletscherval en de gletseher.... maar ook de Hütte met de dampende potten Erbsensuppe en een houtvuur, en geen wind om tegen op te worstelen, en een kooi om plat in te kunnen liggen, helemaal plat.... Wordt vervolgd) stelling en kennis omtrent de blinden en voorlichting over datgene waartoe zij in staat zijn. Daarnaast wil men het volk duidelijk onder ogen brengen in welke nood het blindenwezen verkeert. In dit eerste nummer reeds kan de lezer kennis maken met het doen en laten in onze beide Katholieke Blinden instituten te Grave: De Wijnberg en St. Henricus. Hij kan er uit vernemen, dat in De Wijnberg ook de modernste mid- delc'n gebruikt worden om de blinde meisjes tot perfecte typistes op te leiden en van welk groot voordeel voor haar het gebruik van de Dimafon, een elec- tronisch dicteerapparaat is. Hij leest, dat de blinden, ondanks hun handicap met hart en ziel kunnen genieten van toneel en dat zij de ideale hoorspelluisteraars zijn. Mogelijk zien we uit hun midden nog eens een ideale hoorspelschrijver opstaan? In een gedegen artikel wordt nog eens de hele geschiedenis van hoop en teleur stelling in verband met het onderzoek van de Rijksblindencommissie verhaald. Duidelijk wordt daar nog eens gezegd, dat de helft der Nederlandse blinden in een noodtoestand verkeert, omdat hun inkomen beneden het bestaansminimum ligt, terwijl slechts tien procent van de vijf duizend blinden, die ons land telt, in eigen onderhoud kunnen voorzien. Opnieuw moet hier worden geconsta teerd, dat de Nederlandse regering haar blinden geen minimum inkomen ver schaft, geen hulp verleent aan de blin deninstituten en hun vakonderwijs niet subsidieert! Het voorontwerp voor de blindenwet is door minister Joekes afgewezen op grond van de financiële consequenties. Hoewel men nog altijd blijft hopen, dat de regering ook haar plicht ten aanzien van de blinden zal gaan begrijpen, zijn vooralsnog de Graafse instituten aange wezen op de naastenliefde. Een abonne ment op De stem van Grave zal een kleine bijdrage vormen voor het prach tige werk, dat daar wordt verricht en voor velen iets van het leven der blin den met zijn vreugde en leed openbaren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3