Eiaicde noorman: -Het - kntfsiecie*
Madonna-voorstelling uit 5de eeuw
Een stekeli
pleidooi voor naastenliefde!Mensen °p reis
Laat heb ik II
bemind
V'
Halfvasten
Pelgrimage van verloofden naar
St. Joseph van Smakt
Werkers van
B
het elfde uur
Randgemeenten van liet
katholieke milieu
Een tijdschrift voor contact
tussen zienden en blinden
SANATOGEN
Critiek op H.C. in
Djakarta
Verborgen onder twee overschilderingen
LITERAIRE KRONIEK
door ETHEL MANNIN
De Stem van Grave
ZATERDAG 3 MAART 1951
PAGINA 3
Haal gezondheid in huis,
Het Zenuwsterkende Voedsel
S'icht
Met
Voorlichting onvoldoende,
aldus prof. De Boer
DE EERSTE SPINAZIE
Ned. gezant in Cairo
"T*
Methode van Bruce
Marshall
Beminnelijke figuur
oor wie waarlijk met de Kerk
meeleeft in haar liturgie, heeft
de vierde Zondag van de Vasten,
•.Laetare" genoemd, een bijzonder diepe
®h troostrijke betekenis. Op die dag
Unmers wordt de ingetogen vastenstem-
"iing onderbroken door een feestelijk
ëeluid, dat ons herinnert aan het ko
mende, blijde Paasfeest, waarin wij de
Voorafbeelding zien van de uiteindelijke
triomf van Christus, de voorafbeelding
ook van onze eigen eeuwige verrijzenis.
Vroeger ging men te Rome in processie
"aar de basiliek van het H. Kruis, die
omivoudigweg Jeruzalem werd genoemd,
om daar de Heilige Geheimen te vieren.
Van oudsher immers was het aardse
•mruzalem het zinnebeeld van het
eeuwige en onvergankelijke Jeruzalem,
oe hemel, die God beloofd heeft aan
®Uen, die Hem trouw dienen. Nu ziet
Oe kerkelijke liturgie in ieder kerkge
bouw het Jeruzalem, dat zij bezingt ais
ae tastbare voorstelling van onze
eeuwige bestemming, het hemelse Jeru
zalem.
Het is wel zonder meer begrijpelijk,
dat de eigenlijke bedoeling van de Kerk
met is een of ander kerkgebouw als zo-
anig te bezingen als het Jeruzalem
er eeuwigheid, maar wel de Kerk op
®arde, de vereniging van alle gelovigen
onder het ene, zichtbare opperhoofd,
e Paus), die waarneembaar wordt
oorgesteld door het kerkgebouw.
En juist het feit, dat wij tot de Kerk
®'i Christus behoren, dat wij door Gods
uitverkiezing daartoe mogen behoren,
s de reden voor de grote vreugde, die
vandaag uit de liturgie tot ons spreekt.
Wanneer wij dan ook de liturgische
mksten van de vierde Zondag in de
Advertentie
een reserve aan gezondheid, waaruit
gij putten kunt na dagen van inspan
ning oi zorgen, om Uw vermoeide
lichaam en zenuwgestel weer snel te
versterken en te herstellen.
jasten goed in ons hebben opgenomen,
mm kan het niet anders, of wij voelen
"ns sterk aangespoord tot diepe dank-
aarheid jegens God, Die ons heeft uit-
erkoren tot Zijn verloste kinderen.
Het Epistel van de H. Mis is in dit
sto uht zeer duidelijk. Vol van de diep-
tm ,wondering over onze uitverkiezing
t kinderen van God, over onze roe-
jmg tot de bovennatuurlijke orde der
jjT.ude, werkt Sint Paulus een verge-
d uit tussen Agar en Sara, om ons
vpdelijk te maken in welk een bevoor-
echte positie wij door Gods goedheid
86Plaatst zijn.
W Sn de beide zonen van Abraham
erd de een geboren als kind van een
'avm. m gebondenheid aan de Joodse
u Yan vrees, en als zodanig is hij een
dn van aardse Jeruzalem, dat
de Verlosser werd verworpen De
Van!!. echter kwam ter wereld als kind
L<m de vrije vrouw, en deze verbeeldt
bovennatuurlijke Jeruzalem, de
het
|Wk. Wier leden, door de wet der' lief-
ren aan Christus de vrijheid der ldnde-
Vj Cods danken. In deze zin zijn de
Vsn aT" der Kerk de ware kinderen
lof? Vbraham- in wie de Goddelijke be
ne haar vervulling gevonden heeft
Vn 2°rg0ed zijn dezen door Christus be-
Jcvi jan de onvo'maakte wet van het
sla e.°m en van die der zonde. Agar, de
awn, is de verstotene; Sara, de vrije
dp°UuV' *s de moeder van de kinderen
pT belofte. Op deze wijze rekent Sint
auius af met het Jodendom, met het
Ude Testament, en stelt daartegenover
e onvergelijkelijk heerlijke werkelijk-
®'d van het Nieuwe Verbond, waarin
tl allen door Gods genade in de ware
VanVr- j Z-" Van w°ord kinderen
ön tjod zijn.
2° gezien staat de liturgie van deze
Zondag geheel in het teken van
Or»o 1-5 vreugde over onze verlossing
onderga jatschap van de Kerk is het
Wust te daarvan. Ons dit goed be
leer, die "rf*611 is de bedoeling van de
inprenten H' Kerk ons vandaaS wil
'oveei zeer te betreuren, dat er nog
becpf Sf" Zj,n' ,die geen of weinig
hebben van het oneindig grote
orrecht, dat dit lidmaatschap voor ons
Sftekent. Men denkt te veel in mense-
Uke begrippen. Dat ligt enigszins voor
vP hand, vanwege de vergelijking met
**mgmgen en organisaties op zuiver
dp e'ijke grondslag. En juist hier ligt
jj grote fout. Ons lidmaatschap van de
Wa H&t op een totaal ander
n- Het uitwendig zichtbare element
lij,*? weliswaar de gedachte aan mense-
verenigingsleven suggereren, het
V p ,z e n echter van dit lidmaatschap is
lkomen bovennatuurlijk,
ill i?°r he'; doopsel zijn wij ingelijfd
j/d Mystieke Lichaam van Christus,
Var Herk is. Door de instorting
de goddelijke en zedelijke deugden
<iiu Christus in ons; de H. Drievul-
q.Sheid woont in de harten van allen.
6 de staat van heiligmakende genade,
k °f het Doopsel verworven, niet heb-
i, n verloren. Deze ontzagwekkende
O Hieffing van onze natuur schenkt ons
o ?nige mogelijkheid het leven in alle
.Pzichten tot iets waardevols en groots
:e m„iaj_„ -
maken, en tevens vinden wij in het
Stip. enkracht van de genade het
St Woord op elk probleem, dat ons be-
jm hier op aarde mèt zich brengt.
borri*1 voorwaarde is noodzakelijk ver-
(W n aan. de verwerkelijking van
D mogelijkheden: onze eigen volle en
Vqp gde medewerking. Wij staan hier
Hem d-e heilsorde van God-Zelf. Zonder
ftioU? is geen zaligheid mogelijk. Voor
'®mand!
dat lerui' volgt dan ook onmiddellijk,
onze bovennatuurlijke levenssi-
*a£ hebben te zien als het enig nood-
PfK u e, als het allervoornaamste, dat
hier kan en moet bezighouden.
h0„ Werkelijkheid zijn wij hoe langer
verder afgedwaald van de juiste
mg tegenover de zaken van God
ba. °ns eeuwig heil. De aarde met al
)i ar belangen heeft ons te stevig in
(jaar greep dan dat wij ons geheel en al
tJh-van los zouden kunnen maken. En
kS ket los"staan van de aardse din-
y0]' beslist nodig, willen wij aan ons le-
öjfi sd°el beantwoorden. Niet dat wij de
e<m dezer aarde zouden moeten ver-
Snj.yhtzamen en verwaarlozen. Ze zijn
San V00r ons een door God gewild en
te bewezen middel om onze zaligheid
bewerken. Maar wèl is het. onze
ons innerlijk zozeer los te ma-
•ten
Sen X,an a"e gehechtheid aan deze din-
Van' e on.s zou beletten de belangen
q °ize ziel te behartigen.
'er p s genade en hulp staan ons steeds
to t e®chikking. Wij behoeven maar toe
Mot ij '11 en Cod helpt en sterkt ons.
Ag 1*lverschilligheid voor deze godde-
J Het i p Sraven wij ons eigen graf.
yor A 'even is niet te benaderen zon-
1(>b ri. Het bewijs daarvan leveren al-
?toi]e°le, trachten het zonder Hem. te
H oor w*e niet ziende blind is
Mor p1® moderne samenleving, waarin
Alk v,°d. g.een P]aats meer is, overdui-
''"Son hisco van alle menselijke po
st u ?an- Alleen wie op God bouwt,
ftohd sPreekwoord, bouwt op vaste
K.reti .t ,de H. Kerk ons vandaag wil
b s. luist, dat God niet Iemand is.
sl.Menril - n °"S ,sta.at'..E)0?r de heilig-
i M«.enri„ ue iiems-
®h. au®. genade leeft Hij in onze har
hit.
Altijd
Al.
sterkt Hij ons van binnen
rt6n®"deS p maar meewerken met Zijn
a ''eh r je ware vrijheid van de kin-
X^miepfri de vrucht van een diep
Christus1
o ystiek r hdmaatschap van
r?h gpi^ mhaam is de voorwaarde voor
p7hdat uhhig en menswaardig leven.
l'Sorilp, al!,een dan ons leven op zijn
(jike d°el is gericht. Omdat wij al-
m p gei, jPhedig deelachtig worden aan
Cpnten adeKaven, die door de H. Sacra-
Waa?,®.,Ieden van Christus' Lichaam
hjk levende leden maken.
w' •hankASang van 1 Maart zijn schout-
h»cht - J'
B. Meijer en schout-bij-
Lftliraai J' ^lst bevorderd tot vice
Aan de rand van de Peel, even ter
zijde van de weg Venray-Boxmeer, ligt
het gehucht Smakt. Enkele zeer ver
spreid liggende boerderijen en een klein
barok-kapelletjedat reeds meer dan
twee honderd vijftig jaar oud is. Dat is
niet veel Maar in dat kapelletje staat
een genadebeeldje van de H. Joseph.
En dat is heel veel. Het beeldje is zo
eenvoudig, bijna onbeholpen eenvoudig,
maar toch sierlijk en over het gelaat van
de goede Heilige ligt een trek van
vaderlijke vriendelijkheid. We menen
dat dit simpele werkje de heilige Joseph
toch viel tot troost moet zijn op de
smartelijke lijdensweg door de kerke
lijke kunst", die deze Heilige wel ge
doemd schijnt te moeten gaan. Het
landelijke kapelletje en het serene
beeldje zullen toch wel een beetje ver
zachting brengen in het pijnlijke spits
roede lopen dat hij ook nu nog moet
ondergaan in allerlei ateliers, drukke
rijen van almanakken en prentjes en
kalenderf abrieken.
Smakt is de oudste bedevaartplaats
van de heilige Joseph in ons land. En
ondanks dit heeft men tot nu toe alle
tam-tam en alle uiterlijkheid die de
devotie van zovele bedevaartplaatsen
vernietigen, weten te weren. Men zen
ook in de toekomst doen wat men kan
om dit te voorkomen. Smakt moet een
oord van gebed blijven.
Het is ook de enige bedevaart
plaats waar Sint Joseph bijzonder ver
eerd wordt als de patroon van een
goede levensstaat. Halfvasten is de
traditionele dag waarop duizenden
verloofden, niet alleen van de omlig
gende plaatsen maar soms zelfs van
zeer ver. „hun" heilige en patroon
komen bezoeken en om waar geluk
vragen in hun toekomstig leven Tot
wie zouden ze in deze luidruchtige
dagen ook beter kunnen gaan dan tot
hem die zo stil wist te wachten op
zijn Bruid en zo trouw waakte over
het Kind en zijn Moeder?
Maar temidden van de verloofden ziet
men ook groepjes van jongens en meis
jes die nog iets verder van hun levens
ideaal verwijderd zijn. Het zijn de groep
jes van hen die nog geen passende
levensgezel of -gezellin gevonden heb
ben. Ook zij komen deze dag naar
Smakt. En gezien de hardnekkigheid
13e eeuw
waarmee deze categorie elk jaar in
groter getal terugkomt, en, wat nog meer
zegt. dat het elk jaar andere pelgrims
zijn die tot deze groepjes behoren, moet
men toch wel gaan denken dat Sint
Joseph nog al eens verhoring schenkt.
A.s. Zondag zal de pelgrimstocht in
zoverre iets bijzonders bieden dat op die
dag het oude kapelletje na een maanden
lange restauratie weer in gebruik zal
worden genomen. De tijd en het oorlogs
geweld hadden het niet ongemoeid ge
laten. Met liefdevolle en degelijke vak
kennis is het nu weer hersteld. En ter
wijl de koude wind nog waait over de
wijde vlakten van de Peel, speelt het
zonnetje al over de dennenbossen van
Noord-Limburg en ziet Sint Joseph glim
lachend en vriendelijk neer op de velen
die tot hem komen, niet om het ver
maak of de ontspanning te zoeken die
zo menige bedevaartplaats ontsiert, maar
om in stil gebed huln en steun te zoeken
bij deze eenvoudige heilige de patroon
van de H. Kerk. van een genadenvolle
dood en een goede levensstaat, hei voor
beeld van eenvoud in een eeuw van ver
watenheid.
AMANDUS SMACKERS O.C.D.
Prof. dr. J. de Boer, sinds Juli 1950
hoogleraar in de physiologie en phar
macologic aan de Bandungse hoge
school, thans benoemd tot seniorlector
aan de faculteit van de pharmacologic
en de therapeuthie aan de Witwater-
s 'and Universiteit te Johannesburg, die
niet de „Willem Ruys" uit Indonesië in
ons land is teruggekeerd, heeft de voor
lichting van het Nederlandse Hoge Com
missariaat in Indonesië onvoldoende
genoemd. Men krijgt bijv. nimmer te
horen welke stappen het Hoge Commis
sariaat onderneemt in verband met de
voortdurende moorden en rampokpar-
tijen.
De Nederlanders in Indonesië hebben
sterk het gevoel, dat er in dit opzicht
eigenlijk niets wordt gedaan. Prof. De
Boer had niet de indruk, dat men het
de Nederlanders in ndonesië eigenlijk
onmogelijk wil maken te werken of
wil dwingen heen te gaan. Het zijn ech
ter de omstandigheden, die vruchtbaar
werken onmogelijk maken. Een groot
probleem acht prof. De Boer de aan
trekking van Nederlandse krachten
naar Indonesië. De revolutie is in de
geest van de Indonesiër z.i. nog niet
voldoende tot bezinking gekomen, om
nu reeds Nederlanders te adviseren in
Indonesië een baan te ambiëren.
De Lentemaand is nauwelijks begon
nen of tuinder A. Mensing zorgde voor
een primeur op de veilingen. Hij bracht
gisteren aan veiling Kennemerland de
eerste spinazie binnen. De prijs hervoor
bedroeg 95 cent per kilogram.
Naar het A.N.P. verneemt heeft de
regering bewilliging aan de Egyptische
regering gevraagd voor de benoeming
tot Nederlands gezant te Cairo van mr.
W. Cnoop Koopmans. die thans consul-
generaal in New York is.
I
'39- Pum-Pumnog vol van de ontroering, die de onverwachte komst van de Noor
man bij hem heeft teweeggebracht, kijkt beurtelings zijn meester en de burcht
heer aan.
„Ik nu toch met meester thuisrijden!" zegt hij met een grappige uitdrukking in
de ogen.
En op dezelfde manier Olaf aanziendeflapt hij er bij:
„Gij slecht mij op te sluiten maar hij smakt met de lippen „gij goed voor de
maag van Pum-Pum!"
Triomfantelijk ziet hij de beide mannen aan, die hartelijk moeten lachen.
Opgetogen volgt de dwerg de beide mannen naar buiten. Bij een kruising van
gangen houdt de burchtheer de koning staande en zegt, terwijl hij hem recht in
de ogen ziet: „Ik breng u nu naar het zwaard van Tyrfing!"
De Noorman maakt geen tegenwerpingen. Hij begrijpt hoeveel moeite het Olaf
kost om nu ook hem zijn geheim bekend te maken en hij heeft waardering voor de
trouw, die uit deze daad spreekt.
Deburchtheer blijft staan bij een muurgedeeltedat iets minder donker van
kleur is en iets minder verweerd dan de omringende stenen. Het is klaarblijkelijk
later gemetseld, toen het zwaard hier werd verborgen. Olaf knielt neer en wrikt
aan de onderste steen aan de linkerkant. Het kost hem zichtbaar moeite, maar
plotseling geeft de steen mee en doet tegelijk een deel van de muur terugschuiven,
.zodat een smalle toegang zichtbaar wordt. Gespannen ziet Eric toe en Pum-Pum
kan nauwelijks zijn verbazing bedwingen.
En weer staat op de achtergrond, verborgen in de schaduw, dezelfde donkere ge
stalte, een kwaadaardige fonkeling in de begerige ogen, die iedere beweging van
Olaf scherp opnemen, ivie is die verspieder, die daar in zichzelf bedreigingen mom
pelt en welke oogmerken heeft hij?
Een jonge Romeinse professor in de
kunstgeschiedenis, Pico Cellini, heeft in
de kerk van Santa Maria Nova, vlak bij
het oude Forum in Rome, een merkwaar
dige ontdekking gedaan. Het zag er nog niet
zo opzienbarend uit, toen hij aan de ach
terzijde van een altaarstuk, dat de Ma
donna met het kind voorstelde, de ver
melding vond, dat het in 1805 gerestau
reerd was. De restauratie bleek bestaan
te hebben in een overschildering, die een
oudere voorstelling bedekte. Cellini ver
wijderde nauwkeurig het werk van de
restaurateur en er kwam een Madonna-
kop te voorschijn, die een Toscaans schil
der in de dertiende eeuw vervaardigd
had. Een nauwgezette studie bracht aan
het licht, dat het dertiende-eeuwse werk
op zijn beurt een nog oudere voorstel
ling bedekte.
Het dertiende-eeuwse werk was evenwel
van die aard, dat Cellini er niet gemak
kelijk toe kon besluiten het zonder meer
te verwijderen, omdat de oudere voorstel
ling misschien veel minder de moeite waard
was. Het is hem per slot van rekening ge-
lukt, de dertiende-eeuwse schildering zo
te verwijderen, dat zij geheel intact bleef.
Daaronder bleek toen een Madonna verbor
gen, die in het begin van de vijfde eeuw
geschilderd moet zijn. Het is een van de
oudste voortbrengselen van christelijke
kunst en vermoedelijk zelfs de oudste Ma-
donna-voorstelling, die bekend is
Om het hoofd van de Madonna vloeit een
zacht geel, de kleur van de huid is met
tederheid aangegeven, de levendige ogen
hebben een mooie glans; het is een werk
vol verheven poëzie, zoals in werken uit
die tijd nauwelijks bekend is.
r uce Marshall is een populair romanschrijver in de Engels sprekende
landen. Niet op de manier, waarop Graham Greene populair is; daarvoor
bestaan er te veel structuur- en niveauverschillen tussen deze tivee katho
lieke auteurs. Maar in eerste aanleg hebben ze toch veel gemeenschappelijks.
Beiden zijn er op uit om de goede zaak van het christendom te dienen door het
vervaardigen van romans, waarin de waarde van ons geloof wordt getoetst aan
de practijk van het moderne leven.
Voor de ongelovigen en Greene
zowel als Marshall zijn zo breed van
visie, dat ze de oprechte ongelovigen
zeker zo actief bereiken als de oprech
te gelovigen schijnt de waarde van
ons geloof, getoetst aan de practijk van
het moderne leven vrijwel nihil te zijn.
Van die schijn gaan deze romanschrij
vers uit. Ze aanvaarden die schijn als
heel begrijpelijk. Dat is hun overwicht
op de lezersschare. Zij weten, dat een
katholieke roman, die in een katholiek
milieu speelt zonder ergens een blikse
mend contact met de. buitenwereld te
maken, alleen maar met genoegen ge
lezen zal worden door mensen, die in
zo'n veilig behoed katholiek milieu
thuis zijn. Maar hun moderne aposto-
laatsijver, gepaard aan een grandioos
artistiek vakmanschap, drijft hen juist
naar die buitenwereld toe en naar de
randgebieden van het katholieke mi
lieu; maar al die ongrijpbaren van het
ontkerstende Westen, die als baby het
doopwater nog hebben genoten, maar
die met het versleten stukje roomse,
traditie daf ze bij hun opvoeding cadeau
kregen, in de practijk van het moderne
leven weinig waardevols weten uit te
richten. Zij richten zich tot de. teleur-
geste.lden en tot de luchthartigen, tot
5e eeuw
de patriotten zonder vaderland en tot
de gelovigen zonder moederschoot, tot
de verstandige mannequin en de ver
standige busconducteur, tot alle slechte
mensen van goede wil inclusief de klei
ne grapjassen, die van het katholicisme
alleen nog maar weten, dat he.t wel een
plezierig geloof moet zijn met al die
getolereerde pastoorsmoppen en zo,
maar afgezien dan van de strenge in
slag.
En zij richten zich tot de millioenen
in de wereldsteden, die wel iets voor
he.t katholicisme zouden willen voelen,
indien ze er maar iets van kondén be
grijpen. En zij richten zich tot de mil
lioenen fatsoenlijke mensen, die er wel
iets van zouden begrijpen, indien ze iets
van de zonden buiten het zesde gebod
om begrepen; madr het begrip zonde is
voor hen zoiets onfatsoenlijks, dat ze
hun geweten maar als lucht beschouwen.
En zij richten zich, dwalend door al
die randgebieden van de. universele ka
tholieke metropool, ook nog terloops
maar dringend tot het gemoed der
rechtzinnigen, die bereid zijn iets te
voelen voor de klassie.ke stelling, dat
niet slechts bidden werken is, maar dat
ook werken bidden kan zijn.
Bruce Marshall foranuleert deze stel
ling in zijn roman „De werkers van het
elfde uur" als volgt (blz. 73, 74):
„Nog steeds met een vol glas cham
pagne in zijn hand vertelde de abbé aan
de mannequin 'Armelle. dat heiligheid
niet onveranderlijk bereikt moest wor
den door bidden. De abbé zei, dat dit
eert van de grote genaden van God voor
deze wereld was. Wielrijder of voetbal
ler kon men slechts worden door te
fietsen of door een voetbal te schoppen,
maar men kon een heilige worden door
alle mogelijke gewone dingen te doen
op een heilige manier, zei abbé Gaston.
19e eeuw
Uit het
Engels
vertaald door
DICK
OUWENDIJK
50)
In het weifelende licht tussen nacht
en dageraad leek de gletseher een be
vroren zee, dacht Cathryn. Zij bleven
staan en bonden het touw om hun mid
del. De beide andere groepen waren
reeds uit het gezicht verdwenen. Gedu
rende een lange tijd was de gletseher
een golvende, langzaam omhoog lopende
rivier van ijs, grillig doorsneden met
spleten. Je kwam slechts langzaam voor
uit en omhoog, voorzichtig je weg zoe
kend en nu en dan springend over een
diepe spleet; het licht begon te groeien.
De top was niet te zien. Je keek er ook
niet naar. Je zag alleen maar de paar
golvende meters van de gletseher. Je
liep langzaam, voorzichtig, met gecon
centreerde aandacht. Langzaam vooruit
en omhoog. Eenmaal draaide Johann
zijn hoofd naar haar om.
„Gaat het?"
Zij lachte hem toe. „Heerlijk."
Zij gingen verder, met de ogen op de
grond gericht. Af en toe bleef Johann
staan om met zijn pickel de vastheid
van de bodem te onderzoeken. Hier en
daar moesten zij een omweg maken,
soms moesten zij op hun voetstappen
terugkeren, dan mompelde Johann: Es
geht nicht. Ineens begon de gletseher
steiler omhoog te gaan, de rotsen aan
weerskanten werden torenhoge klippen.
Zij bleven staan aan de voet van wat
Cathryn een bevroren Niagara toeleek.
Johann bekeek aandachtig de glet-
scherval. De wanden van de rotsen wa
ren glad en boden nergens houvast, zij
waren niet te beklimmen.
„Het is niet zo moeilijk als het lijkt",
zei hij tot Cathryn. „Maar we zullen on
ze klimijzers aan moeten doen."
Zij bevestigden de stalen tanden aan
hun schoenen en begonnen te klimmen.
Omhoog langs pieken en torens en sé-
racs, over met ijs bedekte bulten en rot
sen, langs kantelen van ijs, toen een steil
oplopend spiegelglad ijsveld, waarin zij
treden moesten hakken, en eindelijk wa
ren zij halverwege de gletscherval. Van
daar was het niet meer mogelijk voor
waarts te gaan, doch moesten zij klim
men. De zon kwam op, het ijs begon
verblindend te schitteren, zodat zij hun
sneeuwbrillen moesten opzetten. Zij
klommen, langzaam omhoog, met taaie
volharding, en de tijd ging voorbij in
een aaneenschakeling van zorgvuldig
overwogen bewegingen, in het trage
glijden van het touw, omlaag, omhoog.
Ten laatste kwamen zij van het ijs op
een bijna verticaal omhoog rijzende
sneeuwwand met een ver uitstekende
luifel. Zij konden de treden zien die
hun voorgangers in de harde wand ge
hakt hadden. „Kijk, ze hebben netjes
een trap voor ons gemaakt!" riep Jo-
Bruce Marshall.
Men kon tot God's meerdere eer alle
mogelijke dingen offeren in plaats van
gebeden. Men kon aan God opdragen
de diepte van een sloot die men gegra
ven had, of de hoogte die men kon
springen, of de manier waarop men een
mooie jurk droeg, want als bidden wer
ken was, dan was werken ook bidden.
De grootste misdaad die de ontkerste
ning tegen de mensheid had bedreven,
was, dat het de mensheid had beroofd
van een waardige beweegreden voor de
arbeid, zei abbé Gaston."
Bruce Marshall heeft met Graham
Greene gemeen, dat hij graag verkeert
onder rechtschapen zondaars. Voor
Greene is het zondeprobleem een
boeiend probleem, omdat het zo'n echt
menselijk probleem is. Heiligen zijn om
dezelfde reden interessant voor de ro
manschrijver, maar zij zijn zoveel
schaarser, en aangezien Greene en
Marshall bij voorkeur over het type
mensen schrijven, waarvóór zij schrij
ven, schrijven zij meer over zondaars
dan over heiligen; daarbij echter de
neiging hebbende, die twee uitersten
als elkaar sympathiek aantrekkende,
machten binnen één mensenziel voor te
stellen.
Nogmaals, zij schrijven voor de rand
gemeenten der Stad Gods. Zij schrij
ven voor Parijs, Londen en Amsterdam;
waar een gemixte bevolkingsmassa de
fatsoenskleur bepaalt; waar men met
goed fatsoen onverschillig staat tegen
over de ziel en het lichaam van zijn
naasten in de tram; waar men een
zaam is op een vol caféterrasje in de
voorjaarszon; waar men verdrietig kan
zijn in een prettige flat als de radio
's nachts de stilte niet kan vullen;
waar de uuredities der ochtend-, mid
dag- en avondbladen het levenstempo
voortjagen; waar het levenstempo de
mensen voortjaagt; waar de mensen hun
zielen voortjagen: natuurlijk, want men
kan zich toch niet onder de voet laten
lopen.-
Zij voorzien in de behoeften van een
mensenconglomeraat; niet in die van
'n schilderachtige dorpsgemeenschap.
Tot hiej- toe zijn Greene en Marshall
met elkander te vergelijken. Thans
gaan hun wegen uit elkaar. Greene gaat
nu speciaal op zoek naar die zielen in
de randgemeenten, die zich werkelijk
aan de rand van de afgrond bevinden
en daar een zware morele crisis door
maken. In haast iedere roman geeft hij
ons een indringend psychologisch beeld
van zo'n crisis.
Marshall gaat anders te werk; minder
indringend, oppervlakkiger, véél opper
vlakkiger. Hij heeft in zijn eerste ro
mans een eenvoudige priesterfiguur ge
schapen, die onopvallend door de rand
gemeenten ronddwaalt om her en der
mensen op de been te hc.lpen.
In „All glorious within" heet die
priester Father Smith; in „Yellow Ta-
pej-s for Paris" abbé Péhers. Zijn eerste
roman heet „Father Malachy's Miracle"
en zijn laatste, roman „Every Man a
Penny", vertaald als „De werkers van
het elfde uur" 1), gaat over de synthese
van al die priesters; de Parijse abbé
Gaston, die het nooit tot kardinaal, bis
schop of pastoor bracht, maar die niet
temin een ijverig werker was in de
wijngaard des Heren. De titel „Every
Man a Penny", allemaal een penny,
een tientje of een bijbelse tienling, ont
leende Marshal aan de parabel van de
arbeiders in de wijngaard, die allemaal
een gelijk loon ontvingen, of ze nu de
hitte des daags hadden getrotseerd of
te elfder ure waren komen aanzetten.
<Pas heeft ook de Engelse romancière
Elisabeth Bowen aan deze parabel een
romantitel ontleend; The heat of the
day, de hitte des daags.)
Abbé Gaston, al is hij dan ook een
ietwat vluchtige synthese van vroegere
creaties, is een van die priesterfiguren
uit de katholieke romankunst, van wie
men gaat houden om nooit te vergeten;
omdat ze hulpeloos in het leven staan en
toch zo ontzaglijk veel hulp bieden.
Omdat ze zo'n humor hebben. Omdat ze
weten wat practisch christendom is:
naastenliefde. Omdat ze die naasten
liefde in de moderne wereld met mo
derne argumenten in practijk brengen.
En omdat ze zó van deze moderne, we
reld zijn, dat ze zich voor hun bedaagde
collega's een beetje schamen over die
naastenliefde, omdat naastenliefde bui
ten de pastorie om wel eens belachelijk
kan lijken. En ze willen in deze moderne
wereld niet belachelijker lijken dan ze.
zo al zijn met hun toog aan tussen de
heidenen van Parijs. Ze zijn zo hartver-
overend, omdat ze net als abbé Gaston
weten, dat „de werkelijke, echte loyali
teit bestaat uit loyaliteit ten opzichte
van alle mannen en vrouwen die er
onder de zon leven. Dit zouden de men
sen moeten begrijpen."
Maar toch is het wel te begrijpen, dat
veel lezers critiek zullen hebben op
deze nieuwe roman van Marshall.
Wat Marshall's stijl betreft: die is wel
uitgesproken vlot, maar ook zo stereo
tiep vlot, dat de grappigheidjes die er
in verscholen liggen op den duur flauw
worden. Een studentikoos aardigheidje
pleegt hij tientallen keren te herhalen.
Wat overigens die Marshall-humor
betreft: hij is vaak tamelijk goedkoop,
soms irritant en een enkele maal zelfs
ongepast; bijv. in het hoofdstuk, waarin
hij een congres van kardinalen en aarts
bisschoppen in Amerika in een zwem
bassin situeert.
Op het Amsterdamse perron hadden
wij de sjiek geklede heer al bedacht
zaam heen en weer zien stappen.
Nu zit hij tegenover ons in de trein
naar Haarlem.
Een andere heer komt binnen en
zoekt een goed plaatsje. Zijn blik valt
op onze buurman. Een beetje wreve
lig buigt onze medereiziger zich naar
het raam..
De imder, echt het type van een
slager-in-burger, laat zich langzaam
naast ons zakken zonder zijn ogen van
zijn slachtoffer af te wenden.
..Heb ik soms iets van u aan?" vraagt
het slachtoffer tenslotte.
„Dat niet. maar ik herken u drom
mels goed", antwoordt de slager. „U
zit derin."
„Inderdaad, in deze trein", zegt onze
buurman effen.
..Ja. en die gaat naar Haarlem, en
dat komt goed uit", vervolgt de slager.
„Ik ga anders naar Den Haag."
Zoooohooodaggie dat?" glimlacht
de slager vuil.
..Man. wat moet je toch van me?"
De sjieke wordt kwaad.
..Welja, dat heb nog praatjes ook.
Nee. mooie meneer, nou zit je derin."
„Wel sapristie
..En je komt er niet meer uit", zuigt
de slager
„Maar wie denkt u voor te hebben?"
„Toe man", schatert de slager,
„iemand met ogen in zijn hoofd ziet
direct wie hier als heer vermomd te
genover mij zit."
..Als heer verm
De sjieke is stom van vernedering.
„Ik begrijp alleen niet, dat u per
trein rijdt, je neemt toch altijd een
auto", gaat de slager verder.
„Meneer, u gaat te ver. Ik verbied
V
„Hoor hem", hoonl de slager, „nop
praatjes ook, die Manus, die linke
Manus Oly."
Voorts kan men moeilijk als een be
zwaar voorbij zien, dat Marshall zijn
beminnelijke 'hoofdfiguren flatteert ten
koste van hun minder progressieve col
lega's. Dat is niet mooi van Marshall.
Dat is ook de reden, dat hij meer een
succesvol dan een belangrijk kunstenaar
is. Hij schrijft in deze laatste roman be
slist iets te veel op zijn publiek.
Als geheel is deze roman een tamelijk
stekelig, maar leerstellig pleidooi voor
naastenliefde, een vuurvast stuk ultra
moderne apologetiek, geschreven door
een blijmoedig christen (een bekeer
ling), die zich geen modernist, maar
wel een hervormer van onze rhetorica
noemt. En zijn stekeligheden zijn nim
mer boos bedoeld.
Niettemin moeten wij hierbij aanteke
nen, dat dit boek, zoals uit het voor
gaande reeds ten dele moge zijn geble
ken, niet bestemd is voor kinderen of
in het algemeen voor mensen mot
een niet voldoende onderscheidingsver
mogen.
NICO VERHOEVEN.
1) Bruce Marshall: De werkers van
het elfde uur. Vert, door P. J. M. Boe-
zemanDroog. Uitg. Het Spectrum,
Utrecht
ff
ff
Dezer dagen is het eerste nummer ver
schenen van een nieuw tijdschrift: „De
stem van Grave". Het blad wordt uit
gegeven door de Bisschoppelijke Blin-
dencommissie. Het stelt zich in de eerste
plaats ten doel het wekken van belang-
hann.
Zij klommen omhoog; maar zelfs met
de trap klaar duurde het een hele tijd
voor zij boven waren en zij waren vlak
onder de rand toen Cathryn, die niet
uitgegleden was op het ijs, een trede
miste en uitgleed. Een ogenblik pro
beerde zij zich zenuwachtig vast te
klemmen aan de gladde bevroren wand,
toen had zij met de punt van een schoen
een steunpunt gehakt in de sneeuw en
kon zij zich aan het touw vastgrijpen
om weer op verhaal te komen. Johann,
die zijn pickel, waarom hij het touw
gewonden had, vlak boven de rand had
vastgedreven in de sneeuw, keek glim
lachend op haar neer.
„Daarvoor verlies je een punt", zei hij
streng.
„Het spijt me", zei ze. „Als ik maar
niet word gedisqualificeerd".
Zij beklom het laatste gedeelte en
zette zich naast hem in de sneeuw.
Het was de eerste maal, nadat zij de
hut verlaten hadden, dat zij een ogen
blik rust namen.
Zij bleven slechts een paar minuten
rusten. Zij waren omhoog geklommen
in de wind. Zij bevonden zich nu op een
smalle graat, die in een gebogen lijn
omhoog ging naar de voet van de spits:
aan de ene zijde viel de sneeuwwand
steil naar de gletseher, aan de andere
zijden steile rotswanden, die duizenden
voeten omlaag vielen naar het dal. Wol
ken vloeiden van de piek af omlaag
naar het dal. De graat zelf was met ijs
bedekt en verraderlijk, een dunne
sneeuwlaag lag over het ijs. Zij gingen
vooruit op handen en knieën; de wind
trachtte hen van de graat te blazen en
de wolken verblindden hen, maar zij
gingen vooruit.
Vooruit, zich in de ruimte in even
wicht houdend op het scherp van een
mes: het leek Cathryn of er nooit een
einde aan kwam. Verschillende keren
moesten zij stil houden, en zich met
"tv'en. voeten en knieën aan de rots
klemmen, niet in staat tegen de hevige
wind vooruit te komen. Dan kropen ze
weer voort, aan niets meer denkende,
tot zij ten laatste een plateau onder de
top bereikten.
„De rest gaat hoe noem je dat?
van een leien dakje".
„Gelukkig", zei Cathryn. Zij dacht:
„En dit is een berg, die gemakkelijker
is dan de Drindelhorn.
Dit „leien dakje" wilde voor een deel
zeggen: een smalle ijsrand, met aan de
ene zijde loodrecht stijgende rotswan
den en de onmetelijke ruimte aan de
andere zijde, het centimeter na centime
ter beklimmen van een ijswand, waar
de rand plotseling ophield, je vasthou
den (naar Cathryn meende) met je na
gels en je knieën, dan ineens weer op
een kaal stuk rots het hoofd bieden
aan een orkaan, je een weg zien te hak
ken over een muur van bevroren
sneeuw.... en als we dit alles achter
de rug hebben, dacht zij plotseling, krij
gen we het nog eens, maar in omgekeer
de volgorde....
Zij ontmoetten de twee andere groe
pen. die weer omlaag gingen.
Zij hebben de graad nog voor hen,
dacht Cathryn, en de sneeuwwand en
de corniche, en de gletscherval en de
gletseher.... maar ook de Hütte met
de dampende potten Erbsensuppe en
een houtvuur, en geen wind om tegen
op te worstelen, en een kooi om plat in
te kunnen liggen, helemaal plat....
Wordt vervolgd)
stelling en kennis omtrent de blinden en
voorlichting over datgene waartoe zij
in staat zijn. Daarnaast wil men het
volk duidelijk onder ogen brengen in
welke nood het blindenwezen verkeert.
In dit eerste nummer reeds kan de
lezer kennis maken met het doen en
laten in onze beide Katholieke Blinden
instituten te Grave: De Wijnberg en St.
Henricus. Hij kan er uit vernemen, dat
in De Wijnberg ook de modernste mid-
delc'n gebruikt worden om de blinde
meisjes tot perfecte typistes op te leiden
en van welk groot voordeel voor haar
het gebruik van de Dimafon, een elec-
tronisch dicteerapparaat is. Hij leest, dat
de blinden, ondanks hun handicap met
hart en ziel kunnen genieten van toneel
en dat zij de ideale hoorspelluisteraars
zijn. Mogelijk zien we uit hun midden
nog eens een ideale hoorspelschrijver
opstaan?
In een gedegen artikel wordt nog eens
de hele geschiedenis van hoop en teleur
stelling in verband met het onderzoek
van de Rijksblindencommissie verhaald.
Duidelijk wordt daar nog eens gezegd,
dat de helft der Nederlandse blinden in
een noodtoestand verkeert, omdat hun
inkomen beneden het bestaansminimum
ligt, terwijl slechts tien procent van de
vijf duizend blinden, die ons land telt,
in eigen onderhoud kunnen voorzien.
Opnieuw moet hier worden geconsta
teerd, dat de Nederlandse regering haar
blinden geen minimum inkomen ver
schaft, geen hulp verleent aan de blin
deninstituten en hun vakonderwijs niet
subsidieert!
Het voorontwerp voor de blindenwet
is door minister Joekes afgewezen op
grond van de financiële consequenties.
Hoewel men nog altijd blijft hopen, dat
de regering ook haar plicht ten aanzien
van de blinden zal gaan begrijpen, zijn
vooralsnog de Graafse instituten aange
wezen op de naastenliefde. Een abonne
ment op De stem van Grave zal een
kleine bijdrage vormen voor het prach
tige werk, dat daar wordt verricht en
voor velen iets van het leven der blin
den met zijn vreugde en leed openbaren.